16. Yavar, de Ganzar

Teson kijkt haar even aan en fluistert:

‘Eerst willen ze geen leiding geven en dan vragen ze zelfs niet welke middelen we hebben.’

Dan kijkt hij zijn krijgers aan en zegt:

‘Maakt jullie klaar. We klimmen naar boven.’

Even later klimmen de tempelwachters langs een aantal touwen naar boven. Teson staat als eerste op de muur, dan volgt zijn vrouw Kagin. Een soldaat staat op een twintigtal meters van hen. Hij heeft hen nog niet opgemerkt, omdat hij naar de binnenplaats staart. Snel past Kagin haar hypsoon haar kledij aan. Als ze iets later op de soldaat toeloopt, is ze gekleed in een kapiteins uniform. De man kijkt verschrikt om.

‘Soldaat, er zijn indringers in de burcht. Mijn patrouille heeft er twee de muur op deze plaats zien opklimmen. Heb jij iets gezien,’ vraagt Kagin, terwijl haar hypsoon de kledij gegevens doorgeeft aan de anderen.

‘Nee, Kapitein.’

‘Toch moeten ze hier ergens zijn.’

De rest van haar groep is intussen ook op de muur geraakt. Nadat ze hun kledij aangepast hebben, loopt Teson op Kagin toe en zegt:

‘Er hangt een touw langs de kant van de binnenplaats.’

‘Dan moeten ze op de binnenplaats of de stallen zijn. Naar beneden, Snel.’

Teson en de anderen lopen de trappen af.

‘Soldaat, jij blijft hier op je post. Laat het geen tweede maal gebeuren, anders moet ik je rapporteren. Wij zullen die indringers wel grijpen,’ zegt Kagin en volgt de anderen naar beneden.

De soldaat kijkt haar even, trillend van angst; na. Want hij kent de vreselijke straf als iemand zelfs maar een klein fout maakt

Intussen schrikt een stalknecht schrikt zich een aap, als hij plots op een paar passen voor zich twee gedaanten langzaam maar zeker weer in hun normaal uiterlijk ziet veranderen.

Jakira merkt hem op en springt op hem toe voor hij alarm kan slaan.

Maar nog voor ze bij hem is, heeft ze uit zijn gedachten kunnen opmaken, dat hij hen niet zal verraden. Hij is geen voorstander van de koning.

‘Jij staat toch in dienst van Umoen,’ merkt Dargo, op nadat hij van zijn nieuwe ervaring bekomen is.

‘Ja, maar koning Umoen is. Ik weet niet goed, hoe ik het moet verklaren. Maar hij lijkt wel iemand anders. Zelfs zijn dochter moest vluchten, omdat hij haar anders zou terechtstellen’ legt de stalknecht aarzelend uit.

‘Dat is nogal wat,’ merkt Dargo op.

‘Hij is Dargo en ik ben Jakira.’

Even kijkt de knecht haar aan en zegt dan:

‘Mijn naam is Longo.’

‘Kun je ons helpen om ons wegwijs te maken in deze burcht,’ vraagt Dargo.

De man antwoordt echter niet.

Jakira lacht:

‘Longo, ik weet dat je daarstraks hevig schrok, maar voor ons is dat normaal. Toch zijn we geen goden, zoals je lijkt te denken.’

‘Hoe weet u dat?’ stamelt Longo.

‘Wij kunnen allebei uw gedachten lezen. Maar.’

Op dat ogenblik klinkt een luidde rollende donder door de stal. Jakira haast zich naar een raam toe en kijkt naar buiten.

‘Het begint opnieuw, Dargo. Deze maal lijkt het nog veel erger. De lucht is donkergroen van kleur.’

Dargo verstaat haar bijna niet, want een licht flits verlicht het vertrek even, dadelijk gevolgd door een hevige donderslag, die alles doet trillen.

‘Ik geloof dat je gelijk hebt,’ zegt hij. ‘Kom, we moeten voortmaken.’

Dan kijkt Jakira naar Longo, die nog steeds op zijn plaats staat.

‘Longo, help je ons,’, vraagt ze.

‘Ja. M.aar wat kan ik doen.?’

‘De weg wijzen, natuurlijk,’ lacht Dargo.

Maar als ze de stal verlaten zijn ze plots door een tiental soldaten omringd. Longo die achter hen loopt, kan nog juist terug naar binnen springen, zonder dat de soldaten hem opmerken. Dat denkt Longo, maar hij merkt dat hij zich vergiste als hij plots door twee soldaten gegrepen wordt. Jakira en Dargo zijn intussen door de soldaten ontwapend en kijken hen plots ontstelt aan.

Intussen klinken op een paar kilometer van de burcht trompetsignalen in een groot kamp. Honderden soldaten grijpen hun wapens stevig vast en marcheren in groepen van ongeveer tweehonderd man in de richting van de burcht. Ze hebben min of meer drie kilometer af te leggen. Maar tussen hen en hun doel is het vijandelijk leger dat uit een tweeduizendtal soldaten bestaat.

