6. Op de vlucht

‘Deno, ga jij al verder. Ik wil nog een ding weten.’
‘Ook goed. Ik wacht wel bij de zwever,’ glimlacht hij.
Ena haast zich naar het kantoor terug. Buiten blijft ze staan en merkt twee dokters en nog een man op. Deze man heeft een staaf vast en ongeveer veertig centimeter lengte.
‘Ik wil weten waar het lijk is, Vaneron.’
‘Ze heeft zichzelf genezen en was verdwenen als ik met deze dokters terugkwam.’
‘Zichzelf genezen, meid!!!! Dat is onmogelijk. Je liegt dat je zwart ziet.’
‘Ik lieg ni…aaaaarrgh,’ kreunt Jouna als ze de staaf tegen haar dij voelt aandrukken.
‘Dat waarheid, Vaneron, of je krijgt nog meer van dit.’
‘Ik zeg de waarheid, heer.’
‘Jij moet het weten. Ik wil de namen van je medeplichtigen. Of ik takel je zo toe dat je ouders je niet meer herkennen. En dan neem ik hen misschien ook eens onder ha…,’ zegt de man, maar dan merkt hij de Koraanse vrouw op.
‘Geniet je van de pijn van anderen, Nedresh.’
‘Een minderwaardige Jern? Wat doe jij hier?’
‘Dat zijn jouw zaken niet, Nuroon. Jij geniet zo te zien van pijn die je anderen toebrengt. Wil je dat ook eens voelen?’
‘Kom maar, dan sla ik je zelf het ziekenhuis in.’
‘Waarom zou ik tot bij jou komen? Maar als je om pijn vraagt dan, kan dat ook anders.’
Ena glimlacht alleen maar en concentreert zich. Dan krimpt de man in elkaar van de pijn. Dezelfde pijn die Jouna daareven voelde, maar dan zeker vijfmaal sterker. Kreunend zakt hij op zijn knieën.
‘Stop… laat het ophouden.’
‘Uit je gedachten weet ik dat dat je slachtoffers daar ook om smeekten, maar je stopte niet. Dus waarom denk je dat ik ga stoppen.’
‘Ikkk… wwee…eettt niiieeetttts.,’ brengt hij kreunend uit.
‘Sommigen van je slachtoffers ook niet en hielt je op… O, nee, je ging door.’
‘Hou op, agente. Verlaag je niet tot zijn niveau,’ zegt Jouna, terwijl ze haar hand op de schouder van Ena legt.
Dan trekt Ena haar krachten terug en kijkt de man aan.
‘Dank deze verpleegster maar dat ik gestopt ben, Nedresh. Maar als je een vin durft verroeren, dan stop ik niet meer. 
Dan kijkt ze naar de twee dokters met een verontwaardigde blik. Terwijl de aandacht van Ena op de Nuroon geconcentreerd leek, gaf een van de twee dokters de verpleegster een klap. Jouna heeft een licht bloedende lip, die ze met haar hand bedekt, terwijl haar andere hand naar de brandplek op haar dij tast. Dan vangt hij de blik van Ena op en roept woedend:
‘Die daar wist wat haar opgedragen is. Maar ze kan zoiets eenvoudig niet uitvoeren?’ sist een dokter woedend.
Dan haalt hij opnieuw uit voor een nieuwe klap. Op hetzelfde ogenblik kreunt hij van de pijn, die door zijn hand trekt. Een gedachte van Ena is genoeg om een hevige pijn te veroorzaken.
‘Kom, Jouna. En jullie kunnen beter geen leugens meer vertellen, anders krijg je nog een harde krachtiger behandeling. Zoals die man daar.’
‘Waag jij om een Enaarse dokter te bedreigen, Koraanse? Ik heb vrienden in hoge kringen en als je nog opdrachten wil, dan zou ik me maar koest houden.’
‘Dat betwijfel ik, dokter, want die hooggeplaatste kennissen van jou kunnen me geen haar schelen.’
‘Ga dan maar verder met je bedreigingen, vrouwtje en er zal zeker een contract op jouw naam gezet worden.’
‘Denk je dat ik daar angst van heb, doktertje. Aqunok heeft al een contract op mijn hoofd gezet, omdat ik te veel met zijn zaken bemoeide. En zijn wil is wet onder de misdadigers,’ zegt Ena.
Even glimlacht ze en wendt haar hoofd naar de assistente, maar die kijkt haar verward aan. De agente stapt op haar toe en drukt een vinger even tegen de kleine wonde. Even is er een geelgroene gloed te zien. Aarzelend tast Jouna naar de wonde, maar die is er niet meer. Ook haar wang heeft terug zijn normale kleur. Dan voelt ze ook de pijn in haar rechterdij niet meer.
‘Wat heb je ged…’ stamelt Jouna en werpt even een blik op de twee dokters. 
Maar die zijn even verbaasd als zij zelf.
‘Volg me, Jouna. Ik kan je helpen, als je mijn hulp wil aanvaarden,’ zegt Ena.
Bijna mechanisch volgt ze de agente. 
‘Je opleiding als dokteres kan je vanaf vandaag vergeten, verpleegster. Maar als je gaat dan mag je ook je job, vergeten,’ hoort ze een van de dokters zeggen.
Jouna weet niet wat te doen. Ze wil hier alleen maar weg.
‘Jullie zeggen dokters te zijn om mensen te helpen. Maar jullie verdienen er zo goed aan, dat jullie alles doen om jullie job niet te verliezen. In mijn ogen is Miss Vaneron meer waart dan jullie. Kom, Jouna,’ zegt de agente plots.
De twee kijken de agente verbaasd aan, terwijl de verpleegster Ena Ros aarzelend volgt. 
Zodra ze het kantoor verlaten hebben, stopt Ena.
‘Wacht even, Jouna. Ik mag toch Jouna zeggen,’
Verbaasd knikt de ontslagen verpleegster. Ena glimlacht even en stapt opnieuw het kantoor binnen.
‘En nu onder ons, dokters,’ zegt ze koel.
‘Je hebt hier niets meer te zoeken, agente.’
‘Agente Ena Ros bestaat niet, dokter. En een lijk kan je niet laten ontslaan.’
Voor de ogen van beide dokters verandert Ena haar uiterlijk in Sorane.
‘Alleen is dit lijk zo levend als jullie beiden,’ fluistert ze, terwijl ze in haar beide handen en licht bol vormt.
De twee dokters kijken haar verschrikt aan en staren dan naar de bollen.
‘Als een van deze bollen een van jullie raakt, dan blijft ze niet meer dan stof over. Als een van jullie een woord van wat jullie hier gezien hebben, aan iemand meedelen, dan kom ik terug om te laten zien wat ik nog meer kan doen.’
‘Verontschuldig ons, Hera.’
‘Laat maar, Miss Vaneron staat vanaf nu onder mijn bescherming. Ik zal haar met plezier meedelen dat ze van jullie bevelen verlost is. En voor haar opleiding tot medisch specialiste zal ik zelf wel zorgen.’
Dan verandert ze weer van gedaante en verlaat kalm, nagestaard door beide mannen, het kantoor. Buiten staat de verpleegster te wachten en kijkt Ena vragend aan.
‘Kom,’ zegt Ena alleen maar.
Tot Jouna ‘s verbazing lopen ze niet naar de uitgang, maar naar de behandelingskamer waar Sorane verdween. Beide dokters blijven alleen achter.
‘Heb je dat gezien? Het leek wel alsof ze de wonde aan de lip van miss Vaneron genas, door ze aan te raken.’
‘Alsof dat belangrijk is, Obon. Die kan nog veel meer van een wondje helen. Ze was dood en ze moet zelfs haar verwijderde organen geregenereerd hebben. Weet je wel wat dat betekent?’
‘Ze heeft misschien een halo-opwekker gebruikt om haar gedaante te veranderen. Of ik denk dat we beiden aan het dromen waren. Zoiets kan niet, dat weet je. En we kunnen beter zwijgen, anders verliezen we onze positie.’
‘Misschien wel, Obon. Maar ooit heb ik iets gelezen over die vreemde voorvallen. Ik moet dat eens opzoeken.’
‘Doe het maar als je het niet laten kunt, maar ik raad je aan om er niets over te zeggen. Ze zouden je gek verklaren.’
Intussen volgt de assistente Ena de kamer binnen. Ze botst bijna tegen haar op, want Ena is blijven staan, zodra de deur achter hen dichtschoof.
‘Dit is voor u, Jouna.’
Verbaasd kijkt de jonge vrouw naar het kleine Pentagon in de hand van de agente.
‘Wat is dat voor ie…’ vraagt ze en kijkt de agente aan, maar schrikt hevig.
De agente verandert voor haar ogen in Sorane.
‘Sorane. Daareven was je er….. Ben je het werkelijk? Hoe kan…?’ klinkt haar stem ontsteld.
‘Neem het Pentagon aan, Jouna. Mijn groepje heeft ook een dokter nodig.’
‘Je groepje? Dokter? Wat bedoel je? Ik zal nooit meer de kans krijgen om een dokteres worden.’
‘Toch wel, assistentje. Je hebt er de capaciteiten voor, dat weet ik.’
Verbaasd kijkt ze Sorane aan.
‘Dat meen je niet, Niemand zal mijn opleiding betalen, als ze mijn negatief verslag lezen.’
