18. Agente in nood

Sorane zucht opgelucht en kijkt even naar de modules, die op de zitplaats, naast haar liggen. Die moeten haar een nieuw leven bezorgen. Weg van al dat doden en de constante vrees om zelf het loodje te leggen. Ze verlangt naar een normaal leven met een kindje of twee.
‘Misschien wil Deno wel iets met mij beginnen. Ik weet niet waarom, maar ik voel me tot hem aangetrokken,’ denkt ze.
Twintig minuten later brengt ze haar zwever tot stilstand op de parking van het appartementsgebouw waar ze haar intrek genomen heeft. Aarzelend neemt ze de modules van de stoel op en blijft er even naar staren. Even denkt ze weer aan Rinar, Ora en Alon. Een dure prijs om haar een nieuwe weg te laten inslaan.
‘Ik zal de gegevens aan Malon en Erine overhandigen, maar als Aqunok er toch zou in slagen om aan het gerecht te ontkomen, dan krijgt hij met mij af te rekenen,’ denkt ze en opent dan de deur.
Even kijkt ze om zich heen, niet wetend dat er een verrekijker op haar gericht wordt. Drie mannen houden al een tijdje de flat van Sorane in het oog. Ze hebben de opdracht om haar neer te schieten. Ze hebben zelfs speciale capsules gekregen, die haar moeten verdoven. Want de meesteres wil haar levend onder handen nemen.
‘Daar is ze eindelijk. Een gemakkelijk doelwit. Ik dacht dat zij een van de beste was en nu loopt ze in de val als een groentje,’ merkt een van de drie op.
‘We kunnen niet schieten, want er is te veel volk in de omgeving. Als ik het niet mis heb zie ik daar enkele agenten,’ merkt de andere voorzichtig op.
Zijn collega kijkt hem even aan en richt zijn kijker dan naar de hoek van de straat en ziet een zestal gewapende agenten staan.
‘Je hebt gelijk. We wachten nog even.’
‘Als ze in haar flat is, dan krijgen we wel meerdere kansen en daar vinden ze haar niet zo snel. Dan hebben we tijd genoeg om haar bewusteloze lichaam op te halen, voor ze het ontdekken zijn wij al lang verdwenen. Onze collega’s onder de agenten moeten de modules maar zien te bemachtigen.’
De man met de verrekijker knikt en kijkt weer naar Sorane. Die kijkt plots op, alsof ze voelt dat ze bespied wordt en kijkt om zich heen. Ze ziet niet dat een schaduw tussen de zwevers wegduikt. Maar de drie op het dak merken het wel.
‘Hé, kijk daar. Wie zou dat zijn?’
‘Dat is een vrouw, lijkt me, en ze is gewapend.’
De vrouw die Sorane als een schaduw volgt duikt snel in dekking en trekt haar wapen.
‘Zou ze het op onze roodharige gemunt hebben?’
‘Hopelijk niet, Cevon. Ben je er zeker van?’
De blonde man kijkt zijn gezel aan en knikt.
‘Zie je dat niet. Ze duikt telkens weg als Sorane om zich heen kijkt.’
‘Je hebt gelijk, Cevon. Ze volgt werkelijk ons doelwit. Misschien is het een agente,’ zegt de man met een tattoo op de rechterkant van zijn gezicht.
‘Ik vermoed het ook. Ik geloof dat onze roodkop wil arresteren.’
‘Deanor, er is iets gaande daarbeneden. Er stoppen meerdere politiezwevers. Zouden ze ons ontdekt hebben?’
De tweede man richt zijn kijker op de straat beneden en merkt nu ook de agenten op. 
‘Ons doelwit wordt echt gevolgd en dat door een lekker vrouwtje, vrouwtje. ‘
‘Die in de zwevers zijn federalen, Serdon. Maar ze komen niet voor ons. Ze maken zich klaar om dat gebouw hierover binnen te vallen.’
‘Ben je zeker, Deanor? Dat is een verdeelcentrum van Atos, daar worden drugs en zo verwerkt.’
‘Zo zeker als wat. Ha, zie je wel. De hel breekt los,’ zegt Deanor met een glimlach.
Beneden op straat klinken plots schoten, als de agenten naar het gebouw toelopen. Ze laten zich snel in dekking vallen en beantwoorden het vuur. Deanor en Serdon kijken elkaar verschrikt aan, als beneden hen een ware veldslag losbarst. Langs beide zijden vallen dode en gewonden.
‘Helpen we onze vrienden?’
‘Dat zijn onze vrienden niet, maar mensen die drugs verkopen aan kinderen. Ik kan die niet uitstaan,’ zegt Serdon.
‘Ze betalen er wel je loon mee.’
De man trekt zijn schouders op.
‘Ons contract komt op de eerste plaats, Cevon. En de meesteres duldt geen mislukkingen, dat weet je even goed als ik,’ zegt Serdon, terwijl hij de derde man aankijkt.
De man knikt.
‘Je hebt gelijk, Serdon.’
‘Wat doen we?’
‘We moeten hier weg, Deanor. Misschien komen de federalen wel naar hier om het gebouw onder vuur te nemen,’ merkt Serdon op en kijkt even naar Cevon.
‘We lopen geen enkel gevaar, Serdon. In dit gebouw zitten ook leden van onze organisatie. Die hebben vermoedelijk het bevel zich afzijdig te houden. Tenzij ze aangevallen worden.’
‘Je zou gelijk kunnen hebben, Cevon. Als het nodig is kunnen we altijd nog verdwijnen.’
‘Maar dit kan gunstig voor ons zijn. Niemand zal Sorane de eerste uren missen,’ merkt Deanor op.
‘Hopelijk heb je gelijk, Cevon. Anders zitten we hier vast.’
‘Zeker heb ik dat, Serdon. Daar beneden is een oorlog losgebarsten,’ grijnst Cevon.
‘Dit is een mooie gelegenheid, mannen, om enkele agenten af te knallen. Vinden jullie ook niet?’
Verbaasd kijken Serdon en Deanor hun maat aan. Cevon richt echter zijn wapen naar beneden en zoekt een doelwit. Dan herinnert hij zich die agente, die hun prooi volgde. Hij grijnst en even als hij zijn wapen naar links beweegt. Even later heeft hij haar in het vizier en richt zijn wapen op haar rug.
‘Ik heb er eentje en die ga ik lekker in stukken schieten,’ horen beide anderen hem fluisteren. 
Dan verandert Cevon zijn wapen even naar links, tot het vizier op haar linkerschouder gericht is en vuurt.
Sorane is intussen ook gealarmeerd door de schoten en nadert voorzichtig de omgeving van de schietpartij. Tussen de nieuwsgierigen blijft ze staan en ziet verschillende agenten op de straat liggen, maar ook in het gebouw zullen wel gewonden en doden zijn. Dat gebouw kent ze, want ze is er al verschillende malen geweest voor haar taken. Plots merkt ze een vrouw op die tussen de zwevers in haar richting sluipt. Ze heeft haar nog gezien, maar kan zich niet herinneren van waar. Plots gaat een schok door het lichaam van de vrouw. Ze wankelt nog een paar passen en zakt dan in elkaar. Sorane ziet de vrouw voorzichtig naar haar linkerschouder tasten, haar vingers zijn dadelijk vol bloed.
De jonge vrouw kijkt verschrikt naar haar hand. Het schot kwam van achter haar beseft ze. Daar zitten agenten van de stadspolitie in dekking om de schoten die vanuit de grote huizen langs de anderen te beantwoorden. Sorane, die ze wilde arresteren, kan het niet geweest zijn, want bevond zich voor haar. De agente richt zich moeizaam op en wankelt naar een zwever toe. Op dat moment drukt Cevon weer op de tweede trekker van zijn wapen en een schiet uit de tweede loop. De straal trekt een diepe streep over de rug van de agente. De slag werpt haar voorover op de grond, maar ze ligt nu wel gedeeltelijk achter de zwever in dekking. Kreunend sleept ze zich verder.
Cevon grijnst even, want hij kan het rechterbeen van de agente is nog duidelijk zien. Snel verandert hij lichtjes de richting van zijn wapen en vuurt. De agente voelt de klap van de capsule bijna niet, want ze heeft hevige pijn een paar centimeter boven haar linkerzijde, waar de tweede capsule haar lichaam verlaten heeft. Ze tast ernaar en kreunt. Dan merkt de ze wonde aan haar dij op, die hevig bloed. Ze beseft dat ze opnieuw geraakt werd. Toch trekt ze een verkeerde conclusie. Ze vermoed dat het een teruggekaatste capsule was. Het gaat moeilijk, maar ze slaagt erin om haar been weg te trekken.
‘Hou op met vuren, Cevon, straks ontdekken ze ons nog en dan missen we onze beloning.’
Cevon trekt zijn wapen terug en knikt even. 
‘En dan. We zitten hier veilig. Die agenten hebben geen enkele kans.’
‘Zolang ze ons niet ontdekken, Cevon.’
‘Als je blijft schieten, dan zal dat snel gebeuren.’ 
‘Ik wil die vrouw dood, want ze moet van onze prooi afblijven.’ zegt Cevon en richt weer zijn wapen.
Maar de vrouw ligt nu achter de zwever, zodat hij niets heeft om op te schieten.
Sorane heeft de vrouw zien vallen en weet uit welke richting geschoten werd. Kalm observeert ze de omgeving. De zwever waarachter de vrouw ligt, biedt haar dekking voor de schoten vanuit beide kanten.
‘Die vrouw is gewond. Maar de stralen die haar troffen kwamen uit een van de gebouwen achter haar. Wie zou die afgevuurd hebben?’ denkt Sorane, terwijl ze het dak en de vensters van de gebouwen observeert.
De vrouw beweegt voorzichtig haar hoofd en kijkt in de richting van het gebouw waaruit hevig geschoten wordt. Enkele capsules slaan in de zwever in. Sorane merkt het, maar weet ook dat de vrouw alleen niet uit de gevaarzone kan raken. 
‘Ze lijkt niet te weten dat achter haar ook gevaar dreigt,’ fluistert Sorane.
