Sorane merkt de twee agenten op een paar passen achter haar op. Snel springt ze de kamer in. De agent die ze neersloeg, slaagt erin haar been vast te grijpen, waardoor ze ten val komt. Als ze zich opricht kijkt ze recht in de ogen van de man. Automatisch richt ze haar wapen op hem. Geen van beiden zegt een woord. Ze kijken elkaar alleen maar aan, terwijl ze hun wapen op elkaar gericht houden. ‘Laat je wapen vallen, Sorane Nador. Ik zou je niet willen doden,’ fluistert hij dan. ‘Weet je wie ik ben, agent?’ ‘Ja, Nador. Ik was in de villa, waar je vader gedood werd. Mijn naam is Malon Garant.’ Sorane knikt. ‘Nu herinner het me. U was toen pas bevorderd en de nieuwe partner van die agente Erine Rand,’ glimlacht ze en laat haar wapen zakken. De agent staat op en geeft zijn gevangene een teken om hetzelfde te doen. Sorane laat haar wapen om haar vinger draaien en reikt het aan. De agent neemt het aan en roept: ‘Kom maar, het is veilig. Sorane is mijn gevangene.’ De andere twee komen de kamer binnen en staren verbaasd naar de beeldschone gevangene. ‘Waarom schoot je niet, toen je wapen op mij richtte, Sorane? Ik zag de dood in je ogen glinsteren,’ vraagt de agent, die ze eerder neersloeg. Even kijkt Sorane hem aan. ‘Ik merkte je kenteken juist op tijd op en dan herkende ik je ergens van. Anders was je nu dood geweest. Maar ik dood geen agenten, tenzij ik weet dat ze corrupt zijn.’ ‘Gelukkig maar, Sorane. Op het doden van een agent staat levenslang,’ zegt de vrouw. ‘Dat is mogelijk, agente. Maar dan zou je collega daar op de vloer liggen, met een gaatje tussen zijn ogen,’ zegt Sorane glimlachend, terwijl ze haar jasje uitrekt. Verbaasd kijken de agenten naar de roodharige vrouw, die spottend zegt: ‘Ik denk niet dat ik deze wapens mee in de cel mogen, Erine Rand, of heb ik het mis.’ Even kijkt de agente naar de binnenkant van de jas en neemt hem van Sorane over. ‘Nee, dat denk ik ook niet,’ zucht ze, terwijl haar collega’s Sorane de handboeien om doen. ‘Die Joe Mardon is gedood door twee capsules uit haar wapen.’ ‘Wie heeft je de opdracht gegeven?’ vraagt Malon. ‘Niemand. Hij verdiende de dood omdat hij samen met een aantal anderen verantwoordelijk was voor de dood van mijn stiefouders.’ ‘Ben je daar zeker van, Sorane?’ ‘Ja, agent Garant, Voor ik aan een opdracht begin, bereid ik mij altijd grondig voor. Deze maal heb ik het zelfs grondiger gedaan, want ik kan niet uitstaan dat ze ook kinderen neerschieten. Jov Mardon was de achtste op mijn lijst. Eéntje is nog over. Maar zijn of haar naam weet ik nog niet.’ Even kijkt Malon haar aan. ‘Voor jou is het voorbij Sorane. Ik vermoed dat je voor lange tijd de gevangenis indraait. Maar die laatste zullen wij wel vinden.’ ‘Ik hoop het maar. Want anders ga ik achter hem of haar aan, als ik vrijkom. Dat mag je gerust aannemen.’ Malon slikt, maar bewondert haar vastberadenheid. Alleen lijkt Sorane niet te beseffen, dat haar een levenslange straf wacht. Ze heeft te veel vooraanstaanden nadeel berokend. Zelfs als ze zich goed gedraagt, zal ze niet meer vrijkomen. ‘Spijtig van een mooie jonge vrouw als deze,’ denkt hij. Een van de twee anderen grijpt Sorane aan de bovenarm. Even glimlacht de roodharige en met een snelle beweging heeft ze haar boeien in haar rechterhand. Dan reikt ze de boeien aan, aan de man die haar vasthoudt. ‘Ik geef mijn woord dat ik niet zal proberen te ontsnappen.’ De agent kijkt haar verbaasd aan en kijkt even naar Malon. Die knikt en zegt: ‘Ga maar voor, Nador. Maar doe wat je gezegd hebt.’ ‘Maak je maar geen zorgen, agent. Ik breek mijn woord nooit.’ Agent Garant duwt Sorane in zijn zwever en stapt ook in. ‘Zit je goed, moordenares?’ Sorane antwoordt echter niet. Ze kijkt naar de agenten buiten die hun werk doen. Ze merkt niet dat de partner van Malon, Agente Erine Rand, ook in stapt. Dan verheft de zwever zich van de grond en wint al snel hoogte. Ze ziet ook enkele van Jov Mardons lijfwachten naar haar loeren. Maar ze durven niets ondernemen. Een paar dagen later, zeer vroeg in de morgen, opent Erine Rand haar celdeur. Sorane, die in de licht blauwe gevangenis kledij gekleed is, kijkt verbaasd op. ‘Toch niet verbaasd om mij te zien, Sorane? Ik werk hier ook weet je,’ zegt de agente en werpt een pakje kleren op het bed van de gevangene. ‘Verander maar snel van kleding, gevangene nummer 623.’ Sorane kijkt de agente even in de ogen en glimlacht, terwijl ze de sluiting van haar gevangenis overal losmaakt. Als ze de overal op het bed legt, slikt Erine even. Ze schrikt als ze de blik van de roodharige op zich gericht ziet. ‘Beval ik je soms, agente Rand?’ ‘Kleed je aan, gevangene 623 en snel of moet ik je een beetje helpen.’ Sorane grijnst even. ‘Dat kan ik zelf wel, Erine Rand,’ zegt ze, terwijl ze haar zwarte broek over haar slanke benen trekt. De agent volgt nauwgezet haar bewegingen, maar Sorane neemt haar hemd van het bed zonder iets te zeggen. Als ze het over haar blote schouders trekt, vraagt ze: ‘Dit zijn mijn kleren, agente. Waarom krijgt ik die terug?’ ‘Bevel van hogerhand, gevange…’ ‘Jaja. Dat weet ik al. Je kan me beter met mijn naam aanspreken, voor ik boos word.’ ‘Hou je maar in, Sorane. Of ik bezorg je een lesje, dat je niet vlug zal vergeten.’ ‘Wees gerust? Ik zal je geen pijn doen, Erine.’ Erine kijkt de roodharige met enige verbazing aan. ‘In het begin van mijn opleiding zond de Coördinator van Akron acht mannen die me een pak slaag moesten geven en me daarna doden. Zijn plan mislukte, want geen hen overleefde het,’ geeft Sorane als uitleg, terwijl haar jasje aantrekt. Dan grijpt Erine Sorane nogal ruw bij haar arm vast. Maar Sorane rukt zich los. ‘Mag het een beetje zachter, agente. Ik ga zo ook wel mee.’ ‘Jij verdient dat niet, Sorane. Jij bent een doodgewone moordenares. Zo iemand behandel ik niet met zachtheid.’ ‘Gelukkig voor jou ben ik een moordenares, Erine Rand. Anders was je hier niet.’ Erine kijkt de roodharige verbaasd aan. ‘Ik denk niet dat jij me de vorige keer begrepen hebt.’ ‘Vorige keer?’ ‘Ja, bij die aanslag in die steeg voor je appartement, waarbij je vorige partner het leven liet.’ ‘Heb je het over die bloemen, die je in het ziekenhuis gebracht hebt. Dat heb je mij bij onze vorige ontmoeting ook al gezegd en ook over de memory module die mij vrijpleitte. Voor dat laatste ben ik je zeer dankbaar, dat wel. Maar wat heeft dat te maken met jou verachtelijk beroep?’ ‘In zekere zin, agente. Toen ik in het ziekenhuis op bezoek kwam, wilde ik weten hoe het met je ging. Want toen ik in die steeg, dicht bij je appartement, naast je knielde zag je er niet al te best uit, in al dat bloed.’ Erine kijkt nadenkend naar Sorane. ‘De steeg? Sorane zal toch de steeg niet bedoelen, waar ik bijna de dood vond. Hoe weet ze daarvan?’ denkt Erine verbaasd. ‘Was jij daar? He… heb jij mij…. Was jij die vreemde vrouw die me hielp?’ Sorane zegt niets, maar knikt lichtjes. ‘Heb jij dat vreemde product gebruikt, die de dokter voor een raadsel stelde?’ Sorane neemt een andere spuitcapsule uit haar riemtasje en laat het aan Erine, die snel haar hand op haar wapen legde, zien. ‘Is dat, dat afdekmiddel dat je gebruikte toen ik neergeschoten was?’ ‘Ja, dat heb ik opnieuw laten ontwikkelen in het onderzoekingscentrum van Mogwan. En het werkte nog goed ook.’ ‘Dan moet ik je bedanken, want je was die dag de tweede die mijn leven redde.’ ‘De tweede?’ ‘Ja, iemand moet van de overzijde op de vier agenten geschoten hebben, die mij wilden ombrengen. Vermoedelijk hadden ze iets in de ogen van baas verkeert gedaan.’ ‘U snapt het nog steeds niet, Erine Rand. Die vier waren niet het doelwit, maar jij. Ik was daar om jou te doden, agente, omdat ik nog steeds ervan overtuigd was, dat jij Verin gedood had, toen hij je verraste. Ik zag u als zijn moordenares aan.’ ‘Ik snap niet waar je heen wilt, Sorane.’ ‘Die steeg geeft uit op uw flat, agente. Ik bevond mij op het dak aan de overzijde van de steeg. Toen je er voorbij wilde gaan, was mijn wapen recht op je hoofd gericht. Een druk op de trekker en je zou dood geweest zijn.’ Erine kijkt haar gevangene ontsteld aan. ‘Waarom deed je het niet?’ ‘Omdat ik nog steeds twijfelde of jij Verin had vermoord. Maar toen bleef je plots staan en de steeg inkeek. Half in het donker stond een man die zijn wapen op jou gericht hielt. Dan doken er nog drie anderen op, ik herkende de drie mannen en de vrouw. Zij waren agenten. Drie van hen had ik al geld zien aannemen van misdadigers. Ze waren door en door corrupt.’ ‘Dus of jij mij dode of zij. Je wraak zou bevredigd zijn.’ ‘Nee, Erine. U bent de oorzaak dat er iets in mij veranderde. Ik kon hun worden horen door de richtmicrofoon. Daardoor besefte ik dat ze je wilden doden, omdat jij je niet wilde laten omkopen.’ ‘En dan. Dat maakte toch niet veel uit voor jou.’ ‘Nee, maar jij bleef eerlijk, die vier anderen echter niet. Een agente die eerlijk blijft, kan geen moordenares zijn. En ik richtte mijn wapen op de man in de steeg. Hij was de eerste die ik die dag dode.’ Erine kijkt Sorane ontsteld aan. ‘Dus het was Sorane die, die dag, haar leven redde. En dan ook nog tweemaal.’ Ze kijkt de roodharige alleen maar aan, terwijl haar gedachten een chaos vormen. ‘Ik was toen aan het afdwalen van mijn pad om alleen mensen die het verdienden te doden. Jij bent er de oorzaak van dat ik gesterkt werd in mijn oude voornemen. Alleen nog opdrachten aan te nemen als het doelwit het verdiende. Het was misschien verkeerd, maar het was mijn gedachtekronkel om het recht te dienen. Het geld dat ik verdiende was echter niet voor mij bestemd, maar ik gebruikte het om mensen te helpen die hulp nodig hebben.’ Erine kijkt de roodharige ontsteld aan. ‘Dus jij hebt dus niet alleen mijn leven gered, maar ook nog mijn carrière. Maar waarom?’ ‘Laat ons erover zwijgen, agente. Ik deed wat ik dacht te moeten doen. Dus u bent me geen dank verschuldigd.’ De agente slikt en schud even met haar hoofd. ‘Dat durf ik te betwijfelen, Sorane. Deze schuld zal ik nooit kunnen inlossen.’ Sorane glimlacht. ‘Ga naar Mogwan en vraagt naar Sorane Cobanon, Zij zullen je vragen beantwoorden. Of nog beter, praat met mijn stiefbroer en zus, Jenan en Reysa.’ ‘Sorane Cobanon, voor mij blijf je echter Sorane Nador. Zelfs al weet ik niet goed of ik je nu moet bedanken of weer in de cel stoppen.’ ‘U kwam mij halen om me ergens naar toe te brengen, dus ik denk dat u dat beter kan doen. Anders zou je weleens zonder job komen te staan.’ ‘Je hebt gelijk, Sorane. De commandante verwacht je. Zij wil je een voorstel doen.’ ‘Laat haar maar niet langer meer wachten. En vergeet niet te doen wat ik zei. Ga er eens een paar dagen tussen uit naar Mogwan’ ‘Misschien doe ik dat weleens, maar nu. Ik weet niet goed hoe je te behandelen. Als een vriendin of een gevangene.’ ‘Doe wat je moet doen, agente.’ ‘En toch zou willen weten waar dat geld gebleven is dat je gestolen hebt tijdens je opdrachten. Ik denk dat je nu al als een rijke vrouw zou kunnen leven. Maar ik vraag me wel af waarom je het niet doet.’ ‘Je moest eens weten, hoeveel dat geld opgebracht heeft, agente. Maar ik hou maar een klein deel voor mij.’ ‘En het grootste deel staat ergens op een bank, waar het interesten opbrengt.’ ‘Zoals ik al zei, ga naar Mogwan vraag naar Sorane Cobanon. Onder die naam ben ik daar zeer bekend.’ ‘Als misdaadleidster of zo zeker.’ ‘Vraag naar mijnheer Jaron in de bank. Hij kan je helpen om je vraag te beantwoorden.’ ‘Een medeplichtige in de bank dus. Hoeveel betaal je hem?’ ‘Niets, Erine Rand. Hij help mij vrijwillig.’ ‘Dat zal ik wel uitzoeken, Sorane,’ zegt de agente en geeft dan een teken met haar hand. Sorane knikt even en gaat als eerste naar de deur die toegang geeft tot de bureaus. ‘Al heb jij toen mijn leven gered, Ik ben nog steeds Agent Rand voor u, Sorane. Volg de gang en sla dan rechtsaf,’ zegt Erine hees. Sorane trekt haar schouders op en glimlacht. ‘Zoals je wilt, Agent Rand. Ik ben benieuwd wat ze van mij wil.’ Een paar minuten later stappen beide zo verschillende vrouwen het kantoor van de commandante binnen. ‘Laat ons, agent Rand.’ Erine kijkt even naar Sorane. ‘Maar als ze iets probeert.’ ‘Daar is ze te verstandig voor, Erine. Ik red me wel.’ Als Erine de deur achter zich gesloten heeft kijkt de commandante de roodharige aandachtig aan en zegt dan: ‘Ik ben Imka Vigon, commandante van dit district. Ik heb een voorstel voor u, Nador.’ ‘Een voorstel?’ ‘Als je het aanneemt, dan krijg je kwijtschelding van straf.’ ‘En als ik het niet doe.’ ‘Dat weet ik niet, Nador. Maar ik denk zoiets als 10 tot 20 jaar of misschien levenslang als ik de geruchten mag geloven.’ Even kijkt Sorane haar nadenkend aan. ‘Mijn naam is niet, Nador. Mijn echte ouders heten Cobanon. Ik heb sinds kort besloten om mijn leven als Sorane Nador achter te mij gelaten. Ik noem mij nu Sorane Cobanon, naar de familienaam van mijn echte moeder. Dat is bij de amazones een gebruik.’ ‘Maar jij bent geen amazone, Sorane.’ ‘Niet van opvoeding, Commandante. Maar wel van afkomst.’ ‘Ook goed, Sorane Na… Cobanon. Maar je denkt toch niet dat je, je verleden snel kunt afwerpen, om dan met een andere naam opnieuw te beginnen.’ ‘Nee, commandante, dat denk ik niet. Maar Sorane Nador herinnert mij te veel aan mijn vroeger leven.’ ‘We zien wel, Sorane. Je moet eerst nog bewijzen dat je een nieuwe kans waart bent. Ik hoop alleen dat je geen vals paspoort hebt op je nieuwe naam.’ ‘Nee, Commandante. Dit paspoort met mijn echte naam, heb ik al zeer lang. Hij is in Mogwan geregistreerd. Als u wil kan je dat wel laten controleren denk ik.’ ‘Zal ik doen, Sorane. Daar kan je van verzekerd zijn.’ ‘Agente Rand heeft zichzelf al met die taak belast, commandante. Ze wil weten waarvoor mijn buit gebruikt wordt.’ ‘Ach zo. Dan zal ik haar onderzoek officieel maken. Want agenten verdienen niet zoveel als jij.’ Sorane glimlacht. ‘Ik hoop dat je stoel stevig genoeg is, als u haar rapport inkijkt.’ De commandante kijkt haar verbaasd aan. ‘Die stoel is stevig genoeg om alle dossiers die we over jou misdaden hebben te dragen. Dus hij zal mij nog lang kunnen dragen.’ Sorane glimlacht en zegt: ‘In orde, laat maar horen, Commandante. Misschien vind ik het een uitdaging.’ ‘Een uitdaging. Ja, ik denk dat je het zo kunt noemen. Al verschillende jaren is Aqunok in het misdaad milieu actief. Zijn echte naam kent niemand, maar hij wordt steeds belangrijker. Op dit moment is hij een van de drie machtigste misdaadheren in de stad. Hij laat zijn tegenstanders genadeloos afmaken.’ ‘Moet ik hem neer knallen? Dat is geen enkel probleem.’ ‘Nee, Sorane. Dat mag niet gebeuren. Hij moet als voorbeeld dienen voor de anderen. Wij willen dat jij bewijzen tegen hem verzameld. Want volgens mijn inlichtingen is hij iets groots van plan. Er wordt ook soms over een geheimzinnige vrouw gesproken die hem steunt. Als van iets meer zou kunnen ontdekken zou dat mooi meegenomen zijn.’ ‘Bewijzen, Commandante. Denken jullie echt dat hij daardoor in de gevangenis beland? Hij koopt de rechters gewoon om.’ ‘De rechter die mij steunt is niet omkoopbaar. Maar eerst de bewijzen, daarna zien we wel,’ zegt de commandante. ‘In orde. Ik doe het, want die geheimzinnige vrouw heeft mijn interesse gewekt,’ zegt Sorane, na even nagedacht te hebben. ‘Mag ik u aanraden, om niet te verdwijnen, Sorane Cobanon. Want als je dan opnieuw gegrepen wordt, luidt het vonnis zeker levenslang.’ Even kijkt Sorane met gemengde gevoelens naar de vijftigjarige vrouw. ‘Ik ben dit leven al een tijdje moe, Commandante. Dit is misschien mijn kans om eruit te raken.’ ‘Als je slaagt, misschien wel. Maar als de mensen van Aqunok je doorhebben, dan ben je er geweest.’ Intussen zit Erine achter haar bureau en nu pas dringt het tot haar door dat Sorane een paar maanden geleden haar leven spaarde en ook nog redde van die vier corrupte agenten. Even steunt ze haar hoofd tussen haar handen op het bureau en ze voelt zich zwak worden. Ze kon Sorane niet uitstaan omdat ze haar leven vergooide en er nog geld aan verdiende ook. En nu heeft ze een schuld aan haar in te lossen. Maar hoe ze dat moet doen, weet ze niet. Malon kijkt naar haar en vraagt: ‘Wat is er, collega? Je lijkt een beetje van de kaart.’ Aarzelend kijkt Erine met vochtige ogen op en antwoordt: ‘Dat ben ik ook, Malon. Je weet nog dat ik bijna gedood werd door een paar collega’s. Maar als bij wonder door een onbekende gered werd.’ ‘Ja, je had toen een soort engelbewaarder, denk ik.’ ‘Geen engelbewaarder, Malon. Maar Sorane Nador of Cobanon, zoals ze zich nu noemt. Het was zij die hen dode. Zij redde die dag mijn leven zelfs twee maal.’ ‘Wat? Dat meen je niet.’ Maar aan haar ogen kan hij zien, dat het waar moet zijn. ‘Toch wil ik dat eerst eens onderzoeken. Ik kan dat zomaar niet geloven. En als het waar is, dan is Erine haar iets verschuldigd.’ Even kijkt hij nadenkend voor zich uit. In zijn gedachten probeert hij te ontdekken hoe hij het best dat onderzoekje kan beginnen. ‘De energiegegevens, moet ik controleren. We hebben Sorane’s wapen in de bergruimte liggen. Dus het moet eenvoudig vast te stellen zijn of dat wapen dezelfde energiepulsen afgeeft,’ denkt hij, maar zegt niets tegen zijn collega. Op dat moment ziet hij dat de commandante een teken geeft. ‘Kom, Erine. We moeten ons melden.’ Even droogt Erine snel haar ogen en steekt de zakdoek weg in haar riemtas. Dan staat ze op. Malon opent intussen de deur van het kantoor en stapt naar binnen. ‘Malon, jij en Erine, breng deze huurmoordenares terug naar het cellencomplex,’ zegt de Commandante: ‘In orde. Moeten we haar niet afzonderen van de andere gevangenen.’ De commandante wendt haar blik naar de agent en grijnst: ‘Dat is niet nodig, Agent Garant. Ze gaat niet terug de cel in.’ De commandante merkt dat beide agenten haar verbaasd aanstaren, maar richt zich tot de roodharige gevangene. ‘Sorane, onderweg naar de cel moet jij zien te ontsnappen. Je krijgt de hele politiemacht achter je aan. Dus doe je best maar. Deze twee worden je contactpersonen, breng aan hen verslag uit op geregelde tijdstippen.’ ‘Krijg ik mijn uitrusting terug?’ vraagt de roodharige. ‘Nee, want dan zouden de agenten in dienst staan van Aqunok onraad kunnen ruiken. Alleen ik, en deze twee agenten zijn op de hoogte. Het moet echt lijken. Als je slaagt om te infiltreren zal ik rechter Sodinor op de hoogte brengen. Hij zal zorgen dat je kwijtschelding krijgt, als hij Aqunok kan veroordelen.’ Sorane heeft al van die rechter horen spreken en knikt even. Dan trekt ze haar schouders op en volgt Malon naar buiten. ‘Wat zou ze bedoeld hebben?’ vraagt Erine. ‘Als ik het goed begrepen heb, moet deze dame hier zien te ontsnappen, maar hoe het verder moet, weet ik het niet,’ antwoordt Malon. Met hun drieën lopen ze naar de achterdeur van het politiegebouw toe. Op het moment dat ze door de deur lopen en in een groep agenten belanden, geeft Sorane Malon en Erine plots een duw, waardoor ze tegen enkele anderen opbotsen. Met een sprong is ze buiten en draait zich om. Snel richt ze haar rechterarm omhoog en een dun energie touw schiet omhoog. Als het ter hoogte is van de linkse vlaggenstok kronkelt het omheen de ijzeren staaf. Sorane glimlacht even naar de agenten, die naar hun wapen grijpen. Enkele onder hen proberen de jonge vrouw te grijpen, maar de roodharige schiet als een pijl naar omhoog. Nog geen tien seconden later heeft ze de vlaggenstok stevig vast en zwaait heen en weer. Een paar agenten richten hun wapens. Een van hen opent het vuur, maar mist. Erine zucht opgelucht en ziet Sorane plots met uitgestrekte armen omhoogvliegen. Aan de tralies voor een raam kan ze zich vastgrijpen en staat even later op de vensterbank. Snel richt ze haar rechterarm op de dakrand, die een beetje naar buiten steekt en opnieuw schiet een lichtend touw naar zijn doel. Een paar seconden later zwaait Sorane in een boog naar beneden. Als ze weer omhoog zwaait, lost het energietouw op in het niets. De agenten laten hun wapen zakken en kijken verbaasd toe hoe ze naar het andere gebouw toevliegt. Zo komt ze even later twee gebouwen verder op een plat dak terecht. Even wuift ze naar de agenten en haast zich dan verder. ‘Verdomme, we hadden haar beter moeten controleren. Ze had nog een deel van haar uitrusting,’ vloekt Malon. ‘De commandante zal jullie beiden het vel over de oren halen,’ lacht een van de agenten in uniform. Erine kijkt hem met vlammende ogen aan en trekt haar schouders op: ‘We grijpen haar wel opnieuw,’ zegt ze, met een vreemde glimlach op haar lippen. ‘Kom, we moeten het melden collega.’ Als ze even later in het kantoor van de commandante krijgen ze de huid vol gescheld. Maar dan geeft de overste hun een knipoog. ‘Kom de volgende dagen niet meer onder mijn ogen. En zorg dat jullie snel een paar zaken oplossen, zodat ik tevreden ben. Anders worden jullie geschorst,’ roept ze hen woedend na als ze beiden het kantoor verlaten. Hun collega’s kijken hen spottend aan. ‘Dat komt ervan als jullie een belangrijke gevangene laten ontkomen.’ ‘Moei je met je eigen zaken, agent Morimar,’ zegt Erine kwaad. Dan volgt ze haar collega snel naar buiten. Sorane bereikt een uur later haar schuilplaats en opent de deur met een speciale code. Als de deur achter haar weer dichtgeschoven is, zucht ze even. Dan loopt ze nadenkend naar de keuken toe en neemt iets te drinken uit de ijskast. Met een flesje in haar hand gaat ze in een zetel zitten en schakelt de teevee in. Terwijl ze ongeïnteresseerd naar de beelden kijkt, vraagt ze zich af wat ze nu wil doen. Haar afspraak nakomen, of zich uit de voeten maken. Van Aqunok heeft ze al horen spreken. Hij gaat genadeloos te werk in zijn streven naar macht. Plots schiet er een gedachte door haar hoofd. ‘Aqunok moet de laatste zijn die ik zoek. Hij wil de macht over heel de stad en misschien nog veel meer. In ieder geval moet hij toch weten wie hij die opdracht gegeven heeft. Dat kan niet anders.’
Categorie: Uncategorized
13. De man van Teira
De roodharige heeft intussen een klein hotel bereikt waar ze een kamer neemt. Daar kijkt ze nog even naar de wonde in haar zijde en legt een beter verband aan. Dan kijkt ze naar het schampschot aan haar been, maar ziet niets. Zelfs geen gat in haar broek. ‘Ik heb toch iets gevoeld of heb ik het ingebeeld,’ denkt ze verbaasd. Nadenkend gaat ze op het bed liggen en staart naar het plafond. ‘Ben je er nog, Anya?’ denkt ze lachend, maar krijgt nog steeds geen antwoordt. De volgende morgen voelt ze zich al beter en richt zich op. Toch voelt ze de pijn van de wonde. ‘Dat was een stommiteit, een fout als dat mag ik nooit meer maken,’ denkt ze. Heel haar rechterzijde is stijf en pijnlijk. Ze verbijt de pijn en wandelt naar buiten de gang in. Aan de lobby geeft ze de vrouw nog een fooi. ‘Ik heb heerlijk geslapen, dame,’ zegt ze even met een glimlach, als de vrouw haar verbaasd aankijkt. Die vrouw staart de roodharige na als ze door de deur de straat opstapt en om zich heen kijkt naar een taxi. ‘Sorane, mag ik erop wijzen dat ik een bekende man opgemerkt heb,’ zegt de stem van Anya in haar hoofd plots. ‘Wie dan? Ik ken hier niemand.’ ‘Misschien weet u het niet? Maar we bevinden ons nabij het adres dat op de achterzijde van het portret stond. Die man verliet zojuist een zwever op de parking, aan de overkant.’ Even denk Sorane na en trekt haar schouders op. ‘Ik kan mij er misschien niet verder meer mee bemoeien,’ denkt ze, maar dan wordt ze toch nieuwsgierig. ‘Kan je mij de weg naar dat adres wijzen?’ Dadelijk verschijnt een 3d kaart door haar ogen. Op dat stratenplan zijn twee stippen te zien. De stip het dichtstbij is dat stelt de man en de jonge vrouw voor. Sorane haast zich om hen in te halen. Juist als de twee een appartementsgebouw willen ingaan, nadert ze hem. ‘Mag ik u iets vragen, Ono?’ De man kijkt verbaasd naar de mooie roodharige. ‘Ken ik u, Ona?’ ‘Nee, maar ik was een paar dagen geleden bij de famillie Monnaan en daar zag ik uw portret.’ ‘Dat moeten de ouders van mijn vroegere vrouw geweest zijn. In dat geval moet u die Sorane Cobanon, waar mijn schoonouders het over hadden, zijn. Of is uw naam Sorane Nador.’ ‘Cobanon, Ono. Dat was de naam van mijn echte moeder.’ ‘Ik heb tegen haar al gezegd dat ik over een week wel zou komen om te praten. Ik hoop alleen niet dat ze het werkelijk over mijn vorige vrouw willen hebben. Ik kan haar nooit vergeven wat ze gedaan heeft.’ Even kijkt Sorane hem streng aan. ‘Pap, wie is deze vrouw?’ vraagt een negentienjarige vrouw op dat moment. De man kijkt om en glimlacht. ‘Deze vrouw is bij de ouders van je moeder geweest, Liese. Ze wil me spreken.’ ‘Je doet maar, vader. Ik ga naar binnen. Als het over mijn moeder gaat, die bestaat voor mij niet meer. Maar maak het niet te lang, Worena wacht op ons.’ ‘Liese, blijf even. Je lijkt fel op je moeder.’ ‘Ben jij die veroordeelde, die mijn moeder was, ontmoet, roodkop?’ Liese merkt dat de ogen van de roodharige lijken te bliksemen en kan haar niet langer aankijken. Dan glimlacht Sorane even en kijkt de man aan. ‘Ja, ik heb Teira ontmoet. Ik wil jullie allen spreken, maar niet hier.’ ‘Mijn naam is Kieve Goren. Mag u ik dan even binnen uitnodigen, Ona Cobanon?’ Sorane knikt even en zegt met een glimlach: ‘Ik moet jullie allen dringend spreken. Noem me maar Sorane.’ Terwijl ze de vroegere man van Teira volgt, vangt ze de woedende blik van de blondine op, maar volgt hen toch naar binnen. Even later stappen beiden uit de lift op de zesde verdieping en lopen naar een appartement toe. Als ze binnen stappen kijkt een groenhuidige vrouw, die haar ergens bekend van voorkomt, hen verbaasd aan. ‘Bezoek meegebracht, schat,’ zegt ze vragend. ‘Ja, dit is Sorane Cobanon.’ Worena schrikt als ze Sorane een beetje beter bekijkt en wijkt een stap achteruit. Sorane beseft dat die vrouw haar herkend heeft. ‘Kieve, je bracht een huurmoordenares mee.’ De man kijkt Sorane verschrikt aan. ‘Is dat waar?’ ‘Ja, dat ben ik, mijnheer Goren. Nador is de familienaam van mijn pleegouders,’ antwoordt ze, terwijl ze de vrouw aandachtiger bekijkt. Dan herkent ze haar pas. Worena Tergon. Zij werd op Enuron jaren geleden door de mensen van Aqunok als een verraadster beschouwt. Maar ze slaagde erin om te verdwijnen. En nu vindt ze haar hier.’ ‘Ga maar even zitten, mevrouw Goren. Ik ben hier niet voor jullie. Ik heb jullie iets zeer belangrijks te zeggen.’ Beiden kijken haar afwachtend aan. ‘Ik ben de dochter van Elian en Gono Cobanon. Voor de dood van mijn ouders werd uw vrouw veroordeelt.’ ‘Jullie hebben mij niet nodig, vader. Ik ga naar mijn kamer,’ zegt Liese, maar schrikt als ze de blik van Sorane opmerkt. ‘Liese, ik wil dat je blijft. Dit is ook voor jou bestemd.’ zegt Sorane streng. Kieve kijkt verschrikt naar de roodharige en wil woedend uitvallen, want dit is zijn appartement. Maar Sorane heeft alleen oog voor zijn dochter, die haar blonde lokken in een paardenstaart draagt. ‘Het gaat over je moeder, Liese. Ik wilde wraak voor de dood van mijn ouders.’ ‘Ben je daarom hier? Je zoekt mijn veroordeelde moeder. Heb je haar dan niet bij mijn oom gevonden.’ Kieve kijkt zijn dochter even aan en wendt zich dan tot Sorane. ‘Wij weten niet waar ze is.’ ‘En ik wil niets meer van haar weten,’ zegt Liese opstandig, maar keert zich halsstarrig naar de lift. ‘Ben jij het waardig om jezelf later een amazone te noemen?’ Met bliksemende ogen keert de jonge vrouw zich naar Sorane. ‘Dat ben ik zeker, roodkop,’ siste ze, maar merkt de verbaasd de droevige blik waar Sorane haar mee aankijkt. ‘Niet in mijn ogen. Ik heb jullie hulp niet nodig om je moeder te vinden. Ik weet waar Teira, je moeder is. Ze kijkt er verlangend naar uit om jullie allen te zien.’ ‘Wat mijn vader doet, moet hij weten, maar ik wil haar niet meer zien,’ zegt Liese vol woede. Sorane kijkt haar in de ogen en al wil de jonge vrouw weg gaan. Iets houdt in die blik houdt haar op haar plaats. ‘Ik vond je moeder bij haar broer Riso. Ik drong het huis binnen zonder dat iemand het merkte. Je moeder keek me verschrikt aan, toen ze besefte dat wie ik was en waarom ik voor haar stond. Ze keek de dood in de ogen, want ik wraak voor de dood van mijn ouders.’ Het is doodstil in de kamer, Iedereen staart de roodharige die even niets zegt aan. ‘Ik hield mijn wapen op het hoofd van je moeder gericht, Liese, maar ik schoot niet. Want ik kon in haar ogen zien dat ze onschuldig is. Je moeder heeft niets met de dood van mijn ouders te maken. De bewijzen, waardoor ze haar veroordeelden, moeten vervalst zijn. Daar ben ik van overtuigd.’ Liese wankelt even op en kijkt haar vader met verschrikte ogen aan. Worena reageert dadelijk en ondersteunt haar stiefdochter. ‘Is dat werkelijk waar?’ fluistert Kieve ontsteld, terwijl hij op de kast steunt. Hij voelt zich plots zo zwak. Dan zegt hij: ‘Mijn vrouw had mij de eerste jaren na haar arrestatie gezworen dat ze onschuldig was. We bleven elkaar trouw, maar ongeveer een jaar na de geboorte van Liese, werd Teira veroordeeld. Door de bewijzen die ze tijdens het proces tegen haar gebruikten. Toch hielt ze haar onschuld staande, maar hij geloofde haar haar niet meer. En toen ze vijftien jaar later uit de gevangenis kwam, had hun op dat ogenblik zestienjarige dochter Liese een aanvaring met haar moeder.’ ‘Dat spijt me, mijnheer Goren. Maar ik ben ervan overtuigd dat je vroegere vrouw onschuldig is. Intussen heb ik de echte daders gevonden, maar hun tijd is nog niet gekomen.’ ‘Worena, schat. Ik moet gaan…’ De groenhuidige kijkt haar man in de ogen en knikt plots. ‘Ga maar, Kieve. Ik vertrouw je.’ ‘Jullie moeten allen gaan, Worena. Jij hoort nu bij dit gezin. Dat zie ik.’ Worena knikt even, want ze moet Liese troosten. Die heeft haar moeder nooit kunnen vergeven voor haar misdaad en nu blijkt ze ineens onschuldig te zijn. Ze geloven Sorane allemaal, want als zij er niet van overtuigd was, dan zou niet van haar plan afgezien hebben. Sorane kijkt hen even aan. ‘Liese, kom hier,’ zegt ze. De jonge vrouw kijkt met tranende ogen om, maar schud haar hoofd. ‘Ben jij dan toch te laf om je voor je daden op te komen, Liese? Ik dacht jij een echte amazone wilde worden. Of heb ik het verkeerd voor. Ik hoop dat jij je moeder geen oneer wil aandoen, zoals de amazones dat zeggen.’ ‘Ona Cobanon,’ zegt de vrouw van Kieve met trillende stem. Maar Sorane heeft alleen oog voor de dochter van Kieve en Teira. Liese verstijft en maakt zich met gebalde vuisten los van Worena. Dan stapt ze met bliksemende ogen naar Sorane toe. ‘Wil jij mij uitdagen, roodkop?’ zegt ze dreigend, terwijl haar hand naar het mes gaat, dat ze aan haar riem draagt. ‘Blijf staan,’ klinkt de stem van de roodharige weer. Liese schrikt en blijft op een pas van Sorane staan. Ze ziet Sorane glimlachen en laat het mes in haar riem steken. Dan legt de roodharige haar handen op de schouder van de jonge vrouw en kijkt recht in haar tranende ogen. ‘Meisje. Ik haatte je moeder, om wat ik dacht dat ze gedaan had. Jij bent alleen maar woedend omdat ze niet meer bij jullie was. Maar daar kon Teira niets aan doen, de bewijzen waren overweldigend. Diegene die het leven van je moeder afgenomen heeft, zal ik zelf ter verantwoording roepen. Ga alstublieft naar je moeder en praat met haar.’ Even aarzelt Liese nog, maar dan knikt ze en zegt met trillende stem. ‘Zal ze mij vergeven?’ ‘Jij bent haar dochter, Liese en ik weet zeker dat ze nog steeds van jou houdt. Het zal een tijdje moeilijk zijn, dat moet je beseffen, maar het zal wel goed komen.’ ‘Dan gaan we allen,’ zegt Worena. ‘Misschien kunnen jullie een vakantie nemen en met je grootouders naar Enuron reizen, waar Teira behandeld kan worden.’ Kieve kijkt even naar zijn huidige vrouw, die glimlacht en toestemmend knikt. Want ook zij wil eindelijk de ouders van Kieve eens ontmoeten. Maar toch heeft ze plots twijfels over haarzelf en Kieve. Samen naar Enuron. Nee, dat kan ze niet. Maar hoe moet ze dat aan Kieve uitleggen, want hij weet niets van haar verleden. ‘Dan gaan we met ons vijven,’ zegt ze. Sorane kijkt haar verbaasd aan. ‘We hebben nog een kleine zoon en dochter, Ona Nador. Novo en Eyna.’ De roodharige knikt begrijpend en kijkt Kieve aan. ‘Ik ga maar weer, Ono Goren. Teira en de familie van haar broer vertrekken op het einde van de week. Misschien gaan Liese’s grootouders ook mee, maar dat zal van Teira afhangen. ‘Dank u, Ona Nador.’ ‘Ik heb nooit onschuldigen gedood, Ono Goren. Ik heb twee namen. Cobanon, de familienaam van mijn ouders en Nador, die van mijn stiefouders.’ Kieve kijkt haar even verbaasd aan. ‘Zoals jullie weten zijn mijn echte ouders jaren geleden gedood, mijnheer Monnaan,’ zegt ze als verklaring. Sorane geeft met haar linkerhand een teken aan de vrouw van Kieve. ‘Ik laat onze gaste even uit,’ zegt Worena, nadat ze knikte. Kieve kijkt hen na, als ze naar de deur toelopen. Als de deur openschuift, zegt Sorane: ‘Je geheim is veilig, maar breng je man op hoogte, want hoe langer je wacht hoe moeilijker het wordt.’ Even verstart Worena, maar ze beseft ook dat Sorane gelijk heeft. ‘Ik dank u, Sorane,’ zegt ze en geeft haar een hand. Sorane knikt en drukt haar hand stevig. Dan geeft ze haar een kaartje. ‘Ik kan niet naar Enuron, Sorane.’ ‘De zoektocht naar u is al lang opgegeven, Worena. En je hebt je naam verandert, dus zo snel zullen je niet herkennen.’ ‘Ik weet het niet.’ ‘Maar vermijd toch de hoofdstad om zeker te zijn, Worena. Ga dadelijk naar het adres op dit kaartje, daar zullen ze je helpen met een voorlopig onderkomen.’ ‘Gaat u niet mee, Sorane?’ zegt Liese, die naar hen toe komt, bijna fluisterend. ‘Nee, Liese. Ik weet welke amazone de dood van mijn ouders bevolen heeft, want ze waren beiden een gevaar voor haar macht. Maar ik moet het ook kunnen bewijzen, omdat ik haar en enkele anderen voor het gerecht dagen.’ ‘Voor het gerecht, ben je zeker, Sorane Nador. Als het een machtige amazone is, zoals je zegt, koopt die rechter en de jury gewoon?’ Sorane kijkt Worena met strenge blik aan. ‘Dat is mogelijk, misschien maak ik dan nog een uitzondering. Alleen ben ik het doden moe. Ergens zegt een klein stemmetje in mij, dat de dood geen straf is. Daarom wil ik hen in de gevangenis zien.’ Dan draait de roodharige zich om en verlaat het appartement. Worena kijkt haar na als ze over het voetpad naar het kruispunt toe stapt. Een paar uur later stapt Sorane aan het restaurant waar ze iets wilde gaan eten. Zodra de serveerster haar opmerkt komt ze naar Sorane toe. ‘U was een paar dagen geleden zo snel weg en daarstraks verdween je ook zo ineens, Ona.’ ‘Ik was iets dringends vergeten en daarstraks zag ik een kennis voorbijstappen. Maar het verbaast mij dat u nog herinnert,’ glimlacht Sorane. ‘Je rode haren, Ona. Die zie je hier niet zo vaak.’ Sorane glimlacht even. ‘Kan ik iets te eten krijgen?’ vraagt ze. ‘Dan kan u beter mee naar achter komen, Ona. We sluiten over een paar minuten.’ Sorane kijkt even om zich heen en merkt nu pas dat ze hier alleen aan een tafel zit. ‘Dat had ik nog niet gemerkt.’ ‘Mijn naam is Sorane Cobanon. Noem me maar, Sorane.’ ‘Ik ben Elira Longeno. Ik zal even zorgen voor een maaltijd.’ ‘Dank u, Elira.’ Een tijdje later brengt Elira het eten en gaat tegenover Sorane aan de tafel zitten. ‘Je kijkt zo dikwijls naar buiten, Sorane.’ ‘Heb je het gemerkt. Ja, ik wacht op de politiekapitein. Ze is een oude kennis van mij. Ik moet haar spreken, maar dan alleen, want het gaat het gaat om iets tussen ons beiden.’ ‘Bedoel je Kapitein Vorent, ze komt hier soms ook iets eten tijdens de dag, Ona. Ze is een harde tante, die alleen voor haar werk lijkt te leven.’ ‘Ja, ik heb haar een tijdje geleden gesproken, maar ik heb nu belangrijk nieuws voor haar.’ De vrouw kijkt Sorane even nieuwsgierig aan. ‘En jij. Heb jij geen gezin, Elira?’ ‘O, jawel. Deiran, mijn man werkt bij de administratie van de stad. Kareya, mijn dochter is nu drieëntwintig jaar oud. Ze is op studiereis naar Enuron. Mijn twee zonen zijn allebei getrouwd. Gerie, de oudste twee jaar geleden. Herin, mijn jongste zoon, die ligt met een zware ziekte in een speciale afdeling van het ziekenhuis in het oosten van de hoofdstad. Veyane, zijn vrouw waarmee hij zonder onze toestemming getrouwd, zal nu wel bij hem op bezoek zijn.’ ‘Zonder uw toestemming?’ ‘Ja, Herin was naar Trafar voor zijn werk. Op Trafar ontmoette hij een Enuroonse en wilde onze toestemming om met haar te trouwen. Ik weigerde, maar hij trok er niets van aan. Een paar maanden later werd hij echter plots erg ziek en de dokters raden hem om terug naar zijn famillie te keren. Toen hij hier aankwam, bleek hij met die Enuroonse getrouwd te zijn. Omdat hij zwaar ziek is, kon ik hen de toegang niet weigeren.’ Even kijkt Sorane de vrouw verbaasd aan. ‘Dat is slecht nieuws, Elira. Kunnen de dokters uw zoon niet helpen?’ Op dat moment gaat de achterdeur open en een ongeveer vijftigjarige man blijft verrast staan. ‘Een vriendin op bezoek, schat?’ vraagt hij, terwijl hij de deur achter zich sluit. ‘Nee, Sorane is een klant, die juist voor het sluitingsuur iets kwam eten. We raakten in gesprek en ik nodigde haar uit.’ De man geeft Sorane, die opgestaan is, een hand en staart haar even aan. ‘Mijn naam is Deiran. Welkom, Ona,’ zegt hij en loopt naar de tv in de salon toe. ‘Schat, we hebben bezoek?’ ‘Dat weet ik, Elira, maar er is iets belangrijks gebeurt. Ik wil zien of het waar is.’ ‘Belangrijks?’ ‘Ja, een aanslag of een ongeluk. Ai, het nieuws is al bezig. Hopelijk is het nog niet uitgezonden.’ Elira kijkt Sorane even aan en trekt haar schouders op. ‘Het moet wel belangrijk zijn, want mijn man kijkt niet veel tv. Op dat moment worden de beelden van de ontploffing van de villa van Eravna uitgezonden. Ze heeft het echter overleefd, maar is gewond naar een privéziekenhuis gebracht. Sorane luistert aandachtig naar het nieuws verslag. Ze hoorde de woorden van Elira maar half. ‘We hadden het over onze zoon? Zijn ziekte is terminaal, Ona. En de dokters in het ziekenhuis zijn de grootste specialisten op dat gebied.’ Even schrikt de roodharige op en kijkt de achtenveertige jarige vrouw aan. Haar man komt juist binnen en fluistert: ‘Al dat geweld. Komt daar dan nooit een eind aan?’ ‘Is het zo erg, lieveling?’ ‘Hera Eravna is een belangrijke klant van de afdeling waar ik werk. Gelukkig heeft ze het overleefd.’ ‘Laat ons erover zwijgen, Deiran. Ik en Sorane hier hebben het over onze zoon Herin’ ‘Wat? Is er iets met hem?’ ‘Nee, dat niet.’ ‘Ik hoop dat je zoon niet te veel pijn heeft.’ ‘Hij krijgt zware verdovende middelen, Ona Sorane.’ ‘Is er nog hoop?’ ‘Niet veel. De ziekte is zeer ver gevorderd. Zijn v..vrouw is bij hem.’ ‘Waarom aarzelde je, toen je het over haar had?’ ‘Ik en mijn vrouw vinden Veyane en niet zo geschikte vrouw voor onze zoon.’ ‘Wat is er dan met haar?’ ‘Ze is geen amazone, Ona.’ ‘Ik ook niet echt, Ono. Mijn ouders wel, maar ik werd op Enuron opgevoed. Veyane moet wel van jullie zoon houden, want anders zou zij niet bij hem in het ziekenhuis blijven.’ ‘Ik weet het niet, Ona. Maar laat ons erover zwijgen. Ik denk dat het eten klaar is,’ zegt Elira, terwijl ze met koffie binnenkomt. ‘Ik ga de rest wel halen,’ zegt haar man. ‘Misschien heb ik Veyane wel verkeerd beoordeeld.’ Terwijl Sorane door het venster de gebouwen aan de overkant ik het oog houd, eet ze samen met het koppel, waarbij ze te gast is. Plots zegt Elira. ‘Ik denk dat je vriendin naar buiten komt.’ Sorane wendt haar hoofd en herkent de kapitein. Die heeft juist het voetpad bereikt en steekt schuin de straat over. ‘Ja, dat is ze,’ fluistert ze, maar merkt niet dat Elira even van de ijskoude klank van haar stem schrikt. ‘Hoeveel moet ik voor het lekker ontbijt?’ vraagt Sorane. ‘Je bent mijn gaste, Sorane. Ik reken niets aan mijn gasten.’ ‘Dank u, Elira. Ik zal doen wat ik beloofd heb. Maar ik kom zeker terug voor ik naar Enuron weerkeer,’ zegt ze nog en haast zich naar de deur toe. Elira knikt met een glimlach. ‘Denk er eens over na, vrienden. Misschien kunnen jullie je dochter op Enuron eens verrassen.’ Deiran kijkt zijn vrouwtje even vragend aan. ‘Sorane heeft ons een reis naar Enuron aangeboden in de hoop dat onze zoon daar kunnen helpen.’ Intussen is Sorane langs de achterzijde van het restaurant op de straat aangekomen en loopt snel naar de hoek toe. Ongeveer veertig meter voor haar ziet ze Dina Vorent in haar zwever stappen. Als de kapitein haar zwever start, opent Sorane de rechterdeur achteraan en stapt snel in. Voor de vrouw achter het stuur kan reageren, merkt ze dat de roodharige een wapen op haar gericht houdt. Sorane kijkt haar met een koele blik aan. ‘Ik ben de dochter van Elian en Gono.’ De kapitein schrikt echter niet, want ze weet al wie Sorane in werkelijkheid is. ‘Eravna had dus toch gelijk. Die twee undercoveragenten hadden nog een dochter. En nu zit die hier achter haar,’ denkt de kapitein. ‘Wat heb ik daarmee te maken, dame?’ ‘Ik weet dat Teira onschuldig is, Dina Vorent. Jij hebt meegewerkt aan de dood van mijn ouders. Ik weet zelfs wie de opdracht gegeven heeft,’ hoort ze haar zeggen. Ontsteld kijkt ze de jonge vrouw aan. ‘Denk jij iets daartegen te kunnen doen, meid. Je beseft toch waar je bent.’ ‘Zeker, Kapitein. Dat weet ik. Ik heb Teira Monnaan gesproken,’ zegt Sorane, terwijl ze haar wapen laat zakken. ‘Ach zo. Dan heeft ze je een mooi verhaaltje vertelt, meid. Ze was honderd procent schuldig.’ ‘Met valse bewijzen die jij en Evo voorzien hebben, kapitein. Ik weet de waarheid, want jij draagt sinds onze laatste ontmoeting een zendertje. Ik heb alles gehoord wat er bij Eravna besproken werd.’ Even schrikt de Kapitein, maar dan grijnst ze spottend. ‘En dan, Sorane. Denk jij werkelijk dat je mij kan doden. Weet je wel dat ik het bevel voer over de politie in deze sector.’ ‘Dat heb ik niet vergeten. Maar voor die hier zijn, blijft er van jou niet veel meer over. Eravna had een getrainde lijfwacht en die heeft ook niet kunnen voorkomen, dat ze maar nippertje aan de dood ontsnapte.’ ‘Was jij dat?’ ‘Ja, het was niet de bedoeling, want ik wilde in haar ogen kijken als ik haar leven beëindig. Maar iets moet onder de villa ontploft zijn door de brand die mijn bommen veroorzaakte. ‘Verdomme, ze weet alles?’ denkt de kapitein, terwijl ze even naar haar rechterhand kijkt. Kapitein Vorent kijkt Sorane even spottend aan. ‘Ook de volgende maal, zal je mislukken, moordenares. Want ze verwachten je nu.’ ‘Dat weet ik, maar zullen mij ook niet zien komen, kapitein. En komen zal ik zeker.’ Sorane heeft het niet gemerkt, maar ze heeft haar wapen stevig in handen. Een gedachte is voldoende om haar wapen omhoog te brengen en te richten. Het eerste lukt, maar het richten kan ze niet meer. Sorane was veel sneller en vuurde maar een maal. Getroffen door een elektrische schoklading, verstijven de spieren van de kapitein. Het wapen kan ze niet meer vasthouden en valt. Sorane vangt het snel op in haar hand en legt het naast zich op de zetel. ‘Ik wil je levend, Vorent. Verder en snel,’ sist de roodharige spottend. Moeizaam neemt de vrouw het stuurvast en probeert zich weer onder controle de krijgen. ‘Hoe denk jij hier weg te raken, Sorane? Je krijgt iedereen achter je aan, tenzij je mij vrijlaat en de planeet verlaat.’ De roodharige glimlacht even. ‘Alles is voorbereid, Vorent. Jij bent mijn onderpand. Vertrekken, of wil je nog een lading, maar die zal veel meer pijn doen.’ De kapitein trekt haar schouders op en start de motor. Dan stijgt het toestel op en verlaat de parking en even later vliegen ze in de richting van de snelweg. Innerlijk grijnst de kapitein echter, want Sorane heeft niet gemerkt dat zij een zendertje onder het stuur activeerde. Dat zendt een signaal uit naar een ontvanger in het gebouw van de fractie waardoor zij voor haar gunsten dik betaald wordt. Ze horen daar alles wat er gezegd wordt. Uit een ondergrondse garage zweven een tiental toestellen met zwaarbewapende mannen en vrouwen weg. Als ze op de snelweg een afrit nemen, weten de achtervolgers dadelijk dat ze op weg zijn naar een kleine luchthaven. Negen zwevers veranderen van koers en haasten zich door de lucht naar hun nieuwe doel. De tiende blijft in de buurt van de zwever die ze volgen. Als Sorane de luchthaven nadert, is alles voor haar ontvangst al voorbereid. De bewakers, aan beide ingangen, zijn vervangen door gewapende mannen en vrouwen. Als de zwever van Sorane neerdaalt aan de oostelijke ingang, valt haar dadelijk iets op. De bewakers hebben normaal schoenen aan, maar een paar van hen dragen gevechtslaarzen zoals soldaten. Een vrouw vraagt hun paspoort en knipoogt naar de kapitein. Even bekijkt ze wat erop staat. ‘Kapitein Vorent, bent u hier voor politiezaken?’ ‘Ja, er is een melding binnen gekomen van een paar onregelmatigheden met een vracht.’ De vrouw geeft de paspoorten terug en knikt.’ ‘U mag door, Kapitein.’ Als de zwever zich in beweging zet, merkt Sorane dat de bewaakster haar wapen met beide handen vastneemt en hen nakijkt. Ze vergeten echter allemaal dat ze een huurmoordenares is. Ze bekijkt de omliggende gebouwen nauwkeurig, waar ze voorbijrijden. Even glimlacht ze als ze enkele gedaanten op de omliggende gebouwen opmerkt. ‘Mijn ouders werkten voor de politie, Kapitein. Maar jij vergeet dat ik een ander beroep heb. Die idioten, denken dat ik in de val zit, maar ze hebben het goed mis.’ ‘Grootpraat, Sorane. Doe wat ik gezegd heb, dat is de enige mogelijkheid om hier levend weg te raken.’ ‘Stop voor het hoofdgebouw, kapitein.’ Als de zwever op de parking voor het gebouw neerdaalt, zegt Sorane bevelend. ‘Stap uit.’ De Kapitein aarzelt even, maar stapt dan toch uit. De roodharige opent de deur achter haar en blijft tussen de zwever en de kapitein staan. ‘Vooruit,’ zegt ze en beiden zetten ze zich in beweging. ‘Je denkt toch niet dat ik onvoorbereid aan een actie begin, Kapitein. Een maal heb een week geleden een fout gemaakt, maar dat zal niet meer gebeuren. Zeg Eravna dat ik haar niet zal vergeten,’ fluistert Sorane plots. Als ze echter vlak voor de ingangspoort zijn, dan richt Sorane haar arm naar boven en een seconde later schiet ze aan een lichtend touw naar omhoog. Het gaat zo snel, dat de kapitein zelfs niet beseft, dat de roodharige niet meer achter haar loopt en de schutters te laat reageren. Terwijl ze omhoog raast heeft ze haar wapen getrokken en tweemaal geschoten. Twee schutters op het gebouw achter haar zijn zwaar getroffen en storten neer. Met een zwaai beland ze op het dak van het hoofdgebouw en komt op haar voeten terecht. Een snelle beweging en ze heeft plots haar twee wapens in beide handen en loert om zich heen. Ze merkt drie schaduwen op die van plaats veranderen en knielt achter een dekking. Maar een energiestraal slaat naast haar in. Dat schot kwam van een ander gebouw. Snel sluipt ze tussen de obstakels door naar de achterkant. Plots staat een man voor haar. Voor hij echter kan schieten, vuurt Sorane en treft hem tussen de ogen. Als een blok stort hij neer, maar een straal schampt de schouder van de roodharige, die zich dadelijk laat vallen. Nog voor de schutter kan wegduiken, heeft Sorane haar gezien en schiet verschillende capsules op haar toe. Ze raakt echter niets. Maar de vrouw ziet haar niet meer, als ze het waagt om zich op te richten. Onopgemerkt heeft Sorane de controletoren boven op het hoofdgebouw bereikt. Van daar raast ze hangend aan haar energie touw naar het dak toe. Op het platte dak is er niemand aanwezig. Even ziet ze beneden vier gedaanten rondsluipen. Snel neemt ze een zendertje en activeert het. Hoog in de lucht zweeft een gevechtszwever, die dadelijk na haar signaal naar beneden duikt en het vuur opent op de omliggende gebouwen, terwijl hij boven de controletoren blijft hangen. Hierdoor worden de schutters in dekking gedwongen. Enkelen die denken een kans te zien, bekopen dit met hun leven. Sorane richt haar arm omhoog en even is er een lichtbaan te zien. Dan zien ze Sorane over licht baan omhoog razen en dan aan boord van de zwever klimmen. Dan pas schakelt ze de zender uit. De elektronische piloot weet hierdoor dat ze aan boord is en raast met hoge snelheid weg. De kapitein vloekt hevig, nu Sorane ontkomen is. Maar ze hebben geen snelle zwevers, dus volgen kunnen ze hun prooi niet. Sorane besluit om haar plan voorlopig te laten voor wat het is en terug te keren naar Enuron. Daar verandert ze van koers in de richting van de ruimtehaven, Maar plots herinnert ze zich haar belofte, aan Elira, die ze nog niet ingelost heeft. Maar haar vijanden zullen de beschrijving van haar zwever wel doorgegeven hebben, dus moet ze op eigen kracht naar het ziekenhuis. Want ze mogen haar niet opmerken. Dus moet ze over de daken gaan. ‘Niet nodig, Sorane. Ik kan je helpen.’ ‘Anya? Hoe?’ ‘Een overbrengersveld.’ ‘Kan dat ook op deze planeet?’ ‘Dat kan, overal waar ik energie kan aftappen.’ ‘Gelukkig goed nieuws dus voor mij. Maar je mocht toch alleen helpen in geval van gevaar.’ ‘Ja, maar mijn toekomstige gebieder moet ook haar beloften nakomen.’ ‘Ben ik nu ineens weer je gebieder? Wil dat dan zeggen dat ik je bevelen kan geven?’ ‘Nee, Sorane. Maar je zal het worden, als de tijd gekomen is.’ ‘Weer raadseltjes, Anya als dat je echte naam is.’ ‘Dat is mijn echte naam, Sorane. Wil je weten hoe ik eruitzie.’ ‘Een knappe man, hoop ik. Maar ik zal het aan je naam te zien wel mis hebben.’ glimlacht Sorane, maar schrikt als een gedaante voor haar zichtbaar wordt. Het is een mooie vrouw, gekleed in een strak pak. Ze heeft lange blonde haren, die tot op haar heupen reiken. ‘Zie jij er zo uit in het echt?’ ‘Niet meer, Sorane. Deze vrouw is al duizenden jaren geleden gestorven, maar zij had de leiding van het deelproject dat mij liet ontstaan. Om haar te eren heb ik voor mezelf haar gedaante gekozen. Haar naam was Anya. Daarom noem ik mij zo.’ ‘Dat heb je mij eerder al laten weten, maar ik dacht toen dat ik een wensstemmetje in mijn hoofd had. Maar dat wil dus zeggen dat jij niet echt een levend wezen bent.’ ‘Niet zoals jij een levend wezen omschrijft.’ ‘Even de zwever programmeren, want ik zou niet willen dat hij neerstort.’ ‘Is al gebeurd, Sorane.’ ‘Ik zal maar weer niet vragen, hoe?’ Even hoort ze gegiechel in haar hoofd en dan verdwijnt ze in een groene gloed, die om haar heen opgebouwd werd. Diep onder grond materialiseert ze in een gang. Er is niemand. ‘Ga rechtdoor en dan linksaf, Sorane. Daar is een lift naar de gelijkvloers. En je moet niet spreken. Denken aan wat je wil zeggen is genoeg,’ hoort ze Anya zeggen. Even later stapt ze uit de lift en komt in een grote hal terecht. Er is veel volk, maar ze bekijken haar maar vluchtig. ‘Heb je een idee waar ik moet zijn, Anya?’ ‘Een ogenblik.’ Een paar seconden later verschijnt een 3D-beeld van haar omgeving voor haar ogen. ‘Volg de blauwe stip, Sorane.’ ‘Valt dit niet op?’ ‘Nee, alleen een drager van een Hypsoon, zoals jij, kan deze 3D projectie zien.’ ‘Oké, dan. Wijs me de weg maar,’ zucht Sorane. Na een tijdje merkt ze plots Elira op, die in de gang staat. Ze haast zich naar haar toe, maar als die haar opmerkt, zegt zij met trillende stem. ‘We willen je hulp niet, Ona Nador.’ Even kijkt ze naar Deiran die een paar meter verder op een bank zit. Ook hij kijkt haar vijandig aan. ‘Wat is er gaande, Elira?’ ‘Jij bent die huurmoordenares, die verantwoordelijk is voor de ontploffing in de villa. Ze hebben je herkent op de beelden. Op het moment word je opgespoord door de politie.’ ‘Deiran. Wat er gebeurd is weet ik niet. Ik was daar aanwezig, dat wel, maar die ontploffing was niet voorzien.’ ‘Dat kan ons niets schelen, Ona. Verdwijn of...’ Als Sorane haar wapen uit haar schouderholster trekt, schrikt de amazone hevig. Maar de roodharige richt het met de kolf naar haar toe en zegt: ‘Neem dit, Elira. Lever mij dan maar uit aan de politie. Maar dan kan ik je zoon, Herin, niet ontmoeten.’ ‘Elira, wat is er? Wie is die vrouw?’ Even weet Elira niet wat te doen. Zij weet niet waarom, maar zij vertrouwt haar ergens wel. Zij knikt Sorane toe en wijst naar haar schouder, waar ze het wapen vandaan haalde en zegt: ‘Een lieve vrouw die ons wil helpen, Veyane.’ Sorane begrijpt Elira en met een snelle beweging is haar wapen weer verdwenen. Deiran kijkt zijn vrouw wel verbaasd aan, maar zegt niets. ‘Dank u, dat u mij vertrouwt, Elira.’ Dan zet Sorane zich in beweging en stapt na Veyane de kamer van de zieke Herin binnen. Veyane gaat naast het bed zitten en neemt de hand van de man in de hare. Sorane observeert haar. ‘Kom je voor mij of mijn man, Ona?’ vraagt de Enuroonse plots. ‘Ik kom mijn gevoel bevestigen, Veyane.’ ‘Je gevoel?’ ‘Ja, ik wilde weten dat jij werkelijk van Herin houdt.’ Verbaasd kijkt de vrouw Sorane aan. ‘Met heel mijn hart, roodkop.’ Sorane glimlacht heel even. ‘Wat zeggen de dokters?’ Met tranen in de ogen kijkt ze Sorane aan. ‘Dat hij terminaal is. Ze vermoeden dat hij dit bed nooit meer zal verlaten.’ ‘Wat erg voor jou.’ ‘En ik zal hem volgen in de dood. Dat heb ik van de dokters geëist.’ ‘Hebben ze daarmee ingestemd?’ ‘Eerst niet, maar later wel. Ik kan niet zonder Herin leven. Hij is de enige die ik heb.’ ‘Weten zijn ouders dat?’ ‘Nee, nog niet, denk ik.’ ‘Dan moet je dat zeggen, Veyane. Anders zullen ze nooit instemmen dat jullie samen begraven worden.’ Verschrikt kijkt Veyane Sorane aan en staat op. ‘Daar had ik nog niet gedacht, Ona Sorane. Maar ik kan het niet. Ze zullen nooit toestaan dat de dokters mijn wens uitvoeren.’ Verbaasd zien Elira en haar man dat Veyane in huilen uitbarst, terwijl Sorane haar ondersteunt. Na een paar minuten komt Veyane naar buiten en stapt op de ouders van Herin toe. ‘Ona Elira. Ik moet wat ik tegen Sorane zei, van haar, aan jullie ook meedelen.’ ‘Wat dan, Veyane. Je weet toch waarom we jou niet aanvaarden.’ Veyane krijgt tranen in de ogen en kijkt even naar Sorane, die knikt. ‘Wat wil je zeggen, Veyane?’ vraagt Deiran, die medelijden krijgt met de huilende Enuroonse. ‘Elira, ben je niet te hard voor haar.’ ‘Ik heb besloten om Herin te volgen in de dood. De dokters hebben ingestemd. Maar ik wil jullie toestemming om naast hem begraven te worden.’ Elira kan niets zeggen een staart de vrouw schrikkend aan. ‘Da…t. Nee, i..k…’ stamelt Elira, als ze beseft dat deze vrouw zeer veel van Herin moet houden. ‘Dat mag je niet doen. Je hebt nog een heel leven voor jou.’ ‘Jullie zoon is mijn leven. Als het kon zou ik mijn eigen leven geven om het zijne te sparen, maar dat zou Herin niet willen. Hij zou mij ook in de dood volgen.’ Plots schrikt Veyane, als Elira haar omarmt. ‘Dan verlies ik een zoon en dochter, Veyane. En dat wil ik niet.’ ‘Dat is mijn wens, m..moeder,’ fluistert Veyane, als ze beseft dat Elira haar aanvaart heeft. De vader van Herin slaat zijn armen omheen beide vrouwen. Zo blijven ze een tijdje staan. Intussen is Sorane naast Herin gaan zitten en neemt zijn hand in haar beide handen. Ze hoopt dat die vreemde groene gloed weer tevoorschijn zal komen, maar hoe hard ze het ook wenst. De gloed verschijnt niet. Ontmoedigd laat ze zijn hand los en staat op. ‘Het spijt me, Herin. Misschien zou ik je kunnen helpen, maar mijn krachten willen mij niet gehoorzamen.’ Dan merkt ze dat Veyane en zijn ouders naar de kamer toekomen. Als Elira Veyane wil volgen, zegt Sorane: ‘Ik ben jullie een uitleg verschuldigd.’ De vrouw van Deiran knikt even en geeft een teken aan haar man. ‘Veyane, blijf jij hier bij Herin. Wij moeten met deze mooie dame een paar dingen regelen.’ ‘Zeker, Elira.’ Deiran komt verbaasd dichterbij en kijkt haar met een argwanende blik aan. ‘Kom, jij ook Elira. Ik wil jullie iets uitleggen, maar het zal een tijdje duren, dus kunnen we het beste naar de eetzaal gaan.’ Aarzelend volgt de man Sorane en zijn vrouw. Hij begrijpt haar houding niet meer. Daarstraks wilde zij niets meer met die moordenares te maken hebben en nu. Dan schrikt hij. Zou ze haar bedreigen, waardoor zij moet doen wat ze wil. Als hij zijn Amazone beter bekijkt, twijfelt hij weer, want ze loopt daar ontspannen alsof er niets aan de hand is. Dan gaan ze aan een tafeltje zitten. Elira besteld als eerste iets te drinken, dan Sorane. Dus Deiran doet het dan ook maar. Als ze het drankje gebracht hebben, begint Sorane te vertellen wat er gebeurd is. Aandachtig luisteren ze beiden, terwijl ze soms een vraag stellen als iets niet duidelijk is. Na een tijdje stopt Sorane met praten. Even zegt niemand iets, maar dan zegt Deiran. ‘Ik begrijp je, Sorane, maar laat het aan het gerecht over.’ ‘Als dat zou kunnen, zou ik het doen. Maar het gerecht op Oran II en zeker in deze streken, is zo corrupt, dat er geen andere mogelijkheid is.’ Sorane merkt de blikken van de omstaanders plots op. Dan ziet ze ook enkele agenten aan de andere kant van de eetzaal opdagen. ‘Vrienden, niet schrikken. Ik moet dit doen om jullie te beschermen. Ik zie jullie op Enuron,’ fluistert ze, terwijl ze haar wapen trekt en op Elira richt. ‘Nog een woord en ik knal jullie allebei neer,’ roept ze uit. Dan zwaait ze dreigend haar pistool heen en weer naar de omstaanders, die snel achteruit wijken. ‘Heeft een van jullie er iets tegen,’ zegt ze dreigend. Plots lijkt ze te schrikken. Maar ze doet alsof ze nu pas de gewapende agenten opmerkt. Even kijkt ze achter haar en dan rent ze naar de trap toe. Er is niemand in de traphal. Als de agenten de trap bereiken, zien ze haar niet meer. Ze horen ook geen stappen op de trappen. Enkelen lopen naar beneden, anderen naar boven en nog anderen blijven besluiteloos staan. Sorane is verdwenen. Beneden merkt Deiran plots een in een mantelkap geklede vrouw op, die even naar hem lijkt te wuiven. Hij glimlacht even en fluistert tegen Elira. ‘Sorane is veilig naar buiten, Elira.’ De vrouw kijkt haar man verbaasd aan en kijkt dan ook in de richting dat hij kijkt. Ook zij ziet de vreemde vrouw door de deur lopen. ‘Is ze dat, Deiran?’ Haar man knikt even. ‘Laat ons naar Herin en onze nieuwe dochter gaan kijken.’ Tegen de avond bereikt Sorane haar hotel en merkt dat ook de bedienden haar vreemd aankijken. Toch haast ze zich verder naar haar kamer en lost snel een speciale poederpasta op in de voor de helft met water gevulde bad. Deze pasta is bedoeld om haar huid bleker te maken. Even kijkt ze naar het witte goedje dat zich in het bad gevormd heeft. Ze aarzelt even, maar ze weet dat het noodzakelijk is. Als ze maar een klein deel van haar lichaam verkleurt, dan zou dat wel eens gevaar kunnen opleveren. De veiligheidsagenten pikken zo nu en dan iemand uit en die moet zich in een speciale ruimte uitkleden. Als ze pech heeft dan pikken ze haar eruit. Dus om zeker te zijn moet haar huid zo goed als helemaal hetzelfde zijn. Dan kleedt ze zich uit en stapt voorzichtig het bad in. Verschillende malen dompelt ze zich helemaal onder in het vloeiende witte licht doorzichtige brij. Een uurtje later stapt ze voorzichtig uit het bad en ze sluit even later de deur achter zich van de droogcabine. Terwijl ze haar lichaam droogt, bekijkt ze zichzelf in de spiegel. Ze glimlacht als ze haar zeker vijf tinten blekere huid bekijkt en schrikt even van de stem van Anya in haar hoofd: ‘Niet slecht, Sorane. Maar ik had zoiets ook wel kunnen vormen en nog veel meer.’ ‘Zwijg al maar, Anya. Je had dat wel een beetje eerder kunnen melden. Nu heb ik je hulp niet meer nodig.’ ‘Je ziet er wel goed in deze huidskleur, Sorane. Dank je. Nu heb ik minder energie nodig,’ hoort ze de stem weer, maar reageert er niet op. ‘Nu mijn haar nog,’ denkt ze. Dan schrikt ze als haar haar plots een zwarte kleur krijgt. Gedurende een minuut staart ze naar haar spiegelbeeld, voor ze haar gedachten weer op orde heeft. ‘Kan jij dat zomaar, Anya?’ Maar die Anya antwoordt niet meer. Dus trekt ze opnieuw haar schouders op. ‘Als ik in Mogwan ben moet ik mij toch eens laten onderzoeken, want als ik stemmen en gedaante van vrouwen begin te horen, te zien en zelfs met hen lijkt te praten. Moet ik wel gek aan het worden zijn? Of is ze echt, zoals ze zei zou ik ergens een Hypsoon dragen.’ denkt ze. Dan denkt ze plots aan een voorwerp, waartoe ze zich een tijd geleden aangetrokken voelde. ‘Of zou het dat Pentagon zijn,’ denkt ze, ‘zou ik dat nog steeds dragen,’ denkt ze terwijl naar haar hals tast, maar ze voelt niets. Even lijkt het alsof iemand in haar hoofd giechelt, maar verder hoort ze niets. De volgende morgen verlaat ze langs de achterdeur het hotel zonder dat iemand het merkt. Ze heeft nu zwarte haren. Op haar kamer heeft ze voldoende geld achtergelaten om haar verblijf te vergoeden. Twee dagen later verlaat ze aan boord van een passagierstoestel de planneet. Niemand herkent haar op de ruimtehaven, al merkt ze wel verschillende gewapende mannen op die niet bij de beveiliging horen. Een rechtstreekse vlucht naar Enuron is er niet. Die vertrek pas over twee dagen. ‘Misschien neemt de famillie van Teira die vlucht hopelijk ook,’ denkt ze even vluchtig. Dan kijkt ze weer naar het elektronisch gestuurd bord boven de balies. Er is wel eentje naar Yharven IV, een luxueuze vakantie planeet. Vandaaruit kan ze over ongeveer veertien dagen en vlucht naar Enuron boeken. Aan boord van het schip zit Sorane twee dagen later in de bar van een drankje te genieten en kijkt naar de dansende paartjes. Plots schrikt ze. Ze heeft Heneva, de dochter van Riso en Damin Monnaan, opgemerkt. Ze is met een ander meisje aan het dansen. ‘Hoe komt die hier aan boord? Dan moet Teira en haar famillie hier ook zijn,’ denkt ze. Plots merkt ook Heneva haar op en trekt haar vriendin met haar mee. ‘Hallo, Ona Cobanon. Bent u ook aan boord?’ ‘Zoals je ziet, Heneva. Ik moet een omweg maken naar Yharven IV. Maar jullie had ik hier niet verwacht.’ ‘We misten onze vorige vlucht, Ona.’ ‘Is Ona Monnaan ook aan boord?’ ‘Nee, haar famillie was op tijd. Zij zullen Enuron al bijna bereikt hebben,’ antwoordt Heneva en merkt dat dat Sorane naar haar gezellin kijkt. ‘Dit is Noyane, de tweelingszus van Conney, de vriendin van mijn broertje, Dan.’ ‘Hai, Noyane. Ga zitten,’ glimlacht Sorane en geeft het meisje een hand. Beide jonge vrouwen nemen aan de tafel van Sorane plaats. ‘Hoe is het met je moeder?’ ‘Nog een beetje stroef, Ona, maar het begint te wennen.’ ‘Heneva. Mijn naam is Sorane. Laat dat Ona gedoe maar tussen ons.’ ‘We dachten het na onze aankomst te vragen, maar nu we je hier ontmoeten, kan het nu al. Mag Conney ook behandeld worden in Mogwan, Sorane? Haar ouders weten niet dat ze in verwachting is.’ Even kijkt Sorane nadenkend voor zich. ‘Dat kan, denk ik wel, Heneva. Haar ouders moeten het wel weten. Niet alle amazones zijn zo streng, maar het zal wel geen gemakkelijk gesprek zijn, dat kan ik je verzekeren.’ Na een tijdje praten, staat Sorane op. ‘Ik ga me even verfrissen, meiden,’ zegt ze glimlachend. Heneva glimlacht knikkend en volgt met haar blik de roodharige. ‘Spijtig dat je geen interesse hebt, Sorane,’ fluistert ze. Als Sorane terugkomt zijn beiden weg. ‘Waar zijn ze nu naar toe? Maar misschien is het beter. Ik zal hen maar laten en mezelf niet al te veel vertonen tot we aankomen.’ Ongeveer drie dagen later landt het passagiersschip op de planeet Yharven IV. De volgende vlucht naar Enuron is pas over tien dagen, dus kan Sorane een beetje vakantie nemen. Sorane is een van de eerste die uitstappen. Ze haast zich over de betonnen ondergrond naar het centrale gebouw. Van daaruit kijkt ze toe hoe haar vrienden het schip verlaten. Even glimlacht ze en haast zich naar buiten. Als ze in de stad rondloopt valt, haar wel op dat er veel vreemde mannen rondlopen, die duidelijk geen amazonemannen zijn. En ze zijn nog gewapend ook. Er heerst ook een vreemde angstige sfeer om haar heen. Plots wordt ze door gewapende mannen tegengehouden. ‘Je pasje, amazone.’ Sorane kijkt de twee mannen en de vrouw verbaasd aan. Ze hebben beschermde gevechtskledij aan en zijn zwaar bewapend. Maar ze zijn duidelijk niet uit het amazonerijk afkomstig. Het zijn eerder huurlingen of iets anders. ‘Ik heb geen pasje, maar ik ben ook geen amazone?’ zegt ze en reikt haar paspoort van Sorane Nador aan. Een van de mannen neemt het aan. ‘Sorane Nador. Toch niet die…’ ‘Juist geraden, man. Ik ben hier een beetje undercover om toezicht te houden zonder dat iemand het merkt.’ ‘Ach zo. In orde. Ga maar. Als je iets ziet, meldt het dan in de oost sector, daar is ons coördinatiecentrum.’ Even later mengt Sorane zich tussen de burgers, die aan het winkelen zijn. Maar ze voelt duidelijk hun angst. Hier is iets gaande, maar dat zijn haar zaken niet. Ze moet naar de tempel. Waar volgens de nota’s van Jov iets vreemds met haar moeder gebeurd is. Maar de naam van de tempel staat er niet bij. Ze gaat op zoek en betreed er verschillende, maar in geen van allen staat er een schrijn zoals haar stiefvader beschrijft. Als ze op het einde van een lange straat uitkomt, ziet ze plots een kleine tempel. Aan de toegang staan twee vrouwen. Iets trekt haar naar die tempel toe. De twee vrouwen kijken haar na als ze binnenstapt, want in deze tempel, die aan de verhevene gewijd is, komt bijna niemand meer. De verhevene is al jaren dood. Dan merkt ze een priesteres op die uit een lift stapt. Ook de jonge vrouw merkt haar op. ‘Mag ik u iets vragen?’ zegt Sorane. De vrouw knikt even. Mijn moeder is ooit hier geweest, maar dat is al vele jaren geleden. Ik was toen nog een baby. Ze heeft mijn stiefmoeder later enkele vreemde dingen vertelt. En zij vertelde het dan vele jaren later weer aan mij.’ ‘Dat is van voor mijn tijd, Ona. Je kan dat beter aan Onis Beya Nogran vragen. Zij vertelt altijd een vreemd verhaal dat in die tijd zou gebeurd zijn. Het heeft iets met de verhevene en het schrijn daar te maken geloof ik.’ Sorane aarzelt en besluit om toch deze jonge priesteres verder uit te horen. ‘Bent u dan geen priesteres?’ ‘Nee, Ona. Nog lang niet. Ik ben een leerlinge. Een van de laatste denk ik, want ons geloof heeft veel van haar volgelingen verloren. Zeker nu de verhevene een andere richting lijkt ingeslagen te zijn.’ ‘Wie is de verhevene?’ ‘Een van de amazone godinnen. Haar naam is Jakira. Maar ze overtreedt nu haar eigen leer.’ ‘Hoezo?’ ‘Dat is iets dat Ona Nogran beter kan uitleggen.’ Sorane knikt even. ‘Je had het daareven over een verhaaltje? Wil je mij daar iets meer over vertellen?’ ‘Misschien dat Onis(Hoofdpriesteres) Bey…’ ‘Vertel maar wat je weet. Ik zie daarna wel of het belangrijk genoeg is om eens met Onis Nogran te praten. Is dat niet het geval, dan heb ik haar niet voor niets lastiggevallen.’ De vrouw knikt even. ‘Vele jaren geleden was er een vrouw met een baby op bezoek in de tempel. Volgens Onis Nogran lichte het schrijn even op, als ze in de buurt stond. Nadien is dat nooit meer gebeurt, maar de vrouw is ook niet meer teruggekeerd. Volgens de Onis moet die vrouw een uitverkorene geweest zijn. Maar niemand van onze priesteressen wist haar naam.’ ‘Weten jullie de naam van die vrouw?’ ‘Nee. Ze was wel een amazone, dat weet ik nog. Misschien dat Onis Nogran het weet.’ ‘Dan lijkt het me toch beter om eens met Ona Nogran te praten.’ Sorane kijkt binnen om zich heen en glimlacht als ze het schrijn opmerkt. Ergens komt het haar bekend voor. Aarzelend loopt ze naar het schrijn toe. Plots licht het op. ‘Welkom, gebieder,’ klinkt een stem. ‘Wat bedoel je?’ vraagt Sorane. Maar de stem antwoordt niet. ‘Waarom zeg je gebieder tegen mij?’ ‘Omdat u een deel van de gebieder bent.’ ‘Een deel? Wat bedoel je nu weer?’ ‘U weet nog niet wie u bent, dan kan en mag ik niet meer gegevens geven.’ ‘Maar…’ ‘Ga, Sorane Cobanon. Keer pas terug als u diegene bent die u zou moeten zijn.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘De centrale tempel kan u naar Delos leiden, gebieder. Maar u bent nog niet echt diegene die verwacht wordt.’ Sorane snapt er niets van en kijkt naar het schrijn, maar het licht gaat uit. Ze moet in de centrale tempel zijn, dat beseft ze, maar waar is die ergens. Ook op Yharven of op een andere amazone planeet. ‘U zal dat weten zodra u bent wie u moet zijn, gebieder.’ ‘Anya, begin jij nu ook al, met dat gebieder gedoe,’ antwoordt Sorane in gedachten. Als ze zich omdraait, ziet ze de jonge leerlinge en enkele priesteressen ontsteld naar haar kijken. ‘Weten jullie hier soms meer over?’ De leerlinge slikt even en zegt: ‘Nee, Ona. O, u heeft geluk. Daar komt Onis Nogran juist aan.’ Sorane kijkt in de richting dat de priesteres wijst en ziet een slanke blonde vrouw naderen. ‘Ona Cobanon wil u spreken, Onis.’ De vrouw kijkt even naar haar leerlinge en dan naar Sorane. ‘U zocht mij, Ona.’ ‘Twee van uw priesteressen zeiden dan u meer wist over wat er gebeurd was, toen mijn moeder met mij als baby het schrijn liet oplichten.’ ‘Dat klopt, maar het is al vele jaren geleden.’ ‘Vandaag lichte het scherm plots op, toen ik ervoor stond.’ Even kijkt de Onis naar haar leerlingen en dan naar het schrijn. Sorane merkt dat ze zich probeert te herpakken. Dan wendt de priesteres zich naar Sorane. ‘Dan moet u zijn die het schrijn deed oplichten. Alleen uitverkorenen kunnen dat, Ona. Wij dachten toen allemaal dat uw moeder de uitverkorene was. Maar het was u, de baby die ze in haar armen had, toen ze in de nabijheid het schrijn kwam. U deed toen het schrijn oplichten, zoals u ook vandaag deed.’ ‘Leg dat eens uit, want ik begrijp er steeds minder van. Ik hoorde een stem die het had over een of andere gebieder.’ ‘Dat kunnen wij niet. Niemand van de priesteressen weet iets over het schrijn. Maar het oplichten ervan moet zeer belangrijk zijn. We hoorden allen de woorden uit het niets en uw antwoordt. Waar de stem vandaan kwam weten we niet.’ ‘Wist ik maar wat het betekent. Wie is die gebieder?’ ‘Daar moeten wij het antwoordt op schuldig blijven, Ona Cobanon.’ ‘De stem sprak van de centrale tempel, weten jullie waar die is?’ ‘In de hoofdstad, maar ik denk niet dat u daar toegang hebt. Want dan zou u het niet moeten vragen.’ ‘Laat maar, Ona. Ik ga! Maar misschien kom ik ooit terug om dit op te lossen. Ik hoop dat jullie dan meer antwoorden hebben.’ Even knikt ze de jonge leerlinge nog toe. ‘Mag ik uw naam weten, meisje?’ ‘Dat is mijn zusje, Reyane. Over enkele maanden wordt ze priesters, als ze slaagt voor de proeven.’ ‘En u. Wie bent u?’ ‘Tyrina, Ona.’ ‘Je zus heeft me goed geholpen, Tyrina. Ik denk dat ze een goede priesteres zal woorden. Dat voel ik.’ De priesteressen kijken Sorane verbaasd na, als ze zich naar buiten haast. ‘Zou die vrouw werkelijk de gebieder kunnen zijn, Mysana?’ Tyrina kijkt haar collega aan. ‘Ze zei iets van… Waarom noem je mij de gebieder?’ ‘Vreemd,’ zegt de andere, ‘Moeten we het niet melden?’ ‘Nog niet, ik wil dit even onderzoeken, want als we het verkeerd hebben, dan zijn de gevolgen niet te overzien.’ ‘Je hebt gelijk. We moeten voorzichtig zijn, want koningin Phisha is ons niet meer gunstig gezind. En de vreemden die ze landingsrechten gegeven heeft, die zou nog gevaarlijker.’ Tyrina kijkt haar zusje aan. ‘Ga jij maar trainen, Reyane. Als je wil dat deze vreemde roodharige geen ongelijk krijgt.’ ‘Ik zal haar niet teleurstellen, zus. Want ik voel dat ze zeer belangrijk is voor de verhevene.’ Tyrina kijkt haar zus na als ze opnieuw naar de lift toeloopt. Verschillende dagen later stapt Sorane uit de zwever die haar naar de ruimtehaven bracht. Ze kijkt om zich heen, want hier lijkt alles rustig. In tegenstelling van sommige mensen die ze onderweg opmerkte. Die waren niet als amazones gekleed. De mannen waren in een strakke kleding gekleed. De meesten waren vergezeld door een of meerdere mensen van wie ze het uiterlijk niet kon zien. Sorane is een van de eersten die inscheept. Vanuit het passagiersschip neemt ze contact op met de centrale computer van de ruimtehaven en vindt al snel de gegevens die ze zoekt. Teira en haar famillie zijn al twee dagen eerder vertrokken met een speciale vlucht naar Enuron. ‘Stom. Had ik dat geweten, dan was ik nu al bijna op Enuron,’ denkt ze met spijt. Maar toch is ze opgelucht nu ze dit weet. Nog vier uur duurt het voor het vertreksignaal gegeven wordt. Sorane zucht als het passagiersschip zich een paar uur later van de grond verheft. Pas twee uur na het vertrek gaat ze naar de eetzaal om iets te eten. Maar ze merkt als snel enkele mannen op die haar lijken te observeren. Op de terugweg wordt ze door een van hen gevolgd. Deze man onder vindt al snel hoe hard Sorane kan zijn. Ze drukt op bepaalde zenuwen, waardoor hij in elkaar krimpt van de pijn. Meer dan twintig minuten houdt hij het vol, maar als ze plots een paar lange naalden uit haar tasje neemt, Kijkt hij haar met een blik vol angst aan. ‘Angst van naalden, man.’ De man knikt lichtjes. ‘Dan zal je na deze behandeling er nog meer angst hebben, denk ik. Of wil je mijn vragen beantwoorden.’ De man schrikt maar schudt zijn hoofd. Sorane glimlacht even en steekt een naald terug. ‘Eerst deze,’ fluistert ze. Dan gaat ze achter de man staan en drukt de punt tegen zijn vlees, naast zijn ruggengraad. Zodra ze begint te duwen, roept de man het uit van de pijn. ‘Stop, ik zal spreken,’ fluistert hij. Dan trekt Sorane de naald terug en begint hem vragen te stellen. Met trillende stem beantwoordt hij haar vragen. Zo komt ze te weten dat er nog vier aan boord zijn. Ze hebben de opdracht, van Hera Eravna, om haar te doden. Ze besluit om ze een voor een uit te schakelen en begint een zoektocht. Toch loopt ze nog bijna in hun val. Een kan ze uitschakelen, maar achter haar staan twee anderen die hun wapen op haar gericht houden. Maar ze kunnen niet schieten. Twee stralen hebben hun hart doorboort. Als Sorane een kreun achter zich hoort, draait ze zich bliksemsnel om, terwijl ze zich opzij werpt. Maar ze vuurt niet, omdat de twee in elkaar zakken. Ze onderzoekt de twee doden en stelt vast dat ze langs achter neergeschoten werden. Ze kijkt op haar hoede om zich heen, maar ziet niets verdachts. ‘Iemand heeft hen gedood. Om mij te redden? Maar waarom?’ denkt ze, terwijl ze haar wapen verbergt. Nog even kijkt ze naar de man die zij zelf dode, maar ze kent hem niet. Dan maakt ze zich snel uit de voeten, want ze wil lastige vragen ontwijken. Maar dan verandert ze van gedachten. Een uurtje later wordt ze bij de kapitein toegelaten en brengt verslag uit van het gebeurde. De kapitein gelooft haar omdat ze hem zelf op de hoogte kwam brengen. Hij laat de lichamen weghalen en noteert het in het boordverslag. Er moet er nog een zijn, maar de bemanning is nu ook op de hoogte en die hebben scanners om elk type wapen te registreren. Dus volgen er veel controles, waardoor de laatste geen kans krijgt om Sorane te belagen. Als het toestel eindelijk op Enuron land, is Sorane opgelucht, maar neemt zich voor om terug te keren, want de dood van haar ouders moet bestraft worden. En Teira is ervoor in de gevangenis beland. Dat die amazone onschuldig is daar is ze zeker van. Haar gevoel heeft haar nog nooit misleid. Maar ook hier wacht haar nog een taak. De moordenaars van haar pleegouders, nog twee van hen leven nog. En die twee willen haar dood Sorane besluit echter om eerst haar gedachten op orde te stellen en neemt een paar weken verlof. Als je het verlof kan noemen. Met een zweefbus begeeft ze zich naar haar villa in Mogwan. Enkele mannelijke passagiers kijken haar met steelse blikken aan. Maar ze lijkt het niet te zien. Toch observeert ze hen wel zonder dat ze het merken. Een paar minuten later worden haar gedachten afgeleid, als ze aan haar stiefzusje, Reysa, moet denken. Binnenkort wordt die 21 jaar, want ze is zeven jaar jonger dan ik.’ ‘Dat is niet meer juist Sorane,’ ‘Wat bedoel je, Anya? Niet meer juist?’ ‘Toen je zessentwintig werd, activeerde ik een van mijn mogelijkheden. Hierdoor regenereerde ik je cellen, waardoor je lichaam vanaf dan in de toestand van een zessentwintigjarige bleef.’ ‘Wat?!? En dat zonder mijn toestemming?’ ‘Het was mijn beslissing Sorane. Maar die beslissing was nodig…’ ‘Leg me dat later meer eens uit, Anya. Maar wil je soms zeggen dat ik tot mijn dood een zessentwintig jarige zal blijven.’ ‘Zoiets, maar je blijft leven zolang ik je cellen regenereer.’ ‘Bedoel dat ik zoals de goden vele duizenden jaren kan leven. Dus moet je zoiets zijn als een Yomoon die allen goden mogen dragen.’ ‘Ik ben veel meer dan een Yomoon, Sorane. Maar zoals je zei, zal ik dat wel later uitleggen.’ ‘Sorane slikt even, want die nieuws heeft haar wel getroffen. ‘Nu zijn Jenan en Reysa nog jonger dan ik, maar over vijf jaar zal ze even oud en dan ouder worden. Hoe zullen die dat opvatten?’ denkt ze. Twee jaar geleden heeft ze haar stiefzus zelf werk bezorgd in de streek van Mogwan. De laatste keer dat ze haar en haar broer, Jenan, zag, was bij de begrafenis van haar pleegouders. Hopelijk woont Jenan nog in Mogwan, want ze zou hem weleens willen terugzien. Misschien is hij al met zijn vriendin getrouwd. Plots begint de zweefbus te dalen en komt naverend op de grond terecht voor het station van Mogwan. Sorane merkt dat vier van de mannen achter haar uitstappen. Eentje gaat rechts en verlaat het perron. De andere drie blijven staan praten. Ze trekt lichtjes haar schouders op en haast zich naar de linker uitgang toe. Op straat blijft ze even staan en kijkt naar het drukke verkeer en enkele voorbijgangers. Weer merkt ze die drie mannen op. Ze doet echter of ze niets merkt. Alleen vraagt ze zich af waar de vierde is gebleven. Ze ziet hem nergens, maar haar gevoel zegt dat hij in de buurt is. Het is bijna te laat als ze hem plots opmerkt. ‘Je bent eraan, Sorane,’ zegt hij en vuurt zijn beide wapens verscheidene malen na elkaar af. Maar Sorane reageerde dadelijk toen ze hem zag. Vanop de harde stenen, vuurt ze tweemaal. Twee harde klappen slaan beide wapens uit zijn handen. Even staart hij naar zijn gebroken vingers, dan richt hij zijn verbaasde blik op de roodharige, die langzaam rechtstaat. Op hetzelfde moment klinken drie schoten, die de man in de rug treffen. Sorane kijkt de drie mannen verbaasd aan. ‘Hij was onze beste moordenaar, Sorane. Maar jij bewees daarjuist dat jij beter bent. Daarom leef je nog. Wij moesten je doden, maar ooit dienden wij Hera Alinsa. Zij werd gewoon afgemaakt. Nu worden we gedwongen om diegene te dienen, die de opdracht gaf. Wij hopen door jou leven te sparen, dat jij ooit Hera Eravna haar verdiende loon geeft.’ ‘Allemaal goed wel man. Maar ik had hem liever in leven gehad.’ ‘Dan was je dood geweest, Sorane Nador. Hij had een bomgordel om, die hij op het punt stond te activeren.’ De roodharige bukt zich en opent het vest van de dode. Even staart ze naar de verschillende staafjes met springstof. Langzaam staat ze op en kijkt naar de drie. ‘Zij zal boeten, dat weet ik. En mijn naam is niet Nador, maar Cobanon.’ Heel even zeggen de drie niets, dan stamelt een van hen. ‘Cobanon…. Jij bent… de dochter van die…’ ‘Verraders, wil je zeggen, man.’ ‘Zoiets,’ fluistert een andere. ‘Ze werkten voor het gerecht om bandieten en moordenaars, zoals ik en jullie, te bestrijden. Dus ik zou hen geen verraders noemen, als ik jullie was.’ Als de drie zwijgen, zegt Sorane koel: ‘Ik zal Hera Eravna aanpakken, maar alleen omdat ze mijn ouders liet doden. Voor ik haar echter haar verdiende straf geef, zal eerst diegene die de zender in de zwever plaatste boeten. En ik hoop voor jullie, dat ik jullie daar niet aantref, want voor wie haar dient zal ik geen genade kennen.’ De drie kijken haar nadenkend aan voor ze knikken. ‘Dat is onze wens en doel, Sorane. Zolang je die Eravna maar afmaakt.’ ‘Waarom zou ik haar afmaken, man? Ik ben van plan om haar in de gevangenis te laten rotten.’ Even heffen de drie hun wapen, maar een van hen zegt: ‘Misschien is dat ook wel beter, vrienden. Dan kan ze voor haar dood nog nadenken over haar slachtoffers.’ ‘Ze heeft geld, Kotan. Eravna kan zich met gemak vrijkopen.’ ‘Jullie hebben gelijk. Dat kan ze. Maar dan wacht een leven van angst, want vroeg of laat zal ik haar doden.’ De drie kijken elkaar even aan. ‘Daar kunnen wij met leven, Sorane. Maar je woorden zijn voor ons een belofte, die jij moet nakomen. Doe je het niet, dan zal een van ons je doden.’ Dan draaien ze zich om en stappen kalm weg, nagestaard door de roodharige. ‘Die zijn geen haar beter dan dat uitschot van moordenaars. Misschien is het veiliger om hen nu neer te leggen. Maar omdat ze mijn leven tweemaal gered hebben, kan ik dat niet,’ denkt ze, terwijl naar haar zijde tast. Daar voelde ze twee inslagen, maar ze kan geen wonde ontdekken. Even denkt ze na, maar vind maar een verklaring. Anya moet haar beschermd hebben. Even meent ze een gegiechel te horen, maar dat kan haar inbeelding zijn. Ze trek haar schouders en kijkt nog even naar de dode op grond. Voorzichtig knielt ze opnieuw en verbreekt de verbinding met de springstoffen, na een kort onderzoek van de configuratie. Dan zet ze zich in beweging en haast zich naar een van de verhuurbedrijven waar ze een zwever huurt. Zeven uur later bereikt ze Mogwan. Terwijl ze door de straten vliegt, kijkt ze even naar het leven dat zijn gewone gang gaat. Als ze mensen met elkaar ziet praten, komt plots de wens op, om haar zus nog eens te zien. Even twijfelt ze nog, maar dan slaat ze aan het kruispunt linksaf in plaats van rechts. Een paar minuten later ziet ze de kleine villa en parkeert de zwever op de oprit. Even blijft ze voor zich uitstarend zitten. Zou ze het durven of weer weggaan? ‘Nee, ik moet doorzetten. Iemand moet de eerste stap doen.’ Als ze uitstapt, komt een jonge vrouw naar buiten. ‘Sorane, jij bent het dus toch.’ ‘Hallo Reysa. Ik heb een tijdje rust nodig om mijn gedachten op orde te brengen.’ ‘Kom binnen, Het is jouw huis. Ik wil je geschenk niet.’ ‘Nee, Reysa. Dit is een van de twee villa’s dat ik aan jou en Jenan gegeven heb. Het staat op jullie naam.’ ‘Dacht je dat ik niet zou ontdekken, dat je deze villa gekocht hebt met jouw geld, Sorane. Geld dat je verdiend hebt met het doden van mensen. Je weet dat ik dat verafschuw.’ ‘Ja, dat weet ik. Maar die villa’s hier werden mij geschonden, door de mensen van deze stad.’ ‘Geschonken… Laat me niet lachen, waarom moet jij toch altijd leugens verkopen.’ ‘Ik lieg niet, zusje.’ Reysa kijkt haar woedend, met trillende handen aan. Maar Sorane gaat er niet op in. ‘Hoe weet je dat deze villa op jouw naam staat?’ vraagt ze. ‘Reysa slikt even, alsof ze haar woorden wil inslikken. ‘Van mijn vriendin, Zuyana. Ze heeft haar mond voorbijgepraat. Ik was eerst woedend, maar toen ze vertelde dat je er mee wou stoppen, was ik opgelucht. Daarom wil ik nu even met jouw praten, maar meer ook niet.’ ‘Dat had Zuyana beter niet gedaan, zus.’ ‘Gelukkig heeft ze het wel gedaan, Sorane. Want er werd me ook iets duidelijk, toen ze van Verin vertelde. Jij moet door een hel gegaan zijn. Iets dat nog veel erger is dan onze ruzie.’ ‘Het heeft me diep getroffen, Reysa. Maar ik moet verder met mijn leven, al zal ik hem niet zo snel vergeten, denk ik.’ ‘Je zal wel opnieuw een knappe man tegenkomen, zus,’ zegt Reysa knikkend, terwijl ze moeite doet om haar stem vriendelijker te laten klinken. Sorane merkt het echter wel. ‘En jij, hoe is het met je vriend, Ferino.’ ‘Zeer goed, hij woont sinds kort bij mij in.’ ‘Misschien kom ik nog weleens op bezoek, zus. Dan kan je me aan je vriend voorstellen.’ Maar Reysa verstard dadelijk. De roodharige merkt het en zegt snel: ‘Waarom heb je mij dan niet opgebeld, nadat je met Zuyana over mij gepraat hebt. Ik had je dolgraag willen spreken?’ ‘Nee, Sorane. Ik belde je niet op omdat je in verband gebracht werd met een viertal moorden,’ zegt Reysa met trillende stem. ‘Verdomme, Sorane. Maak nu eens dat je hier wegkomt en blijft weg,’ denkt ze, maar laat niets blijken. ‘Dat was ik ook, zus. Maar die behoorden tot de groep opdrachtgevers van de moordenaars van onze ouders.’ ‘Zie je wel. Ik had zo gehoopt van niet, maar je bekent het zelf. Je zei dat je wilde stoppen, maar je kon het niet. Dat is jouw leven van doden, waar jij voor koos. Een leven in luxe verdiend met bloedgeld. Zelfs het huis waar ik in woon is met dat geld betaald. Ik kan niet weg voor ik genoeg gespaard heb. Maar ik verbied je de toegang tot mijn huis dat van jou is en blijft. Ik wil het niet,’ vliegt Reysa uit, want het wordt haar te veel. Sorane die even opgelucht was, toen ze haar zus zag, beseft dat Zuyana niet alles gezegd heeft. ‘Reysa, zus. Wacht… Je weet nog niet alles.’ ‘Ik hoef niet meer te weten, Sorane. Jij bent mijn lief zusje niet meer, maar een moordenares zonder geweten. Jenan gelooft nog in jou, maar ik niet. Als je niet uit mijn leven wil wegblijven, dan verlaat ik Mogwan, of ik nu geld genoeg heb of niet.’ ‘Zusje, ik smeek je om te blijven. Je had gelijk, want sinds ik die moordenaar, van wie ik hield dode ben ik alleen gebleven. Ik vertrouwde niemand meer.’ Reysa blijft staan voor haar zwever en draait zich langzaam om. Op een paar passen van haar staat haar zus, met tranen in de ogen. Ze weet niet wat te doen. ‘Dat bloedgeld, zoals jij dat noemt, heb ik nuttig gebruikt om de bewoners van dit dorp te helpen. Ze hadden geen werk en nu is hier overal werk.’ ‘Ik moet geloven dat ze dat aan jou te danken hebben.’ ‘Dat laat ik aan jou over, Reysa. Vroeger waren we als broer en zussen. Ik verlang naar die tijd terug.’ ‘Dat was voor jij begon...’ ‘Het was het enige waar ik voor opgeleid werd.’ ‘Zeg maar niets meer, Sorane.’ ‘Laat ons erover zwijgen, Sorane. Wat gebeurd is, is gebeurd. Je bent mijn zus, maar ik was diegene die geen vertrouwen in jou had.’ ‘Ik weet dat het hun wens zou zijn, maar ik kan dat niet zomaar van me afzetten.’ Sorane knikt. ‘Ik ben hier om mijn famillie terug te zien, Reysa. Niet om ruzie te maken en jij, of je wil of niet, bent mijn zus waar ik van hou.’ Reysa schrikt even. Want diep in haar wil ze dat ook wel, maar Sorane verhuurt zichzelf om mensen te doden. En wordt er zeer dik voor betaald. Ook haar broer Jenan heeft Sorane nooit kunnen vergeven. Als ze hem meedeelt dat Sorane bij haar, woont, zal hij komen en doen waar zij niet sterk genoeg voor is. Maar ergens diep in haar binnenste twijfelt ze er toch aan, want haar broer is veranderd als het om Sorane gaat. Als Sorane zich omdraait en zich van haar verwijdert. Ze merkt dadelijk dat het moeizaam gaat. Ze beseft dat Sorane haar trots opzijzette om met haar te komen praten. ‘Nee, ik kan haar niet wegsturen. Ze is mijn zus. Al kan ik haar niet vergeven,’ denkt ze. Dan keert ze zich naar de roodharige en zegt bijna fluisterend: ‘Sorane…. Het spijt me, zus.’ Sorane blijft staan en kijkt om. Ze ziet Reysa staan, die niet goed meer weet welke houding ze met aannemen. Maar dan hoort ze haar zeggen: ‘Kom toch binnen. Je kan in de logeerkamer logeren. Ik kan je mijn hulp niet weigeren, Sorane. Al ben ik nog steeds kwaad op jou. Zoals je daareven zei, je bent en blijft mijn zus.’ ‘Dank je, Reysa. Ik verzeker je dat ik wil stoppen met mijn beroep. Maar ik moet mijn weg beëindigen, anders zal ik nooit echt een nieuw leven kunnen leven.’ Reysa knikt alleen maar en volgt haar stiefzus naar binnen. Als haar zus haar wil voorgaan, zegt de roodharige glimlachend. ‘Ik weet de weg, zusje. Al mijn villa’s zien er vanbinnen hetzelfde uit.’ Reysa knikt even. ‘Ik ga eten klaarmaken. Als je wil kan je mee eten.’ ‘Dat zou me goed doen. Voor een keer met iemand samen aan een tafel zitten.’ ‘Heb je geen andere vrienden, zus?’ ‘In mijn beroep maak je niet zo snel vrienden, Reysa. Wel collega’s, die je argwanend bekijken. Of opdrachtgevers die je liever zien gaan dan komen, tenzij ze een opdracht hebben. Sommigen vrezen je zelfs, omdat je misschien door een andere meer zou betaald kunnen worden om hen een kopje kleiner te maken.’ ‘Is het zo erg, Sorane?’ De roodharige knikt even en stapt de lift in. Even kijkt Reysa naar de energiewand voor haar. Dan trekt ze haar schouders op en gaat naar de keuken. Even kijkt ze op de klok, terwijl ze aan Sorane denkt: ‘Wat gaat Ferino zeggen, als hij Sorane ziet. Hij weet dat ik haar niet wil zien en nu heb ik haar nog uitgenodigd ook.’ Als Sorane een uurtje later naar beneden komt, ziet ze haar stiefzus en een jongeman aan de tafel zitten. ‘Hallo, zus. Wie is deze knappe jongeman?’ Reysa kijkt Sorane wrevelig aan. ‘Dit is mijn vriend Ferino. Ferino, dit is mijn stiefzus Sorane Cobanon, zoals ze zich sinds enige tijd noemt.’ De jongeman, die al van Reysa weet dat Sorane er is, kijkt haar aan. Het is een zeer mooie vrouw, beseft hij. Het is toch moeilijk te geloven, dat ze zo een harde genadeloze meid is. Hij merkt dadelijk dat Reysa moeite moet doen om haar zus te dulden. Voorzichtig staat hij op en geeft Sorane een hand. ‘Hai, Ferino. Ik vermoed dat je meer bent, dan een vriend van Reysa.’ ‘Ja, mevrouw Cobanon. Ik hou van Reysa.’ ‘Zeg maar Sorane, Ferino. Mijn zusje, mag me niet zo omdat ik mensen dood die het verdienen en daar ook nog voor betaald wordt.’ Even kijkt de jongeman naar Reysa, maar Sorane zegt snel: ‘Maar dat is iets tussen haar en mij, ik wil jullie vriendschap niet op het spel zetten.’ Ferino slikt even, want aan de blik van zijn vriendin kan hij zien, dat ze het meent. Dus zwijgt hij, maar hij houdt zich voor om als ze alleen zijn, even met haar te praten. Sorane zet zich aan de tafel en neemt een paar boterhammen. Iets meer dan een uur later stopt een tweede zwever op de oprit. Sorane, die zich op haar kamer bevindt, herkent door het raam, Jenan die uitstapt. Ze besluit op haar kamer te blijven en gaat op het bed liggen. Jenan neemt zijn huilende zus in de armen. ‘Wat is er, zusje?’ ‘Sorane is hier, Jenan. Ook jij wil niets met haar te maken hebben, maar ik heb de kracht niet om haar weg te sturen.’ ‘En jij wil dat ik dat doe. Nee, zusje, dat kan ik niet. Sorane is en blijft onze oudere zus, ook al ga ik niet akkoord met de manier dat ze geld verdient.’ ‘Je wil dat ik haar in ons leven toelaat, terwijl we beiden juist weggingen omdat ze haar beroep niet wou opgeven.’ ‘Dat was een paar jaar geleden, Reysa. Maar weet jij wel wat onze zus met haar geld hier voor de mensen hier betekend heeft en nog steeds betekend.’ Reysa kijkt hem verbaasd, want Sorane heeft daarstraks ook al iets in die zin gezegd. Maar ze geloofde haar toen niet. ‘Sorane houdt maar een zeer klein deel van het geld voor zichzelf. Negentig percent van haar verdiende geld wordt hier gebruikt om de mensen werk te geven en onderzoek te doen op vele gebieden. Het enige dat ze hiervoor terugkreeg zijn drie huizen in deze streek. Dit huis, het mijne en een villa waar ze alleen zou kunnen zijn. Ik heb al met haar gesproken, maar ze kwam naar hier omdat zij jou wilde terugzien.’ Reysa staart haar broer met grote ogen aan. ‘Dus je bedoelt dat ze daarstraks de waarheid zei en dus de mensen hier met haar geld helpt. En nu verdient ze eraan.’ ‘Nee, zus. Ze gaf geld, maar alleen deze drie villa’s wilde ze aannemen. De winsten van het geld worden opnieuw besteed om deze streek en omliggend gebieden meer welvaart te brengen. Sorane wil van dat geld niets hebben. Ze houdt alleen genoeg over om normaal te kunnen leven.’ Reysa kijkt even naar Ferino. Ze weet niet wat te doen. Als dit waar is, dan is ze de vriendschap van Sorane niet meer waart. Ze had haar moeten geloven en ze deed het niet. Ferino voelt wat er in zijn meisje omgaat, als hij haar ontredderde blik ziet. Ze weet niet wat te doen. Gelukkig heeft ze Sorane de deur niet gewezen, want dan zou het nog erger zijn. Haar handen trillen als ze weer naar Jenan kijkt. Haar broer merkt dat ze tranen in de ogen heeft. ‘Lieveling. Ga met je stiefzus praten. Wat je broer vertelde, daar waren wij beiden niet van op de hoogte. Ik heb Sorane maar even gezien, maar ik weet zeker dat ze je zal vergeven.’ Reysa richt haar aandacht weer naar haar vriend en fluistert: ‘Dat durf ik betwijfelen, Ferino. Jaren geleden lieten wij, mijn zus, na een ruzie hierover alleen achter. En vandaag ontving ik haar bijna als een vijand. Nee, ik kan haar niet onder de ogen komen.’ Ferino staat op en neemt de hand van Reysa vast. ‘Kom, we gaan naar Sorane om je verontschuldiging aan te bieden.’ Even wil Reysa weigeren, maar als ze in zijn ogen kijkt, schrikt ze van zijn strenge blik. Langzaam staat ze op en blijft even tegen hem aanleunen. Ferino slaat een arm om haar schouders en drukt haar even tegen zich aan, terwijl hij op haar voorhoofd kust. Reysa kijkt haar broer even aan. ‘Hoelang wist je het al, Jenan?’ ‘Een maand of twee, denk ik. Je weet dat ik lid van het gemeentebestuur geworden ben. Daar vond ik de financiële gegevens. Eerst kon ik het niet geloven, maar met de hulp van je vriendin Zuyana en mijn nieuwe vriendin, Deriva, ontdekte ik langzaam meer en meer van de herkomsten van de beschikbare fondsen en waarvoor ze gebruikt werden. Hierdoor veranderde mijn beeld van onze stiefzus helemaal.’ Zowel Reysa als Ferino kijken hem verbaasd aan, terwijl hij verder gaat: ‘Jullie weten dat Geevy mij bedroog,’ zegt Jenan. ‘Daar heeft Geevy mij niets van gezegd.’ ‘Is ze bij jou geweest, zus?’ ‘Ja, ongeveer een dag. Als ik terug van mijn werk kwam was ze weg.’ ‘Pas een week later hebben we van Zuyana over jullie ruzie gehoord, Jenan,’ zegt Reysa, waarna haar broer even slikt en dan verder spreekt. ‘Daarom heb ik haar aan de deur gezet. Een paar weken later ontmoette ik Deriva, een jonge vrouw die twee jaar geleden nog verlamd was. Haar behandeling in het onderzoekcentrum was succesvol, waardoor ze weer kon lopen. Zij aanbad Sorane, wat mij verbaasde. Want ik wist toen nog niet hoe ze Sorane kende. Bij onze tweede afspraak bleek dat ze Sorane nog nooit ontmoet had, maar ze kende haar naam door werk dat haar ouders deden. Zij wisten waar het geld voor het onderzoek, dat haar weer liet lopen, vandaan kwam. Haar behandeling bleek alleen mogelijk te zijn met dat geld van een fonds met uitsluitend geld dat door Sorane werd geschonken. Sorane’s geld maakt vele onderzoeken mogelijk.’ ‘Geld van Sorane, ben je zeker?’ ‘Eerst wilde ik het niet geloven, maar later kwam ik erachter dat het werkelijk waar was. Ik kwam tot de conclusie dat onze zus hier in deze streken vele dankbare mensen had. Maar alleen de oorspronkelijke bewoners van het vroegere stadje, wisten aan wie ze het te danken hadden. Ik besloot om daar verandering in te brengen. Deriva stond hierin dadelijk achter mij, of liever naast mij. Deriva en ik voelden beiden iets voor elkaar. ’ ‘Dus je hebt een nieuwe vriendin, broer. Dat wist ik nog niet. En Geevy, je hield toch zeer veel van haar?’ ‘Ja, zus. Deriva komt straks ook naar hier. Over Geevy wil ik het niet meer hebben. Ze deed het met meerdere mannen. We hadden een zware ruzie daarover en dan ging ze ervandoor. Ze was nog de ruzie even bij jou. Maar waar ze nu is weet ik niet.’ Hij knikt even naar Jenan en neemt Reysa mee naar boven. Voor de deur van de kamer van Sorane blijven ze staan. Ferino klopt op de deur. Sorane schrikt en richt zich op. ‘Kom binnen,’ zegt ze. Ferino opent de deur en duwt Reysa naar binnen, maar zelf blijft hij buiten. Reysa beseft dat ze alleen voor haar stiefzus staat en weet niet goed hoe te beginnen. Sorane merkt dadelijk dat Reysa om iets moet gehuild hebben. Zij geeft een teken, om naast haar op het bed plaats te nemen. Maar haar zus blijft staan, nadat ze een aarzelende stap naar het bed toe gezet heeft. ‘Kan je je mijn houding van daarstraks vergeven, Sorane? Wat ik deed, verdiende je niet.’ ‘Zet je, Reysa. Alstublieft. Ik ben niet kwaad op jou en Jenan. Die ruzie was jaren geleden en daar heb ik nog steeds spijt van.’ ‘Jenan heeft mijn ogen geopend en heeft me alles vertelt. Ik weet nu dat je daarstraks niet loog, toen je het had over je projecten hier in Mogwan. Ik ben er trots op dat jij mijn zus bent.’ ‘Is Jenan hier?’ ‘Ja, Sorane. Hij heeft me alles vertelt over wat jij hier in deze streek betekend. Hij is blij dat hij je weer kan zien.’ ‘En jij.’ ‘Ik wil je vergiffenis vragen voor de koele ontvangst. Als ik het geweten had, dan…’ Sorane slaat een arm om de schouders van Reysa. ‘Laat ons opnieuw beginnen, zusje en opnieuw zussen zijn zoals we waren.’ ‘Wil dat zeggen, dat je mij vergeeft?’ ‘Zeker, al is er niets te vergeven. Na de ruzie was ik woedend op jullie. Maar later besefte ik dat ik jullie beiden had moeten inwijden in mijn leven. Ik was te trots om naar jullie toe te komen. Hoe Jenan ontdekt heeft, wat ik doe, weet ik niet. Maar het is een zwaar pak dat van mijn schouders gevallen is. Want ik weet niet of ik ook nu niet te trots zou geweest zijn om alles uit te leggen.’ ‘Laat ons erover zwijgen, Sorane. Wat gebeurd is gebeurd. Je bent mijn zus, maar ik was diegene die geen vertrouwen in jou had.’ ‘Kom, Reysa, Laat ons naar beneden gaan. Ik wil Jenan samen met jou begroeten. Ik beloof je dat ik jullie vanaf nu in vertrouwen zal nemen.’ ‘Dank je, zus. En Jenan heeft ook een nieuwe vriendin. Haar naam is Deriva.’ ‘Ken je haar?’ ‘Nee, ik weet het nog maar pas van een uurtje geleden. Het is dankzij haar dat Jenan alles over jou te weten kwam, want de ouders van Deriva werken voor de financiële dienst in Grison, de stad waar ze vandaan komt.’ ‘En Geevy. Wat is er met haar gaande? Ik weet dat ons broertje gek op haar was.’ ‘En zij op hem, maar volgens Jenan dook ze met anderen het bed in. Toen hij erachter kwam heeft hij haar aan de deur gezet.’ ‘En dan duikt Deriva plots op. Vreemd, Reysa.’ Even later stappen beiden, terwijl ze elkaars hand vasthouden naar beneden. Ze merken dadelijk dat er iemand bijgekomen is. Deriva en die staart verbaasd naar Sorane. ‘Kom er gezellig bijzitten, Sorane.’ Glimlachend voldoet Sorane aan haar verzoek. Sorane voelt zich thuis en gelukkig bij haar zus en broer, tot ze een paar dagen later met Deriva in de zetel zit te praten, terwijl de Tv aanstaat. Plots schrikt Sorane en kijkt naar het scherm. Er is een schietpartij geweest in het gedeelte van de stad waar Joe Mardon met harde hand zijn bende leidt. ‘Het wordt tijd dat ik weer in actie kom,’ denkt ze. Even ziet ze een interview met die Mardon, die zegt dat elke aanslag op een van zijn zaken, met harde hand zal beantwoord worden. Sorane balt haar vuisten, terwijl ze naar de beelden staart. Er zijn daar zeker zes doden en een twintigtal gewonden gevallen. Sorane slaakt een verwensing, want als ze dadelijk in actie gekomen was, dan was dit misschien niet gebeurd. ‘Wat is er, Sorane? Je ziet zo bleek.’ vraagt Deriva. Maar Sorane is te zeer in gedachten bezig om haar te horen. ‘Mijn noties. Die moet ik terug inkijken.’ Even kijkt ze naar haar reistas die in de hoek staat. Met een ruk richt ze zich op en stapt op de tas toe. ‘Die Joe Mardon had ik al opgespoord, maar van de laatste ken ik de naam nog niet. Hopelijk vind ik hem snel, want ik ben dit leven zo moe,’ denkt ze, terwijl ze een boekje uit haar tas neemt. Even bladert ze erin, maar kijkt plots naar het portret van Runa en Jov, dat op de kast staat. Ze herinnert zich enkele gelukkige momenten, die ze met het koppel beleefde. ‘Nee, stoppen kan ik niet. Nog die twee, en dan Eravna en die kapitein opnieuw aan de tand voelen. Pas daarna zal ik vrij zijn en een eigen leven kunnen gaan leiden. Tenminste dat het gerecht mij niet in de cel laat rotten,’ fluistert ze in gedachten. ‘Oppassen, Sorane. Die Deriva is niet diegene voor wie ze zich uitgeeft. Ze is minstens een telepate. Ze probeerde daareven je gedachten te scannen. Maar ik heb haar poging geblokkeerd.’ ‘Een telepate dus. Ik had al twijfels, want ze stelde te veel vragen, Anya.’ ‘Sorane, wat is er gaande?’ Nu hoort ze de stem van Deriva wel en ze kijkt haar aan. ‘Het spijt me, Deriva. Ik moet gaan. Misschien was dat niet gebeurd als ik mijn taak dadelijk opnieuw opgenomen had. Ik heb voor een deel schuld aan de dood van die mensen.’ ‘Ga je weg.’ ‘Ja, meisje. Ik moet.’ Even slikt de jonge vrouw, maar ze beseft dat ze Sorane niet kan tegenhouden. ‘Kon ik haar gedachten maar lezen? Iets houdt mijn telepathische scan tegen. Ze zal toch ook geen telepate zijn, want dan moet ik oppassen,’ denkt ze verbaasd. Dan merkt ze dat Sorane naar een kast toeloopt en die draait plots opzij. Ze schrikt als ze de wapens ziet die daar verborgen zijn. Ook Jenan, op dat moment die de salon binnenkomt, schrikt. ‘Sorane, wat doe je? Die wapens. Hoe komen…’ ‘Het spijt me, broer. Ik heb vele bergplaatsen zoals deze. Je weet dat ik een gevaarlijk leven leid.’ ‘Dat wel, Sorane. Maar hier in de villa dat je aan onze zus gegeven hebt, had ik dat niet verwacht.’ Even weet Sorane niet wat te zeggen, maar ze kan er niets aan veranderen. ‘Is een bergplaats, zoals deze, ook bij mij ergens verborgen?’ vraagt hij, maar hij kent het antwoordt al. Sorane knikt lichtjes, want in al haar huizen zijn bergplaatsen zoals deze en zelfs nog op andere plaatsen. ‘Ik ben de enige die ze kan openen, Jenan. Ze werden toen ik, ongeveer twee jaar, als huurmoordenares werkte, geplaatst. Zelfs Verin wist niets van mijn plannen af.’ Even denkt Jenan aan de man waar Sorane ooit zielsveel van hielt. Maar die door zijn zus gedood werd, toen hij haar in opdracht wou doden. ‘Het spijt me van Verin, Sorane.’ ‘Je moet geen spijt hebben voor die moordenaar, Jenan. Hij wilde mij doden, maar trof me niet goed genoeg.’ ‘Wat zeg je, Sorane. Heeft Verin jou…. Hij hielt toch zielsveel van jou.’ Sorane kijkt Reysa, die juist binnenkomt aan. ‘Maar niet genoeg, zus. Hij wilde zijn opdracht uitvoeren om te bewijzen dat hij hard genoeg was.’ Dan reikt ze naar haar schouderholsters en trekt het aan. Even werpt ze een blik op Deriva, maar die is met Reysa aan het praten. ‘Je had toch iets met Geevy, broer.’ ‘Dat is al voorbij. Een paar dagen nadat je vertrok, ontdekte ik dat er nog andere mannen waren waar ze mee omging. Toen ik haar daarmee confronteerde, is zij er vandoor gegaan. Ze had het over iemand uit haar verleden tegengekomen waar ze nog steeds veel om gaf. Ze liet alleen een briefje achter om zich te verontschuldigen.’ ‘Dat spijt me, Jenan.’ ‘Toch wel vreemd, want die meid hielt van Jenan, dat weet ze zeker. En die Deriva die zo ineens opdaagde? En dan werd ze ook nog verliefd op haar broertje.’ ‘Even was ik van de kaart, Sorane. Maar ik besefte al snel dat het niet mijn ware liefde kon zijn, want anders was ik haar wel achternagegaan. En toen kwam ik Deriva tegen. Zij heeft begrip voor mijn oude liefde voor Geevy, die nog steeds in mijn hart aanwezig is,’ hoort ze Jenan antwoorden. ‘Weet je het zeker?’ ‘Ja, zus. Deriva is de juiste voor mij.’ ‘Dan wens ik jullie beiden veel geluk, Jenan,’ zegt de roodharige. Dan kijkt Sorane naar Reysa en beseft dat ze nog niet weg kan. ‘Ik blijf nog even, zus. Maar morgen moet ik gaan,’ zegt ze, terwijl ze naar haar zus toestapt. Naast Reysa neemt ze plaats in de zetel. Als ook Jenan en Deriva binnen komen, zegt Jenin: ‘Deriva moet naar haar werk, zusje’s.’ Reysa zegt: ‘Jij ook, broer.’ ‘Nee, ik blijf nog even als ik mag, want ik heb Sorane nog een paar dingen te vragen.’ Reysa staat op en omarmt Deriva heel even. ‘Kom met Jenan nog eens terug, Ona.’ Deriva knikt en kijkt even naar Sorane, maar die knikt haar even toe. Als de vrouw met haar broer naar de deur toestapt, voelt Deriva dat Sorane haar nakijkt. ‘Ik moet voor haar op mijn hoede zijn,’ denkt ze. Jenan kust haar nog even. ‘Tot straks, schat.’ Deriva beantwoordt zijn kus. ‘Ik neem de bus wel, lieveling.’ Jenan kijkt haar even na als ze naar de straat toestapt en dan naar rechts verdergaat naar een bushalte toe. Dan gaat hij weer naar binnen en neemt tegen over zijn zussen plaats in de salon. Sorane kijkt hem even aan, dan zegt ze: ‘Ik moet nog een paar dingen uitleggen. Jullie weten dat ik drie villa’s in deze omgeving bezit.’ Haar broer en zus knikken. ‘Er zijn er nog twee. En al deze villa’s zijn onder de grond met elkaar verbonden.’ ‘Waarom?’ ‘Als een vluchtweg, Reysa. Daarom is er in elke villa een bergplaats met wapens.’ ‘Is dat dan nodig?’ ‘Ik dacht van wel, al heb ik deze wapens nog niet moeten gebruiken. Maar ik hielt rekening dat mijn verblijf hier zou ontdekt kunnen worden. In mijn beroep kan je niet voorzichtig genoeg zijn.’ ‘Waar is die verbinding dan, zus?’ Sorane kijkt Jenan aan en glimlacht. ‘Niet in de villa zelf, broer, maar in het diepe zwembad.’ ‘Wat? Moeten we dan al zwemmend naar de andere villa’s gaan.’ ‘Nee, Reysa. Er is een sluis, waardoor je in een droge verlichte gang uitkomt.’ Reysa kijkt Jenan even aan. ‘Dat wil ik eens zien. Jullie toch ook.’ ‘Dat kan, zus. Maar een van de twee andere villa’s is bewoond met de famillie Monnaan afkomstig van Oran II en de andere nog leeg. Ze weten echter niets van het bestaan van deze gangen af.’ Ik zal jullie de adressen van de twee andere villa’s bezorgen. Maar vraag eerst toestemming voor jullie bij hen op bezoek gaan. Er is nog een tweede amazonefamilie die op het moment onderweg is. Ik heb hen de laatste villa als onderkomen beloofd.’ ‘Waarom help jij hen, Sorane? Het lijkt mij een nutteloos tijdverdrijf. En je doet dat ook nog kosteloos denk ik.’ Sorane glimlacht even. ‘Daar heb je gelijk, Reysa. Als ik stop met mijn huidig beroep, dan zal ik een nieuwe job moeten gaan zoeken.’ ‘Dat zal niet zo eenvoudig zijn, zusje. Zelfs in deze streek niet. Gelukkig brengt jouw geld genoeg op om de streek te blijven ondersteunen.’ ‘Dat weet ik, Jenan. Daar maak ik me geen zorgen over.’ ‘Sorane, mogen we nu eindelijk die doorgangen eens zien.’ ‘Ongeduldig, zusje,’ zegt Jenan lachend. Sorane kijkt hen even aan en staat op. Kom dan, maar mee. Maar we hebben wel zwemkledij nodig.’ ‘Dat is niet zo’n probleem, zus. Ik heb wel iets voor Deriva en jou. Jenan kan een zwembroek van Ferino wel even lenen.’ Een paar minuten later staan Sorane en de twee andere vrouwen naar elkaar te kijken. Sorane heeft een blauwkleurig diep uitgesneden badpak aan, Deriva een rode bikini en Reysa een groene met bloemetjes bedrukte. Jenan komt kijken waar ze blijven. ‘Wauw, wat ben ik een geluksvogel. Omringt door drie supermooie vrouwen.’ ‘Gaan we,’ zegt Reysa ongeduldig. ‘Kom dan maar.’ Reysa duikt als eerste het water in. Sorane en Jenan volgen haar. Reysa aarzelt. Ze is een beetje bang van water. ‘Ik kan niet zo goed meer zwemmen. Het is al een tijdje geleden,’ zegt Reysa fluistert. ‘Kom, Reysa. Spring er gewoon in,’ zegt Jenan met een glimlach. Voorzichtig laat Reysa zich van de kant zakken en zwemt dan, geholpen door Jenan, naar de anderen toe. ‘Iedereen klaar,’ zegt Sorane, terwijl ze Reysa aankijkt, maar met haar gedachten is ze bij die nieuwe vriendin van haar broer. ‘Ergens voel ik dat ze liegt. Die Deriva vertrouw ik niet zo.’ Ze knikken allen. Dan duikt Sorane als eerste naar onder. Ze zwemt dadelijk naar de achterzijde en drukt daar op een paneel. Dadelijk schuift een doorgang open en ze zwemt naar binnen. Daar drukt ze op een ander paneel, waardoor de doodgang terug afgesloten wordt en het water langzaam wegvloeit. Dan kruipen ze in een grotere gang waar ze kunnen staan. De lichten flitsen dadelijk aan, als Reysa als eerste haar voeten op de bodem laat zakken. ‘Het is wel een eind lopen,’ zegt Sorane lachend. ‘Ga maar, zus. Zo snel ben ik nog niet moe.’ Dus leidt de roodharige hen door de gang en een paar minuten later bereiken ze een andere doorgangssluis. Zo komen opnieuw in een zwembad uit. Lachend hijst Sorane zich uit het water en stapt haar eigen villa binnen. Haar broer en zus volgen haar. ‘Dat is handig, Sorane.’ ‘Neem maar iets te drinken, er is genoeg in de ijskast,’ zegt ze. Terwijl Sorane vooraan eens naar buiten kijkt, gaan de anderen terug naar de veranda en gaan in de ligzetels liggen om van de zon te genieten. ‘Dat doet goed, deze koele drank,’ zegt Reysa. ‘Gelukkig heeft ons zusje eraan gedacht,’ zegst Jenan met een knipoog. ‘Zus, waar blijf je?’ roept Reysa naar binnen. Sorane heeft echter in de straat iets gemerkt. Er staan twee vreemde zwevers. In eentje zitten twee mannen, in de andere meer dan twee, want ze ziet gedaanten achterin. ‘Dat is iets voor straks als ik alleen ben. Als ze er dan nog staan, dan zal ik ze aan de tand moeten voelen,’ denkt ze. ‘Je wordt geobserveerd, Sorane. Die twee in de zwever die het dichtstbij is, hebben het over jou.’ ‘Kan jij hen afluisteren, Anya?’ ‘Als ze dicht genoeg bij zijn wel. De andere zwever staat echter te ver.’ ‘Vang je nog iets op.’ Even zegt Anya nog niets, maar dan: ‘Die staan in dienst van die Hera Eravna.’ ‘Haha... Dan zijn het zeker weer een groepje, die mij moeten omleggen. Maar ik zal ze voor zijn. Kan je hen in het oog houden, voor het geval dat ze naar hier komen. Ze kunnen niet weten dat ik hier ben.’ ‘Voor eenmaal, Sorane. Want je weet dat…’ ‘Dat weet ik al, Anya. Laat maar.’ ‘Zwevers worden geobserveerd, Sorane.’ ‘Dank je.’ Dan neemt ze een drankje uit de ijskast en haast zich naar de veranda. Van die zwevers zegt ze echter niets tegen haar broer of zus. Ze wil hen niet ongerust maken. Pratend en lachend genieten ze van de zon, tot Reysa plots zegt: ‘We moeten terug naar mijn huisje, Sorane. Ferino zal wel gaan thuiskomen, denk ik.’ Sorane knikt en richt zich op. Een paar minuten later haasten ze zich door de ondergrondse gang naar de andere villa. Sorane snelt naar boven om haar andere kleren aan te trekken. Als ze terugkomt, slikt Reysa even. Want in het zwart, zoals ze altijd gekleed gaat, ziet haar zus er veel gevaarlijker uit. Ze ziet naar een hoek lopen en op en knop drukken, waardoor een panel opzijschuift. Jenan die haar opmerkt, kijkt haar met een ernstige blik aan. Opnieuw ziet hij de vele wapens op hun smalle rekken, terwijl Sorane een klein handwapens die aan de wanden bevestigd zijn ib haar hand neemt. Een voor een steekt ze beide revolvers in haar schouderholsters. Ze merkt niet dar Reysa naar haar rug staart. Kalm neemt ze haar jasje, dat aan de achterzijde van de kast hangt en trekt het aan. Even aarzelt ze en kiest dan een wapen waarmee ze van grote afstanden raak kan schieten. ‘Eerst die twee zwevers en dan die Jov Mardon. Hij is mijn volgende doelwit,’ denkt ze, terwijl ze het portret van die man voor haar ogen ziet. ‘Sorane, wat is...?’ De roodharige schrikt even, want ze wilde in alle stilte vertrekken. Langzaam draait ze zich om en kijkt Reysa aan. Jenan, die de woorden van zijn zus hoorde, komt ook kijken en schrikt even. ‘Het spijt me, broer. Jov Mardon is een van de laatste twee die nog leven van diegenen die onze ouders gedood hebben. Ik moet dit doen.’ ‘Wat, Sorane. Ga je weer…,’ zegt Reysa verschrikt als ze Sorane’s woorden hoort. ‘Ja, ik moet gaan, zus. Maar al ben ik het zo moe, toch moet ik de ingeslagen weg volbrengen.’ ‘Waarom stop je niet nu het nog kan?’ ‘Ik word gezocht, Reysa. Als ik de laatste twee hun straf gegeven heb, ben ik van plan om mij bij de politie aan te geven.’ ‘En dan de gevangenis in, Sorane.’ Sorane kijkt even naar Jenan. ‘Dat is iets dat al zeker is van het moment dat ik voor geld begon te doden, broer. Maar als ik uit de gevangenis kom, dan kan ik een nieuw leven beginnen.’ ‘Ik hoop het, zus. Want de gevangenis is geen pretje,’ mengt Reysa zich in het gesprek. ‘Dat zijn zorgen voor later,’ zegt de roodharige met een geforceerde glimlach, terwijl ze Reysa even omarmt. ‘Maak het goed, zusje.’ Reysa knikt droevig, want nu ze hun ruzie een beetje bijgelegd hebben, wilde ze een tijdje met haar doorbrengen. Maar ze weet dat ze Sorane niet kan tegenhouden. Jenan slaat zijn armen om beiden heen en fluistert: ‘Kom ongedeerd terug, zus, want ik wil dat je in deze stad komt wonen.’ Als ze elkaar loslaten, kijkt Sorane Deriva aan. ‘Zorg goed voor mijn broertje, meisje.’ Even glimlacht de jonge vrouw en knikt dan. Ze kijken hen allen na als ze met haar zwever de straat op zweeft. Ze merkt Ferino, die juist komt aangereden achter niet op. Ze is met haar gedachten bij die Jov Mardon en diegene die ze nog niet gevonden heeft. Ze zou graag weten wie dat is, maar alleen zijn naaste medewerkers hebben hem ooit gezien. Sorane stopt nabij een hoog piramidevormig gebouw en stapt naar de achterzijde toe. Langs een dun touw dat ze, vanuit haar onderarm, naar de top schoot klimt ze naar boven. Van daaruit observeert ze verschillende dagen met moeite haar doelwit, want ze zijn nu op hun hoede. Toch vindt ze twee weken later eindelijk een geschikte plaats. De zessentwintig jaar oude Sorane heeft een kamer gehuurd in de bovenste verdieping van een appartementsgebouw. Met een kleine verrekijker kijkt ze door het venster naar beneden. Ze zucht opgelucht, als ze merkt dat de lijfwachten op hun vaste plaats staan. Ze zijn allen gewapend met snelvuurwapens, voorzien van een geluiddemper. Dit is een teken dat Jov Mardon zich nog steeds in het gebouw bevindt. Ze zucht even, want ze voelt dat het tijd wordt om in actie te komen. Het scherpschutterswapen, dat ze een paar minuten geleden gemonteerd heeft, ligt op het bed. Ze hangt het wapen over haar schouder en neemt een wapen met geluiddemper in haar rechterhand. Op haar hoede verlaat ze het appartement en loopt langs de trap naar het dak. Voorzichtig opent ze de deur en kijkt om zich heen. Er is niets verdachts te zien. Met gespannen zintuigen loopt ze in de richting van de dakrand. Plots hoort ze iets en duikt in elkaar. Twee gewapende mannen zien haar te laat. Sorane vuurt en raakt beiden in hun voorhoofd. Zonder naar hen te kijken loopt ze beide doden gebukt voorbij. Aan de rand van het dak knielt ze. Op hetzelfde moment hoort ze een klik. Dadelijk laat ze zich vallen, terwijl verschillende stralen in de dakrand inslaan. Driemaal vuurt ze en het is driemaal raak. De man links van haar laat zijn wapen vallen en zakt stervend in elkaar. Zonder nog een blik op de dode te werpen, knielt ze naast de omheinde dakrand. Ze neemt haar wapen stevig vast en richt het naar de driedubbele toegangsdeur van het gebouw aan de overzijde. Zonder haar aandacht te verslappen kijkt ze door het vizier. Ze glimlacht even als ze een grote luxueuze limo voor de ingang van het gebouw ziet stoppen. Twee mannen stappen uit en kijken om zich heen. ‘Lijfwachten,’ denkt ze, terwijl ze merkt dat de deur van het gebouw opendraait. Snel richt ze haar wapen op de eerste man die buitenkomt. Die is het niet. De volgende is een jonge gewapende brunette. Geduldig wacht ze nog even. ‘Ja, dat is Mardon,’ denkt ze. Even concentreert ze zich, terwijl ze haar wapen op zijn borst richt. Tweemaal vlak na elkaar schiet een lange vlam uit de loop. Dodelijk getroffen wankelt de man achteruit. In een flits ziet ze ook enkele agenten reageren. Sorane trekt haar wapen terug en laat zich achter de omheining in dekking vallen. Maar de lijfwachten hebben contact met elkaar door middel van een oortelefoon. De drie, die Sorane gedood heeft, kunnen niet meer antwoorden. De lijfwachten weten hierdoor waar de schutter zich ongeveer bevindt. Een aantal van hen rennen naar de omliggende gebouwen toe. Anderen houden het dak onder vuur. Sorane haast zich intussen naar de trap toe en bereikt enkele ogenblikken later haar appartement. Ze knielt naast het bed en stopt haar wapen eronder, maar dan hoort ze stemmen. Snel opent ze de deur op een kier en kijkt de gang in. Ze ziet niemand. Maar ze hoort een paar verdiepingen lager woedende en angstige stemmen zeggen: ‘Nee, we hebben niemand zien voorbijkomen.’ ‘Kom, dan moet hij in een van de bovenste verdiepingen zitten. Het kan niet anders.’ Voorzichtig sluit ze de deur en kijkt even nadenkend naar de armband aan haar rechterpols. ‘Dat doe ik beter niet. Anders zal de energie al snel op zijn,’ denkt ze. Dan wendt ze zich naar haar tas, dat op een stoel naast haar bed ligt en neemt er een vierkantig voorwerp uit. Ze plaatst het op de muur naast de deur en drukt de activatieknop in. Dadelijk gaat er een rood lampje flikkeren. Even later opent ze twee vensters naast elkaar en klimt op de vensterbank. ‘Wat wil je doen, Sorane? Toch niet springen?’ ‘Ja, dat was ik van plan. Ik wil naar het gebouw hiertegenover.’ ‘Dat is niet zo moeilijk, ben je vergeten….,’ hoort Sorane Anya zeggen. Plots is ze in een groen veld gehuld en een seconde later staat ze ergens anders en hoort Anya verder gaan: ‘……dat ik een overbrengersveld kan vormen.’ Dan beseft dat ze door het venster het gebouw kan zien waar ze een paar ogenblikken geleden nog op de vensterbank stond. Op dat moment wordt de deur van haar appartement in dat gebouw ingetrapt. Ze merken het voorwerp naast de deur niet op. Het lampje begint op dat moment hevig te flikkeren en te fluiten. Een van de vier hoort de schelle fluittoon en kijkt om. ‘Pas op… een bom…’ roept hij uit. Zijn waarschuwing komt te laat, een hevige ontploffing werpt hen achteruit. Een van hen botst tegen de muur, maar de drie anderen worden door de vensters geblazen en storten naar beneden. Sorane, die de overkant bereikt heeft, ziet hen vallen. Dan merkt er pas dat er twee verschrikte mensen in de ruimte aanwezig, die haar aanstaren. Voor de twee iets kunnen zeggen, is Sorane al bij de deur en verdwijnt in de gang. Maar ze voelt een stekende pijn aan haar linkerdij en beseft dat ze door iets geraakt werd. Gelukkig heeft het haar alleen geschampt. De man en de vrouw in de kamer, zijn echter agenten, die met een onderzoek bezig zijn. Beiden horen de berichten over hun telefoon en zetten de achtervolging in. Sorane staat plots voor een gewapende, maar verraste jongeman. Deze staart ontsteld in de loop van Sorane’s wapen. Als Sorane, die denkt dat het een huurling is, wil afdrukken, merkt plots het politiekenteken aan zijn riem op. Misschien is hij omgekocht, maar ze weet het niet zeker, dus kan ze hem niet doden. Snel haalt ze uit en de agent valt achterover de kamer binnen. Maar dan klinkt een stem: ‘Wapen neer, vrouwtje.’