‘Denk dat ik mij daar iets van aantrek, Jouna. Ik kan tot in het diepste punt van je ziel kijken, daardoor weet ik al je wensen en verwachtingen. Ik weet dat je ouders ontgoochelt zullen zijn, als je hen meedeelt dat je ontslagen bent. Maar als ik ze ooit eens op je nieuwe werkplek op bezoek laat komen, zullen ze weer trots op hun dochter zijn.’
Wat bedoel je?’
‘Je diepste wens is dokter te worden, of heb ik het mis, Dokter Vaneron. Maar eerst zal je wel goed moeten studeren, voor je die titel mag dragen, Maar ik weet dat je alles zult doen om te slagen.’
‘Dokter Vaneron. Dat meen je niet.’
Opnieuw schrikt Jouna als Sorane haar hand vastgrijpt. Op hetzelfde moment zijn ze verdwenen.
Intussen knielt Seana in het kantoor van rechter Sodinor voor het bureau van de rechter en kijkt aandachtig naar het gat waar de capsule insloeg. Ook hier haalt ze de capsule uit het hout en bekijkt hem aandachtig.
‘Hm, leeg. Vreemd. Volgens de rapporten gebruikte Sorane altijd capsules met een verdovend middel.’
Dan bergt ze de capsule weg in een speciaal zakje. Aandachtig kijkt ze om zich heen. Over de vloer kruipt ze naar de bloedplas waar de veiligheidsagente lag. Even kijkt ze naar het bureau om de richting te bepalen.
‘Erine heeft gelijk. Sorane kan de agente nooit van waar ze stond linksvoor geraakt hebben. Er is maar een mogelijkheid de rechter of iemand die dicht bij hem stond heeft geschoten,’ fluistert ze.
Dan keert ze om en wil naar de bloedplas waar Sorane haar laatste adem uitblies, kruipen.
‘Al iets gevonden, agente Vergan.’
De agente schrikt want in de stem klonk een zekere dreiging. Met een ruk kijkt ze om en staart in de dreigende ogen van de blondine.
‘Wie ben jij?’
‘Mijn naam is Jakira. Ik ben de meesteres van Aqunok.’
‘Jij bent die vrouw die… Hoe kom je hier zo plots?’
Jakira grijnst alleen maar, zonder de antwoorden. Seana richt echter haar wapen.
‘U bent gearresteerd, mevrouw. Steek je handen maar omhoog.’
Jakira kijkt de agente met een spottende uitdrukking aan.
‘Mijn handen omhoogsteken. Jij waagt het om een wapen op mij, een almachtige, te richten, agente,’ zegt ze.
Seana hoort de genietende klank ik haar stem, net voor ze kreunend van de pijn in elkaar krimpt. Haar wapen valt uit haar hand, terwijl ze met haar linkerhand naar haar rechter grijpt. De blondine kijkt spottend op haar van pijn kreunende slachtoffer. Seana kijkt haar kwelgeest met een pijnlijke blik aan.
 ‘Ho…ee?’ kreunt ze.
‘Jij zal nooit meer een wapen op mij richten, agente,’ hoort ze de blondine zeggen.
Angstig voelt ze de pijn toenemen, tot de beenderen van haar rechterhand op verschillende plaatsen breken. Ze hoort de beentjes kraken als ze door de krachten van Jakira verbrijzeld worden. Van pijn verliest ze bijna het bewustzijn en valt op haar knieën. De blondine kijkt even genietend neer op haar slachtoffer.
‘Van jou zal ik in de toekomst nog meer genieten, meid.’
Seana staart alleen maar naar haar verbrijzelde hand, waaruit bloed op de vloer lekt. Ze hoort de woorden van de blondine maar half. 
‘Doet het pijn, meisje. Spijtig dat ik niet meer tijd heb, maar zie dit als een voorbode van wat je te wachten staat. Voorlopig kan je nog even van je vrijheid genieten. Maar besef goed dat ik je eender waar op deze planeet kan vinden en dat zal gebeuren zodra ik de tijd gekomen acht. En ik zal je zeker niet vergeten.’
‘O, ja. En doe ook je liefje Erine de groeten van me want haar wacht misschien nog een erger lot. En dat alleen maar om jou pijn te zien lijden als straf om mij met een wapen te bedreigen.’
Op hetzelfde moment is de blondine verdwenen. Enige tijd staart Seana naar de plaats waar ze stond, terwijl haar bloed een groter wordende plas op de vloer vormt.
‘Seana, wat is er... Je hand..,’ zegt een stem verschrikt.
De agente kijkt op en ziet Erine op zich toekomen.
‘Ik.. dat blonde monster. Ik zal haar doden.’
‘Laat me eens naar je hand kijken. Je bloed nog dood als ik er niets aan doe.
‘Die vreemde meesteres van Aqunok was hier, Erine. Ze bezit krachten die niet normaal zijn.’
‘Bedoel je die blondine? Heeft zij je hand zo toegetakeld?’ fluistert Erine ontsteld, terwijl ze naast Seana knielt.
Ze schrikt als ze de gebroken stukjes been door het bloedend vlees ziet steken. Erine beseft dadelijk dat haar vriendin misschien haar hand kan verliezen. Ze kijkt snel om zich heen en ziet een paar doeken liggen. Snel bindt ze de arm boven de ellenboog van Seana af. Dan maakt ze enkele andere doeken nat en legt een van hen open op de tafel.
‘Leg je hand hierop, Seana.’
Erine schrikt opnieuw als Seana haar hand probeert neer te leggen.
Het lijkt een brok vlees zonder beenderen erin. Voorzichtig probeert Erine de hand een beetje vorm te geven, maar handen eigen handen trillen, van emotie.
‘Dat ziet er niet goed uit,’ denkt ze.
Dan wikkelt ze de doeken snel om de hand van haar vriendin en helpt haar rechtop.
‘Nu naar het ziekenhuis en snel. Daar zullen ze je hand wel kunnen spalken.’
Even kijkt Seana haar met een droevige blik aan. Dan kijkt ze om zich heen en zegt met een stem vol woede.
‘Mijn wapen, Erine. Ik moet dat hebben, want de volgende maal schiet dadelijk.’
Erine neemt het gevallen wapen onder de kast uit en kijkt er even naar.
‘Geef het mij. Ik ben links even goed als ik rechts was.’
‘Haha… Seana toch… Denk je werkelijk dat je ook maar een klein kansje tegen mij hebt. Ik wil juist dat je hoopt om mij te kunnen straffen, maar ooit zal je weer voor mij staan en beseffen hoe nutteloos dat is. Nu heb ik andere plannen,’ hoort ze een stem in haar hoofd zeggen.
Schichtig kijkt ze om zich heen maar ziet haar kwelgeest nergens.
Even schrikt Erine van de woede van Seana, maar ze kan het wel begrijpen. 
‘Kom, we gaan,’ zegt ze. 
Even later neemt Seana geholpen door Erine plaats in haar zwever. Als Erine de zwever start, kreunt Seana lichtjes, maar ze blijft naar haar hand staren.
Met angst denkt ze aan die blonde en beseft dat het haar dood kan zijn, als ze weer naar haar op zoek gaat. 
‘Als die haar bedreiging waarmaakt, dan zal het mijn en Erine’s dood zijn, Maar moet ik haar dan ongestraft laten. Nee, dat kan ik als agente niet,’ denkt ze.
‘Hoe kunnen we die vrouw laten straffen voor haar misdaad?’
‘Door haar voor de rechtbank te dagen, Seana.’
‘Dat lukt nooit, Erine. Ze is een machtige dat besef ik maar al te goed.’
‘Zelfs een machtige kan laag vallen, Seana.’
‘Misschien. Maar iemand moet haar tegenhouden.’
‘Eerst je hand, lieveling. Dat is belangrijker, dan die blonde.’
Seana knikt en staart dan weer naar de bloede doek, die haar hand omringt. Een uurtje later bereiken ze het ziekenhuis. De dokters onderzoeken haar hand en nemen foto’s. Maar de hand is zo zwaar toegetakeld dat ze maar een ding kunnen doen. 
Een van hen verlaat de onderzoekingsruimte en gaat naar Erine toe.
‘Ik vrees dat we niet veel kunnen doen voor je collega, agente Rand. Haar hand is te erg toegetakeld. Hoe is zoiets kunnen gebeuren?’
‘Ik weet het niet zeker, dokter. Kan haar hand echt niet gered worden?’
‘Het spijt me. Haar beentjes zijn zo erg geplet dat we de hand alleen maar kunnen afzetten. Doen we het niet, dan bestaat de kans dat agente Vergan zal sterven door bloedvergiftiging.’
Even weet Erine niet wat ze hoort, dan knikt ze even.
‘Als je wil kan je je collega even spreken. We willen haar zo snel mogelijk opereren.’
Met tranen in de ogen kijkt Erine naar Seana.
‘Niet huilen, Erine. Ik weet dat de dokters mijn hand niet meer kunnen redden. Maar als ik de volgende maal voor die blondine sta, dan zal ik geen seconde aarzelen.’
‘Het spijt me zo. Als ik er geweest was dan…’
‘Het is die blondine die moet spijt hebben, lieveling. Want een machtige of niet, ik zal haar doden, dat staat vast,’ zegt Seana met trillende stem, terwijl diep in haar binnenste haar angst voor die blondine voelt toenemen.