De vrouw heeft intussen ook kreunend vastgesteld dat ze hier vastzit. Haar been is wel niet gebroken, maar ze kan het bijna niet bewegen. Die wonde bloed hevig.
‘Ik heb een domme fout gemaakt en dat kan me mijn leven kosten,’ fluistert ze, terwijl ze heel even om zich heen kijkt.
 Terwijl ze kreunt van de pijn, schuift ze een verband kistje uit haar riemtas en opent het. Met trillende handen neemt ze een riempje eruit en slaat het met haar gezonde arm om haar been. Terwijl haar beide wonden aan haar linkerzijde gloeien van de pijn, slaagt ze erin om het verband om haar been vast te maken en aan te spannen. Opgelucht merkt ze dat het bloeden verminderd. Maar ze heeft niets om de wonde in haar schouder te dichten. Opnieuw neemt ze haar wapen van de straatstenen op en richt zich kreunend op. Maar door de hevige pijn zakt ze weer in elkaar.
Sorane die intussen de omgeving met haar ogen onderzocht heeft, ziet plots twee mannen, die zwaar bewapend zijn. Ze sluipen langs de zijkant van het gebouw om de agenten van daar onder vuur te nemen. Even aarzelt ze nog, maar beseft dat ze haar besluit al eerder genomen heeft en zet ze zich in beweging.
Een van de toeschouwers herkent Sorane plots, terwijl ze een betere positie voor haar plan zoekt.
‘Jij, jij bent een van die smerige vrouwen, die drugs verkopen aan onze kinderen,’ zegt een man plots.
‘Nee, dat is ze niet, Govron. Zij is nog veel erger. Ze dood voor geld.’
Verschrikt kijken de omstaanders Sorane aan.
‘Laat me door, man,’ zegt Sorane.
‘Of wat, vrouw. Wil je me ook omleggen?’
Sorane kijkt de man verbaasd aan, maar ze beseft dat ze haar verschillende malen moeten gezien hebben, als ze in en uit het gebouw kwam. 
‘Jij komt hier niet meer weg. We leveren je aan de politie uit.’
Maar de mannen die haar willen grijpen, deinzen terug achteruit, als ze plots een pistool in elke hand heeft.
‘Opzij of…’ dreigt Sorane.
‘Laat haar maar door, Fero. Voor ze nog enkele moorden aan haar lijstje toevoegt. Ze zullen haar ooit wel grijpen en veroordelen,’ zegt een vrouw woedend, maar met angst in haar stem.
‘Sorane kijkt haar even met een vreemde blik aan en zegt:
‘Ik heb nooit onschuldigen gedood, mevrouw. Laat me nu door voor het te laat is, ze heeft mijn hulp nodig.’
‘Wie bedoel je?’ vraagt een stem, maar Sorane gaat er niet op in.
De mensen wijken snel opzij, als de roodharige naar hen kijkt. Sorane haast zich verder en bereikt de andere kant van de straat. Voor de agenten, die de toeschouwers op een afstand moeten houden, haar opgemerkt hebben, is Sorane hen voorbij. 
‘Het spijt me, Sorane. Maar mijn energievoorraad is nog steeds niet volledig aangevuld. Ik kan je niet voldoende beschermen. Je zal snel moeten zijn.’ hoort ze de vreemde stem van Anya op dat moment nog zeggen en schrikt even.
Ze was al gewoon dat Anya haar steeds beschermde in geval van nood. Aarzelend kijkt ze om zich heen en beseft dat niemand anders de vrouw zal helpen, zelfs de agenten achter haar niet. 
‘Zij lijken meer in mij geïnteresseerd te zijn, dan in een vrouw in nood,’ denkt ze.
Enkele van de agenten grijpen zelfs naar hun wapen. 
‘Ook goed, Anya. Dan maar zonder jou. Ik red me wel,’ denkt Sorane wrevelig.
Als die agenten hun wapen op de roodharige richten, is het al te laat. Een van hen schiet en raakt de roodharige aan haar linkerarm. Sorane duikt, terwijl ze snel een drietal schoten op de agenten vuurt, achter een politiezwever. Dadelijk werpen ze zich in dekking.
Even tast ze naar haar arm, zucht opgelucht. Het is een schampschot, niets ernstigs. Toch moet ze voorzichtig zijn of die stommelingen raken haar misschien nog beter voor ze tot bij die onvoorzichtige vrouw raakt. 
‘Verdomme, ze is op weg naar die federaal agente toe. Ze zal haar toch niet… Nee, dat kan ze niet doen,’ roept een agent, die de vrouw herkend heeft, uit.
Snel legt hij zijn verrekijker op de grond en trekt zijn wapen.
Hoe hard hij het ook probeert, hij krijgt geen schietkans. Ook de andere niet. Toch merkt een van hen Sorane plots op en richt zijn wapen. Zijn capsule schiet rakelings aan haar voorbij. Ze reageert echter dadelijk en schiet tweemaal. Haar schot trekt een lange pijnlijke streep over de rechteronderarm van een agent achter haar. De tweede bezorgt een andere agente precies dezelfde wonde. Ook zij verliest haar wapen, dat op de stenen valt. Beiden schrikken er hevig van en kijken elkaar aan. Heeft die roodharige duivelin hun beiden nu gemist of wilde ze hen alleen doen schrikken?
De eerste raapt voorzichtig zijn wapen met zijn linkerhand op en bergt het weg in zijn holster.
‘Ik ben mijn leven nog niet moe, Agin. Ik denk dat ze ons wilde waarschuwen.’
‘En die vrouw dan. Moeten we die dan gewoon laten afmaken?’
‘Ik denk niet dat ze dat van plan is. Als ze wilde doden, dan lagen wij toch allebei op de straatstenen.’
‘Ik hoop voor die vrouw dat je gelijk hebt, Norovo.’
 Sorane maakt van elke dekking gebruik die ze kan vinden op haar weg. Op dat moment wordt ook vanuit het gebouw in haar richting geschoten. Even houdt ze geknield halt en loert naar het gebouw. Dadelijk merkt ze twee mannen op die met hun wapens een doelwit zoeken. Met een sprong is ze op de been en rent vooruit in de richting van de schuilplaats van de vrouw. De twee in het gebouw zien haar, maar beseffen te laat dat Sorane al geschoten heeft. Een van hen duikelt achteruit, terwijl de andere stervend over de vensterbank valt. Met een luide klap komt zijn lichaam op het voetpad, tien meter lager, terecht.
Dan zien de agenten de roodharige naast de gewonde vrouw, die haar angstig aankijkt, knielen. Sorane merkt dadelijk dat de vrouw zwaar geraakt is. Ze heeft een wonde in haar been, eentje in haar linkerschouder en een derde vlak boven de drie onderste linker ribben en dat is de gevaarlijkste wonde. En dat is te zien, want er komt bloed uit de mond van de vrouw.
‘Dat is door schoten uit een scherpschutterswapen veroorzaakt. Haar long moet doorboort zijn.’ 
‘Juist, Sorane. Ze heeft ook twee gebroken ribben,’ meldt Anya.
‘Ben je daar weer?’ denkt Sorane wrevelig.
De vrouw kijkt Sorane met een blik van woede en angst aan. Ze weet dat haar einde nadert, want van Sorane staat bekend, dat ze een doelwit genadeloos dood. Zou ze weten dat zij haar doelwit is. Haar opdracht was om Sorane Nador ten koste van alles op te pakken en nu ligt ze hier hulpeloos voor die genadeloze moordenares. Trillend staart ze naar het wapen in de rechterhand van Sorane.
‘Is dit jou werk, Sorane Nador? Voltooid het dan maar en wees trots, moordenares.’ sist ze kreunend van de pijn in haar linkerborst.
‘Wie ben je?’
‘Een federaal agente, roodkop. Ik had de opdracht om jou te arresteren.’
Even weet Sorane niet wat te zeggen, maar dan kijkt ze in de vuurrode pupillen van de agente. 
‘Ik heb maar een schot nodig, agente. Daarna staat mijn prooi nooit meer op.’
‘Dan heb je deze maal toch niet goed geschoten.’
Sorane kijkt haar even glimlachend aan. Met moeite kan ze haar blik losmaken en zegt hees:
‘Waarom, agente? Je hebt hulp nodig. Alleen geraak je hier niet weg. En je collega’s die lijken niet zo happig om je te helpen.’
‘W…w.at bedoel je?’ 
‘Ooo, ik snap het al. Je dacht dat ik mijn werk kwam afmaken. Gelukkig voor jou heb je verkeerd gedacht, agente.’
‘Ww..aat wiill je dan?’ stamelt de agente, die moeite heeft met ademen.
‘Je been is er erg aan toe. Maar ook de wonde in je schouder, ziet er niet goed uit. Maar de gevaarlijkste wonde is die in je rug. De capsule is er langs je linkerkant uitgekomen, maar heeft vermoedelijk toch je long geraakt. En je hebt ook nog gebroken ribben, dus blijf stilliggen. En maak je zo klein mogelijk. Er ligt een scherpschutter zoals ik op de loer. En die geniet ervan om mensen beetje bij beetje te doden. Als ik het niet mis heb, is zijn naam Cevon Rodisan. En als hij hier is, dan zijn beide maten Deanor en Serdon ook niet ver af.’
De agente kijkt de roodharige vrouw verschrikt aan, ze begrijpt er niets van. 
‘Houd je dood, agente. Geen enkele beweging tot ik terugkom. En blijf laag bij de grond. Je werd vanop dat gebouw achter ons beschoten,’ fluistert Sorane plots, want ze heeft stappen gehoord.
De agente laat haar hoofd zakken en blijft doodstil liggen. In haar hoofd is het een warboel, als ze probeert te begrijpen wat die huurmoordenares bedoeld. Sorane sluipt intussen tussen de verspreidde zwevers door en houdt de twee gewapende mannen in het oog, maar ze ziet nog anderen, die tussen de zwevers naar de agenten toesluipen.
Snel richt ze haar wapen naar een agent, die zijn hoofd boven de voorkant van een zwever uitsteekt. Dan vuurt ze. De capsule slaat in de zwever in de nabijheid van zijn hoofd. De man schrikt en kijkt om. Sorane merkt hij niet op, maar wel ziet hij twee gedaanten doorheen de ramen van een zwever.