De bevelhebbers van het leger brengen hun bevelen over door middel van trompetsignalen. De groepen verspreiden zich en vormen een linie van zes groepen breed. Een tweede linie van vier groepen volgt en daar achter drie groepen boogschutters. Op de flanken rijden langs beide zijden twee roepen te paard. Het ongeveer drieduizend vijfhonderd man tellend leger nadert het kleinere leger van de vijand. Maar plots dagen meer dan zesduizend wezens op. Zij zijn met zwaarden gewapend en lopen door de rangen van hun bondgenoten. Dan storten ze zich op de aanvallers, maar vele van hen vinden de dood onder een pijlen regen, die op hen neerdaalt.

Als ze op de eerste soldaten van Dar Aron botsten is meer dan de helft gedood of stervende. Toch slagen de overlevenden erin om verwarring te zaaien. De twee duizend vijandelijke soldaten grijpen hun bogen en maken van de verwarring onder de aanvallers gebruiken om hun pijlen af te schieten. Vele soldaten van Aron vinden de dood en ook die vreemde wezens vallen onder de pijlen regen van hun bondgenoten.

Dan geeft Dar Aron een bevel en de boogschutters richten hun pijlen de hoogte in. Een trompetsignaal weerklinkt en honderden pijlen zoemen de hoogte in. Het vijandelijk leger waande zich veilig. Maar als de eerste pijlen zich in hun lichamen en schilden boort, moeten ze zwaar boeten voor hun fout. Maar nieuwe wezens dringen zonder aan het gevaar te denken door de rangen van hun bondgenoten en rennen in de richting van de soldaten van Aron. Op dat moment komen ruiters van de linkerkant op hen toegestormd.

‘Tempelwachters,’ roepen enkele soldaten van Aron.

De wezens deinzen eerst terug, maar dan keren ze zich tegen de aanvallers, maar die zijn zo snel. Ze zijn al doorheen de rijen van wezens door gestormd, voor deze wezens gevaarlijk kunnen worden. Toch zijn er enkele paarden zonder ruiter. Op dat moment vuren de soldaten van Aron opnieuw hun pijlen af.

De wezens die door de onverwachte aanval even afgeleid zijn, staan volledig onbeschermd tussen beide legers in. Plots draaien ze zich allen in de richting van de soldaten van Aron en stormen vooruit. Ze zijn nog maar en paar meter ver als de pijlen regen zich in hun rangen boort.

Op dat moment in de burcht.

‘Kagin. Hoe komen jullie hier?. ‘ fluistert Jakira, als ze Kagin, in een kapiteinsuniform van de soldaten herkent.

‘Je had daareven beter een beetje kunnen wachten. We hebben touwen bij. Anya dacht dat we ze nodig zouden hebben.’

‘Ze hebben gelijk, Jakira. In het vervolg is het misschien beter om even te wachten. Dan sparen we onze krachten en schrikken de mensen minder,’ lacht Dargo.

‘Het zal jullie leren. Nu zijn jullie allebei onze gevangenen. Kapitein, wat doen we met hen,’ grijnst Teson.

‘We brengen ze naar de koning. Hij moet maar beslissen wat met hen moet gebeuren,’ zegt Kagin spottend.

Als ‘gevangenen’ worden Jakira en Dargo naar de troonzaal gebracht. De koning kijkt hen kwaad aan.

‘Wat doen die hier?’ roept hij uit.

‘Vergeet ons, Hera. Maar deze twee geraakten doorheen de buitenmuur. Maar we slaagden erin om hen te grijpen. De derde heeft hen geholpen, we weten alleen niet hoe ze het gelukt is,’ zegt Kagin.

‘Laat maar, Kapitein. Jullie deden je plicht, ik zal hen wel leren om zich met onze zaken te moeien,’ zegt de Koning met zware stem.

Even kijkt hij Jakira en Dargo aan en vraagt dan met hese stem:

‘Hoe zijn jullie twee daarin geslaagd?’

Maar geen van beiden zegt iets. Jakira voelt peilende gedachten in haar hoofd dringen. Eerst wil ze zich afschermen, maar dan beseft ze, dat hij dan op de hoogte is van één van haar gaven. Dus besluit ze om haar gedachten voor een deel open te stellen. De koning merkt niets verdachts en trekt zijn telepathische krachten terug. Achter zijn troon zien beide gevangenen de vreemde apparaten, die de groene energie naar de lucht sturen.

Dan geeft de koning een teken aan zijn soldaten, die dadelijk op een paar meter achter onze beide vrienden gaan staan. Langzaam richten ze hun speren op de rug van hun gevangenen. Traag staat de koning recht en stapt naar voor.

‘Jakira. Hoe je erin geslaagd bent, weet ik niet. Maar jij bent er in geslaagd om twee van Yavar’s lijfwachten te doden. Nu is het tijd om hen beiden in de dood te vervoegen,’ sist hij en geeft zijn mannen, die zijn persoonlijke lijfwacht vormen, een teken.

De tien in het zwart geklede mannen trekken dadelijk een cilinder uit hun riem en activeren hem. Langzaam vormen ze een halve kring. Even kijkt Jakira naar Dargo en geeft een teken om hem en de tempelwachters er buiten te houden. Dan doet ze twee stappen naar voor.

‘Kom me maar halen. Jij bent heb hier afgedaan. Zelfs je mannen kunnen je niet helpen,’ lacht ze.