Erine schrikt van de haat in Seana’s stem.
‘Goed zo, agente. Haat me met al je kracht. Misschien neem ik je later wel als dienares. Als je me trouw dient, schenk ik misschien je hand wel terug,’ klinkt een stem achter Erine.
Erine schrikt op en kijkt achter zich. Daar staat een bloedmooie blonde vrouw.
‘Jou dienen, monster. Nooit zal ik jou dienen. Als ik een wapen had, dan was je nu dood,’ zegt Seana woedend.
‘Jij mij doden, Seana. Zelfs met een wapen in je beiden handen zal je dat niet kunnen. Denk je dat een godin zo gemakkelijk te doden is,’ grijnst de blondine en richt haar blik dan op Erine.
‘En jij, agente Rand. Jij hebt ook een wapen bij je. Trek het en waag je kans.’
Erine beweegt haar hand tot ze op haar de kolf van haar wapen ligt. Maar iets in de blik van de blondine doet haar aarzelen. Ze beseft dat ze net zomin kans heeft als Seana. Daarom trekt ze snel haar hand terug.
‘Jij bent tenminste verstandig, Erine Rand. Al vind ik het spijtig. Had je je wapen getrokken, dan was je niet alleen je hand kwijt geweest.’
‘Jij bent zoals Seana al zei, een monster. Maar zeker geen godin.’
Jakira grijnst even.
‘Waag het niet om mij te beledigen, Erine Rand. Zoals ik al zei, je hand zal niet voldoende zijn.’
‘Jij….’
‘Zeg maar niets meer, mooie meid. Anders pletter ik voor de ogen van jouw mooi vriendinnetje hier, alle beenderen in je lichaam. En daarna zal zij jouw gebroken lichaam met haar gezonde hand in elkaar moeten te puzzelen.’
Slikkend kijkt Erine de blondine in de ogen. Op dat moment gaat de deur open en twee verpleegsters komen binnen. Erine schrikt als ze Jakira voor haar ogen ziet verdwijnen.
‘Agente, u moet de zaal verlaten. Over enkele ogenblikken starten we met de operatie.’
Erine knikt en buigt zich nog even over Seana en wil haar kussen.
‘Kus me niet, Erine. Je had haar moeten doden en dat heb je niet gedaan. Jij houdt niet van mij. Verdwijn, ik wil je niet meer zien.’
Erine schrikt hevig. Ze hoorde de woede in de stem van Seana. Met een ruk richt ze zich op en stapt met stijve vaste pas naar de deur. Seana beseft dat ze te ver gegaan is, maar ze kan haar woede niet meer bedwingen. Een van de verpleegsters kijkt haar met een beschuldigde blik aan.
‘Weet jij wel hoeveel pijn je je vriendin gedaan hebt?’ zegt ze streng.
Seana knikt met tranen in de ogen:
‘I…ik heb er spijt van, maar...’
De verpleegster ziet de tranen over de wangen van de zus van Deno naar beneden glijden en hoort haar fluisteren.
‘Kan u haar voor mij nog even halen?’
De verpleegster begrijpt haar en haast zich naar buiten. Maar nergens kan ze Erine zien. Ongeveer een kwartier later keert ze terug. De dokters zijn al aanwezig, maar Seana wil wachten tot Erine er is. Maar als de verpleegster alleen terugkomt, voelt Seana pas de pijn in haar hart. 
‘Het spijt me zo, Erine. Hopelijk vergeeft je me,’ fluistert ze. 
Maar Erine is niet weggaan. Ze kan de woede van Seana wel begrijpen, al richt ze die op haar.
‘Waarom trok ik mijn wapen niet? Door die blik van haar. Die boezemde mij angst in. Ze zou zeker gedaan hebben waar ze mee dreigde. Die hoopte dat ze ik mijn wapen trok, om mij te kunnen straffen. Ze wilde van mijn en Seana’s pijn genieten,’ denkt ze. 
Even kijkt ze naar de operatiezaal van Seana en ziet de dokters binnengaan. Snel haast ze zich naar hen toe en blijft naast de ingang staan. De verpleegster die haar is gaan zoeken, kijkt haar verbaasd aan.
‘Mag ik haar nog even zien?’
Even kijkt de verpleegster naar binnen en knikt dan even. De dokters kijken Erine vragend aan, maar maken toch plaats.
‘Ze is al lichtjes verdoofd, agente. Ik weet niet of ze je nog waarneemt.’
Erine kijkt even naar Seana, die daar hulpeloos ligt. Dan buigt ze voorover en fluistert:
‘Ik vergeef je, lieveling.’
Dan drukt ze haar lippen op die van Seana. Als ze zich opricht, merkt ze dat Seana even glimlacht. De verpleegsters slaat een arm om de schouders van Erine en zegt, terwijl ze haar mee naar de gang neemt.
‘Hoe komt wel goed met je vriendin, agente. Ik denk dat ze je begrepen heeft.’
‘Dat weet ik wel, maar wat daarna. Ze haat die blondine zo hard.’
‘Wie bedoel je?’
Erine trekt haar schouders op.
‘Ik weet haar naam niet, maar wel dat zij Seana zo toegetakeld heeft.’
Op dat moment materialiseert Sorane met de assistente in de flat van Jouna. De jonge vrouw wankelt naar een stoel toe en steunt erop.
‘Wat was dat?’
‘Een overbrengersveld, meisje. Zo kon ik ook in het ziekenhuis verdwijnen, maar ik had toen alleen een laken om mijn lichaam,’ antwoordt Sorane lachend.
‘Ik moet gaan, de ‘collega’ van Ena Ros, wacht op mij. Breng je ouders een bezoekje. Ik kom je daar wel ophalen.’
‘Ik kan beter hier blijven, want ik weet niet wat ik tegen mijn vader moet zeggen.’
‘De waarheid, Jouna. In het groepje strijders zal eerlijkheid en trouw vooraan op de lijst staan. Hier blijven kan je echter niet, want hier zullen ze je eerst zoeken.’
‘In orde, Sorane. Ik zal doen wat je zegt, maar het zal mijn ouders hun hart breken. Ze wilden zoveel voor mij.’
‘Vergeet niet om al wat je denkt nodig te hebben mee te nemen,’ zegt Sorane nog, voor ze in het niets oplost.
Even kijkt Jouna naar de plaats waar ze stond en begint dan een tas te zoeken.
Sorane materialiseert intussen in de gedaante van Ena in de tuin van het ziekenhuis. Dan loopt ze naar de straat toe en merkt al snel de wachtende agent, die tegen zijn zwever leunt, op. 
‘Hela, agent Vergan, je lijkt wel te slapen,’ zegt ze lachend als ze hem tot op een paar passen genaderd is.
Langzaam kijkt hij op en zegt bijna fluisterend:
‘Dat heeft wel lang geduurd, Agent Ros. Wat ben je nog te weten gekomen?’
‘Niet veel, maar ik heb wel de kleren, die Sorane aanhad gezien en de twee grote gaten erin. Die moet zo goed als dadelijk dood geweest zijn,’ zegt ze koel, terwijl ze instapt.
‘Dus besef je toch wel, dat ze nooit op eigen kracht het ziekenhuis kon verlaten. Die assistente moet erachter zitten, of wel een van de dokters.’
‘Of Sorane is toch naar buiten gelopen,’ glimlacht Ena.
‘Begin jij ook niet, collega,’ zegt Deno spottend en start de zwever.
‘Wie weet, Deno. Ik meen wat ik zeg,’ hoort hij haar nog zeggen en rijdt dan stilzwijgend weg. 
Een paar straten verder rijden ze juist voorbij een winkel. Plots ziet ze twee verdachte mannen voor een winkel en scant snel hun gedachten en hun omgeving. Die winkel is van de ouders van Rinar.
‘Stop, Deno. In die winkel is iets aan de hand,’ roept ze plots.
‘Wat.’
‘Stop.’
De agent stopt de zwever en Ena is er al uit, voor hij kan reageren. Snel volgt hij haar, maar als hij in de winkel komt, schrikt hij. De agente staat links van hem kijkt naar enkele mannen, die naast een in hun bloed liggende man en een vrouw staan.  Een dan de twee zegt dreigend tegen een jong meisje, dat hem hen angstig aankijkt.
‘Jouw broer was een smerige verrader, meid. Je ouders hebben we al onderhanden genomen. Als we weggaan dan krijgen ze nog een capsule in hun kop als afscheidsgeschenk. Maar jij kan je leven redden. Maar alleen als je doet wat wij willen en misschien kan jij daarna nog wel enige waarde hebben voor onze opdrachtgever,’ roept een man woedend uit.
Het jong meisje van een jaar of achttien, dat door een derde man wordt vastgehouden. Ze heeft al verschillende blauwe plekken. Haar kleren zijn gescheurd, waardoor haar lichaam voor een groot deel bloot is. 
‘Nee, dat nooit. Dood me maar dadelijk.’
De man grijnst ook goed, meisje. Eerst ben je van ons drieën, terwijl je ouders toekijken. Als je daarna niet van gedachten veranderd bent, dan zijn jullie er alle drie geweest.
Ena merkt dat het meisje probeert los te komen, maar het lukt haar niet. 