‘Linkerkant, vijanden,’ roept hij.
Samen met enkele anderen neemt hij de naderbij sluipende schutters onder vuur. Sorane is al op de terugweg naar de agente. Als ze de plaats, waar de agente doodstil ligt, nadert. Ze ziet de twee mannen staan. Ze hebben de gewonde agente opgemerkt. Een van hen zegt:
‘Ik zag haar een minuut of zo geleden nog bewegen.’
‘Misschien, maar nu lijkt ze mij dood te zijn.’
‘Toch voor alle zekerheid,’ zegt de andere en richt zijn wapen.
Op dat moment wordt het wapen uit zijn hand geslagen, door de inslag van een capsule uit het wapen van Sorane.
‘Weerloze gewonden neerschieten kan je wel, man. Maar durf je het ook tegen een tegenstander die zich kan verdedigen.’
‘Verdomme, dat is die verraadster. En zij wordt gezocht…,’ roept een van de twee uit, waarna ze zich bliksemsnel omdraaien, maar ze zijn niet snel genoeg voor Sorane.
Eén krijgt een gaatje tussen zijn ogen, de andere wordt in de borst getroffen. Nog terwijl ze neerstorten, duikt Sorane weg. Want de capsules vanuit het gebouw schieten op haar toe. Ook de agente hoort de capsules in de zwever slaan en maakt zich kreunend zo klein mogelijk. Sorane is echter snel tussen de zwevers door geslopen en bevindt zich nu dertig meter rechts van haar vorige standplaats. 
Plots richt ze zich op en schiet met beide wapens op het gebouw. Een man stort uit een venster naar beneden. Een vrouw laat haar wapen vallen en wankelt achteruit. Een andere man, die door twee stralen getroffen is, verliest zijn wapen. Hij wankelt dan nog enkele passen de straat op, maar zakt dan langzaam in elkaar.
Even is het doodstil. Maar dan openen andere misdadigers opnieuw het vuur op de roodharige, maar deze is alweer weggeslopen. Naast de agente duikt ze weer op. Angstige ogen kijken haar aan.
‘Ik heb de opdracht om je te arresteren, Sorane Nador. Het heeft niet mogen zijn. Maar mijn broer, al spreek hij niet meer met mij, zal je wel in mijn plaats je verdiende straf geven,’ fluistert de agente met een blik vol pijn. 
‘Je broer kan mij op het moment niets schelen, agente. Maar jij bent veel te laat om mij te arresteren, maar dat maakt niets uit. Ik wil je helpen, dus…,’ zegt Sorane met een glimlach en grijpt de vrouw bij haar vest vast.
De agente is, terwijl ze kreunt van de pijn, verbaasd van de kracht die Sorane ontwikkeld. Half gebukt, haast Sorane zich met de gewonde tussen de zwevers door in de richting van het voetpad, tegenover het gebouw van de schutters. Die hebben hen nog niet opgemerkt.
De drie killers boven op het dak van het gebouw kijken verbaasd toe. Zonder iets te doen, hebben ze toegekeken hoe Sorane hun twee maten bliksemsnel uitschakelde. Dat een van hen dood is, beseffen ze maar al te goed. En in het gebouw heeft ze vermoedelijk ook een paar naar het dodenrijk gestuurd. Geen van hen komt op het idee dat ze nu een unieke kans hebben om Sorane uit te schakelen. Zelfs Cevon die de agente in stukken wou schieten, vergeet even wat hij van plan was. Toch zou niemand op dit moment weten waar de capsule vandaan zou gekomen zijn. Ze zijn te zeer geconcentreerd op de gebeurtenissen beneden. Serdon bewondert haar zelfs. Die vrouw heeft moed, zoals hij nog nooit gezien heeft. En hij heeft de opdracht om haar in handen te krijgen of als het niet anders kan te doden.
‘Kan of wil ik dat nog wel?’ denkt hij weifelend.
Maar hij beseft ook dat hij en zijn collega’s het moeten doen, anders zou het hun dood zijn.
Hij en zijn twee maten zien dat Sorane, met de kreunende agente, het voetpad aan de kant bereikt, waar de zwevers hen nog dekking bieden. 
‘Verdomme, we hadden moeten schieten,’ roept een van de drie plots.
‘Wat bedoel je?’
‘We waren alle drie te geboeid door wat ons doelwit daarbeneden deed, dat we er niet aan dachten dat we een gouden kans voorbij lieten gaan, Deanor.’
‘En ik had graag die agente nog verder in stukken geschoten. Waar ze zich nu bevinden kan ik haar nooit raken.’
‘Je ben een sadist, Cevon,’ fluistert Deanor.
Cevon grijnst.
‘En dan. Ik zie graag mensen lijden, zeker als het agenten zijn, die mogen nog een beetje langer van hun pijn genieten. En die Sorane zal nog langer lijden.’
Even kijken de twee anderen elkaar aan. Ze beseffen dadelijk dat hun unieke kans verkeken is. Sorane Nador zou nu verdooft op de straatstenen liggen.
‘Verdomme,’ fluistert Deanor.
‘Blijf hier. Ik waag mijn kans beneden,’ zegt de derde man en rent naar de trap deur toe.
‘Wat ga je doen, Cevon? Vergeet niet dat de meesteres Sorane levend wil.’ roept Serdon hem na, maar de man rent verder.
Op dat moment laat Sorane, Seana voorzichtig op de grond zakken en richt zich langzaam op. Even kijkt ze om zich heen. Dan richt ze haar blik weer op de gewonde en bukt zich.
De agente snapt er niets van.
‘Het zal wel even pijn doen, agente. Maar ik kan niet anders,’ fluistert Sorane en rolt de agente om, zodat ze op haar buik ligt.
Dan maakt ze met een snelle beweging haar vest verder los, waar de stralen doorheen gingen. Het hemd dat ze eronder draagt, rukt ze met een ruk open. Ze schrikt hevig en sluit even haar ogen. Heel haar linkerkant is een gapende wonde en bloed hevig. 
‘Ik had gelijk. Dat is het soort wonde van een speciale hitte energiestraal, die ik soms ook gebruik,’ denkt ze.
‘Het gaat even pijn doen, bijt op je tanden, agente.’
‘Ze heeft een dokter nodig, Sorane en snel.’
‘Dat weet ik ook, Anya. Maar ik moet het bloeden stoppen, anders haalt ze de dokter niet.’
‘Anya, wie is dat?’
Even staart ze de agente aan en beseft dat ze hardop antwoordde. Ze gaat er niet op in.
‘Het spijt me van je hemd, maar je bloed te hevig.’
Dan ontbloot ze het bovenlichaam van de vrouw, tot ze de hele zijde van de agente ontbloot heeft. Even kijkt ze naar de schouderwonde. 
‘Ik had gelijk. Beide schoten hebben haar langs achter geraakt, dus niet uit het gebouw waar de agenten willen invallen.’
‘Van op het dak, achter ons. Ik kan drie mannen waarnemen. Een ervan is op weg naar de gelijkvloers.’
‘Dank je, Anya. Wil je me op de hoogte brengen als hij een gevaar vormt?’
Maar Anya zegt niets.
‘Ook goed. Dan doe ik het wel alleen,’ denkt ze kwaad.
‘Wat doe je?’
‘Zijn je oren ook geraakt, Agente? Ik ben hier om je te helpen en deze wonde moet zo snel mogelijk verbonden worden, of je bloed dood.
‘Waarom help je me?’
‘Ik werk samen met Erine Rand en haar partner Malon.’
‘Ken ik niet?’
‘Zij zijn agenten,’ fluistert Sorane en neemt verschillende dingen uit haar riemtasje.
‘Even op je tanden bijten, denk maar aan iemand van wie je houdt.’
‘Alleen van mijn broer zou ik spijt hebben, Sorane. We spreken al een tijd niet met…. Aaaaaaaaggh...’
Sorane heeft haar op haar linkerzijde gerold en bekijkt ook de inslagwonde, die veel hoger zit, in haar rug.
‘Je hebt gelijk, Anya. De capsules kwamen van bovenaf. Ze zijn echter niet gevuld.’
Snel spant ze een helend doekje over de wonde en spuit een stollende stof overheen. Als ze een tweede doekje erover heen spant, is het bloeden al gestopt. Ook de pijn vermindert al snel. Dan kijkt Sorane naar het gewonde been.
‘Iets beter, maar toch gevaarlijk,’ denkt ze en zegt:
‘Zo, dat houdt wel tot de dokter je kan behandelen, agente.’
Dan richt ze haar blik op de dij van de vrouw. De capsule is rechts door het vlees gegaan. Het been is niet geraakt, maar hij heeft wel een stuk huid afgerukt. Ook hier spuit ze een laagje afdekmiddel over de wonde.
‘Dank je, Sorane,’ fluistert de agente.
‘Het is nog niet over, meid. Je linkerschouder bloed minder erg, maar je hebt al een beetje bloed verloren, dus je bent nog niet buiten gevaar. Ik zal je rechtop moeten zetten en dat gaat pijn doen.’
Voorzichtig rolt Sorane de vrouw op haar rug en schuift haar linkerarm onder de schouders van de agente. Met haar hulp richt de gewonde zich kreunend op. Dan neemt Sorane een speciaal zakje uit haar riemtas. Ze legt het op de grond achter de agente en druk erop. Dadelijk wordt het opgeblazen tot het de vorm heeft van een dik kussen. Sorane laat de vrouw voorzichtig zakken tot ze ertegen leunt. Als ze even later naast haar linkerzijde knielt, merkt ze dat de agente bewusteloos is. 
‘Ook van boven,’ denkt ze als ze de wonde onderzoekt.
Aarzelend maakt voorzichtig het hemd van de agente verder los. Als ze de gewonde schouder ontbloot, twijfelt ze even. Maar dan zet ze door en onderzoek de omgeving van de wonde.
‘Een stuk van het schouderblad is afgebroken, denk ik. Hopelijk houdt ze er geen stijve schouder van over.’