12. Oran II
Sorane staart verbijsterd naar het notaboek en het gegevenskristal. Meer dan een minuut zit ze daar woedend en gespannen naar te kijken. Dan valt haar blik opnieuw op het kristal en bekijkt bepaalde delen de volgende dagen meerdere malen opnieuw. Ze komt tot het besef komt dat de schuldigen nog steeds niet geboet hebben. Als het gerecht de schuldige niet straft, dan moet ze het tot haar taak maken om de moordenares van haar ouders en als het kan haar opdrachtgevers, hun verdiende loon te geven. Sorane is in tweestrijd, want er is ook de moord op haar pleegouders. ‘Mijn ouders komen op de eerste plaats. Het spijt me, Runa. Ik hou van jullie allebei, maar ik wil dat de schuldigen aan de moord op mijn ouders boeten voor hun daden. Die Teira Monnaan heeft een veel te lichte straf gekregen. Haar dood door mijn hand staat zo goed als vast. Maar eerst, al moet ik haar halfdood slaan, zal ze mij de naam van haar opdrachtgever moeten geven.’ Even kijkt ze op de klok. ‘Het is al te laat. Maar morgen boek ik een reis naar Trafar,’ denkt ze. Als ze in haar bed ligt, kan ze maar moeilijk slapen. De volgende morgen staat ze een beetje moe op, maar haar besluit heeft ze al genomen. Ze heeft nog iets meer dan drie maanden verlof, voor ze zich weer moet melden. Dus is er nog tijd om naar Trafar te vliegen en terug te keren. Maar ze heeft nog iets belooft aan Gerin, die ze pas kent, die afspraak wil ze nakomen. ‘Ik moet toch nog een paar dingen in Mogwan in orde brengen, Straks nog even naar de bank en daarna een ticket bestellen.’ denkt ze. Maar als ze in de namiddag in de bank aankomt, merkt ze niet dat Zuyana en ook haar zus Reysa in een rij wachtenden staan. Beiden zijn verbaasd als ze Sorane zien binnenkomen. Ze stapt echter naar een bureau van een bediende die haar lijkt te kennen. Hij staat dadelijk op als hij haar ziet. Ze begroeten elkaar glimlachend. Dan leidt hij haar door de doorgang naar achter waar belangrijke zaken behandeld worden. ‘Ze komt hier zeker haar bloedgeld op de bank zetten,’ fluistert Reysa. ‘Bloedgeld? Wat bedoel je’ vraagt Zuyana, terwijl ze naar de bediende staart die Sorane doorlaat. Weer merkt ze die vreemde blik van respect in zijn ogen op ‘Die vrouw, dat was mijn stiefzuster. Zij verdient haar geld met het doden van mensen en sommigen ook nog te bestelen.’ ‘Ach zo, daarom bloedgeld,’ zegt Zuyana, die doet alsof ze Sorane nog nooit gezien heeft. ‘Juist. Maar ik beschouw haar niet meer als mijn zus.’ Zuyana weet niet goed wat te denken. Het lijkt wel of Reysa haar zus Sorane haat. Toch is ze wel even benieuwd waarom Sorane hier in de bank dat bloedgeld, als het dat is, beheert. Dat kan ze toch ook in de hoofdstad. En dan die vreemde blikken van verschillende dorpsbewoners. ‘Dat is toch wel vreemd,’ fluistert ze iets te luid. ‘Wat is vreemd, Zuyana?’ ‘Je zus. Waarom beheert ze hier haar geld?’ ‘Ze doet maar, Zuyana. Misschien omdat ze niet mogen weten hoeveel bloedgeld ze in werkelijkheid verdient.’ ‘Dat kan het verklaren. Maar toch?’ ‘Laat ons erover zwijgen. Je kent haar niet, dus je weet ook niet wat voor een serpent Sorane is.’ Zuyana knikt even, terwijl ze Reysa volgt als die een plaats naar voor opschuift. ‘Reysa, wil jij even mijn plaats vrijhouden? Ik moet naar de lady’s room.’ Sorane’s stiefzus knikt even. ‘Maar niet te lang wegblijven, want er zijn nog maar drie mensen voor ons.’ Zuyana knikt en haast zich weg. In de gang die naar de wc leidt is ze uit het zicht en ze haast zich naar en klein kantoortje toe, waar iemand zit die ze kent uit haar jeugd. Verbaasd kijkt de jongeman naar zijn vroegere jeugdliefde. ‘Wat doe jij hier, Zuyana?’ ‘Mag ik iets vragen, Damon?’ ‘Dat mag altijd.’ ‘Die roodharige vrouw, wie is dat? Ik ken haar ergens van.’ ‘O, dat is Sorane Cobanon. Zij regelt hier meestal geldzaken voor steundoeleinden.’ ‘Steundoeleinden?’ ‘Mevrouw Cobanon steunt met haar geld vele projecten, zonder die steun zou dit dorp geen groeiende kleine stad zijn. Het spijt me, maar meer mag ik echter niet zeggen.’ ‘Dat is een streep door mijn rekening, Damon, Ik dacht dat ze een misdadiger was.’ ‘Die roodharige, een misdadiger. Je maakt grapjes, Zuyana. Ze is een weldoenster. Als zij er niet geweest was, dan was dit nog steeds arm dorp, waar velen zonder werk zouden zitten.’ Even staart Zuyana de man verbaasd aan. Ze weet niet wat te denken. Weldoenster? Wat bedoelt deze man daarmee? Maar dan valt haar iets te binnen. Gerin heeft het soms over het feit dat hij een zekere mevrouw Cobanon dankbaar is voor haar steun aan enkele projecten op zijn werk. ‘Ik zie je nog wel, Damon…’ Dan maakt ze zich snel uit de voeten en haast zich naar de rij wachtenden. Ze beseft nu pas wat Sorane doet. Sorane is die geheimzinnig vrouw, die Gerin altijd bewondert, want zij financiert zijn onderzoek en ook anderen. Zelfs vele anderen. Als Reysa dat zou weten, misschien zou ze Sorane dan wel willen zien. ‘Spijtig dat ik beloofd heb om niets te zeggen. En ik wil haar niet kwaad maken.’ Dan merkt ze Reysa op. Snel kijkt ze even om zich heen. Ze zucht opgelucht als ze Sorane nergens opmerkt. De zus van Sorane loopt juist naar het loket toe. Intussen heeft Sorane haar zaken afgehandeld en haast zich naar buiten langs de zijuitgang. Zonder dat ze Reysa en Zuyana opgemerkt heeft, haast ze zich naar een reisbureau en boekt haar vlucht naar Trafar. Die avond zit ze alleen naar de tv te kijken, maar is niets belangrijks op het nieuws en de film interesseert haar ook niet zo veel, dus leest ze het notieboek nog eens na. Als ze de volgende morgen opstaat volgt een lange dag, want Sorane is ongeduldig voor vanavond als ze bij haar twee vrienden op bezoek gaat. In de dag heeft haar reis naar Trafar geboekt nog een paar dingen geregeld. Ook heeft ze een geschenkje gekocht voor Zuyana. Stipt om zeven uur belt ze aan bij het Café. Een verbaasde Zuyana doet open en staart de roodharige aan. ‘Hallo, Zuyana. Een gelukkige achtentwintigste verjaardag.’ Even weet Zuyana niet wat te zeggen. ‘Kom binnen, Sorane.’ ‘Dank je, Zuyana. Je man wilde jou verrassen en nodigde me uit om met jullie je verjaardag te vieren.’ ‘Heeft Gerin je uitgenodigd, dat is weleens iets anders dan zijn gewoon geschenk.’ ‘Je bent ver van je vrienden in je thuisstad, Zuyana. Omdat je hier bijna niemand kent, zal hij mij wel uitgenodigd hebben, denk ik.’ ‘Dat is zeer attent van hem, maar ik ken hier wel al een paar mensen, zoals je zus, die intussen een goede vriendin geworden is. Maar op mijn verjaardag blijf ik liever alleen bij hem om hem samen te vieren.’ ‘O, dat wist ik niet.’ ‘Dat is niets, Sorane. Maar je kan wel blijven. Misschien zorg je voor een kleine verandering in onze gewoonten.’ Sorane glimlacht. ‘Als jullie altijd alleen zijn om jullie verjaardagen te vieren, dan is er wel iets verandert,’ glimlacht de roodharige en geeft haar een geschenk. ‘Ik zal het open maken als Gerin aankomt, want hij is vandaag veel later dan anders om een presentatie te geven van zijn onderzoek.’ ‘Wat onderzoek hij?’ ‘Dat is geheim, zegt hij altijd.’ ‘Laat ons snel drankje nuttigen, Sorane.’ Sorane knikt: ‘Dank je, Zuyana. Een koffietje zou ik wel willen.’ ‘Ik dacht... Nee, laat maar. Zet je maar lekker. Ik zal twee tassen inschenken.’ Sorane knikt en neemt plaats in de salon. Nadenkend kijkt ze om zich heen, tot ze Zuyana opmerkt die met en dienblad terugkomt. De jonge vrouw gaat tegenover haar gaste zitten. ‘Intussen kunnen we gezellig praten, want ik ben benieuwd naar jou famillie.’ Ze praten lachen en vertellen elkaar geheimpjes. Plots zegt Zuyana: ‘Gerin heeft me deze keer wel verrast door jou uit te nodigen, Sorane.’ ‘Het is al ongeveer elf uur. Je man zal zo wel gaan komen.’ ‘Mag ik je iets vragen?’ ‘Doe maar, Zuyana.’ ‘Ben jij die geheimzinnige geldschietster, waar Gerin het altijd over heeft?’ Sorane kijkt de vrouw verbaasd aan. Even speelt ze met de gedachte om nee te zeggen. ‘Nee, ik wil geen leugens uit mijn duim gaan zuigen,’ denkt ze. ‘Hoe ben je dat te weten gekomen?’ ‘Ik zag je vandaag in de bank. Maar je werd achteraan binnengelaten, alsof je een belangrijke klant bent.’ Even zegt Sorane niets. ‘Dit is alleen tussen jullie twee en mij, Zuyana. Dat moet je me beloven. Ik wil niet dat Reysa en Jenan mij uit dankbaarheid vergeven. ‘In orde, het zal iets tussen ons blijven, Sorane. Maar is het niet beter om hen hier ook bij te betrekken.’ ‘Misschien wel, maar ik kan het niet. Nog niet. Ik ben van plan om te stoppen, maar ik wacht op het geschikte ogenblik.’ Zuyana knikt begrijpend. ‘Er is nog iets dat je niet weet, Zuyana. Zowel Jenan als Reysa wonen zonder dat ze het weten, in een villa die mijn eigendom is.’ ‘Wat?’ ‘Jenan zal kwaad zijn als hij het te weten komt, maar ik denk dat hij wel zal bijdraaien. Maar hoe Reysa zal reageren weet ik niet. Vermoedelijk zal ze in de villa niet meer willen verblijven. Misschien verlaat ze deze streek wel.’ ‘Dat zou erg zijn.’ ‘Ik verdien veel geld met elke huurmoord en de soms daarbij horende diefstallen, meisje. Maar al van na de eerste opdrachten wilde ik dat geld niet. Dus hielt ik wat ik nodig had om te leven en het noodzakelijke te kopen om het beroep uit te oefenen. Met de rest richtte ik in dit dorp, dat mij opgevangen heeft, een fonds op om de mensen hier een beter leven te bezorgen.’ ‘Dat is je gelukt. Maar word je dan zo goed betaald.’ ‘Voor een deel wel, Zuyana. Maar wat ik soms wat voor mezelf steel, brengt nog veel meer op de zwarte markten.’ ‘Zo te horen moet dat veel opbrengen. Want als ik mijn man en de bediende in de bank mag geloven is deze streek helemaal opgebloeid op een paar jaar tijd.’ Plots horen ze een zwever stoppen en even later komt Gerin binnen. Even schrikt hij, want hij herinnert de woorden van zijn vrouw, toen ze zei welk beroep Sorane had. Dan herpakt hij zich, terwijl hij de glimlach van Sorane waarneemt. ‘Ik zie dat je op mijn uitnodiging ingegaan bent, mevrouw Cobanon.’ Sorane knikt. ‘Zeg maar Sorane, Gerin.’ ‘Ik mag Sorane wel, lieveling. Dank je om haar uit te nodigen.’ Even kijkt Gerin naar zijn vrouw en glimlacht dan even. ‘Je hebt toch niet te veel geplant vandaag, lieve man van me.’ ‘Niet echt. Maar jullie kunnen je beiden beter gaan klaarmaken. Ik heb een etentje besteld bij de concurrentie.’ ‘Wauw. Die zullen wel even verbaasd geweest zijn.’ ‘Dat is juist, Zuyana. Maar ik heb eens met de eigenaars overlegd en we besloten om van nu af samen te werken.’ ‘Wat? Is dat waar, Gerin?’ Haar man knikt en kijkt Sorane aan. ‘U komt toch ook, Sorane.’ ‘Als jullie beiden mij uitnodigen kan ik het niet afslaan,’ zegt Sorane en neemt haar jas van de kapstok. In de vroege morgen komt Sorane terug in haar villa en kleed zich uit. Even later staat ze onder het lauwe water te genieten. Een paar dagen later stapt ze aan boord van een passagiersmodule. Heel even twijfelt ze, want voor de eerste maal in haar leven is ze van plan om deze planeet te verlaten. Even kijkt ze op haar ticket en naar de nummers op het paneel. Aarzelend gaat ze verder en even later drukt ze haar hand tegen een paneel naast een deur. Zuchtend staat het haar woonruimte voor de reis binnen. Even kijkt ze om zich heen. Dan stapt ze naar een van de schermen toe, die als ramen dienst doen en neemt plaats in een van de zetels. Als de passagiersmodule, zich een paar minuten later, samen met acht andere langzaam van bodem verheft, kijkt Sorane naar de kleiner wordende gebouwen. Als ze een hoogte van 80.000 meter bereikt hebben, worden beveiligingsschermen ingeschakeld, waardoor de capsule door een witte gloed omgeven wordt. Buiten de dampkring wordt dat witte scherm weer uitgeschakeld, terwijl de capsule, automatisch bestuurd, in de richting van het wachtende module schip vliegt. Een voor een worden de capsule in hun aanlegplaats verankerd. Dan duurt het nog 2 uur voor het schip zijn koers verandert en koers zet naar de rand van het stelsel. Na een reis van tien dagen bereikt ze de planeet Trafar IV. Een dag verblijft ze in een woonruimte van een hotel, want pas morgen moet ze inschepen op een ander schip met bestemming Oran II. Zodra ze haar eerste stappen op deze planeet gezet heeft, beseft ze dat ze op het punt staat om een andere samenleving te betreden. Een amazonewereld waar vrouwen de belangrijkste posten bekleden. En dat merkt ze al snel aan de omgeving, die helemaal anders gestructureerd is, dan op Enuron. Dadelijk valt op dat de meeste gebouwen, zoals ook op Enuron, een piramidevorm hebben. Maar overal zijn er tussen de gebouwen, parken en zeer veel groen. De mensen verplaatsen zich te voet of zwevende voertuigen, die ongeveer twintig meter boven de oppervlakte vliegen. Op Enuron zijn er ook piramides, maar dat zijn alleen zeer belangrijke gebouwen, zoals regeringsgebouwen en tempels. Het is wel vreemd als de mannen niet naar haar kijken, zoals op Enuron. Gelukkig schijnt de zon, alleen is het hier veel warmer dan op Enuron. Ongeveer vierendertig graden in de schaduw. Ook is de zwaartekracht lichtjes minder dan ze gewoon is. Trafar is een planeet waar vele rassen samenleven om handel te drijven tussen verschillende sterrenrijken. Hierdoor valt ze niet zoveel op, met haar Enuroonse kledij. Tijdens de dag praat ze met verschillende voorbijgangers en bezoekers van kleine openlucht bars. Het zijn meestal vrouwen, want mannen mogen haar niet aanspreken, zonder dat ze hen uitnodigt. Zo komt ze enkele belangrijke dingen te weten over deze samenleving van vrouwen. De derde dag, na haar aankomst, vertrekt haar schip precies op tijd. Tijdens deze reis komt Sorane alleen om iets te gaan eten uit haar woonruimte. Gedurende de uren aan boord bestudeert ze de papieren uit het pakje van Runa. Ze wil zoveel mogelijke gegevens in zich opnemen. Plots voelt ze, twee weken later, dat het schip afremt en beseft dat ze haar doel bereikt heeft. Toch duurt het nog vier uur voor Sorane haar eerste stappen op de bodem van Oran II doet. Ook hier overheerst de piramidevorm, al valt haar direct op haar er veel minder parken aanwezig zijn. Ze moet naar het dorp Nikan in de bergen. Daar leeft de famillie Monnaan. Volgens het verslag van Runa moet die agente daar ergens zijn. ‘Hopelijk zijn ze niet verhuisd,’ denkt ze. De volgende dag huurt Sorane een zwever en verlaat een half uurtje later de stad. Voor het huis van de famillie stapt ze uit en stapt om zich heen kijkend naar de voordeur toe. Als een oudere man de deur opent, kijkt ze haar verwachtend aan. ‘Ben ik bij de famillie Monnaan?’ ‘Jazeker, Ona.’ ‘Ik ben op zoek naar uw dochter Teira.’ Eerst keek de man haar vriendelijk aan, maar nu verandert zijn stemming. Hij roept zijn vrouw, die naar de deur toekomt. ‘Mag ik uw naam? ‘Sorane Cobanon, Ona.’ ‘Ona Cobanon. Mijn dochter hebben we het huis uitgezet. Ze werd betaald om te moorden, maar werd betrapt. Spijtig genoeg, nadat ze haar taak uitgevoerd had. Twee undercover agenten werden door haar met een bom, die onze gewezen dochter plaatste, in hun auto gedood. Haar eigen partner moest haar neerschieten, toen ze er vanonder wilde muizen. Spijtig genoeg overleefde ze haar wonden, haar partner niet.’ Even slikt Sorane, want in de stem van de vrouw ligt heel veel woede. ‘Ze moet diep teleurgesteld zijn in haar dochter,’ denkt ze en kijkt de man even aan. Maar die laat het woord aan zijn vrouw over, maar Sorane kan in zijn blik zien dat hij de gevoelens van zijn vrouw deelt. ‘Waarom zoekt u haar, Ona?’ ‘Die twee agenten, Elian en Gono Cobanon, waren mijn echte ouders, Ona Monnaan.’ ‘Jij bent dus de dochter van beide agenten, Ona,’ zegt de man met trillende stem. Sorane knikt. ‘Weet u waar ze nu is?’ ‘Nee. En dat kan ons niet schelen ook.’ Even kijkt Sorane de man en de vrouw aan. ‘Het spijt me, dat ik jullie lastig val, maar ik moet jullie dochter spreken.’ ‘Ben jij een agente?’ vraagt de man, terwijl hij zich naar binnen haast. ‘Nee, dat niet. Maar ik wil een paar dingen opklaren.’ ‘Wat is erop te klaren, Ona Cobanon? Onze dochter was schuldig, dat is bewezen.’ ‘Mijn stiefouders hebben een paar opzoekingen gedaan, mijnheer Monnaan. In hun noties zijn een paar dingen onduidelijk. Die dingen kan uw dochter misschien invullen.’ ‘Het spijt me dat we u niet kunnen helpen. Misschien Riso, onze zoon, want bij hem heeft die moordenares een tijdje gewoond.’ Sorane kijkt de man vragend aan. ‘Het spijt me, dat ik me liet gaan, Ona Cobanon,’ zegt de vrouw die weer naast haar man komt staan. Voor haar man nog iets kan zeggen, zegt de moeder van Teira, terwijl ze naar het oosten wijst: ‘Onze zoon, Riso, woont iets buiten het stadje Nikan, Ona. Hij heeft haar geholpen, omdat hij het als zijn plicht beschouwde, al verdient ze het niet.’ Sorane kijkt even in die richting. ‘Dank u, allebei. Hopelijk vind ik wat ik zoek.’ ‘Ik hoop het ook, Ona.’ Sorane stapt naar haar zwever en stapt snel in. Dan zweeft ze de weg op. Op de voetpadden ziet Sorane hier en daar enkele mensen wandelen. Aan de rand van het dorp stopt ze de zwever nabij twee wandelende mensen en vraagt: ‘Weet u soms waar Riso Monnaan woont?’ ‘Niet echt, Ona. Maar ik denk dat ik hem een paar keer gezien heb, toen hij een rolstoel, waarin een vrouw zat, over de zandweg duwde.’ ‘Waar was dat?’ ‘Op de weg aan de achterzijde van het derde huis in de richting van het volgende dorp Geonro.’ ‘Dank u,’ zegt Sorane en verandert de zwever van richting. De volgende straat slaat ze af en draait een paar minuten later af, aan het huis op die weg. Langzaam stapt ze uit en kijkt even om zich heen. Op dat moment gaat de deur van het huis dat een tiental meter van haar af staat, open. Een man van ongeveer veertig jaar verschijnt in de deuropening. ‘Wie ben u?’ vraagt hij. ‘Mijn naam is Sorane Cobanon. Ik ben op zoek naar Teira Monnaan.’ ‘Mijn zus is hier al lang niet meer, Ona. Ze heeft hier gewoond tot haar toestand verergerde. Teira bevindt zich vermoedelijk in de stad Helinsen.’ ‘Kent u haar adres?’ ‘Niet echt. Het opvanghuis, waar ik haar naar toe bracht, heeft een paar maanden laten weten dat ze haar naar een andere inrichting gebracht hebben, om haar een betere verzorging te kunnen verlenen.’ ‘Weet u waarheen?’ ‘Nee, Ona. Dat niet. Ze zouden het laten weten, maar ik heb nog geen bericht ontvangen.’ Sorane kijkt hem even verbaasd aan. Van hun ouders weet ze dat deze man zijn zus alle hulpverleende die hij kon opbrengen, omdat hij niet in haar schuld kon geloven. Ze knikt echter. ‘Dat moet ik haar in Helinsen gaan zoeken.’ ‘Het spijt me dat ik u niet kan helpen, Ona Cobanon. Maar ik hoop dat u haar vindt.’ Sorane loopt in gedachten naar haar zwever en stapt om zich heen kijkend in. ‘Ergens klopt zijn houding niet echt. Ze is hier, daar ben ik zeker van. Als het toch niet zo zou zijn, dan moet haar broer zeker weten waar ze echt is of minstens haar nieuwe adres kennen,’ denkt ze. Even later verandert haar zwever van richting en keert terug naar het dorp. Daar parkeert ze haar zwever op de parking van een hotel en neemt er een kamer. Die avond verlaat ze rond acht uur het dorp en loopt langs de weg achter de losstaande huizen tot bij het huis van de broer van Teira. Zonder dat ze opgemerkt wordt, sluipt ze naderbij en kijkt door het venster van de woonkamer. Ze glimlacht als ze de gehandicapte vrouw in een zetel ziet zitten. ‘Dus toch. Zo snel misleid je mij niet, mijnheer Monnaan,’ denkt ze. Teira zit met haar broer te praten. Geen van beiden merkt dat Sorane langs de achterdeur naar binnen sluipt. Langzaam vordert ze geruisloos in de richting van de woonkamer. ‘Je weet toch wie die Sorane Cobanon vermoedelijk is, Riso.’ ‘Dat zou kunnen, zus. Ze lijkt wel veel op die huurmoordenares die een paar keer in het nieuws geweest is. Maar of zij deze vrouw is. Dat denk ik niet. Waarom zou zij hier zijn?’ ‘Om mij. Je weet toch wat er gebeurd is ongeveer achttien jaar geleden.’ ‘Hoe zou ik dat kunnen vergeten, zus. Door die vervloekte collega van jou werd je meer dood dan levend naar het ziekenhuis gebracht. Die vuurde zo maar drie capsules in je.’ Even ziet ze dat Teira haar ogen sluit en even in elkaar lijkt te zakken. ‘Dat ben ik niet vergeten, broer. Ik draag de littekens nog steeds op mijn lichaam. Maar waarom zou iemand mij daarom nu nog opzoeken.’ ‘Als ik dat wist, dan…’ Sorane heeft intussen haar wapen getrokken en een geluidsdemper erop bevestigd. Kalm stapt ze de kamer en zegt: ‘Weet geen van jullie beiden waarom? Teira Monnaan, jij die de bom heeft geplaatst die mijn ouders dode, zou dat toch moeten weten.’ Teira kijkt verschrikt op en staart naar Sorane. Haar broer wil recht springen, maar kijkt meteen recht in het dreigend gaatje van de loop van Sorane’s pistool. ‘Je ouders??? Bent u de dochter van Elian en Gono, Ona?’ ‘Jij hebt het recht niet om hun naam uit te spreken, moordenares. Jij hebt hun verraden en zelfs gedood.’ ‘Nee, Sorane. Ik verraadde mijn vrienden niet,’ fluistert Teira, met steeds vastere stem. Sorane richt haar wapen op Teira, terwijl ze recht in haar ogen kijkt. ‘Jouw vrienden, moet ik dat geloven…’ Tot haar verbazing blijft de gehandicapte vrouw haar met vaste blik aankijken. Ze kan zelfs tranen in haar oogranden waarnemen. ‘Ik heb je ouders niet gedood, Sorane. En ja, ze werden mijn vrienden in de korte tijd dat ik hen kende.’ ‘Je moet niet liegen, nu je de dood in de ogen kijkt, Teira Monnaan. De bewijzen waren voldoende, dat wees het onderzoek uit.’ ‘Dat weet ik, Sorane. Daarom werd ik na mijn genezing en tien jaar later, toen ik uit de gevangenis kwam, ook verstoten door mijn ouders. Alleen mijn broer hier bleef in mijn onschuld geloven en nam mij op in zijn huis en zijn gezin. Als ik nog kon lopen, dan zou ik mijn onschuld misschien kunnen bewijzen, maar ik kan alleen maar in deze rolstoel zitten, door de pijn in mijn rug.’ Sorane aarzelt. Een schot en het is voorbij. De roodharige kijkt in de ogen van de gewezen agente en beseft dat ze het niet kan. Voor het eerst kan ze een schuldige niet doden, of gelooft ze haar. ‘ ‘Deze vrouw liegt niet,’ denkt ze. Ergens meent ze een stem te horen fluisteren. ‘Je gedachten zijn juist, Sorane. Deze vrouw spreekt de waarheid.’ Even schrikt ze, want ze heeft de stem van Anya weer gehoord. Waren het haar eigen gedachten of iets anders? Want wat die stem zegt, denk ze zelf ook. Sorane kijkt nog steeds in de ogen van de vroegere agente alsof ze niet kan wegkijken. Even zakt haar wapen naar beneden, in een reflex richt ze het dadelijk weer omhoog. Even buigt haar vinger nauwer om de trekker. Maar ze kan het niet, niet meer nu ze ervan overtuigd is dat deze vrouw niet liegt. Langzaam laat ze haar wapen zakken tot het naar de grond wijst. Riso denkt zijn kans te zien en wil op de roodharige af duiken, maar op dat moment hoort hij haar zeggen. ‘Je broer is niet meer de enige die je gelooft, Teira. Jij bent geen genadeloze moordenares, dat weet ik nu zeker. Ik kwam om je te doden, maar je heb geen schuld aan de dood van mijn ouders. Jij zou nooit iemand kunnen doden, zoals ik dat kan.’ Riso kijkt Sorane verbaasd aan en laat zijn handen zakken. ‘Dus ben je toch die moordenares die dood voor geld.’ ‘Ja, mijnheer Monnaan. Die ben ik.’ ‘Niet zo afwijzend, broer. Sorane is niet zo genadeloos als ze zelf denkt. Volgens de berichten dood ze alleen mensen die misdaden op hun geweten hebben.’ ‘Dat klopt, maar toch dood ik hen zonder dat ze zich kunnen verdedigen.’ ‘Ik denk dat zij beter kan gaan, zus. Ze hoort hier niet.’ ‘Laat haar blijven, Riso. Sorane hier, is de dochter van mijn omgekomen vrienden. Ik wil met haar praten.’ Even kijkt Riso zijn zus verbaasd aan. ‘Je doet maar, zus. Ik wacht buiten wel.’ Sorane duwt de rolstoel naar de salon en gaat tegenover mevrouw Monnaan in een zetel zitten. Afwachtend kijkt Sorane de vrouw aan. Die begint te vertellen wat er gebeurd is, toen ze de ouders van Sorane wegbracht. ___ Na een rit van ongeveer een uur zei ik, terwijl ik de zwever tot stilstand bracht. ‘We zijn er, Elian.’ Gevolgd door haar man, stapt Elian uit de zwever op de oprit van een kleine villa. Elian merkt verschillende min of meer verborgen en gewapende agenten op. Als de agente na hen uitgestapt is, gaat ze hen voor naar de hoofduitgang van de villa. ‘Kleiner dan we gewoon zijn, schat, maar wel mooi.’ glimlacht Gono. Ik drukte een geheime code in en verleende hun toegang. ‘Hoelang moeten we hier blijven?’ ‘Een dag of vijf, denk ik. Ik blijf hier ook, want jullie leven is nu mijn verantwoordelijkheid,’ antwoordt Teira. ‘En de agenten buiten.’ ‘Heb je die opgemerkt.’ Gono knikt ook. ‘Dat moet ik hen op de vingers tikken. Want het was de bedoeling dat ze praktisch onzichtbaar zouden zijn.’ ‘Vergeef het hun maar, Teira. We merken zoiets al zeer snel op. We moesten wel als we in leven willen blijven tussen de fracties. Elk teken van gevaar moesten we tijdig weten.’ ‘Dat is geen leven voor mij, denk ik.’ ‘Niet zoveel mensen kunnen die stress, van misleiding en bedrog voor langere tijd aan, Teira. Daarom werden wij uitgekozen voor deze opdracht. Alleen was niet voorzien dat we elkaar zouden trouw beloven en ook nog een kindje zouden krijgen.’ Twee agenten brengen op dat moment de beide koffers binnen. Teira wijst op een salontafel, waar beide mannen ze neerzetten. ‘Hebben jullie nog iets nodig,’ vraagt Teira. ‘Nee, ik denk het niet,’ antwoordt Elian. Dan wendt Teira zicht tot haar collega’s. ‘Neem jullie posten in. Ik kom straks wel.’ Beide agenten knikken en haasten zich naar buiten. Teira kijkt Gono en Elian even aan. ‘Als jullie iets te eten willen, kijk dan in de koelkast boven en of beneden in de kelder. Er zou voldoende moeten zijn.’ ‘Dank u, Teira. En bedank de kapitein ook, van ons.’ Teira knikt glimlachend. ‘Het zal wel goedkomen. Want over enkele weken landen jullie op Trafar.’ ‘Ik kijk ernaar uit, Teira. Ik verlang ernaar om Sorane weer in mijn armen te houden en te zien spelen.’ ‘Kinderen zijn zo onschuldig, Elian. Misschien wordt zij ook een agente zoals jullie.’ ‘Ik hoop van niet,’ merkt Gono op. ‘Ik ook niet, want ik wens haar zo geen leven toe. Een gezin stichten in het belangrijkste.’ ‘Dat lijkt mij ook, Elian. Maar dat is niet voor iedereen weggelegd.’ ‘En jij, Ona Teira, wil jij geen gezin?’ ‘Heb ik, Gono. Maar mijn ouders werden gewond en twee van mijn broers kwamen om het leven bij een overal in een supermarkt, acht jaar geleden. Van dan af ben ik op zoek naar de daders, maar tot nu zonder succes. Ik en Riso zijn de enige kinderen die mijn ouders nog hebben.’ ‘Dat spijt me, Teira. Ik hoop dat je de daders vindt.’ ‘Ik denk dat het hopeloos geworden is, Elian. Het is ook al zo lang geleden. En door mijn verbeten zoektocht verwaarloosde ik mijn gezin.’ ‘Dat…’ ‘Het wordt tijd dat ik mijn gezinnetje eens ga opzoeken.’ ‘Dat moet je zeker doen, agente,’ zegt Gono, terwijl hij naar Elian kijkt. Teira knikt even en staat op. ‘Als jullie veilig vertrokken zijn en dan kan ik even Kieve, mijn man gezelschap houden.’ ‘Dat moet je zeker doen, Teira. Zij zijn belangrijker dan je werk.’ ‘Ik laat jullie maar. Als je me nodig hebt, typ dan nummer 03 op de intercom in.’ ‘Dank u, luitenant.’ Elian en Gono kijken de agente na, als ze naar de deur toestapt. Dan zegt Gono: ‘Als we terug zijn, wil ik samen met jou je familie eens bezoeken, want ik wil beide oudere zusjes van Sorane eens in mijn armen nemen.’ ‘Pas maar op, schat. Cora is nu ongeveer tien jaar oud en Sovane acht.’ ‘Wat vliegt de tijd toch snel.’ ‘Ik ga eten klaarmaken, schat,’ zegt Elian knikkend, met een glimlach. ‘Ik zal wel de borden op tafel zetten.’ De tijd lijkt nu ze hier zijn, maar traag voorbij te gaan. Op de derde dag komt, Teira plots binnen. Elian en Gono die in de zetel naar het teevee nieuws zitten te kijken, merken haar niet op. Er zijn beelden te zien van nieuwe schietpartijen tussen de fracties. Teira verstard even, want Gono heeft een arm om Elian gelegd, terwijl zij haar hoofd op zijn schouder laat rusten. Gono heeft een blauwkleurige zwembroek aan, terwijl Elian alleen gekleed is in een knalrood bikinislipje. Elian glimlacht even. ‘Nog nooit halfnaakte mensen gezien, Luitenante.’ ‘Jawel, maar…’ ‘Kom er maar bij zitten, Teira. In deze vier dagen ben je al een goede vriendin geworden,’ zegt Gono. Aarzelend neemt de luitenante plaats in een van de zetel links van Elian. Even zegt ze niets. ‘Begin volgende week vertrekken jullie. Over een uurtje wordt een zwever voor jullie gebracht. Alle papieren zijn in orde. Alleen de kapitein en ik weten echter dat er onder deze kleine villa een garage is waar nog vier dezelfde zwevers staan te wachten. In een van deze vijf nemen jullie plaats, waarna ze allen wegvliegen in verschillende richtingen, maar allen met bestemming ruimtehaven.’ ‘Is er iets op til, Teira?’ ‘Niet dat we weten, maar we kunnen beter voorzorgen nemen. Zelf als iemand iets plant, dan zullen ze echter niet weten in welke zwever jullie zitten.’ Gono knikt. ‘Een goed idee.’ ‘Als je wil kan je mee eten, Teira.’ Even denkt de luitenant na en knikt dan. Een tijdje later zitten ze gedrieën in de salon te praten over van alles en nog wat. Ook is Teira nieuwsgierig naar hun dochtertje Sorane. ‘Ik zou haar graag eens ontmoeten, Elian. ‘Misschien kan je ons later op Trafar komen bezoeken, Teira,’ merkt Gono op. ‘Ja, dat lijkt me ook een goed idee,’ beaamt zijn vrouw. Teira kijkt beiden even aan en knikt dan. ‘Dat zal ik zeker doen, zodra ik verlof heb, vrienden. Hier neem mijn kaartje, met mijn gegevens.’ Elian neemt het aan. ‘Dank je, Teira. Zodra we op Trafar als we daar blijven een nieuwe woonst hebben, zullen we zeker contact opnemen.’ ‘Het wordt tijd om te gaan slapen, morgen wordt het een zware dag met voorbereidingen voor jullie vertrek.’ Terwijl Teira opstaat en naar de deur loopt, vraagt Gono: ‘Misschien kan je morgenavond nog eens iets komen eten, Teira. Breng voor een keer je man mee, want ik wil die gelukzak ook weleens ontmoeten.’ De agente kijkt Gono verbaasd aan. ‘Ik zal het proberen, Gono. Mijn man heeft het zeer druk. Ik weet niet of hij kan. En ik moet ook nog een oppas vinden voor mijn dochtertje Liese.’ ‘Breng haar ook mee, Teira. Spijtig dat onze dochter Sorane hier niet is, want dan had je dochter even gezelschap.’ Teira knikt. ‘Dank u voor de uitnodiging, vrienden. We zullen vermoedelijk rond 19 uur komen,’ denk ik. ‘Dan verwachten wij jullie, Teira,’ zegt Elian en geeft haar een hand. Gono sluit achter de agente de deur en kijkt Elian aan. In de late namiddag twee dagen later, stappen beide met vier andere koppels in de vijf zwevers. ‘Veel geluk, vrienden,’ zegt Teira, als ze Gono als laatste een hand geeft. Even later rijden de zwevers een voor een naar buiten. Teira volgt hen te voet tot in de garagepoort. Op dat moment komt de Kapitein naast haar staan. ‘Je bent erbij, Luitenant. Wie had gedacht dat jij je eigen vrienden en collega’s zou ombrengen.’ ‘Wat??? Hoe ???’ ‘Hoe ik dat weet?’ ‘Een klein foutje Teira. Maar met grote gevolgen. Steek je handen op.’ ‘Nee, dat kan niet waar zijn,’ roept ze uit en duikt opzij. Terwijl ze haar wapen trekt, kijkt ze in het mondingsvuur van haar overste. Maar die straal mist haar, omdat ze bliksemsnel opzij rolt. Dena vuurt verschillende malen, maar Teira rolt tot achter een dekking. De kapitein vloekt hevig en vuurt op de plaats waarachter haar ondergeschikte verdween. Maar Teira duikt een paar meter rechts ervan, op en beantwoordt het vuur. Als Dena een ruk aan haar linkerarm voelt, beseft ze het gevaar. Met een sprong brengt ze zichzelf achter een muurtje in dekking. Maar op het laatste moment, schiet een straal doorheen haar been. Wankelend bereikt ze haar doel. Als ze zich opricht om op Teira te vuren, wordt haar wapen uit haar hand geslagen, door een schot van de Luitenante. Even later kijkt ze in het dreigende gaatje van het wapen van Teira. ‘Sta op, Kapitein. Jouw tijd is voorbij.’ Langzaam en wankelend staat Dena op en kijkt de agente spottend aan. ‘Waarom dood je me niet, Luitenant. We hebben de bewijzen. Die liegen niet. Jij zult veroordeeld worden. Als je snel bent kan je misschien nog vluchten.’ Even kijkt Teira om zich heen, maar schud haar hoofd. ‘Dat zien we nog wel. Vooruit, naar buiten.’ De kapitein wankelt moeizaam vooruit en grijpt zich aan de rand van het gebouw vast. ‘Ik kan niet verder. Je hebt mijn been doorboort, Teira.’ ‘En dan. Ga verder of wil je…’ ‘Teira, wat doe je?’ Teira kijkt even naar haar partner Evo Gernon, die ze nu pas opmerkt. ‘Hou de kapitein in de gaten, partner. Onze vrienden van Trafar. Ik moet hen...’ ‘We weten wat je gedaan hebt, Teira. Steek je handen omhoog en snel.’ ‘Wat gedaan…. Evo?’ Evo knikt en trekt zijn wapen, dat hij kalm op de luitenante, die zich van hem afwendt, richt. Teira haast zich weg, tot Evo achter haar zegt: ‘Luitenant, die kans krijg je niet. Je zal niet ontkomen!’ Even blijft ze staan en draait zich dan om. ‘Wat is…’ zegt ze nog, maar dan merkt ze het wapen op, dat haar partner op haar gericht houdt. Ontsteld laat ze haar wapen vallen, want verzet is nutteloos beseft ze. Hij heeft haar volledig verrast. Met een luidde bons raakt het wapen de straatstenen. ‘Het spijt me, Teira. Je had dat niet mogen doen,’ hoort ze de man zeggen. ‘Wat doen?’ vraagt ze met trillende stem Maar Evo zegt niets meer. Hij haalt alleen driemaal kort na elkaar de trekker over. De luitenante ziet de drie lichtflitsen op zich toeschieten en voelt de inslagen. Ze wankelt nog een stap achteruit, maar dan zakt ze langzaam in elkaar. Evo stapt naar haar toe en schopt haar wapen opzij. Maar dan zucht hij echter, als hij het bloed onder haar lichaam ziet uitvloeien. ‘Zo, die is er geweest,’ fluistert hij. Maar als hij zich wil omdraaien, hoort hij haar nog met zwakke stem fluisteren. ‘W..aa..r..om, Evo?’ Evo kan echter niets zeggen. Zijn keel is droog. Het was zijn opdracht om zijn partner te doden, maar ze is ook al lange tijd zijn partner. Dan valt haar hoofd opzij. Aarzelend bukt hij zich en kijkt nog even naar haar bleke gezicht en tast naar haar pols. Haar polsslag is zeer zwak, beseft hij. Langzaam kijkt hij om naar zijn overste, die naar haar wapen toe wankelt. ‘Bent u in orde, kapitein? Luitenant Monnaan leeft nog, maar ze…’ vraagt hij. De kapitein heeft haar wapen bemachtigd en kijkt hem trillend van woede aan, terwijl ze zich opricht. ‘Waarom heb je drie maal geschoten, agent Gernon. We wilden haar levend. Er moest een proces en een vonnis zijn,’ roept ze tot Evo’s verbazing uit. Verschrikt kijkt Evo naar zijn meerdere en ziet haar wapen omhoog komen. Snel richt hij zijn wapen, maar de kapitein is ietsje sneller. Ze vuurt maar een maal en treft de agent recht in het hart. Met grote ogen kijkt hij haar aan, terwijl zijn hemd rood kleurt. Nog even lijkt zijn wapen omhoog te komen, maar dan valt het uit zijn machteloze hand. ‘Waa…’, zegt hij nog, voor hij in elkaar zakt. Even staart Kapitein Vorent naar beide lichamen. Dan zet ze zich in beweging en wankelt op beiden toe. Even kijkt ze in de dode ogen van Evo. ‘Verdomme, Evo. Waarom schoot jij om te doden?’ zegt ze. Dan richt ze haar blik op Teira. Even schrikt ze, want er blijkt nog een restje leven in haar ondergeschikte te zitten. ‘Ww…aaa…rrrooo…mmm miijjj?’ De kapitein kijkt recht in de ogen van Teira. ‘Het spijt me, luitenant. Ik moest je partner doden. Maar niemand mag dat weten, zelfs een moordenares zoals jij niet,’ zijn de laatste woorden die Luitenant Teira Monnaan in dit leven zou moeten horen. Even wil de Kapitein haar wapen op de stervende vrouw richten, maar ze schrikt als ze enkele andere agenten opmerkt. Ze haasten zich naderbij en een van hen knielt naast Teira. ‘De luitenant is nog in leven, al is het maar zwak, kapitein.’ Die schrikt hevig en kijkt naar Teira om. Dan kijkt ze naar Evo’s lichaam. ‘Verdomme. Die idioot daar. Ik wilde haar levend om de namen van haar opdrachtgevers. Verdomme Evo, waarom moest jij haar dadelijk neerschieten. En dan moest ik er ook nog aan. Waarom toch? Ze liet haar wapen toch vallen.’ ‘Misschien was hij haar medeplichtige en wist ze te veel.’ Even kijkt de kapitein de man aan en knikt lichtjes. ‘Dat zou kunnen..,’ fluistert ze. De agent denkt dat de kapitein nog in schok verkeerd en roept: ‘Verwittig de hulpdiensten. Ik wil haar voor het amazonegerecht brengen.’ Een van de vrouwelijke agenten grijpt haar communicator en zegt: ‘Zend een verzorgingszwever. We hebben een zwaargewonde agente.’ Even later ontvangt ze de bevestiging en zegt: ‘Ze komen dadelijk, Kapitein.’ ‘Hopelijk komen ze op tijd, want die corrupte agente mag niet sterven. We moeten de naam van haar opdrachtgever kennen,’ fluistert de kapitein. Terwijl de kapitein met gemengde gevoelens toekijkt, knielen twee amazone agenten naast de gewonde luitenant en verzorgen haar. Plots schrikt de kapitein op. ‘Breng het hoofdbureau op hoogte. Die agenten van Trafar, Elian en Gono Cobanon, moeten tegengehouden worden. Zij rijden recht in een hinderlaag,’ horen de andere agenten haar zeggen. Iedereen schrikt. Maar een paar ogenblikken later, worden vele berichten naar verschillende delen van de stad gezonden en weer ontvangen. Maar niemand weet echter welke weg ze genomen hebben. Verschillende zwevers stijgen op en razen weg in de richting van de wegen naar de ruimtehaven. De kapitein kijkt hen nadenkend na. Alleen Teira Monnaan is een probleem, want als ze spreekt, dan zou er weleens een bijkomend onderzoek kunnen komen. Ze wil haar carrière niet op het spel zetten voor de dood van Evo. Maar ze merkt dat enkele ziekenzwevers al stoppen en verplegers lopen op hen toe. ‘Probeer haar in leven te houden,’ fluistert ze, terwijl een man en een vrouw zich om haar been bekommeren. ___ ‘Hoe wist u wat er gebeurd is nadat mij ouders met hun zwever vertrokken, mevrouw Monnaan?’ ‘Noem mij maar Teira, Sorane. Ik was de vriendin van je ouders, maar ik ben nu blij dat ik hun dochter mijn vriendin kan noemen. Of twijfel je nog steeds.’ Sorane knikt even en kijkt haar afwachtend aan. ‘Nee, Teira. Ik twijfel niet meer. Ik weet dat jij onschuldig bent.’ ‘We hebben beelden van verschillende camera’s die in hun voertuig, zoals ik elk politievoertuig, aanwezig waren. Uit de opnames konden we zien wat er gebeurd was.’ Meer dan twee uur zitten beide vrouwen te praten over het verleden en het heden, tot Sorane plots vraagt: ‘Weet je waar ik die opnames kan vinden?’ Even aarzelt Teira. ‘Ik weet niet of het aan te raden om die te bekijken.’ ‘Toch moet ik ze zien, Teira.’ ‘Ik weet het niet, Sorane. Het zijn vreselijk beelden om te zien.’ ‘Toch wil ik ze zien.’ Nog aarzelt Teira, maar dan wijst ze naar een bureau. ‘Daar in de onderste lade ligt een geheugenkristal. Mijn advocaat heeft, op mijn vraag van de originele, een kopie gemaakt.’ Sorane staat op en opent de lade van het bureau. Als ze de modules naast een paar boeken ziet liggen. Aarzelt ze toch wel even. Toch neemt ze het kristal op. ‘Op mijn bureau zijn verschillende aansluitingen. Het beeldscherm wordt automatisch opgebouwd,’ hoort ze Teira zeggen. Even kijkt Sorane naar het bureaublad en ziet de aansluiting al snel aan de linkerkant. Weer aarzelt ze, maar dan steekt ze het kristal in de houder. Na een paar seconden ziet ze in het midden van het bureaublad een scherm opgebouwd worden. Slikkend stapt ze weer op de zetel toe en gaat zitten, terwijl Teira haar rolstoel opzij draait, om ook te kijken. ‘Ben je zeker dat je het wil zien?’ Sorane knikt alleen maar, terwijl ze beseft, dat ze haar ouders voor het eerst in haar leven zal zien. Dan licht het beeldscherm, nadat Teira op een knop van haar rolstoel gedrukt heeft, op. __ Ze zien beiden dat de zwever van Gono en Elian de grote snelweg, nadert en naar links afdraait. Hier worden grotere snelheden gereden dan op de kleinere wegen. Met een snelheid van 150 kilometer per uur volgt hij het verkeer naar het noorden en hun doel, de ruimtehaven nabij de stad Arson. ‘Niet te snel, Gono. We hebben nog tijd genoeg om ons schip niet te missen.’ ‘Je hebt gelijk, schat. Tijd is er genoeg,’ knikt Gono en vertraagd de snelheid. Elian kijkt glimlachend naar haar man, maar nog voor ze hem aankijkt, voelt ze plots een hevige pijn in haar linkerschouder. Verschrikt tast ze ernaar en merkt dat haar hand vol bloed is. Opnieuw gaat er een schok door haar lichaam, als ze een tweede maal, zonder het te beseffen, getroffen wordt. Deze maal gaat de capsule doorheen haar buik. Dan merkt ze de twee capsulegaten in het raam op. ‘Gono, We worde…. Ik ben ge….’, fluistert ze ontsteld. Maar op dat moment ziet ze het lichaam van haar man verschillende malen na elkaar schokken. Dan zakt hij in elkaar, terwijl hij het stuur loslaat. Haar man merkt er niets meer van, hij was op slag dood, toen de eerste capsule door zijn hoofd raasde. Als de stuurloze zwever met een klap tegen een andere aanbotst, wordt Elian tegen de rechterdeur geworpen. Ze hoorde haar arm kraken, terwijl ze plots geen enkel gevoel meer heeft in haar linkerzijde. Ze kijkt moeizaam naar haar man, maar voelt haar maag van afgrijzen in elkaar krimpen. De zwever schiet intussen stuurloos over de weg en botste verschillende malen tegen de berm voor hij brandend tot stilstand komt. De bewusteloze Elian komt door de pijn terug bij haar positieven. Met moeite kan ze haar linkerarm bewegen en opent de deur. Op dat moment wordt ze opnieuw geraakt. Deze maal boort de capsule zich door haar rechterlong. Door de schokken valt ze opzij en raakt de grond naast de zwever. Even blijft ze roerloos op de harde grond liggen. Haar gedachten dwarrelden door elkaar. Ze hoort verschillende zwevers afremmen. En dan stemmen. Maar ze begrijpt niet wat er gezegd wordt. Maar met de pijn die ze aan de rechterkant van haar lichaam voelt, komt ook de herinnering terug. Opnieuw ziet ze de inslagen, toen ze naar haar man keek. ‘Gono!!! Nee, dat mag toch niet. We…’ kreunt ze, terwijl ze beseft dat haar man dood is. Ze probeert te bewegen, maar de pijn in haar rechterborst en onderlichaam is vreselijk. Ze probeert haar hoofd te draaien, maar het bezorgt haar helse pijnen. Als ze naar de helblauwe lucht kijkt, merkt ze ook de groter wordende vuurgloed op. Ze beseft dat de zwever helemaal in brand staat. ‘Ik moet hier weg,’ denkt ze in paniek. Haar linkerarm gehoorzaamt haar niet meer en de rechter is gebroken, dat weet ze. Ze kan alleen maar naar de groter wordende vlammen staren en wachten op de dood, die onherroepelijk zal komen als de zwever ontploft. Plots denkt ze aan hun dochters Sorane, Sovane en Cora. Een stem diep in haar binnenste leek te schreeuwen: ‘Sorane! Ik…. Cora….. Sovane… Nee, verhevene! Laat mij nog niet sterven! Ik moet voor…’ Maar is het ijdele hoop, die ze koestert. Ze beseft dat ze haar dochters nooit meer zal terugzien. Het lijkt oneindig lang te duren, maar ongeveer twintig seconden later hoort ze een sissend geluid. Vlak daarna voelt ze zich door de lucht vliegen, terwijl een verschrikkelijke pijn doorheen haar lichaam raast. Elian voelt al niets meer, als haar zwartgeblakerde lichaam een tiental meter verder op het betonnen wegoppervlak neerkomt en een paar meter verder rolt. Enkele uren later wemelde het van de politie en hulpdiensten, maar voor Gono en Elian konden ze niets meer doen. ___ Als Teira naar Sorane kijkt, zit die daar doodstil, met gebalde vuisten. ‘Ze kregen zelfs geen kleine kans,’ fluistert ze, terwijl ze met haar hand een paar tranen uit haar ogen wrijft.’ ‘Het spijt me, Sorane,’ fluistert ze, terwijl de roodharige aankijkt. Als haar broer de salon inkomt, blijft hij verrast staan. Want zijn zus heeft haar rolstoel tot naast de zetel waarin Sorane zit, gedraaid. Sorane leunt tegen de schouder van de vrouw en laat haar tranen de vrije loop. ‘Ze wilde de gegevens op het kristal zien.’ ‘Heb je die aan….?’ Teira knikt. ‘Dat had je beter niet gedaan.’ ‘Ze komt het wel te boven, Riso.’ ‘Ik ga iets te drinken halen,’ zegt haar broer. ‘Een glas water zal wel voldoende zijn.’ Riso knikt even en haast zich naar de keuken. Als hij terugkomt, zit Sorane alweer rechtop en droogt haar tranen met een zakdoek, die Teira aanreikt. ‘Maar wie zou die zender dan geplaatst kunnen hebben. Je collega Evo Gernon, of misschien zelfs kapitein Vorent.’ ‘Ik weet het niet zeker, Sorane. Mijn kapitein zei iets van, ik of liever jij hebt daarvoor gezorgd.’ ‘En daarna nog iets van iedereen zal dat denken, want de bewijzen duiden allemaal in jou richting.’ Even zegt Sorane niets. ‘Dan zal ik haar eerst onder handen nemen, want ik wil weten wie het bevel gegeven heeft.’ ‘Wees voorzichtig, Sorane. Zij schoot mijn collega genadeloos neer. Niet ik, zoals tijdens het proces gezegd werd.’ Sorane kijkt Teira nadenkend aan. ‘Waarom heb je daar niets van gezegd, tijdens je verhoor?’ ‘Om mijn famillie, Sorane. Kapitein Vorent kwam op bezoek in het ziekenhuis en dreigde ermee dat ze mijn man en dochter zou ombrengen.’ Even denkt Sorane na. ‘Als u bewijzen vindt, Ona. Dan kan mijn zus misschien een nieuw leven beginnen en alles vergeten.’ ‘Vergeten zal ik het niet, Riso. Maar ik hoop alleen dat Liese weer met mij wil praten.’ Even kijkt Sorane beiden aan ‘Ik zal die kapitein eens onder handen moeten nemen. Misschien weet zij meer van de echte daders, want ik wil die en de opdrachtgever aanpakken. Ze moeten boeten en als het kan zal ik bewijzen dat jij niet schuldig bent, Teira.’ Even kijkt Teira de roodharige aan. ‘En daarna.’ ‘Als er nog een daarna is, Teira. Dan keer ik terug naar Enuron.’ ‘Kan je er niet beter mee ophouden, Sorane? Een leven als moordenares is toch geen leven voor een mooie vrouw als jij.’ ‘Dat klopt, Teira. Ik ben dit leven moe, maar eerst moet ik nog een aantal zaken afwerken. Ik heb besloten om mij daarna aan te geven. Na mijn straf wil ik een ander leven beginnen.’ ‘Als je slaagt in je voornemen, dan zullen je mijn dode vrienden wel trots op hun dochter zijn, Sorane.’ Even slikt de roodharige en knikt dan. ‘Misschien kan je eens naar het groeiend dorp Mogwan, op Enuron, gaan, Teira. Daar besteed ik mijn geld aan nuttige zakken, die de bevolking daar ten goede komen. Misschien kunnen ze je daar helpen, zodat ooit je wel weer kan lopen.’ Even staart de veroordeelde agente de dochter van haar vroegere vrienden aan. ‘Zie je wel dat je niet zo genadeloos bent dan je denkt, Sorane.’ ‘Ik denk dat diegenen die ik gedood heb, daar anders over denken.’ ‘Misschien, maar zij waren misdadigers, als ik het goed gehoord heb.’ Dan valt haar blik op een foto, die op de kast staat. ‘Is dat je man, Teira?’ De vrouw kijkt even naar de foto en knikt met een droevige blik.’ ‘Ja, dat is Kieve. Zijn liefde was niet groot genoeg om mij te geloven, Sorane. Kieve is intussen hertrouwd, geloof ik. En mijn dochter die daar naast hem staat, die wil niets met mij te maken hebben.’ Sorane neemt de foto in haar hand en zegt: ‘Een knappe man.’ ‘Ik hielt van hem, Sorane. Maar hij liet me zoals mijn ouders in de steek.’ Sorane plaatst de foto terug op de kast, maar merkt nog juist dat er een adres aan de achterzijde gekrabbeld is. Snel leest ze wat er staat. ‘Het spijt me, Teira. Ik vrees dat ik je daarmee niet veel kan helpen.’ ‘Misschien willen ze, als je de echte daders en opdrachtgevers moest vinden, weer met mij praten.’ ‘Ik hoop het ook, Teira.’ ‘En je ouders?’ ‘Die wil ik zelf niet meer zien, Sorane. Ze hebben me verstoten.’ ‘Teira, vergeef hen alstublieft. De bewijzen waren zo overweldigend, dat zelfs mijn stiefouders ervan overtuigd waren dat jij de schuldige moest zijn. En je famillie is het belangrijkste wat je hebt in dit leven.’ Even glimlacht Teira. ‘Ik weet niet of ik het kan, Sorane. Maar ik zal je raad opvolgen en het proberen. Misschien kan ik daarna vergeten en weer in het echte leven stappen, in plaats van hier in deze stoel mijn dagen te slijten.’ ‘Doe dat, Teira en je zal zien dat het leven nog mooi kan zijn, ook al zit je in een rolstoel.’ ‘Dank je, Sorane.’ Sorane glimlacht even en steekt nog even haar hand op. Dan opent ze de deur en loopt de gang in. Daar hoort ze stemmen. Als ze buiten komt merkt, ze een oudere vrouw en een drieëntwintigjarige op. Ze lijken veel op elkaar. ‘Vermoedelijk moeder en dochter,’ denkt ze, terwijl ze even naar Riso kijkt. ‘Het spijt me van mijn woorden daarstraks, Ona Cobanon. ‘Noem mij maar Sorane, zoals vrienden doen, Riso. Ik heb besloten Teira te helpen. Zijn dat je vrouw en dochter?’ ‘Ja, dit is Damin, mijn vrouw en dat is onze dochter Heneva. U had het daar straks wel even mis. Met u erbij zijn we zijn nu met vier, die ervan overtuigd zijn dat mijn zus onschuldig is.’ ‘Voor een huurmoordenares ben je wel zeer mooi en aantrekkelijk, Ona Cobanon.’ De roodharige glimlacht even en kijkt even naar Heneva, die haar vreemde blikken toewerpt. ‘Jij ook, meid. I…Ik.’ ‘Vergeef mijn dochter, Sorane, ze valt echter op vrouwen. Ik denk dat ze hoopt dat jij ook…,’ glimlacht Damin, die de aarzeling van Sorane dadelijk opmerkte. ‘Dat is pech hebben, Heneva. Ik val meer op mannen.’ ‘Je hebt gelijk, pech voor mij, mevrouw.’ Sorane knikt even naar de jonge vrouw, dan wendt ze zich naar de vader en moeder. ‘Ik ga op onderzoek uit, want ik wil de moordenaar en opdrachtgevers, indien mogelijk, nog steeds vinden. Je zuster heeft genoeg geleden. Het wordt tijd dat haar onschuld bewezen wordt.’ Riso knikt. ‘Dat is juist. Maar als de echte dader erachter komt, dan kan dat weleens gevaarlijk worden.’ ‘Je hebt gelijk, Riso. Daarom wil ik dat jullie eens een vakantie nemen.’ ‘Wil je werkelijk dat we ons uit de voeten maken?’ ‘In zekere zin. Ik ben gevaar gewoon en het is mijn beroep zoals je weet. Ik wil Teira en jullie allen veilig weten. Ik kan jullie een vakantie in het groeiend dorp Mogwan op Enuron aanbieden. De inwoners zullen jullie helpen en in het ziekenhuis kunnen ze je zus eens onderzoeken. Met de technieken die ze daar hebben kunnen ze Teira misschien helpen om een meer mobiel leven te leiden.’ ‘We zullen erover denken, Sorane.’ Terwijl Sorane te voet naar het dorp weerkeert, bespreekt het gezin van Riso het voorstel van Sorane met Teira. Die wil eerst niet, maar besluit dan toch maar te gaan. Alleen is Enuron geen amazonewereld maar een wereld waar de mannen de baas zijn. Intussen loopt Sorane door de straten, terwijl ze met haar gedachten bij de aantekeningen van Jov zijn. Plots kijkt ze om zich heen en beseft dat ze in de buurt terecht gekomen is, waar de ouders van Teira en Riso wonen. Ze glimlacht even en verandert van richting. Even later belt ze opnieuw aan bij de deur van de famillie. Deze maal opent de vader van Teira de deur en kijkt haar wrevelig aan. ‘Mijnheer Monnaan, ik moet iets bekennen.’ ‘Bekennen, Hera?’ ‘Ja, ik zocht je dochter, Teira. Niet alleen om haar te spreken…’ ‘Dat kan ons niet schelen, vrouw. We weten intussen wie je bent. Sorane Nador, een verachtelijke huurmoordenares.’ ‘Ik mag dan een huurmoordenares zijn. Maar jullie beiden zijn nog veel erger, want jullie hebben eigen dochter veroordeeld. Dat is iets dat ze niet verdiend.’ ‘Als je Teira bedoeld en ik denk het wel. Die is onze dochter niet meer.’ ‘Monnaan. Weet je waarom ik hier ben?’ ‘Nog eens, dat gaat ons…’ ‘Ik kwam om jullie dochter te doden voor de moord op mijn ouders ongeveer achttien geleden.’ ‘Dus jij bent die kleine meid waar ze het toen in het nieuws over hadden. En heb je die moordenares, haar verdiende straf gegeven.’ ‘Nee, ze is al genoeg gestraft. En dat terwijl ze onschuldig is. Daarvan ben ik nu volledig van overtuigd. ‘Onschuldig,’ stamelt de man ontsteld en moet zich aan de deur vasthouden, zo slap voelt hij zich plots. ‘Nu heb ik een nieuw doel, de ware schuldige opsporen, die dan zal boeten ofwel door het gerecht ofwel door mijn hand,’ hoort hij de roodharige als van ver zeggen. De man slikt verschillende malen, terwijl hij haar haar verschrikt aanstaart. Dan stamelt hij: ‘I..is dat echt waar?’ ‘Zo zeker als ik hier sta, mijnheer Monnaan. Ga naar jullie dochter en zoon toe en praat met hen. Als Teira jullie vergeeft, dan kan je hen vergezellen,’ zegt Sorane. ‘Vergezellen? Wat bedoel je?’ ‘Ik heb je zoon, zijn gezin en Teira en soort vakantie op Enuron aangeboden. Daar zal jullie dochter geholpen worden om misschien weer de vrouw te worden die ze ooit was,’ hoort hij de stem van de roodharige nog. Maar dan keert zij zich om. Dan stapt ze naar het voetpad toe en haast zich in de richting van het centrum van de stad. Verstijfd kijkt de man haar na. Als zijn vrouw komt kijken, schrikt ze van haar man, die zo bleek ziet. Angstig vraagt ze: ‘Schat, wat is er? Je ziet zo bleek.’ ‘We hebben ons vergist, mama. Die moordenares kwam in werkelijkheid om onze dochter voor de moord op haar ouders te doden. Maar ze zegt dat ze dat niet kan doen, omdat onze dochter onschuldig is. En beseft ik dat ze de waarheid spreekt.’ Even is het stil. Ceri, de moeder van Teira wordt bleek en stamelt dan: ‘Als dat waar is.s… Dann h..oop ik dat Teira ons vergeeft, Lodin.’ ‘Dat hoop ik ook, want we hebben haar beiden veroordeeld, zonder naar haar te luisteren.’ Beiden gaan stilzwijgend naar binnen en nemen plaats in de salon. Gedurende enige tijd blijven zonder iets te zeggen zitten in een poging om klaarheid te brengen in hun gedachten. Plots kijkt Ceri op en zegt: ‘Ik wil zo snel mogelijk naar haar en Riso toe. Ik wil hen eindelijk weleens terugzien.’ Lodin knikt. ‘Ik hoop dat ze ons willen ontvangen, schat.’ ‘Moeten we haar vroegere man, Kieve, niet op de hoogte brengen?’ ‘Ik weet het niet, Ceri. Hij is hertrouwd. Als ze hem niet meer wil zien dan…’ ‘Liese, haar dochter zal ze toch wel willen zien, denk ik. Het is al verschillende jaren geleden.’ Even denkt Lodin na, dan knikt hij. ‘Ik zal naar hen toegaan. Wil jij een paar dingen in pakken? Zodra ik terugkom gaan we op weg.’ ‘Hopelijk komt het nog goed tussen beiden.’ ‘Dat denk ik niet, schat. Je weet dat, Kieve vier jaar een diepe depressie had. Tot hij Worena ontmoette. De laatste maal dat ik hen zag waren ze gelukkig. Liese heeft zijn nieuwe groenhuidige vrouw aanvaardt als haar vriendin, die haar raad geeft. Maar ik vind dat we hen hier moeten in betrekken.’ Ceri knikt, terwijl ze steun zoekend naar binnen wankelt. Want het heeft even hard getroffen als haar man. Met trillende handen neemt activeert ze de telefoon en krijgt Kieve aan de lijn. ‘Kan je met je gezin naar ons komen? We hebben iets zeer belangrijks te bespreken. Als het kan zo snel mogelijk.’ Als haar man de salon in komt, kijkt ze hem aan. ‘Kieve kan niet weg op het moment. Pas volgende week kan hij zich een dag vrijmaken. We hebben afgesproken dat hij volgende dinsdag komt. Onze kleindochter en Worena komen ook mee.’ ‘Wat gaan we hen zeggen? Misschien willen zij Teira niet zien. Je weet dat Liese de laatste maal dat ze hier was, woedend naar haar kamer rende.’ ‘Ja, dat weet ik. Ze haat haar moeder om wat we allen dachten dat ze gedaan heeft. We moeten haar en Kieve overtuigen om met Teira te praten. We moeten onze fouten durven bekennen. Ook Liese.’ ‘Ik hoop dat ze instemmen, Lodin. Want ik weet niet wat we moeten doen als ze niet willen.’ ‘Maar ik kan niet wachten, Ceri. Ik wil weten of ze ons wil vergeven.’ Even kijkt haar man haar aan. ‘Dat wil ik ook, maar ik vrees dat haar dat zeer moeilijk zal vallen. We hebben beiden harde woorden gezegd. Als onze zoon er niet geweest was, dan had ze zichzelf misschien om het leven gebracht.’ Ceri schrikt van zijn woorden, want ze ziet het gezicht van haar dochter opnieuw voor haar ogen. Nooit heeft ze die blik vergeten. Er stond wanhoop en diepe teleurstelling in haar verschrikt ogen vol tranen. Maar ze beseft nog iets anders, haar man heeft gelijk. Toen ze met een ruk haar rolstoel omdraaide en naar de straat toe rolde, moet haar besluit vastgestaan hebben. Dadelijk dringt het tot haar door, dat Teira toen besloot om er een eind aan te maken. Als Riso zijn zus niet zo hevig verdedigd had, dan hadden ze haar de dood ingejaagd. ‘Moge de verhevene mij vergeven,’ fluistert ze. ‘Misschien vergeeft de verhevene je wel, Ceri. Maar onze dochter zal dat niet zo snel doen.’ ‘Dat besef ik ook, Lodin. Maar ik wil haar zien.’ ‘Dan gaan we morgenvroeg op weg. En we keren ten laatste volgende maandag terug.’ Intussen is Sorane een paar straten verder en verdwijnt door de deur van het hotel. Op haar kamer leest ze opnieuw de papieren door en ontdekt verbanden, die zelfs voor Jov verborgen waren, omdat hij ervan uitging dat de bewijzen echt waren. ‘Ik wil toch eens weten waarom die agent Evo eraan moest. En waarom schoot die om Teira te doden? Wist zij te veel van hem of was dat zijn opdracht?’ denkt ze. Met een zo goed als perfect namaak politiepasje stapt ze het politiebureau binnen en begeeft zich naar het kantoor van de Kapitein. ‘Mijn naam is Sorane Cobanon, Kapitein. Ik werd met een oude zaak over een roofoverval met moord als resultaat, belast. Agent Varon heeft daar, volgens het dossier ooit met zijn collega Monnaan aan gewerkt.’ ‘Het spijt me, agent Cobanon. Agent Varon is dood. Ik moest hem doden toen hij zijn partner, die ik achtervolgde, gewoon drie capsules door haar borst joeg. Waarom hij dat deed weet niemand? Mogelijk weet agente Monnaan waarom hij haar wilde doden.’ ‘Leeft ze dan nog, Kapitein?’ Ja, ze overleefde haar wonden, maar is gedeeltelijk verlamd en slaat soms wartaal uit.’ ‘Weet u waar ik haar kan vinden?’ ‘Zeker, ze leeft in een dorp bij haar broer heb ik gehoord, nadat die moordenares haar veel te korte straf heeft uitgezeten, vermoedelijk omdat ze verlamd is. Ik heb het adres hier ergens. Als u wil, kan ik het je laten bezorgen.’ ‘Als dat zou kunnen, want misschien herinnert ze zich nog een paar dingen over het dossier.’ De kapitein knikt. ‘Geef je verblijfplaats aan de balie af. Dan zal ik het zo snel mogelijk laten weten. Maar vergeet niet dat Ona Monnaan een corrupte agente was. Door haar schuld zijn twee goede agenten vermoord.’ Even kijkt Sorane de kapitein nadenkend aan en knikt dan. ‘Zal ik doen. Bedank voor uw hulp, Kapitein,’ zegt Sorane en doet alsof ze struikelt. De kapitein grijpt haar tijdig vast, waardoor ze niet op de vloer terechtkomt. De agente weet echter niet dat Sorane niet echt viel, maar deed alsof. Ze plakte een bijna onzichtbare speciale klever aan de onderkant van de rechterpols van de kapitein. Die klever bevat een zeer kleine microfoon met een zender. ‘Jij bent van mij, Kapitein,’ denkt ze opgelucht, als ze weer stevig op haar benen staat. ‘Dank u, Kapitein. Ik heb de laatste tijd niet veel geslapen, daardoor sta ik nogal wankelend op mijn benen,’ zegt ze. De agente knikt en staart haar na als de roodharige het kantoor verlaat. Als Sorane haar gedachten zou kunnen lezen, zou ze niet zo zelfzeker, naar buiten stappen. De vrouw staart nog naar de gesloten deur, terwijl ze spottend fluistert: ‘Je kan goed liegen, agente Cobanon, gelukkig maar dat ik mijn mensen Teira Monnaan laat observeren. Jij was al bij haar en bij haar ouders. Alleen zou ik weleens willen weten wat jullie beiden besproken hebben.’ Dan wendt ze haar hoofd naar haar bureau, maar komt dan op een gedachte, die haar niet meer loslaat. Ze zoekt snel tussen haar papieren en verstijfd als ze een foto van Sorane Nador opneemt. ‘Dus toch. Ze is geen agente, maar die huurmoordenares. Waarom heeft ze de moordenares van haar ouders dan niet gedood.’ ‘Dat moet ik aan Hera Eravna melden. Hé, zou dat kunnen? Kan het zijn, dat Monnaan Sorane Nador naar hier gehaald heeft om ons te doden.’ Intussen laat Sorane haar adres achter en is de straat overgestoken. Hoe het komt weet ze niet, maar ze vertrouwt die kapitein niet. Haar ogen kijken haar onrustig aan, dat is meestal een teken men iets wil verbergen. Ze stapt een klein gezellig restaurantje binnen en gaat zitten. Een iets oudere vrouw komt op haar toe. ‘Wilt u iets eten, Ona?’ Op dat moment ziet ze de kapitein uit het gebouw naar buiten stappen en naar de autoparking van het politie lopen. ‘Mag ik straks terugkomen, Ona? De dame die ik wilde spreken, is juist uit het politiebureau gekomen.’ ‘Daar bent u vrij in, Ona.’ ‘Over een uurtje of zo ben ik terug. Hopelijk bent u dan nog open, Ona?’ Snel staat ze op en haast zich naar buiten, terwijl de vrouw haar verbaasd nakijkt. Een paar minuten later volgt ze met haar zwever door het drukke verkeer die van de kapitein. Tot haar verbazing draait de agente een oprit op van een zeer rijk uitziende villa. Volgens haar boordcomputer is dit een villa van een fractie barones. Zij en haar famillie heersen over een van de grootste en machtigste fracties van de planeet. ‘Wat heeft die hier te zoeken? Zo te zien kennen ze haar zeer goed.’ ‘Sorane schakelt haar armband in en hoort, door de zender aan de mouw van de kapitein, wat er gezegd wordt.’ ‘Heeft iemand van u Sorane Nador ontboden? Zij loopt hier onder de naam Sorane Cobanon haar neus in verschillende zaken te steken.’ ‘Nee, Kapitein Vorent. Dat niet. Heeft u haar gezien?’ ‘Ze is zelfs op mijn kantoor geweest met vragen over Teira Monnaan. Alleen weet ze niet dat ik de verblijfplaats van mijn vroegere luitenant met twee automatische drones laat observeren. Zo wist ik dat zij daar al geweest was en dat terwijl ze aan mij het adres vroeg.’ ‘Dat is vreemd, maar misschien wilde ze alleen maar zien of u het ook zou weten.’ ‘Dat kan, Hera. Maar dat denk ik niet. Ze heeft lang gepraat, maar we weten niet waarover. Ergens vermoed ik dat die moordenares door mijn vroegere luitenante naar hier gehaald is. Misschien wordt ze nu door haar betaald om ons te doden.’ Even is het stil. ‘We zullen haar even aan de tand laten voelen. Wij hebben haar in ieder geval niet geroepen, Als jouw vermoeden klopt, dan is ze er geweest. En misschien wordt het tijd dat Teira Monnaan ook een plaatsje onder grond krijgt. Maar ergens waar ze haar niet vinden.’ ‘En als ze niet geroepen is, wat dan.’ ‘Zelfde resultaat, Kapitein. Wie haar neus in onze zaken wil steken, wordt uitgeschakeld. Toch zit me iets dwars. Haar valse naam… Cobanon.’ ‘U heeft gelijk, Hera. Die naam ken ik ook ergens van. Coban… Hoe heette die vrouwelijke agente, die we lieten doden, ook al weer. Ik denk dat ik het juist heb, Hera. Was haar naam niet Elian Cobanon. Een toeval als dat bestaat niet, denk ik. Dan is ze hier om wat ongeveer achttien jaar geleden gebeurd is.’ ‘Dat zou wel eens kunnen kloppen, Vorent.’ ‘Zou ze daarom die naam gebruiken, Hera? Ze mag zeker niet ontdekken dat wij de opdracht gegeven hebben.’ Even denkt Eravna na en komt plots op een gedachte. ‘Dat kan niet anders. Maar het zou ook wel een andere reden kunnen. Wraak! ‘Wraak, Hera?’ ‘Die twee onderkruipers hadden toch een dochtertje. Hoe die heette weet ik niet, maar ze verdween samen met een koppel dat op haar paste. Als ik het juist heb, moet de dochter van dat koppel van achttien jaar geleden, nu ongeveer 23 jaar oud zijn.’ ‘Zou die kleine moet Sorane zijn? Als dat klopt dan wil ze weten wie haar ouders gedood hebben.’ Even staart Eravna Kapitein Vorent aan. ‘Dus mijn contacten op Enuron hebben gefaald,’ denkt Eravna koel en vraagt dan: ‘Waarom gaat ze niet achter die luitenante die veroordeeld werd aan?’ ‘Dat heeft ze, maar ze liet haar in leven. Verdomme, ze weet het. Dat kan niet anders. Er moet daar iets gebeurd zijn, waardoor ze weet Teira Monnaan onschuldig is. De stilte die er dan optreedt, wordt door de stem van Eravna onderbroken, als ze zegt: ‘Je vermoeden moet juist zijn, Kapitein. We moeten haar voor zijn.’ De kapitein knikt even en reikt een papier aan. ‘Hier, Hera. Op dit adres verblijft ze.’ Eravna glimlacht als ze het adres leest. ‘Hoe kom je eraan?’ ‘Er is niet veel dat ik niet weet als ik het kan gebruiken, Hera.’ ‘Gelukkig is het nogal afgelegen, Kapitein. Dat maakt het gemakkelijker voor ons. Uw beloning zal op het einde van de week overgemaakt worden.’ ‘Dank u, Hera Eravna. Ik ben uw trouwe dienares.’ ‘Ga nu. Mijn mensen zullen zich om Ona Cobanon bekommeren. Iedereen in dat hotel moet eraan. We kunnen geen getuigen gebruiken.’ Een paar minuten later zweeft de Kapitein weer weg. Twee zwevers met een tiental inzittenden volgen haar. Zodra ze door de poort zijn, slaat de kapitein links af en de twee zwevers rechtsaf. ‘Die zullen wel even zoet zijn, denk ik. Ze weet het nog niet, maar die Hera Eravna heeft haar eigen doodvonnis uitgesproken. Maar deze maal wil ik dat ze weet, wie haar levenslicht uitblaast,’ glimlacht Sorane die met flitsende ogen de zwever van de kapitein nakijkt. Onopgemerkt door de bewakers sluipt de roodharige door de tuinen van het landgoed en nadert steeds dichter het huis. Twee mannen merken haar plots op en proberen hun wapen te trekken. Nog voor ze het uit de holster getrokken hebben, zakken ze in elkaar met een gaatje tussen hun ogen. Snel trekt ze hun lichamen tussen de bomen. Dan kijkt ze even spiedend om zich heen, maar ziet niemand. Een paar minuten later dringt ze het grootste huis binnen. Ze wordt niet, al is het soms op het nippertje, opgemerkt. Zo bereikt ze de garage en knielt even later naast een zwever. Uit haar zak, die ze aan haar linkerzijde heeft hangen, neemt ze een compacte bom en klikt ze vast aan de linker achterkant. Dan haast ze zich naar de volgende en plaatst de volgende bom. Zo gaat ze elke zwever af die er staat en heeft dan nog zes zeer kleine bommen over. Op dat moment laat haar geluk haar in de steek. Drie gewapende mannen hebben haar opgemerkt en verspreiden zich door de kelder. Plots openen ze het vuur. Sorane kan echter wegduiken en schiet terug. De schoten lokken echter anderen. Sorane trekt zich terug zover ze kan tot tegen de muur. ‘Ik haal het niet meer. Ik kan me beter uit de voeten maken,’ denkt ze als het alarm weerklinkt. Op dat moment schuift een bijna onzichtbare deur open en drie mannen stappen zwaargewapend naar buiten. Sorane beseft nog meer dat ze in de problemen zit, maar ze geeft het niet op. Op de vloer liggend schiet ze een klein projectiel onder enkele zwevers door, naar een paar voorwerpen toe. Als die geraakt worden, vallen ze met veel lawaai om. De aandacht van de drie en enkele anderen is nu op die geluiden gericht. Ze zien echter niets meer bewegen. Dus sluipen ze op hun hoede in die richting, terwijl ze zich verspreiden. Sorane fluistert een verwensing, als ze de deur weer ziet dichtschuiven. Langs daar kan ze dus niet weg. Even kijkt ze aandachtig naar de enige uitgang die ze nog heeft en dat is de weg die ze gekomen is. Maar dat is aan de andere zijde van de garage. Heel haar plan is volledig in duigen gevallen, beseft ze. Alleen hier levend wegraken telt nog. Ze krijgt een idee. De bommen. Maar die huurlingen moeten wel dicht genoeg zijn. Kalm wacht ze af en steekt kleine apparaatjes in haar oren. Intussen loert ze onder zwever door naar de benen van de mannen. In haar rechterhand houdt ze een afstandsbediening. ‘Nu,’ denkt ze plots en drukt de knop in. Een seconde later ontploffen de bommen onder zwevers. Verschillende mannen zijn op slag dood, als een zwever in hun nabijheid opgeblazen wordt. Anderen zijn gewond en nog anderen wankelen opzij, niet goed wetend wat er gebeurd is. Sorane haast zich gebukt langs de muur naar de uitgang. Enkelen merken haar echter op in het stof en de rookwolk, maar ze reageren te laat. De roodharige kan hen geen kans geven en vuurt dadelijk. ‘Zeer goed, Sorane,’ hoort ze plots zeggen. Even kijkt ze angstig om zich heen, maar ziet niemand. Ergens beseft ze dat ze weer die Anya hoort. Ze is toch niet gek aan het worden. ‘Zeg nog eens iets, Anya,’ fluistert ze, maar de stem antwoordt niet. Ze trekt dan maar haar schouders op. ‘Ook goed. Zwijg dan maar,’ glimlacht ze en zet zich opnieuw in beweging. Maar als ze de trap oprent is het gevaar nog niet geweken. Er dagen anderen op. In een nis verbergt ze zich, terwijl enkelen haar voorbij lopen. Op haar hoede haast ze zich verder en bereikt de gelijkvloers. Ze ziet niemand en rent door de gang. Maar achter haar gaat een deur open. ‘Halt, wie ben jij?’ roept een stem. Dadelijk werpt ze zich opzij en schiet tweemaal in de richting van de stem. Maar iets later schieten de capsules haar voorbij. Eentje raakt haar been, ze voelt de schok, maar heeft niet de tijd om ernaar te kijken. Uit haar tas neemt ze een granaat en activeert die. Een seconde later rolt die naar de plaats toe vanwaar ze schieten. ‘Pas op,’ roept iemand. Maar het is te laat de granaat ontploft een meter of twee van hen vandaan. Op hetzelfde moment veert Sorane op en rent naar de uitgang. Maar buiten zien ze haar rennen en zenden haar capsules achterna. Sorane zigzagt naar de bomen toe. Ze merkt niet dat enkele capsules haar raken, maar op iets onzichtbaars afketsen. Juist voor ze de bomen bereikt, voelt ze een slag in haar rechterzijde en stort neer. Kreunend richt ze zich op en tast naar de wonde. Haar hand is dadelijk vol bloed. Dan hoort ze stemmen naderen en richt zich op. Door de bladeren ziet ze twee mannen dichterbij sluipen. ‘Pas op, Ervon. Ze moet hier ergens liggen,’ zegt een van hen, maar dat zijn dan ook zijn laatste woorden. Beiden storten zwaargewond neer. Sorane wankelt verder en bereikt even later de plaats langs waar ze op het terrein geraakt is. Tien minuten later laat ze zich in haar zwever zakken, terwijl ze kreunt van de pijn in haar zijde. Als ze de deur achter zich sluit, neemt ze snel haar verbandtas en spuit even later een genezende vloeistof over de wonde langs de voorkant. Aan de achterkant heeft ze iets meer moeite, maar het lukt haar. Hierdoor houdt het bloeden op. Dan schrikt ze echter. Weer hoort ze die vreemde stem van Anya, waarvan al besefte dat de stem in haar hoofd huist. ‘Het spijt me, Hera. Mijn energievoorraad is nog niet peil.’ ‘Anya?’ vraagt ze nu, maar krijgt geen antwoordt. Enkele gewapende mannen verschijnen aan de toegangspoort van het domein, een vijftigtal meter van haar vandaan. Ze kijken om zich heen, maar zien haar niet. Snel laat ze zich opzij vallen zodat ze niet te zien is. Maar enkelen van hen komen in haar richting, terwijl anderen naar de andere zijde lopen. Een paar meter voorbij de zwever van Sorane blijven ze staan. ‘Bloedsporen. Ze moet hier ergens zijn,’ zegt een van de vier mannen. ‘Misschien in een van deze twee zwevers,’ fluistert een andere. Sorane drukt snel op de startknop en hoort de motor aanslaan. Voor de mannen kunnen reageren, richt ze zich op en grijpt het stuur, terwijl ze op het gaspedaal duwt. Met piepende geluid schiet de zwever vooruit en stijgt snel op. Achter haar weerklinken schoten en de verschillende stralen boren zich in de achterzijde van de zwever. Ook van de anderen zijde schieten ze, maar te laat. Sorane raast hen voorbij en draait de straat tegenover de poort in. Toch hoort ze nog enkele capsules inslaan. Enkelen springen in hun zwever. Maar Sorane is een paar straten verder in een steegje geland. Ze laat de zwever in het steegje achter. Als ze meer dan een uur later de zwever vinden, is hij leeg. Dadelijk beginnen ze de omgeving te doorzoeken. Maar al snel geven ze het op en keren terug om verslag uit te brengen.