Deno die achter Ena staat, merkt de vrouw en de man op de vloer dadelijk op. Beiden zijn zwaar geslagen. Hij weet echter niet wat er juist gaande is. Dan hoort hij Ena zeggen:
‘Haar broer was geen verrader, moordenaar. Hij werkte voor mij. En ik heb hem beloofd dat ik zijn familie zou beschermen. Dus ik ben juist op tijd gekomen.’
Verrast kijken de drie om en grijnzen als ze Ena zien staan.
‘Wat doe jij hier, vuile Koraanse? Keer liever terug naar je slavenbestaan.’
Dan merkt Ena op dat twee van de drie Nuronen zijn. 
‘Ik ben geen slavin, Nuroon. Maar een agente.’
‘En dan, voor mij ben je niet meer dan een minderwaardige Jern, die een Nuroon gehoorzaamheid verschuldigd is.’
Ena glimlacht even, terwijl haar ogen fonkelen.
‘Laat dat meisje los. Ik ben jullie tegenstandster. Maar ik waarschuw jullie allen. Zelfs vroeger hadden jullie geen kans tegen mij, maar nu zeker niet meer.’
De twee Nuronen grijnzen even, terwijl de derde het meisje tegen de grond werpt. Samen met beiden anderen naderen ze de agente. Deno hebben ze echter nog niet opgemerkt. Die heeft zijn wapen getrokken, maar merkt dat Ena hem een teken geeft. Dus doe hij snel een paar passen achteruit en houdt zich klaar om in te grijpen.
Dan storten de drie zich op Ena, maar die is veel sneller dan zij. Deno kijkt met stijgende verbazing naar de agente die met bliksemsnelle bewegingen haar tegenstanders steeds te vlug af is. Plots stuikt een van de twee Nuronen in elkaar, nadat Ena hem een harde klap tegen de zijkant van zijn hoofd bezorgde. De andere Nuroon trekt zijn wapen, maar laat het even snel weer vallen, als Ena hem in het rondje gaatje van haar eigen wapen laat kijken. De derde trekt snel zijn hand van zijn wapen en kijkt Ena met ogen van angst aan. 
‘Je hebt geluk dat ik een agente ben, man. Anders lag je daar op de vloer in je bloed.’
Langzaam steekt hij zijn handen omhoog.
‘Breng hen naar de zwever, Deno.’
‘In orde, Ena. Ik laat hen wel afhalen.’
‘Dan kan ik deze mensen even helpen. Wacht even op mij.’
‘Oké, tot straks.’
Nadenkend haast Deno zich met zijn gevangenen naar de zwever, maar moet aan de woorden van de agente denken.
‘Zij heeft beloofd aan Rinar om zijn famillie te beschermen. Vreemd, want Rinar werkte met Sorane en Ora samen. En nu zijn die alle drie dood. Maar Sorane werkte toch voor Malon en Erine. Wat heeft Ena Ros met Sorane te maken. Dat zal ze mij toch weleens moeten uitleggen.’
Terwijl Deno de drie naar buiten brengt, knielt Ena naast de vader van Rinar en neemt zijn hand en die van zijn vrouw vast. Beiden voelen een vreemde tinteling als de licht bloedende wondjes in hun gezicht langzaam genezen. Dan volgt de rest van hun lichaam. Als Ena hen rechtop helpt, kijkt de man haar verbaast aan. Hij snapt niet hoe die agente dat deed. Maar hij voelt geen pijn meer. Ook zijn vrouw voelt zich beter, dat merkt hij als hij haar aan kijkt.
Dan stapt Ena naar het verbaasde meisje toe, dat intussen weer rechtop staat. 
‘Kom, meisje volg me even. We moeten je kleding een beetje in orde brengen.’
Het meisje schrikt, want ze beseft plots weer dat ze hier met gescheurde kleding staat. Snel probeert ze haar borsten te bedekken.
Ena glimlacht en slaat een arm om haar schouders.
‘We brengen dat wel in orde, Viena,’ fluistert Ena.
Haar moeder en vader kijken beiden verbaasd na als ze in een kleine kamer verdwijnen.
‘Wie is die vrouw, schat?’
‘Dat weet ik zo min als jij. Maar ik denk dat ze ons wil helpen.’
‘Dat besef ik wel, schat, maar straks is ze weer weg en wij staan er dan weer alleen voor.’
De vrouw schrikt even, want haar man heeft gelijk. Als ze weg is, zullen anderen komen.
‘Trek die kapotte kleding snel uit,’ zegt Ena intussen.
‘Hier, maar ik heb hier niets anders om...’
‘Doe het maar, ik heb iets anders voor u, Viena.’
Aarzelend trekt het meisje alles uit en probeert zich toch verlegen te bedekken. Ena kijkt haar glimlachend aan, terwijl ze een klein Pentagon aanreikt.
‘Niet zo verlegen, Viena. Ik ben ook een vrouw.’
‘Misschien, Sorane. Maar ik ben ande…,’ zegt Viena, terwijl ze zich omdraait, nadat ze het pentagon aannam.
Zonder Sorane aan te kijken, vraagt ze:
‘Wat is dat voor een apparaatje?’
‘Druk het achteraan tegen je hals. Het zal dadelijk kleren vormen.’
‘Kleren, wat bedoel je?’ schrikt Viena, terwijl ze het Pentagon tegen haar hals drukt.
Dadelijk voelt ze het veranderen en verschrikt kijkt ze in de spiegel. Ze heeft nu een heel mooie jurk aan, zelfs gemakkelijke schoenen. Als ze beiden terug in de woonkamer komen, zitten haar ouders aan de tafel. Ze kijken hun dochter verbaasd aan, maar weten niet wat te doen.
‘Ik heb jullie zoon belooft, dat ik jullie zou beschermen als hem iets zou overkomen. En die belofte wil ik inwilligen.’
‘Kende u onze zoon, agente?’
‘Ja, alleen niet in deze gedaante.’
‘Niet in deze??? Wat bedoel je?’
Ena glimlacht even en neemt terug haar normale gedaante aan.
‘Sorane Nador. Dat is toch niet mogelijk?’
‘Mijn naam is nu Sorane Cobanon. Je zoon en zijn vriendin hielpen mij om bewijzen te verzamelen, tegen Aqunok.’
‘Rinar heeft ons gezegd wat hij wilde, m..me…vrouw Cobanon. Maar het was ook zeer gevaarlijk.’
Sorane knikt even en kijkt Viena, die haar verbaasd aanstaart, even aan.
‘Jullie moeten hier weg, want ik kan niet blijven,’ zegt ze dan.
‘Dat weten we, agente. Maar waarheen. Dit huis is ons hele bezit.’
‘Ik kan jullie ergens naartoe brengen, waar jullie veilig zijn. En misschien kunnen jullie daar een nieuw leven opbouwen. En jullie dochter Viena hier zal er nieuwe vrienden en vriendinnen kunnen ontmoeten.’
‘Een nieuw leven, agente. Dat zou welkom zijn, maar we hebben er het geld niet voor.’
Ena glimlacht even. Dat is geen probleem, mijnheer Naiyant. Geld hebben jullie daar niet nodig. Een gedachtebevel laat Sorane’s hypsoon een overbrengersveld openen en aarzelend gaan de ouders en de zus van Rinar er doorheen naar kleine basis in de bergen. Tara heeft hier dadelijk vertrekken ingericht, zodat ze niet weten dat ze in een ultramoderne basis, die zelfs verder gevorderd is dan die van de Enuroonse samenleving, aangekomen zijn.
Sorane scant intussen even de omgeving en glimlacht dan. Deno wacht ongeduldig op haar komst, maar voor wat zij van plan is, is de agent op dit moment eerder een hinderpaal dan een hulp. Langzaam verandert ze opnieuw in de gedaante van Ena en stapt door een ander overbrengersveld. Als Deno een paar minuten later ongeduldig komt kijken waar Ena blijft, is niemand meer in het huis aanwezig.
‘Verdomme, Ena. Waar ben je naar toe?’ fluistert hij.
Met snelle passen haast hij zich naar zijn zwever en ziet de politiecombi juist aankomen.
‘Breng deze gevangenen naar het hoofdbureau, ik moet zo snel mogelijk weg.’ zegt hij en rent naar zijn zwever.
De agent kijkt hem na en slikt:
‘Was dat Vergan niet?’ vraagt hij zich af.
Na een harde druk op het gaspedaal, schiet Deno’s zwever vooruit en mengt zich in het drukke verkeer. Een paar minuten later stapt Ena het hoofdbureau binnen.
‘Ik heb de opdracht om Serdon Dovorn en zijn zus Kaeka op te halen,’ zegt ze tegen de bediende aan de balie.
‘Daar weet ik niets van,’ zegt hij verbaasd, nadat hij op zijn scherm, de gegevens bekijkt die opvroeg.
‘Die twee hebben zeer veel op hun kerfstok. Ook de geheime dienst wil hen ondervragen voor ze de doodstraf krijgen. Een daar hebben mijn oversten mij dan weer mee belast.’
‘Ik zal de commandant contacteren,’ zegt de man en praat even met iemand langs een speciale communicator.
Als hij zich weer tot Ena wendt, zegt hij:
‘De commandant vraagt of u naar hem toe wilt komen.’
Ena knikt en neemt de weg naar het kantoor van de commandant, die de agent beschrijft, in haar op.