Als ze haar hand wil terugtrekken, merkt ze weer die groene gloed op. Dan voelt ze het gebroken deel van het schouderblad onder de huid verschuiven tot het weer een geheel vormt. Ook de wonde begint weer voor haar ogen te genezen.
‘Nee, dat niet. Dat gaat opvallen,’ denkt ze en kijkt even naar haar hand.
‘Hoe doe ik dat? Als ik een gewonde aanraak dan, geneest soms de wonde. Maar bij mezelf lukt dat niet. Of is het Anya?’
‘Nee, Sorane. Ik kan zoiets niet. Alleen mijn gebieder kan dat.’
‘Je gebieder? Ben ik dat dan?’
‘Nee, ooit zal je dat zijn, maar nu nog niet.’
‘'Je hebt dat al eerder gezegd, maar nog steeds heb ik geen uitleg gekregen, Anya?’
‘Later zal je het begrijpen, Sorane.’
‘Als ik dood ben, bedoel je. Wat heb ik daaraan?’
Maar Anya antwoordt niet meer. Aarzelend richt ze haar blik weer op de agente. Van de wonde is bijna niets meer te zien.
‘De rest kan ik beter zo laten. Als ze volledig gezond zou recht staan zou dat wel opvallen.’ 
Ze zei dat ze achter mij aanzat of zoiets. Ze moet me daarstraks gevolgd hebben. Maar nu moet ze snel naar het ziekenhuis, beseft Sorane.
Even kijkt ze om zich heen. Ze ziet verschillende omstaanders in hun richting kijken met verbaasde blikken. Maar die agenten in uniform ziet ze echter niet meer.
‘Sorane, dank je…’ hoort ze de gewonde fluisteren.
Als ze haar aankijkt ziet ze haar glimlachen.
‘Je moet naar het ziekenhuis en snel, agente.’
De agente kijkt Sorane even aan en glimlacht haar redster toe.
‘Ik kan me beter eens voorstellen, Sorane. Mijn naam is Seana Vergan.’
Even schrikt Sorane, want deze vrouw, draagt dezelfde naam als Deno. Zou ze famillie van hem zijn? Die had toch ruzie met zijn zus. Ook haar ogen doen haar aan hem denken.
‘Ben jij famillie van Deno Vergan?’
De agent staart Sorane even.
‘Ja, Sorane. En ik weet ook dat hij je kent en zelfs een beetje verliefd op je is geworden. Mijn broer zal dankbaar zijn, als hij hoort dat je mij gered hebt.’
‘Je broer? Verlieft? Dat is niet juist. We hebben weleens… gekust. Maar verlieft...’
Seana glimlacht.
‘Jaja, gekust. Noem jij dat.…’
‘Is hij diegene waarvan je daarnet zei dat hij jou zou wreken?’ vraagt Sorane, terwijl ze fluistert.
Even slikt Seana en knikt dan.
‘Ja, Deno is mijn broer. Al spreken we niet meer met elkaar, toch is en blijft hij mijn broer en ik zijn zus.’
Even staart Sorane de vrouw die haar, met een van pijn vertrokken gezicht, aankijkt.
 ‘Dus jij bent dus de zus die hij niet meer wilde zien.’
‘Ik hem ook niet, roodkopje. Maar je moet zo verbaasd kijken, ik heb nog steeds mijn contacten, die soms iets over Deno te melden hebben.’
‘Dat weet ik van jullie zus, Leyna.’
‘Ken je haar ook al?’ vraagt Seana met een pijnlijke glimlach.
Sorane glimlacht even, maar ze wordt zich op dat moment weer van hun situatie bewust en kijkt snel om zich heen. Maar ze lijken beiden min of meer veilig te zijn. Dan merkt ze dat zes gewapende mannen en vrouwen uit het gebouw rennen, terwijl ze door agenten beschoten worden. De twee vrouwen zijn het niet gewoon om wapens te gebruiken, dat merkt Sorane dadelijk. 
En de anderen schieten niet op de agenten om te doden. Dat vindt ze vreemd. Drie worden geraakt, maar beantwoorden nog steeds het vuur. Een voor een zwijgen hun wapens. Sorane merkt echter dat twee van hen neergeschoten werden, vanuit het gebouw. De drie overblijvenden laten zich in dekking van de zwevers zakken.
Maar worden nog steeds beschoten door agenten en hun vroegere medeplichtigen. En deze laatsten zijn veel gevaarlijker, omdat twee schutters exact weten waar ze zijn.
‘Die is geraakt,’ denkt Sorane, als een van de vrouwen plots begint te wankelen en tenslotte neerstort. 
Sorane richt haar blik echter dadelijk op en gedaante in een raam.
‘In de rug en ze was niet gewapend. Verdomde moordenaar,’ fluistert Sorane.
Seana schrikt van de snelheid waarmee de roodharige plots een wapen vastheeft. Op hetzelfde moment komt een lange vuurstraal uit het wapen. De man in het venster wordt vol geraakt. Eerst valt zijn wapen, dan hijzelf naar beneden. Sorane heeft nog een andere opgemerkt, die zijn snelvuurwapen op de drie richt. Maar vuren kan hij niet meer. Twee capsules uit Sorane’s wapen werpen hem achteruit. Sorane vervangt dadelijk haar lader met een die vol is en kijkt even naar Seana, die haar verbaasd aankijkt.
‘Waarom doe je dit allemaal?’ fluistert ze.
Een paar minuten eerder keek de tweede vrouw om en schrok hevig als ze haar collega ziet neerzakken
‘Avia, nee. Dat niet.’ 
Dan loopt ze op haar gevallen collega toe. De man die bij hen was, opent het vuur op de schutters, maar niet echt om te raken en haast zich naar beide vrouwen toe.
‘Weno, stop. Ze is vanuit het gebouw neergeschoten,’ roept ze.
Weno kijkt om en ziet een van de schutters naar beneden storten. Dan merkt hij de tweede op, maar die richt al zijn wapen.
‘Keri, laat je vallen, snel,’ roept hij, maar het is te laat, beseft hij.
Toch schiet die man niet. Zijn lichaam schokt tweemaal kort na elkaar voor hij achterover stort.
De man die Keri, Weno noemde, beseft dat iemand hen helpt, maar kan niet zien wie.
‘We moeten weg hier, Keri,’ zegt hij.
‘Avia is gewond.’
‘We kunnen niets voor haar doen, Keri. Kom snel. De anderen zijn dood en wij ook als we hier blijven. Het spijt me van Avia, maar…’
‘Nee, Weno. Ik laat haar niet achter om te sterven.’
‘Neem haar andere arm snel.’
Keri kijkt hem vragend aan.
‘We trekken haar in dekking. Hier zijn we niet veilig.’
Keri knikt en grijpt de rechterarm van haar vriendin vast. Samentrekken ze de kreunende gewonde tot tussen de zwevers.
Weno kijkt snel naar de gewonde en schrikt. Avia is er erger aan toe dan hij dacht. Zij zal hier nooit meer wegraken, zonder hulp. En een gewonde op de vlucht meenemen is gekkenwerk, beseft hij.
Keri loert naar de agenten die het gebouw langs verschillende zijden binnen vallen. Dan kijkt ze naar Weno, die Avia’s wonden onderzocht heeft. Avia is door twee capsules in haar rug getroffen. Eentje zit in haar long de andere in haar buik. Door beide wonden verliest ze veel bloed.
‘Avia heeft dringend doktershulp nodig, Keri. Anders zal ze het niet overleven. Maar ik denk niet dat wij dan nog weg raken,’ zegt de man.
De vrouw knikt alleen maar. Ze beseft dat haar vriendin niet meer kan geholpen worden, zonder hun vrijheid op het spel te zetten. Maar wil zij dat wel. Ze wou haar vrijheid. Ze is dit leven ook zo moe en wilde eruit stappen, samen met Avia. Alleen ligt haar grote liefde nu op het straatbeton, terwijl het leven uit haar stroomt.
Keri beseft echter ook iets anders. Ze wil hier niet sterven.
‘Het spijt me, Avia. Eén maal op het pad der misdaad, is er voor geen enkele van ons een uitweg, behalve de dood.’
Weno kijkt haar aan.
‘Wat bedoel je, Keri?’
‘Ik en Avia willen al een tijdje stoppen, maar dat blijkt niet zo eenvoudig en nu is het te laat.’
‘Stoppen. Hoe, Keri. Dat is onmogelijk. Aqunok zou ons laten doden.’
‘Dat weet ik, Weno. Maar Avia en ik, wij… Ik kan haar niet alleen laten,’ fluistert ze met tranen in de ogen.
Even kijkt Weno haar aan.
‘Gebruik je verstand, meisje. Als je bij haar blijft, dan ligt je hier over enkele ogenblikken ook in je bloed. Avia is daar niet mee geholpen.’
‘Zonder haar kan ik niet meer leven, Weno.’
‘Blijf dan maar. Ik waag alleen mijn kans wel.’
‘Veel geluk, Weno,’ fluistert Keri met trillende stem.
De man staat gebukt op en trekt zijn wapen.
‘Wapen neer,’ zegt een dreigende stem op dat moment.
Weno draait zich om en heft zijn wapen, maar Keri grijpt zijn hand vast. Ze heeft Sorane herkent.
‘Nee, Weno. Het is genoeg geweest, ik wil geen bloed meer vergieten. Ik weet dat Sorane geen genade kan of mag tonen, maar ik kan het niet meer…’ smeekt Keri, terwijl ze de roodharige aankijkt.
Sorane kan de smeekbede in de ogen van de vrouw zien, ze wil leven, maar weet ook dat het maar een kort leven zal zijn. Aqunoks moordenaars zullen hen vroeg of laat doden. Zelfs in de gevangenis zullen ze niet veilig zijn. Behalve als zij een eind maakt aan zijn praktijken. Met een snelle beweging steek ze haar beide wapens weg. 
‘Jullie vriendin heeft hulp nodig.’
Weno en Keri staren Sorane verbaasd aan.
‘Als jullie menen wat jullie daarstraks zeiden, dan wil ik jullie een kans geven.’
‘En of we het menen, Sorane. Maar Avia is… We moeten haar achter laten, want haar meenemen zou onze dood zijn.’