‘Daar betwijfel ik, meid. Jij en je vrienden zijn er geweest,’ grijnst Umoen en activeert ook zijn energiezwaard.

‘Hier, Jakira,’ roept Kagin plots en werpt Jakira’s zwaard door de lucht.

Umoen en zijn lijfwachten kijken spottend toe, hoe de blonde vrouw het zwaard behendig opvangt.

‘Niet slecht, Jakira, maar met dat zwaardje, kan je tegen deze wapens niet veel uithalen.

Jakira kijkt even glimlachend naar haar metalen zwaard en wendt dan haar blik op Umoen.

‘Je hebt gelijk, koning. Zoals het er nu uitziet, heb ik geen enkele kans tegen jullie. Maar schijn bedriegt,’ fluistert ze, zodat alleen Umoen het kan horen.

De koning schrikt plots als haar metalen zwaard begint te veranderen. Even later heeft de blondine een cilinder in haar hand.

‘Zo dat is beter,’ hoort hij haar zeggen, terwijl ze haar energiezwaard activeert.

Zijn lijfwachten wachten zijn teken niet af en storten zich de jonge vrouw. Maar plots is ze er niet meer. Verbaasd kijken ze om zich heen.

‘Wat!! Een esper,’ sist Umoen.

Als ze Jakira opmerken, vuurt de blondine drie maal bliksemsnel en drie golvende stralen schieten op de tien lijfwachten af. Deze reageren te laat. Twee storten als de straal door hun borst schiet, dood neer. De derde was iets sneller en werd aan de schouder geraakt. Hij wankelt achteruit, terwijl hij Jakira plots niet meer ziet. Te midden van de overblijvende lijfwachten materialiseert ze. Voor deze kunnen reageren, slaat ze toe. Het hoofd van de eerste rolt over de vloer. De tweede kan haar slag per toeval afweren, de derde en de vierde wankelen dodelijk gewond achteruit. De vijfde en de zesde weerstaan haar aanval en vallen zelf aan. Jakira energiezwaard flitst in het rond, telkens het zwaard dat van haar tegenstander raakt is er een heldere lichtflits te zien. Jakira heeft nu nog vier tegenstanders tegenover zich en wijkt achter uit naar de troon. Plots schrikt ze.

Umoen denkt aan… Snel concentreert ze zich, terwijl achter haar twee piepkleine gif pijltjes uit de armleuningen van de troon op haar rug toe schieten. Ze zijn geladen met een middel die het slachtoffer dadelijk verlamd. De ‘koning’ kijkt haar grijnzend aan en loopt tussen zijn lijfwachten door.

‘Mooi truckje niet, meisje. Yavar zal tevreden zijn,’ spot hij en heft zijn energiezwaard.

‘Dat wel, Umoen. Maar ik heb ook mijn truckjes, zoals je ziet. Je pijltjes gingen door mij heen,’ glimlacht Jakira.

Woedend slaat Umoen toe, maar zijn energiezwaard gaat door Jakira’s lichaam heen alsof het niet bestond. Hij ziet haar lachend gezicht en concentreert zich even.

‘Een gas kan je niet doden…,’ hoort hij haar nog zeggen, maar dan is er een hevige lichtflits.

Jakira half doorzichtige lichaam krijgt een harde schok en barst uit elkaar.

‘Zo weer een minder. Niet zo slim om zich in een soort gas te veranderen, want dat kan ontploffen,’ spot Umoen.

‘Hera, kijk,’ zegt een van zijn lijfwacht plots en wijst naar de troon, maar Jakira langzaam weer haar lichamelijk vorm krijgt.

Umoen kijkt verschrikt om en ziet Jakira wankelend op haar benen staan, met haar energiezwaard nog steeds in de hand. Langzaam heft de jonge vrouw haar hoofd op en kijkt Umoen aan.

‘Bijna gelukt, ‘koning’. Maar zo gemakkelijk is het niet,’ sist Jakira en vuurt twee lichtstralen om de koning af.

Deze slaat ze echter met gemak opzij.

‘Haha. Je krachten lijken wel opgebruikt,’ lacht de man.

Maar op dat moment materialiseert Jakira vlak voor hem. Op het nippertje kan hij haar aanval weerstaan. Verschillende lichtflitsen lichten even op als de zwaarden elkaar raken. Plots ziet Jakira de man grijnzen en voelt zich plots moe, zo moe. Ze wankelt achteruit, terwijl Umoen haar dadelijk volgt; Hij wil haar geen enkele kans meer geven en slaat er op los. Jakira kan nog met moeite de slagen opvangen en moet steeds verder wijken.

Doordat Jakira steeds trager reageert, is er klein gaatje in haar verdediging. Umoen merkt het, maakt er dadelijk gebruik van. Maar te laat merkt hij dat Jakira dit verwachtte. Ze draait om haar as, om het energiezwaard van Umoen te ontwijken en slaat in dezelfde beweging toe. Ontsteld zien de twee laatste lijfwachten het hoofd van Umoen op een paar meter van hen vandaan op de grond botsen en opzij rollen.

Het lichaam van Umoen zakt langzaam in elkaar en begint van vorm te veranderen.

De vormloze brij trilt nog een paar seconden na, maar dan blijft het stil liggen.