‘Dank u,’ zegt ze dan met een glimlach naar de man.
Die kijkt haar na als ze naar de lift toestapt.
Even later staat Ena voor de commandant, die haar aankijkt.
‘Bent u zeker, dat die beiden, diegenen zijn die u wil ophalen?’
‘Ja, commandant. Er zijn vermoedens dat ze beiden meegewerkt hebben aan wapentransporten. Onze mensen willen hen daarover ondervragen. Meer weet ik ook niet.’
Even kijkt de man Ena aan en knikt dan.
‘Wilt u dit papier even tekenen? Dan laat ik die twee even halen.’
Ena knikt en neemt de pen vast, die de man haar aanreikt. 
Ongeduldig wacht Ena in de hal, tot ze de beide gevangenen opmerkt. Ze zijn door vier agenten omringt.
‘Kan je hen alleen wel aan, speciaal agente?’
‘Waarom niet? Ik heb al erger gespuis voor de rechter gebracht dan deze.’
‘Ik zou daar niet zo zeker van zijn. Ze weten dat hun de doodstraf wacht. Ze zullen misschien alles doen om daaraan te ontkomen.’
‘Dat kunnen ze altijd proberen, agent. Maar dan breek ik een paar minuten later hun beide benen. Ik wil dan nog wel eens zien of ze daarna nog willen gaan lopen.’
‘Dit is Agente Ena Ros. Jullie hebben gehoord wat ze zei, dus bezorg haar geen moeilijkheden, terwijl jullie onder haar begeleiding staan,’ zegt een van de agenten.
Serdon en Kaeka staren Ena met een onverschillig gezicht een.
‘Ze zien er niet al te opgewekt uit.’
‘Zou jij dat zijn als je ter dood veroordeeld bent?’
‘Misschien niet. Maar ik zou toch hopen dat ik ooit betere kaarten krijg.’
De vier agenten glimlachen even en een van hen zegt:
‘Zie maar dat dit geen kans voor hen wordt om betere kaarten, zoals u het zegt, te krijgen, agente.’
‘Ze staan nu onder mijn hoede en als ze mijn aanwijzingen niet trouw opvolgen, dan weten ze wat hen wacht.’
Twee van de vier agenten knikken.
Ena knikt even terug en geeft een teken aan de gevangenen. Een paar minuten later volgen de twee misdadigers Ena, nagestaard door verschillende agenten, naar buiten. Juist op dat moment komt de zwever van Deno met piepende remmen tot stilstand. Ena die links van die zwever staat, grijpt de handen van haar gevangenen vast en teleporteert met hen. Deno springt eruit en rent naar de ingang van het gebouw. 
‘Deno, is die nu al hier?’ fluistert ze.
Deno is al het bureau binnen en merkt dat zijn collega’s, die buiten staan te praten, hem verbaasd aankijken. Plots ziet hij dat enkelen naar hun wapen grijpen.
‘Hé, wat doen jullie?’
Een van zijn collega’s wijst naar de overkant van de straat, waar een groot teeveescherm van de stad nieuwszender aan de muur hangt. Hij schrikt al hij zijn eigen portret ziet staan. Hij hoort de stem van een jonge verslaggever.
‘….ordt gezocht wegens moord, die hij voor de ogen van de agente Erine Rand gepleegd heeft. Het vermoeden bestaat dat hij ook met de dood van zijn eigen collega’s te maken heeft. Hij moet...’
Verder luistert Deno niet meer, maar duikt plots naar de vloer toe en rolt in de richting van de deur. Daar staat hij snel op, rukt de deur langs beide zijden open en springt door de deuropening. Zijn collega’s worden hierdoor verrast en enkelen wankelen achteruit. Deno kan niet naar zijn zwever, dus rent hij verder naar de hoek toe. Als de eerste schoten naar hem gevuurd worden, is hij al achter de hoek verdwenen. Vier mannen rennen achter hem aan, maar het is een drukke straat, waardoor ze niet kunnen schieten.
‘Verdomme, nu krijg ik mijn eigen collega’s ook al achter me aan,’ denkt hij verschrikt.
Even kijkt hij om zich heen en ziet plots een kans. Dadelijk wijkt hij naar links en bereikt de andere kant van de straat. Hier heeft hij een smalle gang opgemerkt. Als hij een paar meter in de gang is, bukt hij zich achter een paar vuilnisbakken. Zijn achtervolgers hebben het niet gemerkt en rennen voorbij. Deno zucht opgelucht, want hij zou niet graag op zijn eigen collega’s schieten. Hij mengt zich opnieuw tussen de mensen en slaagt erin om in de richting van het centrum te verdwijnen.
Intussen materialiseert Ena met beide verraste mensen, tussen de bomen op een paar kilometer van de stad. Serdon wankelt verschrikt, een paar passen van Ena vandaan. Ook Kaeka kijkt de vrouw ontsteld aan.
‘Wat was dat, agente? Hoe komen we hier?’ stamelt Serdon op dat moment.
‘Teleportatie, Serdon,’ zegt de ‘agente’.
Serdon hoort iets vreemds aan haar stem en kijkt om. Hij schrikt hevig, als hij de vrouw in Sorane ziet veranderen.
‘He, jij…Sorane…. Hoe?’
‘Dat is voor later, Serdon. Nu hebben we belangrijker zaken af te handelen.’
‘Ben jij nu die Sorane Nador, die uit het lijkenhuis verdwenen is of toch Sorane Cobanon, die ze zoeken als de dubbel van Sorane Nador?’
‘Ja en nee, Kaeka. Er is wel iets dat jullie moeten weten. Ik ben zowel Sorane Nador als Sorane Cobanon. Er is geen dubbelgangerster.’
‘Dat snap ik niet, Sorane. Sorane Nador werd toch gedood in het kantoor van de rechter. Toen ik je in je appartement zag, dachten we allen dat jij die dubbelgangster was, waar ze het over hebben. En jij zegt dat je een en dezelfde bent.
‘Of was dat een plan van Aqunok. Heeft hij je wel gedood of was dat comedy?’
‘Nee, hij dode me echt.’
‘Ben je dan een geest of zoiets?’
‘Nee, Serdon. Ik ben zo echt als jij. Alleen ben ik niet meer dezelfde als diegene die gedood werd. Het was het lot van de oude Sorane om daar te sterven. Hierdoor kreeg ik samen met haar een nieuwe kans om mijn taak verder te zetten.’
‘Zou Aqunok geweten hebben dat er geen dubbelgangster was?’
‘Dat weet ik niet, Serdon.’
‘Verdomme, als ik die in mijn handen krijg…’
‘Dan zal je niets. Het gerecht zal hem wel veroordelen.’
‘Ja, het gerecht, als hij zich niet vrijkoopt.’
‘Sorane, jij werd toch door die rechter gedood. Dat zeiden ze toch op televisie.’
‘Je bedoelt rechter Sodinor denk ik. Je hebt gelijk. Hij doodde me, maar hij is ook Aqunok in zijn ware gedaante.’
‘Wat? Je bedoelt dat Aqunok voor rechter speelt.’
‘Ja, Serdon. Een perfecte dekmantel niet.’
‘Zeg dat wel,’ zegt Serdon en kijkt even naar zijn zus, die vraagt:
‘Sorane, waarom heb je ons beiden daar weggehaald?’ vraagt Kaeka, die een beetje uit haar verstarring ontwaakt.
‘Omdat ik jullie een voorstel wil doen.’
‘Welk voorstel?’
Sorane kijkt Serdon aan.
‘Dat leg ik jullie later wel uit. En er zijn ook belangrijkere dingen op til dan Aqunok, al maakt hij er deel van uit. We kunnen hier niet blijven staan,’ zegt ze en grijpt opnieuw een hand van beiden vast.
Maar als ze wil teleporteren, schrikt ze fel en laat hun handen los.
‘Wacht hier op mij,’ zegt ze.
Op hetzelfde moment is ze verdwenen. Serdon kijkt verschrikt naar de plaats waar ze stond.
‘Hoe doet ze dat toch? Een overbrenger kan het niet zijn?’ hoort hij Kaeka fluisteren.
‘Sorane vermelde daarstraks het woord, teleportatie. Ooit heb ik daarover iets gelezen, want er wordt onderzoek naar gedaan.’ antwoordt Serdon hees.
Even had Sorane de gedachten van Erine opgevangen. De dokters hebben de hand van Seana moeten amputeren om haar leven te redden. De gedachten van Seana kan ze maar zwak vinden. Erine is echter van haar stuk, door de woorden van Seana voor de operatie. Ze loog toen ze zei dat ze haar vergaf, want innerlijk ligt ze nog steeds overhoop over het verwijt. Maar toch wil ze hun liefde een kans geven. Een gedachte van Sorane is voldoende om te dematerialiseren en een seconde later weer te materialiseren in een bergplaats van het ziekenhuis. Als ze door de gang loopt, scant ze de omgeving tot ze gedachten van Erine vindt. Zo wordt ze naar de kamer, op de achtste verdieping waar ze zich bevinden, geleid.
Als ze binnenstapt, zegt Erine juist:
‘Ik hou van jou, Seana. Of je nu een of twee handen hebt, dat maakt niet uit.’