‘En jij, Keri. Wil jij en je collega hier zo alleen en hulpeloos achterlaten? 
‘Willen niet, Sorane. Maar ze heeft hulp nodig. Maar als we blijven, dan worden we gearresteerd of neergeschoten,’ zegt Keri met tranen in de ogen.
Vragend kijkt Sorane de vrouw aan. Ze heeft gelijk, tenzij ze hen helpt.
‘Ze zijn een koppel,’ fluistert Weno.
‘Is je liefde voor Avia zo weinig waart, Keri?’ vraagt Sorane en knielt naast de bewusteloze zwaargewonde vrouw.
Even onderzoekt ze haar.
‘Avia is er slecht aan toe. Ze heeft nog een kans, maar niet zonder onze hulp.’
Dan kijkt ze naar Weno, die zijn wapen op haar gericht houdt. Keri heeft ook een wapen vast, maar dat is op Weno gericht.
‘Laat je wapen zakken, man. Jij bent geen verachtelijke moordenaar, zoals die twee van daarjuist.’
‘Heb jij die twee…’
Sorane zegt echter niets, maar richt haar blik op de gewonde.
‘Weno, alstublieft. Laat je wapen zakken. Sorane heeft gelijk. Ik ben de liefde van Avia niet waart. Maar ik kan haar niet achterlaten,’ smeekt ze.
‘Daareven was je nog vastberaden om te verdwijnen.’
‘Ja, maar de woorden van Sorane hebben mij laten inzien dat ik het mijzelf nooit zou vergeven.’
‘Zou je werkelijk op mij geschoten hebben, Keri?’ vraagt Weno ernstig, terwijl hij zijn wapen laat zakken.
‘Ik weet het niet. Maar ik weet dat Sorane niet hier is om ons te doden, want dan zouden wij al naast Avia op de straat liggen.’
Toch blijven ze op hun hoede. Weno kijkt even over de zwever die hun dekking biedt, en staart nadenkend naar het gevecht dat nog steeds hevig woedt. Hier en daar zijn de agenten het gebouw al dicht genaderd. Ook in het gebouw wordt er geschoten.
 ‘Jullie vriendin heeft jullie hulp nodig, want ze verliest veel bloed. Maar ze moet uit de gevaarzone, voor er agenten opdagen,’ hoort hij Sorane plots zeggen
Beiden schrikken van haar woorden en kijken de roodharige aan. Dan knikken ze.
‘Weno zorg jij voor dekking, maar probeer niemand te raken. Zeker geen agenten.’
‘Wat bedoel je, Sorane? Wil je ons dan toch helpen?’
‘Ik ben niet meer diegene die jullie denken. Ik werk voor het gerecht. Jullie zijn niet de enigen die eruit willen stappen.’
Verbaasd kijken beiden elkaar en dan Sorane aan. Keri steekt haar wapen in haar holster. Weno knikt naar Sorane en kijkt naar de agenten, die naderbij sluipen. Als hij in hun richting wil schieten, merkt hij twee lijfwachten van zijn vroegere baas op. Zij willen op de agenten, die hen niet opgemerkt hebben, vanuit een andere kant onder vuur nemen.
Even moet hij aan Sorane denken. Maar hij kan niet meer terug. Ook hij wil weg, weg uit dit leven vol gevaar. Hij is de blikken, waarmee eerlijke mensen hem vol angst en verachting aankijken, zo moe. Op dat moment merken de agenten hem op. Ze zien dat hij het vuur opent op iemand anders. Een van de twee die de agenten naderde, krijgt een schok, als de capsule hem treft. Terwijl hij in elkaar zakt, vuurt zijn makker op Weno, maar die heeft zich laten vallen.
Nu de agenten hem opgemerkt hebben, vuren ze bijna allen tegelijk. Door meerdere capsules getroffen valt de schutter tegen een zwever aan en is dood voor hij op de grond terechtkomt. Sorane en Keri hebben intussen de gewonde verder gebracht. Ze hebben bijna de plaats bereikt waar de agente hulpeloos op Sorane ligt te wachten. Weno haast zich naar hen toe.
‘Sorane, de agente is in gevaar,’ klinkt de stem van Anya plots in haar hoofd.
De roodharige schrikt. Dan hoort ze tweemaal een plop.
‘Verdomme een geluidsdemper. Hij zal haar toch niet… Nee, dat doet Cevon zeker niet. Hij wil haar zien lijden.’ fluistert ze.
‘Geniet je ervan, agente. Nee, ik anders wel. Eerst bezorgde ik je een gat tussen je ribben, en daarna eentje in je linkerschouder en nog een in je linkerdij. Nu heb je er ook twee langs de rechterkant. Dan ben je in evenwicht. En nu nog eentje recht in je rechterlong, want je hebt er links nog een wond te veel. Daarna mag je even genieten. Want dan is die rode verraadster, die je naar hier sleepte, aan de beurt.’
‘Weno neem over, ik moet…’ zegt Sorane snel.
De man draait zich dadelijk om en ondersteunt zijn collega, in de plaats van Sorane.
‘Wacht hier,’ zegt ze nog voor ze gebukt verder sluipt.
Dan ziet ze de man die zijn wapen op de agente richt.
‘Probeer maar, dame. Trek je wapen maar, dan doorboor ik ook je hand als toegift,’ zegt Cevon grijnzend en wijst met zijn linkerhand naar Seana.
‘Zij kan zich niet verdedigen. Ik wel, killer,’ hoort hij een stem roepen.
Even schrikt de man, maar dan grijnst hij weer.
‘Aha, Sorane. Ik ben hier voor jou. Ik wil mijn beloning, maar deze is een mooie bonus,’ grijnst de man zonder zijn wapen van richting te veranderen.
Hij merkt dadelijk dat de roodharige geen wapen vastheeft en grijnst. Zijn wapen heeft hij dadelijk recht op Seana’s hoofd gericht, maar dat zou hij niet gedaan hebben als hij Sorane echt kende. Langzaam buigt hij zijn vinger om de trekker, maar voor hij kan afdrukken, schiet Sorane. Haar capsule raakt het wapen, dat in stukken uit zijn hand vliegt. Even kijkt hij verbaasd naar zijn bloedend hand, maar dan trekt hij met zijn andere hand een tweede wapen en richt het op Sorane.
‘Dan zal jij de eerste zijn.’ sist hij, maar dan worden zijn ogen opengesperd, terwijl hij zijn hand voelt verslapen.
Een capsule die Seana afvuurde, doorboorde zijn borst, hals en hoofd. Hij is al dood, ook al staat hij nog rechtop. Dan valt zijn lichaam voor over en komt met een luide klap op de straatstenen terecht. Sorane kijkt naar de agente en knikt haar dankbaar toe.
‘Geen dank, Sorane. Dankzij jou leef ik nog en dat vreemde verband, van jou heeft het bloeden zelfs gestelpt.’
De roodharige kijkt om zich heen en ziet plots enkele omstanders op hen toekomen.
‘Kunnen we helpen, vraagt een van hen, terwijl enkele van de agenten in uniform het vuur openen op de schutters in het gebouw. 
‘Verzorg haar been en schouder, die smeerlap heeft haar nog twee wonden bezorgd,’ zegt Sorane.
Een van de mannen kijkt haar verbaasd aan. Maar als hij iets wil zeggen, komt een agent ertussen.
‘Ik moet je danken, Sorane Nador, zoals jij je leven waagde voor deze vrouw. Daar had ik de moed niet toe.’
‘Laat maar, agent. Ik werk ook voor het gerecht, zoals jij. Maar ik ben gevaar gewoon.’
‘Je werkt voor het…. Jij kan geen agente zijn?’
‘Ben ik ook niet, man. Kwijtschelding van straf, zeg dat je iets.’
De agent slikt even en knikt, dan kijkt hij de man die iets wilde zeggen in de ogen. Die slaat zijn ogen neer en maakt zich uit de voeten.
Intussen heeft Weno geholpen door Keri, Avia tot bij de laatste zwever, die hun dekking biedt, gebracht. De agent richt een wapen op hen.
‘Ze horen bij mij,’ zegt Sorane dan.
Even kijkt hij haar aan en zegt:
‘Jij moet het weten. Maar je hebt één van ons geholpen, dus een beetje dankbaarheid kan nog wel. Daarom geef ik jullie de kans om te verdwijn…’
Op dat moment worden ze beschoten vanuit het gebouw. Een burger zakt getroffen in elkaar. Weno en Sorane zijn de enigen die reageren. Maar de roodharige is ook nu de snelste. Ze heeft al driemaal geschoten voor het eerste schot van Weno. Al hun schoten zijn raak. De politie op straat merkt dat de bandieten in dekking moeten blijven, omdat ze beschoten worden. Enkelen zien ze schokkend in elkaar zakken. Even aarzelen ze nog, maar dan doen zij een poging om het gebouw langs deze zijde binnen te raken. Ze ondervinden echter weinig weerstand.
Als Sorane de eerste agenten het gebouw ziet binnendringen, stopt ze met schieten.
‘Stop maar, Weno,’ zegt ze.
‘Laat jullie wapen vallen,’ klinkt een stem achter hen.
‘Sorane werkt voor het gerecht, Dosan. Zonder haar was ik op dit ogenblijk niet meer in leven,’ fluistert Seana op dat moment.
‘Klopt dat?’ zegt een andere, terwijl hij zijn wapen laat zakken.
Sorane knikt even, terwijl ze zich omdraait. De agent die dreigend sprak, steekt zijn wapen terug in zijn schouderholster en staart verbaasd naar de ongewapende roodharige. 
‘Waar heeft ze zo snel haar wapen gelaten?’ vraagt hij zich in gedachten af.
‘Je kan beter de gewonde daar verzorgen, agent. Wij staan aan jullie zijde.’
Even kijkt de eerste agent naar de drie misdadigers.
‘Maar die toch niet.’
‘Nee, agent. Zij niet, maar ik vind dat ze een kans verdienen, nadat ze hun straf uitgezeten hebben. En ik heb hen gearresteerd. Als ze hun wapens neerleggen, dan zal ik hen steunen als het nodig is.’