Jakira voelt de moeheid langzaam wegzinken en kijkt de twee lijfwachten aan. Maar die wijken langzaam achteruit als de blondine een stap vooruit doet. De gewonde lijfwacht geeft echter een teken aan de soldaten, die dadelijk hun wapens trekken. Op dat moment hoort Jakira de stem van Anya:

‘De blauwe knop in het rechter toestel. Snel, druk hem in.’

Jakira rent dadelijk naar de apparaten toe en kijkt even om zich heen. Dan ziet ze de bedoelde knop. Maar op het moment dat ze naar de knop reikt.

‘Jakira. Pas op!!! Achter je,’ hoort ze Dargo verschrikt roepen.

Intussen hebben Quana en beide anderen de rivier, waar zij bijna de dood vond, bereikt. Het regent intussen dat het giet.

‘Nu moeten we stroomopwaarts.’

‘Stop, Rondo. We kunnen het best afstijgen. Te voet geraken we misschien dichter bij hen.’

‘Als ze er nog zijn,’ lacht Tena.

‘Dat komen we over een paar minuten te weten.’

Onze vrienden stijgen af en haasten zich verder, Ze zien echter niet dat enkele soldaten hen tussen de struiken grijnzend gade slaan.

Tweehonderd meter verder merkt Rondo plots rimpels op in het water.

Kijk!!! Daar is iets,’ roept hij.

‘Hier ook,’ lacht een stem achter en onze vrienden draaien zich snel om.

Een tiental soldaten staan tussen de bomen en trekken hun zwaarden. Achter hen komen zes kwalwezens boven water.

Plots.

‘Pas op, ze proberen onze krachten weg te zuigen zoals de vorige keer,’ roept Quana uit, terwijl ze haar zwaard trekt.

‘Het zal ze deze keer niet lukken,’ zegt Tena en draait zich om.

Uit haar twee handen schieten verschillende vuurbollen op de Oekas toe. Vier zijn raak en onder luidde krijsende kreten schieten de wezens in brand.

Op dat ogenblik vallen de soldaten aan.

‘Wauw, dat wa… Pas op, Tena,’ roept Rondo.

De jonge vrouw laat zich dadelijk vallen en rolt opzij. Als ze weer op haar benen staat, trekt ze dadelijk haar zwaard. Maar voor ze het kan gebruiken moet ze voor een zwaardslag opzij duiken. Een tweede kans krijgt de soldaat echter niet. Tena valt hem plots aan. Een, twee…. vijf slagen kan hij nog af slaan, maar dan doorboort Tena’s zwaard zijn borst. Opnieuw moet ze opzij springen om een aanval van een andere soldaat te ontwijken.

Quana ziet intussen vier tegenstanders op zich toekomen, maar ze wacht hen niet op. Ze verrast hen door vooruit te springen. De soldaten zijn even overrompeld en slagen er niet in om haar aanval te weerstaan. De linkse zakt dood in elkaar. Terwijl ze haar zwaard terugtrekt, draait ze het snel om en stoot naar achter. Een tweede wankelt dodelijk gewond achteruit. De twee overblijvenden storten zich nu stilzwijgend op haar.

Rondo heeft een van zijn drie tegenstanders gedood en een andere gewond. De laatste trekt zich al vechtend terug. Tena is op hetzelfde moment omsingeld door de drie soldaten.

‘Jij bent er geweest, vrouwtje,’ spot een van hen.

‘Zeker van, soldaat,’ sist ze, terwijl ze heel snel om haar as draait.

Haar zwaard raakt ze alle drie.

‘W.aatt?’ stamelt een van hen nog, voor hij, naast zijn twee maten op de grond valt.

De drie overblijvende soldaten kiezen voor de vlucht, maar komen niet verder dan vier meter. Voor hen staat een, vier meter groot, wezen met zwarte huid. Zijn ogen zijn vuurrood.

‘Yavar!’ stamelt een van de drie.

Dan slaat het wezen toe. Drie vlijmscherpe armen doorboren de borst van de soldaten, die stervend neerstorten. Tena en de twee anderen schrikken hevig als het wezen zich tot hen wendt.

‘Het is tijd om te sterven, uitverkorenen.’

‘Het lijkt wel alsof je denkt dat we ons niet gaan verzetten van angst, maar dat is een misrekening,’ spot Quana.

Even kijkt Yavar haar verbaasd aan.

‘Hou je afzijdig, Lokar. Deze drie uitverkorenen zullen door mijn hand sterven,’ sist hij dan, tegen zijn lijfwacht.

‘Tena, Rondo. Geef mij een hand snel,’ fluistert Quana.

Juist als zij de handen van beide anderen vastgrijpt, richt het monster zich tot hen.

‘Dat was niet slecht. Alle Oekas en zeven soldaten gedood. Maar tegen mij hebben jullie geen enkele kans,’ grijnst het wezen.

‘Alle Oekas. Het waren er toch maar zes,’ vraagt Rondo.

‘Ja, maar van de dood van die zes, schrokken de anderen zo erg, dat ze collectief zelfmoord pleegden.’

‘Wie ben je?’ vraagt Quana op dat moment.

Even kijkt de vreemde haar aan.