‘Nee, Erine. Ik kan het niet. Ik wil jou hier niet in betrekken. Je was er niet bij toen ze haar krachten op mij losliet. De pijn was zo hevig dat ik bijna het bewustzijn verloor en ze genoot er nog van ook. Je had haar ogen moeten zien. Ik zie die duivelin nog steeds voor mij.’
‘Nee, Seana. Dat meen je niet.’
‘Jawel, Erine. Ik kan ook met mijn linkerhand schieten en die zal ik gebruiken om die blonde te doden. Maar ik moet mijn angst voor die vreselijke pijn overwinnen, anders maakt ik geen enkele kans tegen haar.’
‘Dan zal ik naast jou staan, lieveling.’
‘Nee, dat zal je niet, Erine. Want ik heb je belogen en misbruikt. Ik heb nooit van jou gehouden.’
Erine staart Seana verschrikt aan. Ze weet niet wat te zeggen.
‘Ik wil je niet meer zien, verdwijn. Het is voorbij.’
Bijna mechanisch staat Erine op en rent bijna de deur uit. Ze merkt niet dat Seana met moeite de tranen kan bedwingen en nog even haar gezonde hand opheft in een poging om haar vriendin tegen te houden. Ena die juist de kamer nadert ziet Erine Rand haastig en huilend weglopen. 
Kalm loopt ze op de deur toe en zegt:
‘Waarom lieg je, Seana Vergan? Erine verdient dat niet.’
Seana kijkt verschrikt naar de deur, waar ze een blauwhuidige Koraanse ziet staan.
‘Wie ben jij nu weer?’ vraagt Seana kwaad, terwijl ze haar tranen probeert te bedwingen.
‘Laat me geen spijt hebben, dat ik een paar weken geleden je leven gered heb, Seana.’
‘Wat bedoel je? Mijn leven gered? Ik ken je niet.’
‘Nee, je kent mij niet zoals ik nu ben. Voorlopig moet dat zo blijven. Ik ben Ena Ros, speciaal agente.’
‘Een speciaal agente? Wat doe je hier?’
‘Sorane Nador heeft in mijn district een paar moorden gepleegd. Ik werd belast met het onderzoek. Zo kwam ik hier. Maar ik kwam te laat. Sorane Nador, die zich een tijdje voor haar dood, Sorane Cobanon begon te noemen, was neergeschoten. En nu is haar lichaam ook nog verdwenen.’
‘Ja, dat weet ik. Vermoedelijk is die assistent verpleegster medeplichtig aan de verdwijning van het dode lichaam. Ben je daarom hier in deze streek?’
‘Zoiets, Seana. Maar de verpleegster is een eerlijke vrouw. De dokters daarentegen, die zijn bereid om te liegen, om hun job niet te verliezen.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Anders zou ik het niet zeggen,’ glimlacht Ena.
‘Hoe kan je daar zo zeker van zijn, mevrouw Ros? Je ben toch geen telepate.’
‘Misschien wel, Seana Vergan.’
‘Speciaal agente of niet, Ena Ros. Ga nu maar. Ik wil niemand zien.’
Ena zegt niets, maar gaat naast Seana gaat zitten. Die kijkt haar kwaad aan.
‘Ga, agente Ros.’
‘Dat zal ik doen, Agente Vergan. Maar eerst moet ik jouw helpen om te herstellen.’
‘Dat konden de dokters zelfs niet. Hoe ga jij dat dan kunnen?’ 
Ena glimlacht even en concentreert zich. Haar gedachten zoeken naar Erine, die juist voorbij het onthaal stapt. Ze is helemaal van de kaart. Ze wil Seana niet meer zien. Ze wil haar niet haten, maar haar gevoelens zaken af naar die gedachten.’
‘Seana, waarom toch? Is het je hand de oorzaak of iets anders… Die blonde Jakira.’
Nu ze aan de blonde Jakira krijgt Erine’s woede dadelijk een andere richting.
‘Die verdomde Jakira is de schuldige. Zij moet boeten voor wat ze gedaan heeft. Dat zal mijn nieuw doel zijn.’
Even legt ze haar hand op haar wapen. Maar dan haast ze zich naar buiten. Op het moment dat ze door de openschuivende deur wil stappen, hoort ze een harde stem in haar hoofd:
‘Erine, ga alstublieft niet achter Jakira aan. Als je haar zou vinden, zal je Seana nooit meer terugzien. Ze zal geen genade kennen.’
Even aarzelt Erine, maar stapt dan weer verder.
‘Erine, je houdt van Seana, die liegt om je te beschermen. En jij wil juist datgene doen waar ze zo voor vreest,’ hoort ze in haar hoofd zeggen.
Ze blijft verschrikt staan. Maar ze houdt standvastig vol. Ze wil Seana nooit meer zien.
‘Keer terug, agente. Of wil jij mijn woede opwekken. Ik weet dat Seana je hart zo goed als gebroken heeft, maar ze heeft er nu al spijt van.’
Erine wankelt naar de muur toe en leunt er even tegen. Ze wil weg maar, die stem bezit zoveel kracht dat ze die moeilijk kan weerstaan. Langzaam maakt ze zich los van de muur en loopt aarzelend terug naar de lift.
Ena glimlacht even en zegt op dat moment:
‘Die blonde bezit krachten zoals ik, Seana. Maar zij gebruikt ze om anderen te overheersen en pijn te doen. Ik om anderen te helpen,’ legt Ena intussen uit.
‘Als die blonde ooit nog voor mij komt te staan, dan schiet ik haar zonder genade neer,’ sist Seana met een stem vol haat.
‘Nee, dat zal je niet, Seana. Ik vraag je maar een ding in ruil voor wat ik je ga geven. Ban de haat uit je wezen, voor het te laat is. Haat leidt naar de zwarte weg, een weg zonder liefde. Erine houdt van je en jij van haar, dat weet je. ‘
‘Je hebt gelijk, ik hou van Erine Rand. Maar ik vrees dat het te laat is. Ik heb haar hart gebroken. Dat had ik niet mogen doen, zelfs niet om haar te beschermen.’
‘Ze zal je vergeven, Seana.’
‘Misschien, maar ik kan haar niet meer onder de ogen komen.’
‘Ik ben zeker van wel, want ze is op de terugweg.’ fluistert Ena en begint het verband om de onderarm van de agente los te maken.
‘Wat doe je?’
‘Laat mij eens naar je arm kijken.’
‘Doe dat niet. Het is allen een stomp zonder betekenis.’
Even later is het verband volledig weg. Seana heft haar arm om en staart naar de stomp die verschillende kleuren heeft en gezwollen is.
‘Dit is juist wat ik Erine wil besparen, mevrouw Ros,’ zegt met trillende stem.
‘Maar is dat wel de juiste weg, Seana. Want zo zul je haar ook verliezen,’ zegt Ena, terwijl ze haar linkerhand boven de stomp van de agente laat zweven.
‘Dat is juist, agente. Maar ze zal in leven zijn.’
‘Ben je zeker dat Erine dat wil, Seana? Je was zo zwaar in haar hart gewond, dat ze alleen achter Jakira wilde aangaan. Want ze ziet die als de schuldige van haar pijn, die jij veroorzaakt hebt.’
Seana schrikt en kijkt Ena aan.
‘Is dat werkelijk waar, agente? Houdt ze dan zoveel van mij?’
‘Dat doet ze, Seana. Al weet ze niet waarom dat zo is.’
‘Waarom dat zo is?’ Wat bedoel je nu weer?’
‘Ze houdt van jou om wie je in je vorig leven was, Seana.’
‘In mijn vorig leven? Heb ik dat dan gehad?’
‘Ja, Seana. Iedereen wordt steeds wedergeboren op het pad van zijn of haar evolutie.’
‘Iedereen?’
‘Ja en daarom houdt Erine zoveel van jou dat ze Jakira wilde arresteren.’
‘Nee, dat mag ze niet doen. Je moet haar tegenhouden,’ zegt Seana verschrikt.
‘Dat is iets dat jij moet doen, Seana. Je liefje is al op de terugweg naar hier al aarzelt ze telkens weer. Ze vraagt zich telkens af hoe jij zal reageren.’
‘Als ze werkelijk zoveel van mij houdt als je zegt, ga haar dan snel halen voor ze zich bedenkt.’
‘Ik help haar al, Seana. Al weet ze het zelf niet. Maar eerst wil ik je iets geven, zoals ik al zei,’ zegt Ena, terwijl ze opnieuw Seana’s arm vastneemt en zich diep concentreert. 
Seana schrikt van de groene gloed die plots haar arm omgeeft. Meer dan tien minuten is haar arm door de gloed omgeven. Dan schrikt ze opnieuw, want ze ziet voor haar ogen uit de stomp iets groeien dan langzaam maar zeker de vorm van een hand aanneemt. Als het groene licht verdwijnt staart ze naar haar ongedeerde hand, die ze tot haar verbazing kan bewegen. Ze kan het bijna niet geloven, maar ze ziet het met haar eigen ogen. Ze ziet dat de kleur verdwijnt en langzaam terug normaal wordt.
‘Hoe heb je dat…’
Maar Ena trekt snel de gordijnen dicht.
‘Kom uit je bed en kleed je zo snel mogelijk aan,’ zegt Ena glimlachend, terwijl ze de kleedkast tegen de muur opent.