Keri en Weno staren haar verschrikt aan. Hun wapens neerleggen, daaraan hadden ze nog niet gedacht. Keri is de eerste die het hare aan een agent afgeeft.
‘Sorane heeft gelijk, Weno. Mijn strijd is voorbij. Avia, mijn vriendin is te belangrijk voor mij. En ik denk niet dat Lira en je zoon er baat bij hebben als jij gedood wordt,’ zegt ze.
Weno schrikt, want hij beseft dat Keri gelijk heeft. Dan geeft hij ook zijn wapen aan de agente, die hem aankijkt, terwijl ze hem onder schot houdt. 
Als ze zich wil omdraaien, zegt hij:
‘Wacht even, dame. Ik heb nog een wapen.’
Als ze zich omdraait, trekt hij het wapen voorzichtig onder zijn broekspijp uit. Ze knikt als ze het in ontvangst neemt.
‘Ik zal een goed woordje voor jullie doen, man,’ zegt ze fluisterend.
Haar collega wendt zich intussen naar de roodharige en glimlacht.
‘Oké, jij moet het weten. Doe maar wat je denkt te moeten doen,’ zegt hij en kijkt Weno naar en de twee vrouwen toe. 
Dan geeft hij een teken, naar enkele verplegers die snel naderbij komen en zich over Avia ontfermen.
Enkele omstaanders naderen met een draagberrie uit een verlaten ziekenzwever. Samen met hen dragen ze Avia naar deze zwever terug. Keri wijkt echter niet meer van haar zijde. Terwijl Sorane en de twee agenten dekking bieden, brengen enkele anderen met een tweede draagberrie de gewonde Seana weg. De burger wordt blijkt alleen in zijn been gewond te zijn en die wordt door twee mannen naar de ziekenzwever gebracht. Maar dan komen nog enkele andere agenten, die in het gevecht gewikkeld waren, naar hen toe.
‘Hier zijn nog een paar van dat gebroed. Je wapen neer, roodkop,’ zegt een van hen en richt zijn wapen op Sorane.
Sorane steekt haar wapen echter met een bliksemsnelle beweging in haar schouderholster.
‘Laat dat, man. Sorane hoort bij onze afdeling. En ze heeft een agente van jullie het leven gered. En dankzij haar en deze man hier, zijn jullie in het gebouw geraakt.’
Verbaasd staart de agent in burger Sorane aan.
‘Hebben jullie hen in dekking gedwongen?’
Sorane zwijgt echter.
‘Dat hebben ze, federaal agent.’
De man kijkt naar de spreker.
‘Wie ben jij dan wel?’
‘Agent Dosan Gromin,’ zegt de agent, die naast Sorane staat.
De andere kijkt even naar het kenteken dat de agent laat zien, dan knikt hij.
‘Ik ben federaal agent Luno Dordino. Maar waarom heb je dat gedaan, Sorane? Werk jij soms voor een andere opdrachtgever,’ vraagt de agent, die haar geholpen heeft.
‘Ik dood geen onschuldigen en weerlozen, agent. Jullie collega was gewond en kon niet weg. En niemand van jullie had de moed om haar te helpen, dus deed ik wat ik nodig vond. Die drie anderen wilden weg uit de wereld van de misdaad en ik ook. Daarom werk ik voor de plaatselijk politie.’
‘Seana zei al zoiets, Sorane. Dus het klopt,’ merkt een ander federale agent op, die dichterbij komt.
‘Mijn contactpersonen zijn Erine Rand en Malon Gerant. Misschien kan een van jullie hen contacteren. Maar ik heb bewijzen tegen Aqunok kunnen bemachtigen.’
De agent en enkele omstaanders staren haar verbaast aan.
‘Niet nodig, Luno. Agent Vergan heeft gezegd dat ze borg voor Sorane staat.’
‘Heeft ze dat, Rivo?’
De andere agent knikt.
‘Sorane heeft haar leven gered, Luno. Dus…’
‘Maar die drie anderen, die toch niet.’
‘Nee, agent. Maar ik heb hen horen praten. Ze waren met zes, die het gebouw verlieten. Niemand van hen heeft op een agent gevuurd, tenzij om hen in dekking te dwingen. Ze wilden alleen maar weg, maar drie van hen overleefden het niet. De vrouw Avia heeft nog een kans maar dan moet ze zo snel mogelijk naar het ziekenhuis.’
De twee federale agenten knikken.
‘Misschien krijgen die drie nu een kans van het gerecht, ook al is die maar klein. Die verdomde Aqunok wordt steeds machtiger,’ zegt agent Gromin.
Sorane kijkt de agent even aan en knikt.
‘Willen jullie die drie naar het ziekenhuis brengen, agent Gromin?’
‘In orde, wij, gewone agentjes zorgen wel voor hen,’ zegt de agent met een grijns en geeft zijn twee collega’s een teken.
‘Schiet die Aqunok dan gewoon neer, dat is toch uw beroep,’ roept de man die Fero genoemd uit.
‘Was het maar zo gemakkelijk, man,’ zegt Sorane en loopt tussen de mensen door.
‘Verdomme, ze heeft Cevon neergeknald,’ roept Deanor op het dak uit, terwijl hij zijn wapen grijpt.
Maar Serdon houdt hem tegen.
‘Nee, Deanor. Er zijn te veel agenten in de omgeving. Die stomme griet heeft een van hun collega’s gered. Als je haar nu verdoofd, want je weet dat we haar levend moeten binnenbrengen, haalt het niets uit.’
‘Beter dood, dan dat ze ontkomt, Serdon.’
‘Dan schieten die daar beneden ons aan flarden. En zelfs als we wegraken, wat dan. Durf jij de meesteres onder de ogen komen, zonder dat we een poging gewaagd hebben om Sorane als gevangene mee te brengen, Deanor.’
Zijn collega slikt even.
‘Nee, je hebt gelijk. Het spijt me. Maar het werd me even te veel, toen ik Cevon zag neervallen. Wij werkten al vele jaren samen.’
‘Dat weet ik. Maar daarom zet ik mijn leven niet op het spel. En vergeet niet dat de meesteres Sorane levend wil.’
Dan kijkt Deanor naar het gebouw aan de overzijde.
‘In het gebouw wordt nog steeds geschoten. Hoor maar, die hebben geen tijd om zich om ons te bekommeren.’
‘Misschien, maar ik wil nog wel van onze premie genieten. En dat kan alleen als we hier levend wegraken.’
Deanor kijkt zijn maat even aan en knikt:
‘Misschien heb je gelijk. Onze kans komt nog wel en dan zal ik genieten van de dood van moordenares als we haar, voor de voeten van de meesteres, leggen,’ fluistert hij.
‘Ik weet het niet. Ergens bewonder ik die Sorane wel. Ze waagde haar eigen leven voor die agente, die haar zelfs wilde arresteren. Ze verdient het niet om te sterven,’ denkt Serdon.
Sorane is intussen naar een pas aangekomen ziekenzwever gestapt en kijkt toe, hoe verplegers de gewonde Seana in de ziekenzwever leggen. Een andere verpleger verzorgd Avia, die in de andere ziekenzwever ligt.
‘Zij haalt het wel al heeft ze veel bloed verloren,’ zegt de man.
Keri knikt.
‘Mag ik meekomen. Ik wil bij haar zijn.’
De verpleger kijkt even naar agent Gromin.
‘Ze komen allebei mee en ik ook. Dan kan ik een oogje op hen houden.
‘Dan richt Sorane zich tot Weno en Keri.
‘Ik moet jullie vertrouwen, dus ontgoochel me niet, want de volgende maal……’
‘Er komt geen volgende maal, Sorane. Als het gerecht ons een kans geeft, dan stoppen we met deze wijze van leven.’
De roodharige knikt even naar Weno.
‘Als jullie vrijkomen, kom dan naar Mogwan en wacht daar op mij. Ik kan jullie daar een betaalde job bezorgen en deze maal niet in de misdaad.’
Even slikt de man, maar dan zegt hij.
‘Bedankt voor het aanbod, Sorane. Misschien komen we, misschien ook niet.’
Sorane knikt.
‘Dat is jullie beslissing. Maar jullie zijn welkom.’
‘Als Avia beter is, meld je dan bij de agenten Erine Rand en Malon Garent op het hoofdbureau. Alleen zij kunnen jullie helpen.’
‘Wat ga jij doen, Sorane?’
‘Ik moet nog enkele dingen gaan halen en dan naar de rechter Sodinor. Hij zal Aqunok met de bewijzen ten gronde richten.’
Sorane kijkt nog even om zich heen en merkt Seana op, die ze juist op een draagberrie naar een ziekenzwever dragen. Kalm stapt ze op de ziekenzwever toe. 
‘Ken jij die drie, Sorane? Weet jij wie ze zijn?’
‘Niet echt, Seana. Alleen dat haar voornaam Avia is en dat ze, met haar twee collega’s Keri en Weno, uit de misdaad weg wil.’
‘Dat zal haar en de twee anderen niet eenvoudig vallen.’
‘Jij bent toch geen gewone agente.’
‘Nee, ik werk bij de geheime dienst.’
‘Toch niet samen met je broer?’
‘Nee, Sorane. We hebben nog niet samen gewerkt. Want dat willen we beiden vermijden. Een paar jaar geleden hadden we een meningsverschillen, toen zijn er harde woorden gevallen. Sindsdien hebben we mekaar niet meer gesproken.’
‘Jullie lijken wel een beetje op elkaar. Dezelfde ogen, waar ik in lijk weg te zinken.’
‘Ja, we werden beiden agenten. Alleen in verschillende sectoren.’
‘Misschien is dat beter, Seana. Maar zeker is dat niet.’
‘Tot nu is dat goed gegaan,’ lacht Seana pijnlijk, want haar wonden trekken hevig.
‘Mag ik weten waarom jullie niet meer praten?’
Even kijkt Seana naar Sorane. Ze weet niet wat te doen. Maar Sorane zal het toch te weten komen, zeker als ze met Deno blijft omgaan.
‘Mijn broer had een tijdje geleden een vriendin waar hij van hielt, Sorane. Maar hij betrapte mij met haar in hun bed. Daarop volgde een ruzie en hij zette ons beiden aan de deur.’