‘Yavar, de Ganzar en de leider van deze onderneming,’ sist het wezen en snelt dan op hen toe.

Rondo en beide vrouwen proberen opzij te springen, maar Yavar beweegt zo snel, dat ze geen enkele kans krijgen. Een vlijmscherpe arm van het wezen snijdt doorheen het lichaam van Tena, van haar linkerschouder naar haar rechterzijde. Rondo schiet haar ter hulp, maar nog voor hij zijn zwaard kan heffen, doorboort een andere arm van Yavar zijn borst. Dan schieten twee van zijn armen op Quana toe. De roodharige vrouw slaagt erin om een arm opzij te slaan, maar de tweede doorboort haar rechterschouder. Een seconde later doorboort de andere arm haar buik. Triomfantelijk heft hij haar lichaam omhoog met beide armen. De jonge vrouw kreunt van de pijn.

‘Weer drie uitverkorenen minder, meid. Laat mij je maar uit je leiden verlossen,’ grijnst Yavar.

Dan zwaait hij een derde arm naar zijn groenhuidige tegenstandster toe. Quana ziet de arm hulpeloos op zich toekomen. Toch voelt ze er niets van, als het vlijmscherpe staal haar hoofd van haar lichaam scheidt. Ze spert haar ogen van schrik wijd open, maar dan dooft het licht erin bliksemsnel uit. Als een bal rolt het hoofd over de grond.

Yavar kijkt even naar het onthoofde lichaam, dat nog steeds aan zijn armen hangt.

Opnieuw grijnst hij, maar dan werpt hij het zielloze lichaam van zich af. Terwijl het lichaam een paar meter verder half in het water valt, kijkt hij naar de lichamen van Rondo en Tena. Hij heft een van zijn armen en onthoofdt ook Rondo’s lichaam. Dan kijkt hij naar Tena’s lijk.

‘Die is zo dood als een pier,’ grijnst hij en langzaam krijgen zijn vierarmen weer zijn normale vorm.

Een luidde lach weerklinkt door het woud.

‘Nu nog Jakira en die andere idioot,’ sist hij.

Hij kijkt nog even genietend naar de bloedende lichamen.

‘Mooi gedaan, Hera,’ zegt een stem achter.

‘Weet ik, Lokar. Ze moeten er allemaal aan, zelfs als ze de verandering van deze atmosfeer overleven,’ sist Yavar.

Op dat moment lijkt hij echter te schrikken en kijkt met een ruk in de richting van de burcht.

‘Umoen! Ze zijn in de burcht, Caruq (vloek),’ vloekt hij.

‘Wat is er gebeurd?’ vraagt Lokar.

‘Volg me snel naar de burcht. Daar zal ik hen zelf voor vermorzelen,’: sist hij en verdwijnt met een luidde plop in het niets.

Lokar kijkt nog even naar de doden en grijnst:

‘Vaarwel, maak het goed in het hiernamaals.’

Ook hij lost even later op in het niets.

Toch had Lokar beter nog even kunnen wachten, want de lichamen van onze vrienden worden langzaam maar zeker onzichtbaar. Tot ze volledig verdwenen zijn. Tussen de struiken staan drie gedaanten voorzichtig op.

‘Dat was een goed idee, Quana,’ glimlacht Rondo.

‘Wauw. Een projectie van ons drieën scheppen en dan in onze plaats laten doden. Je hebt die twee lekker beetgenomen.’

‘Ja, Tena. Maar dat heb ik van Jakira geleerd. Gelukkig kon ik onze dubbels lang genoeg in stand houden en dan ook nog met jullie teleporteren. Als een van hen nog veel langer had staan genieten, dan had hij het geweten. Ik was bijna aan het einde van mijn krachten’ zucht Quana opgelucht, terwijl ze het zweet van haar voorhoofd afveegt.

‘Kom, we moeten naar Jakira en Dargo,’ zegt Rondo.

‘Ja, je hebt gelijk. Later kunnen we met z’n allen deze rivier nog onderzoeken. Kom, geef me een hand.’

Maar als ze wil teleporteren kan ze zich niet genoeg concentreren.

‘Laat mij het eens proberen, Quana,’ merkt Rondo op.

Quana laat zijn en Tena’s hand los en zegt:

‘Voel je, je sterk genoeg om met drie tegelijk te teleporteren.’

‘Ik denk het wel. Ja, het zal me wel lukken.’

‘Oké, we kunnen het altijd proberen.’

‘Dat lijkt mij te gevaarlijk.’

‘Mij ook, Tena. Maar als we op tijd willen komen, moeten we het wagen.’

‘Kom, Rondo we zijn weg. Je weet toch nog hoe het moet.’

Rondo glimlacht even naar Quana.

‘Zeker, groentje. Jakira heeft dikwijls genoeg aangedrongen om te oefenen.’

Quana kijkt hem even kwaad aan, maar grijpt dan toch zijn hand vast. Ook Tena steekt aarzelend haar hand uit. Rondo drukt haar hand in de zijne en concentreert zich.

‘Ik ondersteun je wel.’ hoort hij, de telepathische stem van Quana nog, voor ze alle drie in het ‘niets’ verdwijnen.