Seana is intussen opgestaan en kijkt weer naar haar rechterhand.
‘Agente. Niet zo staren. Over een paar jaar vind je zoiets heel normaal. Alleen als ze je hoofd afzetten, kan ik niet veel meer doen. Je bent dood voor ik je lichaam weer opgebouwd heb.’
Geen grapjes, Ena. Voor mij is dit nogal een vreemde belevenis.’
‘Trek je ziekenhuisshortje maar uit.’
Aarzelend maakt Seana de strik op haar rug en hals los, terwijl ze met haar rug naar Ena staat. Ena kijkt naar Seana’s naakte rug met bruine huid. Ze moet hierbij aan Deno denken. Deze agente is iets donkerder van huidskleur. Seana merkt het echter op en zegt wrevelig:
‘Je kijkt zo?’
‘Omdat je me aan je broer doet denken. Hij heeft ook een gebruinde huid als jij.’
Seana glimlacht even en neemt het slipje en beha met haar linkerhand aan, dat Ena haar aanreikt. Even weet ze niet wat te doen. Ze moet nog even wennen aan haar nieuwgevormde rechterhand.
‘Dank je, Ena. Ik weet dat Deno veel om Sorane gaf, maar hij denkt dat ze gedood werd en is zeer teleurgesteld.’
‘Dat weet ik.’
‘Dat heb je hem zeker al ontmoet,’ zegt Seana lachend, terwijl ze haar rechterhand opheft.
Dan merkt ze de droevige blik van Ena op. Als ze iets wil zeggen, is Ena haar voor. Ze zegt met een glimlach:
‘Je bent mooi, Seana. Maar doe maar snel verder voor er iemand komt kijken.’
Seana glimlacht lichtjes en neemt haar slipje in beide handen en trekt het iets later over haar slanke benen omhoog. 
‘Je valt toch ook niet voor mij, meid. Want een trio bevalt me niet?’
‘Het is niet omdat ik zeg dat je mooi bent, dat ik ook nog eens op je val, Seana. Ik hou hoofdzakelijk van mannen.’
‘Hoofdzakelijk? Dus je bent bi zoals ik en Erine.’ vraagt Seana, terwijl ze weer opstaat en haar beha over haar schouder trekt.
‘Zoiets, agente Vergan.’
Als Seana de beha hem achteraan wil vastmaken, mislukt het. Ena glimlacht en zegt:
‘Draai je om.’
Dan maakt Ena de beha langs achter vast. Seana zucht even en loopt naar de kast toe. Als ze helemaal aangekleed is, kijkt ze naar Ena.
‘Zo voel ik me beter, agente. Wat nu?’
‘Nu moeten we samen het verband weer aanbrengen, want niemand mag er iets van weten. Maak van je hand een vuist.
Seana nog steeds ongelovig, doet wat de speciaal agente vraagt en kijkt toe hoe ze het verband om haar arm en hand aanbrengt.
‘Zo, dat houdt wel tot jullie beiden hier weg zijn.’
‘Kunnen jullie agenten dat allemaal?’
‘Ik wel, maar de echte speciaal agenten niet, Seana. Verlaat met Erine zo snel mogelijk het ziekenhuis.’
Even kijkt Seana, Ena in de ogen.
‘Wat bedoelt je? Met Erine? Je zei dat ze terugkwam, maar ze is er nog steeds niet. Ik heb er spijt van dat ik zoveel pijn gedaan, maar of ik dat nog ongedaan kan maken. Ik zei dat ik haar misbruikt het, omdat ons samen zijn zonder liefde was.’
‘Misschien komt het wel goed, Seana. Erine staat naast de lift met twijfelende gedachten. Ze zichzelf moed aan het inspreken om verder te gaan. Doe er in ieder geval alles aan om het goed te maken, als je voor haar staat.’
‘Wat ik zei zal ze mij nooit vergeven, Ena. Daar ben ik zeker van.’
‘Dan zal ik je wegbrengen, Seana. Want als iemand jouw hand bekijkt, dan zullen ze willen weten hoe zoiets kan.’
‘Dat begrijp ik.’
‘Kom, doe alsof je op mij moet steunen.’
‘Dat zal misschien ook wel nodig zijn, Ena. Mijn kleren aantrekken heeft bijna al mijn kracht opgebruikt.’
Even kijkt Ena de zus van Deno nadenkend aan.
‘Ik had hier beter een paar minuten eerder aan moeten denken,’ denkt ze, terwijl ze een besluit neemt.
‘Mag ik je eerst iets geven, Seana?’
‘Geven?’
Dan staart ze naar de twee ijsblauwe pentagons in de hand van Ena.’
‘Wat is dat voor iets?’
‘Een Hypsoon, Seana. Een machtig hulpmiddel, dat ik ook draag. Deze zijn voor jou en Erine.’
Even twijfelt Seana. 
‘Wie is deze agente? Kan ik haar vertrouwen? Maar dankzij haar heb ik mijn rechterhand terug. Of zou ik aan het dromen zijn.’
Dan neemt ze met haar rechterhand de pentagons aan. Op gelucht stelt ze vast dat ze niet op de vloer vallen. 
‘Ik heb dus werkelijk een rechterhand,’ denkt ze.
‘Druk de jouwe tegen je achteraan tegen je hals, Seana. En geef de andere zo snel mogelijk aan Erine.’
‘Ik zal het proberen, Ena. Maar ik vrees dat het nooit meer zal worden als dat het tot voor een paar dagen was.’
Ena schudt haar hoofd. 
‘Dat zal je moeten afwachten, maar ik zal je steunen zoveel ik kan.’
Even kijkt Seana Ena verbaasd aan, maar die glimlacht geheimzinng. Dan legt Seana haar rechterarm over de schouder van de agente. Ze stappen zonder dat iemand hen opmerken door de gang. Sommigen mensen en verplegend personeel werpen wel even een blik op hen, maar meer ook niet. Plots stopt Ena en laat Seana tegen de muur leunen.
Even kijkt Ena nog om.
‘Ik moet weg, Seana Vergan. Maak het goed, want iemand heeft me nodig. Vergeet niet wat ik gezegd heb. Sla de witte weg, de weg van de liefde zonder haat, in. Anders zou ik weleens spijt kunnen hebben van mijn geschenk.’
‘Kan je mij eerst niet wegbrengen? Alleen geraak ik niet ver.’
‘Geen nood, Er is hulp op komst.’
Seana staart Ena na als ze naar de uitgang toestapt. Wat bedoelt ze?  Erine die juist de hoek omslaat, vertraagt, want nu aarzelt ze weer. Ze twijfelt of ze de moed kan opbrengen om Seana hulpeloos in haar bed te zien liggen. Maar dan schrikt ze als ze de gedaante van Seana opmerkt. Die staat in de gang leunend tegen de muur. En ze is zelfs gekleed.
Ze kijkt naar haar vriendin, maar kan niet bewegen. Ze staat daar maar. Weer voelt ze de pijn, die de woorden van Seana haar bezorgden. Dan merkt ze de vreemde blik van een licht blauwhuidige vrouw op, die haar nadert. Maar als ze haar blik weer op Seana richt, denkt ze:
‘Nee ik kan het niet. Ik wil die pijn nooit meer voelen.’
Met een ruk draait ze zich om. Maar Seana heeft haar plots opgemerkt.
‘Erine, vergeef me. Ik loog om je te besparen wat ik doormaakte,’ fluistert ze.
Erine die haar hoort aarzelt, maar stapt toch verder van haar vriendin weg.
‘Je kwam om het goed te maken, niet om er alsnog vandoor te gaan. Erine, is wat jij nu aan het doen bent, wat je echt wil? Of wil jij Seana, die ooit van je hielt als Avina, niet meer in je armen houden,’ hoort ze die vreemde stem in haar hoofd zeggen.
‘Avina? Wie?’ fluistert ze.
Even kijkt ze om zich heen tot haar blik weer op die vreemde licht blauwhuidige vrouw, die naast haar is blijven staan, valt. Die kijkt haar met doordringend aan. 
‘Je vriendin heeft hulp nodig, Erine. Ze wil weg uit het ziekenhuis. Meer dan ik gedaan heb, kan ik niet doen. Als je haar wil, dan moet jij haar helpen.’ zegt deze Koraanse vrouw plots en draait zich om.
Erine krijgt een schok en staart de vrouw na die door de deur, de lift instapt.
‘Wat heeft ze dan gedaan? Haar naar hier gebracht, terwijl ze in haar bed zou moeten liggen?’
Nog even vangt ze de vreemde blik van de vrouw op, voor de liftdeuren dichtschuiven.
‘Wie was dat? Hoe kent die Koraanse mijn naam?’ gaat het door haar gedachten, terwijl ze zich naar Seana wendt.
Ze wil hier weg, maar ze beseft ook dat ze haar vriendin, als ze dat nog is, geen hulp kan weigeren. Dan stapt ze op Seana toe. Die probeert te glimlachen, maar de tranen lopen over haar wangen naar beneden. Erine merkt het en beseft dat deze harde agente toch een mens is met fouten. Maar haar vergeven?
 ‘Ik moet het je nogmaals vragen, Erine. Kan je mij vergeven? Ik wilde je de pijn besparen die ik voelde toen mijn hand verbrijzeld werd door dat monster. En ik was kwaad op jou omdat jij die blondine niet haar verdiende loon bezorgd had, toen ze in mijn kamer voor ons stond.’