‘Dan kan ik hem begrijpen, Seana. Als je gevoelens voor die vrouw had, dan had je er beter eerst met hem over gepraat.’
‘Het was een soort opwelling, Sorane. Zowel ik als Cina, konden er niet aan weerstaan. Alles gebeurde zo snel en toen was Deno er plots. Hij heeft het mij nog niet vergeven.’
‘Praat eens met hem, Seana. Leg het hem uit, misschien draait hij wel bij.’
‘We hebben even gepraat, Sorane. Al was het meer van moeten. Ik botste een paar dagen geleden op hem. Dus we konden niet anders, dan een paar woorden uitwisselen. Tijdens dat korte gesprek heeft hij over jou gesproken.’
Sorane kijkt haar afwachtend aan. Seana slikt even maar spreekt verder.
‘Ik geloofde niet wat hij over jou zei. Ik kende je toen alleen als een huurmoordenares, die ik moest oppakken. Ik zou op dat moment nooit toegestaan hebben dat hij iets met jou begon. Al was het toen al te laat denkt, als ik me zijn woorden herinner.’
‘Zoals ik daarstraks al zei, hebben we wel even gekust, maar…’ 
‘Zeg niets meer. Ik kan me wel inbeelden dat het meer was dan een kus.’
‘Ik mag Deno wel, Seana. Maar dat is niet hetzelfde als houden van.’
‘Dat weet ik nu wel, Sorane. Maar doe er alles aan om je leven te beteren. Als ik kan zal ik je zoveel mogelijk helpen.’
‘Dank je, Seana. Zie jij maar dat je eerst weer gezond wordt.’
‘Dat komt wel goed. Jij hebt me in een lekker strak verband gespoten met dat vreemde busje van je, waar de verplegers verbaasd naar kijken. En die twee nieuwe wonden hebben ze maar met een gewoon verband verzorgd. Maar ik moet wel geopereerd worden.’
‘Het ga je goed, agente. En wees voorzichtig.
‘Zal ik doen, roodkopje.’
Sorane glimlacht nog even en zegt: 
‘Ik moet gaan, Seana. De twee agenten zullen al wel ongeduldig op mij wachten.’
Seana knikt, maar als Sorane weg wil gaan, zegt ze nog snel:
‘Als je Deno ziet, kan je hem dan zeggen dat het gesprek van een paar dagen geleden, me heeft bevallen. En zeg hem dat hij mijn toestemming heeft, voor je hem nog eens kust.’
Even weet Sorane niet wat te zeggen, maar dan knikt ze.
‘Zal ik doen, agent Vergan. Maak het goed.’
Drie kwartier later zien de twee schutters op het dak beweging in het appartement van Sorane en plots merken ze haar op. Ze loopt naar het bed toe en neemt plaats achter een bureau met een draagbare computer. Op een lege module kopieert ze de drie modules, die Ora en Rinar voor haar verzameld hebben. Met haar gedachten aan haar beide dode vrienden, bergt ze de module op, in een kleine kluis in het plafond. Ze wil haar leven veiligstellen, in geval het plan van de rechter zou mislukken. 
‘Je kan nooit voorzichtig genoeg zijn,’ denkt ze.
Even kijkt ze naar het plafond.
‘Als ze die daar vinden, moeten ze hun verstand gebruikt hebben,’ denkt ze glimlachend.
‘Er zijn er nog twee, Sorane.’
‘Ben je daar weer, Anya? Ik dacht dat je mij niet meer mocht helpen.’
‘Dat zou ik ook niet, maar je waagde je leven voor anderen. Ergens lijkt je op wat ik in mijn gegevens, over mijn vroegere gebieder, kan terugvinden. Dus een klein beetje bijstand, kan ik wel toestaan.’
Aan de overzijde richten beide mannen kalm hun wapen op het venster.
‘Zie jij haar nog?’ vraagt een van hen.
De andere schudt zijn hoofd, want ook hij ziet de roodharige niet meer. Ze bewegen hun wapen naar de andere vensters van Sorane’s flat, tot Deanor fluistert:
‘Het rechtse venster.’
Snel richten ze beiden hun scherpschuttersgeweer op Sorane, die in de keuken iets uit de kast neemt. Dan laat Serdon zijn wapen zakken.
‘Nee, ik doe het niet.’
De ander kijkt hem even verbaasd aan.
‘Je weet dat dat gevolgen zal hebben.’
Serdon knikt en beseft als ze beiden levend wegkomen, hij vandaag zal sterven. Het zal Deanor zijn, die hem de dodelijke capsule zal bezorgen.
Deanor glimlacht even en wendt zijn aandacht weer op Sorane. Ook hij is even onder de indruk van de schoonheid van hun doelwit, maar dan kromt zijn vinger zich om de trekker. Langzaam richt de roodharige zich op en kijkt naar buiten.
Dan loopt ze naar het raam toe. Plots heeft ze weer dat vreemde gevoel. 
‘Op het dak recht hierover, Sorane. Eentje lijkt het opgegeven te hebben, de andere richt zijn wapen.’
Geconcentreerd kijkt ze naar buiten maar ze ziet niets aan de over zijde. Maar Anya projecteert een kruisje op de plaats waar de schutter zit. 
‘Nu,’ hoort ze de stem van Anya, die weet dat de man die ze scant op dat moment de trekker overhaalt.
Dadelijk doet ze een stap opzij, terwijl ze haar wapen trekt. Op dat moment verbrijzelt een capsule het raam, dadelijk door de twee andere gevolgd. Bijna zonder te mikken, schiet ze. Serdon die intussen zijn handwapen getrokken heeft en het op Deanor richtte, schrikt hevig als hij het hoofd van Deanor achterover gerukt ziet worden door de inslag. Dan zakt de man naast hem in elkaar. Deze kijkt verschrikt naar het ronde gaatje, tussen de ogen van zijn maat.
‘Wat een schot. De geruchten lijken mij juist te zijn, die Sorane is een meesterschutter. Van op die afstand en dan tussen zijn ogen. Ik moet hier weg en snel. Ik ben mijn leven nog niet moe. En ik wil haar toch niet meer in handen krijgen en nog minder doden,’ denkt hij verbaasd, terwijl hij beseft dat Sorane zonder het te weten zijn leven gered heeft.
Terwijl de roodharige nog steeds naar het gebouw aan de overzijde kijkt, voelt ze om een of andere reden dat er nog iemand is. Maar Serdon maakt zich snel uit de voeten. Buiten dat gevoel merkt Sorane niets verdachts meer en steekt haar wapen dan maar weg.
Op dat moment komt Erine binnen en kijkt haar verbaasd aan.
‘Aqunok wil mij laten doden, Erine. Een van de moordenaars ligt op straat, de andere op het dak daar. Een derde is gevlucht.’
‘Dat denk ik niet, Sorane. Je werd met een capsule beschoten,’ zegt Erine en raapt een stukje van een capsule van de grond. 
Even ruikt ze eraan.
‘Dat dacht ik wel. Ze wilden je levend in handen krijgen.’
Nadenkend kijkt Sorane de agente aan.
‘Jakira. Ja, die blondine moet daarachter zitten. Ze zal er wel een of andere reden voor hebben,’ fluistert ze.
De agente kijkt de huurmoordenares even aan.
‘Dan kunnen we je beter naar een veilig plek brengen.’
‘Ik sta mijn mannetje wel, Erine. Ik ben gewoon om met gevaar te leven. Dat kunnen die twee moordenaars bevestigen.’
‘Dat heb ik gehoord. En ik heb ook nog gehoord wat je daar op straat gedaan hebt. Maar je had je er beter niet mee bemoeid. Als ze je neergeschoten hadden, dan…’
‘Ik kon je collega toch niet laten sterven, Erine. Ze was gewond en had hulp nodig. Als ik het niet gedaan had, was ze op dit moment dood geweest.’
‘Collega?’
‘Ja, Seana Vergan is een federaal agente.’
‘Ach zo... Vergan… Ze is toch geen famillie van Deno Vergan.
‘Juist wel, Erine. Ze bleek zelfs zijn zus te zijn.’
‘Zijn zus. Dat is een toeval.’
‘Niet echt, want ze zat achter mij aan en geraakte in het kruisvuur van de politie.’
‘Tja, jij hebt ook elke politiedienst achter je aan. Dat weet je?’
‘Ja, dat geluk heb ik wel,’ zegt Sorane lachend.
Opnieuw kijkt ze recht in de ogen van de agente, die vlak voor haar staat. Dan schrikt ze even als Erine haar plots op de mond kust.
Sorane is even te verbaasd om te reageren, maar dan doet ze een stap achteruit. Even kijkt ze Erine verbaasd en ontsteld aan.
‘Erine, wat doe je? Ach… Jij wil… Nee, dat kan niet, ik val op mannetjesdieren.’
‘Het spijt me. Ik dacht...’ 
‘Doe dat niet meer, agente. Want ik zou weleens hardhandig kunnen worden.’
Erine knikt verlegen.
‘Dat wil ik niet, Sorane. Ik vergiste me. Het zal niet meer gebeuren.’
Erine doet moeite om zich opnieuw een houding te geven. De roodharige knikt even en glimlacht.
‘Wie niet waagt, die wint niet, Erine. Zo erg is het niet. Maar wees wel een beetje voorzichtiger de volgende maal.’
De agente knikt even.
‘Heb je de gegevens in je bezit, Sorane?’
‘Ja, in mijn zak,’ antwoordt Sorane en neemt de modules in haar hand.
Erine neemt ze aan en bekijkt ze.
‘Weet je wat ze bevatten?’
‘Gedeeltelijk, Erine. Maar dat is genoeg om te beseffen dat Rinar en Ora hun werk goed gedaan hebben. Als Aqunok daar niet mee veroordeeld wordt, dan betekent het gerecht niets meer.’
Nadenkend knikt Erine, want de woorden van Sorane brengen een paar herinneringen naar boven. Herinneringen aan rechtszaken die zo goed als vast stonden, maar waar omkoperijen ervoor zorgden dat de bewijzen verdwenen, getuigen omgekocht of bedreigd werden. Dan rukt ze zich is uit haar gedachten.