Als ze materialiseren, wankelt Rondo even, terwijl het zweet op zijn voorhoofd uitbreekt.

‘Dank je, Quana. Zonder je hulp. Ik zal nog veel moeten oefenen, Jakira is hier beter in,’ fluistert hij.

‘Zeer veel, dat is zeker, schat. We bevinden ons nog steeds op dezelfde plaats,’ lacht Tena, terwijl ze om zich heen kijkt.

‘Verdomme, je hebt gelijk,’ sist Rondo en kijkt naar de bomen om zich heen.

‘We zijn toch een paar meter van plaats veranderd,’ glimlacht hij.

Tena kijkt hem en aan en zegt spottend:

‘Dat hadden we ook zonder Teleportatie gekund.’

‘Dan maar te paard,’ hoort hij Quana zeggen.

Ook zij is teleurgesteld, maar ze moeten verder. Het groepje haast zich tussen de bomen door naar hun paarden. Als Rondo als laatste de plek bereikt waar ze de paarden vastmaakten, zitten de beide vrouwen al op hun paarden en kijken hem afwachtend aan. Snel maakt hij de teugels los en stijgt op.

‘Dat was de laatste keer, vrienden. Teleportatie lijkt altijd problemen te geven,’ zegt Tena.

‘We moeten nog veel leren, Tena. Later zal het wel beter gaan.’

‘Misschien, Quana. Maar ik pas dan wel.’

‘Kom, we moeten ons haasten,’ lacht Rondo en geeft zijn paard de sporen.

Beide jonge vrouwen geven op hun paard de sporen en volgen de jonge krijger naar de burcht. Ze drijven hun paarden tot het uiterste en horen de hoeven over de grond trommelen.

Op dat moment veranderen de tempelwachters hun kleren, terwijl Dargo zijn energiezwaard grijpt. De soldaten die de wacht houden bij de muren schrikken eerst, maar dan grijpen ze hun wapens stevig vast.

‘Dood die indringers,’ klinkt een bevel.

Dargo en de tempelwachters zien met de soldaten samen een honderdtal wezens op hen toestormen. Een van de tempelwachters werpt de cilinder van Dargo naar de jonge uitverkorene, die het behendig opvangt. Jakira merkt hier niets van. Ze moet zich bliksemsnel omdraaien en schrikt als ze het vier meter hoge zwarte monster voor zich ziet opdoemen.

‘Jij hebt mijn twee lijfwachten een ook mijn volgeling Umoen gedood. Daar zal je voor boeten,’ sist de vreemde.

‘Wie ben je?’ zegt Jakira met trillende stem.

‘Yavar, de Ganzar. En denk maar niet dat je veel kans hebt. Je drie vrienden aan de rivier heb ik al voor mijn rekening genomen. Nu is het jullie beurt.’

‘Aan de rivier,’ stamelt Jakira.

‘Ja, Quana, Tena en Rondo noemden jullie de drie, die ik een paar minuten geleden doorboorde. En dan met plezier onthoofde.’

Terwijl ze schrikt, ziet ze achter het wezen Aya, Danor en Kerto materialiseren. De soldaten vallen de indringers dadelijk aan. Dargo merkt Lokar op, die op enige stappen van Jakira materialiseert. Snel activeert hij zijn energiezwaard en nadert het wezen voorzichtig.

Yavar stapt intussen met zware stappen op de ontstelde Jakira toe.

‘Quana en…. Dood… nee, dat…’ fluistert ze.

Bijna te laat merkt ze dat de Rung met zijn vier armen uithaalt. Op het laatste moment kan ze opzij duiken. Toch slaagt ze er nog in om met haar linkerhand op de blauwe knop te slaan. Dadelijk schieten er vonken van de apparaten omhoog en de groene lichtzuil begint te flakkeren.

‘Caruq. Nee. Dat niet.,’ roept Yavar woedend uit, terwijl hij op Jakira toespringt.

Jakira kan de aanval van het met moeite weerstaan en moet al haar krachten inzetten om stand te houden. De Rung blijft op haar inhakken, terwijl zijn woede nog meer toeneemt. De blondine valt nu zelf aan en drijft Yavar achteruit. Ze beweegt zo snel met haar energiezwaard, dat hijzelf moeite moet doen om haar slagen op te vangen. Snel teleporteert hij een paar meter opzij en concentreert zich, Met moeite kan hij zijn woede doen dalen en verkrijgt langzaam de controle terug over zijn spieren. Dan grijnst hij:

‘Ze hebben je goed getraind, uitverkorene. Maar dat is niet voldoende.’

Dan springt hij plots naar de jonge vrouw toe, maar als hij voor haar op zijn voeten terechtkomt, staat ze er niet meer. Jakira is geteleporteerd.

‘Dat truckje ken ik ook, Yavar,’ hoort hij haar zeggen.

Bliksemsnel keert hij zich om en ziet haar op enkele passen van hem staan glimlachen. Op nieuw springt hij op haar toe, maar deze maal springt Jakira ook naar hem. Met telekinese springt ze hoger dan haar aanvaller en slaat toe. Yavar heeft het gevaar echter bemerkt en vangt haar slag met zijn linker energiezwaard op. Met zijn rechter probeert hij haar te raken, maar ze heeft dadelijk een energieschild om haar lichaam gevormd.