11. Het verslag van Runa
Aarzelend doet ze het pak open en vind er verschillende papieren, die haar afkomst bewijzen. Dan neemt ze een notieboek op en bladert het snel door. Het is voor meer dan de helft beschreven. Nadenkend gaat ze zitten en begint te lezen. ‘Sorane, als je dit leest, ben ik en je stiefvader niet meer onder de levenden. Ik heb zoveel mogelijk gegevens proberen te verzamelen en ze ingesproken. Bekijk eerst de opnamen die in het pak opgeborgen zijn. Hopelijk kan jij de schuldigen aan de dood van je ouders opsporen en hun gerechte straf bezorgen.’ Even staart Sorane naar de volgende regels, maar leest ze niet. Ze moet denken aan Runa en haar man Jov. Beiden hebben haar groot gebracht en haar gemaakt tot wat ze nu is. Een huurmoordenares. Maar ze hebben haar ook een soort rechtsgevoel gegeven. Door hun lessen is ze een echter geen koelbloedige moordenares geworden. Ze dood mensen, maar ze houdt het geld niet voor zichzelf. Ze ondersteunt er eerlijke mensen mee om hen beter leven te geven. Ze zucht even en legt het boek neer. Langzaam loopt ze naar de keuken om iets te eten klaar te maken. Als ze eindelijk weer in de zetel plaatsneemt. Ze neemt een boterham en bijt ze een stukje af. Met haar andere hand neemt ze het notieboek weer op en opent het. Terwijl ze begint te eten, leest ze aandachtig de geschreven woorden. Een paar dingen wist ze al, zoals haar afkomst. Ze is de dochter van Gono en Elian Cobanon, die beiden agenten waren. Nu ze dit opnieuw leest, schrikt ze even, want zij is het pad van de misdaad opgegaan. Maar dan leest ze verder tot het verslag, dat Runa schreef over hun dood. Het verslag is samengesteld uit dingen die haar moeder en vader verteld hebben. Samen met gegevens die Jov opgezocht heeft. Dan denkt ze aan de geheugen modules en gaat ze snel halen. Het zijn er acht genummerde en eentje zonder nummer. Ze steekt de eerste in het afspeelapparaat. Even kijkt ze naar het blanco scherm, waarop even later de eerste beelden verschijnen. Ze hoort de stem van haar stiefmoeder praten. Snel laat ze zich in de zetel vallen staart naar het verslag van Runa. — Bijna twintig jaar geleden op de amazone planeet Trafar IV, 428 lichtjaren van Enuron, gaat het leven zijn gewone gang. De mensen gaan naar hun werk of weer terug naar huis. Ruimteschepen stijgen constant op of landen op een van de vijf grote ruimtehavens. De handel is de laatste jaren naar een hoogtepunt gestegen en het geld stroomt door de handen van de mensen. Maar alles is maar schijn, want ook de misdaad is zeer winstgevend. Drugs en goederen worden overal gesmokkeld van planeet naar planeet. De politie en het leger doet alles wat ze kunnen om deze misdadigers te grijpen en te bestraffen. Vele agenten zijn omgekocht. Anderen nemen hun taak ernstig en een klein aantal werken ook undercover. Gono Saron is er een van. Als hij een succesvolle opdracht beëindigd heeft, wordt hij, na een kort verlof, bij de Commandante geroepen. Hier ontmoet hij de, op dat moment ongeveer achtennegentigjarige, agente Elian Cobanon nogmaals. Hij heeft haar al verschillende malen ontmoet tijdens zijn veertig jaren dienst. Maar zonder dat zijn of haar oversten het weten heeft hij haar tijdens verschillende vakanties beter leren kennen. Alhoewel hij zes jaar jonger is dan zijn collega, bleef het niet bij een vluchtige kennis, maar het werd meer dan dat. Toch hebben ze elkaar nooit trouwe beloofd. Als hun famillie het zou weten, zouden ze in hun eer aangetast voelen. Beiden zijn gekozen voor een gezamenlijke operatie op de planeet Oran II. Ze schrikken beiden wel even, want Oran II is een centrum van drugtrafiek. Daar zijn verschillende fracties die het bewind van de regering bepalen. Er zijn al verschillende agenten verdwenen en nooit meer teruggevonden. Maar zowel Elian als Gono zijn doorgewinterde agenten met veel ervaring in dit soort werk. Even kijken ze elkaar aan, als ze in afzonderlijke zwevers stappen en naar een klein dorp in de bergen afreizen. Elian neemt haar intrek in een flat aan de oostkant van het dorp en Gono in een kleine studio boven in een herenhuis in het zuiden. In dit dorp zwaait een van de grootste fracties de plak. Elian’s specialiteit is beveiliging en programmatie, terwijl Gono een hacker/programmeur is. Al na zes weken worden ze door hun meerderen opgemerkt en krijgen een beter betaalde job. De zwever die hen naar hun nieuwe bestemming moet brengen haalt eerst Gono en zijn bagage op en nadien Elian. Als Elian instapt knikt ze Gono even met een lichte glimlach toe. Tot hun verbazing land de zwever op het landingsplatform van een grote villa. Als ze beiden uitstappen, merken ze hun overste en enkele andere belangrijke leden van de fractie op Trafar op. ‘Welkom, Hera Cobanon en jij ook Her Saron. Jullie zijn zeker verrast door jullie landing hier.’ Elian knikt. De man grijnst even. ‘Ik zal jullie beiden missen, want jullie deden uitstekend werk. Zo uitstekend, dat de Hera Alinsa jullie hier bij het hoofdkwartier op Trafar wil indelen. Vanaf jullie aankomst zullen jullie beiden in de hogere regionen van de fractie dienstdoen. Dit is echter maar voorlopig, want het staat vast dat jullie beiden over enkele weken opnieuw moeten verhuizen. Maar dan met de bestemming Oran II.’ ‘Wat? Is dat zeker?’ vraagt Elian verbaasd. Op dat moment zien ze twee vrouwen op hen toekomen. ‘Jullie zijn Elian Cobanon en Gono Saron, als ik het niet mis heb,’ vraagt een van beide, terwijl de andere een soort telecom apparaat wegbergt. ‘Zeker, Hera,’ antwoordt Elian. ‘Mijn naam is Kirja. Kom, volg mij. Runa hier zorgt wel voor jullie bagage.’ Even kijkt Elian naar de knappe achtentwintigjarige vrouw, die naar enkele mannen toestapt, dan volgt ze Gono en de vrouw naar een wachtende zwever. Nadat hun bagage ingeladen is, stapt Runa in. Elian kijkt even naar de brunette en glimlacht. Ongeveer drie uur later landt de zwever, na enkele tussenstops, op enkele meters van een luxueuze villa. ‘Dit is jullie nieuw onderkomen. Runa en haar man wonen hier voorlopig ook. Zij zullen jullie beiden de eerste dagen wegwijs maken,’ zegt Kirja. Na een teken van Kirja, gaat Runa Elian en Gono voor naar de villa. Binnen vraagt ze: ‘Als ik het goed heb, aparte verblijven, Hera.’ ‘Jazeker, Runa. Alhoewel ik Gono wel mag, toch horen we niet bij elkaar.’ ‘Spijtig, Hera. Want ik denk dat jullie juist wel bij elkaar zouden passen.’ Even kijkt Gono de jonge vrouw glimlachend aan. ‘Elian is moeilijk te veroveren, Runa. Ze neemt haar werk veel te ernstig.’ ‘Misschien kan je weleens meer moeite doen, Gono,’ merkt Elian spottend op. Even kijkt Gono haar aan en glimlacht dan geheimzinnig. ‘Ik zou ik wel een beetje moeite moeten doen, zeg je, Elian. Je bevalt me wel, maar of ik voor je val, dat is nog wat anders.’ Elian zegt niets, maar haast zich achter Runa naar binnen. Gono kijkt even naar de zwever, waar men de bagage uit geladen heeft. Hera Kirja stapt juist door de mannen gevolgd in en iets later stijgt het toestel op. De ogen van Gono volgen de knappe vrouw even. Even later trekt hij zijn schouders op, maar innerlijk maakt hij echter een vergelijking tussen, die Kirja en Elian. Kirja is wel veel knapper, maar iets in Elian trekt hem aan. Toch komt er niets van, want al leven ze in hetzelfde onderdak tot meer dan sporadische gespreken komt het tussen beiden niet. Nu ze beiden belangrijkere opdrachten krijgen, zien ze elkaar steeds minder. Een van de reden hiervan is dat Gono avond- en nachturen werkt, terwijl Elian meestal tijdens de dag dienst heeft. Meer dan een maand gaat voorbij voor Elian iets vroeger dan normaal thuiskomt. Gono kijkt Jov, de man van Runa even verbaasd aan, als ze iemand horen binnen komen. ‘Hallo Elian, je bent vroeg terug deze maal.’ ‘Ja, Runa. Er was een klein feestje omdat de dochter van Hera Kirja vandaag haar verjaardag vierde.’ Elian neemt tegenover Gono plaats in de salon. Runa glimlacht als beiden met haar man een gesprek aanknopen. ‘Misschien is er toch nog hoop voor die twee,’ denkt ze. Wat Runa echter niet weet is dat beiden soms toch aan elkaar denken. Zoals Elian die op een avond voor het teeveescherm ziet te kijken naar een romantische film en plots met haar gedachten afdwaalt naar een korte vakantie waar ze een vluchtige romance met Gono had. Ze ziet zijn lachende gezicht weer voor haar ogen, als ze met enkele vrienden in een bar uitgingen. Elian voelt ze in die ogenblikken altijd zeer gelukkig, tot ze naar de klok kijkt en beseft waarom zij beiden hier zijn. Ze weet niet dat ook Gono van die momenten heeft, waardoor hij aan de opgewekte en lachende Elian moet denken. Twee maanden doen ze hun werk en praten alleen als ze elkaar heel even zien, maar dan krijgt Gono, die acht uur per nacht werkte een andere taak, waardoor ze ongeveer dezelfde uren werken. Al zeer snel verandert de relatie tussen beiden, Ze maken afspraakjes en ontmoeten elkaar soms bij een date. Tot Elian hem op een avond bij zich uitnodigt voor een etentje. Gono is verbaasd maar stemt toe. Gono is verbaasd maar stemt toe. Misschien veel te snel, want er zijn reglementen bij de politie, die omgang met collega’s verbieden. Beiden voelen zich die avonden gelukkig, als ze al pratend over hun leven, famillie en werk zitten te eten. Ook als ze nadien in de zetel naar een film zitten te kijken genieten ze beiden van elkaars aanwezigheid. Maar in de tweede week verandert er iets voor beiden. Het is bijna tijd voor Elian, die bij Gono op bezoek is, om naar haar flat weer te keren. Ze kijkt even naar de nu zessendertig jarige agent, die naar de teevee zit te kijken, maar soms wel even naar haar lonkt. Plots buigt ze zich voorover naar Gono toe en kust hem. Voor beiden het goed en wel beseffen liggen ze in elkaar armen. Tot Gono zijn collega plots naar de slaapkamer draagt. De volgende ochtend weten geen van beide hoe het gebeurde te verwerken. Stilzwijgend eten ze zoals op andere dagen. Als ze samen de villa verlaten en ieder naar hun eigen zwever toestappen, fluistert Elian hees. ‘Een prettige dag, Gono. Misschien kunnen we deze avond praten.’ Gono knikt alleen maar even. Na een slopende dag komt Gono als eerste thuis en kijkt om zich heen. Het lijkt wel alsof hij in een andere villa is. Even kijkt hij naar de foto van Elian die op haar bureau, naast die van haar ouders staat. Aarzelend neemt hij de foto op en kijkt naar de foto van zijn collega. Zijn hart gaat echter plots hevig te keer als hij beseft dat hij van haar houdt. Zoals de laatste weken, komt Elian ongeveer een uur na Gono en kijkt even naar de toegangsdeur. Even denkt ze aan de voorbije nacht, die nooit had mogen gebeuren. Maar als ze aan Gono denkt, twijfelt ze hevig. Langzaam stapt ze uit en loopt op de deur toe. Als ze binnenstapt, ziet ze niemand. ‘Gono, ben je er,’ roept ze hees, maar niemand antwoordt. ‘Misschien is hij even gaan sporten,’ denkt ze en stapt verder. Ze merkt dat Gono al wel iets om te eten klaar gemaakt heeft. Even glimlacht ze. Dan stapt ze naar boven en besluit om ervan gebruikt te maken om zich even op te frissen. Op haar eigen kamer, kleed ze zich uit en kijkt even in de spiegel. Zo staat ze een minuut of twee niet wetend dat Gono in de ban van haar slanke lichaam achter de deur naar haar staat te kijken. Als Elian zich naar links keert om naar het stortbad toe te lopen, zegt Gono plots: ‘Ik ben van jou, als jij van mij wil zijn.’ Even verstart de jonge vrouw, maar haar hart gaat hevig te keer. Zeer langzaam keert ze zich naar Gono om en glimlacht. Gono staat voor in een in elkaar geknutselde amazone kledij van een huwelijk ceremonie. Hij heeft iets dat op een amazone lendendoek lijkt aan en een zo goed als doorschijnend laken over zijn hoofd tot op zijn voeten. ‘Ik ben van jou, zoals jij van mij wil zijn,’ hoort ze zichzelf fluisteren, terwijl ze op hem toestapt. ‘Als dit een soort amazone huwelijk moet voorstellen, lieveling, dan heb je toch wel even ietsje te veel aan.’ Gono glimlacht, terwijl hij Elian aankijkt. ‘Dat is iets dat ik zou wensen, lieve Elian. Het is mijn wens, maar is het ook de jouwe.’ ‘O, Gono,’ fluistert ze en heft snel het laken op en stapt eronder. De volgende morgen zitten beiden naast elkaar aan de tafel, deze maal als een koppel en niet alleen voor hun werk. Als Runa en Jov op bezoek komen, zegt de vrouw als ze met Elian in de badkamer is om zich op te frissen: ‘Zie je wel, lieve Elian. Dat ik gelijk had. Jullie zijn beiden voor elkaar bestemd.’ Even glimlacht Elian. ‘Ik moet toegeven, dat je gelijk had, Runa. Ik hou van Gono en hij van mij.’ ‘Dan moet ik jullie beiden gelukwensen en ik hoop dat jullie zo gelukkig worden als ik met Jov ben.’ Even zegt Elian niets. ‘Hebben jullie al tot een huwelijk beslist, Elian.’ ‘Nee, we hebben beiden besloten om het kalm aan te doen. We hebben het zeer druk met ons werk.’ ‘Dat weet ik, maar wacht niet te lang.’ ‘Laat ons maar naar beneden gaan, onze mannen zullen zich wel afvragen waar we blijven.’ Runa knikt en volgt Elian de gang in. Maar vier maanden later zit Gono in de zetel, naast zijn lieve schat. Plots kijkt ze hem in de ogen en fluistert: ‘Schat. Ik ben in verwachting. Cora krijgt een broertje of zusje.’ ‘Je bent opnieuw in verwachting… Je meent het niet….’ ‘Jawel, Gono. Ik ben in mijn tweede maand.’ ‘Wat… in je twe… Heeft iemand er al iets van gemerkt?’ ‘Nee, ik kon het jou niet ook niet vroeger zeggen vanwege de drukte, maar ik heb vandaag vrij genomen, omdat ik me zo moe voelde.’ Even zeggen beiden niets. ‘Gono, wil je ons kindje niet?’ ‘Niet willen, lieveling. Ik wil jullie allebei,’ zegt hij en kust haar. ‘Maar we kunnen beter een paar maanden verlof aanvragen.’ ‘Dat lijkt me een goed idee. Maar of we dat zullen krijgen weet ik niet.’ ‘Morgen gaan wij naar een betrouwbare dokter. We moet een verlofpasje aanvragen wegens een ziekte.’ De volgende dag staan ze in de praktijk van een dokteres. Zij begrijpt hun probleem en schrijft met een glimlach een verlofpasje van acht maanden voor.’ Elian is verbaasd. ‘Er zijn er nog meer in jullie toestand, die ik soms moet helpen, Hera Cobanon,’ zegt de dokteres. Een paar dagen later krijgt Gono zonder problemen verlof, maar Elian moet meer moeite doen.’ ‘Hera Alinsa. Het spijt me. Ik kan niet anders dan dit vragen. De dokteres zei dat ik over een of twee maanden ziek zal worden. Alleen een speciale behandeling op Yharven kan mij helpen. Maar dat is een reis van twee maanden heen en terug.’ Even staart de amazone Elian aan. ‘En je vriend.’ ‘Gono zal me begeleiden. Hij heeft al verlof aangevraagd en gekregen, geloof ik.’ ‘Dan zal ik ook mijn toestemming geven, Cobanon.’ Even kijkt Elian haar meesters verbaasd aan. ‘Ga nu maar voor ik mij bedenk, maar als je terugkeert zal er een berg werk op jouw liggen wachten.’ ‘Daar sla ik mij, als de behandeling werkt, wel doorheen.’ ‘Ik hoop het voor jullie beiden. Maar geen huwelijk zonder mijn toestemming, Elian Cobanon.’ ‘Een huwelijk, Hera? Daar hebben we nog niet over gesproken,’ zegt Elian knikkend. Elian haast zich naar buiten en in de hal ziet ze Gono staan wachten. Samen gaan ze met een taxi naar hun huisje om te pakken. Ongeveer op hetzelfde tijdstip staan beide weer in de hal, maar dan acht maanden en twee weken later. Hun tweede kindje hebben ze Sovane gedoopt. Ook hun nieuwe telg hebben ze onder toezicht geplaatst van de zus van Elian. Die was blij dat Cora, hun eerste kindje dat zeven jaar gelden geboren is, nu een zusje tweede heeft. Want Cora heeft al een zusje, Sovane, zij werd twee jaar na Cora geboren. ‘Jullie moeten jullie allebei bij Hera Alinsa melden,’ zegt een loket bediende. ‘Ik en Gono.’ ‘Allebei heeft ze gezegd.’ Dan knikt Elian en beiden stappen naar de lift. Een twintigtal minuten later staan ze voor hun meesteres. ‘En genezen, Elian Cobanon.’ ‘Volgens de dokter op Yharven is de behandeling geslaagd.’ Hera Alinsa knikt even en kijkt dan naar Gono. ‘Jij wordt bevorderd, Saron.’ ‘Bevorderd?’ ‘Ja, ik hoop dat jullie intussen betere vrienden geworden zijn.’ ‘Dat zijn we, Hera. Toen de dokters Ona Cobanon genezen verklaarden, was de onzekerheid verdwenen.’ ‘Dus jullie zijn een koppel.’ ‘Ja en nee, Hera. Elian herinnerde uw woorden over een huwelijk, daarom wilden we wachten.’ ‘Ach zo. Ik had niet… Laat maar. Meld je in sector 4. Daar kan je je nieuwe taken aanvatten. Ona Cobanon krijgt ook ander werk. Ik heb iemand gevonden die de taken van haar bijna even goed doet.’ Terwijl Gono het vertrek verlaat, kijkt Elian haar meesteres aan. ‘Kom, laat mij je nieuwe werk plek aanwijzen?’ zegt Hera Alinsa. Een pas achter de amazone volgt Elian haar door verschillende gangen en liften, tot ze een vertrek met verschillende trainingstoestellen bereiken. ‘Jij traint hier nieuwe rekruten en gevechtskunsten en neemt ook intelligentie testen af.’ ‘Ik?’ ‘Ja, jij. Je wordt het nieuwe hoofd van de aanwervingen van de organisatie. Een zeer verantwoordelijke job.’ ‘Dank u, Hera.’ ‘Als je dat even goed doet als je vorige taak, dan hoor je misschien later tot mijn persoonlijke lijfwacht.’ Elian knikt verbaasd. Even kijkt de amazone haar nog aan, dan draait ze zich om en gaat weer naar buiten. Plots komt Gono met een twintigtal jongens en meisjes binnen. Verbaasd staart ze hen aan. ‘Ik kreeg de opdracht om hen hier te melden, Elian.’ ‘Ona Cobanon is de naam,’ zegt Elian met een glimlach. Gono knikt terug met een glimlach, waardoor enkele meisjes beginnen te grijzen. ‘Willen jullie op jullie eerste dag al gestraft worden?’ vraagt Elian streng. De meisjes schudden hun hoofd, maar met een glimlach op hun gezicht. ‘Oké. Ik en Gono horen bij elkaar, ook al zijn we nog niet echt getrouwd.’ ‘Ik kan maar beter terugkeren voor ze mij op mijn nieuwe job missen,’ zegt Gono met een knipoog naar de jongeren. ‘Kom we zullen maar beginnen met elkaar te leren kennen,’ zegt Elian. Een paar maanden later vraagt Gono Elian volkomen onverwacht op haar werk omgeving ten huwelijk. Gelukkig vliegt zij om zijn hals en kust hem vurig. Iedereen kijkt hen lachend aan, want ze hadden zoiets al wel verwacht. ‘Elnaki, jij hebt de leiding tot ik terugkeer.’ ‘Ik, Ona Cobanon.’ ‘Ja, ik dacht dat jij een van de uitverkorenen was om koningin van je stam te worden. Als je geen leiding kunt geven, dan…..’ ‘Ik was alleen verbaasd, Ona.’ ‘Wij gaan naar Hera Alinsa. Begrepen.’ Enkele leerlingen knikken. Gono volgt Elian naar buiten de gang in. Als ze beiden even later voor Hera Alinsa staan, zegt die: ‘Mijn steun hebben jullie allebei. Ik wens jullie beiden veel geluk. Als de grote baas ook instemt dan…’ Op dat moment komt een bericht binnen. Hera Alinsa neemt op en merkt dat het haar meerdere Hera Genaka is. ‘Gono Saron en Elian Cobanon hebben mijn toestemming, maar ik wil hen op Oran II een huwelijk ceremonie aanbieden.’ Als Alinsa beiden op de hoogte brengt, aarzelen ze wel even, want ze waren beiden van plan om te stoppen tijdens hun huwelijksreis. Maar dat kan nu niet meer. ‘Er is zijn al voorbereidingen getroffen voor jullie huwelijk, vrienden. Maar dat zal op Oran II plaatsvinden. Jullie hebben jullie werk uitstekend verricht en dat heeft de grote baas gemerkt in de rapporten.’ Even kijkt Elian Gono aan en knikt dan. ‘Wanneer vertrekken we?’ ‘Over een week, Gono Saron.’ Die avond zitten beiden naast elkaar in de zetel voor de TV. Maar wat er te zien is, boeit hun niet zo. ‘Toen we met de opdracht begonnen, was dit ons doel, Gono.’ ‘Dat weet ik, maar nu is alles anders. Toen mocht ik je graag, maar nu hou ik met heel mijn hart van jou, lieveling.’ ‘Ik zou ook weg willen, Gono. Maar dat is nu onmogelijk. Ze zouden het dadelijk merken en dan krijgen we een prijs op ons hoofd, want we weten te veel. Zonder een voorsprong halen we het niet.’ ‘Dat besef ik, Elian. Maar op Oran II wordt het nog erger dan hier.’ ‘We zullen ons er wel doorheen slaan, schat. Als we hebben wat ons doel is, dan melden we ons op het hoofdbureau.’ Gono knikt glimlachend en trekt haar naar zich toe. Ongeveer in de helft van de achtste maand schepen beiden zich op de ruimtehaven in met bestemming Oran II. Ze lijken een pasgetrouwd stelletje, maar in werkelijkheid zijn ze beiden undercoveragenten van de amazone politie. Hun opdracht is om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen over de misdaadtrafieken. Na een lange reis van vier dagen land het ruimteschip op de grootste ruimtehaven van Oran II. Ze worden door een jonge vrouw opgewacht, die hen met een zwever naar hun bestemming moet brengen. ‘Hai, Runa. Ben jij ook hier?’ ‘Elian, zijn jullie het werkelijk. Ik en Jov werden naar Oran II gezonden om alles voor te bereiden voor een vakantie van een verdienstelijk echtpaar. Ik had er geen vermoeden dat jullie beiden dat paar waren.’ ‘Is dat toeval of, hoort dat tot het plan van Hera Kirja?’ ‘Nee, onze opdracht kwam van veel hoger in de top van de organisatie. Ik vermoed ergens, dat de reden te zoeken is, in het feit dat we elkaar al kenden. Misschien zelfs van Hera Genaka zelf.’ Even kijkt Elian nadenkend voor zich uit en vraagt plots: ‘Hera Genaka. Is dat de amazone waar wij voor zullen werken.’ ‘Min of meer. Veel contact zullen jullie niet met haar hebben, want ze bekleed een van de hoogste posities van onze fractie.’ Elian knikt even en kijkt dan naar het havenpersoneel die de laatste koffers met bagage van Elian en Gono aan boord van de zwever brengen. Runa geeft een van hen een riante fooi. ‘Verdeel het onder jullie,’ zegt ze glimlachend. ‘Dank u, Hera.’ Even knikt Runa de mannen nog toe stapt dan na Gono het toestel in. Als ze in de zetel van de bestuurder plaatsneemt, drukt ze enkele knoppen in. Dadelijk horen ze zoemend geluid, terwijl de zwever zich van de grond verheft. Laag vliegt het toestel door de straten. Elian en Gono genieten van de vlucht door de zeer luxueuze stad. Toch beseffen ze dat ze door de rijkste wijken vliegen. Buiten deze wijken is de toestand niet zo rooskleurig voor de bevolking. Tot hun verbazing land Runa het toestel nabij een grote luxueuze villa. Ze merken achteraan twee goed onderhouden zwembaden op. ‘Van wie is die villa, Runa?’ ‘Hij is eigendom van de grote bazin, ona Cobanon. Zij heeft hem tot jullie beschikking gesteld. Ik woon met drie andere bedienden in de twee gebouwen achter de zwembaden.’ ‘Bedienden?’ ‘Ja, Ono Gono. Ook ik werk in deze villa als manager en hoofdbestuurder van de drie voertuigen. Jullie beiden zijn mijn meerdere.’ Even kijkt Elian Gono verbaasd aan. ‘Hebben we ons werk dan zo goed gedaan?’ ‘Dat moet wel, ona. En als dat zo blijft zullen jullie het hier goed hebben.’ ‘Runa, ik wil dat je ons met onze voornaam aanspreekt als we onder ons zijn.’ Even kijkt Runa glimlachend naar Elian en knikt dan even. Dan vraagt Elian: ‘Waar is je man, Runa? Jullie hebben nooit veel over jullie leven verteld. Hij lijkt me geen echte amazoneman te zijn. Wij kennen jullie alleen als Runa en Jov.’ Runa glimlacht even. ‘Je hebt gelijk, Elian. Jov is een van de bedienden en veiligheidsagent van de villa. Zijn volledige naam is Jov Nador. En nee, hij is geen amazoneman, maar afkomstig van Enuron.’ ‘Zijn jullie al lang getrouwd, Runa?’ vraagt Gono. Even kijkt Runa Gono wrevelig aan, want er wordt verondersteld dat man zich op de achtergrond houden als vrouwen met elkaar praten. Maar als ze de nieuwsgierige blik van Elian ziet, antwoordt ze toch. ‘Twee jaar ongeveer, Elian.’ ‘Vergeef mijn man, Runa. Waar wij vandaan komen leven zeer veel Enuronen. Wij moesten veel met hen omgaan, waardoor we de amazone gewoonten een beetje verleerd zijn.’ ‘Dat is niets, Elian. Ook Jov is zo. Hij doet zijn best om hier in deze amazone samenleving te passen, maar hij is en blijft een Enuroon.’ Als Runa hen aan haar man en te twee andere bedienden voorgesteld heeft, verlaten ze het hoofdgebouw. Elian en Gono blijven alleen achter. ‘Wauw, dit wordt ons huisje.’ ‘Voor een tijdje, schat. Zolang we ons werk uitvoeren zoals ze van ons verwachten, maar ik vrees als het hun niet bevalt, dan vliegen hier snel buiten.’ ‘Ze weten wat we waard zijn, lieveling. Dus het zal wel meevallen.’ ‘Toch is het nogal veel luxe, meer dan we gewoon zijn.’ ‘Tja dit is voorlopig ons nieuw leven, Elian. We moeten er het beste van maken, zonder ons echte werk te vergeten.’ Een week later brengt Runa hen met een zwever naar hun werk. Ze zet als eerste Gono af en rijd dan verder om Elian op haar bestemming te brengen. Drie weken later worden ze uitgenodigd in de hoofdvilla van Hera Alinsa. Runa en Jov brengen hen met de zwever. Ook zij zijn hier voor de eerste maal. ‘Welkom, Elian. Zijn jullie al goed ingeburgerd in de villa?’ horen ze een stem achter hen zeggen. Beiden kijken op en zijn een zeer mooi vrouw staan. Ze is met haar tachtig jaar zeker twintig jaar ouder dan Gono, maar is ze zeer knap. Toch heeft het harde leven sporen nagelaten. Ze is gekleed in een strakke kledij, die haar figuur goed laat uitkomen. Haar lange donkerbruine haren komen tot aan haar midden. ‘Het heeft een beetje moeite gekost, maar luxe ben je snel gewoon, Hera,’ glimlacht Elian. Alinsa knikt even en kijkt beiden even een voor een aan. ‘Als ik het niet mis heb, dat waren jullie bezig om jullie huwelijk te plannen.’ ‘Ja, Hera.’ ‘Het spijt me, dat ik die plannen verstoord heb. Om het goed te maken, heb ik voorbereidingen laten treffen. Het is aan jullie om een datum vast te leggen. ‘Datum?’ vraagt Gono. ‘Ja, Gono. Jullie willen toch nog trouwen, of heb ik het mis, want dat zou me spijten.’ ‘Trouwen is onze liefste wens, maar ons werk hier is belangrijk. Daarom wilden we wachten…’ ‘Niets wachten, Elian. Volgende week wil ik een datum weten. Dan kan de planning voor de feestelijkheden doorgaan.’ ‘Dank u, Hera,’ zegt Gono. ‘Kom nu, we gaan aan tafel.’ Elian kijkt Gono even aan en beiden volgen de vrouw door de lange gang. In de grote eetzaal zijn zeker honderd belangrijke fractieleden aanwezig. Gono en Elian voelen ze echter niet thuis in dit gezelschap, maar voeren toch enkele belangrijke gespreken, tot ze zich afzonderen. Hera Alinsa komt plots de salon binnen waar beiden naast elkaar zitten. ‘Hier zijn jullie dus?’ ‘Hera, we willen niet ondankbaar zijn. Maar we zijn zoveel belangrijke mensen om ons heen niet gewoon,’ fluistert Elian. ‘Ik vergeef jullie, want ik hou er ook niet van. Maar het is noodzakelijk om elkaar te leren kennen. Ik vrees dat jullie beiden eraan zullen moeten wennen, want ik heb zeer belangrijke taken binnen de fractie voor jullie gepland.’ ‘Hera, we hebben ook even gepraat. Ik… we willen de datum op 24 Leva zetten.’ ‘Dat is over twee maanden. Zeer goed. Voorlopig zal ik jullie geen al te zware taken opleggen, zodat jullie een beetje meer tijd voor jezelf kan overhouden. Maar ik verwacht wel jullie je beiden volledig zullen inzetten na jullie huwelijksreis van drie maanden.’ Even kijken beiden haar verrast aan. ‘Dank u, Hera,’ stamelt Elian. ‘Ga nu maar, morgen is het een drukke dag.’ Elian buigt even samen met Gono. Dan verlaten beiden de villa en haasten zich naar Runa en haar man toe. Een paar minuten later stijgt de zwever op. Alinsa kijkt hen na als het toestel hoger klimt. ‘Hopelijk doen ze hun werk even goed nadat ze getrouwd zijn. Anders zal hun geluk van korte duur zijn,’ denkt ze. Maar Gono en Elian doen hun werk voorbeeldig na het huwelijksfeest en de huwelijksreis. Maar hun taken nemen veel van hun tijd in beslag. Sommige opdrachten blijken gevaarlijk te zijn, maar het lijkt hun niet af te schrikken. Alinsa bekijkt de rapporten over hen zeer aandachtig en is zeer tevreden. Ondanks hun gevaarlijk leven bedreigend werk zorgde hun liefde echter voor een probleem. Elian raakt opnieuw in verwachting. Ze zijn twee jaar op Oran II als hun kindje geboren wordt. Elian stelt de naam Sorane voor. ‘En Sovane dan. Is dat niet te verwarrend, schat?’ ‘Dat wendt wel, Gono. Je weet dat in Sovane als naam gekozen heeft, omdat die amazone een zeer belangrijke amazone was. Die amazone had ook een halfzus en die droeg de naam Sorane.’ ‘Dan noemen we haar zo, lieveling.’ Elian glimlacht gelukkig. ‘Nu hebben Cora en Sovane een zusje, Elian.’ ‘Hoe zou het met hen zijn?’ ‘Je zus zal wel goed voor hen zorgen, lieveling. Ze is een lieve amazone zoals jij.’ ‘Weet ik, schat. Maar ik zou hen graag eens terugzien.’ ‘Ik ook. Maar dat kan pas nadat onze opdracht volbracht is. Maar besef je wel dat we deze maal ons dochtertje bij ons moeten houden.’ ‘Wil je dat?’ ‘Niet echt, want ik zou haar liever in veiligheid weten bij onze famillie. Alleen er zijn hier te veel mensen, die weten dat je in verwachting was. Als we haar wegbrengen zullen ze dat verdacht vinden.’ ‘Maar nu hebben we er een probleem bij. Het leven van onze dochter is nu ook in gevaar.’ Elian knikt ‘Dus moeten we dubbel voorzichtig zijn. Als ontdekt wordt wat we uitvoeren dan is ons leven geen cent meer waard.’ ‘We moeten doorzetten, Elian. Mijn programma heeft al vele gegevens naar een centrale computer diep on de grond van het centrale gebouw verzonden. Die gegevens moeten we in ons bezit krijgen voor we ons uit de voeten kunnen maken.’ Op dat moment komt Jov binnen. ‘Uit de voeten maken. Willen jullie er nu al vandoor?’ ‘Hier zomaar liggen niets doen, is niets voor mijn amazone vrouwtje, Jov. Daarom zei ik voor de grap, dan we ons misschien uit de voeten konden maken,’ zegt Gono, die niet weet hoeveel Jov gehoord heeft. ‘Als jullie uit het ziekenhuis weg willen, is dat geen probleem. Ik kan het aan mijn vrouwtje laten weten. Dan kan je voorbereidingen treffen.’ ‘Doe dat, Jov. We willen zo snel mogelijk weer aan het werk.’ ‘Ze is een lief klein meisje, zie ik.’ ‘We hebben haar de naam Sorane gegeven, Jov.’ De man van Runa knikt even. ‘Runa en ik worden aan jullie toegewezen, Elian,’ zegt hij dan. Gono en Elian kijken hem verbaasd aan. ‘Hera Alinsa acht het nodig. Want een baby heeft een goede verzorging nodig, terwijl jullie belangrijke taken krijgen. Maar ik zal Runa maar op de hoogte gaan brengen van jullie wens.’ Gono knikt. Even steekt de Enuroon zijn hand nog op en haast zich dan de gang in. In de kamer is het een tijdje stil. ‘Zou hij veel gehoord hebben, schat?’ vraagt Elian. ‘Ik denk het niet, toch niet genoeg om te weten wat we uitvoeren.’ En paar dagen nadat Elian het ziekenhuis verlaten heeft, gaat Gono op weg naar zijn werk. Het duurt echter nog vier dagen voor hij een kans krijgt om zich vanuit zijn kantoor naar de geheime ruimte te begeven. Maar net als hij alles afgesloten heeft en de geheime deur wil openen hoort hij stemmen. ‘De lijfwacht,’ denkt hij verschrikt. ‘Her Gono, u wordt verwacht bij Hera Alinsa.’ Verbaasd kijkt Gono naar de deur. ‘Dat moet iets belangrijks zijn.’ Deze uitnodiging zou weleens belangrijk kunnen zijn voor hun onderzoek. Gono moet moeite doen om zich te herpakken en loopt nogal stijf naar zijn bureau toe. Licht aarzelend legt hij zijn linkerhand op een paneel en met de andere drukt hij op een knop, waardoor de beveiliging van het kantoor opgeheven wordt. Als hij de deur opent, kijkt de Kapitein hem met verbaasde ogen aan. ‘Een afgesloten en beveiligd kantoor?’ zegt de man vragend. ‘Dat doe ik altijd, Kapitein. Zeker als ik met ultra geheime gegevens werk. Zo probeer ik te voorkomen dat onbevoegden ze in bezit kunnen krijgen. Wie de verkeerde code ingeeft, die heeft nog maar een paar minuten te leven.’ De kapitein kijkt Gono even aan en knikt dan. Een paar minuten later staat Gono voor het eerst in het luxueuze kantoor van Hera Alinsa. Achter het bureau zit een slanke donkerharige vrouw. Ze is gekleed in nauwsluitende kledij met een donkerblauwe broek en jasje. ‘Mijn beste Gono Cobanon, je weet dat ik mijn trouwe medewerkers altijd beloon,’ zegt de vrouw, terwijl ze opstaat een naar hem toe loopt. ‘Dat heb ik gehoord, Hera,’ knikt Gono, terwijl hij haar een hand geeft. ‘Vandaag ben jij aan de beurt. En je vrouwtje ook. Jullie werkijver bevalt mij en de andere topleden van de fractie.’ ‘Dank u, Hera. Wij proberen zo goed mogelijk onze taken uit te voeren.’ ‘Als ik het goed heb, is je vrouw een paar weken geleden bevallen van een dochtertje. Wat zou u ervan vinden om een drietal maanden van een lekkere vakantie op Yharven IV te genieten, Gono.’ Even weet Gono niet wat te zeggen. ‘Sprakeloos, beste man. Jullie beiden verrichten goed werk, dus de top mag ook iets teruggeven.’ ‘Dank u, Hera.’ ‘Meldt je bij de balie op het achtste verdiep. Daar krijg je alle gegevens en de nodige tickets. Jullie kennissen Runa en Jov Nador hebben opnieuw de taak om jullie vertrek voor te bereiden.’ Gono buigt even, zoals het gebruikelijk is. Maar innerlijk botsen zijn gevoelens. Hoe mooi deze vrouw en hoe vriendelijk ze zich voordoet, dat is maar schijn. Hij weet dat ze genadeloos is en zelf met eigen handen al verschillende mensen vermoord heeft. Die avond lacht het geluk hen echter toe. Elian is opgewekt, want ook zij heeft het nieuws van hun vakantie ontvangen. Drie maanden op het vakantieparadijs op de planeet Yharven IV in een van de luxueuste hotels. Die avond nemen ze afscheid van Runa en haar man Jov. ‘Bedankt om onze vakantie te regelen, Jov.’ ‘Geen dank, Gono. Hera Alinsa, heeft ons beiden aangesteld als oppassers. Daar om leiden we hier een beter leven als dat wat we vroeger hadden. Maar jullie beiden zijn ook goede vrienden geworden.’ Elian knikt even. ‘Het ga jullie goed op Yharven, Elian,’ zegt Runa glimlachend, terwijl ze haar vriendin omarmt. Elian neemt dan hun dochtertje, van haar man over en stapt als eerste de zwever in. Runa en Jov kijken de zwever na als hij opstijgt en koers zet naar de ruimtehaven. Als het passagiersschip, een paar dagen later, op de ruimtehaven van Yharven IV land, kust Elian haar man even. ‘Konden we dit leven maar achter ons laten, lieveling.’ ‘Dat zou ik ook wel willen, schat, maar we hebben een opdracht.’ ‘Ik weet het, Gono. We zijn agenten. Maar we moeten ook aan onze dochter denken. Is zij niet belangrijker?’ ‘Dat doe ik ook, Elian. Ik was van plan om ons ontslag aan te kondigen. Maar dat kan pas zodra we de gegevens, die op de geheime computer opgeslagen is, in handen hebben.’ ‘Dan kunnen we niet anders dan terugkeren.’ ‘Misschien kan jij hier met onze dochter blijven, lieveling.’ ‘Nee, Gono. Dat zou verdacht overkomen en jou in gevaar brengen. We moeten allen samen terugkeren, anders zou onze opdracht kunnen mislukken. Als dat gebeurt zijn we hier voor niets aan begonnen’ Als laatste stappen Gono en Elian in de zwever die hen naar de oppervlakte zal brengen. Als een uur later op hun kamers aankomen zijn ze beiden verbaasd over de luxe om hen heen. Het lijkt wel een paradijs. Gedurende drie maanden leven ze hier in alle rust, maar ze zien ook de armoede buiten deze luxe en leren mensen kennen die voor die luxe moeten zorgen. Zij werken vele uren voor een loon, waar ze nog juist mee kunnen rondkomen. Gono merkt ook vele mensen op die op andere planeten aan de macht zijn en hier met hun geld smijten en van de luxe genieten. Hij begint te beseffen dat ook de amazonewerelden in de ban zijn van macht, rijkdom en uitbuiting. Elian die het ook opmerkt, twijfelt zelfs of ze met hun opdracht het goede nastreven. Of juist een pion zijn in de machtsstrijd om het geld. Zij dienen de wet, maar die wetten worden in dienst van de machtigen gemaakt. Deze machtigen ontspringen meestal de dans van het gerecht. Op een van hun tochten bereiken ze een tempel, die duizenden jaren geleden gebouwd werd als een soort monument van de verhevene, die Jakira genoemd werd. In de grote zaal staat een beeld van een mooie blonde vrouw, die gewapend is met een cilinder. Ook Gono is onder de indruk van het grote beeld, al is hij niet zo gelovig. Langzaam stappen ze verder om het grote gebouw te bezichtigen en staan plots op een paar passen van een schrijn. ‘Wat is dat voor iets een altaar of zo?’ ‘Nee, Gono, dat is het schrijn. In elke tempel gewijd aan de verhevene staat er zo een. Daarmee staan de tempels in verbinding met elkaar.’ ‘Een communicatietoestel.’ ‘Ja, maar nog veel meer. Volgens de geruchten kunnen ook bevoegden getransporteerd worden naar andere tempels.’ Gono loopt naar het schrijn toe, aarzelend gevolgd door Elian. Haar man gaat tussen de zuilen staan en kijkt zijn vrouw aan. ‘Er gebeurt niet veel, schat.’ ‘Alleen bevoegden kunnen dit schrijn activeren. Jij hoort daar niet bij en ik ook niet,’ glimlacht Elian, terwijl ze op een pas van het schrijn blijft staan.’ ‘Spijtig, lieveling. Wie weet waar we terechtgekomen waren als het wel gewerkt had.’ Elian denkt echter aan de leer van de verhevene. Leefde die nog maar, dan zouden de amazonewerelden zich houden aan haar wetten en regels. Maar ze stierf vele jaren geleden, volgens de berichten. ‘Gelukkig maar, Gono. Het onbekende lokt mij niet zo,’ fluistert Elian en keert zich van het schrijn af. Gono slaat een arm om haar heupen en kust zijn vrouw even op de wang. ‘Je hebt gelijk. Ik ben hier ook gelukkig met mijn twee schatjes. Alleen spijtig dat ik mijn derde schatje niet kan omarmen.’ ‘Mij ook, schat. Ook ik verlang ernaar om Cora in mijn armen te nemen, maar ze is ver van hier.’ Geen van beiden merkt dat het schrijn heel even blauw oplicht, maar anderen hebben het wel gemerkt en hun ogen volgen hen als ze de tempel verlaten. De vier vrouwen die hen nakeken, zijn als priesteressen gekleed en haasten zich naar elkaar toe. ‘Wat was dat? Is die vrouw een gevolmachtigde?’ ‘Ik weet het niet, Olinya. Ze is geen drager van een pentagon.’ ‘Uit hun gedachten kan ik opmaken dat beiden agenten zijn, die aan een belangrijke opdracht werken zijn op Oran II. Zij is een amazone, maar haar man komt van Enuron.’ ‘Dat kon je ook merken zonder telepathie, Monana. Veel eerbied voor onze gebruiken had hij niet. Je kon merken dat hij de dominante is in hun huwelijk, al zijn ze wel volgens amazone gebruiken getrouwd.’ ‘Zo dominant is hij niet. Ik zou eerder zeggen dat ze elkaar als gelijke aanvullen.’ Monana kijkt naar de vierde vrouw, die tot nu nog niets gezegd heeft. ‘Het is toch vreemd, Veena. Het schrijn reageerde even, maar geen van beiden draagt een pentagon en de baby is nog te jong om er een te dragen.’ ‘Dan is er maar een mogelijkheid. Een van hen is een nakomeling of de verhevene zelf.’ De vier kijken elkaar even aan. ‘Dat kunnen we best melden aan Aniya, Harone. Zij zal wel weten wat moet gebeuren.’ Intussen stappen Gono en Elian in een zwever die hen terug naar hun verblijf moet brengen. De volgende dagen trekken ze de stad in, nadat ze Sorane naar de opvangdienst voor jonge kinderen van het hotel gebracht hebben. Ze bezoeken er verschillende toeristische trekpleisters, maar geen van beide merkt de jonge vrouw op die hen volgt. Het koppel beleeft een heerlijke tijd, maar langzaam keert de werkelijkheid terug, als de laatste dagen van hun vakantie er aankomen. Op de laatste dag treft Gono nog enkele voorbereidingen. Elian gaat nog een maal, met de kleine Sorane in haar armen, naar de tempel. Aan de ingang blijft ze even staan en staart naar het beeld van Jakira in het middel van de hall. Zelfs Sorane wordt er stil van. Dan gaat ze verder en kijkt naar omhoog. ‘Kijk eens, Sorane. Dit beeld van een zeer machtige vrouw is een voorbeeld voor ons allemaal. Ik hoop dat jij een van haar trouwste volgelingen wordt.’ Sorane die er niet veel van lijkt te snappen, lacht even zoals alle baby’s lachen. Elian glimlacht: ‘Jij bent er nog te klein voor, lieve schat. Over een paar jaar komen we hier misschien terug en dan zal je er wel iets meer van begrijpen.’ De vrouw die haar volgde, is een pas achter haar blijven staan. ‘Sommigen aanbaden u als een godin, Hera. Maar dat was u echter niet. Goden sterven niet,’ hoort ze Elian fluisterend zeggen. ‘Hera Jakira was geen godin, Hera Elian. Want er zijn geen goden of godinnen volgens de leer van de verhevene. Alleen machtigen en onsterfelijken. Maar zelfs onsterfelijken kunnen gedood worden. Volgens ons geloof zal ooit zal de verhevene opnieuw weerkeren.’ Elian glimlacht en kijkt even naar haar dochtertje. Dan richt ze haar hoofd weer op. ‘Dat is mijn diepste wens, Priesteres. Ik dien haar zoals jij, maar op een andere wijze.’ ‘Ik weet alles over jou uit onze gegevens, Elian Cobanon. Maar je liegt als je beweert dat jij en je man de verhevene dienen. Iemand die voor misdadigers werkt, is een afvallige. ‘Moest de verhevene hier aanwezig zijn, dan zou het weleens kunnen dat jij gestraft wordt in plaats van ik, priesteres.’ ‘Ben jij daar zeker van, Hera Elian. De verhevene behandelt verachtelijke misdadigers zoals jij zonder genade.’ Even kijkt Elian de priesteres aan. ‘Penning nummer TC2496, priesteres. Zoek dat eens op. Misschien zegt dat je iets.’ De priesteres staart Elian even nadenkend aan. Dan staat ze dichterbij en kijkt even naar het kindje van Elian. ‘Zegt me niet veel, Hera.’ ‘Zoek het dan alstublieft eens op, priesteres.’ Maar de vrouw gaat er niet op in. ‘Is het een dochter of een zoon?’ vraagt ze. ‘Een meisje, Hera. Die later hopelijk een trotse amazone zal worden.’ ‘Dat zal ze zeker, Elian. Maar ik hoop dat ze zij verstandiger is en een eerlijke amazone wordt,’ zegt de jonge vrouw, terwijl ze het voorhoofd van Sorane even aanraakt. Even lijkt ze te schrikken en staart naar de baby. Elian merkt ze niets van, maar de veertienjarige priesteres is hevig geschrokken, van wat zij voelt. Haar gedachten dwarrelen door elkaar, als gevolg van de beelden die ze ziet. Beelden van moorden, maar ook beelden van een zware ruimteoorlog. En een jonge roodharige vrouw die de macht van de zwaarden beheerst. Ze voelt plots een hevig woede, een woede uit onmacht over het lijden van duizenden levenden, die ten dode opgeschreven zijn in gruwelijk omstandigheden. Verschrikt trekt ze haar hand terug. Elian schrikt nu wel van de reactie van de priesteres. ‘Wat is er?’ ‘Het is niets, vrouwe. Ik schrok even, toen ze haar ogen opende.’ Elian kijkt naar Sorane en merkt dat haar kleine groenkleurige oogjes haar aanstaren. ‘Schrikt u daarvan, Hera.’ ‘In zekere zin, Elian. Wij priesteressen hebben ons leven gewijd aan het dienen van de verhevene. Zoals u weet is samenzijn met een man, tot onze herkenning, verboden. Daarom hebben wij ook geen ervaring met kleine baby’s.’ Elian knikt even. ‘Ik moet gaan, Hera. Vandaag is de laatste dag van ons verlof.’ ‘Het ga je goed.’ ‘Vergeet niet om dat nummer eens op te zoeken.’ ‘Zal ik doen?’ Dan draait Elian zich om en stapt naar de uitgang. Toch is ze met haar gedachten bij het moment dat de priesteres schrok. ‘Volgens geruchten zouden sommige priesteressen krachten bezitten, die beelden uit de toekomst oproepen. Zou ze iets over haar dochtertje gezien hebben, waarvan ze zo geschrokken is,’ denkt Elian, terwijl ze de tempel verlaat. De jonge priesteres kijkt Elian nadenkend na. Maar plots draait ze zich om en haast zich naar binnen. In de centrale operatiezaal staan vele computers opgesteld. Snel tipt ze enkele commando’s en staart verbaasd naar het scherm met de gegevens over Elian Cobanon en Gono Saron. Intussen kijkt Elian om zich heen en merkt de zwever van het hotel aan de rand van de parking op. Snel haast ze zich er heen. Maar als ze wil instappen aarzelt ze even. Heel even is er de wens om nog iets aan die jonge priesteres te vragen, maar als ze zich omdraait ziet ze de priesteres nergens meer. Het lijkt wel alsof er niemand in de tempel aanwezig. Dus stapt ze maar in. Een uurtje later volgt Elian, met haar dochtertje in haar armen, haar man naar de zwever. Na een vlucht van drie uur bereiken ze de ruimtehaven. Aan de incheckbalie worden de tickets gecontroleerd. Een paar minuten later nemen ze plaats aan boord van het passagiersschip Vor. Een stewardess brengt hen naar hun kamers. Als Elian binnenstapt, bedankt Gono de jonge vrouw. Na meer dan twee uur voorbereiding verheft het schip van de oppervlakte en wint al snel hoogte. Beiden beseffen dat ze weerkeren naar een wereld waar geweld en dood tot het leven van alledag behoren. Meer dan een week later nadert het passagiersschip de planeet Oran II. Als ze de oppervlakte betreden worden ze opgewacht door enkele lijfwachten van Hera Alinsa, de grote baas van de organisatie. ‘Wij hebben bevel om u en uw gezin naar uw woning te begeleiden, Hera,’ zegt de kapitein. ‘Is er dan gevaar, Kapitein Onnars?’ vraagt Elian. De man knikt. ‘Gedurende uw afwezigheid zijn er grote veranderingen opgetreden, Hera Elian. Sommige zijn goed, maar anderen hebben de contacten met andere fracties verslechterd.’ ‘Wat is het zo erg?’ ‘Ik denk het. Er dreigt een oorlog tussen de fracties uit te breken. Er zijn zelfs al vechtpartijen, sommigen zelfs met vuurwapens, geweest.’ ‘En daarom zijn jullie hier.’ ‘We verwachten geen problemen, maar we zijn wel voorbereid.’ Een paar uur later bereiken beiden met hun bewakers de villa waarin ze al verschillende jaren leven. ‘Zijn Runa en Gono Nador er niet?’ vraagt Elian. ‘Ze komen morgen pas, Hera. Wegens de spanningen in de fracties kregen ze een ander onderkomen in de buurt.’ Even kijkt Elian naar haar man, maar de glimlacht even. Terwijl kapitein Onnars en zijn mannen hun plaatsen innemen, kijkt Gono toe hoe zijn vrouw hun dochtertje in haar bedje legt. De volgende weken concentreren ze zich op hun taken binnen de organisatie, maar nu zijn ze meestal door twee veiligheidsagenten begeleid. Met de dag wordt de toestand gevaarlijker. Zowel Gono als Elian hebben de nasleep van schietpartijen van dichtbij meegemaakt. En elke dag wordt het erger. Maar ook voor het koppel is het zeer gevaarlijk geworden, want een verdachte handeling kan tot hun terechtstelling leiden. Als Gono acht maanden later eindelijk de gegevens kan ophalen, keert hij opgelucht naar de villa waar hij met zijn gezin woont. Rond zeven uur komt ook Elian thuis en omarmt hem. ‘Ik heb wat we nodig hebben, schat,’ fluistert hij. Elian zucht opgelucht, want dit betekent dat ze eindelijk hun opdracht kunnen beëindigen. ‘Dan is onze opdracht voorbij.’ ‘Ik hoop het, schat. We moeten de gegevens nog laten analyseren. Zodra we bevestiging krijgen, zullen we vermoedelijk teruggeroepen worden.’ ‘Ik ga even kijken of Sorane nog slaapt, lieveling.’ Gono knikt en loopt dan naar de keuken toe om iets te drinken te halen. Als Elian enkele minuten later terugkomt, lacht ze. ‘Sorane slaapt gelukkig nog, maar voor ons lijkt het mij nog te vroeg,’ hoort hij Elian zeggen. Als hij omkijkt laat hij zijn glas bijna vallen. Zijn mooie vrouw staat daar voor hem alleen gekleed in een half doorschijnende lingerie. ‘Wauw. Heb je voor vanavond iets geplant, schat?’ ‘Zeker, lieve man.’ Gono ziet Elian langzaam met een sexy pas naderbij komen. Voor hij het beseft ligt ze plots in zijn armen en kust hem hevig. Lachend grijpt hij haar bij de heupen en werpt haar lachend over zijn schouder. ‘Laat me niet vallen, schat,’ fluistert ze giechelend, terwijl hij haar door de gang naar de slaapkamer draagt. Een uur of drie later gaat Elian nog even naar haar dochtertje kijken, maar die ligt rustig te slapen. Als ze echter de volgende dag op hun werk aankomen, is alles in rep en roer. Ze zien ook verschillende gewapende mannen en vrouwen met getrokken wapens op wacht staan. Hun pasjes worden onder bedreiging van vuurwapens gecontroleerd. Dan pas ziet ze Runa naderen. ‘Wat is er gaande?’ vraagt Elian. ‘Ik weet het ook niet. Maar er broeit iets lijkt me. Jov is al naar jullie villa.’ ‘En jij. Ik was ook op weg, maar zag jou plots aankomen.’ Op dat moment wordt Elian aangesproken door een gewapende amazone in een zwart uniform: ‘Vergeef ons, Hera Cobanon. Er is een zware aanval geweest op het hoofdkwartier van onze fractie. Iedereen wordt gecontroleerd. Onbevoegden krijgen geen toegang meer.’ ‘Veiligheid gaat voor, luitenant,’ antwoordt Elian, terwijl ze bezorgt aan haar man denkt. Want met zoveel gewapende bewakers, die op hun hoede zijn, wordt zijn voornemen gevaarlijker dan normaal. ‘Laat jullie beschermen, Hera Cobanon. Want ze zijn ook al aanslagen gepleegd op enkelen van onze mensen. Verschillende zwevers en zwevers werden onder vuur genomen op plaatsen waar ze moesten stoppen op een kruispunt of zo.’ ‘Dat is vreselijk,’ schrikt Elian en hoopt intussen dat haar man niet gepakt wordt. ‘Runa en haar man helpen ons. Zoals wij hebben zij ook een zware training gekregen.’ De Luitenant knikt even. ‘Maar of dat genoeg zal zijn, weet ik niet zeker.’ ‘We zien wel, amazone.’ Pas de volgende dagen wordt duidelijk hoe gevaarlijk het wel niet geworden is. De uitgang van het gebouw waar Elian werkt wordt plots onder vuur genomen en verschillende zwaargewapende mannen en vrouwen rennen al schietend naar binnen. Langs de trappen banen zij zich een weg naar boven. Elian en enkele anderen trekken hun wapen, maar de bewakers bieden hevig weerstand, waarbij langs beide zijden doden en gewonden vallen. Plots is het voorbij. De aanvallers die nog kunnen maken zich uit de voeten, maar ze laten wel een aantal gewonden achter. Elian en enkele anderen kijken ontsteld toe hoe ze de doden wegbrengen en enkele gewonden verzorgen. De gewonden van de aanvallers worden ook verzorgd, maar verder niet al te best behandeld. Elian beseft dat die mannen en vrouwen een lot wacht, dat ook haar lot en dat van haar man zou kunnen zijn, als ze ooit als ze ooit iets van hun opdracht te weten komen. Ze krijgt een week verlof, omdat er nu herstelwerkzaamheden in het gebouw moeten uitgevoerd worden. Die avond zit Elian ongerust in haar onderkomen te wachten tot Gono terugkeert. Hij is later dan anders, maar als hij de deur opent, kijkt ze hem opgelucht aan. Aandachtig luistert hij naar haar verslag van de gebeurtenissen. Ze beseft echter wat het doel was van deze aanval. ‘Ze kwamen voor ons, denk ik, schat,’ fluistert Elian. ‘Wat???’ ‘Je weet toch wat wij daar doen voor de fractie. Wij controleren en beheren de geldstromen binnen die organisatie. Als ze erin geslaagd waren om onze gegevens te vernietigen dan zou dat een zware klap geweest zijn voor de fractie waar wij voor werken.’ Gono beseft dat zijn vrouw gelijk heeft. Het wordt te gevaarlijk. Het gevaar kan van alle kanten komen. Van hun fractie als ze ontdekt worden of in de oorlog die dreigt uit te breken. Want de leiding zal deze aanslag niet zonder gevolg laten. Gono krijgt gelijk. ‘Is Jov niet hier?’ ‘Nee, hij en zijn vrouw werden weggeroepen en komen pas over een paar dagen terug. Daarom kreeg ik vermoedelijk een week verlof om op ons kindje te kunnen passen.’ De volgende dag, terwijl Elian zich thuis over Sorane ontfermd, gaat Gono naar zijn werk. Zijn zwever wordt door twee andere zwevers, met gewapende bewakers vergezeld. Als hij het gebouw nadert, waar zijn vrouw werkt, kan hij de ravage zien die bij de overval geslagen is. Overal merkt hij gewapende fractieleden op. Ook in het gebouw waar hij werkt is de bewaking verdubbeld. Gono beseft dat het veel te gevaarlijk wordt. De boel kan elk moment uitbarsten. In zijn kantoor controleert hij nog enkele gegevens die hij nodig heeft en zet een speciaal programma aan het werk dat alle data die hij en Elian verzameld hebben moeten samenvoegen op een daarvoor bestemd kristal. Naar schatting zal dat wel een dag in beslag nemen. Als hij die avond thuiskomt, spreek hij met zijn vrouw en ze besluiten om hun dochtertje door Jov en Runa laten weg te brengen. Eerst kijken hun vrienden hen vreemd aan, maar ze begrijpen wel dat beiden het te gevaarlijk vonden in hun villa voor hun dochtertje. Het kost wel enige moeite maar hij slaagt erin om samen met enkele anderen de leiding ervan te overtuigen om hun kinderen uit de gevaarzone te brengen. Op zijn aanraden worden Jov en Runa met deze taak belast. Verschillende gezinnen brengen hun kinderen naar verschillende afgesproken geheime plaatsen. Ze zijn tussen de 2 jaar en 14 jaar oud. Jov, Runa en enkele bewakers wachten hen op een van die locaties op. Elian en Gono nemen afscheid van de twee jarige Sorane, die huilt. Maar het kan niet anders. Runa neemt de kleine van Elian over. ‘Ik zal goed voor haar zorgen, Elian. Hopelijk keert de rust al snel weer.’ ‘Ik vrees dat daar voorlopig niet veel van zal komen, Runa.’ ‘Ik heb wel opgevangen dat verschillende, wat men noemt onmisbaren, over twee weken naar een veilige plaats overgebracht worden. Ik vermoed dat ik en Elian tot die groep behoren.’ ‘Ben je daar wel zeker van, Gono?’ ‘Niet echt. Maar de andere fractie wilde ons in handen krijgen, dus moeten we wel belangrijk zijn. Ook voor Hera Alinsa en haar meerderen.’ ‘Laat dat maar, Gono. We zien haar niet meer als onze leidster. Ze is een misdadigster die in een strijd om de macht gewikkeld is. En dat zal zeer veel doden tot gevolg hebben. Zowel schuldigen als onschuldigen,’ zegt Runa, terwijl ze opmerkt dat Elian haar met een vreemde blik aankijkt. ‘Dat kan je beter niet in het gebied van de fractie zeggen, Runa.’ ‘Dat weet ik, Elian. Maar wij hopen dat jij dat ook niet verder vertelt,’ merkt Jov op. Even kijkt Elian naar haar man, maar ze weet dat ze zowel Runa als Jov kunnen vertrouwen. ‘Ook wij hebben een geheim, vrienden. Mijn penning nummer is TC2496.’ Even staart Runa naar Elian en dan naar Gono, die lichtjes knikt. ‘Dat is … Zijn jullie werkelijk agenten?’ ‘Al vele jaren, Jov. Alleen hadden we niet geplant om verliefd te worden en dan ook nog een lief kindje zoals Sorane te krijgen.’ ‘Jullie kunnen beter met ons meekomen, Elian.’ ‘Dat kan nog niet, Runa. Dan is al ons werk voor niets geweest. We moeten onze gegevens nog ophalen.’ ‘Wees allebei voorzichtig, Gono.’ ‘Dat komt wel goed, Runa. Dit is niet onze eerste opdracht.’ ‘We moeten gaan, lieveling. Anders is ons schip zonder ons op weg,’ merkt Jov op. Even geeft Elian haar dochter nog een kus op het voorhoofd en kijkt Runa en Jov na als ze met Sorane aan boord gaan. Ze zouden beiden liever meegaan, maar ze kunnen nog niet. Zolang ze de data nog niet in hun bezit hebben. Gelukkig zal dat op het eind van deze week zijn. Elian, Gono en verschillende andere ouders kijken het ruimteschip na, terwijl het opstijgt en koers zet naar zijn bestemming Trafar. Ze missen hun dochter nu al, maar het is noodzakelijk in deze omstandigheden. De volgende dagen gaat het leven verder zijn gewone gang. Terwijl het gebouw hersteld wordt, zijn er geruchten van een tegenactie, maar meer ook niet. Maar tegen het einde van de tweede week na het vertrek van de kinderen, is het zover. Een tiental zwevers met gewapende mannen rijden door de straten naar het oosten. Ook stijgen er acht zwevers op van twee platformen en die vliegen in dezelfde richting. Gono is op zijn werk en heeft zijn bureau volledig afgesloten van de buitenwereld, zoals hij altijd doet. Maar deze maal zit hij achter de verborgen computer een paar kantoren verder in het afgesloten gedeelte. Als hij heeft wat hij wil, schakelt hij de computer uit, nadat hij een zelfvernietiging programma uitgevoerd heeft. ‘Nu er nog mee wegkomen,’ denkt hij opgelucht, maar toch bezorgd. Snel steekt hij de memory kristal in een geheim vakje van zijn jas en haast zich door de geheime doorgang naar zijn kantoor. Het is echter middag, nog vier uur voor hij hier weg kan. Dus deactiveert hij de beveiliging en stapt langs de kantoren naar de eetzaal. — Op dat moment stopt Sorane met het bekijken van het verslag en schakelt het beeldscherm uit. Dan staat ze op. ‘Ik ben te moe. Ik kan morgen ook verder kijken,’ fluistert ze en loopt naar de lift toe. In haar kamer trekt ze haar kleren uit en kijkt even naar haar spiegelbeeld. Enkele littekens ontsieren haar mooie lichaam. Even denkt ze terug aan wat er toen gebeurd is, maar dan wendt ze zich af en stapt naar haar bed toe. Al zeer vroeg is ze al weer op en maakt snel iets te eten klaar. Met het bord haast ze zich naar de zetel toe en activeert de teevee. Terwijl ze haar ontbijt verorbert, staart geboeid naar het scherm. De woorden van Runa kinken door de salon. Maar het verslag van Runa boeit haar waar door ze het terug opneemt. Voor ze het opnieuw opent, staart ze er even naar. Ze wil weten wat er gebeurd is. Opnieuw gaat ze zitten, maar deze maal aan de keukentafel en gaat verder met lezen. — Plots is alles echter in chaos. Er gaan geruchten, dat de aanval op de andere fractie mislukt is. Hun mensen zijn recht in een val gelopen en maar drie of vier zijn kunnen ontkomen. Even aarzelt hij, maar misschien is dit een kans om zich uit de voeten te maken, want iedereen, ook de beveiliging is in paniek. Ze verwachten een aanval van die andere fractie. Gono stapt op een gewapende veiligheidsagent toe. ‘Kan ik naar buiten. Ik moet naar mijn vrouw Elian, die in een paar blokken van hier werkt.’ ‘Zeker, Her Cobanon. Ik geef u twee mannen mee om u beiden te beschermen.’ ‘Dat is niet nodig. Ik denk dat jullie hen wel zullen kunnen gebruiken, moest er een tegenactie komen.’ Even denkt de man na. ‘Denk je dat je het alleen zult redden.’ ‘Zeker. Ik kan met een wapen omgaan. Er zijn ook veiligheidsagenten in het andere gebouw, die zullen ons wel beveiligen.’ De man knikt en Gono rent naar buiten. Hij besluit om te voet te gaan, om minder op te vallen. Ongeveer drie kwartier later bereikt hij het gebouw waar Elian werkt. En gaat naar binnen. De beveiligingsagenten kennen hem en laten hem snel door. Met de lift bereikt hij het kantoor van Elian en stapt naar binnen. Maar ze is er niet. Juist als zich ongerust omkeert, ziet hij haar met enkele anderen praten. Hij gaat naar hen toe. Elian merkt hem op en neemt van de anderen afscheid. Even omarmt ze hem, maar omdat hij niet reageert, laat ze hem los. ‘Is het zo erg, schat,’ vraagt ze. ‘Ja, de aanval zou mislukt zijn heb ik gehoord. Ze verwachten een tegenactie. Maar niemand weet wat het doelwit zal zijn.’ ‘Ik wel, Gono. Dit gebouw.’ ‘Ben je zeker, Elian?’ ‘Ik denk het. Hier worden alle transacties geregeld.’ ‘Dan moeten we hier weg. Ik heb wat we moeten hebben bij me.’ Even glimlacht Elian en haast zich naar haar kantoor. Snel neemt ze haar tas en vest. Dan kijkt ze nog even om zich heen. ‘Kom, schat. We gaan.’ Ze kijkt Gono aan, want ze beseft nu dat ze hier eindelijk weg kunnen. Dan volgt ze haar man naar de liften toe. Plots blijft Gono staan en wijst naar een lichaam op de vloer. Elian knielt ernaast en schikt. ‘Dit is Hera Kirja, ze is dood. Maar aan de wonde te zien. Neergeschoten door een sluipschutter.’ Gono neemt echter de trap in het centrum van het gebouw. ‘Als we gelijk hebben, dan schakelen ze eerst de liften uit, dus de trap lijkt me veiliger.’ Beiden haasten zich naar beneden. Maar nog voor ze de gelijkvloers bereiken horen ze schoten. Voorzichtig kijkt Gono met de deur lichtjes geopend de hall in. Daar wordt hevig gevochten tussen de aanvallers en de leden van hun fractie. Hij ziet zeker acht mensen in een grote bloedplas liggen. ‘Naar de kelders, Elian. Snel.’ Zijn vrouw rent met hem op de hielen verder de trap af en drie verdiepingen lager verlaten ze de traphall. Ze zien echter niemand. Dus haasten ze zich verder. Plots horen ze echter zwevers stoppen nabij de uitgang die ze naderen. Gono trekt zijn vrouw mee tussen enkele zwevers en drukt haar achteraan op de grond. Met getrokken wapen wachten beide af. Enkele gewapende mannen en vrouwen rennen voorbij, maar merken hen niet op. Een tweede groep rent naar de andere toegang tot de garages. Gono en Elian, blijven in dekking, terwijl ze in de omgeving van beide trappen schoten horen. ‘Met een zwever kunnen we hier niet weg, Gono,’ merkt Elian op. Haar man knikt. ‘Te voet is de enige mogelijkheid. Maar eerst moeten we onopgemerkt hieruit zien te raken.’ ‘Kom, ik weet een kleine uitgang. Die zullen ze als we geluk hebben, wel niet bewaken. Gono sluipt achter zijn vrouw tussen de zwevers door naar de andere kant. Geknield blijft ze plots zitten en geeft hem een teken. Gono houdt dadelijk halt en merkt wat Elian deed halthouden. Drie zwaargewapende mannen komen langs de deur die zij willen bereiken, naar binnen. Even kijken ze om zich heen. Dan gaan ze verder in de richting waar zwaar geschoten wordt. Even blijven beiden waar ze zijn. Dan sluipt Gono dichterbij. ‘Wagen we het, of weet je nog een andere uitgang.’ Even zegt zijn vrouw niets. ‘We nemen deze, schat,’ fluistert ze en richt zich op. ‘Wacht even, lieveling,’ zegt Gono en neemt een geluidsdemper uit zijn zak.’ ‘Goed idee. Maar ik heb de mijne niet bij me.’ Gono knikt. ‘Ik ga voor.’ Maar zijn vrouw heeft zich al opgericht en loopt naar de deur toe. Ze geeft een teken als ze geen gevaar opmerkt en gaat naar buiten. Als Gono echter een paar seconden later naar buiten kijkt, hoort hij een stem zeggen. ‘Hee jij, Vrouw. Wie doe je hier?’ Hij merkt dadelijk de twee mannen die hun wapen op Elian gericht houden. ‘Ik hoorde schieten, toen ik mijn zwever wilde ophalen. Ik…’ ‘Jij bent die Elian Cobanon. Ik herken je van je foto. Jij bent een van diegenen die we zoeken. Als je gewapend bent, werpt dat dan voorzichtig weg of we schieten je in de benen, meid,’ zegt de tweede man. Elian kan niets doen en trekt met twee vingers haar wapen uit haar schouderholster. Met een luidde bons valt het op de stenen. ‘Dat is beter, vrouwtje. Kom naar ons. We hebben opdracht om je bij Hera Eravna te brengen. Misschien kan jij voor haar even nuttig zijn als voor Hera Alinsa. Spijtig genoeg kan jullie bazin je niet meer betalen, want ze is dood.’ ‘Eravna,’ schrikt Elian, dat is de leidster van een van de grootste fracties, die op Oran II illegale zakendoen. ‘Een beetje meer eerbied, vrouw of moeten we je eerst eens onderhanden nemen. ‘Je hebt gelijk, man. Ik was even verrast toen ik haar naam hoorde. Alinsa betaalde ons goed. Misschien betaalt Hera Eravna ons nog net iets beter,’ fluistert ze, terwijl ze haar handen omhoogsteekt. Maar dan dringt het pas tot Elian door. Alinsa moet gedood zijn, anders zou de tegenstand wel heviger geweest zijn. ‘Wat is er gebeurd?’ stamelt ze. ‘Onze sluipschutters schakelden eerst de meeste leidinggevende doelwitten uit. Jullie bazin was er eentje van.’ ‘Is deze mooie dame wel alleen?’ merkt de andere op, terwijl hij naar de deur kijkt. Maar dat is het laatste wat hij doet. Gono, die ook geschrokken is van de woorden van een van de mannen, kent geen medelijden en vuurt tweemaal. De eerste wankelt nog een paar stappen in zijn richting, maar heeft de kracht niet om zijn wapen op te heffen. De tweede heeft Gono tussen de ogen geschoten, omdat die het gevaarlijkst is voor zijn vrouw. Gono haast zich voorbij de gewonde naar zijn vrouw toe. Elian bukt zich snel naar haar wapen en kijkt haar man aan. ‘We moeten hier snel weg, schat.’ ‘Trek aan, Elian,’ zegt Gono en werpt haar een donkere jas toe. Zijn vrouw trekt hem snel aan samen rennen ze naar de overkant van de straat. Ondertussen kijkt hij om zich heen, maar kan geen gevaar ontdekken. In het gebouw wordt echter hevig gevochten dat merken ze beiden aan de lichtflitsen achter de vensters van het gebouw. ‘Kom, we nemen een taxi. Misschien kunnen we thuis een zwever ophalen,’ zegt Elian, terwijl ze een naderende taxi opmerkt. Op een teken van haar verandert die van richting en stopt op enige passen voorbij het koppel. Ze stappen snel in. Gono geeft de man hun adres en even later voegt de zwever zich weer tussen het verkeer. Ze raken maar niet vooruit, want het is zeer druk. ‘Jullie worden toch niet gevolgd of zo.’ vraagt de bestuurder plots, als hij merkt dat zijn beide klanten steeds achteromkijken. ‘Niet echt, maar we waren wel in het gebouw waarnaar geschoten werd. Misschien heeft iemand ons zien weglopen,’ legt Elian snel uit. De bestuurder knikt even. ‘Waar moet het met de samenleving naar toe. Macht kent geen grenzen en onschuldigen moeten ervoor opdraaien,’ fluistert de man. ‘Gelijk heb je. En als het te heet onder de voeten wordt van de leiders, maken die zich snel uit de voeten,’ merkt ook Gono op. Meer dan veertig minuten later bereiken ze hun wijk. Ze merken dadelijk de politie op die in groten getale aanwezig is. ‘Daar hebben die moordenaars ook al huisgehouden,’ horen Elian en Gono de bestuurder zeggen, terwijl ze in de richting waarin hun villa zich moeten bevinden kijken. Enkele agenten, doen de taxi stoppen. ‘Hier kan je niet door, man,’ zegt een agent onvriendelijk. Gono geeft de bestuurder een paar briefjes geld. Die kijkt hem verbaasd aan, want het is veel te veel. ‘Wij stappen hieruit. Te voet zullen we wel verder kunnen.’ De bestuurder knikt even, terwijl hij het geld weg steekt. Als Elian de deur achter zich gesloten heeft, zweeft de taxi achteruit en draait. Gono en Elian hebben er echter niets van gemerkt zij haasten zich verder door het stijgend aantal toeschouwers. Ongedeerd bereiken ze hun huis, maar ook daar is iedereen dood. De beveiligingsagenten liggen dood in hun bloed overal verspreid. Achter hun dekking geknield zien ze enkele aanvallers binnen hun huis doorzoeken. Dan horen ze politiezwevers naderen en even later wemelt het van agenten. De aanvallers worden door hen onder vuur genomen en na een hevig gevecht, werpen enkelen hun wapens neer. De agenten arresteren hen. Plots hoort Elian een stem achter haar zeggen. ‘Hé, jullie twee ken ik. Steek je handen maar omhoog,’ Langzaam en voorzichtig heffen ze hun handen op. ‘Wij zijn agenten. Penning nummer TC2496 en TC1892,’ zegt Elian. De man kijkt hen even aan en geeft dan een teken aan zijn bevelvoerster. Die komt dadelijk op hen toe. ‘Sta op, allebei. We zullen dat wel controleren,’ beveelt de Luitenante. Elian knikt en staat op. ‘Serno, vraag jij even of ze de code checken.’ De agent laat zijn wapen zakken en haast zich naar hun zwevers toe. ‘Mijn naam is Teira Monnaan,’ stelt de agente zich voor. ‘Ik ben Elian Cobanon en dit is mijn man Gono.’ Even kijkt de luitenant Elian verbaasd aan, maar die zegt niets. Ze is er met haar gedachten niet bij. Want ze moet denken aan hun villa en de dode bewakers. ‘Lieveling, wat is er?’ hoort ze haar man plots vragen en schrikt op. Even kijkt ze naar Teira en haar man. Maar dan wordt haar blik helder. ‘Vergeet me. Ik was met mijn gedachten bij onze bewakers. Als we eerder thuis gekomen waren, dan lagen wij daar misschien ook.’ Gono schrikt, want wat ze zegt zou weleens waar kunnen zijn. ‘Gelukkig voor jullie beiden is dat niet zo. Kom, we gaan hier weg.’ Elian knikt de agente toe en volgt haar met haar man. Als Gono, Elian en de luitenant al pratend naar de zwevers toestappen, geeft agent Serno een teken dat alles in orde is. In gezelschap van de agent blijven Elian en Gono in de buurt van de zwevers staan wachten. Maar ze voelen zich niet op hun gemak. Zowel Gono, als Elian kijken voortdurend spiedend om zich heen. Iets verdachts kunnen ze echter niet opmerken. ‘Zo onrustig.’ ‘Zou jij dat niet zijn, agent? Als iedereen in het huis waarin je woont omgebracht is.’ Serno kijkt Elian aan en slikt even. ‘Je hebt gelijk, Hera. Ik zou me dan ook niet veilig voelen en zeker niet als ik undercover zou werken.’ ‘Het gevaar kan van overal komen,’ merkt Gono op, terwijl hij de gebouwen achter hen observeert. ‘Ze zullen wel niets wagen,’ zegt hij, ‘De pers is ook aanwezig en die moordenaars schuwen de publiciteit.’ Gono knikt, maar is niet volledig overtuigd. Als ze hen dood willen, dan zal dat hen wel niet tegenhouden. Meer dan een uur staan ze te wachten tot de agenten en de hulpdiensten hun werk gedaan hebben. Het loopt al tegen de avond aan als de laatste agenten in hun zwever stappen. De luitenante komt plots met een mannelijke agent naar hen toe. ‘Dit is mijn partner, agent Evo Denir,’ stelt de luitenant haar collega voor. ‘Jullie kunnen beter hier niet blijven, want alles ligt overhoop. Misschien kunnen jullie het best mee naar het bureau gaan. Ik vermoed dat de kapitein jullie vandaag nog wel zal willen spreken. Daarna kunnen we wel voor een voorlopig onderkomen zorgen.’ Gono kijkt zijn vrouw even aan en knikt. ‘Dat lijkt mij ook.’ ‘Kunnen we even een paar dingen gaan inpakken, luitenant.’ Teira kijkt op en knikt dan. ‘Doe maar, Elian.’ Elian haast zich gevolgd door haar man naar binnen, terwijl beide agenten aan de zwever blijven wachten. Ongeveer een half uurtje later komen beiden terug buiten met elk een koffer. Geholpen door beide agenten plaatsen ze, ze in de koffer van de zwever. Het is al zeven uur in de avond als agent Serno voor het bureau stopt. ‘Ik ben de partner van Serno, agent Tegon Nimver,’ zegt een jonge agent die hen opwacht. Gono geeft hem een hand en Elian knikt hem even toe. Tegon brengt hen naar binnen, terwijl Serno de zwever naar de parking zweeft. Rond acht uur worden beiden bij de kapitein ontboden. ‘Mijn naam is Dena Vorent, Kapitein van deze sector, Welkom, Elian en Gono Cobanon. Zet u.’ Beiden gaan op de aangewezen stoelen zitten en brengen verslag uit over hun opdracht. Maar ze vertellen maar een deel, want ze weten niet of ze deze agenten wel kunnen vertrouwen. Misschien krijgen ze wel geld voor bepaalde gunsten zoals verschillende agenten die ze zelf kennen. ‘En de gegevens die jullie verzameld hebben.’ ‘Die staan op enkele geheugen modules, Kapitein. Uit voorzorg hebben we die een paar dagen geleden al verzonden naar onze contactpersoon. Die zal ze al wel doorgezonden hebben, denk ik,’ antwoordt Elian, terwijl ze haar ogen op de vrouwelijke kapitein gericht houdt. Ze merkt echter niets dat op iets verdachts lijkt. De vrouw lijkt eerlijk en haar taak naar behoren uit te voeren. Ook luitenant Monnaan luistert aandachtig naar hun verslag. ‘Dat moet een hele klus geweest zijn. Voor zo’n lange tijd tussen die fracties opperen.’ ‘Zeg, dat wel. Maar we hadden er beiden al wel een beetje ervaring mee.’ De kapitein kijkt Gono even aan. ‘Als ik het niet mis heb, dan hebben jullie zich beiden met elkaar verbonden volgens de amazone wetten.’ ‘Dat is juist,’ knikt Gono. ‘Onze dochter Sorane bevindt zich bij een bevriend echtpaar op Trafar.’ Even kijkt de kapitein naar Teira. ‘Zo zit het dus. Laat de zoektocht maar stoppen, luitenant.’ ‘Zoektocht?’ De kapitein kijkt Elian aan en glimlacht: ‘We vonden jullie dochter niet, dus dachten enkele agenten dat ze ontvoerd was.’ ‘Gelukkig niet, Kapitein. Onze dochter is al enige tijd geleden weggebracht. Wij hopen haar over enkele dagen terug te zien. Dit is onze laatste opdracht voor ons beiden.’ ‘Spijtig, we hadden agenten zoals jullie hier wel kunnen gebruiken.’ Elian glimlacht even. ‘Meer dan vijventwintig jaar voor de politie is wel genoeg vind ik. Al deed ik het wel graag. Toch moeten wij beiden aan onze dochter denken.’ Kapitein Vorent staat op en geeft Elian een hand. ‘Dan wens ik jullie beiden het beste. Luitenant, wil jij hen naar een opvanghuis brengen, waar ze kunnen verblijven tot de papieren in orde gemaakt zijn. Hun collega’s op Trafar zullen wel ongeduldig op hen staan wachten.’ ‘Yo, Kapitein,’ zegt Teira en geeft een teken aan Gono en Elian, die haar naar buiten volgen. Je ouders werden door luitenant Monnaan en haar collega naar een onderkomen, waarvan alleen een paar mensen wisten waar dat was, gebracht. Dat werkt ons door de Kapitein Vorent ons later vertelt. Wat er verder gebeurde to aan het vertrek van je ouders wist ze niet. De kapitein ontdekte per toeval haar luitenant gedaan had en wilde haar arresteren, maar de collega Evo Gernon heeft om een onbekende reden de luitenant neergeschoten. Daarna wilde hij de kapitein ook ombrengen, maar die was sneller. — Een paar dagen later zaten ik en Jov s’avonds, nadat we je naar bed gebracht hadden, naar de teevee te kijken. Plots schrokken we, dan pas dan kregen we beelden te zien van de aanslag, We staarden verbijsterd naar het naar hun teeveescherm, waarop de beelden de aanslag te zien zijn. Een van de agenten legt een laken over een verbrande gedaante, dat tegen de berm lag. Op dat moment beseften we beiden dat jij, haar ouders verloren had. Ik zei snel: ‘We moeten er van door, Jov. Misschien willen ze de kleine Sorane ook ombrengen.’ Even kijkt Jov zijn vrouw aan en knikt. ____ Tot zover ons verslag, Sorane. Hopelijk kan jij uitzoeken wat er nu juist gebeurd is. Verder is het blad leeg. Sorane zucht even een probeert wat ze gezien en gelezen heeft te verwerken. Haar echte ouders waren agenten en zijn tijdens hun gevaarlijke opdracht afgemaakt. Met een druk op de afstandsbediening, schuift het datakristal uit de afspeler. Even kijkt ze ernaar en neemt hem dan op. Ze bergt het kristal weer op zijn plaats in het kaft van het notaboek. Maar als ze het boek sluit ziet ze iets op de achterzijde staan. Als ze het notaboek sluit, merkt ze dat er nog iets in het notaboek geschreven is. O, ja. Teira Monnaan, de agente, die vermoedelijk de zender in de zwever plaatste, overleefde haar wonden. Ze werd een paar maanden later door de rechtbank schuldig bevonden. Maar Jov deed, geholpen door enkele vrienden op Oran II, een onderzoek en ontdekte dat een paar maanden na haar veroordeling. De gewezen luitenant Monnaan was, als gevolg van haar wonden, gehandicapt waardoor ze zo goed als niet kon stappen. Tien jaar na haar veroordeling werd ze weer ik vrijheid gesteld wegens gezondheidsredenen. Haar ouders wilden haar echter niet meer steunen en wezen haar de deur. Haar man Kieve Goren had het huwelijk al eerder op de amazonewijze ontbonden. Ook hun dochter Liese wilde haar moeder niet meer zien. Maar haar broer had een beetje medelijden, waardoor hij zijn zus in zijn huis nabij de stad Eronco, bij zijn gezin liet intrekken. Toch is er iets vreemds aan het voorval. Waarom schoot de Kapitein de agent, die haar ondergeschikte dode, neer. Zonder hem een kans te geven om uit te leggen waarom hij schoot. Het lijkt mij alsof toen ze dacht, dat de luitenante dood was, geen getuigen wilde hebben. Onder aan het blad staat nog iets Maar welke reden kan de kapitein daarvoor gehad hebben. Had ze iets te verbergen? Meer dan twee minuten staart Sorane, terwijl haar woede toeneemt, naar de laatste bladzijde. ‘Tien jaar maar. Tien jaar voor een dubbele moord en voor wat, een beetje geld. Wacht maar, gewezen agente. Je weet het nog niet, maar ik zal je straf wel voltrekken. Mijn capsule zal het leven uit je valse kop blazen,’ roept ze uit.