‘Moet ik je morgen hier oppikken of kom je vandaag mee.’
‘Vandaag niet, agente. Ik vertrouw je niet zo in mijn nabijheid. Misschien waag je het nog eens.’
Erine kijkt de roodharige verbaasd aan, maar dan glimlacht ze.
‘O, dat bedoel je. Ja, dat zou wel eens kunnen. Je bent een mooie vrouw, Sorane.’
‘Ik wil nog een bezoekje brengen aan Seana Vergan.’
Erine knikt en grijnst even.
‘Heb je een oogje op haar?’
‘Nee, agente. Zoals ik al zei, word ik door mannen aangetrokken.’
‘Ach zo. Je zei toch ook dat ze de zus is van die agent Vergan. Je hoopt toch niet dat hij daar zal zijn.’
‘Deno en zijn zus praten niet met elkaar.’
‘Haha, je noemt hem al Deno. Zijn jullie beiden samen?’
‘Nee, dat niet,’ antwoordt Sorane, terwijl ze bloost.
‘Maar je hoopt het wel?’
Aarzelend knikt Sorane.
‘Hopelijk is het wederzijds, roodkop.’
‘Dat zal ik pas weten na de veroordeling van Aqunok, agente.’
Die knikt.
‘Dan laat ik je nu maar. Maar zorg dat je morgen op tijd bent. De rechter wacht niet graag. Hij verwacht je om drie uur in de namiddag.’
‘Ik weet het.’
Als Sorane de deur achter de agente gesloten heeft, neemt ze haar jas en haast zich naar buiten. Op straat is het rustig al zijn de sporen van de gevechten nog steeds te zien. De doden en gewonden zijn intussen al weggehaald, maar de door capsules doorzeefde zwevers staan ze nog steeds.
Snel haast ze zich verder en stapt een paar straten verder op en bus. De mensen kijken haar verbaasd aan, want ze kennen en vrezen haar. Een uurtje later stapt ze het ziekenhuis binnen en meldt zich aan de balie.
‘Kan ik iets voor u doen?’
‘Ik wil Seana Vergan bezoeken, als dat kan,’ zegt ze vriendelijk.
De verpleger slikt even, want hij heeft de roodharige dadelijk herkent.
‘Kom je nu voor haar?’ zegt hij onvriendelijk.
‘Om haar te bezoeken, zoals ik zei. Ik heb gisteren haar leven gered, dus waarom zou ik haar nu willen doden. Ik wil weten hoe het met haar is.’
Aarzelend knikt de bijna veertigjarige man. Dan kijkt hij naar de gegevens op zijn scherm.
‘Vierde verdiep, kamer 432,’ zegt hij hees.
Als Sorane naar de lift toestapt, kijkt hij haar na.
‘Hopelijk is het waar wat die moordenares zegt, want anders kan ik mijn job vergeten,’ denkt hij.
Een paar minuten later staat Sorane voor de kamer van Seana en staart even naar de geopende deur. Aarzelend gaat ze naar binnen, maar dan houdt ze halt. Seana is niet alleen.
‘Nee, Leyna. Je weet wat er gebeurd is. Deno heeft me te veel pijn gedaan.’
‘Deno heeft het recht te weten wat Sorane voor jou gedaan heeft.’
‘Misschien, zus. Maar ik wil hem niet zien.’
‘Mag ik het hem zeggen? Hij geeft heel veel om Sorane.’
Even is het stil in de kamer.
‘Ja, Seana. Deno is….’
Meer hoort Sorane niet meer, want ze haast zich naar buiten. In de gang blijft ze even tegen de muur leunen. Haar gedachten zijn volledig in de war. 
‘Zou zijn zus gelijk hebben? Ben ik voor Deno meer dan een onenightstand?’ denkt ze.
Plots stoot ze zich van de muur af en haast zich naar buiten. In de buitenlucht ademt ze even diep in. Dan gaat ze met snelle passen naar verschillende taxi’s toe, die bezoekers afzetten. 
‘Kan je me ergens naar toe brengen?’
‘Het spijt me, dame, maar ik kreeg juist een oproep,’ antwoordt de bestuurder.
De volgende taxie-bestuurder knikt echter en Sorane stapt snel in. Ze geeft hem een adres in de buurt van Deno’s flat, want het juiste adres kent ze niet. Als ze uitstapt, geeft ze de man en paar biljetten en fluistert:
‘Hou de rest maar.’
Verbaasd kijkt de man naar het geld en beseft dat hij meer dan drie maal het bedrag in de handen houdt dan nodig is.
‘Morgen begint mijn nieuw leven,’ zegt ze met een glimlach.
Niet begrijpend kijk hij haar na, als ze langs het voetpad naar de hoek van de straat toestapt. Dan trekt hij zijn schouders op en zweeft weg. Een tijdje later staat Sorane teleurgesteld voor de deur van Deno’s flat, maar niemand doet open. Met stijve passen stapt ze beneden weer uit de lift. In een droevige stemming haast ze zich naar de buitendeur.
‘Mevrouw, wacht even.’
Als ze omkijkt ziet ze de portier voor zich staan.
‘Bent u op zoek naar mijnheer Vergan?’
Aarzelend knikt ze.
‘Dan kan u beter weer naar boven gaan. Toen ik u beschreef, haastte hij zich langs de trap naar boven.’
‘Dank je,’ fluistert Sorane hees.
Deno is intussen in zijn flat en zucht.
‘Vermoedelijk is het een vrouw die op haar lijkt,’ denkt hij en laat zich in de zetel vallen.
Plots schrikt hij als hij de deurbel opnieuw hoort. Aarzelend staat hij op en gaat naar de deur toe. Voor hem staat Sorane.
‘Deno, ik…,’ zegt ze. 
‘Dus je was het toch? Kom binnen.’
Toch aarzelt ze even. Haar hart gaat als een razende te keer. Pas als ze in de zetel tegenover hem zit, komt ze tot kalmte en kijkt hem aan.
‘Ik moet morgen met Erine naar de rechter.’
‘Morgen?’
‘En over een paar weken krijg ik misschien al mijn strafvermindering, al zal ik vermoedelijk wel een paar jaar de gevangenis in moeten.’
Even slikt Deno, maar blijft haar wel aankijken.
‘Ik ga even iets te drinken halen. Wil je ook iets?’
‘Een fruitsap misschien.’
Terwijl hij rechtstaat, knikt hij. Als hij een flesje uit de koelkast neemt, staat ze plots achter hem. Verbaasd kijkt hij om en staart haar aan. Voor hij het weet heeft hij haar in zijn armen en kust haar. Gelukkig beantwoordt zij zijn kus. Plots grijpt hij haar vast en draagt haar naar de slaapkamer. Een voor een vallen hun kleren op de vloer en in elkaars armen komen ze al kussend op het bed terecht.
Meer dan twee uur later, liggen ze naast elkaar naar het plafond te staren.
‘Deno, ik denk dat ik op je verliefd ben. Maar Alon heeft nog steeds een belangrijke plaats in mijn hart.’
Even zegt Deno niets.
‘Dat begrijp ik, Sorane.’
‘Zelfs toen ik met Alon, was voelde ik iets voor jou. Maar ik zou hem trouw geweest zijn.’
‘Dat weet ik.’
Dan merkt hij dat ze hem aankijkt.
‘Maar Alon zou willen dat ik gelukkig word, tenminste dat hoop ik.’
‘Ik niet, Sorane. Ik weet dat Alon dat zou willen, want ik kende hem al van jongsaf,’ zegt Deno en buigt zich over haar heen.
Even kijkt hij in haar ogen, maar laat zich weer naast haar zakken. Sorane richt zich nu echter op en kijkt even naar hem. 
‘En deze nacht ben ik helemaal van jou,’ zegt ze en kust hem.
Pas de volgende morgen rond elf uur, laat Sorane zich uit het bed zakken en kijkt even op Deno neer.
‘Ik moet gaan, schat. De rechter wil dat ik op tijd kom.’
‘Wauw, Sorane. Dat was een nacht die ik niet vlug zal vergeten.’
Met een glimlach antwoordt ze:
‘Misschien kunnen we dit nog eens overdoen.’
‘Waarom niet nu?’
Met een glimlach zegt de roodharige, terwijl ze haar haren kampt.
‘Het was lekker, nee heerlijk, mannetje. Maar ik moet….’
‘Jaja, je afspraakje met die rechter…’
‘Daar kan ik niet onderuit,’ fluistert ze.
Deno knikt even.
‘Ik ga even iets te eten maken. Kleed jij je maar snel aan.’
Een uurtje later stapt Sorane het voetpad op. Plots schrikt ze als ze een bekende stem hoort. Verbaasd kijkt ze Erine aan, die met haar zwever naast het voetpad geparkeerd staat. Aarzelend stapt ze in.
‘Dus je sprak dus toch de waarheid, je valt op mannen. En dan nog wel de broer van Seana Vergan.’
‘Het is mijn leven, Erine. Maar hoe weet je dat ik bij Deno was?’
‘Dat is juist, het is jouw leven. Ik heb zijn adres opgevraagd en even de portier aan de tand gevoeld. En die vertelde genoeg om te weten, dat er jullie gisteren een stomende nacht te wachten stond.’
Erine kijkt even naar Sorane, omdat die niets zegt.
‘Hou je van hem?’
‘Ja, zeer veel. Maar ik ben een misdadigster met een straf in het vooruitzicht.’
‘Misschien kan ik wel voorstellen om agent Vergan als een bewaker aan jou toe te wijzen.’
‘Ik denk niet dat dat zal lukken, Erine.’
‘Wie weet. Maar nu kunnen we beter gaan. Ik wil zo snel mogelijk van deze memory-modules af.’
‘Je hebt gelijk, Erine.’ 
Op dat moment stapt ook Malon achteraan in. Even kijkt hij hen met een vreemde blik aan.
‘Was het biertje lekker, collega?’ vraagt Erine en kijkt even naar Sorane.
‘Een fruitdrankje, bedoel je. Je weet dat ik geen bier drink.’
Even glimlacht Erine en activeert dan de motor.

Plaats een reactie