Als ze beiden op de vloer terecht komen, kijken ze elkaar aan.

‘Ze zou een goede aanwinst zijn voor mijn lijfwacht. Ze vecht beter dan mijn drie trouwste volgelingen,’ denkt hij.

‘Ik, als je lijfwacht. Laat me niet lachen, Yavar,’ sist Jakira en stort zich op hem.

Haar woorden rukken hem uit zijn gedachten. Met een zwaard vangt hij haar aanval op, terwijl hij met het andere toeslaat. Maar Jakira slaagt erin om ook die te ontwijken of op te vangen. Hij is wel verbaasd omdat ze telkens, zij het op nippertje, zijn slagen kan afweren.

Dargo is intussen ook in een benarde toestand terecht gekomen. Hij is verschillende malen geraakt en kan met moeite op zijn benen staan. Lokar heeft hem klem gedreven tegen de binnenmuur van de zaal en slaat hevig op hem in. Aya, Kerto en Danor staan plots achter Lokar. Terwijl Aya en Danor hun energiezwaard activeren, terwijl Kerto zijn metalen zwaard stevig vastneemt. Hun tegenstanders liggen dood of zwaardgewond op de vloer.

‘Kerto, help jij de tempelwachters. Zonder energiezwaard kan je hier toch niet veel uitrichten,’ roept Aya hem toe.

Kerto knikt en haast zich naar Teson’s krijgers, die in een zwaar gevecht gewikkeld zijn met de soldaten van Umoen. Lokar wijkt intussen opzij en kijkt Aya en Danor grijnzend aan.

‘Haha. Een beetje geoefend met een energiezwaard zie ik. Hé, ben jij niet. Ja, je bent die vrouw met één arm. Nu heb je dus een kunstmatige, maar dat zal je ook niet veel helpen. Die sla ik er ook wel af.’

‘Dit is geen kunstmatige arm, Lokar. Maar mijn echte en deze maal zal je het zo gemakkelijk niet hebben.’

‘Wat? Je echte. Dus je hebt genezende krachten. Niet slecht meid, maar dat kan je ook niet redden,’ zegt de lijfwacht en springt plots op hen toe.

Beide worden hierdoor verrast en kunnen maar op het nippertje aan zijn dodelijke slagen ontkomen. Dan valt Lokar Danor aan en die heeft moeite om de slagen te ontwijken of af te slaan met zijn energiezwaard.

Aya valt de Rung van opzij aan, om haar man te helpen. Maar krijgt plots een slag van zijn derde hand, die hij tot een vuist gebald heeft. Ze voelt haar ribben kraken en vliegt enkele meters achteruit, tot ze op de vloer neervalt en een paar meter verder schuift. Ze probeert zich op te richten, maar ze voelt een hevige pijn in haar borst. Op dat moment schrikt ze. Danor is niet snel genoeg opzij gesprongen en de vierde arm van de grijnzende Lokar doorboort zijn rechter dijbeen. Als de Rung zijn energiezwaard heft om toe te slaan, materialiseert Dargo naast zijn vriend. Zijn slag slaat het energiezwaard uit de hand van Lokar die verschrikt achteruit wijkt.

De tempelwachters hebben intussen de soldaten uitgeschakeld en verzorgen hun gewonden. Een tiental zijn gedood. Enkele tempelwachters vatten, onder leiding van Teson een Kagin, post aan de toegangsdeuren van de zaal. Hier en daar lopen nog van die vreemde wezens rond, maar zij hebben geen leiding meer. Toen Umoen stierf, pleegden hun mentors zelfmoord. Ook in andere delen van de burcht en in de strijd tegen de soldaten van Azar lopen deze wezens zonder leiding rond. De meeste soldaten van Yavar hebben zich overgegeven, alleen diegenen die zich in de burcht bevinden bieden nog weerstand.

Yavar drijft intussen Jakira achteruit en steekt toe.

‘Nu zal je boeten. Vrouw,’ sist hij.

Maar zijn armen dringen door haar lichaam, terwijl zij hem lachend aankijkt.

‘Goed trucje, is het niet,’ lacht ze, terwijl ze teleporteert.

Woedend draait Yavar zich weer naar haar toe en valt opnieuw aan. Drie keer teleporteert Jakira nog, maar dan voelt ze dat haar krachten langzaam afnemen.

‘Je wordt zeker moe, blondje. Als je hulp wil,’ grijnst Yavar en concentreert zich.

Voor Jakira kan reageren, wordt ze door een golf van verlammende krachten getroffen. Langzaam wankelt ze achteruit tot tegen de troon van de vroegere Koning.

‘Deze maal kun je niet meer ontkomen,’ lacht Yavar bulderend.

Langzaam maar zeker wordt zijn lichaam door rode energie omgeven en hij richt één van zijn handen op de blonde vrouw. Een energiegolf schiet op Jakira toe, maar deze kan zich met haar laatste krachten opzij werpen. Ze komt echter ten val, zo slap voelt ze zich. De troon barst volledig in stukken uit elkaar.

Grijnzend kijkt hij naar zijn slachtoffer.

‘Nu heb je minder praatjes, schatje,’ lacht hij, terwijl de rode energie weer toeneemt.