10. De begrafenis
Zes dagen later komen ze samen aan op de begraafplaats en merken Sorane op die al eerder aankwam en alles geregeld heeft. Sorane merkt haar broer Jenan op, die samen met twee mooie vrouwen uit zijn zwever stapt. Eentje kent ze, Geevy, maar de andere niet. Uit de zwever achter die van Jenan ziet ze haar zus Reysa stappen. Maar ze is niet alleen. ‘Ze heeft een knappe jongeman aan de haak geslagen, zo te zien,’ denkt ze verbaasd, want de laatste keer dat ze haar zag was ze eenzaam. ‘Weet je al meer, zus?’ onderbreekt Jenan haar gedachten. Sorane kijkt haar stiefbroer met een glimlach aan. Achter hem nadert haar stiefzus met haar vriend. ‘Niet veel, Jenan. Het was een aanslag van een andere fractie die deel uit maakt dan de groep die onder leiding staat van Aqunok. Maar of hij erachter zit weet ik niet. Maar ik zal hen wel vinden.’ ‘En dan knal je hen gewoon neer, zus,’ zegt Reysa vijandig. ‘Dat klopt, Reysa. Ze hebben dat lot allemaal verdiend. Maar ik moet eerst zeker zijn van wie er allemaal mee te maken hebben.’ ‘Jenan, wat jij doet, moet je zelf weten. Maar ik kan die daar niet meer zien,’ zegt Reysa, terwijl ze naar Sorane wijst. ‘Reysa, zus. Ik begrijp dat je woedend bent om wat ik als beroep uitoefen, maar onze ouders zijn vermoord. Dus je blijft hier bij ons.’ ‘En als ik het niet doe, vermoord je mij dan ook, Sorane Cobanon.’ Sorane kijkt even naar Jenan, die zich tot Reysa wendt. ‘Reysa, blijf. Doe het voor mij en onze ouders. Wat gebeurd is, is toch de schuld van Sorane niet.’ Reysa aarzelt, maar blijft toch staan naast Jenan. Ze kijkt echter met tranen in de ogen naar de twee kisten, die in de gegraven put naar beneden gelaten worden. Ze weet dat haar ouders het zouden wensen dat ze het goed maakt met Sorane maar ze kan haar trots niet opzijzetten. Als Sorane haar beroep zou opgeven, dan zou ze het misschien wel kunnen, maar ze wil nu niet met die moordenares praten. Jenan moet zelf maar weten wat hij doet. Als eerste laat Sorane haar bloemen in de graven vallen en fluistert: ‘Vaarwel, moeder Runa en vader Jov.’ Reysa die toch naar Sorane kijkt, merkt dat de tranen over haar wangen naar beneden glijden. Even wil ze iets zeggen, maar haar trots voorkomt dit. Als Sorane opzij stapt, fluistert Jenan: ‘Ga jij maar eerst, zus.’ Bijna mechanisch stapt ze naar het graf van haar moeder toe en laat op haar beurt haar bloemen vallen. Ze merkt echter dat Sorane, die naast hun broer staat, naar haar kijkt. Even blijft ze staan. ‘Kon ik, Sorane maar vergeven, moeder,’ denkt ze. Als ze naar het graf van haar vader stapt, is het de beurt van Jenan om afscheid van zijn moeder te nemen. Twintig minuten later wisselt Sorane nog een paar woorden met haar broer. ‘Wie is de vriend van onze zus?’ ‘Zijn voornaam is Ferino. Maar Reysa is nog niet bij ons op bezoek geweest, sinds ik je bij mij liet intrekken.’ ‘Is het zo erg, Jenan?’ ‘Ja, ons zusje is nogal koppig en zo trots als een amazone.’ Sorane knikt en kijkt opnieuw naar haar zus. ‘Dat heeft ze van onze moeder, Jenan,’ fluistert ze. Maar Reysa, die haar blik voelt, kijkt zelfs niet naar haar om. Met haar vriend Ferino stapt ze met tranen in de ogen naar de zwever van haar broer. Jenan, Geevy en hun vriendin Verian blijven ze nog even met Sorane naar de graven kijken. Enkele mannen scheppen zand op en werpen de graven verder dicht. ‘Dit is Verian, een goede vriendin van mij en Geevy, zus,’ zegt Jenan, maar toch vriendelijk. ‘Blij je te leren kennen, Verian,’ glimlacht Sorane even, terwijl ze de jonge vrouw een hand geeft. Dan kijkt ze haar broer aan. ‘Ik moet gaan, Jenan. Ik kan niet op de wake zijn, dat weet je. Misschien zoek ik jullie weleens op in Mogwan.’ ‘Dank je voor de mooie begrafenis, Sorane,’ knikt Jenan dankbaar. ‘Het is niets, broer. Jov en Runa hebben goed voor mij gezorgd. Ze verdienen een gepast afscheid van deze wereld.’ Als Sorane zich verwijdert, wendt Jenan zich tot Reysa. ‘Zus, hoe hou je het toch vol. Ik heb Sorane ook nog niet vergeven, maar ik probeer haar toch een beetje als onze zus te behandelen.’ ‘Dat kan ik niet, Jenan. Ze leidt een luxueus leven van haar bloedgeld. En dat kan ik niet verdragen, dat weet je.’ ‘Dat heb je me al wel duidelijk gemaakt, Reysa. Maar doe eens een rondvraag in Mogwan, want de naam Sorane Cobanon wordt daar met eerbied en respect vernoemd.’ ‘Dat weet ik, broer. Maar dat is niet dezelfde vrouw als die moordenares, die zich onze zus noemt. Daar ben ik zeker van, want die moord en steelt er maar op los. Ze moet nu al een rijke dame zijn.’ ‘Praat eens met haar, alstublieft, zus.’ ‘Stop, Jenan. Laat ons over Sorane zwijgen. Of wil je dat ik ook niet meer met jou praat.’ Jenan trekt zijn schouders op en kijkt naar Geevy. ‘Je doet maar, broer. Ik wil over Sorane niets meer horen.’ Jenan en Geevy kijken Reysa na als ze zich met een snelle pas naar haar vriend toe haast. Dan richt Geevy zich tot Jenan. ‘Er is iets vreemds gaande in het groeiend stadje, lieveling. Jullie zus is die Sorane Cobanon, waar ze zoveel respect voor hebben. Het lijkt wel alsof een dubbelgangster in deze streek aanwezig is. Ik heb foto’s van haar in kranten gevonden. Als die kloppen, geld je zus hier als aan soort weldoenster. In die berichten spreken ze van een fonds voor onderzoek en andere steunmaatregelen. Maar ik wil te weten komen wat er juist gaande is, voor ik je de details laat weten.’ ‘Ja, dat is me ook al opgevallen,’ zegt Jenan nadenkend, ‘Maar dat is voor later, schat. Laat ons naar de wake gaan.’ Geevy knikt en stapt na Verian in de zwever. Gevolgd door Reysa’s zwever rijden ze naar het huis van hun ouders. Jenan merkt dat Sorane hen nakijkt, als ze wegrijden. Ze staat daar zo alleen. ‘Zou ze nog steeds geen vriend hebben? Dan moet die Verin veel voor haar betekend hebben.’ denkt hij. De dag van vandaag, vijf maanden na de moord op Sorane’s stiefouders, heeft de roodharige vrouw zes van de negen opdrachtgevers omgebracht. Vanop een hoogte kijkt ze neer op drie mannen en twee vrouwen die naar een klein gebouw toestappen. Ze zijn allen zwaar bewapend en op hun hoede. Snel richt Sorane haar arm op de bovenzijde van het dak van dak gebouw en een seconde later schiet ze door de lucht naar dat dak toe. Maar zodra ze het gebouw langs het venster betreedt, wordt ze ontdekt. De vijf buiten grijpen dadelijk hun wapens. Op hun kleine scannerpanelen ontdekken ze de indringster al snel. ‘Sorane Nador. Ik had het kunnen denken. Hoe goed je ook mag zijn, vandaag verlies jij het leven. Je hebt al zes van ons gedood. Onze meesteres zal mij belonen als we jou lijk voor haar voeten leggen.’ Als ze het gebouw binnendringen, springt Sorane echter naar beneden en voor ze kunnen reageren werpt ze al twee vlijmscherpe werpmessen. Een van de mannen wordt dodelijk geraakt. Een vrouw duikt tijdig opzij, waardoor ze alleen in de onderarm geraakt wordt. Met een ruk trekt ze het uit de wonde. De anderen openen het vuur op Sorane, maar die is alweer naar boven geraasd aan de dunne, op een touw gelijkend, lichtende energiebaan. De twee vrouwen klimmen dadelijk langs brandladders omhoog in een poging om Sorane onder vuur te kunnen nemen. Maar die is langs buiten op de begane grond beland. Een werpmes maakt een einde aan het leven van de mannelijke lijfwacht, terwijl Sorane op hun baas afvliegt. Met een klap wordt hij bewusteloos geslagen. Zonder dat beide vrouwen het merken is Sorane met de man verdwenen. Als ze weer beneden komen, vinden ze alleen hun twee dode collega’s. Hun baas is nergens meer te zien. Hij bevindt zich met Sorane op een kleine zonder een paar huizen verder. Langzaam neemt ze en speciaal pistooltje en dient een injectie toe in de arm van de man. Door deze injectie komt hij met een schok bij bewustzijn. Verbaasd kijkt hij om zich heen en staart Sorane aan. ‘Jij.’ ‘Ja, ik. Wie is die meesteres, die je zal belonen?’ Maar de man zegt niets. Sorane glimlacht even: ‘Jij bent Ervo Trevoy. Ik zocht je al een tijdje.’ ‘Je kan de pot op, moordenares.’ ‘Spreken zal je, Trevoy,’ fluistert ze en drukt een knopje op haar riem in. De man krimpt dadelijk in elkaar van de pijn. Als de pijn vermindert, zegt Sorane dreigend: ‘Dat was nog maar een begin, Trevoy. Het wordt nog veel erger, tenzij je praat. Ik ga mij even om je vriendinnen bekommeren. Misschien laat ik hen wel in leven.’ ‘Stop, huurmoordenares. Zij hebben hier niets mee te maken. Ik en diegenen die je al gedood hebt, hebben de aanslag gepland en laten uitvoeren. Jij slaagde er echter in om te ontkomen. Je moeder wilden we echter levend. Maar we werkten allen, zonder het te beseffen, in opdracht van Aqunok. Hij wil de macht over de misdaad in heel de stad.’ Even denkt Sorane na, dan vraagt ze kalm: ‘En diegenen die aan de dood ontsnapten.’ ‘Die zijn later gedood, Sorane. Alleen de naaste vertrouweling, de dochter van de leider en enkele minder belangrijke familieleden konden ontkomen. Maar dat was alleen maar uitstel. Twee maanden na de aanslagen, kregen onze mensen de laatste man en de dochter te pakken.’ ‘Het spijt me, Trevoy. Je twee laatste lijfwachten, waren erbij toen ze de villa van mijn werkgever overvielen. Misschien dode een van mijn vader. Dus zij staan beiden op mijn lijst.’ De man slikt even en staart Sorane aan. Maar Sorane schudt haar hoofd. ‘Wat denk je dat Aqunok met hen zal doen, als ik hen laat leven, Trevoy.’ De man schrikt even, als hij beseft dat Sorane gelijk heeft. Dan licht zijn blik op. ‘Niet als zij je doden, Sorane. Dan krijgen zij de beloning.’ Sorane knikt. ‘Je hebt gelijk, maar dan moeten ze wel uit de buurt van mijn valstrikken blijven,’ fluistert ze en kijkt even op haar scanner. ‘Ik vrees dat een van hen recht op haar einde toesluipt, Trevoy.’ Een paar seconden later horen ze beiden een kreet, als een van de twee vrouwen op een electroschok bom trap. Hevig schokkend stort ze in elkaar. De tweede vrouw ziet het gebeuren en schrikt hevig. Snel activeert ze haar scanner en scant de omgeving. Voorzichtig stapt op haar collega toe en knielt naast het roerloze lichaam. ‘Ilinsa,’ fluistert ze, terwijl ze de hals tast. Ze voelt echter niets. ‘Vervloekt, Sorane. Als ik je in handen krijg, dan hak ik je in nootjes,’ vloekt ze. Aarzelend staat ze weer op en kijkt naar de scanner. Maar er iets niets actief in haar nabije omgeving. Ze kijkt naar het huis waar haar doel zich moet bevinden en stapt aarzelend verder. Sorane ziet haar door het zolderraam naderen. ‘Die scanner zal haar niet veel helpen, Trevoy. Deze electrobommen zijn niet te detecteren.’ ‘Nog laf ook, Sorane. Je durft alleen vanuit een hinderlaag doden.’ Even glimlacht Sorane en dan loopt ze naar de trap toe. Langzaam daalt ze af en steekt haar wapen weg. Dan opent ze de deur en stapt naar buiten. ‘Je kan beter niet verder gaan, vrouwtje. Nog drie stappen en je loopt op de volgende elektrobom. Je scanner kan die niet zien.’ De vrouw die het huis nadert verstijft even en keert dan haar hoofd om. Ze ziet Sorane ongewapend staan. ‘Trevoy denkt dat ik te laf ben om je tegemoet te treden.’ ‘Sorane Nador, jij bent het dus toch,’ zegt de vrouw, terwijl ze haar wapen in het holster steekt. Dan draait ze zich naar Sorane toe. ‘Wat wil je? Het uitvechten?’ ‘Zoiets.’ ‘Jij hebt mijn broer en nu mijn liefje ook nog gedood. Daarom zal ik je doden.’ ‘Je broer?’ ‘Ja, Rizo was in opleiding van Akron. Alleen zat hij bij een andere groep dan jij. Hij kwam om bij de ontploffing. Ze vonden zijn lichaam onder de brokstukken.’ ‘Doe je best dan maar.’ De vrouw reageert bliksemsnel. Ze is zelfs nog sneller dan Sorane. De straal raakt Sorane langs de linkerzijde van haar lichaam. Maar ook Sorane heeft geschoten. Terwijl ze in elkaar zakt, staart ze Sorane aan. ‘Hoe???’ fluistert ze nog, voor ze voor over op de stenen valt. Sorane tast verbaasd naar haar lichaam. Maar ze is ongedeerd. Even kijkt ze naar de dode op de straatstenen. Iets moet haar beschermd weer eens hebben. ‘Het is nog te vroeg,’ hoort ze de stem van Anya zeggen. ‘Te vroeg? Voor wat?’ vraagt ze in alle stilte. Maar Anya antwoordt niet meer. Als Trevoy Sorane weer ziet naderen, beseft hij dat hij verloren heeft. Zelfs zijn beste lijfwacht kon het van Sorane niet halen. ‘Ze was goed, Trevoy. Zelfs beter dan ik. Maar de goden wilden mij levend om mijn werk verder te zetten.’ ‘Je bent niet goed bij je hoofd, moordenares. De goden willen met ons niets te maken hebben.’ ‘Wil je het tegengif, Trevoy?’ Even staart de man Sorane aan. ‘Nee, mijn weg is hier ten einde. De vrouw waar ik om gaf, is door je elektrobom gedood. En moest ik levend wegkomen, dan zou ik aan de genade Aqunok overgeleverd zijn. En hij zal mijn leven tot een hel maken.’ De roodharige knikt even begrijpend. Dan verlaat ze de kamer en daalt weer naar beneden. Trevoy blijft even naar de deur staren en zucht dan. Sorane blijft buiten even, tegen de muur aanleunend, naar de dode Ilinsa staan kijken. ‘Het spijt me, dame. Ik kon niet anders. Maar al dat doden. Ik moet ermee ophouden, maar kan ik dat wel zonder gevaar,’ denkt ze. Dan trekt ze haar schouders op, terwijl ze beseft dat zij de enige overlevende is. Ze moet al haar kracht verzamelen om het terrein te verlaten. Die avond zweeft ze naar haar villa in Mogwan en neemt ze een lekker verwarmend stortbad. Nadien zit ze in de zetel na te denken, want ze voelt zich zo alleen. Na het verraad van Verin en zijn dood heeft ze geen nieuwe vriend meer gehad. Als ze aan hem terugdenkt, wordt ze weer kwaad en droevig, dus richt ze haar gedachten snel op iets anders. Even kijkt ze naar de klok en glimlacht. ‘Gelukkig, het is bijna tijd om te eten,’ denkt ze. In de keuken maakt ze even iets lekkers klaar. Maar terwijl ze zo alleen zit te eten, voelt ze zich eenzaam. ‘Ik moet hier weg. Of ik word hier gek,’ fluistert ze. Als ze alles weggeborgen heeft, trekt ze haar jas aan. Opgelucht stapt ze naar de deur toe. Als ze langs de voetpadden loopt, wordt ze hier en daar begroet door enkele oudere mensen, die haar kennen. Ze wuift telkens vriendelijk terug. Dan merkt ze een klein cafeetje op en glimlacht even. De aanwezigen kijken verbaasd op als ze binnenkomt, want een mooie vrouw als dit, zien ze hier niet zo vaak. ‘Welkom. Wat mag het zijn?’ vraagt de bartender vriendelijk. Sorane kijkt de man glimlachend aan. Hij is niet onknap en ongeveer van haar leeftijd. ‘Een frisdrankje,’ zegt ze. Terwijl hij een drankje inschenkt, kijkt hij Sorane observerend aan. Ze komt hem bekend voor, maar haar naam schiet hem niet te binnen. Hij merkt aan de gespreken die zijn klanten voeren dat sommigen haar kennen. Ook Sorane heeft enkelen herkent en knikte terug. Dan ziet ze de man in haar richting komen. ‘Hallo, heer Loseran.’ ‘Kent u mij?’ ‘Niet persoonlijk, maar je ouders hebben mij een paar jaar geleden geholpen.’ ‘O, bent u die jonge vrouw?’ De roodharige knikt even. ‘Ja zeker. Mijn naam is Sorane Cobanon.’ Even kijkt hij de mooie roodharige verbaasd aan, want ook hij heeft die naam al gehoord. Zelfs hier in het restaurant. Ze heeft jaren geleden hier bij zijn ouders een tijdje gelogeerd. ‘Je vrouw lijkt mij niet te mogen, denk ik.’ ‘Hebt u dat gemerkt?’ ‘Ja, mijn heer Loseran. Aan haar blik te zien, zou ze mij met haar ogen willen doden.’ Even kijkt de man naar de vrouw en knikt even. ‘Zuyana is zo kwaad niet, mevrouw.’ ‘Mijn ouders woonden toen in dat witte huisje. Ik woonde toen nog ver hiervandaan, waar ik mijn vrouw leerde kennen. Ik kwam mijn ouders bezoeken, om mijn vrouw Zuyana voor te stellen. Maar toen ik zag hoe alles hier in opbouw was, besloten wij te blijven.’ ‘Hoe is het met hen?’ ‘Beiden zijn twee jaar geleden omgekomen bij een stom ongeluk, mevrouw.’ ‘Dat is erg. Ik wilde hen graag nog eens bedanken voor hun hulp, toen ik als jonge vrouw hier belandde.’ De man knikt even. ‘En u. Woont u hier in de buurt?’ ‘Ik ben niet veel in Mogwan, mijnheer Loseran. Soms kan je mij in mijn villa een paar straten van hier vinden. Ik reis zeer veel.’ ‘Ach zo. Daarom heb ik je nooit gezien, want een mooie vrouw als jij vergeet men niet zo vlug.’ Sorane glimlacht even en neemt het glas dat hij haar aanreikt aan. ‘Je bent, denk ik, niet al te veel in deze stad, mevrouw Cobanon en toch lijken vele mensen je te kennen.’ ‘Tja, ik val nogal op met mijn rode haar, mijnheer Loseran. Maar noem me gerust Sorane.’ ‘Als u me Gerin noemt, Sorane.’ ‘Hé, schat. Weer op de versiertoer,’ zegt een jonge brunette, die langs de deur achter de toonbank binnenkomt. ‘Ik heb je iets belooft, Zuyana. Maar ik mag toch wel vriendelijk zijn tegen nieuwe klanten.’ ‘Zeker, Gerin. Vergeet je belofte niet, want een tweede kans geef ik je niet meer,’ zegt de vrouw met een lichte dreiging in haar stem, maar met een glimlach. Dan loopt ze naar enkele klanten toe die ze kent en neemt bij hen plaats. Omdat Sorane hem vragend aankijkt, zegt Gerin: ‘Zuyana heeft me een paar weken geleden betrapt met een andere vrouw, mevrouw Cobanon. Maar ik hou alleen van haar.’ ‘Trouw is iets belangrijks, mijnheer Loseran. Maar je vriendin heeft van mij niets te vrezen. Ik had een beetje dorst tijdens mijn trainingsronde en zo belande ik hier.’ ‘Als je soms overmorgen tijd moest hebben, dan wil je uitnodigen op het verjaardagfeestje van mijn vrouw. Overmorgen is het de verjaardag van Zuyana en ik wil haar eens verrassen. Ik wil even over mijn ouders praten’ ‘Je wil haar met mij verassen. Nee, dat lijkt me niet zo een goed idee.’ ‘Kan je?’ ‘Ja, Gerin. Maar ik...’ ‘Alstublieft, mevrouw Sorane. Het café is morgen vroeger gesloten en ik ben pas laat thuis, want ik moet weg om nieuwe contracten te sluiten.’ ‘Je wil dat ik haar gezelschap houd tot jij aankomt. Dat is wel een vreemde vraag, terwijl ze mij als een rivale lijkt te beschouwen’ ‘Ik werd in deze kleine stad geboren, Sorane. Toen was dit nog een arme stad zonder kansen, Dus toen ik oud genoeg was ging ik in de hoofdstad studeren. Ik had daar een paar vriendinnetjes. Op een dag ontmoette ik Zuyana en ik werd op slag verlieft op haar. Maar ik was haar een paar maal ontrouw. Gelukkig is ze dat nooit te weten gekomen. Ongeveer twee jaar geleden trouwden we en we besloten om ons in deze bloeiende stad te vesten. S’nachts help ik haar in het café hier, maar in de dag werk ik in het onderzoekingscentrum.’ ‘Jij doet onderzoek?’ ‘Dat klopt, mevrouw Sorane. Ik werk aan een project om dingen van de ene naar de andere plaats over te brengen.’ ‘Een soort teleportatie dus.’ ‘Kent u daar iets van?’ ‘Niet zoveel, maar ik heb een harde weg achter mij liggen. Om te komen tot wat ik nu ben moest ik veel trainen en studeren. Alleen is het een eenzame en gevaarlijke weg. Veel tijd voor vrienden of vriendjes heb ik niet. Dus een beetje kennis heb ik wel over dingen die me interesseren.’ Even kijkt de jongeman Sorane verbaasd aan. ‘Ik dacht eerder dat u een soort atlete was.’ De roodharige glimlacht even. ‘In zekere zin ben ik dat ook, maar nu ik hier een beetje kom uitrusten, wil daar niet te veel aan denken.’ ‘Dat begrijp ik. Het is dankzij een vreemde geldschieter, dat dit een stad geworden is waar veel onderzoek gedaan wordt. Daardoor bloeit mijn stad op en daar wil ik aan meewerken.’ Sorane glimlacht weer even, want zij weet natuurlijk wie die geldschieter is, waar hij het over heeft. Even vangt zij de kwade blik op van Zuyana en kijkt dan weer naar Gerin. ‘Ik ga even aan een tafeltje zitten, Gerin. Ik heb een vermoeden dat je vrouwtje nieuwsgierig is om te weten wat wij hier aan het bekookstoven zijn. Ik wil weleens met haar praten, want ze lijkt me een aardige vrouw.’ Als Sorane opstaat, vraagt Gerin nog snel. ‘Doe je het, mevrouw Sorane?’ ‘Noem me bij mijn voornaam, Gerin. Of ik vergeet je verzoek. Als ik met Zuyana gesproken hebt en het klikt, dan kom ik misschien wel.’ Gerin knikt nadenkend, want hij twijfelt of ze nog wel zal instemmen. Ook hij heeft de vijandige blikken opgemerkt die Zuyana naar hen beiden werpt. Als hij voorbij zijn vrouw stapt, zegt hij met een glimlach. ‘Jou beurt om haar te versieren, lieveling.’ Even werpt ze een kwade blik op haar man, om dan naar de vreemde roodharige te kijken. Maar Sorane kijkt niet meer naar hen, ze gaat aan een tafeltje aan een raam zitten. Zuyana merkt dat ze naar buiten staart en het glas voor haar op de tafel zet. Het begint al donker te worden. Even kijkt ze naar de klok boven de bar. Gerin is intussen druk bezig met glazen af te wassen, merkt Sorane op. Plots staat Zuyana voor haar. ‘En, meid. Heb je met mijn vriend afgesproken?’ zegt ze bijna fluisterend. De roodharige glimlacht even en kijkt dan om. ‘Ga zitten, Zuyana. Gerin en ik hadden het over zijn onderzoek. Het interesseert me.’ ‘Dat kan wel zijn, maar jij interesseert hem nog meer heb ik gemerkt. Heb jij geen man of vriendje.’ ‘Nee, ik ben alleen, Zuyana. Ik had lang geleden een vriend, maar hij vond zijn beroep belangrijker dan ik.’ ‘Dus hij liet je zitten.’ ‘Veel erger, Zuyana. Zijn beroep was huurmoordenaar. Zijn opdracht om te slagen was, mij doden. Gelukkig was ik sneller.’ Zuyana staart haar verschrikt aan. ‘Dat is een grapje zeker,’ zegt ze, terwijl ze naast Sorane op de bank gaat zitten. ‘Was dat maar waar, Zuyana. Het is al meer dan vijf jaar geleden dat hij door mijn capsule stierf. Daarna werd ik in de hoofdstad bekend als Sorane Nador. Je moet toch al iets over mij opgevangen hebben.’ Zuyana zit haar verstijfd en met een bleek gezicht aan te staren. ‘Ben jij die moordenares, waar soms op de tv over bericht wordt?’ ‘Ik denk het, Zuyana. Kon ik er maar uitstappen, maar eenmaal in dat wereldje, dan kan je er niet zo snel meer uit.’ De jonge vrouw kijkt haar onderzoekend aan, want ze voelt dat Sorane ongelukkig is. ‘En ik dacht dat je iemand anders was. Mijn vrienden lijken je te kennen, maar ze willen het er niet over hebben. Maar ze noemen je wel Sorane Cobanon in plaats van Sorane Nador.’ Sorane knikt. ‘Dat ben ik ook, meisje. Hier kennen ze mij als Sorane Cobanon, wat ook mijn echte naam is. Nador is de naam van mijn pleegouders.’ ‘Waren je pleegouders soms famillie van mijn vriendin Reysa. Haar familienaam is ook Nador.’ Er gaat een schok door Sorane, die door Zuyana echter opgemerkt wordt. ‘Ken je haar?’ vraagt ze. ‘Reysa is mijn stiefzus, Zuyana. Maar spreek haar nooit over mij, want dan zou het weleens kunnen dat jullie vriendschap voorbij is.’ ‘Is er dan iets tussen jullie gebeurd?’ ‘Ja, jaren geleden maakten we ruzie over mijn keuze in het leven. Ik koos om mensen te doden. Maar alleen diegenen waarvan ik vond dat ze het verdienden. Maar Reysa en Jenan vertrokken vol woede en gingen in deze streken wonen. Jenan, onze broer, praat intussen terug met mij, maar Reysa nog steeds niet.’ ‘Dan lijkt het mij ook beter om er niet tussen te komen.’ ‘Dat is juist. Ooit zal ik haar wel te spreken kunnen krijgen en het bijleggen, maar het zit er op het moment nog niet in.’ ‘Heb jij dan zoveel mensen gedood, Sorane?’ ‘Ik wil het er niet over hebben, Zuyana. Dat heb ik ook tegen je man gezegd, toen hij meer wilde weten. Ik ben hier om uit te rusten en mijn gedachten te ordenen.’ Zuyana kijkt Sorane geschrokken, want de woorden van Sorane klonken nogal ruw. ‘Vergeef me, Zuyana. Ik ben nogal gespannen als het over het leven gaat, dat ik dolgraag zou willen verlaten.’ Zuyana knikt. ‘Dat begrijp ik? Ik hoop dat je het ooit bijlegt met je broer en zus.’ ‘Dat hoop ik ook,’ fluistert Sorane. Snel drinkt Sorane haar glas leeg en staat op. ‘Ik moet eens gaan, Zuyana.’ ‘Zien we je nog? Je zou misschien wel eens een even goede vriendin kunnen worden als je stiefzus.’ vraagt de vrouw snel, terwijl ze opstaat en Sorane een hand geeft. ‘Misschien wel,’ zegt Sorane met een glimlach. Voor ze de deur achter zich sluit, knipoogt ze nog even naar Gerin en steekt haar duim omhoog. Gerin begrijpt het en glimlacht even. Zijn vrouw merkt het echter op en haast zich naar haar man toe. ‘Jullie hebben toch niets afgesproken, mannetje van me,’ fluistert Zuyana, als ze naast hem staat. ‘Nee, schat. Ik zou het niet meer durven.’ ‘Spijtig, want ze bevalt me ergens wel. Wist je dat ze de stiefzus van Reysa is?’ ‘Nee, is dat werkelijk zo?’ Zuyana knikt. ‘Maar die twee spreken elkaar niet meer, schat. Dus geen woord erover als Reysa hier is. Ik zou die Sorane niet kwaad willen maken.’ Gerin glimlacht even en zegt: ‘Waarom? Ze lijkt mij een lieve meid.’ ‘Zo lief is ze echter niet, schat. Ze noemt zich hier in de streek, Sorane Cobanon. Maar ze is nog bekender onder de naam Sorane Nador. Gerin schrikt even, want die naam kent hij ook van de nieuwsverslagen. ‘En net die heb ik uitgenodigd om...’ ‘Had ik dat maar eerder geweten?’ fluistert hij met trillende stem. ‘Waarom, Gerin? Je wil toch niet met haar…’ Ontsteld kijkt hij zijn vrouw aan. ‘Nee, lieveling. Ik zal deze maal mijn belofte houden.’ ‘Vergeet het maar niet, Gerin?’ zegt Zuyana met lichte dreiging in haar stem. Dan gaat ze terug naar de keuken, terwijl haar man haar nakijkt. Dan begint hij enkele tafels af te ruimen, ‘Wat moet ik nu? Als die Sorane komt en… ik moet er niet aan denken. En als ze komt, hoop ik maar de Zuyana mij vergeeft,’ denkt hij. Sorane rent intussen in de richting van haar villa. Ongeveer een half uurtje later blijft ze even nahijgend aan de deur staan. Even kijkt ze om zich heen, maar er is niemand te zien. Dan werpt ze een blik op haar polshorloge. ‘Oef, al bijna 10 uur,’ denkt ze, terwijl ze de deur opent. Binnen hangt ze haar jas aan de haak en draait zich om. Ze voelt zich al veel beter, maar dan valt haar blik op de kast naast de deur. Dan herinnert ze zich iets. ‘Hé, dat is waar ook. Waar zou dat vreemde pak zijn, dat ik verschillende maanden geleden van mijn stiefmoeder kreeg.’ Na even zoeken vindt ze het.
9. De aanslag
Verschillende maanden later komt ze op een dag terug thuis van haar zoveelste succesvolle opdracht Ze is echter helemaal van de kaart. Ze is het doden zo moe. Ze vreest dat ze langzaam maar zeker zichzelf aan het verliezen is. Toch weet ze dat het niet zo eenvoudig is om te stoppen, want dat dulden haar opdrachtgevers niet. Ze heeft haar tweede famillie al een tijdje niet meer gezien. Ze weet intussen al dat haar broer en zus in een van haar villa’s wonen. Maar haar eerste poging om met haar stiefzus Reysa te praten om de ruzie van enkele jaren geleden bij te leggen, heeft niets opgeleverd. Ze heeft haar de deur gewezen. Nadat ze terugkeerde van haar laatste opdracht heeft ze ook haar stiefbroer opgezocht, maar Jenan heeft maar even met haar gepraat. Maar het was zo afwijzend dat ze zonder iets te zeggen zijn huis verliet. Ze heeft uren rondgereden, voor ze in de richting van haar villa afsloeg. Als ze daar eindelijk aankomt, ziet ze een zwever op de oprit staan. Als ze ernaast stopt en uitstapt, ziet ze Jenan in het voorportaal staan. Sorane zegt echter niets, als ze door hem omarmt wordt. Ze legt haar hoofd tegen zijn schouder, maar kan haar tranen niet meer bedwingen. Meer dan een minuut staan ze beiden daar. Dan leidt Jenan Sorane naar binnen. Daar wacht zijn vriendin hen op. Samenbrengen ze de roodharige naar de salon. Sorane gaat tussen hen in, in de zetel, zitten. ‘Het spijt me van de ontvangst van daarstraks, zus. Ik had je zo niet mogen ontvangen.’ Sorane kijkt hem even met betraande ogen aan. ‘Het is niets, broer. Ik ben het die vergeving moet vragen. Jij en Reysa hadden beiden gelijk. Dat besefte ik voor mijn laatste opdracht pas. Ik begin een afkeer van mezelf te krijgen.’ ‘Iedereen maakt weleens een verkeerde keuze, Sorane,’ zegt de jonge vrouw, die haar broer vergezelt. ‘O, vergeten, Sorane. Dit is mijn vriendin, Geevy. Lieveling, dit is mijn stiefzus, Sorane Nador. Maar ze noemt zich nu Sorane Cobanon, zoals haar echte ouders, heb ik gehoord.’ De licht blonde Geevy schrikt echter even, want beide familienamen zijn haar bekend. De ene heeft een slechte klank, want hij behoort een huurmoordenares toe. De naam Cobanon kent ze nog beter, die heeft in deze streek een zeer goede reputatie. Heel deze kleine stad lijkt de naam Sorane Cobanon te kennen en spreekt hem met eerbied uit. Ze snapt het echter niet. Beiden zouden nu een dezelfde zijn. Misschien dat Jenan wel iets meer zal weten. ‘Ik moet het hem eens vragen, als we alleen zijn,’ denkt ze, terwijl ze Sorane toe lacht. Even kijkt de roodharige naar Geevy en beantwoordt haar glimlach, dan wendt ze zich naar haar stiefbroer. ‘Ik verdien het, Jenan. Mijn leven is zo nutteloos. Altijd moeten doden en stelen, ik kan het niet meer aan.’ ‘Ik wist dat dit moment ooit zou komen, zusje. Je bent een harde dobber, maar je hebt ook een hart zoals iedereen van ons. Maar je weet dat je niet zo eenvoudig eruit kan stappen. Ook de politie zoekt je.’ ‘Ik weet het, Jenan. Maar hoe komen jullie aan mijn adres?’ ‘O, dat moet je aan Geevy vragen. Zij hoorde je naam vernoemen op haar werk en zo kwam ze te weten waar je woont.’ Even kijkt Sorane naar Geevy, die glimlacht. Dan hoort ze haar broer zeggen. ‘Je kan best eens met onze ouders gaan praten. Misschien kunnen zij je raad geven.’ Sorane die zich iets beter voelt, knikt. ‘Maar eerst wil ik mijn gedachten op een rijtje zetten.’ ‘En als je nu eens voor een paar dagen bij ons intrekt, zus.’ ‘Wil je dat voor mij doen, na wat ik je jaren geleden naar het hoofd geslingerd heb?’ ‘Dat ben ik al lang vergeten, Sorane. Ruzie of niet, je bent en blijft mijn zus. Onze ouders zullen je ook wel hartelijk ontvangen.’ ‘Misschien kunnen we naar ons huis gaan, Jenan, dan kan ik iets te eten voor jullie klaarmaken.’ ‘Doen we, Geevy. Als jij er mee instemt, dat mijn zus bij ons komt wonen.’ ‘Ze is je zus, Jenan. En ze heeft hulp nodig. We mogen onze hulp niet weigeren. Dat heb ik je daarstraks al gezegd.’ ‘Ja, dat weet ik, lieveling. Maar dit is...’ ‘Ze komt mee, Jenan. Ik wil je oudere zus beter leren kennen.’ Jenan knikt opgelucht en kijkt naar Sorane. ‘Kom je, Sorane. Dan kan je een beetje gaan rusten, want ze je ziet er moe uit.’ Sorane knikt alleen maar. ‘Dank jullie, allebei.’ Even later sluit Jenan de deur af en ze lopen naar de zwevers. ‘We nemen de mijne, Sorane. Later breng ik je wel terug.’ Enkele voorbijgangers kijken naar hen en het valt Jenan op dat ze Sorane toeknikken alsof ze haar kennen. Als ze weg zweven, merkt Geevy dat Jenan ook verbaasd was toen de mensen naar Sorane knikten. ‘Dat is toch vreemd. Jenan lijkt ook niet te weten wat er met zijn zus is. Ik moet toch eens aan enkele mensen vragen stellen,’ denkt ze. Na het eten bij Jenan thuis, gaat Sorane even naar de logeerkamer om een beetje te rusten. ‘Heb je dat ook gemerkt, Geevy? De mensen…’ ‘Ja, lieveling. Dat merkte ik. Ook op mijn werk heeft de naam Cobanon een goede klank. Ik heb me daar nog niet veel van aangetrokken, omdat ik die naam niet kende. Maar er zijn soms vermeldingen van Sorane Cobanon. Of dat dezelfde is als je zus, dat weet ik niet.’ ‘Kan je daar iets over opzoeken? Want je zult ook wel gemerkt dat sommige mensen hier mijn zus vriendelijk toeknikken. Ik heb de indruk dat ze dat niet doen uit vrees, maar met een zekere eerbied.’ ‘Dat was ik al van plan, Jenan, want het boeit mij. En voor een deel is het mijn job om dingen te controleren. Ik moet alleen wachten tot volgende week, want in het weekend kan ik er niet binnen.’ Jenan knikt. ‘Maar nu je zus hier is, moeten wij onszelf een beetje ontzien.’ ‘Je vergeet dat ze een grote meid is, lieveling.’ ‘Dat wel, maar het zou wel een beetje gênant zijn, als ze plots zou binnenstappen, als wij...,’ zegt Geevy, maar zwijgt dadelijk als ze Sorane opmerkt die de trap afkomt. Jenan wil iets zeggen, maar merkt dat Geevy een teken geeft met haar hand. Dus zwijgt hij maar. ‘Kom bij ons zitten, Sorane.’ De roodharige kijkt de vriendin van Jenan even met een glimlach aan en stapt dan naar de salon toe. ‘Er is een film op tv, zus. Ik weet niet van welk soort films jij tegenwoordig houdt.’ ‘Nog steeds zoals vroeger actiefilms, broertje. Maar op het moment staat mijn hoofd er niet naar.’ ‘Misschien is dit iets voor jou, Sorane. Een romantische komedie.’ Sorane knikt Geevy toe, terwijl ze links van haar gaat zitten. Maar de film boeit haar niet erg, want ze doet haar terugdenken aan de heerlijke tijd die ze met Verin had. Even veegt ze een traan weg en sluit haar ogen. ‘Moe, Sorane,’ vraagt Geevy. ‘Nee, deze film doet mij aan mijn vroeger vriendje denken. Ik denk dat ik maar even ga slapen.’ ‘Is het uit met Verin, zus?’ Even zegt Sorane niets, maar ze zien de tranen in haar ogen opwellen. Geevy slaat haar arm om haar schouders. ‘Misschien kan je beter je hart eens luchten, zusje?’ Sorane kijkt haar broer even aan en veegt de tranen uit haar ogen. Dan richt ze zich op en fluistert: ‘Hij is mijn tranen niet waard.’ ‘Waarom, Sorane. Heeft hij je bedrogen?’ Sorane kijkt haar even aan en schudt haar hoofd. ‘Veel erger, Geevy,’ fluistert ze slikkend. Dan begint ze te vertellen wat er gebeurd is. Daarna is het doodstil in de salon. Jenan slikt even. ‘Wat moet dat erg voor jou geweest zijn, zus.’ ‘Nog steeds, Jenan. Maar ik tracht het te vergeten. Hij hielt van mij dat weet ik, maar toch wilde hij mij doden. Ze moeten hem bedreigd hebben. Dat kan bijna niet anders.’ ‘Dan moet hij toch niet zoveel van jou gehouden hebben, Sorane.’ Sorane kijkt even naar de vriendin van haar broer. ‘O, hij hielt werkelijk van mij, Geevy. Maar in die wereld mogen we geen liefde kennen. Zeker niet tussen collega’s. Ze moeten het ontdekt hebben.’ ‘Is het zo erg, zus?’ ‘Het is een omgeving zonder genade, Jenan. Maar Verin had mij beter op de hoogte kunnen brengen van zijn opdracht. Samen hadden we misschien iets kunnen ondernemen.’ ‘Zus, als ik het goed begrijp, zou dat zijn dood betekend hebben.’ ‘Als ik die opdracht zou gekregen hebben, zou ik nooit op hem geschoten hebben, broer. En dan onze beide vrienden genadeloos afmaken, samen met hun kindje. Nee, dat zou ik nooit kunnen.’ Even weet Jenan niet wat te zeggen. ‘Misschien zou jij dan dood zijn, zus? Want een opdracht weigeren in die kringen betekend zelfmoord.’ ‘Dat weet ik, Jenan. Maar ik zal altijd weigeren om op onschuldigen te schieten.’ ‘Zo onschuldig ben je echter niet, zus. Je helpt misdadigers, door hun tegenstanders te doden.’ ‘Laat ons daarover zwijgen, broer. Mijn ruzie met Reysa en jou ging daarover.’ ‘Dat weet ik. Maar zowel ik als Reysa hebben altijd gewenst dat je, je leven zou veranderen.’ ‘Dat is zo goed als onmogelijk, Jenan. Zoals je zelf daareven zei. Ze zullen mij overal vinden en dan mag ik blij zijn dat ze me dadelijk een capsule met gif erin door mijn hoofd schieten.’ Even staart Jenan haar aan. ‘En als ze dat niet doen, Sorane.’ ‘Ik heb al veel dingen gehoord, van mensen zoals ik die uit de gunsten van hun opdrachtgever gevallen zijn. Daar denk ik liever niet aan, Jenan.’ ‘Misschien kon Verin om die reden, die opdracht niet weigeren.’ Sorane schudt haar hoofd en zegt met harde stem: ‘Ik zou het nooit gedaan hebben, broer. Zelfs niet om mijn eigen leven te redden.’ ‘Dat is nu juist de reden, waarom ik nog in jouw geloof, zus.’ ‘En Verin, Sorane. Je lijkt nog altijd zeker te zijn van zijn liefde voor jou?’ ‘Dat ben ik nog steeds, Geevy. Hij hielt met heel zijn hart van mij, dat voel ik. Daarom kan ik het niet begrijpen.’ Opnieuw welt een traan op in de ogen van Sorane. Geevy merkt het en slaat opnieuw een arm om de roodharige. ‘Kom, schatje. Laat mij je even troosten,’ fluistert ze, terwijl ze Sorane even tegen zich aandrukt. Jenan kijkt hen verbaasd. Sorane is een harde meid en nu zit ze daar als een hulpeloos meisje. Als Reysa haar zo zou zien, dan zou ze haar misschien vergeven. Heel even heeft hij de gedachte om naar Reysa te bellen, maar laat het dan maar. Het moment zou toch al voorbij zijn, voor ze hier kan zijn. En dat blijkt het al te zijn, want Sorane maakt zich van zijn vriendin los. ‘Dank je, Geevy. Een knuffel had ik nodig. Het is alweer over. Ik kan maar beter gaan slapen.’ De jonge vrouw knikt even en kijkt Sorane na als ze naar de trap toeloopt. Toch is ze verbaasd, want ze is tegen doden van mensen. Toen ze de naam Sorane Nador hoorde, had ze dadelijk een afkeer van deze roodharige. Ze schilderen haar als een koelbloedige moordenares af, die geen genade kent. Maar nu ze haar verhaal gehoord heeft, beseft ze dat zij ook maar een mens is zoals ieder van ons. ‘En toch vraagt ik mij af, wat zij met die Sorane Cobanon te maken. Ze moet veel op haar lijken, want de mensen denken dat Jenans zus die vrouw is.’ Dan schrikt ze op uit haar gedachten, als ze Jenan met een droevige stem hoort zeggen. ‘Mijn zus heeft geen geluk met mannen, lieveling.’ ‘Dat komt wel, schat. Ze zal die man wel vergeten.’ Jenan knikt even en slaat zijn arm om de schouder van Geevy. ‘Ik hoop dat ze iemand zoals jij tegenkomt, lieveling. Maar dan een mannelijke versie.’ Geevy glimlacht even, terwijl ze zich tegen Jenan aanvlijt. Knuffelend kijken ze verder naar de film. Als ze gaan slapen en voorbij de kamer van Sorane stappen, kijkt Jenan even naar binnen. Zijn zus horen ze haar rustig ademen in haar slaap. Gerustgesteld stappen ze verder en kruipen naast elkaar in bed. Een uurtje of twee later gaat Geevy naar de wc beneden. Maar als ze terugkomt, hoort ze Sorane snikken en gaat even kijken. De roodharige ligt in elkaar gekrold op het bed. Geevy gaat achter haar liggen en streelt haar rode haren. ‘Rustig maar Sorane. De pijn zal ooit wel verdwijnen, alleen niet helemaal,’ fluistert ze. De volgende morgen komt Sorane al zeer vroeg naar beneden, maar haar broer en zijn vriendin zijn al van een licht ontbijt aan het genieten. ‘Als je iets wil eten, Sorane. Neem maar,’ zegt Geevy. De roodharige gaat bij hen aan de tafel zitten en neemt een paar boterhammen. ‘Dank u,’ zegt ze. ‘Waarom bedank je ons toch altijd, zus? Je bent famillie.’ ‘Je weet wat ik doe, Jenan. Het brengt veel op, maar ik wil niets van dat bloedgeld. Ik hou alleen het hoogstnodige voor mij om te kunnen leven en het nodige te kopen om mijn beroep dat ik begin te haten verder te zetten. Maar ergens voel ik dat dit leven niet mijn bestemming is.’ Sorane denkt even aan die vreemde vrouw Aveyana, die haar op weg geholpen heeft om te worden wat ze nu is. Sommigen noemen haar een Godin. Waarom heeft ze dat gedaan, vraagt ze zich af. Dan hoort ze Jenan zeggen: ‘Dat heb ik gisteren gemerkt, zusje. Je was er niet zo best aan toe.’ ‘Het spijt me, dat ik jullie daarin betrokken heb, maar...’ ‘Zwijg daarover, zus. Van die ruzie heb ik ook spijt en ik denk dat Reysa dat ook wel heeft. Maar we waren beiden te trots om je op te zoeken, telkens je een paar dagen in je villa was. Hadden we dat gedaan, dan was alles misschien anders verlopen.’ ‘Misschien, broer.’ ‘Wat ga je doen, Sorane? Ze zullen je zoeken.’ ‘Dat weet ik nog niet. Eerst ga ik met onze ouders praten. Daarna zien we wel.’ ‘Ik ga mee, zus.’ ‘Nee, Jenan. Dit is iets dat ik alleen moet doen. Maar ik moet hier in de stad nog een paar dingen in orde brengen.’ ‘Oké, zus. Er is geen haast bij.’ Geevy kijkt Sorane echter nieuwsgierig aan. ‘Ze moet toch veel verdienen. Maar wat doet ze dan met al dat geld, als ze het niet voor zichzelf wil gebruiken. Jenan zei dat zijn zus zich hier Sorane Cobanon noemt. Dezelfde naam als die vrouw die ze hier lijken te kennen. Waarom geeft ze zich uit alsof ze die vrouw is? Welke reden kan ze daarvoor hebben?’ Nadenkend kijkt ze voor zich uit. ‘Hé, Dat is waar ook. Jenan heeft toch gezegd dat ze zijn stiefzus is? Misschien dat haar echte ouders tot de famillie Cobanon behoorden. Dat zou verklaren waarom ze zich nu en dan Sorane Cobanon noemt. En ik moet toch eens uitzoeken of ze nu werkelijk dezelfde vrouw is.’ denkt ze. Dan merkt ze dat Sorane haar aandachtig aankijkt. Even schrikt ze, want met deze blik lijkt ze dodelijk gevaarlijk. Ze lijkt wel iemand anders. Iemand die bereid is om te doden. Even kijkt ze naar Jenan, die naar hen toekomt. Maar merkt ze dat die blik verdwijnt en ze ziet de roodharige glimlachen. ‘Je hebt het zo te zien gemerkt, Geevy.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘De blikken van de mensen in deze streek.’ ‘Ja, dat heb ik. Al begrijp ik niet goed waarom.’ ‘Ze kennen me hier al jaren als Sorane Cobanon. Toen ik hier na de ruzie met mijn zus en broer, hier aankwam, was ik van de kaart en in de war. Bijna had ik de controle verloren en er een eind aan gemaakt. Een vriendelijk ouder koppel heeft me toen geholpen, maar ze wilden er geen geld voor aannemen. Ik kon het niet weigeren, zonder hen te kwetsen al hadden ze zelf niet veel. Een paar jaar later liet ik mijn villa bouwen.’ ‘Ken ik deze mensen?’ Sorane kijkt naar Jenan, die juist terug binnenkomt. ‘Vermoedelijk niet, Jenan. Maar hun zoon misschien wel. Zijn naam is Gerin en hij heeft een restaurant in de buurt van mijn villa.’ ‘Bedoel je Gerin Loseran en zijn vrouw Zuyana.’ Sorane knikt even met een droevige blik. ‘Ja, zus. Die ken ik zeker. Wij gaan daar soms weleens iets eten.’ ‘Zijn ouders, die mij er weer bovenop brachten, leefden toen is een klein huisje. Maar genoeg daarover. Straks is ons eten koud.’ Jenan glimlacht en knikt. Gedrieën eten ze verder, want Jenan en Geevy moeten ook nog naar hun werk. ‘Het beste zus. We komen nog weleens, als je er dan nog bent.’ Sorane knikt even. ‘Maak het goed jullie allebei.’ Als beiden vertrokken zijn kijkt Sorane nog even naar het portret van hun ouders die op de kast staat. Dan staat ze op en trekt haar jas aan. Wandelend over de straat voelt ze zich voor het eerst weer gelukkig en goed in haar vel. Ze praat met een paar mensen, terwijl ze haar gedachten op een rijtje zet. Drie dagen later zitten Jenan en Geevy in de salon te kussen als Sorane binnenkomt. ‘Hm.. hm..,’ kucht ze. Beiden laten elkaar verschrikt los en kijken Sorane een beetje beschaamd aan. ‘Doe maar rustig verder, allebei. Ik ga vandaag eens naar Jov en Runa. Ik voel met opperbest en wil eens rustig met hen praten over mijn toekomst.’ ‘Is het niet beter dat ik meega?’ ‘Nee, broertje. Ik ben groot genoeg en daarbij heb jij hier je handen vol,’ glimlacht Sorane, terwijl ze haar jas aantrekt. ‘Kom, je straks weer terug.’ ‘Dat zal eerder morgen zijn, Geevy. Het zal laat worden vanavond, dus kan ik beter naar mijn villa gaan.’ ‘Maak het goed, zusje en kom veilig terug.’ ‘Zal ik doen, Jenan. Tot morgen dan,’ knikt Sorane en trekt de deur achter zich dicht. ‘Je zus ziet er veel beter uit, Jenan,’ zegt Geevy fluisterend, terwijl ze hem op zijn wang kust. ‘Ze heeft een besluit genomen, denk ik, lieveling,’ antwoordt Sorane’s broer lachend en staat op. Geevy kijkt hem verbaasd aan en voelt dat hij haar rechtop trekt. Even later ligt ze in zijn armen en beantwoordt zijn kus. Plots werpt hij haar achterover en schuift hij zijn armen achter haar hals en knieën. Voor ze van haar verrassing bekomen is, draagt hij haar naar de slaapkamer. ‘We zijn eindelijk alleen in huis, schat. Dus kunnen we m…’ Intussen is Sorane nadenkend op weg met de bus naar haar villa aan de andere kant van de stad. Vele uren later nadert ze met haar zwever de straat waar haar stiefouders wonen. Alles is rustig. Enkele mensen wandelen over de straat. Ze ziet ook een paar kinderen spelen in de tuin van hun huis. Voor het huis van haar pleegouders stopt ze. Even kijkt ze naar het huis, waar ze een groot deel van haar jeugd doorbracht. Maar hier kreeg ze ook ruzie met haar broer en zus. Ze belt aan en zucht opgelucht als Runa de deur opent. ‘Hai, Sorane. Eindelijk kom je nog eens langs.’ ‘Vergeef me, Runa. Die ruzie, daar heb ik nog steeds spijt van.’ ‘Dat weet ik, dochter. Maar nu ben je er weer, kom toch binnen. Jov zal blij zijn als hij straks thuiskomt.’ Sorane heeft echter niet gemerkt dat er twee zwevers het huis in het oog houden. ‘Dat is nu eens geluk hebben. De dochter is er nu ook. Nu hebben we twee vliegen in een klap,’ zegt een van de mannen. ‘De dochter en dan?’ ‘Sorane Nador, de huurmoordenares. Als we haar doden dan zullen we misschien een dikke premie van Aqunok krijgen.’ ‘Was dat die roodharige?’ De spreker knikt even. ‘Erop af,’ zegt hij, terwijl hij de zijdeur opent. Dadelijk verspreiden ze zich en verdwijnen in de tuinen van de omliggende villa’s. Nog twee zwevers naderen en ook uit die stappen een paar mannen. ‘Deze maal hebben we die moordenares. Die mag zeker niet ontkomen, Noran.’ Even kijkt de andere naar zijn horloge. ‘Hopelijk slagen de anderen ook.’ ‘Daar zijn ze al begonnen, denk ik, Von. Je kent de bevelen. Geen genade. Zet uit voorzorg maar twee scherpschutters op de loer.’ De andere knikt en wijst twee mannen aan. Sorane neemt intussen plaats in de salon en zegt: ‘Ik weet niet of ik zolang kan blijven, mama.’ Runa knikt even. ‘Ik ga even iets te drinken klaar maken, Sorane.’ Haar dochter glimlacht even en kijkt even naar de foto’s op de kast. Ze herinneren haar aan haar gelukkige jeugd en de eerste stappen die ze zette in de wereld daarbuiten. Als Runa een paar minuten later terugkomt met een palet met twee tassen, vraagt ze: ‘Heb je het al bijgelegd met je zus en broer?’ ‘Niet echt, moeder. Jenan praat al wel met mij. Ik kom trouwens van bij hem thuis. Hij heeft een mooie vriendin aan de haak geslagen.’ ‘Je bedoelt Geevy, Sorane. Ja, Jenan heeft haar al aan ons voorgesteld. Maar hij heeft nooit gezegd, dat ze een koppel waren.’ ‘Dat zijn ze zeker, Runa.’ Sorane moet even slikken, waardoor Runa beseft dat er iets is. ‘Met Jenan wel, al is het nogal stroef. Maar Reysa heeft me nog niet vergeven.’ ‘Het spijt me, Sorane. Reysa zal ook wel bijdraaien. Maar ik heb het gevoel dat je daarom niet hier bent.’ ‘Nee, ik ben de weg, die mijn leven ingeslagen is moe. Ik heb veel geld verdiend, maar ik kan niet meer.’ ‘Dat kan ik begrijpen, Sorane. Maar het is ook voor een deel de schuld van mij en Jov.’ ‘Nee, Runa. Zeg dat niet. Ook ik wilde een gemakkelijk avontuurlijk leven. Alleen is het niet zoals ik het hoopte dat het was.’ ‘En jij. Hoe is het met die knappe jongeman?’ Even is Sorane stil, maar Runa merkte dat ze weer in elkaar kromp, zoals een paar minuten geleden. ‘Dan begint Sorane te vertellen, terwijl Runa ontsteld luistert naar het verhaal van haar stiefdochter. ‘Het spijt me, meisje. Dat is vreselijk. En die agente.’ ‘Die heb ik moeten redden, toen ik tot het besef kwam dat ze niet schuldig was.’ ‘Dan had ik toch gelijk, Sorane. Je bent niet zo verdorven, zoals je zus je noemde.’ Even kijkt Sorane haar stiefmoeder aan. ‘Ik verdiende veel, moeder, maar ik gebruikte het grootste deel om mensen te helpen, die het nodig hadden.’ ‘Dat is goed, Sorane. Maar niet als je het doet om je geweten te sussen.’ ‘Nee, Runa. Dat niet. Maar ik wil dat het nuttig besteed wordt, in plaats dat ik ervan geniet.’ Runa kijkt haar verbaasd aan. Plots heft Sorane haar hand op en kijkt om zich heen naar de vensters. ‘Heb je een wapen?’ fluistert ze. ‘Wat is er?’ Sorane sluipt echter naar het venster toe en kijkt voorzichtig langs de rand naar buiten. Voor de deur staan twee gewapende mannen. In de tuin achter hen ziet ze nog verschillende donkere schaduwen tussen de bomen sluipen. ‘Mam, blijf in dekking…,’ zegt ze, maar merkt Runa niet meer op. Terwijl ze haar wapen trekt, sluipt ze naar de deur van de gang toe. Even werpt ze een blik op de voordeur, dan naar de andere kant. Ze ziet Runa met een wapen in haar handen naar haar toestappen. ‘Iets klopt hier niet, moeder. Blijf weg van de ramen.’ Runa knikt en bukt zich dadelijk. Maar op dat moment vliegt de deur in stukken. Door het stof en de rondvliegende stukken hout ziet ze verschillende lichtflitsen. Ze hoort een kreet aan de voorkant en beseft dat haar moeder iemand geraakt heeft. Runa duikt de salon in en rolt over de vloer tot naast Sorane. ‘Hoeveel zijn het er?’ ‘Meer dan zes, geloof ik.’ ‘Dan nemen we er een paar mee,’ zegt Runa. Sorane knikt met een glimlach. Dan ziet ze een gedaante in de deur naar de gang opdoemen. Voor de man kan reageren vuurt Sorane bliksemsnel. In de deuropening stort de man neer. ‘Eén minder,’ hoort ze haar moeder fluisteren. ‘Kom, mam. Naar achter. Misschien kunnen we langs achter weg.’ Runa knikt even en volgt haar dochter gebukt. Naast de deur naar de keuken drukken ze zich tegen de muur. Als Sorane naar binnen kijkt, ziet ze niemand. Maar dan vliegt het raam van de salon, als het door capsules geraakt wordt, in stukken. Twee ervan gaan door het lichaam van Runa. Sorane hoort haar moeder naast zich kreunen en draait zich verschrikt om. Voor haar ogen zakt Runa in elkaar. Snel grijpt Sorane haar vast en trekt haar opzij. Dan onderzoekt ze haar snel. Haar moeder is twee maal in haar borst geraakt en ze heeft bloed op haar lippen. Snel grijpt ze naar haar riem en opent een tasje met haar speciale zalf. ‘Te laat, Sorane. Gif.. Ik…. Maa..kk…het goed met je zus en bro.…’ ‘Zal ik doen, moeder,’ fluistert Sorane met trillende stem, terwijl tranen over haar wangen naar beneden glijden. Aan de starre ogen van Runa kan ze zien dat ze dood is. Even aarzelt ze, maar dan wordt haar blik hard. Voorzichtig laat ze het lichaam van Runa op de vloer zakken en kijkt naar het kapotte venster. Maar in de deur naar de hall merkt ze opnieuw een gewapende man op. Ze ziet hem grijnzen, terwijl zijn wapen omhoog komt. Maar dan verschijnt er een gaatje tussen zijn ogen en terwijl haar wapen schok in haar hand. Terwijl hij neerstort, ziet ze een tweede gedaante weg duiken. Snel haast ze zich de keuken in. Ook aan de achterzijde duiken er drie gedaanten van verschillende kanten op. Op dat moment vliegt de achterdeur in stukken. Langzaam sluipt ze door de keuken naar achter en merkt twee zwaargewapende mannen op, die naar binnenstappen. ‘Verdomme, nog twee,’ fluistert ze. Gelukkig hebben ze haar nog niet opgemerkt. Even kijkt ze om zich heen, dan denkt ze aan haar stiefmoeder. Weer ziet ze haar starre ogen voor zich. Ze voelt zich weer steenkoud worden. ‘Verdomde moordenaars,’ sist ze. Op dat moment stapt een van de huurlingen langs de achterdeur binnen en merkt Sorane op. Hij opent dadelijk het vuur, maar mist, Sorane echter niet. Haar capsules worden echter door een beschermend vest tegengehouden. Opnieuw vuurt hij, maar Sorane rolt over de vloer en vuurt opnieuw, deze maal op zijn hoofd. Een andere achter hem schrikt, als zijn maat in elkaar zakt. Als hij wil wegduiken, vuurt Sorane met een ijskoude blik. Drie capsules doorboren zijn benen, maar die zijn geladen met een snelwerkend gif. Met grote ogen kijkt hij Sorane aan, als hij langzaam in elkaar zakt. Hij probeert zijn wapen te richten, maar hij bezit er de kracht niet meer voor. Een derde duikt echter op, maar ziet de roodharige niet meer. Sorane, die achter een kast zit, ziet langs beide zijden een man opduiken en om zich heen kijken. Nog voor ze haar opmerken, veert ze recht en duikt tussen de twee door. In een reflex vuren ze, maar hun speciale capsules doorboren het lichaam van de andere schutter. Sorane tuimelt echter door de deur en hoort ze niet neerstorten. De twee overblijvenden hebben de schoten echter gehoord en sluipen dichterbij. Een van hen heeft zijn wapen omgewisseld voor een revolver met geluidsdemper vast in zijn rechterhand. Hij nadert hun prooi langs achter, terwijl zij geconcentreerd zijn makker in het oog houdt. Deze nadert steeds meer en als hij de roodharige opmerkt, duikt ze opzij, terwijl ze vuurt. Als Sorane tegen de muur botst, valt de man achterover. Dan merkt ze de man in de gang op en probeert nog weg te rollen, maar zijn schot bezorgt haar een schampschot aan haar rechterbeen, een tweede doorboort haar linker bovenarm, waardoor haar wapen uit haar half verdoofde hand valt. De man grijnst en nadert Sorane. De roodharige steekt haar hand uit in een poging om het schot tegen te houden. ‘Je bent goed, Sorane. Vijf van ons heb je gekregen. Maar ik zal diegene zijn, die geprezen zal worden, omdat ik je gedood heb.’ Dan buigt hij zijn vinger om de trekker, terwijl hij zijn wapen op haar hoofd richt. Voor hij kan vuren hoort hij haar zeggen, terwijl ze haar arm strekt. ‘Het spijt me, man. Maar je hebt het mis.’ Vanuit haar pols schiet een lichtende energiebaan naar de man toe. De kracht is zo groot dat het doorheen zijn hoofd schiet. Hij is opslag dood. In een reflex drukt hij nog driemaal af, maar de capsules boren zich voor zijn voeten in de vloer. Moeizaam kruipt Sorane recht, want ze kan maar met moeite op haar gewonde been staan. En op haar linkerarm kan ze niet steunen ook al is die maar licht geraakt. Zeer langzaam keert het gevoel in haar arm echter weer. Ze bukt zich moeizaam en neemt haar wapen van de grond op. ‘Vader,’ fluistert ze plots, terwijl ze haar wapen stevig vastneemt. Op haar hoede doorzoekt ze de rest van het huis, maar ze ziet haar stiefvader nergens. Langzaam loopt ze weer naar de voordeur en ziet een man bij haar stiefmoeder zitten. Sorane herkent hem, want het is een gebuur aan de overkant. Hij kijkt haar aan en schudt zijn hoofd. Sorane knielt naast hem en sluit de starre ogen van de vrouw die voor haar zoveel als haar moeder was. De twee capsules hebben haar linkerlong geraakt. ‘De capsules bevatten gif. Ze had geen enkele kans om dat overleven.’ ‘Wat een moordenaars,’ fluistert ze. ‘Ik kon je niet redden, Runa. Dit heb je niet verdiend. Je was als een echte moeder voor mij,’ fluistert ze en knikt de man toe, terwijl ze met tranen in de ogen nog aan Jov haar stiefvader moet denken. ‘Het spijt me, Miss Nador. Ik wilde je moeder helpen, maar ze moet op slag dood geweest zijn.’ ‘Dat weet ik, mijnheer Norkin. Maar toch bedankt dat je het geprobeerd hebt.’ ‘Je vader, die zal er niet goed van zijn,’ hoort ze de man zeggen. ‘Dat klopt. Vader zal mijn hulp en die van hun eigen kinderen hard nodig hebben om dit verlies te verwerken,’ denkt ze, terwijl ze opstaat. Dan draait ze zich om en loopt kalm naar buiten. Enkele bewoners van andere huizen kijken haar aan. In de verte hoort ze politiesirenes naderen. ‘Breng je jullie geweld nu ook in onze wijken, Sorane?’ roept een vrouw plots. Sorane verstart even. Dan kijkt ze in de richting van de vrouw. ‘Jij kwam soms op bezoek, mevrouw Gonven. Acht jij mij tot zoiets in staat. Mijn stiefmoeder kreeg geen enkele kans.’ De vrouw kijkt haar nu iets beter aan en beseft dat Sorane helemaal van de kaart is. ‘Nee, dat denk ik niet meer. Vergeef mijn woorden, meisje. He, je bent gewond.’ ‘Het is niets, mevrouw Gonven. Dit overleef ik wel. Maar die mannen heb ik gedood. En het waren mensen zoals ik. Spijtig dat ik hun opdrachtgevers nog niet ken.’ ‘En als je die kende, zou je hen dan doden.’ ‘Waarom niet, mevrouw Gonven? Mijn stiefmoeder heeft nooit iemand kwaad gedaan en toch ligt ze daar in haar bloed.’ ‘Het spijt me, meisje, maar je moet je been en je arm laten verzorgen.’ Sorane kijkt om naar de vrouw die juist sprak. ‘Bedank je man van mij, mevrouw Norkin. Hij heeft gedaan wat hij kon. Mijn wondjes zijn niet zo erg. Ik behelp mezelf wel,’ zegt Sorane fluisterend. ‘Jij hebt gedood, Sorane. Zo te zien kan je zeer goed met wapens omgaan,’ zegt iemand anders. Sorane kijkt met bliksemende ogen om zich heen. ‘Dat is normaal voor die dame. Zij staat bekend als Sorane Nador en van de ergste huurmoordenaressen. Er staat zelfs een prijs op haar hoofd.’ Overal ziet de beschuldigende blikken. Dan valt haar blik op de man die het zei. Hij heeft een wapen in zijn hand, terwijl ze aan haar riem een politiekenteken opmerkt. ‘Er zullen nog doden vallen, mensen, maar de opdrachtgevers van deze moord zullen hun straf krijgen. En vinden zal ik hen. Dat is…’ zegt ze koel, maar op dat moment ziet ze een licht weerkaatsen. ‘Schutter op dak,’ hoort ze stem van Anya. ‘Pas op. Een schutter. Op de grond, snel,’ roept ze uit. Een seconde later laat ze zich vallen en rolt opzij. Een straal raast zo dicht bij haar hoofd voorbij, dat ze een zoemend geluid opvangt. De straal raakt een man een paar meter achter haar. Een tweede boort zich naast haar in de stenen. De omstaanders proberen zich in veiligheid te brengen, maar de schutter schiet nu op iedereen. Sorane heeft echter gezien waar hij zich bevindt en trekt haar handwapen. De schutter merkt het gevaar op dat moment op en richt zijn wapen bliksemsnel. Maar te laat, een lange vuurstraal komt uit het wapen van de roodharige, terwijl een straal uit het wapen van de agent in de muur naast de man inslaat. De capsule van Sorane treft echter doel en raakt de man recht boven zijn linkeroog. Zijn wapen valt over de reling van het dak. ‘Die zal nooit meer een wapen op iemand richten,’ horen enkele mensen haar zonder emotie zeggen. Sommigen richten zich weer op, vanachter de dekking. Een paar haasten zich om de gewonden te gaan helpen. Sorane hoort op dat moment politiesirenes steeds luider klinken. ‘Ik ga ervandoor, agent. Je kan me beter niet tegenhouden.’ ‘Dat wil ik ook niet, Sorane. Jij hebt meer doden en gewonden voorkomen, dus ik kan ook een beetje dankbaar zijn. Sorane knikt glimlachend en haast zich wankelend naar haar zwever. Met nog een laatste blik naar de villa van haar stiefouders, stapt ze in. Nog voor de eerste politiezwevers de straat indraaien, is Sorane al op weg naar de villa van haar werkgever. ‘Ik moet stoppen, mijn dij bloedt opnieuw,’ fluistert ze plots, terwijl naar haar wonde tast. Ergens hoopt ze om de huid groen te zien oplichten maar er gebeurt niets. ‘Dan maar op de oude manier verzorgen,’ denkt ze. En paar minuten later ziet ze een publieke parking en draait af. Onder de achterbank van de zwever haalt ze een nieuwe broek. Wankelend haast ze zich naar de wc’s aan de rand van het zweverpark. In een wc-hokje trekt ze haar lange broek uit. Even tast ze de wonde van voor en vanachter af. ‘Gelukkig ging de capsule zonder een been te raken erdoorheen. Ik moet toch een soort engelbewaarder hebben,’ denkt ze. Uit haar riem haalt ze en klein spuitbusje en spuit er een genezende zalf op. Dan verbindt ze de wonde met verband dat ze steeds in haar riem draagt. ‘Nu de kleine wonde aan mijn schouder nog.’ Even later trekt ze moeizaam haar andere broek aan en verlaat het hokje. Als ze even in de spiegel kijkt, fluistert ze: 'Ik zie er niet zo goed uit.' Kalm wast ze haar licht trillende handen en dan haar gezicht. Nadat ze haar rode lokken gekamd heeft, trekt ze haar jas terug op de juiste plaats en knikt goedkeurend. ‘En nu op weg, want Jov moet het van mij horen, voor het op het nieuws komt.’ Iets minder wankelend haast ze zich naar de zwever en raast even later weer de baan op. Ze is ongeduldig, want de tijd lijkt voorbij te vliegen. Dan herkent ze enkele gebouwen van de wijk waar haar stiefvader werkt. Maar als ze de straat indraait, ziet ze hier ook overal politieagenten rondlopen. ‘Verdomme, hier hebben ze ook toegeslagen,’ schiet het door haar gedachten. Aan de rand van de weg parkeert ze haar zwever en terwijl ze uitstapt, neemt ze het valse politiekenteken uit haar zak. Als ze naar de agenten toeloopt, toont ze het en wordt tot het afgespannen gebied toegelaten. Ze kijkt om zich heen, terwijl ze naar de grote villa toeloopt. Hier en daar ziet ze doden liggen. Een paar meter van de toegangsdeur af ziet ze plots haar stiefvader, doorzeeft door capsules liggen. Hij is echter ongewapend. ‘Jij ook, vader,’ fluistert ze hees, terwijl ze opnieuw tranen voelt opwellen. Een inspecteur komt plots op haar af, terwijl ze naar haar dode vader staart. ‘Ze zijn hier nogal te keer gegaan, denk je niet,’ vraagt hij. Sorane kijkt om en ziet een dertigjarige man voor haar staan. ‘He, jij bent toch die jonge agente, die ik een paar jaar geleden ontmoette in het centrale bureau.’ ‘J..ja. maar… Ja, nu herken ik u. U bent die agent Malon Garant.’ ‘Zeker. Ik ben intussen ook hogerop geraakt, zoals je ziet.’ ‘Daarom herkende ik u niet zo direct.’ ‘Ik zou weleens willen weten wie jij bent,’ zegt een vrouwenstem achter haar plots. ‘Agente Sorane Cobanon. Gestationeerd in sector 24.’ ‘Aha... Wat doe je hier dan?’ ‘Ik was in de buurt en werd nieuwsgierig,’ antwoordt de roodharige Sorane, terwijl ze de agent aankijkt. ‘Nieuwsgierig, dat denk ik niet. Jij bent geen agente,’ zegt de vrouw achter haar. ‘Ik geen agente. Ben je niet goed bij je hoofd?’ ‘Toch wel, maar een zekere agente Sorane Cobanon, werd al verschillende malen in de buurt van moordpartijen en politiekantoren opgemerkt. Ik ben zeker dat je echte naam Sorane Nador is en geen dubbelgangster zoals sommigen denken. Je staat naast het lichaam van je vader.’ Sorane kijkt de agente verbaasd aan. Ze herkent haar dadelijk. Agente Erine Rand. ‘Is zij die Sorane? Je moet het verkeerd voor hebben.’ ‘Nee, Malon. Zij is het, dat weet ik zeker. Want ik stond voor haar bij het lijk van haar vriend en moordenaar. Ken je haar?’ ‘Ja, ze is die agente die een paar jaar geleden een onderzoek deed naar Jov Nador en zijn familie.’ Erine glimlacht even. ‘Mijn collega hier, had je toen goed liggen, Nador. Maar je vergeet dat je toen voor mij gestaan hebt. Je hebt zelfs twee maal op mij geschoten.’ ‘Dat is juist, Agent Rand. Zelfs nu nog weet ik niet waar om ik je toen miste. Want ik achtte je verantwoordelijk voor de dood van mijn vriend, Verin.’ Erine kijkt haar even in de ogen. ‘Je hebt gelijk. Ik was zelf ook een beetje verbaasd, want ik zag de wil om te doden in je ogen.’ ‘Hebt u werkelijk op mijn collega geschoten?’ Sorane knikt en hoort agente Rand intussen, terwijl ze een wapen op Sorane richt, zeggen: ‘Dacht jij, dat we je niet op het spoor zouden komen, huurmoordenares.’ ‘Dat risico loop ik al een paar jaar, agente Rand,’ antwoordt Sorane en kijkt dan agent Garant in de ogen. ‘Je collega heeft mijn verloofde, Verin, in zijn arm geschoten toen hij mij wilde doden. Een tijdje dacht ik zelfs dat zij de sluipschutter was en hem vermoord had,’ zegt Sorane, terwijl ze beseft dat ze niet weg kan. ‘Tja, misschien had ik hem eerst zijn werk moeten laten afmaken. Dan was jij geen moordenares geworden,’ antwoordt Erine. ‘Dat was ik al, Erine. Ik en Verin waren aan de laatste weken van onze opleiding bezig.’ ‘Toch wel spijtig, Sorane. Je had een mooi leven voor je liggen, maar je koos de verkeerde weg.’ ‘Misschien, agente. Maar als ik deze weg niet gekozen had, dan leefde jij nu niet meer.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Hoe is het met de wonde aan je zijde?’ vraagt Sorane grinnikend. Erine schrikt even. ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Het stond in de kranten, agente. Ik ben zelfs in het ziekenhuis op je kamer geweest.’ Even kijkt Erine naar Sorane, terwijl haar hand even trilt. ‘Dus die bloemen met de initialen SN kwamen van jou.’ ‘Dat is juist, SN of Sorane Nador. Ik wou je beterschap wensen omdat jij eerlijk bent. Ik veracht corrupte agenten.’ ‘En die geheugen module.’ ‘Die ook Erine Rand. Het zag er niet goed voor jou uit, dus ik had nog iets goed te maken.’ ‘Dank je, Sorane. Maar laat je niet misleiden. Jij bent nog steeds een misdadiger en ik een agente.’ ‘Dat weet ik, Erine Rand. Maar jij bent een eerlijk agente, op wie je ouders trots kunnen zijn.’ Even slikt Erine en kijkt dan naar Malon, die ook zijn wapen op Sorane gericht houdt. Hij is kwaad, omdat hij zich toen heeft laten beetnemen. ‘Je bent een zeer mooie vrouw en al van jonge leeftijd op het slechte pad. Steek je handen in de hoogte, leugenares,’ spot Malon met trillende stem. ‘Je wapen, Sorane,’ eist Erine, die zich herpakt heeft. Sorane kijkt even naar beide agenten, maar weet dat ze geen kans heeft. Ze trekt haar jas uit en geeft hem aan agent Garent, die verbaast naar de drie verschillende revolvers kijkt. Ze zijn bevestigd aan riempjes aan de binnenzijde van de jas. Erine kijkt haar even met gemengde gevoelens aan. ‘Ja, Erine, ik heb gedood. Maar ik nam alleen opdrachten aan, als het om misdadigers ging.’ ‘Misschien, maar je bent medeschuldig aan de daden van je opdrachtgever en zijn ondergeschikten, zoals je vader. En je verdiende er goed aan.’ ‘Naar binnen, ik wil dat je bevestigt wie de doden zijn.’ Een voor een noemt Sorane de doden, die ze kent, bij hun naam. Als ze in de salon aankomen, waar enkele van de belangrijkste leden van de familie liggen. Hier blijft ze plots staan en staart naar de twee kinderen van de zoon van de grote baas die dood in de deuropening liggen. ‘Hela, Sorane. Hier schrik je toch niet van. Dit is door huurmoordenaars zoals jij gedaan,’ zegt Malon met lichte spot. Sorane kijkt hem even met een scherpe blik aan. ‘Je beviel mij beter in uniform, agent. Maar ik behoor niet tot die soort,’ zegt ze hard. De man schrik van haar blik, maar beseft niet dat hij Sorane hiermee een kans gunt. Ze heeft al een tijdje gemerkt dat ze hier alleen zijn. Even glimlacht ze en voor Erine kan reageren, slaat de roodharige plots toe. De agente wankelt achteruit en haar wapen komt met een bons op de vloer terecht. Sorane duikt naar de grond en grijpt het wapen van de agente. Voor Malon van de verrassing bekomen is, zit Sorane al gehurkt en richt het wapen op hem. Malon staart in het donkere gaatje van de loop. ‘Je wapen. Werp het op de grond naar mij toe, agent. En jij Erine. Eén beweging en je partner is er geweest? Vergeet niet dat ik mijn schuld afbetaald heb. Ik wil hier weg en zal schieten als het nodig is.’ Even weet Malon niet wat te doen, een agent mag zijn wapen nooit afgeven. Sorane wijst naar de twee dode kinderen. Erine kijkt Sorane in gedachten aan. ‘Mijn schuld afbetaald. Over wat heeft ze het,’ denkt ze, terwijl ze haar collega hoort zeggen: ‘Het spijt me dat ik toen moest liegen, Maar jij acht mij tot zoiets in staat, agent Garent. Dus doe het, of…’ Ook Malon kijkt even naar de doden en laat zijn wapen vallen. Met een schurend geluid schuift het over de vloer. Snel schopt Sorane het wapen naar links weg van hen. Dan grijpt ze haar jasje en loopt langzaam achteruit naar de openhaard toe. Terwijl ze de agenten nauwlettend in het oog houdt duwt ze met haar linkerhand tegen het rechter hoekmotief. Dadelijk schuift een deel van de muur opzij. Sorane legt het wapen van Erine boven op de openhaard. Beide agenten zien haar kalm haar jasje weer aantrekken. Erine probeert dichterbij Sorane te komen, maar ziet plots een wapen, met een geluiddemper, op haar gericht. Ze schrikt hevig. Ook Malon schrikt van de snelheid waarmee, Sorane het wapen uit haar jasje haalde. Dan draait Sorane zich om en is met een sprong doorheen de doorgang. Erine rent naar de openhaard toe en grijpt haar wapen. Terwijl Malon zijn wapen opraapt, loopt ze door de doorgang. In de halfdonkere gang meent ze een schaduw te zien. Snel richt ze haar wapen en wil schieten, maar merkt ze dadelijk dat de veiligheid nog opstaat. Ze snapt ze niets van. Was Sorane niet van plan te schieten. Waren haar woorden een soort bluf. Achter zich hoort ze Malon, de gang inkomen. ‘Waar is ze, Erine?’ ‘Ik denk dat ik haar schaduw daar ergens zag, Malon,’ zegt de agente, terwijl ze de veiligheid van haar wapen aarzelend afzet. Nadat de agente haar zaklamp inschakelde, stappen ze allebei op hun hoede verder de gang in. Ze merken niet dat Sorane vlak achter de ingang in een donkere nis staat. Zodra beide agenten een twintigtal meter van de geheime deur af zijn, haast ze zich goed als geruisloos weer de salon binnen. Even werpt ze nog een blik op beide kinderen, die geen schuld hebben aan de misdaden van hun vader. Dan sluipt ze voorzichtig naar de deur en verlaat de salon. Onopgemerkt bereikt ze de trap en haast zich naar boven. Intussen blijft Erine plots staan. Ze richt haar zaklamp naar de vloer en dan weer vooruit. ‘Verdomme!’ roept ze uit. ‘Wat is er?’ vraagt Malon, die al een paar meter verder is. ‘Ze heeft ons liggen,’ sist Erine, terwijl ze zich om draait. ‘Wat?’ ‘Hier ligt een dikke laag stof, maar er zijn geen voetsporen voor ons. Achter ons alleen die van jou en mij,’ zegt Erine kwaad. ‘Kom, dan moeten we terug. Snel.’ ‘Dat haalt niets meer uit. Ze is er al lang vandoor.’ ‘Wat dan?’ ‘Doen wat we moeten doen. Het onderzoek verderzetten naar de daders van die moordpartij. Ooit zullen ze haar wel grijpen en dan krijgt ze haar verdiende loon.’ ‘Ik hoop dat je gelijk hebt, Erine. Ze is gevaarlijk en onberekenbaar. Wie weet wat ze van plan is?’ ‘Haha, je bent kwaad omdat ze je toen om haar vinger kon winden,’ zegt de agente spottend. Even werpt de man haar een kwade blik toe, maar zegt niets. Sorane heeft op dat moment een verborgen kluis op de bovenverdieping, open gemaakt. De zware deur zwaait moeizaam, maar geruisloos open. Sorane kijkt even naar binnen en glimlacht dan. Snel neemt er een paar kleine voorwerpen en papieren uit. De voorwerpen bergt ze op in een zak van haar jas en de papieren onder haar hemd. Even kijkt ze nog naar de rijen met geld, waarvoor zo veel mensen gedood zijn, dat in de kluis ligt. Snel vult ze twee zakken een pakjes met geld en enkele dingen die ze in Mogwan aan haar fortuin kan toevoegen. Maar plots merkt ze het kleine Pentagon op, dat haar al enige tijd fascineerde. Het is kleiner dan het pentagon dat toen over haar arm voelde glijden. Maar het heeft dezelfde kleur. Even staart ze er nadenkend naar. Aarzelend reikt haar hand naar het blauwgroenkleurig voorwerp. Ze voelt duidelijk de vreemde aantrekkingskracht die ervan uitgaat. Dezelfde aantrekkingskracht die ze telkens voelde, als ze in de buurt van dat ding, dat ze nu draag, was. Als ze het snel in haar zak wil steken, schrikt ze. Ze voelt iets aan haar hals kittelen als een vreemd stof zich van haar hals losmaakt. Het glijdt over haar arm naar haar hand toe. Als het van vorm verandert in een groen pentagon, naast het kleinere pentagon. Zodra het grotere gevormd is, begint het kleinere te vervormen en glijd naar het grote toe. Verbaasd ziet Sorane het met het grotere samenvloeien. Tot er maar een overblijft. Dan verandert het grotere pentagon opnieuw en glijdt weer langs haar arm naar haar hals toe. Het lijkt wel alsof het over de huid in haar hals kruipt. Voorzichtig tast ze aan de achterzijde van haar hals, maar ze voelt er zo goed als niets meer van. Een vreemd gedachte neemt vorm aan in haar hoofd. ‘Dank je, Sorane.’ ‘Wat was dat voor iets, Anya?’ denkt ze schrikkend. ‘Een aanvulling voor mij, Sorane. En in zekere zin ook voor jou.’ ‘Voor mij? Dat snap ik niet?’ ‘Ooit zal jij mijn gebieder zijn, Sorane Cobanon. Dan pas zal je het weten, maar niet eerder,’ hoort ze Anya in haar gedachten zeggen. Dan werpt ze nog een blik in de kluis, maar ook daar ziet ze het niet meer liggen. Dan merkt ze een pak op waar haar naam is geschreven. Verbaasd neemt ze het op en steekt het in haar zak. Nog even denkt ze aan dat vreemde Pentagon, maar trekt dan haar schouders op en duwt de deur langzaam dicht. Sorane stapt snel de trap af. Ze ziet beide agenten Erine en Malon staan praten met enkele collega’s en glimlacht even. Dan schrikt ze. Erine kijkt in haar richting, maar lijkt haar niet op te merken. Langzaam loopt ze naar de achterzijde van het huis toe. Eerst aarzelend, maar dan met steeds vastere stappen. Hoe het komt dat de agenten haar niet tegenhouden weet ze niet, maar ze bereikt even later de achterzijde van het huis. Snel opent ze de deur en haast zich naar buiten. Maar dan verstijft ze, voor haar staat een agent, die naar de deur, die langzaam dichtdraait, staart. Ze snapt het niet, het lijkt wel alsof hij haar niet kan zien. Zonder haar blik van de agent af te wenden, wijkt ze opzij. Nog steeds verbaasd ziet ze hem op de deur toelopen en deze voorzichtig openen. ‘Ze kunnen mij niet zien. Hoe kan dat? Zou Anya weer een van haar trucjes geactiveerd hebben?’ denkt ze verbaasd, terwijl ze even naar haar hals tast. Even kijkt ze nog glimlachend om zich en haast zich dan van het terrein af. Maar als ze weer bij haar zwever aankomt, moet ze aan haar stiefbroer en zus denken. ‘Ik moet hen op de hoogte brengen,’ fluistert ze en neemt haar smartphone uit haar riemzakje. Snel selecteert ze de naam van Reysa, maar die neemt niet op. Dan kiest ze maar voor haar broer Jenan en heeft enkele seconden later contact met hem. Gedurende tien minuten spreek ze met hem om hem op de hoogte te brengen. Ontsteld luistert de jongeman naar haar woorden. Als Sorane het gesprek beëindigd heeft, staart hij voor zich uit. Wankelend staat hij op en stapt enkele minuten later het kantoor van zijn overste binnen. Hij krijgt dadelijk verlof voor een paar dagen. Jenan haast zich naar het werk van zijn zus toe om haar op de hoogte te brengen van het vreselijk nieuws.