‘Ik weet het niet, Seana. Mijn hart doet nog steeds pijn, maar ik besef dat ik niet zonder je kan.’
Dan schrikt Erine als ze merkt dat Seana zich van de muur afduwt en even wankelt.
‘Je moet terug gaan liggen, Seana. Je bent nog maar pas geopereerd.’
‘Nee, ik kan niet... Help me, Erine. Ik moet hier zo snel mogelijk weg en wel voor iemand naar mij komt kijken.’ 
Even kijkt Erine verbaasd naar het verband om de pols van haar vriendin. Het is wel een zeer dik verband. Haar onderarm is gezwollen, lijkt het. 
‘Waarom moet je hier weg, Seana? Je kan beter in je bed blijven en de dokters naar je arm laten kijken, want die is nogal gezwollen, lijkt me.’
‘Nee, Erine. Ik wil en kan het nog niet.’
‘En als je je arm ook nog verliest.’
‘Nee, agente. Ik word hier gek. Help je me of moet ik me alleen tot bij de zwever slepen.
Erine schrikt van haar woorden en stapt op Seana toe.
‘Ik snap er niets van, Seana. Maar ik wil je niet tegenhouden. Kom, sla je gezonde arm over mijn schouders. Dan kan ik je ondersteunen.’
Seana glimlacht even en heft haar linkerarm omhoog. Erine grijpt hem vast en samen wankelt ze met enige moeite verder. Ze vreest dat een van de verpleegsters hen zal opmerken, maar niemand schenkt aandacht aan de twee vrouwen, terwijl ze de lift instappen. Daar zijn ze even alleen.
‘Vergeef me, Erine. Vergeef mijn woorden van daarstraks, alstublieft,’ hoort ze Seana fluisteren, terwijl ze haar omarmt.
Erine wendt echter haar hoofd af.
‘Je hebt me pijn gedaan, Seana. Ik weet niet of…’
Maar op dat moment schuift de deur open en ze moeten eruit, want ze bevinden zich op de gelijkvloers. Met enige moeite bereiken ze de auto van Erine, die op de parking staat en stappen in. Na een stilzwijgende rit van drie uur stopt Erine de zwever op de oprit van Seana’s villa. Seana voelt zich buitengesloten, want in de lift van het ziekenhuis, stelde ze zich helemaal open, maar Erine niet. Ze deed zelfs geen poging om het goed te maken. Seana weigert echter haar hulp bij het uitstappen en loopt naar de deur toe. Erine wil even terug instappen, maar ze kan het niet.
‘Is dat al wat Seana voor jou betekende, Erine Rand? Een avontuurtje. Een relatie moet je koesteren. En vergeet niet wie ze ooit was. Je hielt met heel je wezen van Avina,’ hoort ze die vreemde stem weer zeggen.
‘Avina? Wat is er met haar... Leef ze nog???’ denkt ze.
Maar de stem zegt niets meer. Even aarzelt ze nog, maar moet ook denken aan het gevoel, dat ze had, terwijl Seana haar in de lift omarmde. Ze verlangt opnieuw naar dat gevoel. Aarzelend volgt de jonge vrouw dan toch maar naar binnen.
Als ze de deur achter zich dichtduwt, staart ze naar de rug van Seana, die juist haar jas aan de haak hangt. Dan stapt ze verder zonder iets te zeggen en werpt iets dat op een witte vod lijkt, in de afvalafvoer. Weer hoort ze die vremde stem:
‘Begrijp je het niet, Erine. Je hebt je oude, tijdens de oorlog verloren, liefde teruggevonden.’
‘Wat bedoel je toch steeds?’ denkt Erine, terwijl ze naar Seana kijkt.
Die staat daar afwachend, met een hoopvol gezicht, naar haar te kijken.
‘Seana is een wedergeboorte van je grote liefde.’
Erine schrikt als ze begrijpt wat de stem zegt. Omdat Seana niets zegt, zegt ze zelf fluisterend:
‘Vergeef me, Avina.’
Haar vriendin draait zich verbaasd om.
‘Avina? Wat bedoel je, Erine?’
‘Een stem vertelde me wie je ooit was, Seana.’
‘Je bedoelt toch niet dat ik je als Avina kende.’
‘Niet alleen kende, Seana. Maar we lagen vele malen in elkaars armen.’
‘Dus dat wilde die agente mij zeggen met onze evolutie.’
‘Vergeef mij alstublieft, Seana.’
‘Ik jou vergeven, Erine? Ik, die moet hopen dat jij mij vergeeft. Waarom dan?’
‘Omdat ik zo koel reageerde in de lift en in de zwever.’
‘Ik ben gelukkig, Erine, dat jij hier voor mij staat. Maar ik zou nog gelukkiger zijn als jij mijn woorden kon vergeven.’
Erine voelt de pijn nog steeds, maar ze is lichter geworden en haar verlangen is gestegen.
 ‘I..iikk vergee..f je,’ stamelt ze verward.
Dan voelt ze dat Seana haar beide handen vastgrijpt. Dadelijk beseft ze dat dat niet kan, want haar vriendin heeft maar een hand meer. Verschrikt kijkt ze naar Seana en dan naar haar en Seana’s handen. Met een ruk trekt ze haar handen terug.
‘Niet schrikken, lieveling. Je hebt toch die agente gezien, die mijn kamer verliet.
‘J..jaa.. Maar je hebt je hand terug. Hoe????’
‘Dat deed die Koraanse agente. Haar krachten hebben mijn hand weer gevormd zoals ze was.’
‘Dat kan toch niet? Alleen een machtige kan zoiets.’
‘Of zij een machtige is, weet ik niet, Erine. Maar ze vormde mijn hand voor mijn ogen terug alsof het niets was. Ik moet me er nog steeds van overtuigen dat ik ze weer heb. Kijk maar, ik kan mijn hand bewegen zoals vroeger.’
Beiden kijken naar de rechterhand, die Seana opent en dan weer sluit. Plots doet Erine een stap vooruit en grijpt de rechterhand vast.
‘Het is echt alsof je opnieuw een hand hebt,’ fluistert ze verbaasd.
Seana glimlacht.
‘Geloof je het nu nog niet.’
‘Nu wel, denk ik.’
Dan slaat Seana een arm om haar vriendin en trekt haar met een ruk tegen zich aan. Even glijdt haar wijsvinger van haar rechterhand over de lippen van Erine en geeft ze zich aan het lekkere gevoel, dat hierdoor diep in haar binnenste opgewekt wordt, over. 
‘O, wat ben ik gelukkig,’ fluistert Erine, maar in haar binnenste twijfelt ze nog steeds.
Seana heeft haar de voorbije uren veel pijn gedaan. Maar ze beseft dat ze het moet proberen. Ze kennen elkaar nog niet zolang, maar hun liefde voelt juist aan. Alleen dat gevoel van onbehagen, dat nu bezit van haar genomen heeft, moet ze te boven zien te komen. Toch zegt ze, terwijl ze de hand van Seana vastneemt en naar voor trekt.
‘Ik zou willen, Seana, maar ik kan het nog niet.’
Even kijkt de zus van Deno Erine in de ogen en ziet de pijn die ze nog steeds voelt.
‘Ik begrijp het, lieveling. Maar het zal wel goedkomen. Dat hoop ik toch.’
‘Ik ook, Seana.’ 
Terwijl tranen in het ogen opwellen, omdat ze voelt dat er iets veranderd is. Seana beseft dat ze opnieuw het vertrouwen van haar vriendin zal moeten opbouwen. Maar Erine vraagt plots:
‘Wie was die vrouw?’
‘Ik weet het niet. Ze had een pasje van een speciale agente. Maar of ze echt een agente is weet ik niet zeker. Ze zei dat ik de haat voor die blondine moest onderdrukken, want haat leidt naar de zwarte weg.’
‘Dat lijkt me ook beter, want haat kan je verblinden. Die Ena Ros zal wel gelijk hebben.’
Even kijkt Seana haar verbaast aan.
‘Ze sprak van de weg die ik moest volgen. Een weg die zij de witte weg van de liefde of zoiets noemde.’
Erine kijkt in haar ogen en staart de vrouw die haar veel pijn gedaan heeft recht in de ogen. Langzaam beseft ze dat haar pijn en woede afneemt tot het laatste restje verdwenen is. Ooit kende ze haar als Avina en nu al ziet ze er anders uit. Z voelt de liefde die ze vroeger voor haar gedode geliefde weer oplaaien.
‘Wie die Koraanse vrouw ook mag zijn, zij heeft haar de weg gewezen die ze wil volgen,’ denkt ze en fluistert:
‘Ze heeft gelijk. Liefde is een van de mooiste dingen die bestaat.’
Verbaasd kijkt Seana Erine aan en merkt dat haar ogen glinsteren. Dan voelt ze haararmen om haar schouders glijden en plots wordt ze naar Erine toegetrokken, terwijl die fluistert:
‘Ik kan niet zonder je, Seana. Dus ik kan niet anders dan je vergeven.’
Dan voelt Seana, die even verrast is, de lippen van Erine naar de hare zoeken. Dadelijk beantwoordt ze de innige kus met alle vuur die ze nu kan opbrengen.

Plaats een reactie