‘Daar zijn we weer, Yavar,’ hoort hij plots een stem achter zich zeggen.

Woedend draait Yavar zich om en verstard even. Voor hem staan Quana, Rondo en Tena.

‘Je staat er alleen voor. De meeste soldaten hebben zich zonder verzet overgegeven,’ lacht Quana.

‘Jullie!! Nee, dat kan niet. Ik heb jul…,’ stamelt Yavar.

‘Klonen heb je gedood. Yavar. Wij zaten tussen de bomen te genieten van het schouwspel,’

Even kijkt Yavar hen ontsteld aan, maar dan stort hij zich brullend op haar.

‘Help, Dargo en de anderen,’ denkt Quana naar haar beide vrienden.

Snel grijpt Rondo de hand van Tena en voor die ze kan terugtrekken, teleporteert hij. Op een paar meter van Lokar materialiseren ze en worden dadelijk door de Rung opgemerkt.

‘Jullie. Hoe?’ roept hij uit.

‘Klonen, Rung.’ sist Rondo, terwijl hij zijn energiezwaard activeert.

Lokar wijkt snel naar links uit en stort zich plots op het veraste paar. Toch slagen ze erin om zijn aanval af te slaan. Maar dan moet hij wijken. De twee vechten zo goed op elkaar afgestemd samen, dat hij zelfs met zijn twee energiezwaarden moeite heeft om hun slagen af te weren. Plots is hij verdwenen.

‘Pas op,’ roept Dargo, als hij Lokar vlak achter zijn vrienden ziet materialiseren.

Tena en Rondo draaien zich bliksemsnel om. Maar voor ze kunnen reageren, zien ze hem glimlachen en voelen plots de verlammende straling die van de Rung uitgaat. Dargo schrikt als hij de trage reactie van zijn vrienden opmerkt. Een arm van Lokar doorboort de borst van Rondo, terwijl zijn linker energiezwaard een stuk van de rechterschouder, samen met de arm afslaat. Rondo wankelt achteruit en staart naar zijn arm, die op de vloer valt. Langzaam zakt hij in elkaar, terwijl Lokar zich grijnzend tot Tena richt.

‘Je vriendje is er deze maal geweest. Nu ben jij aan de beurt.’

Tena staat echter verstard naar Rondo, die op de grond ligt. Zijn gezicht is vertrokken van de pijn. Plots laat de jonge vrouw haar energiezwaard vallen en rent op de jongeman toe. In haar oren klinkt de lach van haar tegenstander.

‘Je houd van hem, denk ik. Haha. Dat is jullie zwakte. De liefde is jullie ondergang,’ spot de Rung, terwijl hij op Tena en Rondo toeloopt.

Plots materialiseert Dargo voor hem. Bijna had Lokar hem niet opgemerkt. Maar juist op tijd brengt hij zijn rechter energiezwaard in de baan van het energiezwaard van Dargo. Even moet hij achteruit wijken, maar dan krijgt hij langzaam maar zeker de overhand. De jongeman moet al zijn vaardigheid gebruiken om te overleven. Tena zit intussen met het hoofd van Rondo op haar dijen op de vloer. Ze probeert met haar krachten het bloeden de stelpen, maar het lukt haar niet. Hulpzoekend kijkt ze naar Jakira, maar ze beseft dat die haar ook niet kan helpen. Haar blonde vriendin zit op de vloer. Tena kan aan haar gezicht en houding zien, dat ze uitgeput is. Als ze weer naar het gezicht van haar geliefde kijkt, schrikt ze hevig. Haar hart lijkt plots stil te staan, als ze naar zijn niets ziende ogen kijkt. Haar omgeving lijkt te vervagen, terwijl ze naar het levenloze gezicht blijft staren.

Intussen wijkt Quana lachend opzij, maar Yavar wil haar geen kans geven. Opnieuw valt hij haar met al zijn kracht aan. Hierbij verliest hij alle voorzichtigheid uit het oog. Quana maakt dadelijk van de geboden kans gebruik. Yavar moet voor zijn fout betalen met het verlies van een linker arm. Groen bloed spuit naar buiten. Door de pijn keert zijn gezond verstand weer en hij concentreert zich. Quana beseft op het laatste moment het gevaar en probeert zich opzij te laten vallen. Toch wordt ze door het groene bloed getroffen en krimpt in elkaar van de pijn als haar rechter been erdoor geraakt wordt. Kreunend valt ze op de grond en haar energiezwaard rolt van de troon naar beneden, terwijl het zichzelf deactiveert.

Bulderend nadert Yavar de groenhuidige vrouw, terwijl zijn arm opnieuw aangroeit. Quana staart ernaar en probeert achteruit te kruipen.

‘Hoe ik de eerste maal niet ontdekte dat je een kloon was, is mij een raadsel, maar deze maal lukt het je niet,’ sist hij, terwijl hij voorover buigt en een van zijn armen op haar voorhoofd richt.

Quana probeert zich te concentreren, maar de pijn in haar been leidt haar teveel af.

Dan ziet ze een van zijn armen op haar hoofd toekomen en ze voelt de vlijmscherpe punt tussen haar ogen prikken.

Plaats een reactie