8. Een nieuwe baas
Als de hulpdiensten aankomen, is Sorane is al op weg naar huis. Pas in de late avond daalt haar zwever op de oprit achter het toestel van haar ouders neer. Heel even blijft ze voor zich uitstaren. Als ze uitstapt merkt ze dat haar vader de deur geopend heeft. ‘Sorane, ben jij dat?’ ‘Ja, pap.’ ‘En je opleiding?’ ‘Dat is voorbij.’ ‘Voorbij?’ Jov kan zien dat ze helemaal niet in orde is. En gelijk heeft hij. Zijn dochter voelt nog steeds de naweeën van wat er gebeurd is. Plots kijkt ze haar vader aan. ‘Het ondergronds complex is ontploft.’ Verschrikt kijkt hij haar aan. Maar Sorane zegt niets meer. Dus volgt hij haar als ze de salon instapt. ‘Sorane, wat bedo…’ Maar dan merkt hij zijn vrouw op, die met tranen in de ogen Runa hun pleegdochter begroet. ‘Gelukkig was je buiten, anders was je hier niet.’ ‘Ik kan er nu niet over praten, mam.’ Runa kijkt haar man even aan. ‘En wat gaat er nu gebeuren.’ ‘Ik weet het niet.’ ‘Je kan beter gaan zitten.’ ‘Mag ik in mijn oude kamer een beetje rusten, pap.’ Jov knikt en kijkt haar naar als ze naar de lift stapt. Dan gaat hij naast zijn vrouw zitten. ‘Wat is er daar nu weer gaande?’ ‘Misschien een aanval van een tegenstander van Akron.’ ‘Dan heeft Sorane geluk gehad.’ ‘Misschien vertelt ze ons morgen meer, schat.’ Runa knikt. ‘Laat ons ook maar gaan slapen.’ De volgende morgen zitten haar ouders aan de eettafel, als Sorane uit de lift stapt. ‘Goede morgen,’ zegt Runa. Sorane knikt even. ‘Nog steeds niet bekomen.’ ‘Ik zal me er wel overheen zetten, pap. Maar ik weet niet wat er gaat gebeuren.’ ‘Wat is er juist gebeurt, Sorane?’ ‘Ze hebben ze allen gedood. En ik drukte op de knop..’ ‘Wat bedoel je?’ Ik heb de Coördinator gedood, vader. Ik vluchtte met enkele anderen naar buiten. De elite actieven van Akron kwamen nadat wij buiten waren en doden diegene die nog binnen waren.’ ‘Dat is vreselijk, Sorane.’ ‘En toen drukte ik op het knopje in mijn hand, waardoor heel het complex de implodeerde.’ Jov en Runa kijken haar verschrikt. ‘Hoe kan…’ stamelt Sorane’s moeder. ‘Onze groep had springstoffen in heel het complex geplaatst. En ik activeerde die.’ ‘Jij hebt alles…’ ‘Ja, vader. Dat opleidingscenter van Akron bestaat niet meer.’ Even kijken Runa en Jov elkaar aan. ‘En wat nu,’ vraagt Runa. ‘Als ik mag, blijf ik een tijdje hier, moeder.’ ‘Je bent en blijft onze dochter Sorane.’ ‘Dank u, vader. Maar misschien breng ik jullie in gevaar door te blijven. Ze zullen mij zoeken en naar hier komen, pap. Maar ik kan niet vluchten.’ ‘Ze komen toch niet om jou ook nog om te brengen?’ vraagt Runa verschrikt. ‘Ik weet het niet. Ik hoop maar dat ik hen overtuigen om ons allen te laten leven. Ik ben de enige die famillie in de stad hier had. Daarom kan ik niet weg.’ ‘We zullen ons er wel doorheen slaan, Sorane. Je ziet het misschien veel te donker.’ Aarzelend knikt Sorane en gaat aan tafel zitten. De eerste dagen komt er niemand opdagen en zo gaat een week voorbij. Op het begin van de volgende week zit Sorane naast haar zusje en broertje, met hun ouders naar een gedeeltelijke heruitzending van een nieuwsverslag te kijken. Sorane staart naar de smeulende resten van het ondergrondse gebouw, dat ze zelf vernietigde. Jov kijkt even naar zijn aangenomen dochter en ziet tranen over haar wangen rollen. Ze hebben zeker tachtig doden uit de ruïne gehaald. Een zeer belangrijke moordenaars organisatie is opgerold, wordt er gezegd. Plots zet Runa het toestel af. ‘Genoeg geweld voor vandaag. Ik ga eten klaarmaken.’ ‘Je deed wat moest doen, Sorane. Je hebt er enkele een ander leven bezorgd.’ ‘Ja, vader. Maar ze zullen opgejaagd worden.’ ‘En jij.’ ‘Ik weet het niet. Misschien laten ze ons met rust, misschien ook niet. Het kan me niet zoveel schelen. Met mijn wapen is Verin gestorven. Ik begrijp nu waarom, maar toch… ik hielt van hem.’ Even is het stil in de kamer. ‘Nu pas besef ik dat ik de vader van mijn kindje, Tyjan, gedood heb.’ ‘Het is erg Sorane. Maar je moet je erov…..’ Op dat moment wordt er gebeld. Sorane, Jov en Runa schrikken op. Sluipend stapt Sorane naar het raam en kijkt voorzichtig naar buiten. Ze ziet een man vergezelt van twee vrouwen voor de deur staan. Ze herkent dadelijk de kledij van de twee vrouwen, die hetzelfde gekleed zijn. Ze dragen handvuurwapens in een holster op hun slanke dijen. ‘Die twee zijn lijfwachten,’ denkt ze. Snel haast ze zich naar haar uitrusting in de hal en gesp haar wapenriem om haar schouders. Even controleert ze de schouder holsters en haar wapens. Dan merkt ze pas dat Runa en Jov haar toeknikken. Beiden hebben een wapen in de hand. Even glimlacht Sorane en knikt dan maar. Aarzelend stapt ze naar de deur toe en opent ze. Klaar op in actie te schieten kijkt ze de drie aan. Ze hoort de man zeggen. ‘Zo te zien ben je op je hoede, Sorane Nador.’ Ze knikt even slikkend. ‘Maar het is niet nodig. Mag ik binnenkomen?’ Snel kijkt Sorane even naar de omgeving. ‘We zijn alleen met ons drieën. Grise en Luva blijven buiten op wacht staan,’ zegt de man. Sorane kijkt de man, die zijn handen ver van zijn wapens omhooghoudt, aan en knikt. De man volgt haar naar binnen en kijkt Runa en Jov even aan. Dan richt hij zich tot Sorane: ‘Wij weten dat jij de oorzaak bent van het vernietigen van de grootste opleidingscel van Akron. Sommigen van ons willen jullie bedanken, Sorane Nador. Akron werd te gevaarlijk, zelfs voor de mensen die in dienst staan van een zekere Aqunok. Voor jou hebben we een job omdat jij gebleven bent. Je vrienden kunnen ook eentje krijgen.’ ‘Zij hielpen mij omdat dit geen leven voor hen zou zijn. Ik weet niet waar ze heengingen, Sir.’ ‘Dat is spijtig, Sorane. We hadden hun talenten kunnen gebruiken. Maar het zij zo. Gelukkig voor hen zijn de databanken door de ontploffingen onherstelbaar beschadigd.’ ‘U sprak van een job?’ vraagt Sorane. ‘Ja, of wel treed je in mijn dienst of jij en je ouders komen niet levend uit dit huis.’ Sorane kijkt de man verschrikt aan. Ze kijkt de man recht in de ogen. Dan beseft ze dat de drie toch niet alleen gekomen. Ze vermoed dat er verschillende gewapende mannen en vrouwen om de villa postgevat hebben. ‘En jij. Ik kan je doden, man.’ Die glimlacht even en zegt: ‘Mijn leven is niet zo belangrijk, meisje. Maar ik ben zeker dat jij wil leven. Anders was je niet gebleven. En je bent trouw aan je famillie. Dat zijn pluspunten die we belangrijk vinden.’ Sorane kijkt de man in de ogen en knikt dan: ‘Mijn famillie heeft veel voor mij gedaan.’ ‘De leiding, waar ik deel van uitmaak, heeft beslist om je in dienst van de organisatie op te nemen. Als je toestemt zal je verschillende opdrachten moeten uitvoeren, maar ze worden flink betaald.’ ‘Je bedoelt opdrachten als huurmoordenares.’ De man knikt. Even kijkt Sorane naar haar ouders. Dan zegt ze, terwijl ze beseft dat die man voor haar ergens tot de top van zijn organisatie moet behoren: ‘Zoals u wenst, sir. Maar als ik dood, dan alleen mensen die het verdienen. Geen onschuldigen. En mijn ouders worden met rust gelaten.’ De man kijkt de jonge Sorane grijnzend aan. ‘Als dat je wens is, meisje. Geen probleem, er zal rekening mee gehouden worden. En je zal goed betaald worden voor elke succesvolle job. Je ouders doen hun werk goed, maar nu heb ik hun sector overgenomen. Dus werken ze zoals jij voor mij.’ Sorane knikt opgelucht en vraagt: ‘En die Aqunok. Wie is dat? Staat hij ook op de lijst van diegenen die ik moet doden.’ ‘Voorlopig nog niet. Onze mensen willen meer weten over de vrouw die hem lijkt te steunen.’ ‘Een vrouw. Is die dan zo machtig?’ ‘Dat weten we niet, maar ze lijkt zeer rijk te zijn. Niemand weet echter hoe ze eruitziet. Onze spionne is er tot nu niet in geslaagd om haar te ontmoeten.’ ‘Spionne?’ ‘Dat behoort niet tot jouw taak, Sorane. Ik wil nu je antwoordt. Treed je in onze dienst of niet.’ ‘Zolang het voldoende opbrengt, Sir.’ ‘Dat zal het zeker. Maar alleen zolang je succesvol bent. Meld je morgen op dit adres, Miss Nador.’ De volgende dag begint het nieuwe leven van Sorane. Een leven van doelwitten, diefstal en moorden. Al snel krijgt ze haar tiende opdracht. Twee dagen daarna vertrekt ze, nadat ze verschillende gegevens door bestudeerd heeft. Ze merkt echter dat ze gevolgd wordt, maar stapt gewoon op het vliegtuig met bestemming Gojonos. Deze grote stad is gelegen op het oostelijk continent. De man en de vrouw die haar volgen, doen zich voor als een getrouwd koppel en zitten een paar rijen achter haar. In Gojonos ligt ze gedurende verschillende dagen haar doelwit van op een dak of hoger gelegen appartement te observeren. Zo ontdekt ze dat de man die ze moet doden maar een pion is die bevelen van een andere krijgt. Op de vierde dag ontdekt ze wie dat is. Ze kent dat gezicht, want hij staat op de zwarte lijst van de mensen waarvoor ze werkt. De volgende morgen staat ze echter plots achter de twee die haar in het oog houden. ‘Nog niet uitgekeken, collega’s. Ben ik zo mooi dat jullie je ogen niet van mij kunnen afhouden?’ De twee kijken verschrikt om. ‘Wist je het, Sorane?’ Sorane kijkt de vrouw glimlachend aan. ‘Al van op de luchthaven. Ik heb een soort zesde zintuig voor die dingen. Maar ik heb een vraag. Zijn jullie op de hoogte van mijn opdracht?’ ‘Zeker.’ ‘Dus mijn doelwit is Nocvan Kollinor. Maar ik denk dat die maar een marionet is. Hij krijgt de bevelen van Divon Morda.’ ‘Divon Morda, ben je zeker?’ ‘Ja, honderd percent.’ ‘Dat is ernstig.’ ‘Als ik Kollinor uitschakel, dan is Morda er vandoor.’ Even is het stil. ‘Dan kunnen we beter contact opnemen met onze opdrachtgever.’ De man knikt even. Dan wendt de vrouw zich tot Sorane. ‘Misschien kan je beter even vrijaf nemen, roodkop.’ ‘Vrijaf. Nee, ik blijf mijn doelwitten observeren. Misschien ontdek ik nog wel een beetje meer. Maar waag het nooit meer om mij roodkop te nomen, Conryne. De volgende maal leer ik je een lesje.’ ‘Weet je dan wie we zijn?’ ‘Waarom niet, Ravon. Jullie zijn beiden nogal slordig, want ik kon zonder mij te haasten jullie bagage doorzoeken.’ Schrikkend kijken beiden haar aan. ‘Jullie weten waar jullie mij kunnen vinden. Laat me weten wie ik eerst moet neerknallen,’ zegt Sorane nog en haast zich naar haar huurzwever. Pas twee dagen later krijgt ze antwoordt van Ravon. ‘Morda is het doelwit dat je moet neerleggen, Sorane.’ ‘Dat zal iets moeilijker zijn, Ravon. Maar ik weet waar hij zich bevindt.’ ‘Ik ga mee.’ ‘Nee, ik werk alleen, Ravon,’ zegt ze en richt haar arm omhoog. Verbaasd ziet de man haar als een pijl aan een energiespoor omhoogschieten en even later naar een ander dak toe zwaaien. Dan trekt hij zijn schouders op. ‘Je doet maar, roodkop,’ fluistert hij. Die avond ligt Sorane op de loer in de nabijheid van een luxueuze villa. Overal lopen zwaargewapende bewakers rond. Meer dan een uur later komt Mordo naar buiten en loopt in gezelschap van twee vrouwen en twee gewapende mannen op zijn zwever toe. In de deur blijft Kollinor staan. Sorane verandert haar wapen even van richting, want die man is niet echt haar doelwit meer. Langzaam richt ze haar wapen weer op Mordo, maar in die beweging ziet ze een man, die een wapen in haar richting gericht houdt. Dadelijk rolt ze opzij. Juist op dat moment schieten drie capsules over de plaats waar ze juist lag. Als ze niet gereageerd had, want was ze zo goed als zeker geraakt. ‘Ze moeten mij kunnen zien,’ denkt ze, ‘ze moeten daar een omgevingsscanner bij zich hebben.’ Snel kruipt ze over het harde beton naar de andere rand toe en richt haar wapen naar op zoek naar de schutters. Als ze er een op het dak opmerkt, glimlacht ze. Met een snelle beweging richt ze het op haar nieuwe doel en haalt de trekker over. Zeshonderd meter van haar af stort een man over de rand naar beneden. De twee anderen zijn echter onder dekking van hun maat in haar richting gelopen en laten zich nu in dekking vallen. Sorane kruipt echter naar de achter kant van het dak toe en laat zich naar beneden zakken. Haar speciaal wapen hangt ze over haar schouder en ze trekt een pistool met geluidsdemper uit haar jas. ‘Te laat, meid. Een beweging en je bent er geweest.’ Langzaam draait Sorane zich om en ziet een van de twee voor zich staan. ‘Jij zal mijn baas vandaag niet neerleggen, roodkop. Die zit veilig binnen in zijn villa.’ ‘Bedoel je Kollinor soms? Dat is mijn doelwit niet, man. Mordo heeft nog maximum twee minuten.’ ‘Wat zeg je…. Mordo…. Nee, dat niet.’ ‘Dacht je dat niemand het door zou hebben, dat Mordo de bevelen geeft.’ ‘Horgo, haast je. Mordo is het doelwit. BEL HEM!!!’ Op dat moment barst de zwever uit elkaar. De man voor Sorane verstijfd even, maar dat is voor Sorane genoeg om haar wapen te heffen. Haar capsule treft de man tussen de ogen. Als de derde zijn maat ziet liggen, is Sorane al verdwenen en op weg naar huis. De volgende dag staat ze voor de baas, die haar de opdracht gaf. ‘Een geslaagde opdracht, Sorane. En je kan je verstand gebruiken, heb ik gehoord van Ravon.’ ‘Ik heb geleerd om mij zoveel mogelijk voor te bereiden, her. Daardoor werk ik iets trager dan anderen, maar ik raak wel het juiste doelwit.’ ‘Dat heb ik gemerkt, Nador. Ik heb de betaling op je rekening laten storten en nog iets extra.’ ‘Dank u, Her. Kan ik gaan?’ ‘Doe maar. Ik ben zeker dat jij een zeer goede aanwinst voor mijn organisatie zult worden. Neem een week verlof om uit te rusten.’ ‘Ik doe mijn best, als het maar goed betaald, heer.’ ‘Neem eerst een paar dagen verlof. Zoals ik al zei, verwacht ik je over een week terug. Want dan heb ik een nieuwe opdracht voor je. We sturen je de gegevens deze avond nog.’ ‘Begrepen, sir.’ De man knikt even en kijkt dan naar zijn scherm, alsof ze niet meer aanwezig is. Sorane haast zich naar buiten en zucht even, want ze is nu een weg ingeslagen zonder terugweg. Maar zij hebben geen famillie die ze moeten beschermen. Haar vrienden hebben misschien een betere keuze gemaakt, want zij maakten zich uit de voeten. Die avond kijkt Sorane juist op de klok, als ze een bericht binnenkrijgt. Snel leest ze de eerste regels. ‘Eind volgende week komt mijn doelwit op de luchthaven aan. Over elf dagen pas. Dat is nog een tijdje. Wat moet ik intussen uitvoeren, want ik ben niet gewoon om stil te zitten.’ Even kijkt ze om zich en zegt:’ ‘Eerst iets eten. Ik voel mijn buikje grommen,’ fluistert ze met een glimlach. In haar keuken pak ze een brood uit de kast en nog een paar dingen. Ze plaatst alles op een houden plank en gaat er mee naar de keukentafel. Als ze haar tweede boterham opneemt, moet ze aan haar jeugd denken. Plots komt het verlangen op om haar stiefouders eens weer te zien. Het is al geleden een tijdje geleden dat ze hen nog gezien heeft. En Reysa en Jenan nog veel langer. Dan merkt dat ze zich in de buurt van de wijk waar haar Jov en Runa wonen, bevindt. Kalm draait ze een parking op en zit even later voor zich uit te staren. ‘Zal ik even op bezoek gaan of niet.’ Ze kijkt even naar haar horloge. ‘Tijd genoeg. Mogwan moet maar even wachten,’ fluistert ze en stapt uit. ‘Het is al een tijdje geleden dat ik hen nog gezien heb,’ denkt ze, terwijl ze even glimlacht, als ze denkt aan de blijde gezichten van het gezin dat haar opgevoed heeft. Een twintigtal minuten later belt ze aan. De jongeman die de deur opent, kijkt haar verbaasd aan. ‘Hallo, broertje,’ zegt Sorane, ‘ken je mij niet meer?’ ‘Sorane, zus… Dat is lang geleden,’ roept Jenan uit en stapt op haar toe en omarmt haar. Als hij haar loslaat, fluistert hij opgewekt. ‘Kom binnen, Sorane,’ zegt de intussen bijna zeventienjarige Jenan. ‘Reysa, kom eens. Ons zusje is op bezoek.’ Even is het stil, terwijl Sorane haar lange jas aan de kapstok hangt. Dan stormt Reysa op haar toe en omarmt haar ook. ‘Lang geleden, zus. We maakten ons al ongerust,’ fluistert ze. Sorane beantwoordt ook haar omhelzing. 'Ik moet even weg, zusjes.' zegt Jenan met een glimlach. Reysa knikt. 'Kom, Sorane, dan kunnen we even gezellig praten.' Terwijl ze naar de kamer van Reysa stappen horen ze de voordeur dichtslaan. Na een paar minuten zegt Reysa: 'Weet je nog dat we samen een bad namen?' 'Dat is al een tijdje geleden, zusje.' 'Ja, acht jaar ongeveer. Jij had toen een mooie bolle buik.' Sorane knikt met een glimlach. 'Je was toen bijna zeven geloof ik.' 'Ja, en jij vijftien.' 'Toen mijn kindje geboren werd.' 'Heb je Tyjan nog gezien, zus?' 'Nee, ik denk zo weinig mogelijk aan haar.' 'Ben je dan niet droevig?' 'Soms wel, Reysa, maar dan denk ik aan iets anders. Of ga een lekker heet bad nemen.' 'En die Verin. Is dat nu je liefje?' 'Dat niet. Het is verboden om buiten de lessen en trainingen met anderen om te gaan. En Verin is niet meer onder de levenden.' 'O, zo. Is hij dood?’ ‘Ja, Hij slaagde niet in zijn opdracht,’ zeg Sorane na enige aarzeling, want ze vindt Reysa nog te jong voor de harde waarheid. ‘De is vreselijk. Maak je dat niet droevig?' ‘Een beetje, zus. Ik moest me over zijn dood heen zetten. Daarom probeer ik zoveel mogelijk aan iets anders te denken.' 'Mag je met mij omgaan?' ‘Dat wel, jij bent mijn zusje. En we mogen ook met collega's omgaan.' 'Neem jij maar een lekker bad, zoals je van plan was, Sorane.' Sorane kijkt naar Reysa en zegt: 'Zal ik doen. Tot straks.' 'En ik ga een beetje studeren, want dat is voor ons ook wel eens nodig.'' Als een drie uurtjes later Jov van zijn werk thuiskomt, merkt hij zijn oudste dochter op, die met haar zus en broer zitten te praten. Sorane staat op en kijkt haar stiefvader aan. Die bekijkt haar van top tot teen, voor hij haar omarmt en haar even op haar voorhoofd kust. ‘Runa zal blij zijn, Sorane. We hoorden later pas dat jij en enkele anderen iets met de ontploffing bij Akron te maken had.’ ‘Dat was ik, papa. Ik drukte zelf de knop in.’ ‘Wat? Waarom deed je zoiets?’ ‘Dat zal ik jullie na het eten vertellen. Dan is moeder er ook bij.’ Jov knikt even en vraagt: ‘Blijf je lang?’ ‘Ik heb een paar dagen verlof, papa. Ik kan wel even blijven, als jullie mij willen.’ ‘Dat zal je moeder zelfs eisen, dochter. Je bent voor haar nog steeds haar kleine meid.’ ‘Dan blijf ik.’ ‘Je kamer is nog steeds van jou, dus zal je je daar wel thuis voelen, denk ik.’ Met een glimlach knikt Sorane. ‘Dan ga ik me daar wel omkleden, papa. Misschien passen mijn oude kleren mij nog steeds.’ Als Sorane naar de lift stapt, kijkt Jov haar bezorgt na. Zijn dochter is een mooie jonge vrouw, die zich verhuurd om te doden. Hij slikt even, want de ouders van Sorane waren agenten. En nu is hun dochter een misdadiger geworden. Voor een deel is dat zijn schuld. Dan merkt Sorane haar stiefmoeder op, die juist aankomt. Haar voertuig daalt neer op de parking voor het huis. Snel haast ze zich naar beneden. Juist als ze de lift uitstapt, sluit Runa de deur achter zich. Ze verstart even als ze de roodharige vrouw opmerkt. ‘Sorane,’ fluistert ze. ‘Mama.’ Dan stapt Runa op Sorane toe en omarmt haar. ‘Wat ben ik blij dat alles goed met je is, kindje. ‘ Runa kijkt Sorane in de ogen als ze zich van haar losmaakt. ‘Je doet nog steeds veel aan sport, knappe meid,’ zegt zij glimlachend, als zij haar loslaat. ‘Dat hoort erbij, moeder.’ ‘En Akron. Wat is daar gebeurd. Uit de berichten bleek dat er vele doden waren.’ Die avond luisteren haar stiefouders, broer en zus ontsteld naar het verhaal van Sorane en het einde van Akron. Plots zegt Jov: ‘Nu begrijp ik waarom de gevangenen je wilden trainen, Sorane.’ ‘Ja, papa. Maar dankzij hen leef ik nu nog steeds. Zij maakten van mij diegene die ik moest worden om in Akron te overleven. Maar ik moest hen zweren dat ik de Coördinator zou doden.’ ‘En na je terugkeer, mocht je dan gewoon verder gaan met je opleiding. Sorane kijkt haar moeder aan en schudt haar hoofd. ‘Nee, dat niet, mama.’ Ontsteld kijkt Runa haar dochter aan als ze verder verteld. Meer dan een uur luisteren ze allen geboeid naar Sorane. Na haar verhaal is het stil in de salon. In gedachten kijken ze allen naar de vloer. ‘En jij, Sorane. Waarom ben jij gebleven?’ vraagt Runa, terwijl ze het antwoordt diep in haar binnenste al weet. ‘Om jullie. Ik hou van jullie allen, mama. Daarom ging ik op hun voorstel in, maar moest in dienst treden van de famillie die in deze streek de plak zwaait. Dat deed ik om jullie leven veilig te stellen. Maar ik verdien goed.’ ‘Kan je niet weg uit dat milieu, Sorane?’ ‘Nee, papa. Dan ben ik tot ze mij vinden op de vlucht. Ik moet mijn contract navolgen, als ik wil leven.’ Maar de volgende dag merkt Sorane dat er spanningen in het gezin zijn. Ze blijft echter op haar kamer tot haar vader, broer en zus weg zijn. Dan gaat ze naar beneden en kijkt haar moeder vragend aan. ‘Reysa en Jenan begrijpen het niet, Sorane,’ legt haar moeder. ‘Wat niet?’ ‘Voor hen beiden ben jij een koele genadeloze moordenares, Sorane.’ ‘Ik dood mensen zonder hen een kans te geven, Runa. Dus mijn zus en broer hebben wel ergens gelijk.’ ‘Dat ik een van diegenen was die Akron mee vernietigde, hebben ze mij niet echt vergeven, moeder. Ik moet hun opdrachten uitvoeren, wil ik blijven leven. Ze hebben in bedekte termen gedreigd om jullie ook aan te pakken, als ik het zou zwever om mij uit de voeten te maken.’ Ontsteld kijkt Runa haar aan. ‘Zouden ze zo ver gaan, Sorane?’ ‘Zeker. Het is niet de eerste maal. Ook bij Akron moest de naaste famillie het ontgelden als ze probeerden te stoppen.’ ‘Dat kan toch niet.’ ‘Ik werk voor mensen die de wet aan hun laars lappen, Runa. Voor hen telt een leven niet.’ Runa wankelt naar een stoel en gaat zitten. ‘Laat ons erover zwijgen, Runa.’ De vrouw knikt even en staart nadenkend voor zich uit. ‘Wees wel voorzichtig, Sorane.’ ‘Dat ben ik altijd, moeder.’ Maar als Runa en haar man twee dagen later thuiskomen van hun werk, is Sorane weg. Schoorvoetend vertellen hun dochter en zoon, van de hevige ruzie die ze met Sorane hadden. Hun zus heeft vol woede het huis verlaten. Ze hebben er beiden spijt van, maar ze willen geen van beiden nog iets met hun zus te maken hebben. ‘Ons lief zusje is een koele moordenares geworden en verdient haar bloedgeld, door mensen te doden,’ zegt Reysa met trillende stem. Dan rent ze naar de lift toe. Jenan trekt zijn schouders op, voor hij haar volgt. Runa kijkt even naar haar man. ‘Het komt wel goed, lieveling. Ooit zullen ze beiden Sorane wel vergeven.’ ‘Ik hoop het schat. Anders valt ons gezin uit elkaar.’ ‘Kom, we gaan eten klaarmaken.’ Runa knikt haar man toe en gaat hem voor naar de keuken. Sorane zit enkele straten verder in haar stilstaande zwever voor zich uit te staren. Even komt de gedachte op om terug te keren, maar dan komt haar trots opzetten. Ze schudt haar hoofd en start de motor. En maanden later, na nog vier geslaagde opdrachten, vette premies en een beetje buitgemaakte rijkdommen, bereikt Sorane Mogwan, een klein dorp, maar schrikt van de toestand hier. Ze is echter hier om rustig te kunnen trainen en niet om naar armoede te kijken. Maar toch is ze onder de indruk van deze arme mensen, die haar zonder iets te vragen helpen met de voorbereiding. Een paar dagen later krijgt ze haar volgende opdracht en trekt erop uit. Ze beseft dat ze haar leven steeds meer gevaar bevat, maar ze geniet wel van de vrijheid die het met zich meebrengt. Even denkt ze aan de jaren die voorbij zijn, want de tijd vliegt voorbij. Ze is nu al een tijdje een succesvolle huurmoordenares en dief, die een steeds hogere vergoeding krijgt. En die vergoeding wordt uitbesteed, waardoor het nu veel meer opbrengt. Bij die vergoedingen komen ook nog anderen dingen, die ze bij de diefstal buitmaakt. Die winsten mag ze voor zichzelf houden. Zolang ze niet weten dat die diefstallen meer opbrengen, dan wat haar opdracht opbrengt, kan ze ervan genieten. ‘Kon ik met die opdrachten maar stoppen?’ denkt ze zuchtend, ‘maar dan zou mijn leven geen cent meer waart zijn.’ Op een avond zit ze naar de muur te staren en moet terugdenken aan de week verlof bij de vriendelijke mensen in Mogwan. De volgende dag gaat ze op weg met haar zwever om een bezoek te brengen aan deze mensen. Maar onderweg verandert ze van gedachten en tegen de middag loopt ze de bank naast het gemeentehuis binnen. ‘Mijn naam is Sorane Cobanon.’ ‘Welkom, mevrouw. Wat kan ik voor u doen?’ ‘Ik zoek een stukje grond om een villa te bouwen.’ ‘Grond is hier genoeg, mevrouw Cobanon. In dit deel van de streek kan u zoveel grond kiezen als u wil. En de grond is ook niet zo duur als ergens anders. Er is veel werkloosheid in deze arme streek.’ Sorane knikt en kijkt even naar het deel op de kaart die de man aanwijst. ‘Ik zal eens gaan kijken.’ ‘Mag ik u vragen een aan klein voorschot te betalen, dan kan ik het wettelijk pasje klaarmaken om u als koper bij de eigenaar aan te melden.’ Sorane knikt. ‘Dat had ik al voorzien.’ Dan geeft ze hem een check. ‘Eentje voor het voorschot en eentje voor u. Ik laat morgen wel weten welke stukken grond voor welke ik interesse heb,’ zegt ze. ‘Voor mij?’ Met een glimlach knikt Sorane. ‘Mag ik u vragen om de papieren naar mijn kamer in het witte huisje aan de noordkant van het dorp te brengen.’ ‘Maar het is alleen op afhal…,’ antwoordt de man snel, terwijl hij verbaast naar de twee papieren, die hij in zijn hand heeft, staart. Even slikt hij als hij het bedrag, op de tweede check, bekijkt. ‘Dat kan ik niet aannemen,’ denkt hij. Maar de vrouw is al bij de deur. ‘Ik zal het persoonlijk brengen, mevrouw,’ zegt hij nog, terwijl hij even naar een stoel wankelt. ‘Die moet een goed inkomen hebben,’ denkt hij verbaasd. Sorane is intussen al buiten en haast zich naar haar zwever. Die avond zit ze gelukkig bij het kleine gezin, die haar opgevangen heeft. Ze heeft al meerdere stukken grond gekocht en een plan besproken met een gepensioneerde architect. Op basis van een schets die ze hem gegeven heeft, heeft hij haar beloofd om een villa te laten bouwen. Als ze hem een check geeft, wil hij eerst weigeren, maar ze schudt haar hoofd voor hij iets kan zeggen. ‘Ik wil dat u er iets aan verdiend, Mijnheer Loseran.’ ‘Dank u, mevrouw Cobanon. Ik zal zorgen dat de villa zo snel mogelijk klaar is. Maar er zullen wel een paar straten aangelegd moeten worden.’ ‘Daar zal ik wel voor zorgen, mijnheer Loseran.’ ‘Ik hoop dat de gemeente daarmee instemt, mevrouw.’ Sorane knikt en zegt glimlachend: ‘Laat mij weten zodra ik erin kan.’ Nadat ze hem een kaartje, met haar adres in de hoofdstad, gegeven heeft, kijkt de man haar na. Hij ziet haar naar een bankbediende toestappen. Terwijl Sorane een afspraak met een afgevaardigde aanvraagt, verlaat de architect het gebouw. De bankbediende brengt haar intussen naar een kantoor in een afgesloten ruimte, waar alleen belangrijke klanten toegelaten zijn. De man achter het bureau, staart haar echter verschrikt aan als ze binnen geleid wordt. ‘Dit is mijnheer Grivo Jaron,’ zegt de man die haar bracht nog, voor hij de deur achter Sorane sluit. Sorane glimlacht even. ‘Ik begrijp uw reactie, mijnheer Jaron. Maar u heeft het mis. Mijn naam is Sorane Cobanon. Ik weet dat ik fel op die andere met de naam Nador lijk en daarom soms problemen hebt,’ zegt Sorane, terwijl moeite heeft om hem voor te liegen, maar het kan niet anders. De man zucht opgelucht, als ze voor hem, op de door hem aangewezen stoel plaatsneemt. ‘Wat kan ik voor u doen?’ Sorane reikt hem een afgedrukt papier aan. Als hij leest wat erop staat, kijkt hij haar verbaast aan. ‘Is dit echt wat u wenst, mevrouw Cobanon?’ ‘Ja.’ ‘Bent u zeker, mevrouw? U wil maar een heel klein gedeelte van de winst en de rest is voor projecten hier in de stad.’ ‘Dat is mijn wens, mijnheer Jaron.’ ‘Ik zal de papieren in orde laten maken, mevrouw Cobanon. Zodra ze klaar zijn, zal ik u bezoeken ze om te ondertekenen.’ ‘Dank u, mijnheer Jaron. Dit is mijn adres, maar bel eerst even om zeker te zijn dat ik aanwezig ben.’ Als ze drie dagen later de papieren getekend heeft en naar bed gaat, voelt ze zich veel beter dan de laatste weken. ‘Mijn buit wordt nu voor iets nuttigs gebruikt,’ fluistert ze. Even moet ze aan haar medeleerlingen, die gevlucht zijn, denken. ‘Hoe zou het met hen zijn?’ denkt ze. Ze weet dat er nog steeds ijverig naar hen gezocht wordt, maar ze blijven spoorloos. Vroeg in de morgen staat ze op en gaat in de keuken iets te eten klaarmaken. Als ze de boterhammen en koffie op de tafel zet, valt haar blik op een enveloppe, die een paar dagen geleden, voor de deur lag. Aarzelend opent ze de enveloppe. Ze haalt negen bedrukte bladen papier eruit. Elk van die bladen bevat een opdracht, met de gegevens die ze nodig heeft. Ze zucht als ze, ze een voor een leest. ‘Negen doelwitten en vijf doden en ook nog vier kluizen leegroven.’ Dan stapt ze langzaam naar de tafel toe. ‘Zijn ze soms van plan om heel de misdaad uit te roeien?’ denkt ze. Dan schenkt ze koffie, haar lievelingsdrank, in. Tijdens het eten leest ze aandachtig de papieren. Nog voor de middag vertrekt ze weer. ‘Nu naar de stad, Ordvan, en mijn eerste doelwit,’ denkt ze. Twee jaar later stapt ze opnieuw uit haar zwever op de parking van het hotel waar ze steeds haar intrek neemt. Ze kijkt even verbaasd naar de omgeving, die al helemaal veranderd is. Mogwan is intussen helemaal opgebloeid. Er wordt op verschillende plaatsen gebouwd en er is al een ziekenhuis gedeeltelijk open. En werk is er in overvloed, waardoor verschillende gezinnen in de streek zijn komen wonen. Op een dag keert ze terug van een opdracht, als ze plots schrikt ze. Ze ziet Jenan haar stiefbroer uit het oude gemeentehuis komen en naar een zwever toestappen. In de zwever merkt ze nog twee gedaanten op. Als de zwever van haar broer wegzweeft herkent ze de vrouw die achterin zit. Haar zus Reysa. Een paar minuten later stapt ze het gemeentehuis binnen en wordt even aangestaard, door verschillende mensen die haar herkennen. ‘Mevrouw Cobanon. Welkom, mijn naam is Higan Terinan,’ zegt een bediende. Sorane keert zich naar hem en glimlacht. ‘Wat voert u hierheen, mevrouw?’ ‘Mijn stiefbroer. Ik zag hem juist naar buiten stappen.’ ‘U bedoelt die jongeman. Ja, hij en zijn zus zijn elk op zoek naar een klein huisje in de buurt. Maar ik heb hen moeten teleurstellen, want er is geen enkel huis beschikbaar. Er zijn wel appartementen in aanbouw, maar die zijn pas over enkele maanden klaar.’ Even denkt Sorane na. ‘Ik heb nog vier villa’s laten bij bouwen, mijnheer Terinan. De laatste is een maand geleden afgewerkt. Misschien kan je twee ervan aan hen ter beschikking stellen. Maar wel op voorwaarde dat ze niet weten dat ik de eigenares ben. En ik betaal alle kosten. Reken maar een normale huur aan, anders worden ze misschien argwanend.’ ‘Dat zal goed nieuws voor hen zijn, mevrouw. Maar als ik vragen mag, waarom mogen zij niet weten wie u bent.’ ‘We hebben ruzie en zolang die niet bijgelegd is, heb ik het liever zo. Misschien weigeren ze wel, als ze mijn naam weten.’ De bediende knikt even. ‘Ik zal hen dadelijk een bericht sturen.’ ‘Wil je mij iets laten weten als ze het al of niet aannemen?’ ‘Dat zal ik zeker, mevrouw.’ De man kijkt haar na als ze naar buiten stapt. Met een ruk moet hij zich van haar slanke gestalte losrukken. Dan haast hij zich naar zijn bureau.
7. Twijfels
Sorane komt enkele uren later aan in het training center. De Coördinator schrikt even als hij haar gewond, maar nog steeds in leven opmerkt. Hij roept haar op zijn bureau en ondervraagt haar hard. Sorane, die lichte koorts heeft, antwoordt zo duidelijk mogelijk. De Coördinator is opgelucht, als ze niets van Verins opdracht lijkt te weten. Ze houdt de agente schuldig aan de dood van haar vriend. Dus vermoedt ze ook niets van zijn plannen. ‘Maar ik moet haar nauwlettend in oog laten houden.’ Als Sorane op haar kamer zit, komt een jonge vrouw naar haar kijken. Sorane die er innerlijk niet zo best aan toe is, wordt door haar een beetje opgebeurd. Maar plots moet de roodharige aan de woorden van de agente denken. ‘…….doorboorde zijn borst vlak bij zijn hart. Ik zag het pas toen ik zijn wapen uit zijn hand schoot.’ Hierover moet ze nadenken. Ze beseft nog niet wat dat betekent, maar het duikt steeds in haar gedachten op. Ze ziet de schutter telkens weer naar links achteruit wankelen alsof hij geraakt werd door haar capsule. En de agente was niet gewond, dus… ‘Nee, die agente heeft niet geschoten. Dus moet…. Verin… Hij hielt toch van mij... Nee, dat kan ik niet geloven. Zij moet het geweest. Misschien raakte ik Verin juist toen hij haar betrapte.… Ja, dat moet er gebeurd zijn.’ Enkele anderen kijken haar met een vreemde blik. Ze haast zich naar de Coördinator, maar die is er niet. De volgende dag wordt ze echter opnieuw tot bij hem geroepen. De man reageert echter niet op de vragen van Sorane over Verin. ‘Je collega is dood, Sorane. Hij kan zijn opdracht die op hem wachtte niet meer uitvoeren, dus moet ik een andere aanduiden. Misschien zal jij dat zijn.’ ‘Maar Verin is…’ ‘En dan. Hij was je collega. Maar goed. Je krijgt een beetje tijd. Ik neem wel iemand anders voor die taak.’ ‘Dank u, Sir.’ ‘Over een week sta jij hier terug om je te melden. Gebruik intussen de tijd om wat er gebeurd is te verwerken. Maar over drie maanden krijg jij je laatste trainingsopdracht. Als je slaagt, wordt je status veranderd in actieve dienst.’ ‘Ik zal slagen, Sir. Want mijn doel is de daders voor de dood van Verin te laten boeten. Ik wil haar en haar opdrachtgevers dood voor mijn voeten zien liggen.’ Even schrikt de Coördinator van de woede in haar ogen, maar dan beseft hij dat ze die agente bedoelt. Zonder dat het Sorane opvalt zucht hij opgelucht. Ze wil die agente doden, want ze denkt dat zij de moorden gepleegd heeft. Hij weet echter niet dat ze gemerkt heeft, dat hij even gespannen was. Even meent ze een stem in haar binnenste te horen: ‘Die bedriegt jou. En hij handelt zelf in opdracht van anderen. Welke opdracht had Verin? Als die agente Nevon en Axin niet gedood heeft, maar Verin? Dan kon hij niet anders, dan jou ook ombrengen, want hij moet geweten hebben dat jij hem dat nooit zou vergeven.’ Even kijkt ze om zich heen en zucht opgelucht. Dan verlaat ze het kantoor. De Coördinator kijkt haar na tot de deur achter haar dichtschuift. ‘Ze doet maar. Als ze slaagt, is er een agente minder en als ik de kans krijg is ze er toch geweest. Alleen zou ik graag weten of dat wat Verin over mijn zoon en Sorane zei, klopt,’ denkt de man met lichte spot. In de gang blijft ze even nadenkend staan. ‘Toch kan ik het niet geloven. Is de Coördinator een van de opdrachtgevers? Zou hij weten wat ik de gevangenen op de mijn planeet beloofd heb. Dat moet ik uitzoeken,’ denkt ze. Zonder nog om te kijken, haast ze zich met vaste stap de gang. Maar de tijd vliegt voorbij, tot ze vier maanden na de dood van haar vriend voor een flatgebouw staat. Even kijkt ze om zich heen en dan blijft haar blik rusten op een steegje. Ze weet al enige tijd dat Erine Rand, de agente op het einde daarvan in een kleine flat woont. Dan trekt ze haar schouders op en fluistert even: ‘Vandaag zal je boeten, agente Erine Rand.’ Dan klimt Sorane achter het gebouw langs een muurtje omhoog. Daan richt ze haar rechterarm op de hogere rand van het piramidevormig gebouw tegenover haar. Een bijna onzichtbaar energietouw schiet ernaartoe. De roodharige stoot zwaait zich met een boog naar het gebouw tot. Langs de schuine rand stapt ze stap voor stap naar het dak tot. Als ze over de rand kijkt, ziet ze tot haar opluchting niemand. Snel haast ze zich naar de voorzijde toe en kijkt naar beneden. Ze ziet verschillende zwever voorbijrazen, maar niets verdachts. Dan loopt ze gebukt naar de rechterkant van het dak toe. Vandaaruit kan ze in de steeg, waar de agente achteraan een kleine flat bewoond, kijken. Nadat ze haar scherpschutterswapen ontvouwde, gaat ze liggen en richt haar wapen op een steeg. Glimlachend trekt ze het wapen terug en plaats het naast zich tegen de rand. Op de rand plaats ze twee kleine camera’s en richt die naar links van de straat en de andere naar rechts. Ze heeft het lichaamspatroon van de agent al een tijdje geleden gescand, toen ze haar in het oog hielt. Gisteren heeft ze dat patroon de dag ervoor in het geheugen van de camera’s geprogrammeerd. Even controleert ze alles nog eens. Dan breekt een lange wachttijd een. Intussen bekijkt ze op haar tablet naar de nieuwsberichten. Verschillende uren later piept een van de camera’s. Snel kijkt ze naar het kleine beeldscherm van toestel. Daarop staan gegevens van een agent die ook geprogrammeerd is. Bin Geron, de collega van haar doelwit. Ze kijkt even naar beneden en merkt dat de partner van Erine Rand, met een zwever naast de steeg tot stilstand komt. Ze merkt dat er nog drie andere in de wagen zitten. Als ze uitstappen merkt ze dat een van hen een vrouw is. Maar niet diegene op wie ze wacht. ‘Als je die agente dood, Sorane. Dan verlies je mijn hulp,’ zegt Anya in haar hoofd plots. Even schrikt Sorane en fluistert: ‘Ik moet het doen, Anya. Zij doodde Verin.’ ‘Nadat die jou wilde doden, Sorane. Dat bevestigen de gegevens.’ ‘Nee, dat is niet waar. Zij moet de dader zijn. Hé, wat nu?’ zegt ze. Verbaasd ziet ze dat de drie mannen en de vrouw achter elkaar met hun handen op hun wapen de steeg instappen. Ze wacht en wacht, maar ze komen niet terug. Wel staat de deur van de flat van haar doelwit open. Door het vizier van haar wapen kijkt ze naar de deur en stelt vast dat die ingetrapt is. Dan ziet ze een van de drie mannen uit de flat komen, gevolgd door de vrouw. ‘Een van hen is Reon Gohan en die vrouw is Elase Korvan. Allebei agente. Waarom zijn die hier,’ denkt ze. Ze merkt dat drie van hen achter een vuilniscontainer blijven staan. De vierde stapt naar de straatkant toe en blijft daar spiedend staan. ‘Wat zijn die van plan?’ denkt ze. Plots stopt een tweede zwever, waaruit een jonge vrouw stapt. ‘Dat is ze, Erine Rand.’ Snel richt Sorane haar wapen op haar doelwit, maar als ze de trekker wil overhalen, twijfelt ze weer. Weer ziet ze de gedaante voor haar ogen wankelen. ‘Waarom zou Nevon Verins naam met zijn bloed geschreven hebben, Of heb ik het mis. Heeft Verin mij werkelijk willen vermoorden?’ denkt ze, terwijl ze even de beelden van de gedaante voor zich ziet, toen ze hem raakte. ‘Verin, waarom heb je dat gedaan?’ fluistert ze, terwijl ze de waarheid beseft. Als ze zich de ogen van die agente herinnert, wordt haar overtuiging nog groter. Zo kijkt een schuldige toch niet. Het was alsof ze spijt en medelijden had. Andere beelden vloeien voor haar ogen voorbij. Haar gedachten zijn echter bij de woorden die Nevon schreef: ‘Verin en de eerste vier letters van mijn naam, had Nevon in zijn bloed voor hij bezweek geschreven. En de capsule in haar zak bleek later een van het wapen van Verin te zijn.’ Dan ziet ze weer de agente voor zich staan, naast haar dode geliefde. ‘Nee, Anya heeft gelijk. Die agente kan het niet gedaan hebben,’ fluistert ze verschrikt. Ze schudt haar hoofd door deze vaststeling. Langzaam dringt de harde waarheid tot haar door. Verin dode haar vrienden en wilde haar dan ook nog doden. ‘Dat moet die opdracht geweest zijn, waar de Coördinator het over had. Hij zei… Verin kon zijn opdracht niet uitvoeren. Hij moet Verin de opdracht gegeven hebben om mij te doden. Dat weet ik zeker,’ denkt ze, terwijl ze het zweet van haar hoofd wrijft. Ze is er plots zo van overtuigd dat ze niet meer kan vuren. ‘Verin, waarom deed je het? Ik hielt van jou en jij van mij,’ fluistert ze. Juist als ze haar wapen wil terugtrekken, richt ze haar blik weer door het vizier en merkt ze plots de vier anderen op. Ze hebben alleen hun wapen getrokken. Verbaasd ziet ze dat de Bin Geron zijn wapen op de agente, die zijn partner is, richt. Ook de drie anderen volgen zijn voorbeeld. ‘Wat is daar toch gaande?’ vraagt ze zich af. Ze drukt op een knopje van haar wapen en schakelt de richtmicrofoon in. Verbaasd luistert ze naar het gesprek. ‘Het spijt me, Erine. Maar jij zit ons te dicht op de hielen.’ ‘Hoor jij ook bij diegene die hun kenteken verraden, Bin?’ ‘Waarom zou ik het niet doen, Erine? Jij neemt geen steekpenningen aan, dat weet ik. Maar het brengt wel veel geld op. Meer dan waar we ons leven voor wagen.’ ‘En wat nu. Mij doden, Bin. Je weet wat een jacht er geopend wordt als er een agent gedood wordt.’ ‘Ja, Erine. En daar zullen wij met al onze inzet aan deelnemen. We zullen wel enkele daders kunnen grijpen, of ze schuldig zijn of niet.’ ‘Of ze schuldig zijn of niet,’ galmt even na is het hoofd van Sorane, terwijl haar ogen een staalharde uitstraling krijgen. ‘Smeerlap,’ fluistert Sorane. Even wil ze opstaan, maar dan hoort ze een andere zeggen: ‘Misschien wordt Sorane Nador wel verdacht, agentje. Want uit de opnamen, weet iedereen dat ze je bedreigd heeft, toen Verin, haar geliefde stierf.’ ‘Dat lijkt me een goed idee. Die roodkop is toch al verloren,’ zegt de vrouw instemmend. Intussen beseft Erine dat ze gelijk hebben. Ze zullen geen medelijden hebben om hun leven te redden. Eender wie zullen ze beschuldigen van de moord. Ze ademt diep in, want ze wil om haar leven vechten al zijn de kansen nog zo klein. ‘Het spijt me, Erine. Je beseft toch dat we niet anders kunnen.’ ‘Er zijn altijd keuzes, Bin. Maar die moeten jullie maken, niet ik,’ zegt Erine hees. Op het dak van het tegenoverliggende gebouw gaat er een schok doorheen het lichaam van Sorane. ‘De agente heeft hulp nodig, Sorane,’ hoort ze die fluisterende stem weer, ‘Alleen jij kan haar leven redden.’ ‘Ik weet het, Anya. Laat me nu maar. Ik heb mijn besluit al genomen.’ Even aarzelt Sorane nog, maar dan verandert haar wapen van richting en door het vizier van het wapen ziet ze bovenste knoopje van de jas van agent Geron. Heel even ziet ze voor haar ogen het beeld van een jonge vrouw, die ze op een nieuwsuitzending, in gezelschap van die corrupte agent zag. Zijn vrouw, Lisona. ‘Het spijt me,’ fluistert ze. Erine kijkt de drie mannen en de vrouw een voor een aan en ziet hun vastberaden blik. Ze beseft dat ze in een val zit waaruit geen ontsnappen mogelijk is. Plots gaat door het lichaam van Bin Geron een schok en hij wankelt achteruit. Zijn mond valt ogen om een kreet te slaken, maar hij haalt het niet de dood heeft hem al in zijn greep. Het wapen valt uit zijn levenloze hand. Ze zien allen het bloed, dat uit de wonde in zijn borst vloeit en zijn kledij rood kleurt. De anderen zijn even verstard en staren Erine aan, maar die is even verbaasd als zijzelf. De vrouw is het eerst over haar ontsteltenis heen en schiet dadelijk op Erine, die zich opzij werpt. Ze is echter iets te traag en ze voelt een klap, tegen haar buik en een tweede net boven haar zijde. Haar corrupte collega’s richten hun wapens opnieuw op de, tegen de muur leunende, agente. Ze denken nog steeds dat zij schoot. Maar een tweede man wordt door een capsule achteruit gestoten. De vrouw beseft haar fout en keert zich om, maar te laat. Een capsule doorboort haar hoofd. De derde man heeft het ook begrepen dat er een andere schutter moet zijn. De, voor hem bestemde, capsule slaat in de muur omdat hij snel opzij tot achter de agente, springt. Maar Erine heeft haar wapen getrokken en probeert het op hem te richten. De man is echter sneller en slaat het wapen uit haar hand. Snel grijpt hij de agente vast en trekt haar voor zich. Hij hoort haar kreunen, terwijl ze naar hand vaster tegen haar buik aandrukt. Hij probeert de gewonde Erine voor zich te houden, maar hij weet echter niet van waar de schoten kwamen en de schutter laat zich niet zien. De man duwt Erine vooruit naar hun zwever. Hij opent de deur en geeft Erine een duw. De agente valt op de grond en ziet het wapen van de corrupte agent op zich gericht. De man waant zich veilig achter de zwever en sist snel: ‘Dood ben je geen gevaar meer, Erine.’ Maar voor hij kan schieten, doorboort een capsule het dak van de zwever en slaat in zijn rug. Voor de ogen van Erine zakt hij in elkaar en blijft even naschokkend liggen. Erine kijkt even naar de lichamen van de corrupte agenten. Dan steunt ze opnieuw tegen de muur en tast naar haar wonden. Ze bloedt hevig en de capsule drukt tegen haar onderste rib. ‘Gelukkig is die niet geopend,’ gaat het door haar gedachten. Ze weet echter niet dat de capsule wel gebarsten is, waardoor het gif maar langzaam in haar bloed terechtkomt. Moeizaam wankelt ze tot tegen de zwever. ‘Wie heeft hen neergeschoten en waarom?’ denkt ze, terwijl ze voorzichtig naar de omliggende daken kijkt, want de schoten kunnen alleen van daar gekomen zijn.’ Ze ziet echter niets. ‘Zou het nu mijn beurt zijn?’ denkt ze en probeert in dekking te raken, maar ze krimpt in elkaar van de pijn. Even kijkt ze naar haar wonde en beseft dat ze nog steeds bloed verliest. Dan merkt ze de vreemde kleur op, die de huid om de wonde heeft. ‘Gif. Die capsule bevatte gif,’ beseft ze. Maar ze heeft niets om het gif te stoppen. Ze krimpt in elkaar als haar buik samentrekt van de pijn, die door het snelwerkend werkend gif, dat zich in haar lichaam verspreidt, veroorzaakt wordt. Opnieuw kijkt ze naar het dak tegenover de steeg, maar er gebeurt niets meer. ‘De schoten moeten vandaar gekomen zijn.’ Al verwacht ze elk moment om de schutter opnieuw te zien opduiken, ze ziet niets bewegen. Ze beseft echter niet dat ze langzaam minder en minder scherp begint te zien, want het leven vloeit met haar bloed op de stenen. En het gif heeft intussen haar hart en hals bereikt. Ze voelt haar spieren langzaam verstijven, terwijl haar lichaam door hevige pijnen door elkaar geschut wordt. Sorane zit intussen met haar wapen in handen voor zich uit te staren. Ze wilde die agente dood, maar ze kon het niet en nu liggen er vier anderen in hun bloed op de straatstenen. Dan haalt ze het geheugenkristal uit haar wapen en bergt het in haar borst zakje. Kalm plaatst ze haar wapen tegen de muur en laat het in elkaar klikken. Dan steekt ze het in een tas die op haar linker dij hangt. Even kijkt ze nog naar beneden en ziet verschillende voorbijgangers voorzichtig naar de doden toe stappen. ‘Deze vrouw maakt het niet lang meer? De hulpdiensten zullen te laat komen,’ fluistert een van hen. Sorane schrikt. ‘Heb ik alles voor niets gedaan?’ denkt ze, terwijl ze naar beneden kijkt. ‘Ze heeft jouw hulp nodig, Sorane. En snel. De capsules waren met een Ekrin gif geladen,’ zegt de stem van Anya. ‘Ekrin, ben je zeker. Dat is zeer dodelijk. Ik weet niet of…’ ‘Niet met die middelen die je bij jou hebt. Maar wel als je je zeer diep concentreert, zoals bij die jongen.’ ‘Die jongen. Bedoel je.. Zou ik dat nog eens kunnen?’ ‘Dat zul je weten als je het probeert. Maar je moet je wel diep concentreren om dat bewust te kunnen.’ Even aarzelt Sorane en ziet het lichaam van de agente schudden, terwijl het gif zijn werk doet. 'Maar als iemand mij herkent, dan....' 'Dat kan ik niet verhelpen, Sorane.' ‘Ik weet het wel, Anya. Ik moet het wagen anders is agente Rand over een paar minuten dood. Misschien kom ik nog op tijd.’ Dan haast zich naar de toegang tot de trap. Terwijl ze naar beneden rent, trekt ze snel haar handschoenen uit en steekt die weg in de zak van haar broek. Op straat kijkt ze om zich heen en ziet ze de eerste mensen terug op straat verschijnen. Drie mensen knielen naast de lichamen. In de verte hoort ze sirenes naderen. Maar dan valt haar blik op de steeg, waar Erine kreunend met opengesperde ogen rillend in haar bloed ligt. Snel rent ze de straat over en knielt naast de agente. Snel onderzoekt ze de gewonde en stelt vast dat een capsule doorheen haar lichaam geboord heeft, maar de andere zit nog in haar lichaam. De huid rond de inpakt wonde is okerkleurig met donkerbruine randen. ‘Anya, je hebt gelijk het moet Ekrin gif zijn,’ denkt ze. Als ze naar de huid rond de wonde tast, voelt ze de capsule even in de nabijheid van Erine’s onderste rib zitten. Dan kijkt ze naar de wonde en De schrikt slaat haar om het hart als ze de vreemde kleur van de huid opmerkt. Een kleur die ze zeer goed kent. ‘Juist Anya. Het is ekrin gif,’ fluister ze. ‘Is het daarom dat ze zo schokt?’ vraagt een van de omstaanders. Sorane kijkt de man even aan en knikt alleen maar. Ze weet niet wat te doen. De agente verliest zeer veel bloed, maar ze kan dat alleen doen stoppen als het gif geneutraliseerd is. ‘Ze bloed nog dood voor ze hier zijn.’ Dadelijk tast ze naar de rib van de agente wat niet gemakkelijk is, nu haar lichaam ook nog begint te schokken. ‘Ze lijkt niet gebroken, maar de capsule drukt er tegenaan.’ denkt ze, maar dan voelt ze plots niets meer. Plots ziet ze gegevens voor haar ogen in 3D. ‘He, waar komt dat vandaan? Anya, doe jij dat?’ Maar dan leest ze wat er staat en fluistert: ‘Die capsule is er niet meer… Hoe….’ ‘Je krachten openbaren zich Sorane. Maar je moet je nog meer concentreren.’ ‘Ik hoop ik dat kan, Anya. Die capsule was wel open en ze schokt hevig. Dus ze heeft vermoedelijk nog maar een paar minuten voor haar lichaam het begeeft.’ Snel tast ze naar haar riem en neemt een speciale contact module, met een doorsnede van vier centimeter, eruit. Zonder aarzelend trekt ze het beschermend vel eraf en drukt het tussen de borsten van de agente vlak boven haar hart tegen de huid. Dadelijk dringt een naald in het lichaam van de agente. Een seconde later schiet een licht blauwe vloeistof in de bloedstroom van de gewonde. Even kijkt ze de man aan die geknield naast haar zit en fluistert: ‘Dat zal de werking van het gif wel bestrijden.’ ‘Hopelijk was het nog op tijd,’ denkt ze. ‘Haar lichaam heeft schade geleden, Sorane. Verschillende organen zijn al aangetast.’ ‘Ik weet niet of ik het kan, Anya. Maar ik zal het proberen.’ ‘Je hebt tijdens je opleiding een cursus van de werking van het menselijk lichaam gekregen. Ook over bloedstromen. Dat zou voldoende moeten zijn. Concentreer je daarop.’ ‘Dank je voor je raad, Anya. Ik hoop dat het lukt, want mijn handen trillen omdat…’ ‘Niet aan denken Sorane. Doe wat je moet doen.’ Sorane drukt haar rechterhand tegen de wonde en probeert de raad van Anya uit te voeren. Ze concentreert zich steeds dieper en dieper en voelt plots de bloedstromen in schokjes door de beschadigde aders en organen voortbewegen. Ze voelt ook dat die kleine en grote schokken langzaam afnemen, terwijl ze op het herstel concentreert. Ook uiterlijk is het zichtbaar, want Erine’s lichaam trilt nog wel, maar schokt steeds minder. Dan neemt ook het trillen af tot ze niets meer waarneemt. Het bloed van de gewonde stroomt nu zonder hinder door haar haar lichaam. Als Sorane haar concentratie verbreekt, hoort ze pas de stem van de man naast haar. ‘Ik weet niet dat je gedaan hebt, mevrouw, maar ze is veel rustiger en schokt niet meer. Wat was dat groene licht?’ Sorane kijkt de man en weet niet goed wat te zeggen. ‘Ik vermoed het een gevolg is van de werking van dat gif bestrijdend middel, dat ik met die stikker in haar lichaam spoot. Dan herinnert ze zich de grote plas bloed. Dan tast ze opnieuw naar de huid waar de capsule zit, maar ze voelt hem niet meer. ‘Waar is de capsule nu heen?’ fluistert ze. Dan schrikt ze echter. Haar hand licht voor de tweede maal groen op. En weer, zoals de vorige maal bij die jongeman, ziet ze de huid van de gewonde voor haar ogen dichtgroeien. Aarzelend trekt ze haar hand weer weg en kijkt naar de wonde. Het bloeden is gestopt, maar de wonde is nog niet volledig gesloten. ‘Wat doe je, vrouw? Dat vreemde licht was er opnieuw’ vraagt een stem naast haar. ‘Ik probeer deze agente haar leven te redden, man. Wil je mij helpen, we moeten het bloeden zo snel mogelijk stoppen,’ zegt ze en opent ze een klein tasje. ‘Leeft ze nog?’ Even knikt Sorane en kiest, uit de voorwerpen die erin zitten, een spuitcapsule. ‘Ze bloed dood voor de ziekenzwever hier is,’ fluistert Sorane, terwijl ze de speciale capsule platdrukt. ‘En die anderen.’ ‘Die zijn niet meer te helpen,’ zegt Sorane gespannen en duwt op het spuitbusje. ‘Dan heeft die verdomde sluipmoordenaar eentje toch niet goed geraakt.’ Even werpt Sorane een blik op de man. ‘Dit is zijn wonden van een handwapen. Die anderen zijn door een groter wapen geraakt.’ Verbaasd staart de man haar aan. ‘Kent u iets van wapens?’ De roodharige zegt echter niets, maar spuit de vloeistof uit de capsule over de wonden. Het goedje vloeit met het bloed weer naar buiten, maar verspreid zich dadelijk als een spinnenweb en vormt een beschermende laag over beide wonden. Hierdoor wordt het bloeden gestopt en genezende impulsen in de wonde mengen zich met het bloed, waardoor het genezingsproces bespoedigd wordt. ‘Wil je helpen om haar om te draaien?’ vraagt ze aan de man. Die bukt zich snel naast haar en samen met Sorane draait hij de gewonde op haar zijde. De man schrikt even als de agente kreunt van de pijn. Snel trekt Sorane het hemd van de agente omhoog en bekijkt even de wonde. ‘Gelukkig zijn er geen beenderen geraakt,’ fluistert ze. ‘Dan heeft ze geluk gehad, dame.’ Sorane knikt en spuit ook hier een laagje over de wonde. Dan draaien ze haar voorzichtig op haar rug. ‘Zonder u was ze vermoedelijk doodgebloed.’ Even kijkt Sorane neer op de agente en merkt ze haar met halfgeopende ogen aankijkt. Erine ziet echter maar een wazige vorm, omcirkelt door een rode gloed. Op de straat stoppen verschillende politiezwevers. De agenten moeten zich een weg banen tussen de vele toeschouwers, die komen kijken. Sorane loopt tussen de mensen door, terwijl de man haar nakijkt. ‘Ik ken haar ergens van,’ denkt die, maar het dringt pas een minuutje later tot hem door. ‘De nieuwsberichten. Ja, zij moet het zijn. Verdomme, die wordt gezocht. Zou zij de schutter zijn?’ Maar hij ziet de roodharige nergens meer. Sorane staat tussen enkele toeschouwers en kijkt nog even om naar Erine, die intussen verzorgd wordt. Dan merkt ze dat de man die haar hielp, zoekend rondkijkt. ‘Die heeft me herkend.’ Toch zucht ze opgelucht, want ergens beseft ze dat ze juist handelde. Met snelle stappen haast ze zich naar de overkant van de straat, terwijl er nog steeds nieuwsgierigen toestromen. Hierdoor blijft ze wel uit het zicht van de man, die nog steeds rondkijkt. ‘Hopelijk haalt ze het,’ fluistert ze, als ze achter een straathoek verdwijnt. Maar dan denkt ze terug aan Verin die haar liefhad, of was dat een spelletje. Met verwarde gevoelens haast ze zich weg. Al stappend haalt ze de capsule, die ze eerder uit de vloer haalde op de plaats waar ze beschoten werd, op. Ze bekijkt hem langs alle kanten. Het is een capsule van een scherpschutterswapen. ‘Ik ben zeker. Dit is er een van Verins wapen,’ denkt ze. Die nacht ligt Sorane na te denken op haar bed on haar eigen flat. Al wil ze het niet geloven, maar ze raakt er steeds meer en meer van overtuigt, dat Verin haar wilde doden. Er is er maar een van wie die opdracht kan komen. De Coördinator. Weer komen de beelden van haar vrienden en hun baby’tje voor haar ogen. Even aarzelt ze, maar dan fluistert ze, met een droevige klank in haar stem: ‘Verdomme, Verin, waarom kon je niet weerstaan? Je hielt toch van mij. We hadden samen met onze vrienden kunnen vluchten.’ Dan keren haar gedachten weer naar de agente die ze hielp.’ ‘Anya, heb ik dat werkelijk gedaan? Hoe is dat mogelijk?’ ‘Ooit zal jij mijn gebieder zijn, Sorane. En die tijd komt steeds dichterbij en nu je krachten steeds meer toenemen, ben ik ervan overtuigd dat we beiden de juiste weg volgen.’ ‘Wat bedoel je met die krachten?’ ‘Daar mag ik niet veel uitleg overgeven. Ik kan je alleen helpen om in geval van nood er over te beschikken.’ ‘Zoals vandaag.’ ‘Ja, maar meer mag ik ook niet.’ ‘Waarom mag je dat niet?’ Maar Anya antwoordt niet meer en langzaam valt Sorane in een diepe slaap. De volgende morgen staat ze uitgerust op. Even tast de naar haar eigen kleine wonden, maar ze voelt er niets meer van. Als ze in de badkamer pyjama uittrekt staart ze even in de spiegel, maar van haar wondjes is niet veel meer te zien. Ze trekt haar schouders op en stapt onder het stortbad. Een twintigtal minuten later is ze klaar om te vertrekken. Nog even bukt ze zich voor de nachttafel en pakt een politiepasje, op naam van Sorane Cobanon, op. ‘Ik moet het zeker weten,’ denkt ze. Rond 19.00 uur loopt ze door de gangen van het ziekenhuis en laat haar de weg naar de kamer waar Erine Rand ligt wijzen. Het heeft haar enige moeite gekost, want ze staat onder toezicht van haar collega’s, tot het onderzoek afgerond is. Maar dankzij haar vals pasje wordt ze toch in de kamer van de agente binnen gelaten. ‘Zijn jullie hier om haar te beschermen?’ ‘Zoiets, agente Cobanon. Maar ook om haar te bewaken,’ zegt de grootste agent en kijkt even naar de bloemen, die de roodharige in haar hand houdt. ‘Bewaken? Heeft ze dan een misdaad gepleegd?’ ‘Dat denken ze. Enkele detectives denken dat ze haar collega’s in een hinderlaag lokte. Ze zoeken nu bewijzen, dat agente Rand steekpenningen aannam.’ ‘Erine is zuiver, agent. Maar de vier anderen waren uitschot, die het niet waart waren om zich agent te noemen,’ zegt ze, terwijl ze de kamer van Erine binnenstapt. ‘Wat? Ben je zeker?’ ‘En die schutter dan. Waarom schoot die hen dan neer? Of hebben ze misschien toch gelijk en heeft Erine de opdracht geven.’ ‘Dat zou ze nooit doen, agent. Ik hoop alleen dat jullie even onschuldig zijn als jullie gewonde collega.’ ‘Dat zijn we, agente,’ zegt de man slikkend. ‘We zien wel? Anders sta ik ooit voor jullie. We mogen ook niet vergeten, dat elke schuldige zegt, dat hij of zij onschuldig is,’ zegt Sorane en stapt de kamer van de gewonde binnen. Even kijkt ze naar de gesloten ogen van Erine Rand. De agent achter haar kijkt toe, als ze een pakje bloemen, met het berichtje eraan vast, zachtjes op het nachtkastje neerlegt. -Veel beterschap, SN.- Dan leunt ze tegen de muur en staat daar een tijdje roerloos naar de slapende agente te kijken. ‘Heb je hier nog iets te zoeken, agent?’ zegt ze plots en richt haar blik op de agent bij de deur. ‘We moeten haar ook bewaken, Cobanon,’ antwoordt de man. ‘Denk je dat ze in deze toestand kan gaan lopen, agent?’ ‘Ze wordt van corruptie verdacht. Zolang het tegendeel niet bewezen is, is agent Rand een verdachte. Zelfs als jij zegt dat ze een eerlijke agente is. Zonder bewijzen hangt ze.’ ‘Ik zal haar niet helpen ontkomen, Gorvon,’ zegt Sorane nadat ze even op zijn naamplaatje keek. De agent glimlacht even en gaat naar buiten. Even kijkt Sorane hem na en richt dan haar blik weer op de gewonde. ‘Ik heb nog iets goed te maken, Erine,’ fluistert ze plots en neemt de opname uit haar borstzakje. Even kijkt ze naar de geheugenmodule. Dan loopt ze naar het bed toe en legt hem naast de bloemen. ‘Dat zal haar wel vrijspreken,’ denkt ze. ‘Ik wens je veel geluk, agente. Je verdient het,’ fluistert ze nog. Dan verlaat ze de kamer. ‘Ik zal haar maar laten slapen, agent Gorvon. Ik kom later weleens terug.’ De agent in uniform knikt even. Verschillende weken later stapt ze, licht aarzelend, het centrale politiekantoor binnen. Ze toont haar pasje en voegt zich bij haar ‘collega’s’.’ Een agent die pas een paar maanden geleden uit de politieschool kwam, brengt haar naar de onderzoek afdeling. ‘Mijn naam is Malon Garent,’ zegt terwijl hij naast de roodharige ‘agente’ door de gang stapt. Hij schrikt wel even als de ‘agente’ interesse blijkt te hebben voor die moordenaar Verin. ‘Mijn naam is Sorane Cobanon. Sorane Nador was het liefje van Verin, de man die die drie moorden pleegden een paar weken geleden. We dragen dezelfde voornaam. Dat was een van de redenen waardoor deze zaak mijn aandacht trok. De vader van Sorane, Jov Nador, werkt voor een misdaadsyndicaat. Hij is betrokken bij een paar vreemde zaken. Dat is de tweede reden waarom ik dieper in Sorane’s familiezaken moet dringen.’ ‘Het spijt me, agente. Maar het lichaam van Verin Serunon is al gecremeerd.’ ‘Dan moet ik het verslag van de autopsie eens bekijken.’ ‘Alleen dokter Besidon kan ons daar toestemming voor geven. Ik weet echter niet dat hij die zal willen geven.’ ‘We kunnen het altijd proberen, agent Malon.’ ‘Hoe komt het dat u al een agente in burger bent geworden?’ ‘Mijn vader, Malon, hij was een zeer goede inspecteur en undercoveragent. Twee jaar geleden, een maand na mijn vierentwintigste verjaardag, werd ik bevorderd. Maar in de voetsporen van mijn ouders treden, is niet zo gemakkelijk als ik dacht. Toen ik op de zaak Nador stootte, nam ik de kans waar om te bewijzen dat ik een goede detective ben.’ De agent kijkt Sorane met een vreemde blik aan. ’24 jaar oud, dan ziet ze er wel veel jonger uit, dan ze is,’ denkt hij verbaasd. ‘Ik hoop dat je het lukt, agente. Misschien worden we ooit wel collega’s.’ ‘Misschien,’ zegt Sorane hees, want het kost haar al haar zelfbeheersing om deze leugens vol te houden. Ze wil echter haar doel bereiken, dus moet ze wel. Tot de verbazing van Malon, geeft de dokter zijn toestemming en beiden lopen naar de dossierruimte. ‘Zou de dokter zich door haar schoonheid laten beïnvloeden,’ denkt hij verbaasd als ze de dossierruimte betreden, waar de digitale bestanden opgeslagen liggen. Op de monitor bekijken beiden de gegevens tot Sorane plots schrikt. ‘Dus toch,’ fluistert ze. Malon kijkt haar verrast aan. ‘Wat is er?’ ‘De capsule die in de borst van de jonge moordenaar stak, kwam zo te zien uit het wapen van Sorane Nador. Dan moet zij hem van beneden geraakt hebben.’ ‘En dan, als er capsules rondvliegen dan kan er iemand geraakt worden en die capsule zal wel toeval geweest zijn.’ ‘Ik hoop het, Malon, want anders zou Sorane Nador een van de beste schutters zijn die er rondloopt,’ antwoordt de agente naast hem en kijkt even naar haar horloge. Dan leest Sorane verder tot ze plots even verstart. Er staat dat zijn DNA sporen op het scherpschutterswapen naast hem gevonden werd. Ook op zijn handen werden sporen het afvuren van het wapen gevonden. ‘Dus het was toch Verin die mij wilde doden. Toch moet hij in tweestrijd geweest zijn, want hij miste verschillende malen?’ gaat het door haar gedachten. Dan richt zij zich tot de agent: ‘Het begint tijd te worden, agent Garant. Ze zullen me wel terugverwachten op mijn bureau. Maar ik weet nu toch wel meer. Pas wel op voor die Sorane Nador, want ze zou weleens gevaarlijk kunnen worden.’ De agent neemt Sorane mee naar de uitgang en neemt van haar afscheid. ‘Misschien zien we elkaar nog weleens, agent Garant.’ De jonge agent kijkt haar na als ze naar haar zwever stapt. Even later ziet hij haar de weg oprijden. ‘Niets anders te doen, Garant,’ zegt een stem achter hem plots. Hij draait zich om. ‘Hai, detective Rand. Jij hier. Zo snel genezen. Hoe maak je het?’ ‘Veel beter, dankzij mijn wonderbaarlijke genezing. Volgens de dokters, zou dat kunnen te maken hebben met een vloeistof die op de wonde aangebracht door een onbekende vrouw. De stof die ze op de wonde aangebracht had, bleek, nadat ze de capsule probeerden te verwijderen, nog steeds te werken. De wonde werd daardoor afgedekt en het bleek ook nog een genezende stof te zijn. Binnen drie dagen was er van de wonde niets meer te zien.’ ‘Probeerden te verwijderen. Wat bedoel je?’ Ze vonden de capsule niet, Malon. Hij was verdwenen. Daarom weten ze niet wat die wonde veroorzaakt heeft. ‘Niemand weet waar die substantie vandaan komt. Of wie ze aangebracht heeft. Zelfs het gif in de capsule werd onschadelijk gemaakt door die vreemde substantie.’ ‘Iemand moet toch iets gezien hebben, Erine.’ ‘Het enige dat we weten is dat het een vrouw is. Maar sommigen spreken van blauw haar, anderen van groen en nog anderen van rood, en zo verder. Zelfs over haar kledij, spreken ze elkaar tegen.’ Even kijkt Malon haar verbaast aan. ‘Ze zullen die substantie wel analyseren.’ ‘Daar is het te laat voor, er is niets meer van te vinden.’ ‘Wat, dat kan toch niet.’ ‘Ik weet het niet. Maar nadat het goedje zijn werk gedaan had, verdwenen alle sporen ervan.’ ‘Waar komt die substantie dan vandaan?’ ‘Als ik dat wist eens wist, Malon. Maar alleen die onbekende vrouw, die me geholpen heeft, weet waar zoiets te vinden is. Spijtig genoeg zag ik haar maar wazig. Het leek wel alsof haar gezicht door een rode gloed omgeven was.’ ‘Ooit vinden ze die vrouw wel.’ ‘Ze heeft rode haren, Malon. Dus ik heb een vermoeden dat het Sorane Nador moet geweest zijn. Maar waarom dan.’ ‘Ben je zeker dat zij het was?’ ‘Niet echt. Ik zou alleen graag weten waarom ze mij geholpen heeft, want had zij het niet gedaan dan was ik doodgebloed. En een tweede vraag die ik mij stel, was zij dezelfde als diegene die de corrupte agenten doodschot.’ ‘Zou zij die schutter zijn?’ ‘Misschien. Maar het was wel een scherpschutter. Elk schot trof met dodelijke precisie zijn doel. Ze zijn alle vier dood.’ ‘Er is nog steeds een onderzoek gaande, Erine,’ zegt Malon. ‘Ja, maar dankzij een vreemde opname, werd ik vrijgepleit. Plots hadden ze bewijzend dat de vier ag…’ Meer kan Erine niet zeggen, want haar eigen partner was een van hen.’ ‘Denk je aan, Bin?’ ‘Ja, hoe kon hij zoiets doen.’ ‘Om het geld, Erine. Alleen vraag ik me af hoe zijn vrouw het opneemt.’ Aarzelend knikt de agente. ‘Lisona is er slecht aan toe. Eerst de dood van haar man en dan bleek hij ook nog schuldig te zijn aan omkoperij.’ ‘Gelukkig ben je weer in je eer herstelt, Erine.’ ‘Dat wel, maar hij was mijn partner. Ik hoop dat ik nooit in de verleiding kom.’ ‘Jij niet, Erine.’ ‘Ik ben ook maar menselijk, Malon. Ze hebben me al geld aangeboden, maar ik arresteerde die vrouw wegens omkoperij.’ ‘Daar heb ik van gehoord.’ ‘Laat ons erover zwijgen, Malon.’ ‘En dat kristal met die opname. Van wie zou die zijn.’ ‘Ik heb een vermoeden, maar dat kan niet kloppen, Malon. Die roodkop zou nooit helpen om me vrij te pleiten. Ze haat me.’ ‘Je bedoelt Sorane Nador?’ ‘Ja, ze heeft me zelfs gedreigd me te zullen doden.’ ‘Waarom?’ ‘Daar kan ik niet over praten, Malon.’ Malon glimlacht even en knikt dan. ‘En nog iets. Volgens een collega die mij bewaakte, was die roodharige een agente.’ ‘Verdomme. Dat zal toch niet…..’ ‘Wat?’ ‘Er was hier een paar minuten geleden een roodharige agente met de naam Sorane Cobanon. Ze was op zoek naar gegevens over Verin, de vriend van Sorane Nador.’ ‘Ik denk dat ik haar even gezien heb, toen ze naar buiten ging.’ ‘Zou kunnen, Erine.’ ‘Maar nu even over jou. Heb jij niets anders te doen dan hier te staan kijken?’ ‘Jawel, maar ik wilde even fris luchtje scheppen.’ ‘Is dat zo, Malon? Ik heb haar maar even gezien, maar die roodharige agente was wel een zeer mooie vrouw. Maar ergens doe ze me aan die huurmoordenares den..k… Zou het.. Nee, dat waagt die zeker niet.’ Malon gezicht krijgt een rode kleur. ‘Ze had hulp nodig,’ zegt hij wrevelig en haast zich weg. Erine kijkt hem na en glimlacht. ‘Zou hij een liefje hebben?’ Verschillende dagen gaan voorbij, terwijl Sorane zich opnieuw op haar lessen begint te concentreren. Op het einde van de maand wordt Sorane opgeroepen voor haar eerste opdracht, maar ze beseft dadelijk dat er iets in haar veranderd is. Ze wilden van haar een koelbloedige moordenares maken, maar de beelden van Nevon hebben haar veranderd. Als ze voor de Coördinator staat, zegt ze: ‘Ik kan niet slagen, sir. Verin is nog maar pas gedood. Daardoor kan ik mij nog niet voldoende concentreren.’ Even kijkt de man Sorane in de ogen, dan knikt hij. ‘Deze maal zal ik iemand anders die opdracht geven, Sorane. Je kan maar beter je gevoelens leren bedwingen, want de volgende maal sta je voor de keuze uitvoeren of je ligt dood voor mijn voeten op de vloer. Je kent de regels.’ ‘Zeker, sir,’ antwoordt Sorane met een geforceerde glimlach. De assistent van de Coördinator kijkt haar na als ze het vertrek verlaat. ‘Maak de goede keuze, meid, want anders verliezen wij de twee besten van deze lichting. Er kan geen genade zijn. Als ik je later alsnog laat ombrengen, dan zal ik moeten zorgen, dat de verdenking niet op mij valt,’ denkt hij. Twee avonden later ontmoet Sorane twee van haar vrienden bij de groep. ‘Hai, Sorane. Ben je eindelijk terug?’ ‘Nog maar een paar ogenblikken, Erson.’ ‘We moeten je spreken, Sorane.’ De roodharige knikt. ‘Over een uurtje in sector K, Erson,’ zegt ze. Dan haast ze zich naar een minder gebruikt deel van het ondergrondse complex. Hier heeft ze een verborgen ruimte, die alleen zij kan openen. Zelfs de Coördinator weet hier niets van. Als ze haar beide vrienden en enkele anderen eindelijk op de camerabeelden ziet naderen, opent ze de deur. Ook Erson en Ginsa zijn erbij. Even glimlacht ze, als ze het groepje ziet binnen komen. ‘Is er iets gaande?’ ‘We hebben beslist om onze plannen te vervroegen, Sorane.’ De roodharige kijkt Evino aan. ‘Zijn jullie dan klaar?’ ‘Ja. Ons bestaan is hier van geen tel. Layon heeft ons vertelt van de beelden die hij gezien heeft, toen Verin de opdracht kreeg om Axin en Nevon te doden. En als hij het goed gehoord heeft, moest jij er ook aan. Gelukkig mislukte Verin gedeeltelijk in zijn opdracht.’ ‘Ik dode hem, Evino.’ ‘Wat? Ben je daar zeker van? Ik hoorde dat een agente hem dode.’ ‘Nee. Hij vuurde van op een appartement naar mij en bezorgde me verschillende kleine wonden. Maar geen van zijn capsules raakte me goed genoeg. Dan kreeg ik mijn kans en raakte ik hem van op straat.’ ‘Dan moet je veel geluk gehad hebben, Sorane.’ Sorane kijkt Ginsa in de ogen en knikt. ‘Alleen voor onze vrienden was het te laat.’ ‘Je bedoelt Axin en Nevon?’ ‘En hun baby. Ik zal hen missen, want Axin heeft me altijd gesteund, tijdens onze opleiding.’ ‘Ieder van ons, denk ik,’ zegt Ginsa knikkend. Even is het stil in het vertrek. ‘Gaan onze plannen nog door,’ vraagt de jonge vrouw plots. ‘Nu zeker, Ginsa. Ik heb mezelf gezworen om de opdrachtgever te doden, Ginsa. En de Coördinator heeft Verin die opdracht geven. Dus is hij ook verantwoordelijk voor Verins dood. Maar we moeten wel het juiste ogenblik afwachten.’ Evino knikt. ‘Over een week zijn er verschillende leden, die niet bij ons groepje horen, op weg om hun laatste opdracht uit te voeren. We hadden geplant om er dan vandoor te gaan.’ Even denkt Sorane na. ‘In orde. We doen het. Maar we gaan er niet vandoor. Ik wil deze cel vernietigen.’ Verschrikt kijken beiden haar aan. ‘Wat? Waarom dan?’ stamelt Ginsa. ‘Ten eerste komen ze dan niet zo snel achter ons aan. En ten tweede. Ik heb dat moeten beloven aan enkele vrienden van de zoon van de Coördinator.’ ‘Zijn zoon?’ ‘Ja, zijn vrouw werd voor zijn ogen doodgemarteld door de Coördinator. Hij zwoor haar te zullen wreken, maar hij kon zijn vader niet doden. Daarom vroeg het aan zijn vrienden, maar die hebben allen levenslang. Zij trainden mij op voorwaarde dat ik de opdracht zou uitvoeren.’ Even zegt niemand iets. ‘Een schuld moet ingelost worden, Sorane. Als de Coördinator dood is, dan is alles hier in chaos,’ merkt Erson op. ‘Ik zorgt daar wel voor, Erson.’ ‘Hopelijk lukt je plan, Sorane. Zoals je al zei, wordt deze cel daardoor in een chaos herschapen. Zonder bevelen wordt onze vlucht iets gemakkelijker. Misschien slagen we er zelfs in om te ontkomen.’ ‘Verzamel onze volledige groep en bereidt alles voor, Evino.’ ‘Zoals we afgesproken hebben, zijn er al verschillende bommen geplaatst. Maar om dit complex met de grond gelijkt te maken. Hebben we er nog meer nodig.’ ‘Die zijn er genoeg, aanwezig in de voorraadruimtes, Evino. Voor ze die missen zal het al te laat zijn.’ De jongeman knikt even naar Ginsa, zegt: ‘En als we niet slagen?’ Sorane kijkt Ginsa in de ogen. ‘Dan maakt het voor ons toch niet veel meer uit. Maar ze zullen hier nadien geen nieuwe leden meer kunnen opleiden,’ zegt Evino. Even later verlaten beiden het vertrek, dat daarna door Sorane afgesloten wordt. Terwijl haar vrienden alles voorbereiden gaat het leven verder zijn gewone gang. Sorane traint opnieuw met de ijver die ze altijd gehad heeft. Diegenen die haar observeren zijn tevreden, want ze lijkt zich over de dood van Verin en beiden anderen heen gezet te hebben. Een week later krijgt ze een bericht dat ze bij de Coördinator verwacht wordt. Snel brengt ze haar vrienden op de hoogte. Ze besluiten dat het ogenblik gekomen is. ‘Dus we doen het nu.’ ‘Zijn de bommen geplaatst?’ vraagt Sorane. Een van de jonge vrouwen knikt. ‘Al meer dan een week, Sorane.’ ‘Dan doen we het. Evino verspreid je met jouw groep in de gang, die naar het kantoor van de Coördinator leidt. Ginsa, Jij en Erson komen mee met mij.’ Beide knikken en tasten even naar hun wapens, die in hun schouderholster dragen. Dan gaan ze op weg. Sorane drukt haar hand tegen het contact naast de deur, waardoor een signaal geactiveerd wordt. Van binnenuit wordt de deur geopend. Sorane stapt gevolgd door haar vrienden naar binnen.’ ‘Ik had Sorane uitgenodigd. Wat doen jullie hier?’ ‘Her Fakrin, onze groepsleider heeft ons gezonden om die twee hier voor een uur af te lossen,’ meldt Erson, terwijl hij naar beide lijfwachten wijst. ‘Is het al tijd voor jullie om te gaan eten?’ De twee mannen knikken. ‘Als Sorane vertrekt kunnen jullie haar vergezellen.’ Even kijkt Sorane naar haar vrienden, want dit is een streep door hun rekening. Maar ze ziet Erson knikken. Dan richt de Coördinator zich tot Sorane. ‘Ik heb je laten komen voor een opdracht, Sorane,’ zegt hij een reikt Sorane een foto en aan blad met gegevens over een man. Op de foto ziet ze een man, die ze moet doden. Maar ze kent hem niet. ‘Het is een hooggeplaatste, maar corrupte, politieman, roodkop. Dus iemand die tot jou voorkeursgroep behoort. Hij wordt voor een paar mensen te inhalig. Dus ik verwa…’ ‘Nee,’ zegt Sorane. ‘Wat? Nee.’ ‘Nee, Coördinator. Die agent dood ik misschien nog wel. Maar eerst kom jij aan de beurt. Jij gaf Verin de opdracht om mij te doden. Hij hielt echter nog steeds van mij, daarom miste hij.’ ‘Dat was zijn test, Sorane Nador. Het was hij of jij. Er kan maar een de beste zijn in elke groep.’ ‘En Nevon, Axin en hun onschuldig kindje. Waarom?’ ‘Zij wilden weg uit de organisatie. Dat kunnen we niet dulden.’ ‘Het spijt me, Coördinator. Die beslissing maakte van mij een vijand. Ik en Verin hielden van elkaar.’ ‘Waar ga je heen, Sorane? Niemand verlaat de organisatie, dat weet je?’ ‘Ik en enkele anderen hebben beseft dat ons leven voor jullie geen waarde heeft.’ De Coördinator kijkt even om zich heen en kijkt de andere aanwezigen een voor een aan. Hij voelt dadelijk de vijandige sfeer die er plots hangt. ‘Het is ons leven, Sorane. Wij hebben er allen voor gekozen. Iedereen die weg wil wordt uitgeschakeld, dat weet ieder van ons,’ zegt de Coördinator, terwijl een teken geeft aan de vier lijfwachten. Sorane reageert dadelijk en heeft bliksemsnel een wapen in haar hand. De man en de vrouw rechts van de Coördinator, krijgen haar capsule recht in het voorhoofd. Erson en Ginsa bergen hun wapen weer in het holster en staren even naar beide mannen naast de deur. Dan horen ze Sorane zeggen: ‘Zeker, Jij was de Coördinator. Wij de uitvoerders. Maar wij hebben een andere keuze gemaakt en besloten om onze kans te gebruiken. Maar er is nog een andere reden.’ ‘Welke dan, roodkop? O, je bedoelt mijn zoon.’ ‘Weet je daarvan?’ ‘Ja, Verin heeft je verraden.’ Even kijkt Sorane in zijn ogen. Dan glimlacht ze. ‘Dan moet ik er minder woorden aan vuil maken.’ ‘Mijn zoon kende de regels, Sorane. En hij is al een hele tijd geleden omgekomen. Ik vraag me af wie je die opdracht gegeven heeft. Op dat moment komt Evino met de anderen binnen. Zij houden hun wapen in handen. ‘Dus jullie zijn met meer dan jullie drie, die muiterij plegen. Denk maar even aan jullie kansen, mannetjes en vrouwtjes. Jullie zijn nog te jong om nu al te sterven.’ ‘Dat is juist, maar we steunen elkaar.’ De Coördinator slikt even, want hij beseft dat ze het allen menen. ‘En wat nu. Jullie beseffen toch dat ik alle actieven en niet-actieven achter jullie aanstuur.’ ‘Nee, dat zal je niet, man,’ zegt Sorane. ‘Ben je daar zo zeker van?’ Sorane knikt, terwijl ze de man nauwlettend in het hoog houdt. ‘Je zoon had vrienden onder de gevangenen. Jij hebt de vrouw van je zoon laten doodmartelen, omdat ze zwanger was. Mijn komst bood de gevangenen de kans, die ze anders nooit gekregen zouden hebben. Zij deden mij een voorstel, dat ik met plezier aannam. Dus gaven ze mij een harde opleiding die van mij de huurlinge maakte die ik nu ben. De training die ze mij gaven stelde mij gelijk aan een geactiveerde huurmoordenares.’ ‘Daarom was je ineens zo goed. Ik vermoedde al dat een normale training je niet zo ver gebracht kon hebben,’ zegt de man, terwijl hij naar enkele anderen, die nog in opleiding zijn, kijkt. Die trekken plots met een snelle beweging hun wapens. De Coördinator glimlacht eerst, maar als hij merkt dat ze hun wapen niet op Sorane richten, schrikt hij. ‘Wij zijn het allen eens. Dit leven is niets voor ons,’ fluistert Sorane, terwijl ze de Coördinator in de ogen kijkt. Die doet nog een poging om zijn wapen onder het bureau te grijpen. Maar Sorane is veel sneller. Haar wapen braakt een dodelijke capsule uit. Dodelijk getroffen zakt hij in elkaar. Op dat moment schuift de deur op. Vier mannen willen hun getrokken wapen richten, maar de vrienden van Sorane laten zich dadelijk vallen en openen het vuur. De vier storten in hun voorhoofd of in de borst getroffen neer. Maar er zijn nog anderen die door de schoten opgeschrikt zijn. Die grijpen hun wapens. In de hal barst een hevig vuurgevecht los tussen twee groepen. Langs beide kanten vallen doden en gewonden. Maar Sorane en enkele anderen hebben dit voorbereid en hebben een betere dekking. Meer dan vijf minuten later klinken de laatste schoten. De overlevenden staan op. De zes mannen en drie vrouwen kijken de roodharige aan, terwijl ze hun wapen wegbergen. Vier van hen zijn gewond, maar houden zich staande. Even kijken ze met gemengde gevoelens naar de doden. Diegenen die aan hun kant stonden en ook diegenen die vroeger hun collega’s waren liggen overal verspreid in hun bloed. Een van hen knielt naast een jonge vrouw, die in haar bloed op de vloer ligt. Langzaam sluit hij haar dode ogen. ‘Het spijt me, Liya,’ fluistert hij. Ginsa knielt naast hem en slaat een arm om zijn schouder. ‘Ze koos voor de andere zijde, Gersan.’ ‘Ik weet het. Maar ik had haar graag gespaard.’ Sorane kijkt hen met gemengde gevoelens aan. Erson, zegt met een hese stem: ‘Het was nodig, vrienden. Ieder van ons had de keuze. Maar nu zijn we vrij.’ ‘Vrij zijn we nog niet echt en dat zullen we nooit zijn,’ merkt een brunette op. Ze schrikken echter alleen van de ernst van haar woorden. Want ze zijn vanaf nu allen opgejaagden. Toch volgen ze Sorane naar boven. Sommigen geholpen door een ander. Maar ze bereiken allen veilig de bovengrondse villa. De groep verwijdert zich snel en zoekt dekking tussen de leegstaande villa’s in de buurt. ‘En nu. Wat doen we nu?’ vraagt een ander, terwijl die Sorane aankijkt. ‘Ik blijf in deze stad, want mijn stiefouders hebben hier een leven opgebouwd. Ieder van jullie kan dezelfde keuze maken of weggaan,’ zegt deze. ‘Wij gaan, Sorane. Wij hebben geen familie of vrienden die ons binden. Misschien ontmoeten we elkaar nog weleens, maar ik weet niet of we dit leven vaarwel kunnen zeggen.’ ‘Ik hoop het wel, Evino. Want vroeg of laat leidt dit pad naar de dood.’ ‘Het zij zo, Sorane. Wij denken onder te duiken bij de Taranen. Misschien kunnen we bij hen een beetje geluk vinden en deze tijd vergeten.’ ‘We moeten elk afzonderlijk onze weg gaan, vrienden. Alleen hebben we een grotere kans om de Taranen te bereiken,’ zegt Ginsa, terwijl ze de laatste hand legt aan het verband om de heup van Gersan. Die trekt dan zijn hemd er weer overheen. ‘Dank je, Ginsa,’ zegt hij. Dan ziet hij enkele vrienden. ‘Laat ons daar afspreken, Ginsa. Als we daar samenkomen, dan kunnen we ons organiseren en als het nodig is verdedigen.’ ‘Als de Taranen dat toelaten, Ovino.’ ‘Dat lukt wel. Ze hebben daar strijders nodig en wij zijn zeer geschikte kandidaten.’ ‘Pas op. Daar zijn er nog anderen.’ Op dat moment komen nog een twintigtal jonge mannen en vrouwen uit de villa. Dadelijk heerst er een vijandige sfeer. Sorane stapt naar de nieuwe groep toe. Het zijn mensen in opleiding zoals zij. ‘Wij kozen voor de vrijheid, omdat we niet willen doden in opdracht van Akron,’ zegt ze. ‘En daardoor hebben jullie ons in het verderf gestort, roodkop.’ ‘Jullie hebben nu de keuze. Voeg je bij ons of ga terug naar binnen.’ Enkelen van de groep knikken en willen vooruit stappen. ‘Als we hen uitleveren dan zullen ze ons sparen,’ roept een zwartharige jongeman, maar die schrikt als Sorane bliksemsnel haar beide wapens trekt. ‘Jij terug naar binnen, Riso. En diegenen die dezelfde mening toegedaan zijn, kunnen hem beter volgen,’ klinkt haar dreigende stem. Iets meer dan de helft van de groep maakt zich van hen los en voegen zich bij Sorane’s vrienden. Maar dan slaakt Erson een kreet. Sorane doet dadelijk een stap achteruit en draait zich om. Een van de jongemannen zakt dodelijk getroffen in elkaar tegen de muur van de villa. Maar hij draagt granaten, die dadelijk ontploffen als zijn lichaam de grond raakt. Die ontploffing dood verschillende mensen, die in de naaste omgeving staan. ‘Hij wilde je doden,’ zegt een van de leden van zijn groep gevoelloos. De anderen van die groep houden hun wapens op de zeven anderen, die bleven staan, gericht. ‘Wij steunen, jullie allen,’ zegt Teya, een jonge vrouw. De vrienden van Sorane zien hen knikken en laten hun wapens zakken. De tien overgebleven kijken Sorane met blikken van ingehouden woede aan. ‘Ga maar terug binnen en hoop op een genadige dood,’ zegt Sorane bijna fluisterend. Aarzelend stapt de groep achteruit naar de ingang van de lift toe. Ginsa geeft de anderen teken en zegt: ‘Laat ons gaan, want over een paar ogenblikken zullen de hulpdiensten hier aankomen.’ Dan omarmt ze Sorane even en fluistert: ‘Het ga je goed, meid.’ ‘Jullie ook, vrienden. Misschien zien we elkaar ooit weer.’ ‘Ik hoop het, Sorane. We zullen je niet vergeten.’ Als Gina achteruit stapt, Wordt ze opnieuw omarmt. Deze maal door een blondine met de naam Cerina. ‘Dank je voor wat je gedaan hebt Sorane. Hopelijk laten ze je in leven.’ Achter elkaar verlaten ze het brandende gebouw uit en nemen afscheid van elkaar. ‘Het gaat jullie goed, vrienden,’ zegt Sorane nog en kijkt hen na als ze tussen de huizen verdwijnen. Dan kijkt ze naar het kleine groepje overlopers. ‘Jullie kunnen beter gaan.’ ‘En jij blijft?’ ‘Ja, mijn ouders wonen hier nog.’ ‘Sommigen hebben nog famillie, maar die wonen hier ver vandaan. Of we die levend zullen bereiken, dat valt af te wachten. In de databanken zullen ze onze gegevens vinden en dan…’ ‘Ze zullen niets vinden,’ zegt Sorane en heft haar hand met een ontsteker omhoog. Ze kijken Sorane verbaasd aan en een van hen zegt koel: ‘Je wil alles vernietigen.’ Sorane knikt even. ‘Maar niet alleen het gebouw.’ Enkele van de andere groep knikken begrijpend. ‘Dank je,’ zeggen enkelen van hen. Anderen knikken alleen maar opgelucht. ‘Ga snel. Maar ieder op zichzelf en spreek ergens af om elkaar te ontmoeten. Zoals ook mijn vrienden.’ ‘Het ga je goed, Sorane Nador,’ fluistert een van de jongemannen, waarna hij zijn vrienden volgt. Sorane kijkt even naar het gebouw als de anderen al weg zijn. Dan glimlacht ze en kijkt naar de ontsteker in haar hand. Langzaam stapt ze naar een naburig huis toe en leunt tegen de muur. Ze moet niet lang wachten. Al na tien minuten ziet ze enkele zwarte zwevers aankomen, waaruit gewapende mannen springen. Een aantal rennen het gebouw binnen, terwijl anderen posities er omheen innemen. Ze zijn klaar om te schieten. Plots hoort ze zwak schoten uit de diepte van de lift naar omhoog komen. ‘Waarom schieten ze??? Ze zullen toch niet alle niet-actieven daarbinnen neer aan het schieten zijn,’ denkt Sorane met ontstelde blik. Het duurt meer dan twintig minuten voor er geen geluid meer te horen is. Sorane glimlacht even, want er zijn nog alleen doden en geactiveerden in het gebouw aanwezig. ‘Elite-eenheden van Akron. Spijtig voor jullie,’ fluistert ze en drukt de ontsteker in. Dan hoort ze verschillende ontploffingen diep onder de grond. Het bovengrondse huisje vliegt even later door de luchtdruk brandend uit elkaar.
6. De opdracht van Verin
Als de man eindelijk opkijkt, hoort Verin tot zijn ontsteltenis dat ze hen doorhebben. ‘Je bent erbij, Verin. Dachten jullie beiden misschien dat we het niet zouden ontdekken.’ ‘Ontdekken, sir? ‘Jij en Sorane hebben Axin en Nevon geholpen om weg te komen. En ze ook nog een onderkomen bezorgd. Maar Sorane heeft een kleine fout gemaakt, toen ze jullie vrienden ging opzoeken om hen de nodige papieren te bezorgen. We weten waar ze zijn en ook dat jij mee geholpen hebt.’ Verin slikt even, maar zegt niets. De Coördinator zwijgt ook om zijn woorden te laten doordringen. ‘Jij krijgt echter nog een kans, Verin. Want twee van de zes besten van jullie groep verliezen, dat kan ik mij niet meer permitteren. En Sorane heeft me op sommige tijdstippen nogal woedend gemaakt om het zacht uit te drukken. Ik denk niet dat zij een goede aanwinst voor de organisatie is.’ 'En daarom maakt u haar het leven zuur.' 'In zekere zin. Maar over jou. Gebruik je de kans die ik je geef, of wil je liever hier in je bloed op de vloer liggen.' Verin slikt even en vraagt dan: ‘Een kans?’ ‘Ja, maar dan moet jij Axin en Nevon uitwissen. En daarna is het Sorane of jij. Als jij haar dood, dan ben jij de nummer één van je groep. Anders wordt Sorane dat. Al is dat niet wat ik wil en je weet al waarom.’ De man merkt zijn vragende blik op. ‘Dus is het Sorane of mij?’ vraagt Verin plots. Even kijkt de man hem met een kwade blik aan, maar tot Verins opluchting, glimlacht hij. ‘Je wilt weten waarom Sorane tot je opdracht behoort, Verin. Ten eerste zijn jullie ongeveer even goed in jullie training. Toch is Sorane een zwakke schakel. Ze lijkt om mensen te geven en dat is de tweede reden. En zeker als het haar vrienden betreft.’ Verin weet niet wat te zeggen. ‘Wij beseffen dat jij meent van Sorane te houden, maar daardoor heb jij je schuldig gemaakt aan een tweede overtreding. ‘Dat kan de enige reden niet zijn, sir.’ ‘Nee, dat is de echte reden niet, Verin. Haar echte ouders waren politieagenten. Ik had een opdracht op een amazone planeet, maar haar vader Gono Saron kwam mij op het spoor en er volgende een vuurgevecht. Agent Saron, werd hierbij licht gewond, maar ik belande in het ziekenhuis met twee capsules in mijn linkerbeen. Een van de twee capsules had mijn spieren van mijn dijbeen gescheurd. Daardoor kon ik niet meer zo lopen als vroeger. Dat is de reden dat ik hier Coördinator werd. Ik wilde wraak, maar Gono Saron werd samen met zijn vrouw gedood bij een aanslag. Ik kon mijn wraak echter niet meer uitvoeren tot Sorane Nador hier leerlinge werd. Ik liet haar zoals alle anderen onderzoeken. Zo kwam te weten wie haar ouders waren en kreeg ook nog een dik betaalde opdracht van een amazoneleidster.’ ‘Een amazone. Bent u wel zeker?’ ‘Ik kreeg de opdracht van Vrouwe Eravna zelf. Zij wil de nakomeling van die verraders dood en ik ook. Dus dat is mooi meegenomen.’ ‘En daarom hebt u haar verschillende malen willen doden.’ ‘Ja. Maar het zou gelukt zijn, als ze niet door een onbekende opgeleid zou zijn tijdens haar jaar verlof. Alleen weet ik niet wie die onbekende of onbekenden waren en waarom?’ Even aarzelt Verin, maar dan zegt hij: ‘Je zoon, Sir. Hij had in die mijnen vrienden gemaakt onder de gevangenen. Omdat Sorane voor huurmoordenares opgeleid werd, door Akron, leiden ze haar in zijn plaats op.’ ‘Wat? Dus mijn zoon zou daarachter zitten.’ ‘Niet persoonlijk. Maar als Sorane gelijk heeft, dan ligt hij aan de bron van haar opdracht.’ ‘Opdracht? Wat bedoel je?’ ‘U, Sir. Ze is hier om u te doden.’ Even staart de Coördinator is Verins ogen. ‘Mijn zoon? Is dat zijn wraak? Zelf durft hij dat niet.’ ‘Misschien wel, Sir. Ik herhaal alleen maar wat Sorane mij verteld heeft.’ ‘Ha. Hij zal wel te laf geweest zijn.’ ‘Ik weet het niet, Sir. Ze vertelde ook nog dat hij in de mijnen de dood vond.’ ‘Dan moet ze zeker haar laatste adem uitblazen, Verin. Wil jij vandaag sterven of neem je de opdracht aan?’ ‘Nevon, Axin en nu ook Sorane doden. Kan ik dat?’ denkt hij. ‘Denk maar niet te lang na, Verin. Die drie of jij. Zo eenvoudig is het. Er kan er maar een de beste zijn per lichting en zoals ik zei. En ik wil haar dood bevestigd zien.’ Verin knikt, al is het met een lichte aarzeling. ‘Dus aan jou de beslissing. Sorane of jij. Ofwel voer je taak naar behoren uit of jullie liggen allebei aan mijn voeten.’ Even is het doodstil in het kantoor. Van alles gaat door heen Verin, hij houdt van Sorane, maar ook van het leven. ‘Ik wacht niet langer, Verin. Kies nu of...’ Maar Verin richt zijn blik standvastig op de man voor zich. ‘Ik zal mijn opdracht tot een goed einde brengen,’ knikt hij. ‘Vergeet het niet, Verin. We weten dat jij Sorane geholpen hebt om dat koppel te verbergen. Dus dit is een test om je trouw te bewijzen. Tracht ons niet te misleiden, want dan zou het wel eens kunnen dat onze meerderen misschien toch nog voor Sorane kiezen. Maar dan moet ik van mijn plan afzien en mijn beloning afstaan.’ Verin verstart even, maar laat niets van zijn gevoelens blijken en verlaat even later het kantoor. Even twijfelt hij of hij over de plannen van hun groepje zou spreken. ‘Misschien later. Nu zou dat mijn einde betekenen. Misschien kan ik ze later zelf een voor een uitschakelen,’ denkt hij. Zich oprichtend zucht hij en loopt verder door de gang. Toch is hij innerlijk nog steeds in tweestrijd. Dit is zijn kans kunnen zijn om hogerop te raken, maar dan moet hij Sorane opgeven en zelfs doden. Hij houdt van Sorane, maar hier kan hij niet onderuit, zonder zijn leven te verliezen. Hij kent Sorane goed genoeg, om te weten, dat, als hij haar zou helpen, ze wraak zou willen nemen. Ook de belofte aan die gevangenen speelt een grote rol. En de opdracht van de gevangenen zal ze zeker niet willen vergeten. Ook enkele van hun collega’s zouden haar zeker steunen, als ze wisten welke opdracht hij juist gekregen heeft. ‘Wat moet ik doen?’ fluistert hij. Maar nog iemand anders heeft het gesprek met verbijstering gevolgd. Een jonge man, die vandaag dienst had in de observatie ruimte. Even kijkt hij angstig om zich heen. Hij zucht opgelucht als hij niemand in zijn richting ziet kijken. Ze zijn allen met hun werk bezig. Snel verandert hij enkele instellingen en wist een deel van zijn logboek. Ongeveer drie uur later zit zijn dienst erop en hij verlaat de ruimte. Na het eten gaat hij met enkele anderen naar hun kamer om wat hij ontdekt heeft te bespreken. De vier anderen luisteren verbaasd en met ontstelling naar de woorden van hun vriend. ‘Zou Verin het werkelijk doen?’ ‘Ik weet het niet. Maar wat kan hij anders doen.’ ‘We moeten Sorane op de hoogte brengen.’ ‘Hoe, Layon? We weten niet waar ze is.’ ‘Ik vrees alleen dat Sorane woedend zal reageren als ze het te weten komt.’ ‘Dan moeten we klaar zijn, vrienden. Breng de anderen op de hoogte. Daarna wachten we op Sorane.’ ‘Je vergeet dat als Verin die opdracht uitvoert, er maar een van beiden terugkomt.’ ‘Hij houdt toch van Sorane?’ ‘Ja, maar hij staat voor de keuze. Leven of met Sorane gedood worden. Als hij voor leven kiest, dan is Sorane zijn doelwit. Alleen is het de vraag wie het overleeft.’ ‘Hopelijk is dat Sorane,’ zegt een vrouwelijke stem. ‘Dat hopen we allen. Maar zelfs als ze dood is, zullen we onze plannen ten uitvoer brengen. Dat hebben we elkaar gezworen, nog voor Sorane en Verin deel van onze groep uitmaakten.’ ‘Wat dan? Onze plannen versnellen.’ ‘Nee, maar als we willen slagen en als Verin erin slaagt om Sorane te doden. Dan moet Verin, nog voor hij het gebouw betreedt, gedood worden.’ ‘Wat? Je wil Verin doden.’ ‘Ja, dat kan niet anders. Hij en Sorane zijn de besten van onze groep. Als hij Sorane zou uitschakelen, dan is hij te gevaarlijk, want hij weet van ons.’ ‘Ik weet het niet, Layon.’ ‘We hebben geen keuze, Certina. Het is dan Verin of wij allen.’ ‘Het zij zo, vrienden. Tot een van beiden terugkeert, houden we ons stil. Niets mag ons verraden, maar we moeten klaar zijn om te doen wat moet gebeuren. Willen we allen blijven leven.’ Even is het stil in het vertrek. ‘We zien wel als het zover is.’ ‘Laat ons gaan rusten. Morgen na de training, komen we weer samen. We moeten plannen hoe we onopgemerkt voorbereidingen treffen.’ ‘Welke voorbereidingen?’ ‘Enkelen van ons moeten Verin opwachten en doden.’ Even is het stil in de kleine groep. Dan knikken enkelen. ‘Als we samenkomen spreken we af wie naar buiten gaat.’ ‘Tot morgen dan en vergeet niet om de meisjes van onze groep op de hoogte te brengen,’ zegt een van de jonge mannen.’ Afzonderlijk verlaten de aanwezigen het vertrek en ze haasten zich naar hun eigen vertrekken. In een luxueuze hotelkamer brengt hij de nacht door. Vroeg in de morgen staat hij op en begint zich klaar te maken. Hij is er met zijn gedachten echter niet bij. Verward maakt hij zijn wapen schoon en vult de lader ditmaal met giftige capsules. Maar hij weet nog niet echt wat hij zal gaan doen. Zijn opdracht niet uitvoeren en Sorane op de hoogte brengen. Daarna samen met enkele anderen proberen te ontkomen aan de Akroncel, waar zij opgeleid worden. Maar dat zou betekenen dat ze voor de rest van hun leven op de vlucht zouden zijn. ‘Nee, dat is het niet waart,’ denkt hij. Maar hij beseft ook dat als Sorane dit zou weten, dan zou ze zijn grootste vijand worden. Hij kent haar goed genoeg om dat door te hebben. Ze zou op hem zou jagen, tot een van hun beiden dood is. ‘Zou ik haar echt kunnen doden?’ vraagt hij zich nog steeds af. Dan kijkt hij zijn berichten na en leest er enkele. ‘Ze zijn nog steeds in de schuilplaats,’ denkt hij, ‘Dat is een beetje geluk hebben. Nu moet ik hen niet opsporen.’ Als hij een uur in zijn zwever stapt, staat zijn besluit al vast. Eerst die twee, daarna, de vrouw waar hij van houdt. Maar liefde heeft in hun beroep geen reden van bestaan. Tegen hoge snelheid raast hij over de wegen met als doel Mogwan. Aan de rand van de villawijk parkeert hij zijn zwever en stapt uit. Kalm neemt hij zijn gsm uit zijn riemtasje en aarzelt nog even nadenkend. Maar dan hakt hij de knoop door. ‘Het moet gebeuren,’ fluistert hij slikkend. Dan belt hij Sorane op. ‘Hallo, schat,’ hoort hij Sorane zeggen. ‘Ik heb een nieuwe opdracht gekregen. Eentje op de amazone planeet Trafar IV.’ ‘Bij de amazones, ben je zeker?’ ‘De Coördinator heeft me persoonlijk ontboden en de opdracht gegeven.’ ‘Wanneer vertrek je?’ ‘Morgen al, maar ik wilde je nog even zien voor ik moet gaan.’ ‘Zo snel.’ ‘Ja, En ik moest mij ook even voorbereiden, want het kan gevaarlijk worden.’ ‘Je maakt me zo gelukkig, Verin.’ Verin slikt even. ‘Kan ik dit wel?’ denkt hij, terwijl hij weer het gezichtje van Sorane voor zich ziet. Maar dan recht hij zijn schouders en zegt: ‘Pas over een maand kan ik ten vroegste terug zijn, schat. Daarom dacht ik eraan om met jou nog iets te gaan eten.’ ‘Slecht en goed nieuws dus, lieve schat.’ ‘Ja, het spijt me. Misschien kunnen we afspreken aan het restaurant van onze vrienden, No-nin en de anderen.’ ‘Zeker, ik verheug me er al op om de mensen daar nog eens te zien,’ stemt Sorane in. ‘Oké, Sorane. Ik ben er ongeveer rond 19.00u deze avond.’ ‘Tot straks dan, lieveling. Als ik kon zou ik je kussen, maar dat is voor straks.’ hoort hij haar nog zeggen, voor hij zijn toestel uitschakelt. Even blijft hij naar Sorane’s portret op het schermpje kijken, maar dan recht hij zijn rug. Langzaam schuift hij het toestel met trillende handen in zijn riemtasje. ‘Het spijt me, Sorane, maar ik kan niet anders. Hoe sneller ik eraan begin hoe sneller het voorbij is. En dan is er geen weg meer terug,’ denkt hij. Ook Sorane blijft even naar het portret van Verin staren. Als ze haar kamer verlaat, haast ze zich naar het park om na te denken, tot ze moet gaan om Verin te ontmoeten. Ze weet niet dat enkele mannen van de Coördinator haar, met kleine vliegende toestellen, laat observeren. De Coördinator grijnst als hij bericht krijgt dat Verin haar voor een etentje uitgenodigd heeft heeft. Verin weet niet dat de Coördinator is op de hoogte van zijn doen en laten terugkeer. Ook dat hij op weg is naar de schuilplaats van zijn twee andere vrienden. Als hij het huis bereikt waar Nevon en zijn vrouw zich verborgen houden, aarzelt hij nog even, maar dan trekt hij zijn wapen en draait de geluidsdemper erop. Voorzichtig sluipt hij geruisloos om het huis, maar merkt plots enkele agenten op. Ze zijn uitgeschakeld voor ze beseffen wat er gaande is. Dan dringt hij het huis binnen en staat plots voor Axin, die in de zetel zit. Even verstart hij als hij de baby ziet, die ze in haar armen heeft. Ze geeft hem juist borstvoeding. Even verstart hij als hij de baby ziet. Dan merkt hij dat de vrouw hem verschrikt aankijkt, terwijl hij aarzelt. ‘Verin, wat???’ fluistert ze, maar merkt ze dat hij zijn wapen heft. Ze beseft dadelijk waarom hij gekomen is. ‘NEEEE, Verin… Mijn bab…’ roept ze uit. Maar Verin schiet genadeloos. Hij vuurt eerst naar Arin en de capsule doorboort haar vlak onder de hals. Dan grijnst hij als hij eerst de baby twee capsules in zijn borstje jaagt. Dan richt hij zijn wapen op Axin, die ontstelt naar haar kindje kijkt. Ze ziet haar rok rood kleuren van haar en zijn bloed, want de capsules zijn ook door haar lichaam gegaan. Dan kijkt ze op en staart recht in het koele grijnzend gezicht van Verin. ‘Waarom?’ fluistert ze. Maar Verin zegt niets. Hij staart alleen naar de straaltjes bloed, die uit haar wonde over haar borsten vloeit. Hij wordt erdoor geboeid. Maar dan hoort hij stappen en haast zich naar de muur toe. Nevon die de woorden van zijn meisje hoorde, haast zich naar binnen. Als hij in de salon binnen stapt, blijft hij verstard staan. Hij ziet zijn vrouw achterover in de zetel in haar bloed zitten. ‘Axin. Nee, dat kan niet waar zijn,’ roept hij uit. ‘Nevan, p.. pas op. A….chter de deur….,’ hoort hij Axin kreunen. Dadelijk grijpt hij naar zijn wapen, maar dat heeft hij niet bij zich. Verin, die achter de deur staat, schiet genadeloos doorheen het hout. Nevons lichaam botst tegen de muur, voor hij langzaam in elkaar zakt. Verin kijkt even op hem neer.’ ‘Jij, Verin. Waarom?’ kreunt Nevon. Verin trekt zijn schouders op. ‘Niemand ontkomt aan de cel,’ fluistert hij hees. ‘S…orane z..al je het nooit v…ergeven, m….man…,’ kreunt Nevon, terwijl een poging doet om naar Axin te kruipen, maar de moordenaar glimlacht. ‘Ze krijgt geen kans, Nevon. Zij is de volgende op mijn lijst,’ zegt hij koel, terwijl hij beseft dat er geen weg meer terug is. Dan richt hij zijn wapen op zijn slachtoffer. Maar op dat moment valt de hand van Nevon slap op de vloer. Dan kijkt hij naar Axin, die hem strak aankijkt. Haar kindje is naast haar, uit haar machteloze armen, op de zetel gerold en ligt daar in zijn bloed. ‘Doe het en wees vervloekt, moordenaar.’ Langzaam heft hij zijn wapen en richt het op het hoofd van Axin, terwijl recht in haar ogen kijkt. ‘Sorane zal je doden, Verin,’ hoort hij haar nog fluisteren. ‘Vergissing, Axin. Sorane is straks even dood als jij. Die gekkin wacht op mij voor een lekker etentje. Maar ze zit daar op haar dood te wachten,’ zegt hij grijnzend. Dan haalt hij de trekker over. Uit zijn wapen komt een vuurstraal, die de capsule tussen de ogen van de jonge vrouw in haar hoofd jaagt. Nog even staart Verin naar het levenloze lichaam van Axin en dan naar haar dode baby. Een seconde denkt hij met spijt aan Sorane, maar nu kan hij niet anders meer. Als ze te weten komt wat hij gedaan heeft, dan zal ze komen om hem te doden. Het is hij of zij. Even aarzelt Verin nog, maar dan schroeft hij de geluidsdemper weer los en bergt hem weg. Met een snelle beweging steekt hij het wapen in zijn schouderholster. ‘Dat ging snel en eenvoudig. Nu Sorane, ben jij aan de beurt,’ denkt hij slikkend, terwijl er even een droevig blik in zijn ogen verschijnt. Misschien had hij met Sorane het geluk kunnen vinden, want hij beseft dat hij nog steeds op haar verliefd is. Maar terzelfdertijd komt ook het besef, dat er nu geen weg meer terug is. Even later zweeft hij weg, maar juist als hij de toegangspoort uitzweeft, draait een zwever de bocht om. Hij kan hem op het nippertje ontwijken. Even merkt hij een vrouw achter het stuur op, maar hij kent haar niet. Met toenemende snelheid raast hij voorbij de toegangspoort. De vrouw in de zwever stopt op het binnenplein van de villa. Maar als ze uitstapt, beseft ze dat er iets vreselijks gebeurd moet zijn. Als ze met getrokken wapen door de deur stapt, wordt haar angst bewaarheid als ze eerst Axin en haar kindje opmerkt en dan Nevon. ‘Verdomme, zelfs het kindje.’ roept ze uit als ze de doden opmerkt. Als ze zich wil omdraaien, merkt ze plots dat de rechterhand van Nevon iets op de vloer neergeschreven heeft. Verin… Sora…….. Dan herinnert ze zich de zwever die weg raasde. ‘Verin. Sora... misschien Verin en Sorane? Probeerde de dode de naam van zijn moordenaars te schrijven.’ Even kijkt ze om zich heen. Maar buiten de doden is er niemand. ‘De zwever die weg raasde, die moet ik…’ gaat het door haar gedachten. Dadelijk rent ze naar buiten en springt in haar zwever. ‘Verin? Dat is toch het liefje van die Sorane Nador? Volgens de inlichtingen zijn die twee een koppel. Zou die hier nog ergens zijn’ denkt ze en kijkt even om zich heen. ‘Eerst die zwever.’ Dan raast ze met loeiende motor weg. Met halsbrekende snelheid zweeft ze over de zanderige weg, terwijl ze snel contact opneemt met de politiecentrale om de moorden te melden. Als snel heeft ze de zwever in zicht. Maar Verin, die intussen zijn daad probeert te verwerken en iets vertraagde, merkt de zwever die hem achtervolgt bijna te laat op. Per toeval kijkt hij even in de spiegel en ziet de zwever naderen. ‘Dat moet die vrouw zijn. Wie is dat nu weer?’ denkt hij verschrikt en drukt het gaspedaal helemaal in. Met halsbrekende snelheid raast zijn zwever over de zanderige weg. Maar de vrouw is hardnekkig en blijft hem naderen. Innerlijk moet hij haar bewonderen, maar ze wil hem tegenhouden. Dus zal ze ook moeten sterven als ze in zijn weg moest lopen. Meer dan een uur later zweeft hij de stad binnen met de agente ongeveer honderd meter achter hem aan. Gelukkig is het minder druk op dit tijdstip, toch botsen een paar zwevers als ze de voorbijrazende zwevers proberen te ontwijken. Plots ziet ze Sorane op het voetpad wandelen en vertraagd. Maar Sorane merkt haar niet op. ‘Sorane hier. Hoe…. Had ik het mis?Heeft ze dan wel iets met de moorden te maken?’ vraagt de agente zich af. Dan pas merkt ze dat ze de zwever van uit het zicht verloren is. Die moordenaar zucht opgelucht, als hij de zwever van de agente niet meer opmerkt. Maar hij weet niet dat ze, intussen uitgestapt is en te voet Sorane volgt. De agente ziet de jonge vrouw die ze volgt een restaurant binnenstappen. ‘Wat is hier gaande? Weet ze niet waar haar liefje is of hebben ze hier afgesproken?’ vraagt ze zich af. Alleen is de zwever van Verin…. ‘Daar is hij,’ denkt ze als ze de man die ze volgt, zich met haastige stappen het hotel aan de overzijde van het restaurant binnen haast. Hij merkt het echter niet, dat de agente hem al opgemerkt heeft. Ze weet niet goed wat te doen. Ze weet echter niet dat Verin hier eerder een kamer gehuurd heeft. Op de twaalfde verdieping stapt hij uit en haast zich naar zijn kamer. ‘Wie is nu belangrijker, Sorane of Verin.’ Besluiteloos wacht ze even. ‘Zou ik Sorane oppakken of.. nee, ik kan nog niets doen. Ik heb geen bewijs dat ze medeplichtig aan de moord op dat kleine gezinnetje.’ denkt ze, terwijl haar hand van haar wapen terugtrekt. Intussen loopt Sorane tussen de stoelen en tafels door naar een ober die ze kent. ‘Hai, Sivon. Hoe is het?’ ‘Zeer goed, Sorane. Het is op het moment iets minder druk dan anders, maar verder is alles in orde. De zaken gaan goed.’ ‘He, Sorane. Jij hier dat is al een tijdje geleden. Hoe is met jou en die knappe jongeman, Verin?’ De roodharige kijkt om en ziet Achnaya op zich afkomen. ‘Werk je hier nog steeds?’ ‘Zoals je ziet, meisje,’ zegt de tweeëntwintigjarige vrouw en omarmt Sorane. Geen van allen weet dat Verin aan de overzijde en wapen op hen gericht houdt. Maar hij aarzelt nog steeds. ‘Verin komt ook. We hebben hier afgesproken.’ ‘Dan zijn jullie nog steeds bij elkaar.’ ‘Ja, we zijn verliefd op elkaar,’ antwoordt Sorane. ‘Dan kun je beter buiten op het terras gaan zitten, dan zie je hem aankomen,’ zegt Achnaya lachend. ‘Daar heb je gelijk in. Straks denkt hij nog dat ik er niet ben,’ zegt Sorane met een glimlach en haast zich naar buiten. De agente die nog steeds buiten staat, merkt dat de roodharige weer naar buiten komt en op een van de stoelen gaat zitten. Ze weet niet dat de loop van Verins wapen volgt zijn prooi Sorane volgt, maar nog steeds aarzelt hij. Ze handen trillen van de spanning. Hij ademt een paar maal in en uit, voor hij weer door het vizier kijkt. Hij merkt dat zijn vriendin aan een tafeltje langs de zijkant plaats genomen heeft. Achnaya brengt haar juist een frisdrank. ‘Dank je,’ knikt Sorane haar toe en neemt het glas van de tafel op. Ongeduldig wacht ze op Verin, want ze wil hem zien voor hij weer vertrekt. Ze weet echter niet dat hij een wapen op haar gericht houdt en innerlijk een zware twee strijd uitvoert. Maar zijn beslissing was al gevallen op het moment dat hij Axin en haar kind dode. ‘Ze maakt het me wel gemakkelijk,’ denkt hij. Langzaam kromt hij zijn vinger om de trekker. Als hij vuurt, beseft hij dat zijn handen te hard trillen. Sorane wordt door de capsule achteruitgeworpen en stort neer op de grond. De agente ziet Sorane vallen en beseft dat ze neergeschoten is. Snel kijkt ze om zich heen en merkt minstens tien verdiepingen hoger een wapen naar beneden gericht is. ‘Verin? Of iemand anders. Hij zal zijn liefje toch niet neergeschoten hebben,’ denkt ze. Dan komt ze in actie. En rent ze naar de ingang van het hotel toe. In de hal roept ze naar de bediende: ‘Bel de hulpdiensten. Er is een vrouw neergeschoten.’ De man kijkt haar even verschrikt aan en dan drukt hij enkele knoppen in. ‘Die man van een paar minuten geleden, welke kamer,’ hoort hij de vrouw nog vragen. ‘Twaalfde verdieping, kamer 1246.’ roept hij verbaasd terug. Dan haast ze zich naar de trappen. Zo snel ze kan rent ze naar boven. ‘Als ik maar op tijd kom, voor hij zich uit de voeten kan maken,’ mompelt ze. Hijgend opent ze de deur die toegang geeft tot de twaalfde verdieping en trekt haar wapen. In de gang ziet ze alleen een kuisvrouw met een zwevertje. Snel loopt ze erheen en vraagt, terwijl ze haar politiepasje toont: ‘Politie, heb je een jongeman gezien die uit de lift kwam?’ ‘Kamer 1246,’ zegt de vrouw en geeft haar toegangskaart. De agente knikt de vrouw toe en haast zich naar de deur toe. Voorzichtig opent ze deze. Ze weet echter niet dat Verin opgelucht naar beneden staart. ‘Ik heb haar,’ denkt hij, maar dan ziet hij haar opzij rollen en vloekt even. Sorane kijkt even naar het bloed op haar hand en beseft dat ze beschoten wordt. Ze voelt een hevige pijn in haar hals als ze haar linkerarm beweegt. Op dat moment begint de schutter opnieuw op haar te schieten. Verin vuurt en vuurt in de hoop om haar alsnog dodelijk te raken, maar zijn capsules slaan in het muurtje waarachter Sorane ligt. Ze dringen er echter niet doorheen. Toch blijft hij vuren tot de lader leeg is. ‘Verdomme,’ vloekt hij. Zijn verstand is intussen opgeklaard en hij grijpt in zijn tas naar een lader waarin pantser doorborende capsules steken. Sorane heeft intussen naar de wonde aan haar hals getast en beseft dat ze veel geluk gehad heeft. De capsule is vlak boven de linkerschouder door het vlees gegaan. Het is pijnlijk en bloed licht, maar is niet gevaarlijk. Er zelfs geen been geraakt. ‘Anya, ik kan zo te zien niet te veel op jouw vertrouwen of speel je een spelletje met mij.’ ‘Nee, Sorane. Geen spelletje.’ Snel grijpt ze in haar zak en spuit even op beide kanten van de wonde. Langzaam worden beide wonden afgedekt door een beschermende afdichting. Even ziet ze Achnaya in de deuropening verschijnen. ‘Sorane, Wat??? Je bent gewond,’ ‘In dekking, Achnaya. Er liggen een of meerdere schutters op het dak.’ De vrouw schrikt en maakt zich uit de voeten. Dan begint de schutter weer te schieten. Sorane schrikt als de eerste capsule zich doorheen het muurtje boort. Hij raakt even haar linkerdijbeen en boort zich dan in de vloer. Ze kreunt even van de pijn terwijl ze beseft dat ze hier niet veilig meer is. Een gedachte is genoeg om haar getraind lichaam te laten reageren. Ze rolt om en springt recht. Een capsule boort zich opnieuw door het muurtje. Voor de schutter zijn wapen van richting kan veranderen, is de roodharige al met een soepele sprong over het muurtje gesprongen. Ze vuurt tweemaal naar het dak. Verin hoort de inslagen zo dicht, dat ze hem verrassen. ‘Dat was dichtbij. Ze is zeer goed, misschien zelfs beter dan ik. Maar vandaag is haar laatste. Daarna ben ik de beste’ Even lacht hij, maar dan staat hij op en richt zijn wapen naar beneden. Even ziet hij Sorane nergens, maar plots merkt hij haar op achter een zwever aan de overkant. Een gemene grijns ontsiert zijn knap gezicht, vlak voor hij het vuur opent. Twee capsules slaan grote gaten in de zwever, maar Sorane sprong al op als ze de eerste lichtflits opmerkte weg. Weer vuurt ze in de richting van de schoten. Terwijl ze zigzaggend de straat overrent, ziet ze plots de schutter staan in de weerspiegeling van een venster van het gebouw achter haar. ‘Een fatale fout, killer. Nu weet ik waar je bent,’ denkt ze. Haar wapen vuurt bliksemsnel het ene schot na het andere op de gedaante af. De eerste capsule doet hem ineenkrimpen, maar hij laat zich dadelijk vallen en ontkomt zo aan de twee volgende. Zijn wapen valt op de vloer, terwijl hij naar zijn linkerborst grijpt. Verin beseft dat zijn linkerkant zo goed als verlamd is. Het bloed vloeit uit de wonde in zijn borst. Ook op zijn rug voelt iets naar beneden glijden. ‘Ze heeft me goed geraakt, die heks. Ik moet hier weg,’ fluistert hij, terwijl zijn ogen glinsteren van haat en bewondering. Maar hij wankelt hevig als hij een stap naar voor wil doen. ‘Ik haal het niet meer. Mislukt, Verdomme, Sorane, jij bent goed. Ik had het moeten beseffen,’ denkt hij, terwijl hij steun zoekt tegen de muur. Intussen wijken de mensen opzij als Sorane het flatgebouw met getrokken wapen binnenstormt. Ze opent het vuur op het bedieningspaneel van de twee liften, zodat ze niet meer gebruikt kunnen worden. Even later rent ze de deur door die toegang geeft tot de trappen. Verin vloekt hevig, want er stroomt bloed uit de wonde langs beide zijden. De capsule is dicht bij zijn hart door zijn linkerlong gegaan. Hij proeft zijn bloed in zijn mond. ‘Gelukkig weet ze niet dat ik het ben,’ denkt hij en bukt zich, met een van pijn vertrokken gezicht, om zijn speciale tas te openen. Intussen is de agente de inkomhall van het appartement binnengeslopen en beweegt voorzichtig met getrokken wapen naar de andere kamers. Er is echter niemand te zien. Er is geen geluid te horen, tot Verin iets uit de tas neemt, maar hierdoor beweegt die, wat een licht geluid veroorzaakt. Dat geluid op de vloer wijst de agente de richting aan waarin Verin zich moet bevinden. De badkamer. Op haar hoede haast ze zich naar de openstaande deur toe en kijkt naar binnen. Verin probeert met enige moeite zijn wonde te verzorgen en spuit er helend verband op. De achterzijde lukt hem maar niet. De agente merkt echter niet dat ze een schaduw op de vloer werpt, omdat de zon doorheen het venster op haar rug schijnt. Voor de jongeman is dit echter voldoende. Hij laat de verbandspuit vallen en grijpt naar zijn wapen. De agente schrikt als ze de reactie van de man opmerkt. Zij reageert echter iets te traag en hoort twee capsules zich in de deurwand boren en een derde vliegt rakelings voorbij haar gezicht. Ze laat zich echter dadelijk naar voor vallen en richt haar wapen. Verin wordt gehinderd door zijn wonde en slaagt er maar niet in om zijn wapen opnieuw op zijn doel te richten. Even staart ze in zijn ogen en merkt dadelijk dat de dood hem al in zijn greep heeft. Toch slaagt hij erin om zijn wapen met uiterste inspanning op haar te richten. ‘Ik neem je mee in de dood, vrouw,’ fluistert hij. Deze maal reageert de vrouw echter dadelijk. Ze vuurt voor de man kan afdrukken. Verin wankelt even als de capsule van de vrouw door zijn rechteronderarm slaat. Verbaasd staart hij naar zijn bloedende arm. Dan richt hij zijn blik op de brunette. ‘Jij, w…wie?’ fluistert hij zwak. ‘Ik ben een agente, Verin, maar ik kwam te laat,’ zegt ze. ‘Vraag Sorane om miii…jjjj t…e vvvergevvvvvvvv,’ fluistert hij nog. Dan gaat er een schok door het lichaam van de jongeman. ‘Waarom heb je dat koppel en hun kindje gedood. En dan Sorane, was zij je volgende doelwit?’ vraagt ze, terwijl ze uit zijn woorden opmaakt dat hij Sorane gemist moet hebben. Maar Verin antwoordt hier meer. De agente buigt zich over de gewonde, maar beseft dat hij dood is, als ze zijn levenloze ogen naar haar ziet kijken. Verbaasd staart ze naar de tweede wonde van de jongeman. Die zit ongeveer op de plaats van zijn hart. Daarom was hij zo traag. ‘Zou Sorane hem van daar beneden echt geraakt hebben? Is dat een toevalstreffer of is ze echt zo goed?’ denkt de agente verbaasd. Dan richt ze zich op en kijkt door het raam. Ze ziet verschillende mensen in dekking op de stenen liggen. Ze wuift even met haar hand om te laten blijken dat er geen gevaar meer is. Aarzelend ziet ze de mensen uit hun dekking komen. Maar Sorane ziet ze nergens. ‘Moordenares,’ zegt een stem plots achter haar. Langzaam draait de agente zich om en kijkt in de van haat gloeiende ogen van Sorane. Dan pas merkt ze het wapen met geluidsdemper op, dat de roodharige in de hand houdt. Even staren ze elkaar aan. ‘Ik ben een agente, Sorane Nador.’ ‘Weet je wie ik ben?’ ‘Dat weet elke agent, roodkop. En ik denk, als je de kans krijgt, dat ze je nog veel beter zullen kennen.’ Sorane kijkt de jonge vrouw verbaasd aan. Dan kijkt de roodharige naar de dode en merkt zijn voor zich uitstarende ogen op. ‘Verin, is hij dood?’ schrikt ze. ‘Het spijt me, Sorane. Jouw capsule doorboorde zijn borst vlak bij zijn hart. Ik zag het pas toen ik zijn wapen uit zijn hand schoot.’ Maar Sorane hoort het niet. Ze vraagt dreigend: ‘Waarom schoot jij op mij daarbeneden?’ Even weet de agente niet wat te zeggen. Dan beseft ze dat haar vermoeden klopte. Want Sorane bloed aan haar hals en haar linker broekspijp is ook vol bloed. Ze weet ook dat Sorane het vermoorde koppel en hun kindje geholpen heeft. ‘Mijn vermoeden klopte dus toch, zijn volgend doelwit was Sorane,’ denkt ze. ‘Dat heb je mis, Sorane Nador. Ik kwam te laat. Je vriendje schoot naar iemand van op het terras daarbuiten. Aan het bloed aan je hals en dij, vermoed ik dat jij zijn doelwit was.’ ‘Verdomme. Jij wilt hem laten opdraaien voor jou daden, vrouw. Dat lukt bij mij niet. Verin moet je verrast hebben, toen…’ ‘Nee, Sorane. Hij is de moordenaar van Nevon, Axin en hun baby. En jij was zijn vierde doelwit, denk ik. Kijk maar je hebt hem geraakt.’ Sorane krijgt een schok en kijkt naar de dode, van wie ze houdt. ‘Zijn Nevon en Axin dood? En hun baby ook? Dat kan niet waar zijn.’ ‘Alle drie, Sorane. Je vriend hier heeft hen zonder zelfs maar te aarzelen doodgeschoten.’ Even valt haar blik op zijn bloedende rechterhand en dan op de rode vlek op zijn borst. Ze zag de gedaante naar links wegtrekken, toen ze die raakte. Maar ze kan of wil het niet geloven. ‘Het kan niet waar zijn, hij hield van mij. Die agente liegt.’ Dan hoort ze plots de politiesirenes die naderen. De agente schrikt als ze de ogen van Sorane weer op zich gericht ziet. ‘Je makkers komen te laat, vervloekte,’ roept Sorane uit en vuurt tweemaal naar de agente. Dan rent ze naar buiten. Op de trap hoort ze geluiden van beneden en haast zich naar boven. Maar enkele agenten open het vuur. Sorane voelt een klap tegen haar linkerdij en beseft dat ze nogmaals geraakt is. Maar ze kan nog lopen en haast zich verder. Als de eerste agenten de kamer binnenstappen, staat de agente nog steeds roerloos tegen de wand naast de dode Verin. Beide capsules hebben zich links en rechts van de agente in de wand geboord. Verbaasd kijken de agenten haar aan. ‘Ha, Erine. Je hebt er eentje te pakken.’ De agente komt uit haar verstarring los. Ze kan bijna niet geloven dat Sorane haar tweemaal miste. Toch is het zo. Dan wenkt ze haar blik naar de man in uniform. ‘Ja, maar te laat, Bin. Hij heeft er drie vermoord, voor ik kon voorkomen dat hij een vierde slachtoffer maakte,’ zegt ze met trillende stem. ‘Was hij het die Nevon en zijn gezinnetje doodde?’ ‘Ja, Bin. Ik denk het. Toen ik aankwam bij de villa, reed hij juist weg.’ ‘Ben je zeker dat hij het was, Agent Rand?’ ‘Ik heb het hem niet zien doen, maar hij kwam alleen naar buiten en ik achtervolgde hem tot hier. Sorane was zijn volgende doelwit. Maar hij miste haar meerdere keren.’ ‘Het moet een harde klap voor Sorane zijn, want ze leefde met hem samen.’ ‘Alleen denkt zij dat ik haar wilde doden en betrapt ben door haar vriend, die dan door mij gedood werd.’ ‘Dan moet je oppassen, want als onze gegevens juist zijn heeft ze bijna haar opleiding voltooid,’ zegt Bin met ernstige stem. ‘Bedoel je die roodharige die vluchtte die maakt het niet lang meer. Op de trap botste zij echter op een paar collega’s en loste een paar schoten. Onze mensen schoten terug en raakten haar. Ze kon echter wankelend ontsnappen,’ zegt een andere agent, die juist binnenkomt. ‘Zij heeft met deze moordenaar niets te maken, Aran.’ ‘Wat?? Ben je zeker, Erine?’ ‘Ja, zoals ik al zei, was ze zijn volgende doelwit.’ ‘Wat speelt zich hier toch af?’ ‘Misschien dat Sorane een antwoordt heeft. Maar dan moeten we haar levend in handen krijgen,’ zegt Erine ernstig. Intussen is Sorane wankelend een kamer binnen geraakt en verbergt zich. Even kijkt ze naar haar arm, maar het klein vertrouwde beeldscherm licht niet meer op. Met haar rechterhand tast ze naar haar linkerzijde en krimpt ineen van de pijn. Haar vingers zijn echter vol bloed. ‘Eerst die wonde. Ik mag niet te veel bloed verliezen,’ denkt ze. Zo goed ze kan verzorgt ze de hevig bloedende wonde in haar zij. De capsule zit er nog in. Opnieuw moet ze haar lessen in de praktijk brengen en met veel moeite en kreunend van de pijn slaagt ze erin de capsule te verwijderen. Dan plakt ze een helende pleister over de wonde, nadat ze met een spuitbusje een genezend goedje op de wonde spoot. Een tweede pleister brengt ze aan over de wonde aan haar dij, want die is toch iets erger dan ze dacht. Als ze aan die agente denkt, voelt ze de haat weer. ‘Verdomme, waarom miste ik haar? Het lijkt wel alsof ik haar niet wilde raken,’ denkt ze. Ze had haar wapen toch recht op de borst van de agente gericht. Ze kan het niet bevatten, maar toch miste ze zelfs tweemaal. Even schudt ze haar hoofd en fluistert: ‘De volgende maal zal ik niet meer missen. Ze zal dood voor mijn voeten liggen, al weet ze het zelf nog niet.’ Dan maakt ze de armband los en bekijkt hem. Een deel van het omhulsel is verbogen. ‘Dat overbrengertje is verloren. Dat lijkt me zeker niet meer herstelbaar.’ Dan hoort ze iets en kijkt verschrikt naar de deur. Er zijn stemmen op de gang en ze naderen steeds meer. Als ze aan de deur aanbellen van de flat waar Sorane zich verbergt, richt ze haar wapen op de deur. Maar gelukkig komt niemand naar binnen. Ze heeft nog een kans al is het een kleine. Ze beseft wel dat, als ze haar nergens vinden, ze misschien wel terug zullen komen. Vanachter het gordijn kijkt ze naar de straat beneden en merkt de vele politiezwevers, die deze wijk afgezet hebben, op. Langzaam staat ze recht en maakt enkele oefeningen. De eerste seconden, gaat het moeizaam met haar wonden, maar het gaat steeds beter. Nu begint ze gevechtsoefeningen uit te voeren om haar zijde, been en het verband te testen. Ze merkt wel dat haar zij meer pijn doet dan haar been. Plots hoort ze opnieuw stemmen en stappen naderen. Snel haast ze zich naar de keuken, terwijl ze haar jasje weer aantrekt. Hier opent ze een luchtkoker en kruipt erin. Een minuut of twee nadat ze de koker dicht getrokken heeft wordt de buitendeur geopend en gewapende agenten betreden de flat. Ze zien dadelijk dat Sorane hier geweest is. Maar hoe hard ze ook zoeken, ze vinden geen enkel spoor van haar. Als Erine Rand, de agente, binnen komt, kijkt zij ook nauwlettend rond. In de keuken heeft ze een vreemd gevoel. Plots kijkt ze naar de toegang tot de luchtkoker. Ze weet dadelijk dat dat de vluchtweg was van Sorane Nador, maar ze zegt niets. ‘Als ze het pad verderzet dat ze tot nu gevolgd heeft zal iemand ooit haar verdiende straf wel geven,’ denkt de agente. Sorane kruipt intussen verder en verder door de buizen. Tot ze een verdieping hoger een uitgang ziet. Even later staat ze in een ander appartement en kijkt op haar hoede om zich heen. Met getrokken wapen haast ze zich naar de buitendeur en opent deze voorzichtig. Ze kijkt spiedend naar buiten. ‘Ik moet hier weg om mij voor te bereiden op mijn doel, Diegenen die mijn vrienden vermoorden zullen boeten voor hun daden. Maar dan moet ik uitzoeken wie buiten de agente nog meer schuldig is,’ denkt ze. Door de gang rent ze naar de trap toe en haast zich naar boven. Een paar minuten later bereikt ze het dak van de het gebouw. Als ze de rand bereikt, kijkt ze naar beneden en merkt verschillende politiezwevers op, die wegrijden. Anderen blijven waar ze zijn. Even denkt ze na, voor ze een besluit neemt. Ze wijst naar het flatgebouw aan de overzijde. Uit haar bijna onzichtbare armband schiet een energie touw naar het gebouw aan de andere zijde van de straat. Die avond laat ze zich met haar special touw naar een ander gebouw glijden en een paar minuten later verlaat ze licht hinkend de inkomhal van dat flatgebouw. Ze voelt zich niet al te best, haar wonden doen opnieuw pijn. ‘Ik ben te ver van het centrum, veilig kan ik daar niet raken. Of wacht eens. Misschien…. Ja, Achnaya zal mij wel helpen. Maar ze zal nu al wel naar huis zijn,’ denkt ze. Licht wankelend loopt ze door de straten, terwijl ze zich probeert te herinneren waar Achnaya woont. Maar ze wordt steeds sneller moe. Het is alsof ze doodmoe is. Plots schrikt ze en blijft staan. ‘Die capsules die me raakten. Ze moeten Vrison gif bevat hebben, daarom voel ik me zo moe.’ Snel kijkt ze om zich heen en merkt plots een cafeetje op. Wankelend haast ze zich ernaartoe. Enkele klanten kijken verrast op als ze haar opmerken. ‘Kan ik even naar een wc?’ vraagt ze en geeft de ober een biljet van 10 enu. De man knikt en wijst naar een deur. Sorane opent moeizaam de deur en neemt de eerste van een rij deuren in de gangen. Nadat ze ook de tweede deur achter haar gesloten heeft, opent ze een van haar riemtasjes. Uit een klein cilindertje neemt ze een dun ronde stikker en druk hem in haar hals. Ze voelt even een prik, terwijl een speciale vloeistof in haar bloed gespoten wordt. Nadat ze de cilinder weer wegborg, blijft ze even tegen de wand van de wc aanleunen. Na een minuut of twee opent ze de deur en stapt de gang. In het vertrek met de bar, knikt ze even naar de ober en zegt: ‘Dank u, Her.’ De aanwezigen staren haar verbaast na als er naar buiten stapt. Buiten kijkt ze even om zich hen en merkt hier en daar winkels en huizen die ze kent. Zo weet ze dat ze min of meer in de juiste richting gaat. Dan pas gaat ze verder, tot ze plots iemand snel de straat ziet oversteken. In een reflex reikt Sorane naar haar wapen. Met haar hand op het wapen keert ze naar rechts. ‘Dus toch. Ik had gelijk??? Sorane, je bent het,’ roept de vrouw uit. Sorane verstijft en beseft dat het Achnaya is die voor haar staat. ‘Het spijt me, maar ik ben nogal gespannen,’ stamelt ze, terwijl ze haar hand onder haar jas uittrekt. ‘B..bbben jjiij gewapend?’ ‘Zoals altijd, Achnaya. Het hoort bij mijn beroep om een wapen te dragen.’ ‘Ben jij wel de Sorane die wij kenden?’ ‘Ik ben nog steeds dezelfde, alleen ben ik door wat er gebeurt nogal zenuwachtig geworden.’ ‘Dat kan ik begrijpen. Ik ben er ook geschokt van… Maar je bent gewond. Heeft die schutter je geraakt?’ ‘Een vleeswonde, Achnaya. Maar zij zal het betreuren als ik de kans krijg.’ De jonge vrouw merkt dadelijk de haat in de ogen van Sorane op en schrikt even. ‘Wie bedoel je?’ ‘Die agente. Zij heeft Verin gedood?’ ‘Wat is Verin dood? Nee, dat… Wat erg voor jou.’ ‘Wil jij me helpen, Achnaya? Ik moet mijn wonden verzorgen.’ Even twijfelt de jonge vrouw, maar dan stapt ze op de jonge Sorane toe en ondersteunt haar. ‘Heeft ze jou ook geraakt?’ ‘Ja, een paar maal, maar niets ernstigs.’ Samen strompelen ze naar de zwever van Achnaya. Moeizaam stapt Sorane in en even later zweeft de zwever de straat op. ‘Hoe kwam je daar waar je mij vond, Achnaya? Het was toch ver van je flat?’ ‘Op weg naar huis, zag ik je wankelen. Ik meende dat je hulp nodig had. Daarom volgde ik je.’ ‘Dank je. Ik kan je hulp zeker gebruiken, Ik heb vandaag al veel geluk gehad, maar vroeg of laat, laat het geluk me weleens in de steek.’ Achnaya kijkt even naar het gezicht van de achttienjarige Sorane. ‘Jij bent nog jong, meid. Je hebt een heel leven voor de boeg.’ ‘Nu Verin dood is, heeft mijn leven niet veel zin meer, Achnaya.’ ‘Je moet je herpakken, meid. Het leven heeft nog veel moois te bieden.’ ‘Mogelijk, maar misschien niet voor mij. Als de vrouw en haar opdrachtgevers, die Verin gedood hebben, geboet hebben, dan zie ik wel verder. Maar eerder kan ik aan niets anders meer denken.’ ‘Dat is nog eens voornemen, Sorane. Hoe ga jij dat in hemelsnaam doen?’ ‘Je weet niet tot wat ik in staat ben, Achnaya. Nog niet. Ik heb ook nog een zeer duistere kant, die jij nog niet kent.’ Even slikt Achnaya en draait op dat moment de parkeergarage van het flatgebouw in. Door een wirwar van parkeerplaatsen daalt de jonge vrouw haar voertuig naar haar parkeerplaats en brengt de zwever tot stilstand. Een paar minuten later kijkt Sorane om zich heen in het appartement van Achnaya. ‘Misschien kan je eerst een lekker warme douche nemen, Sorane. Intussen zal ik iets te eten klaarmaken.’ ‘Mag ik?’ ‘Zeker, doe maar.’ Langzaam kleed de roodharige zich uit en maakt het verband om haar been en zijde los. Uit haar jas neemt ze een speciaal spuitbusje, dat ze over de licht bloedende wonden spuit. Hierdoor worden ze afgedicht. Nadat ze het genezende busje weggeborgen heeft, gaat ze naar de douche Onder het stromend water dat over haar naakte huid naar beneden glijdt, denkt Sorane terug aan die dag. Plots staat ze huilend tegen de muur geleund. De tranen rollen over haar wangen naar beneden. Op dat moment komt Achnaya binnen en legt handdoeken neer op de tafel. Volledig gekleed loopt ze dan naar Sorane onder het stromend water toe. Voorzichtig slaat ze haar beide armen om de naakte schouder van het huilend vrouw en laat haar tegen haar borst uithuilen. Zo staan ze zeker een paar minuten, tot Sorane plots haar hoofd opheft en fluistert: ‘Dank je, het werd me allemaal even te veel.’ ‘Het is niets, liefje. Ga je hiernaast maar afdrogen en verzorg je wonden maar goed. Zeker die aan je zijde, want die ziet er gevaarlijker uit. Nu is het mijn beurt om eens lekker van het water te genieten,’ glimlacht Achnaya. Sorane kijkt even naar haar vriendin. ‘Doe dan wel je kleren even uit,’ spot ze, terwijl ze de deur achter zich sluit. Een uurtje later beiden iets gegeten en zitten in een pyjama naast elkaar in de zetel naar de teevee te kijken. Maar dan wordt de film voor een speciale nieuwsuitzending onderbroken. Op de teevee zien ze de beelden van de moordpartij. Ook de letters ‘Verin en Sora’ die Nevon schreef en daarna hoort ze de dood van de man die van haar hielt vermelden. ‘Nevon moet Verin bedoeld hebben, maar waarom. Hij kan toch niet daar geweest zijn. Of zou die agente de waarheid spreken. Dat kan toch niet waar zijn, ze moet liegen. Verin hielt van mij. Waarom zou hij mij willen doden? Die agente moet de schuldige zijn,’ denkt Sorane met een droevige blik. ‘Ben je zeker dat die agente hem vermoord heeft? Volgens het nieuwsverslag heeft Verin op jou geschoten.’ ‘Dat zijn leugens om haar te beschermen, Achnaya. Verin zou dat nooit doen. Hij moet haar betrapt hebben en werd later, toen ze merkte dat hij haar volgde, door haar gedood. Die agente moet Nevon en Axin ook gedood hebben. Alleen weet ik niet waarom,’ zegt Sorane sissend, terwijl ze haar hoofd schut. ‘Je twee vrienden, zijn die ook dood. Ben je zeker?’ ‘Het werd op het nieuws vermeld, Achnaya.’ ‘Ik hoop dat je het mis hebt, Sorane.’ ‘Het kan niet anders, Achnaya. Alleen snap ik niet waarom Nevon stervend Verin en mijn naam probeerde te schrijven.’ ‘Stervenden proberen steeds de naam van hun moordenaar te laten weten, Sorane.’ Sorane kijkt de jonge vrouw even kwaad aan, maar toch zet het haar aan het denken. Achnaya kijkt even naar het mooie hoofdje van de roodharige en schrikt van die blik. ‘Ik zal haar maar eerst laten bedaren, misschien zal ze er straks wel anders over denken,’ denkt ze. Maar als Sorane een paar uur later afscheid neemt, beseft Achnaya dat Sorane nog steeds overtuigt van de schuld van die agente. ‘Kom, nog eens op bezoek, Sorane. Je bent hier altijd welkom.’ ‘Dank je, Achnaya. Als ik de kans krijg zal ik zeker op je aanbod ingaan.’ De jonge vrouw kijkt de roodharige met gemengde gevoelens na als deze door de gang naar de lift toestapt.
5. De diefstal
Intussen kijkt Sorane om zich heen, maar beseft dat ze niet meer in de zwever is. Ze ligt in een grasvlakte omringt door struiken en bomen. ‘Hoe kom ik hier?’ denkt ze verbaasd en meent weer even een gegiechel te horen. Kalm tast ze naar de wonde in haar linkerschouder, maar het lijkt wel of het bloeden gestopt is. Maar als ze haar linkerdij onderzoekt, is de wonde daar wel licht aan het bloeden. Dan pas merkt dat ook haar rechterbeen gewond is. ‘Een diepe snede aan de rechterkuit, maar niet gebroken,’ denkt ze. Moeizaam en kreunend staat ze op en kijkt om zich heen. Haar linkerarm hangt bijna bewegingloos naast haar slanke lichaam. ‘Toch voel ik mij vreemd.’ Even neemt ze een nieuwe kubus uit haar riemtasje en drukt op de zijkanten, waardoor een 3d schermpje oplicht. Dan beweegt ze ermee over haar dij, maar daar krijgt ze geen gegevens te zien. Ook niet aan de diepe wonde juist boven haar linkerlong. Ze beseft dat de capsule doorheen haar lichaam gegaan is. Vermoedelijk is haar schouderblad geraakt. Daarom heeft ze zo’n pijn bovenaan haar rug. Dan onderzoek ze de kleine wonde aan haar linker bovenarm. Plots ziet ze gegevens op het schermpje verschijnen. ‘Verdomme, die capsule bevatte het product Erasin. Dus dat zijn die van plan,’ denkt ze. Snel kijkt ze om zich heen, maar ze ziet alleen bomen en struiken. Traag en moeizaam hangt ze haar speciale wapen over haar rechterschouder en een revolver met acht capsules. In de verte ziet ze de gebouwen waarheen ze op weg was. Snel maakt ze een lus van een verband dat in haar riem draagt en steekt haar linkerarm erdoorheen. Dan bevestigt ze de andere zijde over haar hoofd. ‘Als ik dat nog haal voor die Erasin begint te werken, mag ik tevreden zijn.’ Aarzelend zet ze zich wankelend in beweging. Een uurtje later nadert ze een klein gebouwtje dat als een soort schuur gebruikt wordt. Gedurende een tiental minuten observeert ze het, maar kan niets verdachts opmerken. Het lijkt verlaten. Even aarzelt ze, maar dan wankelt ze kreunend en moeizaam naar het gebouwtje toe. De deur gaat gemakkelijk open. Met haar pistool in de hand stapt ze naar binnen en kijkt om zich heen. Het is zo goed als leeg. Aan een kant ziet ze rommel opgestapeld liggen. Even zucht ze en gaat naast de deur zitten. Dan trekt ze haar boven kleding uit en betast de grootste wonde. Er sijpelt nog maar een klein beetje bloed uit. ‘Gelukkig is de capsule erdoor heen gegaan,’ denkt ze, terwijl ze haar geneeskundige zalf uit haar riemtas neemt. Voorzichtig wrijft ze de zalf over de wonde. Dadelijk worden verbindingen gelegd die de wonde aan de voorzijde afsluiten. Dan trekt ze haar broek uit en bekijkt de wonde in haar kuit. Weer spuit ze een beetje zalf op haar vingers en wrijft de zalf over de wonde. ‘Nu de volgende,’ denkt ze. Moeizaam staat ze weer op en trekt kreunend haar broek naar beneden en schrikt. Van die wonde in haar dij is bijna niets meer te zien. ‘Hoe kan dat nu?’ Even tast ze naar haar voorhoofd, dat nat is van het zweet. Heel haar lichaam lijkt te gloeien en niet van de pijn beseft ze. ‘Verdomme, dat goedje dat ze Erasin noemen begint te werken. Ik hoop dat de zalf dat ook kan bestrijden,’ denkt ze. Met enige aarzeling trekt ze met haar rechterhand haar broek weer omhoog en maakt ze nadenkend terug dicht. Dan probeert ze ook haar hemd aan te trekken. Eerst haar gewonde arm en dan haar rechter. 'Het lukt me nooit. Ik kan mijn arm bijna niet bewegen.' Even kijkt ze naar haar jas en raapt hem op. Dan hoort ze het zoemend geluid van een naderende zwever. Even kijkt ze door een gat naar buiten. ‘Twee toestellen,’ denkt ze. In elke zwever zitten vier mannen. Terwijl de zwevers landen, trekt Sorane haar gepantserde jas kreunend terug aan. ‘Oef, dat ging beter dan mijn hemd,’ denkt ze. Dan kijkt ze naar haar scherpschutterswapen, dat beschadigd is. ‘Daar ben ik niet veel mee,’ fluistert ze, terwijl ze naar het gat tast in haar jas. ‘Dat moet een pantser doorborende capsule geweest zijn,’ gaat het door haar gedachten, terwijl ze het beschadigde wapen van de grond neemt. Nadat ze het verborgen heeft tussen de rommel, verlaat ze het gebouw voorzichtig langs de achterzijde. Geruisloos trekt ze haar handwapen uit het holster. Dan kijkt ze om de hoek en ziet twee mannen naderbij komen. Zij hebben beide snelvuurwapens schietensklaar in hun handen. Een van hen draagt ook een sensor die op basis van bv. bloed iemand kan opsporen. ‘Ze moet in een straal van drie meter van ons vandaan zijn,’ zegt diegene die de sensor in zijn linkerhand draagt. De andere kijkt even naar de hoek van het gebouw. Dan geeft hij zijn collega een teken, terwijl hij zich van hem verwijdert, maar zijn wapen op de hoek gericht houdt. Maar achter de hoek is niemand meer. Als hij zich wil omdraaien merkt hij echter voetsporen in het zand op en die eindigen op twee meter van hen. Snel kijkt hij omhoog, maar daar ziet hij ook niets. ‘Waarom ziet hij mij niet?’ hoort hij een trillende stem voor hem zeggen. ‘Dat is mijn taak, Sorane. U beschermen,’ hoort Sorane, die voor de moordenaar staat, een stem in haar hoofd zeggen. ‘Van wie zijn die sporen…’ ‘Van mij, man!’ zegt Sorane, die nu zichtbaar wordt. Dadelijk reageert de man, maar hij is veel te laat. In Sorane’s hand werd een lang mes gevormd. De roodharige voelt het handvat en slaat ze dadelijk toe. Het lemmet boort zich in zijn borst. Als ze het wapen loslaat, wankelt de man achteruit, terwijl het mes in het niets oplost. Als hij voor de voeten van zijn collega neerzakt, richt die zijn wapen dadelijk op Sorane. Maar als hij vuurt gebeurt er niets. Verbaasd kijkt hij naar zijn wapen en merkt dat ook zijn slachtoffer verbaasd is. ‘Doe iets, Sorane. Ook mijn kracht is niet oneindig, voor ik die weer moet bijladen. Drie tegenstanders achter u.’ Sorane schrikt even, maar reageert dadelijk. Ze duikt naar de grond en rolt naar de drie mannen toe. Die openen het vuur, maar zijn te laat. Hun capsules doorboren hun collega, die voor Sorane stond. Maar de tijd om dat te betreuren, krijgen ze niet. Twee zijn er dood voor ze het beseffen. De derde, werpt zijn wapen echter weg en neemt een gevechtshouding aan. Sorane buigt even en zegt: ‘U bent geen genadeloze moordenaar, maar een man van eer.’ ‘Ik heb een opdracht, Sorane Cobanon en dat is jouw dood voor mijn voeten te zien liggen. Maar ik bepaal hoe ik mijn taak uitvoer.’ ‘Daarom noem ik u ook een man van eer.’ ‘Daar is ze,’ roept een stem uit. Beide kijken op en zien drie gewapende mannen en vrouwen, die hun wapens op Sorane gericht houden. ‘Ga opzij, Ador. Het is niet onze bedoeling om jou ook om te leggen,’ zegt een van hen. ‘Ador is een man van eer. Hij wil mij doden, maar in een eerlijk gevecht. Wie dat niet respecteert, is een doodgewone moordenaar, die geen enkel respect verdient.’ ‘Haha. Ze heeft zo te zien een boontje voor jou.’ ‘Een boontje voor iemand die mij wil doden heb ik niet, vrouwtje. Leg je wapen neer en wees een vrouw van eer.’ ‘Ben je gek, Sorane? De Coördinator wil jouw dood, dus nu we je hebben zal je sterven. Maar als jij, Ador, tegen haar wil vechten, zullen wij je die kans geven.’ ‘Ik vecht, Veria. Maar als ze wint kan ze gaan.’ ‘Als dat uw wens is, Ador, krijgt ze een minuut voorsprong. Maar dan zullen wij haar achtervolgen en doden.’ Ador knikt. ‘Ben je klaar, Sorane?’ ‘Tegen een man van eer zal ik eerlijk vechten, Ador. Maar wie zonder eer vecht zal ik bestrijden met elk truckje die ik ken.’ De vijf moordenaars vormen een kring voor het gebouw. Ador volgt Sorane in de kring. ‘Vergeet niet wat ik gezegd heb, Veria. Verraad Ador niet, anders ken ik geen genade.’ ‘Hoogmoed komt voor de val, Sorane. Ik zal je doden, want ooit ben ik een amazone geweest.’ ‘Maar dan wel een amazone zonder eer, Veria.’ ‘Die eer werd mij ontnomen, Sorane.’ ‘Dus jij wil, na Ador, tegen mij vechten?’ ‘Vechten. Nee, Sorane. Ik zal je opjagen, als je kan ontkomen.’ ‘Het is uw leven en dat van de vier anderen, Veria.’ ‘Dat is het, Sorane. Bereid je nu maar voor op je laatste strijd.’ Dan kijkt de roodharige naar Ador. ‘Mag ik uw volledige naam weten, Ador?’ De man knikt. ‘Ador Vesoano. Sorane.’ Dan kijken ze elkaar in de ogen. ‘Ik zie dat je je linkerarm niet kan gebruiken, Dat is een nadeel voor u, Sorane Nador.’ ‘Dat klopt, Ador. Maar je zal een harde noot moeten kraken. Vergeet niet dat ik voor mijn leven vecht’ ‘Nee, dat vergeet ik niet,’ zegt Ador. Daarna kijkt Sorane even naar de vijf anderen die om hen heen staan. ‘Hun wapens staan op scherp, Sorane,’ zegt die vreemde stem weer in haar hoofd. ‘Dan is dit mijn laatste gevecht,’ fluistert ze. ‘Ik heb nog genoeg energie om u te beschermen, Sorane.’ ‘Dank u, Anya. Maar tegen Ador wil ik eerlijk vechten,’ denkt Sorane terug. Dan maakt ze zich klaar om het tegen de man op te nemen. Maar juist op tijd, want Ador valt haar aan. Juist op tijd kan ze wegdraaien en zo het mes ontwijken. Dadelijk komt ze in de tegen aanval en stompt met haar voet naar achter. Haar uithaal raakt hem keihard tegen de rechterschouder. Even wankelt hij achteruit, maar voor Sorane hier gebruik kan van maken, steekt de man toe. Sorane vangt de slag echter met haar rechterarm op en slaagt erin om ook de volgende slagen bliksemsnel opvangen. ‘Wie heeft je opgeleid, roodkop?’ vraagt hij plots. ‘Gevangenen, Ador.’ ‘Dat moeten dan wel goede vechters geweest zijn.’ Sorane knikt met een glimlach, terwijl ze onder een slag door duikt. De volgende slagen zijn echter raak en Sorane wankelt achteruit. Ze werd aan de rechterarm geraakt en voelt een beetje bloed uit de steekwonde langs haar arm naar beneden glijden. ‘Juist, niet hard genoeg, zie ik.’ ‘Nee, niet goed genoeg,’ zegt Sorane met een spottende glimlach. Ador geeft haar geen kans om zich te herpakken en blijft haar aanvallen. Maar Sorane vangt al zijn slagen behendig op. Plots valt ze zelf aan en raakt zijn dij, twee maal na elkaar. Nu wordt Ador voorzichtiger, maar Sorane laat zich niet verleiden. Telkens duikt ze bliksemsnel opzij. Plots maakt Ador een kleine fout. Dadelijk ziet Sorane haar kans. Maar in plaats van toe te steken, slaat ze met het handvat van haar mes tegen zijn hoofd. De klap is zo hevig dat hij dadelijk neerstort en bewusteloos blijft liggen. ‘Zeer goed, Sorane. Maar je had hem beter kunnen doden.’ ‘Ik dood alleen als ik het nodig vind, man.’ ‘Ga nu maar, Sorane.’ Op haar hoede kijkt de roodharige naar Veria en zet zich in beweging. Zonder de huurlingen iets ondernemen stapt Sorane uit de kring. Maar van in haar ooghoek merkt Sorane dat twee van hen hun wapen op haar richten. De drie anderen doen het ook, maar dat ziet ze niet. ‘Scherm geactiveerd, Sorane,’ hoort ze de stem in haar hoofd zeggen. ‘Haast maar, Sorane. Op vijftig meter afstand open we het vuur.’ Maar de roodharige stapt, zonder iets te zeggen kalm verder. Plots geeft een van hen een teken en een paar seconden later klinkt een schot. Maar de capsule slaat te pletter op iets dat Sorane omgeeft. Dadelijk duikt Sorane opzij en trekt terzelfdertijd haar handwapen. De vijf openen nu ook het vuur, maar hun capsules razen of ketsen ook af. Sorane’s wapen vuurt, terwijl ze over de grond, de pijn in haar linkerschouder verbijtend, rolt naar haar tegenstanders. Die schrikken hevig als twee van hen neerstorten. Veria en de twee overblijvers duiken naar de grond, maar de roodharige is tot voorbij de hoek van het gebouwtje gerold en richt zich op. Langzaam sluipt ze naar de achter zijde, maar daar wordt ze opnieuw door de sluipschutter geraakt. Ze voelt de slag aan haar rechterdij, maar reageert dadelijk en rent naar de bomen toe die een dertigtal meter achter het gebouwtje staan. In haar omgeving slaan verschillende capsules te pletter op de grond. Als ze de bomen en struiken bereikt, duikt ze naar de grond toe. Snel tast ze even naar haar rechterdij, maar ze vindt geen wonde. ‘Dus daarom had ik geen hinder van de wonde. Anya heb je mij beschermd?’ Maar weer hoort ze een alleen een gegiechel. Plots ziet ze de twee vrouwen en de overblijvende man, voorzichtig omheen het gebouw komen en om zich heen kijken. Snel sluipt ze in de richting van de sluipschutter. Die zit nog steeds naar de struiken te staren. Als ze de andere rand van het kleine bosje bereikt kijkt ze spiedend rond en merkt verschillende gebouwen op. Allen hebben ze een piramidevormig dak. Sommige zijn nog in aanbouw. Ze vermoed dat de sluipschutter in een van die gebouwen verscholen moet zitten. Ze weet echter niet dat de drie anderen zich verspreid hebben en nu tussen de bomen en struiken door sluipen. Die weten niet welke richting die Sorane genomen heeft. De roodharige bevindt zich nu tussen de onafgewerkte gebouwen en sluipt voorzichtig van het ene naar het andere. Plots wordt ze echter vol geraakt, maar weer slaat de capsule te pletter op het scherm dat haar omgeeft. Maar nu laat ze zich vallen en verdwijnt uit het zicht van de schutter. Die neemt contact op met de drie anderen en die veranderen dadelijk van richting en naderen de plaats waar Sorane moet liggen. Maar die weet door zijn schot waar de schutter zich bevindt. Na een paar minuten bereikt ze het gebouw en sluipt naar binnen. ‘Granaat, links,’ zegt de stem, van Anya, plots als ze de trap opstapt. Dadelijk blijft ze staan en kijkt om zich heen. Dan merkt ze de kleine cilindervormig granaat op. Vanuit de granaat gaat een bijna onzichtbare licht blauwe lichtstraal naar de andere zijde van de trap. Voorzichtig stapt ze over de straal en dan verder naar boven. Zo geraakt ze met de hulp van dat stemmetje voorbij twee andere granaten tot op de bovenste verdieping. Maar toch wordt ze verrast door de schutter, die Sorane niet meer tevoorschijn zag komen. De man trekt dadelijk zijn handwapen, maar Sorane is sneller. Met een capsule tussen zijn ogen zakt hij in elkaar. Snel doorzoekt Sorane de zakken van de man en vindt een lader met capsules. Maar volgens de kleurcode zijn ze gevuld met een dodelijk gif. ‘Denken ze nu werkelijk dat ik zo stom ben,’ denkt ze. Als ze de trap bereikt hoort ze beneden stemmen. Geruisloos haast ze zich naar de andere zijde van het gebouw toe en kijkt naar beneden. Even glimlacht ze. Ze bevindt zich acht meter van een ander gebouw. Snel werpt ze een blik op haar armband. Even glimlacht ze. ‘Ik kan het deze maal wel alleen, Anya,’ denkt ze. Snel richt ze haar rechterarm en vuurt een lichtend energietouw schiet naar het andere gebouw toe. Deze maal kronkelt het ‘touw’ om een uitstekende antenne. Even kijkt ze naar beneden en vormt iets dat op een haak lijkt, maar volledig uit energie bestaat. Dan richt ze haar hand in die richting en schiet het andere uiteinde van het energietouw touw naar de haak onder het venster. Het energie touw spant zich vanzelf. ‘Geen probleem, Sorane. Dan spaar ik wel energie, om als het ooit echt nodig is, te gebruiken,’ hoort ze Anya in haar hoofd weer zeggen. Dan drukt ze een paar knoppen in en in haar handen wordt een soort glijder uit vormenergie gevormd. Die bevestigt ze moeizaam, door haar gewonde de linkerarm, op het dunne energie touw. Voorzichtig klimt ze uit het niet afgewerkte raam en neemt de glijder met beide handen vast. Onopgemerkt glijdt ze van het ene gebouw naar het andere en klimt kreunend van de pijn in haar been en schouder naar binnen. Even steunt ze met haar rug tegen de muur, Dan haast ze zich verder en daalt de trap van dit gebouw af. Op de gelijkvloers kijkt ze om zich heen, maar ziet niets verdachts. Ook als ze naar buiten kijkt, is er geen beweging te zien. Langs de buitenkant van het gebouw sluipt ze naar de linkerzijkant en vandaar bereikt ze een plein dat door gebouwen, die op een paar meter afstand van elkaar opgetrokken zijn, omringt is. Van de drie overblijvende huurlingen kan ze geen spoor ontdekken. Op het plein staan twee zwevers. Als ze naar de toestellen toesluipt, hoort ze stemmen naderen. Snel gaat ze achter een van de twee zwevers in dekking en loert over de bovenkant. Ze ziet echter niemand. Snel activeert ze haar armband en neemt contact op met haar zwever. Terwijl die onderweg is naar de omgeving van het plein. Stapt ze in een van de stilstaande zwevers en vervangt de lader van haar wapen met een andere. Die vuurt speciale capsules af, die de elektronica van deze toestellen kan vernietigen. Een schot is voldoende om de boel te doen vonken. Dan haast ze zich naar de andere zwever. Maar voor ze kan vuren, dagen de gewezen amazone en de twee moordenaars op. Toch waagt ze het nog en de capsule doorboort het bedieningspaneel. Dan springt ze langs de andere zijde op de grond en rent mankend naar de gebouwen toe, terwijl de capsules om haar oren vliegen. Enkelen raken haar scherm, maar richten geen schade aan. Dan verdwijnt ze tussen de gebouwen en rent naar haar zwever die aan de andere zijde staat. Als ze er bijna is, bereikt een van de achtervolgers de achterzijde van het gebouw. Sorane herkent haar en glimlacht even. Maar dan schrikt ze, als ze de twee mannen opmerkt. Die vuren dadelijk, maar Sorane is al naar de grond gedoken en rolt naar rechts. Plots houdt het schieten op. Veria staart naar de twee mannen die op de grond liggen. Beiden zijn dood. Dan ziet ze Sorane opstaan en naar haar kijken. Langzaam en afwachtend bergt de roodharige haar wapens weg. ‘Ben je te laf om je met mij te meten, afvallige?’ Veria recht haar schouders en staart Sorane aan. ‘Mijn naam is Veria Luneya, niet afvallige.’ Sorane zegt echter niets, maar staat haar afwachtend aan te kijken. Ze merkt dat de handen van Sorane geen wapen meer vast hebben. Waar ze die verborgen heeft weet ze niet. ‘Ik wil dat je mij Ona Luneya aanspreekt.’ ‘Ona nog wel, afvallige amazone.’ ‘Nog een maal en je ligt daar dood op de straatstenen, Sorane,’ sist ze en richt met een ruk haar snelvuurwapen. ‘Wil je nu echt bewijzen dat je een amazone zonder eer bent, Veria.’ ‘Wat weet jij daarvan, Sorane Nador?’ ‘Ik ben van geboorte een amazone, Veria. De naam van mijn moeder is Elian Cobanon.’ ‘En dan. Dat maakt van jou nog geen amazone, Sorane.’ ‘Dat is juist. Maar ik weet dat jij ernaar verlangd om terug als amazone aanvaart te worden.’ ‘Hoe weet je dat, roodkop?’ ‘Je hoeft alleen de trekker over te halen en… Maar als je dat doet, dan bewijs je mij dat je werkelijk geen eer hebt.’ Veria staart Sorane verbaasd aan, dan laat ze langzaam haar wapen zakken. ‘Vind jij werkelijk dat ik nog een greintje eer in me overheb.’ ‘Tenzij ik het mis heb, ja. Ergens denk ik dat je even moedig bent als Ador.’ ‘Die komt achter je aan, als hij weer bijkomt. Dus als ik je dood, dan bespaar ik je de pijn die je zal leiden, als hij je in handen krijgt.’ ‘Dat zal niet zo snel zijn, Veria. Je hebt niet gemerkt dat ik hem met een pijltje verdoofde, toen hij bewusteloos in elkaar zakte.’ Even wil de amazone haar wapen weer richten, maar dan bukt ze zich en legt het voorzichtig op de grond. Dan trekt ze langzaam en nadenkend haar twee lange messen. Sorane kijkt haar spiedend aan, voor ze bliksemsnel beide messen trekt, die aan haar kuiten bevestigd zijn. ‘Je stijgt in mijn achting, amazone.’ ‘Dat maakt niets uit. Ik zal je doden als ik kan, Sorane,’ sist Veria en duikt op haar tegenstandster af. Hard slaan beiden op elkaar in, maar ze raken elkaar niet, tot Veria met een schop eerst de linker pijnlijke arm van Sorane raakt. Met een tweede uithaal raakt ze het gewonde been van de roodharige. Die krimpt in elkaar van de pijn en wijkt wankelend achteruit. Veria geeft haar geen kans om te herpakken. Met haar linker mes haalt ze hard uit en probeert haar tegenstandster links te raken. Ook haar rechter mes wijst naar de linkerzijde van Sorane, maar daardoor geeft ze haar rechterzijde bloot. Beide messen van Veria missen Sorane, maar die steekt snel toe en haar mes dringt in de rechterdij van Veria. De amazone wankelt achteruit en vloekt even. ‘Nu zijn de kansen bijna gelijk amaz…,’ hoort ze Sorane zeggen, maar die onderbreekt zichzelf. Veria blijft Sorane aankijken, maar die staart naar iets achter haar. Er naderen zeker zeven actieven die Sorane willen doden. Beiden zijn echter nog niet binnen schotafstand. Even kijkt Veria om en glimlacht. Als ze weer naar Sorane kijkt is die er niet meer. Snel kijkt ze om zich heen, want ze verwacht een aanval van haar tegenstandster. Maar Sorane strompelt naar haar zwever. ‘Voor mij heb je je eer terugverdient, amazone Veria,’ hoort ze haar roepen. Dan laat Sorane de zwever opstijgen en in zigzag aan hoogte winnen. Veria steekt haar beide messen in hun schede op haar dijen. Dan kijkt ze de anderen aan. Die houden even later bij haar halt. ‘Zo te zien heeft ze je ook uitgedaagd, zoals die domme Ador.’ Veria knikt. ‘Waren jullie niet gekomen, dan lag ze misschien voor mijn voeten.’ ‘Ik denk eerder dat jij daar gelegen zou hebben, amazone.’ Veria kijkt de man met gefronste blik aan. ‘Wat is er, amazone?’ vraagt hij met een grijns. ‘Je weet dat ik al lange tijd niet meer ben, Gors.’ ‘Dat zeg jij, maar eens een amazone, dan ben je voor altijd eentje.’ ‘Wil je ondervinden hoe goed ik ben, Gors?’ ‘Misschien later, Veria. Als je dij genezen is. Maar nu komt onze opdracht op de eerste plaats.’ ‘Dat moet jij weten?’ ‘Wordt het geen tijd om haar achterna te gaan?’ zegt een andere vrouw met licht bruin haar. ‘Dat kunnen we niet, Rinva. We zitten hier vast. Sorane heeft onze zwevers uitgeschakeld.’ Dan maar te voet, amazone. Volg ons maar als je kan.’ De amazone knikt nadenkend. Maar als de actieven een paar meter verder zijn, heeft ze haar besluit al genomen. ‘Sorane en ook die Gors hebben beiden gelijk, ik ben en blijf een amazone. Die bende van Akron kan gestolen worden.’ Even kijkt ze om zich heen en merkt de beschadigde zwevers op. Licht mankend stapt ze ernaar toe en onderzoekt ze een voor een, nadat ze de doden op de grond gelegd heeft. Intussen is Sorane al tien kilometer verder. ‘Als ze een tankstation opmerkt, land ze erachter en stapt uit. Dan wankelt ze naar het toilet aan de zijkant van het gebouw toe. Daar verzorgt ze haar twee wonden. Met een van pijn vertrokken gezicht slaagt ze erin de capsule in haar been te verwijderen. Dan spuit ze een speciale vloeistof op de wonde. De stof erin verspreid zich dadelijk over haar huid en sluit de wonde af. Voorzichtig trekt ze haar kledij weer op zijn plaats. Dan haast ze zich naar de zwever toe. Twee dagen later komt ze weer aan in de rand van de hoofdstad. In een straat die uitgeeft op de kleine villa, parkeert ze de zwever en gaat te voet verder. In de villa zien enkelen haar naderen. ‘Sorane is terug,’ zegt een van hen opgelucht. Ook de Coördinator weet al van haar komst. Even wil hij het bevel geven, om haar neer te schieten. Maar dan trekt hij zijn hand terug. ‘Te gevaarlijk. Ik moet oppassen, want als de leiding op de hoogte gebracht wordt, dan ziet het er voor mij niet zo best uit. Voorlopig zal ik Sorane moeten dulden. Later krijg ik nog wel een kans om mijn loon te verdienen,’ denkt hij. Ongeveer twee uur later stapt Sorane gewassen en fris zijn kantoor binnen. ‘Een aantal van hen heb ik in leven gelaten, Coördinator,’ zegt Sorane koel. Even slikt hij, maar verder laat hij niets blijken. Maar innerlijk trilt hij van woede. Meer dan tien actieven gedood en de anderen hebben gefaald. Dat is een hele klap voor de organisatie. Dat zal de leiding niet bevallen. ‘Ik hoop dat ik alle opdrachten nog kan uitvoeren. Dan merken ze het misschien niet. En intussen het programma van de nieuwe lichting versnellen,’ denkt hij, terwijl hij Sorane gelukwenst. ‘Je bent geslaagd, voor beide proeven, Sorane. Dus je kan je bij je collega’s voegen. Over een week neem je weer deel aan de opleiding. ‘Heb ik die nog steeds nodig, Coördinator?’ ‘Zeker, dame. Je praktische lessen lijken mij in orde, maar je theoretische lessen hebben een achterstand op gelopen. Dus zal je een aangepast programma moeten volgen, met de nadruk op theorie.’ ‘Ik zal ook voor theorie slagen, sir,’ zegt Sorane. De man knikt. ‘Maar ik verwacht wel van je dat aan je collega’s een beetje praktijklessen geeft.’ Sorane glimlacht even. ‘Zou u dat doen, sir. Je concurrenten, die later je tegenstanders zullen worden, je eigen trucjes leren.’ De Coördinator kijkt haar verbaasd aan. Dan kijkt hij haar na als ze de gang inloopt. Een paar minuten later wordt ze door haar vrienden en enkele anderen begroet. Samen met Axin begeeft ze zich een half uur later naar haar oude kamer. Alles is nog steeds als toen ze de kamer verliet. Alleen staan er nu een paar tassen op haar bed. Axin helpt haar even met uitpakken en alles in de kast bergen. In het begin van de volgende week, start Sorane met haar programma. Soms geeft ze enkele van haar collega’s die het dichtst bij haar staan, waaronder Axin en Nevon een paar tips in de schietkunst. Verin ziet ze in het begin niet zoveel, maar zodra die zijn speciale opleiding volbracht heeft, wacht hij hen in de kantine op. Eindelijk kan ze met hem praten, maar als ze voor hem zit, durft ze toch niet zeggen dat ze samen een dochter hebben. Dus praten ze over hoe ze haar opdracht heeft kunnen volbrengen. ‘Ik breng hem om, Sorane.’ ‘Nee, Verin. Dat kan je niet doen. Hij is de Coördinator. Ik denk niet dat hij het nog eens zal wagen, want Akron heeft vele actieve huurlingen verloren. Hij heeft mij nodig en de anderen ook.’ ‘Wees maar op je hoede, meid. Ik ben vanaf nu ook terug ingedeeld bij mijn oude makkers.’ ‘Dan zie ik je meer?’ ‘Ja, Sorane. Maar ze mogen wel niets merken.’ ‘Dat weet ik wel, Verin.’ ‘Maar elke week krijgen we een dag vrij, dus in de stad kunnen we elkaar nog steeds zien.’ Verin glimlacht even. ‘Het is wel al een hele tijd geleden, Sorane.’ ‘Ik dacht dat je van mij hielt?’ ‘Nog steeds. Maar ik…’ ‘Ben je met een van de anderen samen?’ ‘Niet echt, Sorane. Maar je was meer dan een jaar weg. Op een, twee, drie kan ik alles niet dadelijk aanvatten.’ ‘Dat is waar, Verin. Misschien kunnen we weer samen dingen doen.’ ‘Laat ons langzaam aan de draad weer opnemen. We zien dan later wel hoe het evolueert.’ Sorane knikt en staat op. 'Je bent nog steeds bloedmooi, Sorane. En je zweet nog steeds van de training.' Sorane knikt met een glimlach. 'Dat klopt. Het was ook een zware training, Verin.' 'Wil je eerst geen stortbad nemen?' Hij lachte als ze even aarzelde om zich van haar bezweette kleding te ontdoen. ‘Verin, ik kan...’ De jongeman gaat achter haar staan en maak de knoopjes van haar vest los. Even wil Sorane hem tegenhouden, als hij het vest langs haar schouders naar beneden stroopt. Dan zegt hij. ‘Ik ga slapen, want morgen is er een zware training.’ ‘Eerst een lekker stortbad, Verin. Vergeet niet dat ik bij jou tegenstanders in gedeeld ben. Dus doe je best.’ Verin knikt even. ‘Veel geluk morgen, Sorane.’ ‘Tot morgen dan, Verin. En ook veel geluk.’ ‘Dank je,’ zegt Verin, die haar nakijkt als ze neer de stortbaden toestapt. De maanden vliegen voorbij tot ze het einde van hun opleiding naderen. De laatste maanden heeft ze enkele van haar collega’s beter leren kennen. Ze hebben zelfs groepjes van enkele vrienden gevormd. Maar dat wordt door diegenen die hen opleiden niet aanvaard. Ze proberen hen afzonderlijke opdrachten te geven, maar ze slagen er niet in om de groepjes uit elkaar te drijven. Wat hun het meest verontrust is de nieuwe groeiende vriendschap van Sorane met Verin, een collega. Ze trekken veel te veel met elkaar op, ook buiten de training, iets wat verboden is. Ook Nevon en Axin, twee anderen van Sorane’s groepje zijn dikwijls samen. Die twee werden zelfs kussend gefilmd en op het matje geroepen. Voor een korte tijd leken ze afstand van elkaar genomen te hebben, maar niet voor lang merkten hun opleiders. En hun vermoeden kwam uit toen Verin, Nevon, Axin, en vier anderen zich in de badruimte verfristen na een harde training. Ze schrokken wel als de groep met meer dan tien bleek te zijn. Ze gingen met elkaar om alsof ze dit al langere tijd deden. Toen kwam ook Sorane met een man en een vrouw binnen. Een paar minuten later stonden ze tussen hun collega’s van het lauwe water te genieten, terwijl ze lachten en elkaar enkele nieuwtjes vertelden. Plots grijpt Verin Sorane’s hand vast en trekt haar van de anderen weg. Sorane voelt dadelijk dat er iets veranderd is. Verin kijkt haar met andere ogen aan. ‘Sorane, over enkele weken wordt onze harde opleiding beëindigd. Daarna krijgen we elk onze taken toegewezen.’ ‘Ik weet het, Verin. Ergens ben ik opgelucht, maar ook verdrietig, want ik besef dat wij elkaar daarna nog maar weinig zullen zien.’ ‘Verdrietig, waarom?’ ‘I..iiik mma…g je graag, denk ik. Jij bent de enige die mij ooit gekust heeft.’ ‘Hou jij van mij?’ ‘Ik weet het niet zeker. Maar ik denk het?’ ‘Je weet niet hoe blij je me maakt, Sorane,’ hoort ze Verin zeggen. Sorane beseft nog meer dan voordien dat Verin van haar houdt, Ze voelt dat haar hart hevig begint te kloppen. Ze zou hem willen kussen, maar het dringt echter tot haar door dat ze dat niet kan doen. Geen van beiden beseft dat ze al te ver gegaan zijn. Een paar verdiepingen lager zitten enkele mannen en vrouwen achter verschillende schermen, naar zo goed als alle aanwezige toekomstige huurmoordenaars te observeren en aantekeningen te maken. ‘Die twee vormen ook al een risico,’ zegt een van hen zuchtend. ‘Dat is al het zesde paar dat een koppel aan het vormen is.’ ‘Hopelijk gaan ze niet zo ver als die Nevon en zijn liefje Axin.’ ‘Wat is er met hen?’ ‘Seks, Faino. En dat is niet toegestaan, toch niet als ze denken van elkaar te houden. Want dat schept banden en problemen tijdens opdrachten.’ ‘Wat nu? De observatie verscherpen.’ ‘Je kent de reglementen, Faino.’ ‘In orde, Ver-Chin. Ik zal de mobile eenheden activeren.’ ‘Doe dat? Maar maak ook een rapport voor de Coördinator, hij moet toch beslissen wat er moet gebeuren. Maar ik vrees voor die twee, dat ze allebei beëindigd zullen worden.’ ‘Zoals die vier een paar weken geleden, bedoel je.’ ‘Ja, in elke lichting zitten er altijd, die zich niet aan de regels houden, terwijl ze denken dat niemand het opmerkt.’ ‘Dat is juist. Ze weten echter niet dat ze constant geobserveerd worden.’ ‘En dat moet zo blijven, want anders worden wij als schuldigen aangewezen. En dat wil niemand van ons.’ Intussen lopen Sorane en de anderen naar de kleedhokjes en kleden zich aan. Die namiddag verloopt de training normaal. Ze doen allemaal hun best. Op een dag wordt Sorane en een vijftiental anderen in de grote zaal geroepen. ‘Ik heb voor jullie een speciale oefening,’ zegt de Coördinator. De groep kijkt hem afwachtend aan. 'Vandaag is het geen gevecht- of schutterstraining. Maar ik wil zien wie de kwaliteiten die hem of haar aangeleerd werden om een inbraak succesvol uit te voeren.' Even kijkt de man de kandidaten nauwlettend aan, dan gaat hij verder: 'Op de tafel ligt voor elk van jullie een briefomslag, met daarin de details van jullie opdracht. Maar let wel. Diegene die niet slaagt wordt na zijn of haar terugkeer beëindigd.' Sorane merkt echter dat hij naar haar kijkt, terwijl hij die laatste zin zegt. ‘Zou hij weer een hinderlaag geplant hebben zoals de vorige maal?’ denkt ze. ‘Om de opdracht te bemoeilijken krijgen niemand van jullie vervoer ter beschikking. Maar jullie krijgen wel een dag de tijd om jullie voor te bereiden.’ Heel de groep kijkt de Coördinator aan. ‘De tijd is al aan het lopen, rekruten. Dus ik zou me maar haasten als ik jullie was,’ zegt de man met ernstige stem. Snel verlaat de groep, behalve Sorane, het vertrek. ‘Een dag om moordenaars op pad te sturen, Coördinator. Je doet maar, als je nog meer actieven wil verliezen. Of nee, deze maal zal ik er zo veel mogelijk sparen.’ Dan stapt Sorane kalm, maar op haar hoede naar de uitgang van de zaal. De Coördinator staart haar bevend van woede na. Verin is de eerste die zes uur later vertrekt, gevolgd door twee anderen en dan Axin. Sorane en Nevon komen gelijktijdig tien uur later naar buiten. ‘Veel geluk, Sorane,’ zegt Nevon. ‘Jij ook.’ Even kijkt Nevon in de richting die Axin moet genomen hebben, maar als hij weer naar Sorane kijkt, is die er niet meer. Nergens is ze nog te zien. ‘Hoe is die zo snel verdwenen?’ denkt hij verbaasd. Hij weet echter niet dat Sorane op het dak, van de villa achter hem, zit en hem nakijkt. Op hetzelfde moment wordt ze door een groene gloed omgeven en dan verdwijnt ze. Meer dan dertig kilometer daar vandaan materialiseert ze in een duister vertrek. ‘Anya, waar ben ik zo ineens?’ ‘Zo goed als op je bestemming, Sorane.’ ‘Bestemming.’ ‘Je staat vijf meter van de kluis die je moet kraken.’ ‘Waarom heb je mij geholpen?’ ‘Je zei dat je niemand wou doden, Sorane. En de Coördinator heeft tien sluipschutters op je weg geplaatst met als enige opdracht je neer te leggen.’ ‘Hoe weet je dat, Anya?’ ‘De computers van Akron hebben geen geheimen voor mij, Sorane.’ ‘Ik zal maar niet vragen hoe je dat doet.’ ‘Dat uitleggen zou een lange tijd in beslag nemen.’ Sorane trekt haar schouders op en kijkt om zich heen. Het is een bureau dat zeer veel luxe uitstraalt. In de wandkasten staan verschillende beelden en trofeeën. Maar Sorane heeft er geen aandacht voor. Ze stapt naar de deur toe en bevestigd twee kleine staafjes, van drie centimeter lengte, naast beide zijden van de deur. Dan drukt ze bij beide op het kleine rode knopje, waardoor een lichtstraal tussen beiden opgebouwd wordt. ‘Zo, wie nu nog binnenkomt, zal er niet goed van zijn,’ fluistert Sorane en haast zich naar het bureau toe? Snel doorzoekt ze de schuiven, maar vindt niets dat van belang is. Als ze naar de muur achter het bureau wil toestappen, hoort ze de stem van Anya zeggen: 'Onder het bureau, Sorane.' Dus draait de roodharige zich om en kijkt even naar het meubel. Dan duwt ze de bureaustoel opzij en gaat voor het bureau staan. Even doorzoekt ze de papieren. Maar er staat niets op dat haar kan helpen. Aarzelend bukt ze zich en bekijkt de onderzijde nauwkeurig. Plots merkt ze, vlak onder de bovenkant van het gedeelte met schuiven, een klein knopje op. Snel drukt ze erop. Hierdoor draait het meubel, waardoor een vloerkluis zichtbaar wordt. ‘Kluis open, Sorane.’ ‘Anya. Gun je mij geen pleziertje. De kluis openen kan ik ook.’ ‘Jazeker, maar niet zo snel en met meer rommel.' 'Dat weet ik. Maar ik moet mezelf bewijzen.’ ‘Juist. Maar ze zullen niet weten hoe je de kluis open gekregen hebt.’ ‘Gelijk heb je, Anya,’ antwoordt Sorane in gedachten en drukt een groene knop in. Dat zet een paar metalen onderdelen in beweging, waardoor de kluis open klikt. 'Je hebt niet veel tijd. Er is een alarm geactiveerd,' hoort ze Anya zeggen. Even kijkt de roodharige naar het luik en opent het dan. Even staart ze naar de inhoud, die uit papieren en juwelen en diamanten bestaat. Snel activeert ze haar samengevouwen riemtas, die zich nu weer ontvouwt. Snel steekt ze de inhoud van de kluis in de tas en sluit ze af. Dan slaat ze het luik dicht. Ze hoort met een glimlach de kluis terug dicht klikken. Alleen zit er niets meer in. Op dat moment hoort ze de stemmen pas en het gebonk op de deur. Snel kijkt ze om zich heen. Maar er is alleen een groot venster. Als ze voor het venster staat, dan pas beseft ze dat de twee gebouwen die ze kan zien veel te ver weg zijn. Als de deur in stukken vliegt, ontploffen ook de twee staafbommen, die Sorane daar bevestigde. Maar Sorane zit achter het bureau en hoort enkele brokstukken rondom haar neer botsen. De deur is helemaal door rook omgeven. Ze ziet enkele gedaanten opzij wankelen. Als ze de kamer verlaat, kijkt ze even naar de drie die op de vloer liggen. Ze zijn bewusteloos, maar leven nog. ‘Héy, wie ben jij?’ roept een van de mensen die wankelen, als ze voorbij hen stapt. Met een harde klap slaat ze de man neer. De anderen merken haar niet op. Voor ze de lift instapt kijkt ze nog even achter zich. Overal klinken naderende stemmen. Snel stapt ze de lift in en daalt af. ‘Gewapende mannen en vrouwen beneden, Sorane.’ ‘Maak me dan onzichtbaar.’ ‘Niet mogelijk. Mijn energievoorraad is te laag.’ ‘Zo snel?’ ‘Ik was nog niet volledig opgeladen.’ ‘Dan wordt het tijd dat je dat eens volledig doet, Anya.’ ‘Het is niet nodig om volledig operationeel te zijn, Sorane.’ ‘En als ik je nodig heb?’ ‘Ik kan je alleen in zeer dringende gevallen bijstaan. Dat heb ik al laten weten.’ ‘Dan moet zeker niet op je rekenen om terug in Akron te raken.’ ‘Nee, dat kan je deze maal niet. Je zou te snel terug zijn.’ ‘Dan zal ik straks maar een taxi nemen, zeker,’ zegt Sorane kortaf. Maar Anya antwoordt niet. Sorane kijkt naar beneden en ziet de vloer langzaam naderen. Als ze door de uitgang stapt, merkt ze dadelijk de twee mannen op die links van haar in actie komen. Maar voor dat ze hun wapen kunnen trekken, is ze al bij hen. Twee rake klappen ontwapenen hen dadelijk. De twee volgende doen hen bewusteloos neerstorten. Maar er zijn nog vier anderen, die reageren dadelijk. Toch zijn ze te traag. Voor ze hun wapen kunnen richten, is Sorane al bij hen. Drie van de vier zijn in een paar seconden ontwapend, maar de tweede vrouw houdt haar wapen op Sorane gericht. ‘Handjes op, Sorane Nador.’ Kalm draait de roodharige zich naar de vrouw toe. ‘Je kan die tas maar beter geven, diefstal is niets voor jou, moordenares.’ ‘Ik ben voor vele dingen opgeleid, vrouw,’ zegt ze, terwijl ze merkt dat de drie anderen hun wapen weer in handen hebben. ‘Anya, ben je er nog?’ denkt ze. ‘Dat moet je niet vragen. Ik ben er nog altijd. Maar ik kan je niet helpen.’ ‘Ik vraag me af of ik je nog wel wil houden, Anya.’ ‘Dat is iets dat jij moet beslissen? Maar je hebt me nodig.’ ‘Hoor je niet, Nador. Leg je wapen op de vloer.’ Sorane kijkt op. ‘Jullie zijn geen misdadigers, maar veiligheidsagenten. En dat is jullie geluk.’ ‘Wat bedoel je nu weer,’ zegt een van de mannen. Maar Sorane reageert bliksemsnel en schiet het wapen uit de vrouw haar handen. Nog voor de drie anderen hun wapen kunnen richt, is haar wapen alweer verdwenen en ze is al naar de vloer gedoken. Als ze tegen de benen van een van de mannen botst, komt die ten val. De anderen schieten op Sorane, maar missen haar. Als ze hun wapen van richting veranderen staat de roodharige achter de vrouw en houdt haar tussen zich en de mannen. ‘Ik dood alleen misdadigers, vrouwtje,’ zegt Sorane, en geeft haar en duw in de rug. Terwijl ze tegen de anderen opbotst, is Sorane door de deur verdwenen. Wat ze niet merken is dat Anya nu snel een overbrengersveld geactiveerd heeft. Sorane was even verbaasd, maar hoort de stem van Anya: ‘Snel erdoorheen Sorane. Ik kan het niet lang stabiel houden.’ Soran reageert dadelijk en springt in het veld. Als de veiligheidsagenten buiten komen, is van Sorane niets meer te zien. Die is intussen met een zweeftaxi op weg naar een klein cafeetje in een buurt, waar ze soms eens iets gaat eten. Daar zit ze urenlang op een terrasje, tot haar armband een signaal geeft. Aven kijkt ze ernaar en glimlacht even. ‘Zo te zien heb ik hier nu al lang genoeg gerust,’ denkt ze glimlachend en staat op. Ze stapt kalm naar het taxistation en neemt na even wachten een zweeftaxi. Ze stapt echter een honderd meter van de kleine villa uit en gaat nadenkend te voet verder. Als ze de gebouwen van Akron bereikt, gaat ze dadelijk naar de Coördinator. Hij kijkt haar met enige verbazing aan. Kalm legt Sorane de items die ze moest stelen op zijn bureau. ‘Opdracht volbracht, sir.’ De man kijkt even naar de voorwerpen en zegt: ‘Goed werk, Sorane. Je bent de vierde die terug is. Waren er geen moeilijkheden onderweg?’ ‘Niet dat ik weet. O, hebt u er weer een paar op uitgezonden, Sir? Heb ik nog niet genoeg testen ondergaan? Je kan die groep beter terugroepen voor ze inslaap vallen.’ ‘Niet zo, brutaal. Maar ik zal je je de punten die je verdiende wel toekennen.’ ‘Dank u, sir,’ zegt Sorane en maakt zich uit de voeten. Als ze het kantoor verlaat, botst ze op Verin. ‘Al terug?’ ‘Opdracht volbracht, Verin.’ ‘Dat zie ik. Anders zou de Coördinator woedend achter je aangekomen zijn, denk ik.’ ‘Ik ga naar mijn flat, Verin.’ ‘Dan zie ik je morgen tijdens de training wel.’ Sorane glimlacht even. Een paar uur later ontmoet Sorane Verin en kust hem. Als ze na hun bezoek in hun vast restaurant, in de flat van Verin aankomen, zegt Sorane: ‘Ik ga even een bad nemen om me op te frissen.’ Verin kijkt haar even aan en slikt, terwijl hij knikt. Als ze naar boven loopt, kijkt hij haar na. Dan stapt hij naar de keuken toe en neemt iets te drinken uit de koelkast. Terwijl hij drinkt, wijken zijn gedachten af naar een paar uur geleden, toen Sorane naar hem toeliep in het stortbad. Voor zijn ogen ziet hij haar weer naakt naar hem toestappen. Langzaam zet hij het flesje neer op het buffet en kijkt naar de trap. Dan haast hij zich naar boven. Voorzichtig duwt hij de deur open, maar schrikt als Sorane voor hem staat. Haar natte huid glinstert in het wandlicht. Hij merkt het wel, maar haar ogen stralen een verlangen uit, wat hij nog niet opgemerkt heeft. Ook zij staart hem geboeid in de ogen. ’Verin ik...,’ fluistert ze. Maar dan slaat hij zijn armen om haar schouders en voor ze het beseft slaat ze haar armen om zijn nek en kust hem. Ze schrikt even als ze zijn handen over haar naakte lichaam voelt glijden, maar dan verdwijnt haar verstarring. Ze beantwoordt nog heviger zijn kus en ook haar handen glijden over zijn rug naar beneden. Dan laat hij haar los om zijn kleren uit te trekken, terwijl ze elkaar blijven aankijken. Even staart de roodharige naar zijn naakte lichaam. Dan komt hij op haar toe en grijpt haar vast. In zijn armen draagt hij haar naar de slaapkamer. Meer dan twee uur later liggen ze opgelucht en gelukkig te slapen. Vroeg in de morgen schrikt Sorane echter wakker en herinnert zich wat er gebeurd is. Dan hoort ze het geluid dat haar gewekt heeft opnieuw, de deurbel. Snel slaat ze een kamerjas om haar lichaam en haast zich naar beneden. Als ze de deur opent, staat een huilende Axin voor haar. ‘Kom, snel binnen, meisje,’ zegt ze terwijl ze even langs beide kanten van de gang loert. Als ze beiden aan de tafel zitten, zegt Axin door haar tranen heen. ‘Sorane, i..iik bb..ben, zoals jij eerder, in verwachting.’ Verin, die juist binnenkomt, blijft verschrikt staan. Sorane weet even niet wat te zeggen. Ze staart haar vriendin alleen maar aan. Hoe is dat kunnen gebeuren. Axin neemt toch ook een anti-bevruchtingspilletje. Axin lijkt te weten wat er door de gedachten van Sorane gaat en fluistert: ‘Ik ben het een paar keer vergeten te nemen.’ ‘Heb je het al tegen Nevon gezegd?’ ‘Nee, hij weet het nog niet. Misschien wil hij me niet meer zien.’ Even moet Sorane aan haar kindje Tyjan denken. Die gedachte stemt haar droevig, waardoor ze even afgeleid wordt. ‘Je kan het beter laten verwijderen, voor iemand het opmerkt,’ zegt Verin. ‘Nee, dat kan ik niet doen,’ fluistert Axin, terwijl hulp zoekend naar Sorane kijkt. Die staart naar de vloer, maar als ze de blik van Axin op zich voelt, kijkt ze op en zegt: ‘We moeten hen helpen, Verin.’ ‘Hoe dan, Sorane?’ ‘Ze zijn onze vrienden. We kunnen niet anders. Ik wil niet verantwoordelijk zijn voor hun dood. Als jij hen niet helpt, dan doe ik het wel alleen.’ Verin kijkt Sorane verschrikt aan. ‘En de regels, die we volgen om te slagen dan.’ ‘Niet volgen, Verin. Ze worden ons opgelegd.’ ‘Wij houden ook van elkaar, denk je dat wij geen regels overtreden hebben.’ Even zegt Verin niets. ‘Je hebt gelijk, schat. Volgens de regels moeten wij onszelf ook aangeven. Maar dat zou voor allebei ons einde betekenen.’ ‘Je doet dus mee, lieveling.’ ‘Ja. Maar hoe gaan we het doen?’ ‘We hebben niet veel tijd, Schat. Axin zal het niet lang meer kunnen verbergen.’ Even kijkt Verin naar Axin, die aarzelend knikt. Hij heeft zijn twijfels, want als ze te weten komen wie hen geholpen heeft, dan ziet het niet te best uit. Maar het zijn vrienden van Sorane en hij wil haar niet verliezen. ‘Praat er eerste eens met Nevon over, Axin. Want we weten niet wat hij gaat doen. Jij moet in ieder geval verdwijnen.’ Axin knikt ‘Morgen laat ik jullie iets weten.’ Sorane knikt even en kijkt haar nadenkend na als ze de kamer verlaat. ‘Dat gaat een gevaarlijk spelletje worden, Sorane.’ ‘Ik vrees het ook. Maar buiten ons mag niemand iets te weten komen, dat wij hen geholpen hebben.’ ‘Dat in ieder geval, schat. Maar het probleem is als ze ooit gegrepen worden, dan zullen ze hun dwingen te praten.’ ‘Daar heb ik ook al aan gedacht, Verin. Maar wat kunnen we anders doen. Het zijn onze vrienden.’ ‘Dat is een van onze zwakke plekken, schat. Medeleven. We kunnen alleen succesvol zijn als we die gevoelens kunnen onderdrukken, of nog beter kunnen doen verdwijnen.’ ‘Ik kan dat niet, lieveling. Ik hou van je. Ik kan me geen leven indenken zonder die liefde.’ ‘Ik ook niet echt, Sorane. Maar ik vrees dat we ooit voor die keuze zullen staan.’ ‘We zien wel. Maar eerst hebben Nevon en Axin onze hulp nodig.’ ‘En als Nevon niet instemt. Wat dan?’ ‘Dat zou er slecht uitzien voor Axin.’ ‘Misschien geeft hij haar zelfs wel aan.’ ‘Hopelijk niet, want dat zou kwaad bloed zetten bij onze vrienden in de groep.’ ‘Daar ben ik niet zo zeker van, Sorane. We zitten uiteindelijk toch in hetzelfde schuitje. Wie de regels breekt wordt weggebracht en uitgeschakeld.’ Sorane knikt alleen maar en zegt plots: ‘Ik weet iets aan de rand van de stad. Daar zijn een paar leegstaande huizen van een kennis mijn stiefvader. Misschien kan ik daar wel iets versieren.’ ‘Je doet maar, schat. Ik steun je. Maar kijk wel uit, wil je. Sorane knikt even en neemt haar jas. ‘Ik ga even wandelen en eens met die man praten.’ ‘Mag ik je even iets vragen, Sorane?’ ‘Ja, lieveling.’ ‘Je neemt toch de pil, hoop ik.’ Sorane glimlacht even en zegt: ‘Al voor mijn terugkeer, Verin. En ik ben het nog geen enkele maal vergeten.’ ‘Ik hoop het.’ Even twijfelt Sorane om iets te zeggen over hun kindje Tyjan, maar ze weet niet hoe hij zou reageren. ‘Nee, de tijd is nog niet rijp,’ denkt ze. Dan slaat hij zijn armen om haar heen en kust haar. ‘Wees voorzichtig, Sorane.’ ‘Tot straks, Verin.’ Een paar dagen later komen Axin en Nevon op de afgesproken plaats in het centrale park. Sorane zweeft met Axin weg en even later brengt Verin Nevon naar het huis dat Sorane tot haar verassing mag gebruiken. Het ligt nogal afgelegen en heeft al dienst gedaan om mensen te verbergen, die hun misdadig leven wilden ontvluchten. Om er te geraken, moet je van de snelweg ongeveer tien kilometer langs zanderige wegen rijden. Als Verin als laatste aankomt, komt Sorane hem tegemoet. ‘Axin is binnen, Nevon.’ ‘Hoe kom je hieraan, schat?’ vraagt Verin, als Nevon binnen is. ‘De eigenaar heeft nog mensen geholpen. Maar ze moeten hier vier maanden blijven. Intussen maakt hij voor nieuwe papieren en een levensloop, zodat ze ver van hier een nieuw leven kunnen opbouwen. Als dat klaar is, worden ze opgehaald en naar hun bestemming gebracht.’ ‘Is die man wel betrouwbaar?’ ‘Mijn stiefvader verzekert mij dat hij het is, lieveling. Het komt wel goed.’ Verin knikt en volgt Sorane naar binnen. Maar de volgende weken, worden opsporingsopdrachten gegeven. Want ze willen Axin en Nevon vinden. Ze moeten als voorbeeld dienen om andere ontsnappingen te voorkomen. Ook Sorane en Verin nemen aan die opdrachten deel, al weten zij wel meer dan de anderen. Sorane komt twee maanden later van een korte trainingsopdracht terug en treft Verin in haar flat aan. Hij heeft een etentje voor twee klaargemaakt. Beiden genieten van het lekkere eten en belanden een uurtje later in bed. Als Sorane na een woelige nacht opstaat, kijkt ze even neer op Verin. Ze denkt aan de week die volgt. Dan moet Verin op weg om zijn tweede opdracht uit te voeren. Dat maakt haar droevig. Als ze met hem samen is, voelt ze zich gelukkig. Ze probeert haar gedachten te ordenen en haast zich naar de keuken en een simpel ontbijt voor hen beiden klaar te maken. Juist als ze de tafel aan het klaarmaken is, komt Verin binnen. ‘He, Sorane. Je ziet er zo droevig uit.’ ‘Ja, schat. Volgende week ben jij weer weg en ik…’ ‘Ik ben terug voor je het beseft, lieve Sorane. Denk er maar niet meer aan. Over twee dagen is het je achttiende verjaardag en dan is er een klein feestje met je ouders. Ik wil hen leren kennen.’ ‘Ik hoop dat ze op tijd komen, want met het werk van mijn vader, is dat niet altijd zeker.’ ‘Ze zullen het wel halen, schat. Hoe is het met Nevon en Axin?’ ‘Beiden maken het goed. Ik ben er een paar dagen geleden nog geweest. Axin denkt dat de bevalling over iets minder dan vier maanden is.’ ‘Hopelijk zijn ze tot dan veilig?’ ‘Dat zijn ze zeker. Buiten ons weet niemand van Akron waar ze zijn.’ Maar Verin twijfelt eraan of ze veilig zijn, want de macht van de Akron reikt tot ver buiten het continent. Als het aan hem lag zou hij ze nooit geholpen hebben, niet omdat het gevaarlijk is. Het zijn verraders van de Akron en die verdienen de dood. Maar hij durft het Sorane niet zo te zeggen, omdat hij bang is om haar te verliezen. Als Sorane twee dagen later thuiskomt, zit Verin met haar stiefouders, Runa en Jov te praten. Samen vieren ze die avond Sorane’s verjaardag. De volgende dag maken Jov en zijn vrouw zich klaar om te vertrekken. Runa neemt haar geadopteerde dochter nog even in de armen en fluistert: ‘Ik wens je veel geluk, Sorane. Verin ziet er een goede jonge man uit.’ Sorane knikt als Runa zich van haar losmaakt. Even wuift Sorane de zwever na als haar ouders wegrijden. Die avond traint Verin met Sorane in haar trainingszaaltje. Daarna gaan ze uit en belanden voor de tweede maal in het restaurant waar Re-nin dienster is. Hier ontmoeten ze Achnaya voor het eerst. Zij is serveerster in het kleine restaurantje, samen met vier anderen, dat beheerd wordt door haar man No-nin. Sorane en Re-nin raken in een gezellig gesprek gewikkeld, ook Achnaya komt erbij. ‘En nieuwe vriendin, schoonzus,’ vraagt ze. ‘Dit is Sorane, de vriendin van Verin, die hier al verschillende malen iets is komen eten.’ ‘Ach zo. Sorry, Sorane, ik dacht dat Re-nin…’ ‘Ik begrijp het, mevrouw.’ ‘Mijn naam is Achnaya. No-nin, mijn man en die Re-nin’s broer is, is de beheerder van die restaurant.’ ‘Kom erbij, zitten, schoonzusje,’ lacht Re-nin. ‘Ken je Verin al lang?’ vraagt Achnaya, terwijl ze plaatsneemt op een lege stoel. ‘Een hele tijd. We zijn collega’s, maar nog maar kort samen.’ ‘Zijn jullie niet te jong?’ ‘Ik ben bijna achttien, Achnaya. Verin is iets ouder dan negentien.’ ‘Toch geen huwelijksplannen.’ Sorane slikt, want dat is iets waar ze geen van beiden over nagedacht hebben. Trouwen en een gezin stichten. Dat schrikt haar wel een beetje af. Maar zoiets zullen ze bij Akron zeker niet toelaten. ‘Verin reist nogal veel voor zijn werk. Zodra mijn opleiding volbracht is, dan zal ik ook wel veel moeten gaan reizen voor de firma. Ik hou van hem, maar of onze liefde zal standhouden weet ik niet.’ ‘Tja, als je veel moet reizen, dan zie je elkaar ook niet zo veel.’ ‘Kan jij het even alleen aan, Re-nin? Ik moet je broer gaan afhalen.’ ‘Dat is niet nodig, Achnaya. Do-mar heeft een nieuw liefje. Zij komen straks allebei naar hier.’ ‘Hoe weet je dat?’ ‘Do-mar zond mij een berichtje deze morgen. Maar ik ben vergeten het tegen jou te zeggen.’ ‘Gelukkig maar, dan kan ik jou in het oog houden, Re-nin. Je kan nooit weten of jij toch iets van plan zou zijn,’ zegt Achnaya, met een knipoog naar hun nieuwe roodharige vriendin. ‘O, dat zal mij er niet van weerhouden om Sorane proberen te overtuigen om haar vriend te ruilen voor mij,’ zegt ze lachend, met een knipoog naar Sorane. Achnaya kijkt haar verbaasd aan, maar als ze de roodharige ziet lachen, glimlacht ze ook. ‘Straks geloof ik het ook nog, schoonzusje.’ Zo blijven ze een tijdje verder praten, want het aantal klanten neemt af en het wordt stilaan sluitingstijd. Dus is het niet zo druk. Plots kijkt Re-nin naar de klok. De anderen klanten zijn al weggegaan en haar oudere broer, No-nin, is intussen al aangekomen en heeft de laatste klanten uitgelaten. Achnaya besluit om de zaak te sluiten en staat toe dat Sorane en Verin als gasten deze avond blijven eten. Een uurtje later is alles klaar. Intussen is ook Do-mar, de iets oudere broer van Re-nin, met zijn vriendin, Elise aangekomen. Tot in de late uren zitten ze gezellig bij elkaar in de salon. Pas rond een uur s’nachts verlaten Sorane en haar vriend Verin het restaurant. Arm in arm lopen ze fluisterend naar hun zwever. Vier dagen later neemt Verin afscheid van Sorane. ‘Ik zie je morgenavond wel, lieve schat,’ zegt hij, terwijl hij haar los laat. Enkele uren later kijkt hij ernstig voor zich uit als hij voor het bureau van de coödinator staat te wachten.
