Intussen bevindt Sorane zich in haar villa. ‘Even iets eten en dan een beetje rust nemen. Gelukkig zijn Liese en haar vrienden niet aanwezig,’ denkt ze. Dan stapt ze nadenkend de keuken in en maakt iets te eten klaar. ‘Eerst iets eten en dan een lekker koel stortbadje en misschien een nachtje rust. En dan in de vroegere morgen proberen uit te vinden waar Geo ergens is,’ denkt ze, terwijl ze aan de tafel gaat zitten. Een kwartiertje later stapt ze, terwijl haar kleren in het niets oplossen het stortbad in en geniet van het warme water dat over haar huid stroomt. Zeer vroeg in de morgen is ze alweer ter been haast zich naar beneden. ‘Het wordt tijd dat ik met mijn training begin, want ik moet klaar zijn om naar Delos te vertrekken als de tijd komt,’ denkt ze, terwijl ze op haar knieën op de vloer gaat zitten. Dan begint ze zich te concentreren en haar gedachten verwijderen zich steeds verder van het huis en voorbij de grenzen van Mogwan tot ze de hoofdstad bereiken. Plots glimlacht ze. Ze heeft de gedachten van Deno opgevangen. Hij is op weg naar zijn zus, die hopelijk bij haar villa is aan de oostelijke buitengrenzen van de hoofdstad. Sorane verandert haar gedachten van richting naar oosten in een poging om de zus van Deno te vinden. Maar in plaats daarvan vindt ze de gedachten van Erine, die zich in de villa van Seana bevindt. Uit die gedachten kan ze opmaken wat er gaande is. ‘Wat? Die twee willen samen…. Nee, dat kan niet waar zijn. Of toch wel. Alleen lijken ze ruzie te hebben of zoiets,’ denkt Sorane. Snel scant ze nog verder en ontdekt ook de gedachten van de zus van Deno. Sorane glimlacht even als de verwarde innerlijke gevoelens van de jonge agente observeert. ‘Dat zal me wat worden, die twee zijn bi. En het lijkt alsof Seana nog niet weet, dat Erine oud genoeg is, om haar moeder te kunnen zijn. Wie weet wat ze doet als ze dat te weten komt. Erine zou dat beter zo snel mogelijk opbiechten, want die is verliefd tot over haar oren, al beseft ze het zelf nog niet. He, wat? Ze willen die blondine opsporen en aan het gerecht overleveren. En dat is iets dat ze beter niet kunnen doen.’ Even verbreekt ze het contact om haar gedachten te ordenen, maar dan scant ze opnieuw en zucht opgelucht als ze uit de gedachten van Erine kan opmaken dat ze gisteren op een dood spoor terechtgekomen zijn. Maar als Erine aan de moord die ze Deno zag plegen denkt, schrikt ze. Opnieuw zoekt ze met haar gedachten naar de agent en vindt hem een paar minuten later. Ook hij denkt aan Erine, maar hij kan maar niet begrijpen waarom ze in hem een moordenaar ziet. Sorane scant hem dieper en komt tot de conclusie dat Deno die moord niet gepleegd heeft. ‘Nu nog even naar de broer van Lison en Leina zoeken. Dat zal moeilijker zijn, want ik ken zijn gedacht patroon niet. Maar misschien vind ik iemand die aan hem denkt. Meer dan een uur scant ze telepathisch de stad af. ‘Niets. Waar zou hij kunnen zijn,’ denkt ze verschrikt, terwijl ze haar poging onderbreekt. Een beetje terneergeslagen verbreekt ze haar concentratie en staat op. Nadenkend stapt ze naar de keuken en begint een licht ontbijt klaar te maken. Plots schrikt ze echter op van een geluid. Anya projecteert snel de omgeving en een man die de villa nadert. ‘Jenan, wat doet die hier? Zou een van de geburen iets gezien hebben?’ Op dat moment opent haar broer de buitendeur. ‘Wat moet ik doen, Anya?’ ‘Te laat, Sorane. Je stiefbroer weet dat er iemand aanwezig is. Verander in Ena Ros. Ik pas je kleding wel aan.’ ‘Goed idee, Anya. Ik zou niet graag hebben dat mijn broer zich doodschrikt.’ Dadelijk verandert ze van gedaante in de Koraanse geheimagente, Ena Ros. Op dat moment komt Jenan de salon binnen en blijft verrast staan als hij de vrouw, met lichtblauwe huid, opmerkt. ‘Wat heb jij hier te zoeken? Dit huis is eigendom van mijn dode zus.’ Sorane/Ena keert zich naar haar broer om en zegt: ‘Wie bent u?’ ‘Mijn naam is Jenan Nador. Sorane was een van mijn zussen.’ ‘Ik ben agente Ena Ros, mijnheer Nador. Je vermelde dat Sorane Nador je zus is of was.’ Jenan knikt even. ‘Het spijt me. U zult al wel weten dat je zus gedood werd, toen ze een aanslag wilde plegen op de rechter die haar een kans gaf.’ Jenan kijkt even naar het kenteken die de vrouw laat zien. Dan knikt hij. ‘Dat weet ik, agente.’ ‘Ik ben hier om gegevens te zoeken en misschien kan ik mijn vermoeden staven dat ze onschuldig is. Ergens klopt er iets niet.’ ‘Dan bent u een van de weinigen die dat geloofd, agente Ros.’ ‘Je zus had gegevens in haar bezit die Aqunok voor het gerecht moeten brengen. Niemand kan die echter vinden. Daarom kwam ik naar hier, maar hier is niets te vinden van die kristalmodules.’ ‘Misschien weten de agenten Erine Rand en Malon Garent iets van die bewijzen.’ ‘Nee, zij zijn zelf ook naar die bewijzen op zoek. Het blijkt echter dat het lichaam van je zus nu ook nog verdwenen is. Dus behoort het nu ook tot mijn taak om haar verdwenen lichaam te vinden.’ ‘Dat haar lichaam verdwenen is, kan me eigenlijk niet schelen, Mevrouw Ros. Wat Sorane gedaan heeft kan ik haar niet vergeven. Zelfs als u haar lichaam zou vinden, doe er dan mee wat je….’ ‘Sorane werd vermoord, Mijnheer Nador. Ze stief omdat ze gerechtigheid wilde. Die rechter is in werkelijkheid Aqunok.’ ‘Wat zeg je…. Dat… Nee, dat kan ik niet geloven.’ Even slikt Ena, omdat ze de waarheid moet zeggen, maar dat niet kan als Sorane, zijn zus. Daarom zegt ze, bijna fluisterend: ‘U kent Sorane beter dan ik, mijnheer. U zou moeten tot wat ze in staat is. Misschien zelfs wat haar doel was.’ Jenan beseft niet hoe moeilijk de agente het heeft, maar ze kan op het moment niet anders. ‘Misschien heb je gelijk, agente. Ik moet er eens over nadenken. Als het waar is wat u zei, dan heb ik haar onrecht aangedaan.’ Ena slikt even, terwijl ze moeite heeft om haar rol verder te spelen. ‘Ik denk wel dat ze u zal vergeven, Mijnheer Nador.’ Even staart Jenan de agente aan. Dan zegt hij kalm: ‘Het spijt me, mevrouw Ros. Maar ik denk niet dat u hier iets zult vinden. Sorane liet deze villa voor haar toekomst bouwen, maar ze heeft hier nooit lang gewoond.’ ‘Weet u dat zeker?’ ‘Ja. ik heb toestemming gegeven aan famillie van de vriendin van mijn zus, om hier tijdelijk in te trekken.’ ‘Bedoel je die jonge vrouw, die mij binnenliet, maar niet kon blijven wachten. Ze moest weg dringend weg, zei ze.’ ‘En zij laat je gewoon hier alleen rondneuzen.’ ‘Mijnheer Nador. Ik wil bewijzen dat je zus Sorane vermoord is. Daarom liet ze mij hier alleen. Er was iets met het pasgeboren zoontje van haar vriendin, geloof ik.’ ‘Je bedoelt Conney en haar zoon.’ ‘Dat kan. Ik weet hun naam niet, mijnheer Nador.’ ‘Het is in orde, agente. Maar wil je in het vervolg wel even aan mij vragen, dan kan ik je toegang verlenen.’ Ena knikt even, terwijl ze denkt: ‘Zou ik Jenan niet beter de waarheid zeggen. Of niet. Misschien schrikt hij dan nog meer als ik hier zo plots voor hem kom te staan.’ ‘Dan kan ik best vrijdag terugkomen, want ik heb nog andere onderzoeken lopen. Vergeef me, dat ik me zonder het te vragen toegang verschafte,’ antwoordt ze dan met een lichte aarzeling. Even kijkt Jenan haar verbaast aan, maar vraagt dan: ‘Wilde u iets gaan eten, agente?’ ‘Ja, ik ben gisteren hier aangekomen en Liese was hier alleen. Ze nodigde mij uit om samen iets te eten. Daarna gingen we in de salon een beetje praten.’ De broer van Sorane kijkt de agente wrevelig aan. Hij is kwaad omdat ze zich hier zomaar een slaapplaats heeft verschaft. ‘Het spijt me. Mijnheer Nador. Ik had niet mogen blijven. Maar het was zeer laat en ik denk niet dat ik nog een hotelkamer zou gevonden hebben voor de nacht.’ ‘U had het mij of Reysa, mijn zus moeten vragen, agente. Maar ik geloof niet dat ze het lichaam van Sorane hier in de villa verborgen zullen hebben.’ ‘Nee, dat denk ik ook niet, mijnheer Nador. Ik kreeg het dossier van Sorane gisteren morgen pas in handen. Ik had nog niet de tijd om het door te nemen. Ik was niet op de hoogte dat Sorane Nador nog famillie had en waar die woonden.’ Even kijkt Jenan naar de agente, die moeite moet doen om hem te blijven aankijken, na al die leugens, die ze hem vertelt. Maar hij merkt niet dat ze gespannen is. ‘Laat ons erover zwijgen, mevrouw Ros. Ik zal u mijn gegevens geven voor het geval u nog iets nodig hebt. Ena glimlacht opgelucht. ‘Ik ben u zeer dankbaar.’ ‘Geeft niets. Ik hoop alleen dat u het lichaam van mijn zus snel vindt. Als ze werkelijk vermoord is, dan willen we haar zeker ter ruste leggen.’ ‘Dus als uw zus gedaan heeft wat ze zeggen en daarbij de dood vond. Dan wil u haar niet ter ruste leggen,’ zegt Ena hard. Jenan slikt een paar maal, maar weet niet wat te zeggen. ‘Dat bedoel ik niet, mevrouw. Natuurlijk willen we onze zus begraven, maar…’ ‘Niets maar. Ja of nee. Of is het beter dat ik of iemand anders haar lichaam niet kunnen vinden,’ zegt Ena nog strenger. Jenan durft Ena niet in de ogen kijken en fluistert: ‘Ik weet niet wat ik moet doen, agente. Ik hielt veel van mijn zus, Sorane.’ ‘Ik hoop dat u het juiste doet, mijnheer Nador. Famillie is belangrijk, maar als mijn vermoeden juist is, dan is je zus nog steeds in leven.’ ‘Hoe red ik mij hieruit? Ik ben al dat liegen moe en het is niet eerlijk tegenover mijn broertje. Maar als ik van gedaante verander dan schrikt hij zich dood,’ denkt ze. Jenan staart de agente aan en weer valt hem op, dat haar manier van doen, ergens op zijn zus lijkt. Deze maal is het haar glimlach. Zo glimlachte Sorane ook bijna helemaal. ‘Mag ik een paar boterhammen meenemen?’ Jenan kijkt de vrouw verbaasd aan. ‘Als u wil kunnen we samen iets eten, voor u vertrekt.’ Nu kijkt Ena hem verbaasd aan en knikt dan. ‘U heeft het toch al klaargemaakt, dus het kan geen kwaad en mijn zus kan toch geen bezwaar meer maken.’ ‘Dank u, mijnheer. Maar ik denk dat Sorane ook wel haar toestemming zou geven,’ zegt Ena glimlachend en loopt naar de eettafel toe. ‘Wilt u ook een kop koffie?’ Jenan knikt, terwijl hij haar met een vreemde blik aankijkt. Nadat Ena de koffie voor hen beiden uitgeschonken heeft plaats ze de boterhammen op de tafel en neemt plaats. Jenan gaat tegenover haar zitten. Terwijl Ena eet praten ze over van alles en nog wat. Ze weet echter niet dat Jenan haar aandachtig bestudeert en er meer en meer van overtuigd geraakt dat hij haar moet kennen. ‘Deze Koreaanse agente heeft een manier van bewegen die fel veel lijkt die van zijn zus,’ denkt hij. Als Ena een tijdje later haar tas neerzet, kijkt ze even op de klok. ‘Laat ons snel opruimen, mijnheer Nador. Ik moet verdergaan met mijn onderzoek.’ ‘Dat opruimen zal ik wel doen, Agente. Hopelijk kan u het dossier al snel afsluiten en misschien ook haar lichaam vinden.’ ‘Ik zal mijn best doen. Mag ik u bedanken voor uw gastvrijheid.’ Jenan knikt, terwijl de ‘agente’ haar jas opneemt en aantrekt. ‘Ik heb wel een vraag, als u mij toestaat?’ Ena knikt verrast. ‘Hopelijk kan u bewijzen wat er gebeurd is? Ergens had mijn twijfels maar het nieuws op teevee, nam die langzaam weg. Ik en ook mijn zus raakten er opnieuw van overtuigd dat ze ons weer voorgelogen had.’ ‘Alleen vermoedens. Dat gedeelte behoort ook niet tot mijn onderzoek. Wel heb ik geruchten opgevangen, maar wat er juist waar of niet waarvan is, weet ik niet. Maar ik heb daar mijn twijfels over. Er zijn twee vrouwelijke federale agenten die denken dat alles in scène gezet is. Volgens mijn informatie zijn beiden het op dit moment aan het onderzoeken.’ ‘Ik hoop dat ze die bewijzen snel vinden, want de wereld zou beter af zijn als Aqunok in de gevangenis beland.’ ‘Alle agenten die aan deze zaak werken, doen hun uiterste best, mijnheer Nador.’ ‘Dat begrijp ik?’ zegt Jenan en begeleid de agente naar buiten. ‘De volgende maal zal ik eerst contact met u of uw zuster opnemen, Mijnheer Nador,’ zegt ze nog tot afscheid. Jenan knikt nadenkend. ‘Ik zal mijn zus laten weten dat u onderzoek doet naar de dood van Sorane, agente.’ ‘Beseft u wel dat de villa’s op naam van Sorane Cobanon staan, mijnheer Nador.’ ‘Ja, dat weet ik. Mijn zus noemde zich soms zo, omdat dat de naam was die ze hier in het vroegere dorp gebruikte.’ ‘Dat kan dan wel een probleem zijn in verband met de erfenis van Sorane Nador. Omdat beide familienamen verschillend zijn. Als de naam niet overeenkomt, zal u moeten bewijzen dat beide dezelfde persoon zijn. Ze denken dat je zus samen werkte met een dubbelgangster die de naam Sorane Cobanon gebruikte.’ ‘En denkt u dat?’ ‘Nee, de vinger afdrukken van je zus en Sorane Cobanon zijn dezelfde.’ ‘Hoe is dat mogelijk?’ ‘Dat is alleen mogelijk als beiden dezelfde persoon zijn. En Sorane Cobanon is op verschillende plaatsen opgemerkt na de dood van Sorane Nador.’ Jenan kijkt Ena verbaasd in de ogen. ‘Dat zou dan betekenen dat mijn zus nog in leven is, agente Ros. Is zoiets mogelijk? We zagen allen de vreselijk wonden, die haar doden. Niemand kan zulke wonden overleven.’ ‘I..ikk weet het niet, Mijnheer Nador. Maar als het zo is en ze zijn beiden een en dezelfde persoon zijn, dan wordt mijn taak er niet makkelijker op. Sorane was een kei in haar vak.’ Jenan merkte even de aarzeling van de agente op en staart haar met een vreemde blik aan. ‘Weet u meer dan u zegt, agente?’ ‘Ik heb dingen gehoord, maar of ze waar zijn, weet ik niet. E..en het li..chaam van uw zus is verdwenen, mijnheer Nador. Als Sorane Cobanon toch een dubbelgangster is, dan heeft zij daar misschien mee te maken.’ Weer kijkt hij haar in de ogen, maar ze kan hem niet aankijken. Ze fluistert alleen maar: ‘Misschien. Maar als uw zus nog in leven is dan moet ik haar vinden.’ ‘Daar heb ik mijn twijfels over. Ik kan niet geloven dat dokters daarover zouden liegen.’ stamelt Jenan, terwijl hij Ena aanstaart. Ena moet moeite doen om hem de waarheid niet te zeggen, maar ze moet voorlopig zwijgen. ‘Dat is iets dat ik probeer uit te zoeken, mijnheer Nador.’ ‘Weet u dat u mij soms aan mijn zus doet denken, agente Ros.’ ‘Ik?’ ‘Ja, soms lijkt je bepaalde gebaren te maken, die mij aan Sorane herinneren. Draagt u soms een halovervormer?’ ‘Zou ik dan kunnen eten en drinken zonder dat het opvalt, mijnheer Nador?’ Verbaasd kijkt hij Ena aan. ‘Nee, vermoedelijk niet.’ Even aarzelt Sorane/Ena, want ergens wil ze hem de waarheid vertellen, maar toch ook weer niet. ‘Nee, dat moet ik later doen. Als we beiden tijd hebben om te praten,’ denkt ze en zegt dan. terwijl ze haar hand naar hem uitsteekt: ‘Het wordt tijd dat ik mijn taak verderzet, mijnheer Nador. Ik kom wel achter de waarheid.’ Ook Jenan aarzelt even terwijl hij opnieuw in haar ogen probeert te kijken. Dan geeft hij haar een hand en knikt. Sorane voelt dat de hand van haar broer trilt. ‘Zou hij iets vermoeden?’ denkt ze, maar hoort hem dan zeggen: ‘Veel geluk, agente. Neem contact met mij of mijn zus op als u nog eens logies nodig hebt. We zullen u met plezier toegang verschaffen.’ Dan kijkt hij Ena na, als ze naar het kruispunt toestapt. Plots schrikt hij. ‘Ik moet Liese of een van haar vrienden toch eens op hun vingers tikken? Een vreemde zomaar binnenlaten, dat kan ik niet dulden,’ denkt hij plots. Als hij aan de agente denkt, verstijf hij heel even. ‘Is die soms te voet? Zou ze geen zwever hebben? Is ze wel wie ze zegt, want ergens voel ik dat Dan trekt hij zijn schouders op en gaat naar binnen. Hij ziet niet meer dat ze plots verdwenen is en ook niet dat ze op een kamer langs de straatkant van de villa materialiseerde. Van uit die kamer observeert ze telepathisch haar broer tot hij weggaat. Even zucht ze. ‘Dat is alweer voorbij. Het wordt toch wel eens tijd om mijn broer en zus eens te bezoeken om alles uit te leggen. Alleen moet ik het juiste ogenblik vinden,’ denkt ze. ‘Sorane, verontschuldig me, dat ik me nu pas meldt. Maar ik heb gewacht tot u alleen was.’ ‘Geen probleem, Anya. Is er iets?’ ‘Ik vermoed dat ik een droevig spoor van Geo en zijn vriendin gevonden heb.’ ‘Is er iets met hen gebeurt?’ ‘Een paar straten van het huis van mijnheer Cenzono zijn en man en zijn vrouw brutaal vermoord in hun huis. Volgens de politieberichten zijn hun dochter en zoon verdwenen. Ze worden nu gezocht, want ze zouden in gezelschap zijn van een vreemde jongeman, waarvan ze de naam niet kennen. Die jongeman zou wel eens Geo kunnen zijn.’ ‘Heb je iets van die drie gevonden?’ ‘Nee, ze zijn spoorloos. Misschien kan u hen telepathisch op sporen.’ ‘Goed idee, Anya. Ik kan eens zoeken naar angstige gedachten en gedachten aan de moord.’ Nadenkend gaat Sorane op het bed zitten en concentreert zich diep. Meer dan een uur gaat voorbij. ‘Je had gelijk, Anya. Ik heb ze gevonden. Die moordenaars zal ik wel even onderhanden nemen,’ denkt Sorane nog, voor ze in het niets oplost. Aan de rand van de stad materialiseert ze in de kelders van leegstaand gebouw. Dadelijk scant ze haar omgeving en vindt al snel haar doel. Snel scant ze de omgeving ervan en ontdekt zeven gewapende mannen en drie vrouwen. Maar ze ontdekt ook de angstige gedachten van drie jonge mensen. Geo en zijn vriend Modro, zoals ze uit hun gedachten kan opmaken. Dan schrikt als ze het meisje vindt. Zij hangt vastgebonden aan handen en voeten op een draaiend rad. Op verschillende plaatsen rond haar lichaam steken vier stalen messen in het hout van het rad. ‘Spreek, vriendjes. We willen weten waar de vader, broer en zus van dit mannetje zijn. Je weet dat we weten dat ze bevrijd zijn, door een Koreaanse.’ ‘Laat mijn vriendin gaan, man. Ik weet niets van een Koreaanse agente,’ zegt Geo met angstige stem. ‘O, nee. Misschien raakt het mes deze maal je vriendin wel,’ hoort Sorane, die in de gedaante van Ena in de deuropening gematerialiseerd is, zeggen. Dan ziet ze dat de man een teken geeft aan een andere die bij het rad staat. Nog voor de twee jongemannen kunnen reageren, horen ze een vreemde stem vragen. ‘Waarom vragen jullie dat aan de Koreaanse agente zelf niet? Zij waren zelfs niet in de buurt, toen jullie vrienden wegkropen van angst.’ Verschrikt kijken de zes aanwezigen om en staren de agente aan. ‘Dus jij hebt…. Dus spreek of deze drie moeten het bekopen.’ Ena glimlacht heel even. ‘Zijn vader, broer en zus zijn in veiligheid, man. Waar ze nu zijn, zullen jullie hen niet vinden.’ Dan trekken een van de twee vrouwen en een man hub wapen en willen het op de jonge mensen richten. ‘De hel is nog te goed voor jullie,’ horen ze Ena met ruwe stem zeggen, terwijl ze verandert in de gedaan van een Droak. Verschrikt staren ze het monster aan. ‘Wapens op de vloer, vriendjes. Andere ken ik geen genade.’ Maar geen van hen denk eraan. ‘Denk je dat een halo opwekker ons op andere gedachten zal brengen, agente. ‘Haha.. een… mag ik ook even lachen,’ zegt de Droak en stapt dan met luidde stappen naar voor. De aanwezigen voelen de vloer trillen onder zijn stappen, waardoor ze allen beseffen dat dit monster echt moet zijn. Toch wagen enkele van hen te schieten, maar de capsules worden door het energiescherm, dat de Droak omgeeft, verpulvert. Intussen worden enkele misdadigers door telekinetische krachten van Ena/Sorane/Droak tegen de muur geworpen, waarna ze bewusteloos blijven liggen. Een vrouw en een man, de laatste twee die nog kunnen lopen, proberen er vandoor te gaan, maar ze komen geen meter vooruit. Iets houdt hen in zijn greep. ‘Wie gaf jullie de opdrachten voor de moord op de ouders van Modro en Toyana?’ Maar de man zegt: ‘Daar heb jij niets mee te maken, Droak.’ ‘O, nee. Dus je hebt al leden van mijn volk ontmoet.’ ‘Ja, ze behoren tot de lijfwacht onze meesteres. En als je in hun handen valt, dan…’ ‘Ze zullen te laat komen, mannetje.’ ‘Denk dat maar niet. Onze meesteres is een machtige en ze is genadeloos voor al wie haar niet gehoorzaamd. ‘O, je bedoelt die blonde kloon. Spijtig voor haar heb ik nu geen tijd, anders zou ik haar graag de grond inslaan.’ ‘Grootspraak, Droak.’ Toch schrikt de man als de Droak opnieuw in Ena verandert en Toyana ondersteunt, als de bloeien op de vloer vallen. ‘Geo, neem snel dat hand van je vriendin vast en leg je andere op de schouder van haar broer.’ De jongeman reageert dadelijk en plots wordt hun omgeving zwart. Ook de misdadigers staren naar die plaats en merken dan pas, dat hun meesteres, in gezelschap van vier in het zwartgeklede mannen stoffelijk wordt. Jakira is woedend en zegt geen woord. Telekinetisch verpulvert ze de aanwezige van pijn krijsende misdadigers. Even kijkt ze naar de resten? Dan geeft ze een teken en zij en de vier anderen zijn even snel weer weg, als ze gekomen zijn. Ondertussen is Ena met de drie jonge mensen in de ondergrondse basis gematerialiseerd. ‘Zo, nu zijn we veilig,’ zegt Sorane, die weer haar normale gedaante heeft, met een glimlach. ‘Wie bent u, vrouwe?’ vraagt het meisje. ‘Mijn naam is Sorane, Toyana. Kom, volg mij. Geo, je ouders zijn hier ook.’ De jongeman knikt even, terwijl hij zijn arm om Toyana legt. Die kijkt met een droevige blik naar haar broer, Modro. Beiden hebben hun ouders verloren. Dan omarmt ze Geo en legt haar hoofdje huilend tegen zijn borst. ‘Het spijt me. Ik kon jullie niet vinden, anders hadden jullie ouders nog geleefd.’ ‘Hoe hebt u ons gevonden?’ ‘Telepatisch, Modro. Ik vond jullie door jullie gedachten aan jullie dode ouders. Zo wist ik waar jullie waren.’ ‘Zijn ze echt dood, vrouwe?’ Sorane knikt. ‘Ik vermoed dat ze intussen hun straf al wel gekregen zullen hebben, want hun meesteres zal geen genade kennen.’ Dan volgen de drie Sorane naar de woonruimte van Geo’s ouders. Als de drie binnen zijn, kijkt Sorane even om zich heen. ‘Tara, kan jij Modro en Toyana elk een woonruimte ter beschikking stellen en Geo de woonruimte van zijn ouders wijzen,’ zegt ze nog, voor ze onstoffelijk wordt. Een paar uur eerder hebben Erine en Seana elkaar voor de tweede maal ontmoet en gaan op weg om een man te ontmoeten die weet waar die geheimzinnig meesteres van Aqunok is. Beiden willen het spoor van die blondine, maar de man ligt als ze hem vinden dood in zijn bloed. Ze kijken elkaar moedeloos aan. Erine belt naar het politie bureau en meldt het. Dan kijkt ze de zus van Deno aan. ‘Het is al laat, Seana. Wat doen we?’ ‘Iets gaan eten en dan een lekker badje nemen. Dat zou ik willen, maar ik ben ver van mijn appartement,’ zegt Erine. ‘Maar niet zo ver van mijn huis. Als je wil kan je meekomen en daar een lekker heet bad nemen.’ Even kijkt Erine Seana verbaasd aan. ‘Een paar dagen geleden heb je mij toch ook onderdak gegeven, toen ik mijn wonden moest verzorgen.’ ‘J.ja.. dat is juist.’ ‘Ik mocht zelfs blijven slapen.’ ‘Dat deed ik omdat ik je wilde leren kennen. En ook omdat ik meer over je wilde weten.’ Even staart Seana Erine aan. ‘En ik heb nog iets goed te maken. Ik reageerde nogal bot toen je mij op mijn voorhoofd kuste.’ ‘Dat is niets, Seana. Ik ben dat al vergeten.’ ‘Erine, ik was verschillende jaren geleden verliefd op een vrouw, maar ik betrapte haar een jaar later in de armen van mijn broer. Daarom spreek ik al die tijd niet meer met Deno.’ ‘Dat is erg.’ ‘Maar ik ben er intussen overheen, hoop ik. Maar al voel ik iets voor jou, toch wil ik niets overhaasten.’ ‘Dat begrijp ik, Seana. We kunnen het dus beter kalm aanpakken. Misschien wordt het iets, misschien ook niet.’ Seana zegt vragend: ‘Dus je gaat met me mee.’ ‘Dat lijkt me wel wat, Seana.’ ‘Oké, sla twee straten verder rechtsaf en dan altijd maar rechtdoor.’ Een twintigtal minuten later draait Erine de oprit van Seana’s huis op. ‘Je had wel mogen zeggen dat het een villa was,’ zegt Erine lachend. ‘Tja, federale agenten verdienen een pak meer van gewone agenten.’ Lachend lopen ze naar binnen, maar zodra ze binnen zijn kijken beiden elkaar in de ogen. Beiden voelen zich opnieuw tot elkaar aangetrokken. ‘Wat doen we eerst. Eten of…’ ‘Eerst een bad, als dat kan,’ zegt Erine lachend. ‘Kom, ik toon je het stortbad.’ Terwijl Erine even later de badkamer binnenstapt en verbaasd blijft staan, haast Seana zich naar de keuken om iets te eten klaar te maken. Maar ongeveer halverwege houdt ze halt met een glimlach. Snel keert ze ook op haar stappen terug. Erine heeft zich juist uitgekleed en stapt naar een van de drie stortbaden toe. Dan hoort ze iets achter zich. ‘Hier zijn een paar handdoeken, Eri…ne.’ Verbaasd kijkt ze om en staart Seana. Die slikt even terwijl ze de handdoeken op een tafeltje dat tegen de muur staat, legt. Voor ze het beseffen grijpen ze elkaar vast en kussen elkaar hevig. Maar plots maakt Seana zich los. ‘Nee, daar ben ik nog niet klaar voor, Erine.’ ‘Ik dacht…’ ‘Ik mag je graag, lieve meid, maar dat… nee…’ ‘Het spijt me, Seana. Het was even sterker dan mezelf.’ ‘Ik ga me omkleden en daarna eten klaarmaken.’ Even later stapt Seana haar kamer binnen en trekt haar kleren snel uit. Even kijkt ze in de spiegel en glimlacht als ze aan de lippen van haar nieuwe vriendin denkt. Ze voelt weer haar kus en likt even over haar lippen. Maar dan richt ze haar blik weer op haar spiegelbeeld en knikt goedkeurend. Ze heeft alleen een knalrode string aan. Uit de kast neemt ze een kamerjas en trekt hem aan. Als ze haar kamer verlaat kijkt ze even naar de deur van de badkamer. Even aarzelt ze, maar dan haast ze zich naar de keuken om iets te eten klaar te maken. Voorzichtig houdt Erine haar hand onder de kraan. Nog ietsje warmer. Ja, zo is het perfect. Ze schakelt over op de douche en laat het water over zich heen stromen. Met gesloten ogen geniet ze van de warmte. Ze stapt onder de straal vandaan en pakt de zeep en begint zichzelf langzaam in te zepen. Beginnend bij haar gezicht. Daarna gaat ze met de spons langs haar hals en daalt af naar haar schouders. Vervolgens zijn haar armen aan de beurt en dan haar lichaam. Ze besteedt extra aandacht aan haar stevige ronde borsten. Met de spons gaat ze langs haar ene borst, terwijl ze met haar vrije hand zachtjes de andere streelt. Genietend voelt ze een rilling door haar lichaam glijden. Dan gaat ze verder met haar lichaam te wassen. Even moet ze aan de lippen van Seana denken en voelt een hevig verlangen om aangeraakt te worden. Het veroorzaakt een rilling. Dan schudt ze even haar hoofd en fluistert. ‘Klaar met douchen. Ik moet snel aan iets anders denken, morgen is er een drukke dag voor ons beiden,’ schiet het door haar gedachten. Het is tijd om zich af te drogen. Erine schakelt de kraan uit en pakt een handdoek. Toch kan ze het niet nalaten om opnieuw haar borsten extra aandacht te geven. Eigenlijk wil ze gewoon meer, maar het is spijtig dat Seana er nog niet klaar voor is. Ze kijkt naar zichzelf in de spiegel, terwijl ze haar haar kampt. Juist als Seana de laatste hand legt aan het eten, komt Erine in een badjas gekleed binnen. ‘Dat ruikt lekker, Seana.’ ‘Eten maken is een van mijn hobby’s, Erine. Maar ik krijg niet zoveel bezoek, waardoor bijna niemand mijn kookkunst kan waarderen.’ ‘Pas maar op, Seana. Als het lekker is, dan raak je mij niet meer kwijt.’ ‘Dat zou mij heel blij maken, Erine. Maar wil jij dat wel.’ ‘Lekker eten of hier blijven bij jou?’ grapt Erine. Even kijkt Seana Erine aan. Dan loopt ze om de lange tafel en neemt Erine bij de schouders vast. ‘Zeker wil ik dat, meisje. Ik voel het diep in mij en jij voelt het ook, denk ik.’ ‘Maar ik dacht je mij niet…’ ‘Dat heb je mis, Erine. Daarstraks twijfelde ik, maar ik moest mij dwingen om vol te houden.’ Even weet Erine niet wat te zeggen. ‘Nu gaan we van ons lekker eten genieten, lieve meid,’ hoort ze Seana tot haar verbazing zeggen. Verbaasd gaat ze aan de tafel zitten en beiden laten het lekkere eten smaken. Maar intussen kunnen geen van beiden het laten om naar elkaar te loeren. Beiden worden steeds meer opgewonden en plots voelt Erine de voet van Seana langs haar benen omhoog glijden. Vroeg in de morgen, wordt Erine langzaam wakker en kijkt om zich heen. Ze glimlacht als ze de zus van Deno naast zich ziet liggen. Even staart ze naar de naakte rug van Seana en denkt aan de heerlijk nacht met haar. Maar dan valt haar blik op de klok die op het nachtkasje, langs de kant van haar nieuwe vriendin, staat. Even kijkt ze naar de klok. ‘Zeven uur al,’ denkt ze. Langzaam staat ze op en loopt in haar blootje naar beneden. Daar neemt ze de kamerjas van de grond op en trekt hem aan. Even kijkt ze naar de keuken en glimlacht. Als Seana aangekleed van de laatste trede afstapt, is Erine een licht ontbijt, dat ze klaarmaakte op de tafel aan het zetten. ‘Ik kook misschien niet zo goed als jij, schat. Maar het is wel lekker.’ ‘Erine, ik mag je graag, maar wat deze nacht gebeurd is, mag zich niet herhalen.’ Even is Erine van haar stuk gebracht en gaat met slappe benen zitten. ‘Niet zo droevig, Erine. Ik weet niet waarom we tot elkaar aangetrokken worden, maar…’ ‘Ik voel hetzelfde als jij, Seana. En toch hou ik, zoals jij, ook van mannen.’ ‘Jij dus ook, Erine.’ ‘Ja, ik ook. Wat de toekomst brengt weet ik niet, maar laat ons genieten van de tijd dat wij met elkaar doorbrengen.’ Terwijl Seana aan de tafel plaatsneemt, knikt ze. ‘Dat lijkt me ook het beste, Erine. Maar we moeten ons op het werk concentreren.’ ‘Zolang we hier met ons tweeën zijn, Seana, laat ik mijn hart spreken. Maar als we naar buiten stappen dan zijn we gewoon twee vrouwen die samenwerken aan een opdracht.’ Even glimlacht de zus van Deno. ‘Dat bevalt me wel, lieve Erine. Maar we mogen het niet te ver drijven.’ ‘We zien wel, Seana,’ fluistert Erine, met een beetje hoop in haar stem, want ze is al meer dan tien jaar alleen. Even denkt ze terug de vrouw die ze vele jaren geleden ontmoette tijdens de oorlog. Haar naam was Avina. Ze was zo verliefd op haar en het was wederzijds. Het was een heerlijke tijd. ‘Ooo, Wat waren we beiden verliefd,’ denkt ze, ‘En Seana. Zou ze hetzelfde voelen als ik met haar samen ben.’ Weer dwalen haar gedachten af naar vroeger. Ze was zeer gelukkig is die tijd. Maar toen kwam de dag dat Avina bij een aanval zwaargewond werd. Ze slaagden erin om haar naar het hospitaalschip te brengen, maar paar dagen later stierf ze in haar armen. Dat is nu ongeveer zevenendertig jaar geleden. Als de herinneringen terugkomen, voelt ze weer de lippen van Avina die haar kusten. Even wellen tranen op, maar ze vaagt ze dadelijk weg. ‘Het heeft niet mogen zijn,’ denkt ze. Sindsdien heeft nog een paar mannen en vrouwen gekend, maar van echte liefde was er geen sprake meer. En nu zit ze hier met een nieuwe liefde, die iets meer dan vijftig jaar jonger is, aan tafel. Dan slaat de schrikt haar om het hart. Als Seana zou weten hoe oud ze is, wat zal ze dan doen. Zoals Malon, haar vroegere collega, en miljarden andere mensen, draagt ze een speciale chip draagt die haar cellen te regeneren. Elke mens krijgt die als hij of zij leeftijd van dertig bereikt heeft. Seana draagt, omdat ze te jong is, die chip nog niet. Alleen wil ze niets overhaasten, want ze wil dit gevoel niet meer verliezen. Seana merkt dat, terwijl ze aan het eten is, Erine in gedachten ver weg is. Zelf heeft ze ook haar gedachten, maar die gaan over haar twijfels over het al of niet een relatie beginnen met deze mooie vrouw. Ze merkt dat Erine soms wel naar haar loert, zoals zij ook naar Erine kijkt, maar ze zeggen geen van beiden nog een woord. Plots vraagt Seana: ‘Aan wat zit je te denken?’ Erine schrikt uit haar gedachten op en slikt even: ‘Vele jaren geleden werd ik op een soldate verliefd. Haar naam was Avina Grison. We waren zo goed als onafscheidelijk. Maar toen vielen we in een kruisvuur en Avina werd door verschillende capsules getroffen. De dokters opereerden haar nog, maar ze stierf een paar dagen later in mijn armen.’ Erine merkt dat Seana haar aanstaart. ‘Hielt je veel van haar?’ ‘Ja, met heel mijn hart. Ik heb verschillende jaren daarna door een zeer diep dal geleefd en zelfs met gedachten aan zelfmoord gespeeld. Maar toen besefte ik dat Avina mij zou haten als ik mij niet herpakte. Het heeft nog zeker twee jaar geduurd, nadat ik hulp zocht, voor ik er weer bovenop was. Toch zal ze altijd een plaatsje in mijn hart blijven houden.’ Erine knikt: ‘Maar nu ben jij er, Seana. Ik weet dat jij ook een plaatsje in mijn hart zal krijgen. Ik weet niet waarom, maar ik heb ongeveer dezelfde gevoelens, als die ik toen met Avina had.’ ‘Ik wil haar niet vervangen, Erine.’ ‘Dat weet ik. Maar iets zegt me dat Avina toekijkt en me alle geluk toewenst.’ ‘Ook ik heb veel om een vrouw geven, Erine. Misschien iets te veel.’ ‘Is dat die vrouw waardoor je ruzie met je broer had.’ ‘Juist, Erine. Haar naam is Cina Gornoy en mijn broer gaf ook veel om haar. Maar toen hij mij en Cina in elkaars armen betrapte, zette hij haar dadelijk aan de deur. Cina had er spijt van, maar hij wilde haar niet meer zien. Een tijdje woonde ze bij mij in, maar als een gaste. Op een dag was ze verdwenen. Later hoorde ik dat ze ergens bij het gerecht werkte.’ ‘Dus daarom spreken jullie meer tegen elkaar.’ Seana knikt en gaat verder. ‘Een jaar later heb ik gehoord dat Deno met haar gesproken had. Hij zou haar vergeven hebben. Ze waren vrienden, maar meer ook niet. Ik hoop alleen dat ze gelukkig wordt, want dat verdient ze.’ ‘En jij.’ ‘Ik voelde mij schuldig en hoop dat Deno mij ooit kan vergeven. Zoals ik zei was het een passie van het moment. Geen echte liefde.’ ‘En Sorane. Je broer lijkt om haar te geven.’ ‘Dat vermoed ik ook, Erine. Zolang hij niet met mij persoonlijk wil praten weet ik niet echt hoe diep zijn gevoelens voor die huurmoordenares waren.’ ‘En toch vermoed je dat Deno en Sorane iets hebben?’ ‘Ja, van onze zus Leyna. Zij gaat soms bij hem op bezoek. Als ik haar zie, hoor ik de laatste nieuwtjes van mijn broer.’ ‘Maar nu over ons. Als ik het goed begrijp, weet je iets van mijn verleden.’ Weer knikt Erine. ‘Ik weet het, Erine. Ik weet dat, wat je daareven over Avina vertelde, tijdens de oorlog met de Olanen gebeurde.’ ‘J..ja.. Dat is juist? Maar hoe kan j….’ ‘Ik vond je dossier tussen vele anderen nog voor ik je kende, Erine. Onze groep deed onderzoek naar corrupte agenten. Toen ik je foto voor het eerst opmerkte, staarde ik er verschillende minuten naar. Op dat ogenblik wist ik niet waarom, maar iets aan die foto trok me aan.’ ‘Was die dan zo goed genomen, Seana?’ ‘Nee, dat niet echt. Maar ik voelde me zeer gespannen nadat ik blad na blad je dossier door las. Er waren enkele bedenkelijke dingen in voor, zeker toen je verdacht werd van de moord op je collega’s.’ ‘Weet je dat ook?’ ‘Door je dossier, maar toen was er sprake van een vreemde opname, die je volledig vrijpleitte. Ik was zeer gespannen toen ik de neergeschreven worden van de vier agente las. Daarna bleef ik een tijdje naar de tekst staren om het te verwerken.’ Even kijkt Seana naar Erine. ‘Alleen weet niemand waar die vreemde opname vandaan kwam.’ ‘Toch was er iemand, Seana.’ ‘Wie dan?’ ‘Diegene die ze gemaakt en die dag mijn leven twee maal redde.’ ‘Dus je weet zijn naam.’ ‘Jij ook, Seana. Want ze redde ook jou leven.’ ‘Bedoel je dat Sorane…’ ‘Ja, zij was het.’ Even staren beiden naar de vloer. Dan kijkt Seana weer op en zegt: ‘Ik had onbewust gehoopt dat je je niet liet omkopen en door die tekst voelde ik me plots zo opgelucht. Ik vermoed als je toen aanwezig geweest zou zijn, ik je dadelijk omarmt had.’ ‘De enige tussen een tiental anderen.’ ‘Opgelucht?!?’ ‘Ja, Erine. Ik weet niet waarom maar jou dossier legde ik naast de andere van de stapel. Toen ik de laatste doorgenomen had, besefte ik dat jou dossier het enige was van de agenten die geen steekpenningen aannamen. ‘Waren het er zoveel?’ ‘Een tiental. Alleen twee van de stapel gingen over vrouwen.’ ‘Twee maar? Wie was de andere?’ ‘Een zekere Raya Verodin.’ ‘Die ken ik niet.’ ‘Ze werkt voor het gerecht geloof ik. Maar dat was allemaal ongeveer een jaar gelden. Die nacht sliep ik echter niet, vermoedelijk omdat ik toen al iets voor jou begon te voelen, maar kon er niet aan toegeven uit vrees dat er toch nog iets zou ontdekt worden. En toen bijna een jaar later ontmoette ik je pas echt.’ ‘Je bedoelt toen ik die wapens onderzocht?’ ‘Ja, toen bij onze eerste ontmoeting noemde jij me idiote en je had gelijk. Om te midden van een vuurgevecht Sorane te gaan arresteren was achteraf gezien een zeer stomme zet. ‘Dat was ook niet slim, je had dood kunnen zijn.’ Seana knikt. ‘Toen je zo plots voor mij stond kon ik mijn gevoelens maar net bedwingen. Maar het lukte en je merkte het zelfs niet.’ ‘Nee, toen niet, Seana. Pas een paar weken later, toen we samen met jou auto naar mijn woning reden, merkte ik dat je soms naar me loerde. Daardoor trok je echter mijn aandacht en toen je je wonden ging verzorgen, bekeek ik je met andere ogen. Ook jij merkte niet dat ik je bijna met mijn ogen verslond, toen we een verzorgingskit zochten.’ ‘Je hebt het verkeerd voor, Erine. Ik merkte al snel dat je je ogen over mijn lichaam liet gaan, maar ik wilde niet reageren. Had ik dat wel gedaan, dan waren we misschien niet gaan samenwerken.’ ‘Dus je weet hoe oud ik ben?’ Seana knikt lichtjes. ‘Ik ben al een tijdje op de hoogte dat je die levensverlengende chip draagt, Erine. Ik krijg die pas over een paar jaar.' 'Maar ik blijf toch wel ongeveer vijftig jaar ouder. Wat doet dat nu met ons?’ ‘Je vreest dat ik je nu zal laten vallen, mevrouw Rand. Dan ken je me slecht. Ik geef om je en ik weet dat jij om mij geeft. Je leeftijd kan mij niet echt schelen, al wil ik wel je echte afkomst weten. Want je bent meer dan een gewone agente.’ ‘Dat is juist, Seana. Mijn famillie behoorde tot de rijksten van Enuron, maar tijdens de oorlog kwamen ze bijna allen om. Ik, een verre nicht en haar twee zonen, zijn nog in leven. Zij erfde het fortuin van onze famillie.’ ‘Laat ons er maar over zwijgen, Erine. We leven nu. Dus we maken er maar het beste van. Maar de opdracht die we onszelf gegeven hebben, gaat voor. Daarna kunnen we pas aan ons denken.’ Erine knikt met een opgeluchte glimlach. ‘Je hebt gelijk. Eerst moeten we ons doel bereiken. Als Sorane vermoord werd, moeten we de schuldige ontmaskeren.’ Een uurtje later bergt Erine de borden en tassen in de afwasmachine. Daarna verlaten beiden de flat. Seana trekt de deur achter zich dicht. ‘Nu weer een lange uitputtende dag,’ zegt Erine lachend. ‘Hopelijk vinden we een spoor naar die dubbelgangster die zich Sorane Cobanon noemt noemen. Want ik wil die eens aan de tand voelen.’ ‘Ik zou eerder je broer willen vinden, Seana. Want je weet dat ik hem iemand zag afmaken, zelfs al kan ik nu moeilijk geloven wat ik gezien heb. Maar toch was hij het en hij had met zijn wapen twee capsules afgevuurd. Maar iets in zijn blik deed me toch twijfelen.’ ‘Deno zou, zoals ik gisteren al zei, nooit een koelbloedige moord kunnen plegen.’ ‘Ik weet het niet, Seana. Ik heb het hem met eigen ogen zien doen.’ ‘En ik kan het niet geloven, Erine. Het moet iemand anders geweest zijn, die een halo-opwekker of zoiets gebruikt heeft.’ ‘Ik hoop het voor jou. Kom, laten we voortmaken’, zegt Erine ernstig. Een paar uur eerder is Sorane gematerialiseerd in het steegje, naast haar huis in de hoofdstad. Ze loopt naar de voorkant toe en ziet enkele agenten, die nog steeds met hun onderzoek bezig zijn. Dan merkt ze een detective op, die naast een auto een sigaret staat te roken. Plots voelt ze zich heel vreemd, het lijkt wel alsof ze die man al heel lang kent. ‘Deno, de federale agent waar ik een beetje mee gestoeid heb,’ fluistert ze als ze hem herkent. Dan richt ze haar blik op de agent en loopt langzaam op hem toe, terwijl ze haar uiterlijk verandert in Ena Ros. Ze heeft nu weer zwarte haren en een licht blauwe huid, met een Nuroonse trekken, zoals alle Koranen. ‘Wat is er gebeurt, agent Vergan?’ vraagt ze. De agent kijkt haar even aan en zegt: ‘Wie...’ Ena laat hem haar kenteken zien, dat haar Hypsoon voor haar al eerder uit vormenergie maakte. ‘O, geheime dienst. Heb ik iets misdaan?’ poogt de agent lachend te zeggen. ‘Niet dat ik weet, waarom? Deno kijkt haar op dat moment met een andere blik aan. ‘Ik laat mij niet arresteren, mevrouw.’ ‘Waarom zou ik dat doen, agent Vergan? Heb je soms iets op je kerfstok? Ik ben op zoek naar Sorane Cobanon, want ik geloof dat Sorane Nador en zij één en dezelfde zijn.’ Deno zucht even. ‘Dat is een theorie, agente. Sorane is werkelijk dood. Ik heb haar lichaam gezien. Alleen weet ik niet waarom ze de rechter heeft willen vermoorden. En als ik die dubbelgangster tegen het lijf moest lopen, dan zal ze mij het een en het ander moeten uitleggen.’ Even slikt Ena. ‘Dan kunnen we elkaar misschien beter helpen.’ ‘O, nee. Daar loop ik niet in. Je wil die andere Sorane arresteren. En ik wil haar doen spreken.’ ‘Weet ze soms dingen over jou?’ vraagt Ena met trillende stem. ‘Die dubbel niet, maar ik heb ooit wel een paar dingen gedaan die ik liever verzwijg, agente.’ Ena kijkt hem even glimlachend aan, want ze weet al wat Deno wil verzwijgen. Maar ze kan hem niet zeggen dat ze weet dat hij die moord niet gepleegd heeft. Ze hoort Deno zeggen: ‘Sorane Cobanon zou op verschillende plaatsen opgemerkt zijn, terwijl die moordenares in het ziekenhuis opgebaard lag. Ik heb het lichaam van die bedriegster voor mijn ogen dood op de tafel zien liggen. Dus Sorane Nador kan het niet geweest zijn. En toch zijn die mensen betrouwbaar. Dus kan het niet anders dan, zoals ze zeggen, dat het die dubbelgangster Sorane Cobanon was. Maar die moet haar vak zeer goed kennen, want er werden alleen vingerafdrukken van Sorane Nador gevonden,’ antwoordt hij. ‘Ben je daar zeker van? Volgens een agent waren ze hoogstens een paar uur oud. En als ik het goed heb, was Sorane toen al enkele dagen dood.’ ‘Ik wil het er niet meer over hebben Agente Ros. Ik ben van Sorane gaan houden en al heb ik mijn twijfels. Toch denk ik dat ze me gewoon om haar vingers wondt om haar doel te bereiken. Gelukkig slaagde ze niet in haar opzet.’ Ena slikt even, want ze voelt dat Deno nog steeds twijfelt of hij Sorane schuldig acht of niet. Daarom zegt ze voorzichtig. ‘Ik heb al verschillende dingen ontdekt, Deno. Sorane heeft nooit mensen gedood die het niet verdienden. En als mijn vermoeden klopt, dan heeft die rechter Sodinor, zowel de agente als Sorane neergeschoten.’ Met grote ogen kijkt Deno haar aan en zegt een beetje tegen zichzelf: ‘Mijn zus heeft ook al zoiets laten horen. Maar ik dacht dat ze zich vergiste.’ ‘Ik kwam om te vragen of jij me wou helpen, om Sorane Cobanon op te sporen.’ Even staart Deno haar aan. ‘Ik heb hulp nodig, Deno. Want ik heb gehoord dat het lichaam van de dode Sorane verdwenen is.’ ‘Wat zeg je…. Is haar lichaam verdwenen? Hoe kan dat?’ ‘Er zijn vermoedens, Agent Vergan. Een ervan is dat een verpleegster, Jouna Vaneron, er iets mee te maken heeft.’ ‘Wat zou ze dan met een dood lichaam kunnen doen? Verdomme, verkopen aan de meeste bieder. Dat kan veel geld opbrengen. Dan moeten we dadelijk naar het ziekenhuis, Agente. Ik wil die verpleegster dadelijk spreken. Komt u mee…’ ‘Zeker,’ zegt Ena met een glimlach terwijl ze om de zwever heen stapt. De agent zit intussen achter het stuur en Deno stuurt het voertuig in de richting van het ziekenhuis waar ze Sorane heenbrachten. ‘Mag ik uw naam weten?’ ‘Ena Ros, Deno.’ ‘Een vreemde familienaam, Ros.’ ‘Waar ik vandaan kom, Deno, is dat een normale naam.’ zegt Sorane, terwijl ze hem scant. Plots schrikt ze en fluistert even: ‘Giuvena.’ Maar Deno heeft het gehoord. ‘Wie is dat?’ ‘Wie?’ ‘Giuvena…’ ‘O, een zeer oude vriendin, die ik al lange tijd niet meer gezien heb. Jij doet me aan haar denken.’ ‘Ach zo…’ Plots zegt Ena: ‘Sla hier maar af, dat is korter.’ ‘Hier, waarom?’ merkt Deno op, terwijl hij afdraait. ‘Dan zien ze ons niet van ver aankomen.’ ‘Had ik nog niet aan gedacht? Als ze er vandoor gaat, dan komen we nooit te weten wat er echt gebeurd is. En hoe vinden we het lichaam van Sorane dan.’ ‘Maar ik….’ ‘Ik wil weten wat er gebeurd is. Een lijk verdwijnt niet zomaar.’ ‘Oké, oké. Jij je zin. Ik zie wel wat er komt. Misschien geen slecht idee, dan hebben we zekerheid,’ glimlacht Ena. Als ze een tijdje later aan de balie naar verantwoordelijke van het dodenhuisje vragen, reageert de assistente nogal vreemd. ‘Er klopt iets niet,’ zegt Ena, terwijl ze telepathisch al weet wat er gaande is. Deno merkt de lichte spot in haar stem echter niet op en volgt de aangegeven weg. ‘Misschien is ze er al vandoor,’ fluistert hij. Sommige personeelsleden kijken hen met een terughoudende blik aan. Ena, die hun gedachten kan lezen, weet al dadelijk waarom en volgt Deno glimlachend. De twee dokters die voor het dodenhuisje verantwoordelijk zijn, zijn beiden op de hoogte gebracht van hun komst. Van hen komen ze te weten dat de assistente verdacht wordt, iets met het verdwenen lichaam van Sorane te maken te hebben. ‘Is er iemand die iets gezien heeft?’ vraagt Deno. ‘Nee, alleen dat de assistente de resten van het dode lichaam van Sorane Nador klaarmaakte voor transport naar Mogwan, waar ze zou begraven worden. Maar zij heeft heel veel fantasie.’ ‘Wat bedoelt u met resten?’ vraagt Deno. ‘De organen die nog in goede staat waren, werden verwijderd om andere zieken te helpen. Haar familie had er toestemming voor gegeven, agent Vergan.’ Even slikt Deno, want dat betekent nu zeker dat zijn Sorane echt dood is. ‘Laat die verpleegster halen,’ zegt hij stroef. Ena kijkt hem even en begrijpt wat er in hem omgaat. Daarom zegt ze: ‘We willen met haar praten, dokter. Misschien steekt er toch een zekere waarheid is haar verhaal.’ ‘Ze heeft niet veel gezien, agent Vergan. Toen ze het lokaal verliet, was het lichaam er nog, maar toen we terugkeerden vonden we niets meer.’ ‘Dat zien we wel, mag ik u vragen om te doen wat mijn collega vraagt?’ De dokters kijken Deno aan, alsof hij even gek is als Ena. Een van hen loopt naar de intercom en zegt, nadat hij op de knop drukte. ‘Assistente Jouna Vaneron. U wordt verwacht in het kantoor van het dodenhuisje.’ Een paar minuten later stapt een jonge vrouw binnen en schrikt als ze de twee agenten opmerkt. ‘Miss Vaneron, wij zijn op zoek naar het lichaam van Sorane. Ik wil weten wat je gezien hebt.’ ‘Ik was met de voorbereidingen bezig om haar lichaam klaar te maken voor het transport naar Mogwan, maar miste een paar producten. Toen ik terugkeerde, was het lichaam van Sorane er niet meer.’ ‘Hebben ze je verplicht om dit verhaaltje te…’ ‘Ena, jij kan toch niet weten wat er echt gebeurd is,’ onderbreekt Deno. Even slikt Ena/Sorane, want ze weet het natuurlijk wel. ‘Misschien niet, Deno. Maar ik kan zien wanneer iemand moeite doet om te liegen. Ik zie aan haar houding, dat ze de waarheid niet vertelt. Ik wil het hele verhaal horen.’ Jouna kijkt Ena aan en aarzelt. Dan kijkt ze naar de dokters. Zij hebben haar verboden om haar, wat zij noemen, fantasietje, te vertellen. Ze mag alleen de officiële versie van het ziekenhuis geven. Maar die vreemde agente kijkt haar zo vreemd aan. ‘Ik weet de waarheid, Jouna. Ook tot wat ze je verplichten. Maar ik wil dat je de waarheid zegt,’ hoort ze een vreemde stem in haar hoofd. Ze zoek naar een uitweg, maar kan er geen vinden. ‘Assistente, komt er nog wat van,’ dringt Deno op dat moment aan. ‘Assistente, dat klopt. Maar meer zal ik ook nooit worden. En ik zou zo graag dokteres geworden zijn, zoals ik en mijn ouders wilden,’ denkt ze. ‘De waarheid, Jouna. Misschien kan ik je wel helpen.’ ‘Niemand kan dat, zeker niet als de leiding van het ziekenhuis, mij een negatief verslag geeft,’ antwoordt ze onbewust in haar gedachten. Even merkt ze dat de agente even glimlacht. ‘Het lijkt wel alsof ze weet, wat er zich in haar hoofd omgaat. Zou zij, mijn gedachten. Nee, dat kan toch niet,’ denkt ze en kijkt weer naar Deno. Ze ziet zijn streng gezicht en zucht. Dan begint ze het hele verhaal te vertellen. Aandachtig luistert Deno, maar Ena, houdt de gedachten van de twee dokters in het oog. Ze weet nu dat ze Jouna eens onder handen gaan nemen. Haar kans om ooit nog dokter te worden, heeft ze nu verkeken. De leiding heeft haar verboden om haar fantasie ooit nog aan iemand te vertellen. ‘Dank je, Jouna. Zelfs als we het verhaal zo goed als niet kunnen geloven, is de waarheid nog altijd beter dan een leugen,’ zegt agent Vergan op dat moment, terwijl hij denkt: ‘Is er wel iets van waar? Een lichaam dat rechtstaat en gaat lopen. Haha… misschien heeft ze zelfs geld gekregen om het lichaam te doen verdwijnen.’ Aandachtig met een glimlach kijkt hij de assistente aan, maar ze kijkt naar de vloer. Toch trillen haar handen alsof ze voor iets vreest. Spreekt ze nu de waarheid of liegt ze. Maar als het echt waar is, dan moet Sorane nog leven. Wat al even gek is. Hij heeft de wonden in haar borst gezien, toen ze op de tafel lag. Iemand met zo’n wonden kan niet meer leven. En dan nog zonder lever, nieren en wie weet wat ze nog meer weggehaald hebben. ‘Dank u miss Vaneron, om ons de waarheid te zeggen.’ Deno kijkt Ena verbaasd aan. Hoe kan ze weten dat de verpleegster de waarheid zegt. Of twijfelt zij evenveel als ik. ‘Of het klopt of niet, we hebben genoeg om ons onderzoek verder te zetten. Ooit zullen ze haar lichaam wel vinden,’ hoort hij Ena, met een spottende ondertoon, plots zeggen. Hij kijkt haar aan en merkt de vreemde blik in haar ogen op. ‘In orde, collega. Een verdwenen lichaam vinden zal niet zo gemakkelijk zijn,’ antwoordt hij. ‘Ik dank jullie voor jullie medewerking,’ zegt Ena tegen de dokters en knikt nog even naar Jouna. Dan volgt ze Deno de gang in. Tot ze plots even blijft staan.
Categorie: Uncategorized
4. Tayra
Als Arjina een paar seconden later op haar hoede de grot betreedt, zit ze niemand meer. De man kijkt de groenhuidige vrouw aan. ‘Er lijkt niemand te zijn, Arjina.’ ‘En toch ging het alarm af.’ ‘Misschien is een van de geleerden hier geweest.’ ‘Volgens hun gedachten niet, Dargo. Ik voelde iemand, toen ik beneden was, maar meer ook niet. En plots was er niets meer.’ ‘Wie zou het dan geweest kunnen zijn en waarom.’ Even kijkt ze nog eens om zich heen, maar kan niets verdachts ontdekken. ‘En toch moet hier iemand geweest zijn,’ denkt ze, terwijl ze de omgeving scant. ‘Misschien die valse Jakira hier geweest. Als dat klopt, dan heeft ze zeker niet gevonden wat ze zocht.’ ‘Om dat te weten, moeten we haar zien op te sporen,’ zegt de man. Even blijven ze naast elkaar naar het lichaam van hun dode vriendin staren. Ze beseffen beiden dat ook zij kwetsbaar zijn, al leven ze, door hun Hypsoon, al duizenden jaren. ‘Ja, hebt gelijk, Dargo,’ zegt ze knikkend, voor ze na de man de top verlaat. Beiden dalen met een anti-zwaartekracht lift naar beneden. Enkele aanwezigen kijken hen verbaasd aan. ‘Een korte controle,’ zegt de groenhuidige Arjina met een glimlach. Arjina werpt een blik op haar lotgenoot en glimlacht. Dan lopen ze beiden naar hun zwever. Als Sorane materialiseert, wankelt ze even en kijkt om zich heen. Ze staat in een groot woud. Het is nog steeds donker. ‘Had ik mijn wapens maar kunnen meenemen. Ik had best een energiewapen kunnen gebruiken. Maar misschien zijn er in de kleine basis op het zuidelijk continent andere wapens. Maar zelfs dan kan ik alleen niet veel uitrichten. Ik heb bondgenoten en mensen die mij steunen nodig. Misschien, Serdon of zijn zus. Ja, als zij hun vrijheid willen, moeten ze mij helpen,’ denkt ze. ‘Sorane, er is iets dat je moet weten. Je wapens in de grot zijn niet echt. Alles behalve de resten van je oude lichaam is daar vals.’ ‘Is dat zeker? Ze leken mij anders wel echt. Alleen je energiezwaard is echt, maar het is het jouwe niet.’ ‘Waarom ligt het daar dan?’ ‘Om diegenen die je lichaam ooit vinden te misleiden. Ik vormde de wapens waarmee jij als Jakira vocht.’ ‘Jij? Kan je dat nu ook?’ ‘Waarom niet. Zoals ik kleding uit vormenergie kan scheppen, kan ik ook wapens vormen, Sorane. Of wil je Jakira of Megan genoemd worden.’ ‘Noem me maar, Sorane. Dat was ik en ben dat nog steeds. Maar kan jij werkelijk wapens vormen, ook energiewapens?’ denkt Sorane verbaasd. ‘Ja, maar alleen met uw hulp. Uw kracht en mijn mogelijkheden vormen een combinatie, die bijna alles kan vormen. Alleen hebben ik enkele aanvullingen nodig. En daarna moet u erin slagen om uw oude krachten terug op te bouwen.’ ‘We zien wel. Open een overbrengersveld naar de volgende coördinaten L55B243.’ Dadelijk is Sorane door een lichtblauw veld omgeven wordt doorzichtig. Als ze uit het veld stapt, verdwijnt het dadelijk. Ze kijkt op haar hoede om zich heen en merkt dadelijk dat ze zich nu in het gebergte, van het zuidelijk continent, bevindt. Ze kan echter niets van een basis ontdekken. Toch moet de vreemde basis zich hier ergens bevinden. Daar is ze zeker van. Telepathisch scant ze de omgeving, maar ook dat helpt niet. Maar ze wordt zelf wel ontdekt door iets diep onder de grond. Overal flitsen lichtjes en 3D schermen op. ‘Meesteres, schrik niet. U werd gescand en herkend,’ hoort ze de stem van Anya, maar dan voelt Sorane iets vreemds. Een seconde later is ze in een overbrengersveld gehuld en materialiseert op hetzelfde moment later diep onder de grond. ‘Welkom, gebieder. Ik ben Tara. U hebt mij lang op u laten wachten,’ zegt een menselijke gedaante, die voor haar staat. Sorane kijkt op en ziet een jonge vrouw, die haar ergens bekend voorkomt, voor haar staan. ‘Waarom noem jij mij gebieder?’ ‘Omdat ik in opdracht voor u gebouwd werd.’ ‘Jij bent dus geen mens. Maar je zegt dat je voor mij gebouwd werd? Dat kan niet, ik heb nooit...’ ‘Nee, Sorane. Ik ben een halogram, gevormd naar het uiterlijk van Tara Niyanta. Uit mijn gegevens kan ik niet opmaken wie de echte Tara Niyanta was, maar wel de ze miljoenen jaren geleden leefde en begon aan een project, waar ik een deel van ben. Voor ze haar weg verderzette, gaf ze mij speciale instructies, die ik nog steeds volg.’ Even kijkt Sorane voor zich uit en langzaam komen de vergeten herinneringen terug. ‘Ik herinner mij zoiets. Jij bent dus een kunstmatig wezen zoals Anya van mijn Hypsoon.’ ‘De term Anya is mij onbekend. Maar ik ben kunstmatig opgebouwd. Dus dat klopt, meesteres. Het halogram van uw hypsoon dat u Anya noemt, ben ik ook. Wij zijn dezelfde schepping. Alleen ben ik in de gedaante van Tara geprogrammeerd. Ik ben een halogram, maar ook de centrale computer. Deze basis maakt deel uit van een klein netwerk, dat in verbinding stond met Taran 1.’ ‘Dan kunnen we het best zo laten. Jij, Tara vormt het uiterlijk van de intelligentie in deze basis, terwijl Anya door de Hypsoons als uiterlijk gebruikt wordt. Maar je zei iets over Taran 1? Wat is dat?’ ‘Een basis op een planeet ver van hier. Nadat mijn meesteres, Tara Niyanta ons verliet, voegde ik nog twee planeten toe tot de energiebel die om Taran 1 gevormd was. Zo ontstonden Taran 2 en 3. ‘Waar zijn die drie planeten dan?’ ‘Gegevens ontoereikend, Sorane. Die gegevens gingen verloren door een technische storing als gevolg van een nabije ontploffing tijdens de oorlog tussen veertig en vijftig jaar geleden. De verbinding met Taran ging toen ook verloren.’ ‘Dan is dat een van de eerste opdrachten, Tara. Die verbinding herstellen.’ ‘Dat is van hieruit niet mogelijk, meesteres.’ Sorane kijkt Tara even aan. ‘Als ik het niet mis heb, moet er volgens mijn herinneringen als Megan, ook een vreemd voorwerp, dat een onvoorstelbare macht bezit, aanwezig zijn.’ ‘Dat klopt, meesteres. Dat apparaat werd het Djakolum genoemd, Maar volgens mijn gegevens is dat apparaat, zoals uw identiteit Megan bevolen had, veilig opgeborgen op een verre onherbergzame planeet. Toen het schip terugkeerde, parkeerde het zich volgens de bevelen in een lage baan omheen de zon. Daar bleef het, wachtend op uw terugkeer.’ ‘Is dat schip er nog steeds?’ ‘Zeker, Meesteres. Ik heb elk jaar eenmaal contact met de, in de oceaan verborgen, kruiser. Hij zorgt voor een directe verbinding met de Tiren 86. De Androy-bemanning doen hun taak nog steeds volgens uw aanwijzingen en heeft regelmatig contact met het grote schip.’ ‘De Tiren 86?’ ‘Dat is de naam van het schip.’ ‘Waarom 86?’ ‘Onvoldoende gegevens, Sorane. Vermoedelijk zijn er meerdere van deze toestellen op Delos gebouwd.’ ‘In orde, dan laten we het schip voorlopig waar het is. Is de kruiser gevechtsklaar op de zeebodem?’ vraagt Sorane. ‘Ja, meesteres. Alleen is er geen bemanning aan boord.’ ‘Dus moeten we voor een bemanning zorgen vermoed ik.’ ‘Dat is juist, gebieder.’ ‘In orde. Maar ik wil ook dat je mij Sorane noemt, niet meesteres of gebieder. Anya is mijn vriendin en ik behandel haar zoals een levend wezen. En jij Tara, wil ik ook zo zien.’ ‘Bevel begrepen, Sorane,’ antwoordt het halogram.’ ‘Kan je mij een nieuwe basisuitrusting en een tiental Hypsoons bezorgen?’ ‘Die liggen al vele jaren op uw komst te wachten. Aan boord van het schip is de productie van Hypsoons en uitrustingen gestopt, wegens gebrek aan opslagruimte. Ook hier zijn er een groot aantal opgeslagen.’ Even wordt er een lichtgevende blauwe halve bol links van Sorane gevormd en als hij verdwijnt, liggen er tien Hypsoons en vier kleine Pentagons. ‘Voeg deze kleine Pentagons toe, Sorane,’ hoort ze Anya zeggen. Sorane neemt de vier Pentagons een voor een op en drukt ze op de plaats waar haar Hypsoon zit in haar hals. Een voor een smelten ze samen en geven de Hypsoon meer mogelijkheden. Dan neemt ze de datamodules uit het zakje aan haar riem. ‘Dit zijn Enuroonse datakristallen. Tara, kan jij de gegevens laten analyseren? Maar wees er voorzichtig mee, er zijn twee goede vrienden voor gedood.’ zegt ze vragend, terwijl ze haar hand uitsteekt. Het halogram neemt het aan en kijkt er even naar. ‘In orde, Sorane. Dat is geen probleem, al zal het wel enkele aanpassingen noodzakelijk maken,’ zegt Anya en verwijdert zich. ‘Ik ga intussen een lekker bad nemen,’ zegt Sorane, terwijl ze haar kledij laat verdwijnen. ‘Wijs me de weg naar, de stortbaden,’ beveelt Sorane. De computer, die haar bevel ook gehoord heeft, stuurt de plattegrond naar Sorane’s Hypsoon, zodat deze haar de weg kan tonen op een half doorzichtige map, voor haar ogen. Plots ziet Sorane twee knappe jongemannen naar zich toelopen. Ze zijn beiden in een ijsblauw uniform gekleed. Ze zien er bijna hetzelfde uit als de uniformen van de basis op de maan van de zesde planeet. ‘Wauw, wat een mooie meid en nog in haar blootje ook,’ zegt een van de twee lachend. Sorane blijft verschrikt staan, terwijl ze zich met haar handen probeert te bedekken. ‘Vorm snel nieuwe kleren. Ik dacht dat hier geen mensen waren,’ denkt ze verschrikt. ‘Niet nodig, Sorane. Dat zijn menselijke halogrammen. Ze zijn helemaal geprogrammeerd om als mensen te reageren.’ ‘Ach zo, Ze hebben me wel even laten schrikken.’ ‘Tara heeft het juist bevestigd. Er zijn geen mensen in deze basis,’ antwoordt Anya. Sorane trekt haar schouders op en wendt zich tot de twee. ‘Wat hebben jullie hier te zoeken?’ ‘Wij werden door Tara gevormd om u te dienen.’ ‘En? Ga maar verder met jullie taken.’ ‘Het is onze taak om al uw wensen uit te voeren, Sorane.’ ‘Al mijn wensen. Wat bedoel je daar nu weer mee? Maar goed, volg me maar…’ Beide halogrammen volgen de roodharige naar haar vertrekken, zonder dat er nog iets gezegd wordt. Als ze de stortbaden bereiken, kijkt Sorane de twee knappe mannen aan. ‘Blijf hier op me wachten.’ De twee zeggen niets, maar gaan elk langs een kant van de deur, met hun rug naar de muur toe, staan. Sorane glimlacht even, terwijl ze denkt: ‘Het lijkt wel alsof ik bewakers bij me heb.’ Dan stapt ze naar binnen en een paar minuten later staat Sorane heerlijk te genieten van het koele water dat over haar naakte huid glijdt. Als ze een uurtje later eindelijk onder het water uitstapt, voelt ze zich al heel wat beter. Even kijkt ze in de spiegel, terwijl ze de warme lucht over haar natte huid voelt glijden. ‘Zo slecht zie ik er toch niet uit. De oude Sorane heeft haar lichaam goed getraind. Alleen spijtig dat ze een misdadiger was,’ fluistert ze. ‘Ze was zo slecht niet, Sorane. Ze verdiende veel, maar ze besteedde het geld om mensen te helpen, die het nodig hadden.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘In verschillende dorpen van het platteland, heeft ze scholen, fabrieken en ziekenhuizen gefinancierd. Door haar hulp werd het leven van de dorpsbewoners fel verbeterd. Twee villa’s heeft ze niet gekocht met haar geld, ze kreeg ze als geschenk. Van de drie andere en de ondergrondse verbindingen heeft ze zelf de constructie betaald met een klein deel van de opbrengst van het gestolen misdaadgeld.’ ‘Ben je zeker?’ ‘Ja, ze staan alle vijf in Mogwan. In een ervan wou ze zich terugtrekken als ze opnieuw een normaal leven zou gaan leiden.’ ‘Een normaal leven met misdaadgeld?’ ‘Dat is juist, Sorane. Maar ze heeft het voor het grootste deel gebruik om de mensen in Mogwan en uit de omgeving een beter leven te geven.’ Even staart Sorane nadenkend voor zich uit. ‘Ik begin me een paar dingen te herinneren. Twee van de vier villa’s staan op naam van mijn broer en zus. De andere twee worden door vrienden van mij bewoond. Ik zal die even moeten bezoeken. Alleen moet ik wel voorzichtig zijn, anders schrikken ze zich dood,’ denkt ze. Dan stapt ze naar buiten. In de gang merkt ze dadelijk het halogram op dat naast de buitendeur staat. ‘Nog steeds hier aan het wachten, zie ik. Hebben jullie een naam?’ ‘Nee, Sorane. Het is lang geleden dat er nog levende wezens in deze basis geweest zijn.’ ‘Zo te zien moet ik hier toch enkele dingetjes aanpassen,’ zegt ze glimlach. Dan kijkt ze weer naar de twee en vraagt: ‘Tara, ik wil uitrusten, is er ergens een plaatsje vrij.’ ‘Zeker, Sorane. De oude vertrekken van Tara zijn nog steeds beschikbaar,’ antwoordt het halogram. Als de twee haar willen voorgaan, zegt ze glimlachend: ‘Hebben jullie geen andere taken? Ik heb jullie voorlopig niet nodig.’ De halogrammen blijven staan en verdwijnen dan plots. Haar Hypsoon projecteert de weg naar de vertrekken van Tara in 3D. De roodharige kijkt er even naar. Dan haast ze zich door de gangen, geleid door haar Hypsoon naar de vroegere kamers van Tara. Als ze naar binnen stapt, blijft ze verrast staan. Ze kijkt om zich heen en glimlacht als ze merkt hoe goed de robots hun programma uitgevoerd hebben. Alles is tiptop in orde, alsof het pas gisteren was, dat die, voor haar, vreemde Tara hier leefde. ‘Kan je al nieuwe kleren vormen?’ denkt Sorane. Dadelijk worden nieuwe, in deze tijd passende, kleren gevormd. Langzaam loopt ze naar de slaapkamer toe en gaat voor de spiegel staan. Even bekijkt ze zichzelf en glimlacht als ze de cilinder aan haar zijde opmerkt. ‘Anya, laat alleen de normale dingen zichtbaar. Geen zichtbare wapens en zo.’ ‘In orde, Sorane,’ antwoordt haar Hypsoon en even later ziet ze er als de normale Sorane uit. Het model van de kledij haalde ze uit haar geheugen. De echte Sorane ging altijd zo gekleed. ‘Gegevens van de datamodule beschikbaar in de centrale,’ klinkt de stem van Anya plots in haar hoofd. Sorane kijkt op en denkt: ‘Dat is snel.’ ‘Gegevens waren niet beveiligd, Sorane. Dus er is alleen een aanpassing van structuur uitgevoerd.’ Even later staat Sorane voor de beeldschermen naar de verschillende data te kijken. De meeste dingen gaan over steekpenningen en omkooppraktijken. Maar dan valt haar iets op. De verbanden met elkaar en benoemingen van beambten. Die zijn allen op een of andere manier verbonden met de organisatie van Aqunok. Ook van de meesteres is er sprake. Maar welke rol ze hierin speelt, weet ze nog niet tot ze plots een naam ziet staan. ‘Ik ken haar naam echter wel, Anya. Ze noemt zich Jakira, maar ze is de echte niet. Ik ben met de identiteit van de echte Jakira samengevloeid. En om de een of andere reden noemen ze haar de meesteres.’ ‘Ik heb haar structuur gescand, Sorane. Uit die gegevens blijkt dat die blondine een kloon van de echte Jakira is.’ ‘Een kloon. Ben je zeker, Anya?’ Maar Anya acht het niet nodig meer te vermelden en zwijgt. Even wil de roodharige iets zeggen, maar dan bekijkt ze opnieuw naar de gegevens op het scherm. Naarmate ze verder leest, wordt haar steeds meer duidelijk dat ze een machtsovername plannen. De mannen en vrouwen van Aqunok, bezetten steeds belangrijker posten in het gehele land. ‘Als deze gegevens kloppen dan staat er iets vreselijks te gebeuren,’ denkt ze. Nadenkend staart ze voor zich uit en probeert haar gedachten te ordenen. ‘Nee, het is nog te vroeg om in te grijpen. Ik ben nog niet in mijn oude conditie en alleen kan ik niet veel doen.’ ‘Wat zegt u, Sorane?’ ‘Niets van belang, Anya. Ik was hardop aan het denken. Maar het wordt stilaan tijd dat ik terugkeer naar de stad. Er zijn daar een paar mensen die mijn belangstelling opgewekt hebben. Anya. Ik denk eraan om een groep te vormen zoiets als de groep waarmee ik en mijn vroegere vrienden, zoals wij het noemden, het zwarte niets bestreden. Heb jij nog contact met Anya of met de andere vrienden van Jakira?’ vraagt ze. ‘Nee, dat is al zeer lang geleden. De term Anya is mij, in dat verband, onbekend. Ik heb geen gegevens over gebeurtenissen, die meer dan vijftig jaar geleden gebeurd zijn, Sorane.’ ‘Dat is spijtig. Ik had graag meer geweten over de gebeurtenissen na de dood van mijn identiteit Jakira.’ ‘Misschien zijn er meer gegevens in de databanken van de Tiren 86 over je leven als Jakira en daarna.’ ‘Dat zal iets voor later zijn. Misschien kan ik het Erine eens vragen. Zij heeft nog meegevochten in de grote oorlog in dit stelsel zo’n veertig of vijftig jaar geleden.’ ‘Erine Rand. Over haar zijn gegevens in de gegevensbanken van Enuron te vinden. Ze werd na de oorlog met de graad van Kapitein ontslagen uit het leger, Sorane. Vele soldaten die onder haar bevel stonden kwamen om het leven. Er wordt ook een vermelding gemaakt van een zeker Avira Lorsano. Volgens die gegevens was zij een intieme vriendin van Erine Rand die jij als agente kent.’ ‘Een vriendin of gewoon een collega?’ ‘Dat staat er niet bij, Sorane. Maar het woord -intiem- wijst op meer dan een vriendin. Erine Rand was tweeëntwintig toen ze dienst nam omdat na een zware aanval van zwarte schepen haar ouders en enkele andere familieleden omkwamen. Drie steden werden toen zo goed als helemaal weggevaagd.’ ‘Heb je nog meer gegevens, Tara?’ ‘Niet veel, maar toch iets belangrijks. De eerste jaren na haar ontslag uit het leger had Erine Rand het zeer moeilijk om weer een leven op te bouwen. Zo goed als heel haar famillie en veel van haar soldaten zijn in die oorlog omgekomen. En haar ontslag moet hard aangekomen zijn. Pas na vijf jaar of zes herpakte ze zich en begon weer te studeren. Tien jaar later werd ze politie-inspecteur. Haar leven kreeg van dan af weer zin.’ ‘Dan moet ze nu ongeveer vijfenzeventig jaar oud zijn,’ denkt Sorane verschrikt. ‘Dat is nog jong, Sorane. Nu de levensverwachting ongeveer driehonderd jaar is.’ ‘Dat is juist, Tara.’ Even denkt Sorane na en vraagt dan in gedachten: ‘Tara, wil je een overbrengersboog naar Sorane’s villa in Mogwan openen? Ik ga daar even mijn gedachten ordenen en iets plannen voor de toekomst. Ik wil mijn nieuwe vrienden ook nog eens spreken,’ denkt ze bevelend. Dadelijk is ze in een licht blauw gloed gewikkeld. Als het verdwijnt, staat ze in een ruim vertrek, met zetels en een lage tafel. ‘Het is mooi ingericht. Maar waar zijn Liese en de anderen,’ denkt ze. Maar als de villa gescand heeft, beseft ze dat ze hier alleen is. ‘Hier zou ik ook wel willen wonen, alleen zal er wel niet veel van komen,’ zegt ze nadenkend. Ze verkent de villa en zijn omgeving en voelt er zich meer en meer thuis. Wandelend gaat ze terug naar binnen. ‘Ik vraag me af waar ze zijn?’ ‘Mag ik iets melden, Sorane?’ ‘Zeker, Anya.’ ‘Je vrienden zijn bij hun ouders op bezoek?’ ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Uit databank van de villa blijkt dat ze een taxizwever besteld hebben. Ongeveer twee uur geleden vertrokken.’ ‘Ach zo, dan zie ik hen later wel. Wil je de naaste omgeving eens tonen?’ Anya zegt niets, maar vormt een 3D map om haar heen en duidt de belangrijkste gebouwen aan. Het ziekenhuis, enz. Ze bestudeert aandachtig de gegevens. Ze plant de belangrijkste dingen in haar hoofd, want misschien zal deze stad ooit haar thuis worden, zoals de oude Sorane het wenste. Maar innerlijk beseft ze echter dat dit nooit zal gebeuren. Haar taken zullen haar steeds weer naar onbekende plaatsen brengen. Eén van die taken is Delos bereiken, want ze weet niet hoelang zij en de andere identiteiten zich in dit lichaam kan handhaven. ‘De eerste twee jaar zal ik wel halen, denk ik. Maar daarna zal ik het vermoedelijk niet lang meer maken.’ Plots merkt ze dat het al tegen de morgen aanloopt. Ze beseft dat het tijd wordt om weer in actie te treden. ‘Een groep vormen, zoals ten tijde van Jakira, is een van de belangrijkste dingen die nu moeten gebeuren. Enkele kandidaten weet ik al. Maar of ze zullen instemmen, weet ik niet,’ denkt ze. Dan begint ze namen aan Tara door te geven. Zij moet deze personen onderzoeken, want ze wil alleen mensen die ze kan vertrouwen. Als Tara’s advies gunstig is, zal zij hen nog een strenge telepathische scan geven om zeker te zijn. ‘Serdon en Kaeka, zijn zus, staan als eerste op de lijst. Erine, Malon en Seana, die ook. En Liese, haar famillie en haar vrienden misschien ook nog. Maar ik heb er nog meer nodig.’ ‘Misschien die drie die hun leven wilden veranderen, toen ik Seana ging redden. Deno wil ik er ook bij. Daar ben ik zeker van. Nu ik aan Kaeka denk, moet ik een belofte die ik mezelf deed inlossen, Anya. Ik kom straks wel terug,’ denkt ze. In de gedaante van de Koraanse agente met lichtblauwe huidskleur, met de naam Ena Ros, stapt ze een tijdje later het politiebureau binnen. Een paar kijken haar met een vreemde blik aan, want ze zien hier niet veel Koranen. En deze heeft zich ook nog opgewerkt tot een special agente. Een tijdje praat ze met enkele agenten. Tot een van hen vraagt wat ze hier komt doen. ‘Ik ben op zoek naar een gevangene met de naam Serdon Dovorn. Weet iemand van jullie waar hij opgesloten zit?’ ‘Die is op weg naar de dodencel, agente Ros. Ze hebben bewijzen gevonden dat hij verschillende moorden gepleegd heeft. Maar hij is niet alleen. Zijn zus zal hem op zijn laatste reis vergezellen.’ ‘Wanneer?’ vraagt ze kalm mogelijk. ‘Over een maand ongeveer denk ik. Maar meer kan ik niet zeggen.’ ‘Ook niet waar hij opgesloten is tot hij zijn verdiende straf krijgt.’ ‘Nee, agente Ros. Wie iets te veel zegt, wordt op staande voet ontslagen.’ ‘Dank u, agent. Spijtig, ik had een paar vragen voor hem,’ zegt ze glimlachend, terwijl ze enkele agenten scant. Zodra ze het bureau verlaten heeft, verdwijnt ze tussen de struiken van het naburig park. Voor Anya contact kan opnemen, is Sorane al in de gevangenis en staart naar Kaeka. Die zit daar op een gevangenisbed, huilend met haar hoofd tussen haar handen. Zij heeft Sorane nog niet opgemerkt. Zonder dat zij het weet scant de roodharige haar. Zo komt ze te weten waar zij woont en haar leven doorbrengt als ze geen taken heeft. Even wil ze de vrouw moed inspreken, maar intussen scant ze de omgeving van het huis waar Kaeka woont, maar ziet niets verdachts. Het is wel vreemd dat er niemand aanwezig is. ‘Tot later, Kaeka. Eerst wil ik weten wat er met je gezin gaande is,’ denkt ze en dematerialiseert. Een paar seconden later materialiseert Sorane in de hall van het huis. Er liggen verschillende dingen kapot op de vloer. Ook in andere vertrekken is het een chaos. Plots ziet ze een beweging achter een kast. Een jongetje zit er trillend van angst achter verborgen. Ena knielt voor hem. ‘Je moet geen angst hebben, Lison. Ik ben hier om jullie te helpen. Je moeder heeft me gestuurd om je op te halen.’ Aarzelend staat de jongen op en komt achter de kast uit. Even kijkt hij Ena aan, terwijl de tranen over zijn wangen naar beneden glijden. Dan wrijft hij de tranen weg en vraagt: ‘Waar is mam?’ ‘Die komt later, jonge man.’ De jongen knikt. ‘Je bent hier alleen, Lison. Je vader en je zusje zijn er niet. Weet je waar ze zijn.’ De jongen schudt zijn hoofd en zegt bijna fluisterend: ‘Er waren hier mannen die hen sloegen. Ze namen pap en mijn zusje mee. Geo was er niet.’ ‘Wie is Geo?’ ‘Mijn broer. Hij was weg naar een vriend en zijn zus. Mijn vader weet dat niet.’ ‘Waarom?’ ‘Die zus is zijn vriendin.’ ‘Ken jij haar naam?’ ‘Toyana geloof ik?’ ‘Gelukkig, dan zijn ze misschien samen,’ zegt Sorane en kijkt even om zich heen. Dan richt ze zich weer naar de jongen. ‘En jij verstopt je al meer dan een week. Dat was moedig, jongeman.’ ‘Nee, ik was bang, zo bang.’ ‘Dat is niet slecht, Lison. Gelukkig ben je ongedeerd. Heb je gegeten?’ ‘Ja, er was nog eten in de kast.’ Sorane knikt even en vraagt: ‘Kende je die mannen?’ ‘Nee, mevrouw.’ Ze scant de jongen snel en komt zo te weten wat hij gezien en gehoord heeft. Daaruit haalt ze enkele aanknopingspunten. ‘We gaan ergens ver weg. Daarna ga ik je vader en zusje halen en je broer vind ik ook wel,’ fluistert ze hem toe, op hetzelfde moment zijn ze beiden verdwenen. Ze materialiseert in de basis waar ze Tara ontmoette. Verbaasd kijkt Lison haar aan. ‘Zo zie ik er werkelijk uit, jongen. Mijn naam is Sorane. Als Ena word ik niet zo snel herkent.’ Lison knikt alleen maar, terwijl hij om zich heen kijkt. Dan ziet hij rechts van hem een jonge roodharige vrouw opgebouwd worden. ‘Tara, ik heb gezelschap voor jou als ik weg ben. Dan ben je niet meer alleen,’ zegt ze met een beetje spot. Sorane, je weet dat ik geen gezelschap nodig heb…. O, je bedoelt die jongen?’ ‘Ja, hij is een van de kinderen van Kaeka. Zijn vader en zusje zijn verdwenen. Ik moet hen vinden.’ ‘Zo jong is zijn zusje niet, Sorane. Ze is vijftien. Ik heb haar al gevonden. Ze is twee dagen geleden een man verkocht, die ze een pooier noemen.’ ‘Wat? Dan moet ik snel zijn. Weet je waar, Anya?’ ‘Zeker, ik kan een overbrengersveld openen als je wilt.’ ‘Doe het maar. En al het kan, probeer gegevens over zijn broer Geo en zijn vriendin Toyana te vinden.’ ‘Tot straks, Lison. Ik ga je zusje halen.’ Even later stapt Sorane in een kelder van een groot gebouw uit het overbrengersveld. Twee mannen zien haar verschijnen en trekken hun wapen. Sorane is echter sneller. Twee snelle klappen en een van hen stort neer. De tweede ramp ze zijn benen onder hem uit. Als ze hem bij zijn kraag grijpt, blijkt dat hij bewusteloos is. Even glimlacht ze, als ze de stoel opmerkt. ‘Dat moet een harde klap geweest zijn,’ zegt ze met een glimlach. Dan stapt ze over hen heen de gang in. Achteraan de gang hoort ze een woedende stem. ‘Ik heb voor jou en die meid daar betaald. Je zult doen wat er gezegd wordt of je krijgt een nog zwaardere afranseling. En als ze dan nog niet instemt dan zal de zweep wel overtuigend genoeg zijn.’ Met een paar snelle stappen nadert Sorane de woedende man. Beide meisjes staren haar verwondert aan, maar de man merkt het niet op, tot hij een dreigende stem achter hem hoort zeggen: ‘Mag ik u verzoeken om deze meisjes met rust te laten, man.’ Verschrikt kijkt hij om en ziet Sorane staan. ‘Wie ben jij?’ ‘Sorane Nador, jij staat op mijn lijst,’ zegt ze eenvoudig. ‘Nado….. Wat? Wie heeft je gezonden?’ ‘Ikzelf, man.’ Dadelijk vliegt zijn hand naar zijn wapen, maar trekken kan hij het niet. Hij krimpt in elkaar van de pijn, die door zijn hand trekt. ‘Waar is de vader van Leina?’ ‘Dat weet ik niet, vrouw. Vermoedelijk nog in de handen van de mannen van wie ik die meid daar kocht. Ik hoop dat je naar hen toegaat, want zij zullen je doden.’ ‘Dat zullen ze proberen, man. Maar dat zal hen niet zo goed bekomen,’ zegt Sorane glimlachend. ‘Anya, open een overbrengersveld. Deze gaat recht naar de cel,’ denkt ze. ‘Sta op, man en stap hier maar in.’ ‘Wat is dat voor iets?’ ‘De weg naar de plaats waar je thuishoort.’ ‘En als ik dat niet doe.’ ‘Heb je nog niet genoeg pijn in je hand gevoeld, man. Als je wil kan ik je andere hand en dan je voeten ook eens laten genieten.’ De man staat snel op en stapt in de boog. Daar draait hij zich om en zegt: ‘Wat nu?’ Maar op hetzelfde moment is hij verdwenen. Als hij weer een omgeving waarneemt, ziet hij zich door energievelden omgeven. Doorheen de velden ziet hij verschillende gewapende vrouwen voorbijlopen. Plots hoort hij een stem zeggen: ‘Hoe komt dit schatje hier?’ ‘Welk scha…’ zegt een andere stem verbaasd, maar merkt dan de man op. ‘Die zal veel opbrengen, Ovrina.’ Dan pas beseft de man dat deze vrouwen amazones zijn. ‘Waar ben ik hier, Hera?’ vraagt hij. ‘Wij stellen de vragen, man. Maar omdat je het zo vriendelijk vraagt zal ik maar antwoorden,’ zegt de laatste die gesproken heeft. ‘In de stad Keromor.’ Even zegt de man niets, maar dan stamelt hij: ‘Welke planeet, Hera? Ik was enkele ogenblikken geleden nog op Enuron.’ Ovrina kijkt hem verbaasd aan. ‘Die lijkt fabeltjes te vertellen, Noda.’ ‘Lijkt mij ook. Hij zou toch moeten weten dat wij ons op de amazone planeet Tragon bevinden.’ ‘Tragon, hoe heeft die roodharige heks dat voor elkaar gekregen?’ stamelt de man. ‘Heks. Als je niet een beetje vriendelijker bent, man, zal je zwaar gestraft worden.’ Sorane heeft intussen de hand van beide meisjes vastgenomen en concentreert zich. Verschrikt kijken beiden naar de groene gloed die over hun handen en armen over de rest van hun lichaam verspreid. Maar de angst verdwijnt al snel als ze zien hun blauwe plekken genezen zijn. ‘Wie bent u, vrouwe?’ vraagt de oudste van de twee.’ ‘Noem me, Sorane, zoals al mijn vrienden, meisje.’ Mijn naam is Tayra en mijn nieuwe vriendin is Leina.’ ‘Dat weet ik. Jullie komen allebei mee. Zijn er nog die hier weg willen?’ ‘Bijna allemaal, denk ik.’ Sorane knikt even en scant in steeds groter wordende kringen de omgeving. Er zijn verschillende misdadigers in de buurt. Plots ontdekt ze enkele agenten, maar die zijn corrupt. Dan stoot ze op eentje die voor interne zaken werkt en onderzoek doet naar corrupte agenten. Ze geeft hem telepathisch het adres van dit gebouw door en raadt hem aan om snel te komen met versterking. De man schrikt van de vreemde stem die hij hoort, maar reageert dadelijk. Onderweg naar het adres, meldt hij zijn ontdekking, zonder de stem de vermelden. Maar Sorane ontdekt dat er mannen vrouwen naderen. ‘Anya, kan je een soort verdovingsbom vormen.’ Even is het stil in het vertrek. ‘Ik snap wat je bedoelt Sorane,’ antwoordt Anya, terwijl er in het midden van de hall een voorwerp opgebouwd wordt. ‘Wapen geactiveerd, Sorane. Ik kan dat maar voor een dertigtal minuten in standhouden.’ ‘Dat moet voldoende zijn, Anya. Schakel het in als er zoveel mogelijk van die misdadigers in de omgeving ervan zijn.’ ‘Programma doorgestuurd.’ Sorane kijkt de beide meisjes aan en neemt hun hand vast. Beide meisjes schrikken als ze hun omgeving zien verdwijnen. In een lange kunstmatige verlichte gang materialiseren ze. Beide meisjes kijken Sorane met een verbaasde blik aan. Dan merken ze de andere vrouw op. ‘Tara zal je bij je broertje brengen, Leina. Ik ga eerst je papa en dan je andere broer zoeken.’ ‘Geo is naar Toyana, zijn vriendin.’ ‘Dat heeft je broertje al gezegd, weet jij waar die vriendin woont?’ ‘Een paar straten van onze woning. Maar Geo heeft nooit gezegd wie het is.’ ‘Dat is spijtig. Maar ik zal je broer wel vinden, meisje.’ ‘Dank je, vrouwe,’ fluistert het meisje. Maar Sorane is er al niet meer. Ze materialiseert in de gedaante van een zwartharige Koraanse in een vuil gebouw en scant haar omgeving. Ze vindt de vader van beide kinderen al snel, omdat deze bezorgd aan hen denkt. Als ze de trap naar de kelder afloopt, ziet ze vier mannen die op wacht staan. ‘Wat heb jij hier te zoeken?’ ‘Ik kom voor die man die jullie hier vasthouden.’ ‘Ja, en. We zullen zo vriendelijk zijn om je bij hem te brengen. Maar eerst zul je ons moeten vermaken. Ik lust een mooi katje zoals jij wel.’ Ena glimlacht verleidelijk. ‘Ik mag hopelijk toch ook een beetje genieten.’ ‘Zeker, meid. Kom maar.’ Maar hij heeft dadelijk spijt van zijn woorden als Ena in een monster veranderd, dat recht uit de hel moet komen. Ze trekken hun wapens, maar het gebruiken lukt hun niet. Hun gebrul van pijn klinkt zo luid dat ze in de cel waar ze de man van Kaeka onderhanden nemen, zijn pijnkreten niet meer horen. Verschrikt kijken de drie aanwezigen op en trekken hun wapens. Morso, de man van Kaeka, hoort de kreten ook en merkt aan de reactie van zijn beulen dat het geen gevangenen zijn die zo schreeuwen. ‘Ik hoop dat de duivel jullie komt halen,’ fluistert hij. Een van de drie keert zich en richt zijn wapen op het hoofd van Morso. ‘Laat hem, die komt later wel aan de beurt. Kom mee.’ Voorzichtig opent een van hen de deur en kijkt de gang in. Op het einde ziet hij een donkere schaduw langs de muur glijden. Als om de hoek een gedaante nadert, zien ze zijn schaduw op de vloer. Ze richten hun wapens, maar dan is de schaduw niet meer te zien. ‘Laat je wapens vallen, jullie drie,’ zegt een stem achter hen. Ze herkennen de stem als ze een vrouwenstem en komen terug naar binnen. ‘Haha, een vrouwtje. Wie heeft je hierbinnen gelaten?’ ‘Ikzelf, man. Je hebt je wapen niet neergelegd, zie ik.’ ‘Nee, en dat zal ik ook niet doen, vrouwtje. Een beweging en we doorzeven je.’ ‘Waag je kans, als je wil, maar je moet niet komen klagen als de gevolgen je niet bevallen.’ ‘O, die zullen ons wel bevallen, als we je onderhanden nemen.’ Maar de zwartharige zegt niets meer, ze staat daar alleen maar. ‘Begin maar, vrouwtje.’ ‘Met wat?’ ‘Uitkleden?’ Langzaam brengt ze haar beide handen naar haar hals toe. De drie mannen staren haar met wellustige blikken aan. Dan horen ze haar zeggen: ‘Jullie vrienden van daareven zullen van angst zeker niet komen helpen.’ ‘Wat bedo…’ Dan schrikken ze als de handen van de vrouw veranderen in klauwen. Ze wijken achteruit als ze haar groter zien worden en haar huid pikzwart wordt. Dan krimpen in elkaar van de pijn. Luid galmen hun kreten door de gangen. Plots is het stil in de gangen als de mannen bewusteloos op de vloer blijven liggen. Ze laat haar kloon monster op hen toestappen. Ena kijkt even naar hen en dan stapt ze de cel binnen. ‘Bent u Mijnheer Cenzono?’ De man knikt. Even concentreert ze zich en de boeien van Morso vallen op de grond. Als hij wankelend opstaat vraagt hij: ‘Waarom helpt u mij?’ ‘Om een belofte aan uw vrouw Kaeka uit te voeren.’ Dan neemt ze zijn hand vast en weg zijn ze. Een seconde later is ze er weer en kijkt naar de mannen die intussen recht gekropen zijn. ‘Jij weer. Wat was dat voor een beest?’ ‘Waag jij mij een beest te noemen, man.’ De twee schrikken op als dat monster opnieuw voor hun ogen zien zichtbaar worden. ‘I…kkkk…’ ‘Doe dat nooit, maar dan ook nooit meer, of ik zal jullie weten te vinden,’ klinkt de dreigende stem van de Droak/Sorane door de gangen. Dan is ze plots weer verdwenen alsof ze er nooit geweest is. ‘Wat doen we? Naar de baas of maken we ons uit de voeten.’ ‘Ik weet het niet, Bovo. Maar ik vrees dat ons harde tijden te wachten staan.’ De derde knikt. ‘Ik vraag me af of de baas ons zal geloven. En wie was die vreemde vrouw of was zij dat monster dat we hoorden brullen.’ Even is het stil. Want ze beseffen alle drie, dat hun gevangene er niet meer is. In de basis kijkt Morso, de man van Kaeka, verbaasd om zich heen. Dan richt hij zich tot de vrouw die hem redde. ‘Dat monster, was u dat?’ ‘Een halografische projectie, Morso. En de pijn die ze voelden was ook zoiets. Je moest eens weten wat je met suggestie en angst allemaal kan doen.’ Morso kijkt haar even aan. ‘Waar zijn we hier?’ ‘Nog een gast, zie ik.’ ‘Juist, Anya. Dit is de vader van Lison en Leina.’ ‘Zijn mijn kinderen die hier ook, vrouwe?’ ‘Ja, Lison en Leina bevinden zich in een woonruimte waar ze op hun beide ouders wachten.’ ‘Is Geo, mijn oudste zoon, niet hier?’ ‘Nee, ik weet nog niet waar hij is. Lison zei dat hij naar een vriend en vriendin was, toen die mannen kwamen.’ ‘Heeft mijn zoon dat gezegd, vrouwe?’ ‘Ja. En Leina zei ook dat u niet op de hoogte was, dat Geo naar een vriendin ging. Geen van beiden weten waar die vriendin woont. Dus ik zal hem wel even moeten zoeken.’ ‘Nee, dat wist ik werkelijk niet. Maar misschien was dat zijn geluk. Maar Leina en Lison die moet ik eens onderhanden nemen. Ik heb hun geleerd om niet te liegen.’ ‘Wees niet te hard voor hen, Mijnheer Cenzono. Ze wilden hun broer alleen maar helpen. Ze hebben alleen iets verzwegen, maar niet gelogen.’ ‘Misschien wel. Je hebt gelijk, vrouwe.’ ‘Mag ik je iets meedelen, Sorane. Tayra is een misdadigster. Ze wordt opgespoord wegens gewapende overvallen waarbij verschillende doden gevallen zijn.’ ‘Dat weet ik, Anya. Maar Tayra heeft niet gedood en ze heeft zich over Leina ontfermt. Daarom geef ik haar een kans.’ ‘Mijnheer Cenzono, ik wil je iets vragen?’ Morso, die niets van dit korte telepathisch gesprek gehoord heeft, kijkt haar aan. ‘Ik kan je niets weigeren, vrouwe. Je hebt mij en mijn kinderen geholpen, dus ik ben je iets verschuldigd.’ ‘Leina heeft Tayra, een jonge vrouw van ongeveer twintig jaar, leren kennen. Zij heeft je dochter geholpen toen ze in nood was. Dat zij, enkele jaren eerder iets vreselijks meegemaakt heeft, heeft haar niet weerhouden om hulp te bieden. Maar ik wil haar een nieuwe kans geven, want ze bezat de moed om uw dochter in bescherming te nemen. Mag ik je vragen om haar een beetje te helpen? Ze is helemaal alleen op de wereld. Maar ze heeft steun nodig om op het goede pad te blijven.’ Morso knikt. ‘Als ze mijn hulp wil, kan ze zolang ze wil bij mijn gezin blijven, vrouwe.’ ‘Dank je. En nog iets. Ik zie er in werkelijkheid anders uit, mijnheer Cenzono. Mijn echte naam is Sorane Cobanon,’ zegt Ena, terwijl ze in Sorane transformeert. Verbaasd kijkt hij haar aan. ‘In welke wereld zijn we nu weer beland?’ ‘Eentje die jullie verdere leven zal bepalen, denk ik.’ ‘Was mijn vrouw maar hier? Maar ze hebben haar gegrepen.’ ‘Dat is niet juist, Morso. Zij en haar broer hebben zich overgeven. Daarom kwamen ze achter jullie aan. Ze wilden Kaeka treffen zo diep ze konden, maar dat is ze niet gelukt.’ ‘Daarvoor moet ik bedanken, vrouwe.’ ‘Vergeef me, ik moet gaan, mijnheer Cenzono. Tara zal jullie helpen om jullie aan te passen aan deze omgeving.’ ‘Maar ik vrees dat ik mijn vrouw of haar broer nooit meer zal terugzien, vrouwe.’ ‘Kaeka en haar broer willen een nieuw leven, mijnheer Cenzono. Ik wil hen dat geven, maar dat kan pas als zij de straf die ik beiden zal opleggen, uitgevoerd hebben.’ ‘U, hebt u het recht om mensen te straffen? Dat kan alleen het gerecht. En voor hun misdaden zullen zij beiden de doodstraf krijgen.’ ‘Misschien wel volgens de Enuroonse wetten. Maar ik bepaal wie ik als mijn medestrijder toelaat, mijnheer. Mensen die de Enuroonse wetten overtreden hebben, straf ik meestal zelf, voor ik hen toelaat in mijn organisatie.’ ‘Zelfs als dat mogelijk is, dan hoop ik dat mijn vrouw het haalt. Zelfs in de gevangenis is ze niet veilig. Andere gevangenen kunnen omgekocht worden en de opdracht krijgen om haar te vermoorden.’ ‘Dat weet ik, mijnheer. Alleen zou ik niet in de schoenen willen staan van diegenen die haar zelfs maar kwaad aankijken. Ik bescherm de mensen die gekozen heb met al de mogelijkheden die ik bezit.’ De man kijkt haar na als ze in een overbrengersveld gehuld wordt en verdwijnt. Dan kijkt hij naar Tara. ‘Wilt u mij volgen, mijnheer Cenzono? Ik zal je naar jullie woonruimte brengen. Maar ik moet u wel waarschuwen, dat u Sorane niet meer vrouwe noemt. Ze houdt daar niet van.’ ‘Hoe moet ik haar dan noemen?’ ‘Bij haar voornaam of mevrouw Cobanon, maar ook dat laatste heeft ze niet graag. Morso knikt even. ‘Ik zal eraan denken.’
3. De zus van Serdon
Dan krijgt ze een ingeving. ‘Even proberen,’ denkt ze en concentreert zich. Ze stelt opgelucht vast, dat haar huid hard wordt. ‘Oef, dat lukt ook,’ denkt ze in gedachten met een glimlach. De vier vreemden naderen met getrokken wapens de kamer, terwijl Sorane hun gedachten leest. Op dat moment vliegt de deur met een ruk open en een van de vier stapt op zijn hoede naar binnen. Hij schrikt als hij de jonge vrouw opmerkt. ‘Hoe... Wie b..’ sist hij verbaasd. ‘Dat is die verraadster. Jij!!! Levend, maar dat is onmogelijk,’ roept de tweede man uit. Verschrikt staren ze de ‘dode’ aan. Sorane herkent de tweede man die binnenkwam en fluistert: ‘Aqunok.’ Die kijkt haar verschrikt aan. ‘Hoe kan dat? Jij kan niet in leven zijn. Ben jij een geest of zoiets?’ ‘Nee, Aqunok. Of moet ik zeggen Rechter Sodinor. Ik ben echt van vlees en bloed. Maar ik ben niet meer de Sorane die jij zo verraderlijk neerschoot.’ ‘Steek je handen op, vrouwtje of….,’ roept de derde, die even verbaasd naar zijn baas loerde, bevelend. ‘Of wat, man,’ vraagt Sorane met een spottende toon. Maar de man merkt het niet op. ‘Doe het of...’ ‘Ik weet als enige die weet dat er drie memorykristallen zijn, man. Als je mij neerschiet zal je die niet zo snel vinden.’ Als Sorane haar handen tot op schouderhoogte brengt, kijkt ze recht in de ogen van Aqunok. Die is nog steeds met zijn gedachten bij het moment dat hij Sorane voor zijn ogen in elkaar zag zakken. Niemand merkt de vrouw op die achter hen gewapend binnenkomt. ‘Serdon, hoe komt die meid hier? Ik heb deze kamer toch doorzocht.’ ‘Denk jij dat ik het weet, zusje. Daarstraks was hier niemand.’ ‘Dat is toch niet mogelijk. Je kan toch niet meer in leven zijn. Hoe is dat mogelijk? Ben je werkelijk een dub…. Je lijkt als een tweelingszus op Sorane Nador.’ stamelt Aqunok verbaasd. ‘Ze i...s niet gewapend,’ zegt de eerste man, terwijl hij zijn wapen laat zakken. ‘Je hebt gelijk, Serdon. Haar vrouwelijke wapens kunnen haar deze maal niet meer helpen,’ zegt de zus van Serdon knikkend. ‘Mogen we ons eerst even met deze verraadster of wat ze ook mag zijn, amuseren, voor we haar...’ zegt Serdon, terwijl hij met zijn vinger een beweging langs zijn nek maakt. Sorane die intussen de gedachten van Serdon, weet dat hij helemaal iets anders bedoelt dan wat hij zegt. Hij wil haar helpen, alleen kan ze niet uitvinden waarom of wat hij kan doen. Dan kijkt ze naar de vrouw. Zij is wel niet totaal verdorven. Maar uit haar gedachten kan Sorane opmaken, dat haar naam Kaeka is en ze is de zus van Serdon. Ze ontdekt echter ook dat zij haar broer, Serdon, niet zal steunen. Zij heeft te veel angst voor de gevolgen. Even kijkt de vrouw naar Aqunok, maar die denkt ontstelt: ‘Ik heb die roodkop zelf gedood en nu staat ze in levenden lijve voor ons. Dat kan toch niet. Misschien zijn de geruchten van een dubbelgangster toch waar.’ ‘Jullie hebben het verkeerd, ik ben geen verraadster. Ik verhuurde mijn capaciteiten als scherpschutter,’ zegt Sorane. Aqunok zucht op dat moment even en zegt: ‘Waarom werkte je dan met agenten samen?’ ‘Ik werd gepakt en kon weer vrijkomen als ik hen hielp om jullie bazen voor het gerecht te brengen? Ik denk dat jij dat ook wel weet, rechtertje,’ zegt Sorane met een glimlach. ‘Hoe zit het met die dode, Nador? Tijdens de nieuwsberichten was er van een soort dubbelgangster, waar jij mee samenwerkte, sprake. Klopt dat?’ ‘Misschien wel, Aqunok. Want ik lijk nergens een litteken te hebben. ‘Dat weet ik. Je dubbel werkte voor mij, Sorane. Of hoe je ook mag heten. Eerst wil ik de gekopieerde gegevens hebben.’ ‘Spijtig genoeg kwam ik dat te laat te weten. Zijn die gekopieerde gegevens al wat je wil, valse rechter?’ Even kijkt Aqunok, die zich een beetje herpakt heeft, haar aan en zegt dan: ‘Je bent niet zo snugger, als je lijkt te denken, Nador of is het Cobanon.’ ‘Dat maakt niet uit, man. Ik ben beide.’ Aqunok glimlacht: ‘Denk jij werkelijk dat ze jou met een schone lei opnieuw zouden laten beginnen. Je hebt te veel op je kerfstok. Maar goed. Het zij zo. Nador, wil je dan zo vriendelijk zijn om al wat je over onze organisatie bezit aan ons af te staan. Of wil je naast je dubbelgangster begraven worden.’ ‘En wat gebeurt er als ik weiger.’ ‘Dan nemen zij je onder handen, roodkop. Daarna zal wat er van je overblijft, mij die memory kristallen moeten geven.’ Sorane merkt dat de zus van Serdon even schrikt. Serdon zelf is van plaats verandert en heeft zijn hand op zijn wapen gelegd. ‘En wie zegt dat ik weet waar mijn vermeende dubbelgangster het verborg.’ ‘Ik hoop voor jou dat je het niet weet, Sorane. Want ik verlang ernaar om je mooie gezichtje een beetje te laten bijwerken voor je praat.’ Even tovert ze een glimlach op haar gezicht, maar haar ogen staren recht in de ogen van Aqunok. ‘Als je er zelfs maar durft denken om dat bevel te geven, zal je ondervinden hoe goed ik nu werkelijk ben, Aqunok. Een maal heb je mij kunnen verrassen, maar dat lukt je geen tweede maal,’ zegt ze sissend. Even merkt ze, terwijl Aqunok hevig schrikt, de verbaasde blik van Serdon en zijn zus Kaeka op. Snel scant ze hem weer. Tot haar verbazing is de man vastbesloten om zich aan haar zijde te scharen. Die beslissing nam hij al een tijdje geleden, toen hij als sluipschutter aan de overzijde van haar flat, op haar loerde. Even zucht ze. ‘Ik gun je dat plezier echter niet, valse rechter. De memorymodules heb ik niet meer nodig, want ik kan je gemakkelijk zelf doden. En als dode kan ik wettelijk niet meer daarvoor gestraft worden,’ zegt ze koel, terwijl ze hen lachend aankijkt. Aqunok slikt, want ze heeft wel gelijk. Als ze werkelijk geen dubbelgangster is. Dan glimlacht hij. ‘En toch is de pers ervan overtuigd dat er wel eentje moet zijn, dus als ze niet kan bewijzen dat ze de echte is, dan…,’ denkt hij. ‘Jullie hebben in het plafond vergeten te kijken,’ hoort hij haar spottend zeggen. Dan merkt hij dat ze naar de lamp, die aan het plafond bevestigd is, wijst.’ Even kijkt Aqunok naar Serdon en stapt op het bed toe. Serdon volgt zijn baas, tot hij naast hem op het bed staat. Maar ze zien niet wat Sorane bedoeld. ‘Druk op de knop aan de linkerkant van de lamp, Aqunok,’ spot Sorane, terwijl ze verschillende concentratieoefeningen onopgemerkt uitvoert. Dan merkt de man het kleine knopje op en drukt erop. De lamp schuift opzij en een kleine kluis wordt zichtbaar. Even twijfelt Sorane, maar ze wil Serdon sparen. Uit zijn gedachten weet ze dat hij een van de drie was, die haar moesten doden. Maar hij bewonderde haar omdat zij zich voor die agente inzette. Hij was de enige die ongedeerd weg geraakte. Met gevaar voor zijn eigen leven voerde hij de opdracht niet uit. Als de bom ontploft dan wordt Aqunok aan stukken gereten, maar Serdon ook. Daarom zegt ze: ‘Tip de code, C O B A N O N. Maar maakt geen fout, anders kunnen ze jullie allen van de muur schrapen,’ zegt Sorane koel. Even kijkt Aqunok naar de roodharige. Zou ze wel de waarheid spreken? Als de code verkeerd is, dan zou het weleens hun laatste minuten kunnen zijn. ‘En jij ook, roodkop.’ ‘Dat heb je mis, Aqunok. Als ik uit de dood kan opstaan zoals ik, dan lijken de goden mij nog niet te willen. Daarom voel ik me heel veilig is deze kamer.’ Aqunok staart haar verschrikt aan. ‘Als wat ze zegt waar is, dan moet Jakira dat zo snel mogelijk weten,’ denkt hij. ‘Waarom ga je het haar niet snel vertellen, rechtertje, Dat is toch veel belangrijker dan de memory-kristallen,’ zegt Sorane spottend. ‘Is ze nu ook al een telepate, zoals ik?’ schiet het door de gedachten van Aqunok. Serdon merkt zijn aarzeling en doet het dan maar zelf. Als het afsluitdeurtje wegdraait, grijpt Serdon dadelijk de data modules. Even bekijkt hij de kristalen en geeft ze dan aan zijn baas. Aqunok rukt de data modules bijna uit zijn hand en stapt van het bed. ‘Zonder deze modules, de andere heb ik al vernietigd, kan niemand voorlopig nog iets tegen ons ondernemen en over enkele maanden is het te laat,’ zegt Aqunok triomfantelijk. ‘Alleen moeten we haar nog uit de weg ruimen,’ zegt de vrouw, die voor de eerste maal iets zegt, terwijl kijkt ze Sorane even van boven tot onder aankijkt. ‘Dat klopt. Ze mag hier niet levend wegkomen. Maar eerst is ze van ons.... Kom hier schatje,’ zegt de derde man dan. ‘Maar Sorane blijft op haar plaats staan. ‘Serdon, jij was erbij toen je maat Deanor wilde mij neerschieten. Jij moet dus weten hoe goed ik ben.’ ‘Dus jij was dat toch echt. Misschien heeft die andere haar dood wel verdiend.’ ‘Jij waagde het niet om te schieten, maar jullie vergissen jullie allen. Maar ik ben werkelijk de enige Sorane die bestaat. Er is geen dode dubbel van mij.’ Serdon kijkt haar verbaasd aan, terwijl zijn baas schrikt. ‘Aqunok, jij hebt de oude Sorane Nador werkelijk gedood. Ik, Sorane Cobanon, ben nu een met mijn innerlijke delen Jakira en Megan. Ik raad jullie aan om je wapens weg te bergen en zo snel mogelijk te verdwijnen.’ Aqunok schrikt even. De naam Megan kent hij niet, maar de andere is dezelfde als die van zijn bondgenote. Maar dan herpakt hij zich. Vermoedelijk heeft Sorane die naam ergens opgevangen, toen ze nog zijn vertrouwen genoot. ‘Aha, moordenares. Al heb je mijn poging om je te doden overleefd. Hoe dat is mij een raadsel, maar grapjes kunnen je nu niet meer redden. En voor een ongewapende vrouw onze wapens neerleggen. Jij bent niet goed snik, zeker. Dood haar dadelijk. Wat mij niet gelukt is, moet jullie wel lukken. Schiet haar desnoods in stukken,’ sist Aqunok, die zich terugtrekt. Zelf heeft hij zo zijn twijfels. Heeft hij haar gedood of niet? Hij is er zeker van dat hij haar twee capsules door haar borst joeg. En ze lag in haar bloed op de vloer. Daar is hij zeker van. En toch staat ze hier levend en wel voor hun ogen. ‘Hoe kan zoiets? Of zou ik een dubbelgangster neergeschoten hebben. Maar het vreemde is dat ze zegt dat een deel van haar Jakira is. Dat is de naam van onze meesteres. Wat zou daarachter kunnen zitten. Ik moet zo snel mogelijk contact met haar opnemen. Misschien weet zij de verklaring,’ denkt hij en maakt zich snel uit de voeten. Zijn lijfwachten, De derde man, Serdon, en zijn zus, trekken hun wapens. ‘Ik heb geen bewijzen nodig, vriendjes. Ik waarschuw maar eenmaal. Wapens neer of de dood komt jullie halen,’ zegt Sorane spottend. Maar de zus van Serdon en de derde man richten als op commando hun wapens en openen dadelijk het vuur. Sorane wordt vol geraakt, maar de capsules ketsen af. Serdon wordt in zijn linkerarm getroffen door een weg ketsende capsule en wankelt achteruit. Sorane voelt plots een hevige pijn aan haar rechterschouder en een capsule haar een schampschot bezorgde. Snel duikt ze opzij en wordt nog tweemaal getroffen. Maar als ze achter het bed rolt, merkt ze dat maar een deel van haar lichaam van materie veranderd is. De vrouw loopt om het bed heen en richt haar wapen op Sorane. ‘Voorbij, Sorane. Ik zie dat je bescherming het laat afweten,’ sist ze en buigt haar vinger om de trekker van zijn pistool. ‘Zus, doe het niet. Sorane is ongewapend.’ Even aarzelt de vrouw en staart naar de roodharige. Haar broer heeft gelijk. Sorane heeft geen wapens. ‘Idiote, geef haar geen kans. Pomp haar vol lood,’ roept de derde man uit, terwijl hij de vrouw opzij duwt. Dan richt hij zijn wapen en richt het op zijn slachtoffer. Maar het lukt hem niet om de trekker over te halen. Iets houdt zijn vinger vast. Verbaasd kijkt hij naar Sorane en merkt schrikkend dat de roodharige lacht. ‘Te laat, moordenaar,’ spot Sorane. Op dat moment voelt de misdadiger de verandering in zijn lichaam. Zijn hart lijkt wel samengeperst te worden en hij heeft een te kort aan lucht. ‘Dood haar snel,’ roept hij hees en probeert opnieuw te schieten. Deze maal lukt het omdat Sorane haar telekinetische krachten op de vrouw moest richten. Maar Sorane raakt hij niet meer, ze is onder het bed door gerold en met haar krachten smijt ze de vrouw tot tegen de muur. Dan richt ze zich weer naar de man, die zijn wapen intussen van richting veranderd heeft. Maar voor hij kan vuren, grijpt ze hem telekinetisch vast, tot hij het bewustzijn verliest en in elkaar zakt. De vrouw ziet haar kans en richt opnieuw haar wapen en is vastbesloten om te vuren. ‘Nee, Kaeka. Stop of...’ Maar ze wil Sorane doden, want ze kan niet anders. Haar leven zou niets meer waard zijn. En ook haar man en twee kinderen zouden het ook moeten bekopen. Haar broer schiet naar haar wapen, maar ze beweegt zich, zodat hij zijn capsule maar heel even het wapen raakt. Daardoor verandert zijn baan en schiet doorheen de buik en zijde van zijn zus. Serdon valt op zijn knieën, maar blijft zijn wapen naar zijn zus gericht houden. Sorane beseft dat hij niet op haar schoot maar op het wapen van zijn zus. Ze ziet de vrouw, die getroffen is, achteruit wankelen tot ze tegen de muur botst. Serdon schrikt, als hij zijn zus steun ziet zoeken tegen de muur, terwijl ze haar linkerhand tegen de wonde drukt. Woedend en maar ook ontsteld kijkt ze Serdon aan, ze snapt niet waarom hij op haar schoot en een wapen op haar gericht houdt. Haar eigen wapen ligt buiten haar bereik op de vloer en is nog kapot ook. ‘Het spijt me, zus. Ik wilde je alleen ontwapenen,’ zegt Serdon, terwijl hij naar de vrouw toestapt. ‘Raak me niet aan, Serdon. Jij schoot op mij. Dat vergeef ik je nooit,’ zegt ze kreunend van de pijn in haar buik. ‘Ik kon je haar niet laten doden, Kaeka, Maar ik wilde je niet verwonden,’ fluistert Serdon hees. ‘Je kon mij een vreemde vrouw niet laten doden, Maar op mij, je zus, schieten kon je wel, Serdon.’ ‘Ik richtte op je wapen, niet op jou, Kaeka.’ Ondanks de hevige pijn in haar buik, probeert de vrouw weg te komen en wankelt naar de deur toe. Serdon laat zijn wapen vallen en wil haar gaan helpen. ‘Als je dichterbij komt, steek ik je ogen eruit,’ sist ze. Ze doet nog een stap en grijpt zich aan de deuromlijsting vast. Maar ze beseft dat ze hier niet wegraakt. Ze bloedt hevig. Dan ziet ze Sorane naar haar toestappen. ‘Wie ben jij?’ fluistert ze met een van pijn vertrokken gezicht. ‘Sorane, zoals ik al zei,’ lacht de roodharige, terwijl ze de omgeving telepathisch scant. ‘Ver geraak je niet, Kaeka. Je bloed te hevig. Ik kan je helpen, maar laat je andere wapen vallen.’ ‘Dat is de schuld van die daar,’ fluistert Kaeka, terwijl ze tegen de muur naast de deur leunt, om niet te vallen. Serdon schrikt van het bloed, dat uit de wonde van zijn zus over haar kleding naar beneden loopt. Hij moet haar zwaar verwond hebben. Dan ziet hij Sorane naar zijn zus toe stappen, terwijl Kaeka probeert om haar tweede wapen te heffen, maar ze krijgt het niet omhoog. ‘Serdon, bekommer je om mijn man en kinderen, als ik er niet meer ben.’ ‘Nee, zus. Nee.. Dat niet. Heb ik je zo erg….’ ‘Ik besef dat je het niet wilde broer, maar je capsule heeft mijn buik in stukken gescheurd. Maar ik vergeef je, al begrijp ik het niet nog steeds niet.’ ‘Kaeka, kijk me aan. Jij denk toch niet dat jij je straf kan ontlopen.’ ‘Daar is het te laat voor, Sorane of wie je ook mag zijn.’ ‘Dat denk ik niet,’ zegt de roodharige glimlachend houdt haar linkerhand tegen de wonde van de vrouw. Intussen hebben haar aportatiekrachten de capsule opgespoord en weg geapporteerd. Serdon staart naar de capsule die plots in de lucht boven het bed verschijnt en op de lakens valt. Dan kijkt hij naar Sorane en zijn zus. ‘Over een paar minuten ben je weer de oude,’ zegt de roodharige, terwijl ze Kaeka’s gedachten scant. Dan concentreert ze zich diep. Verbaasd kijkt Kaeka naar het groenkleurig licht, dat haar buik en zijde omgeeft. Als het licht weer verdwijnt, is ook de wonde verdwenen. Verbaasd en ontstelt tast ze naar haar buik en zijde, maar de huid is weer gezond. Ook voelt ze geen pijn meer. ‘Hoe… Hoe doe je dat?’ zegt Kaeka ontsteld. ‘Ik heb een paar nieuwe gaven, die soms zeer nuttig zijn.’ De vrouw kijkt Sorane aan. ‘Het spijt me dat ik u wilde doden, Sorane. Maar…’ ‘Ik weet het, Kaeka Dovorn. Wie eenmaal in dat wereldje verzeild raakt, geraakt er nooit meer uit. Zelfs als je dat zou willen. Maar daarom ben je nog je nog steeds verantwoordelijk voor je daden.’ ‘Dat is juist, Sorane. Ik heb verschrikkelijke dingen gedaan. U doodde alleen mensen die het verdienden, maar ik… Nee ik wil er niet meer aan denken.’ ‘Ik kan je niet helpen. Maar als je, je best doet, dan kan je misschien een normaal leven gaan leiden, na je opgelegde straf. En vergeef je broer. Hij is op de goede weg. Laat hem je helpen om een nieuwe weg in te slaan.’ ‘Mijn broer. Hij is even erg als ik, roodkop. De doden die we beiden op ons geweten hebben, kunnen we zelfs niet meer tellen.’ ‘Dat weet ik, Kaeka. Maar iets heeft je broer doen veranderen en dat zal hem, als hij deze weg volhoudt, op een ander pad brengen. Een pad dat ook het jouwe zou kunnen worden.’ ‘Misschien, maar ik denk niet dat ik daar sterk genoeg voor ben en de gevangenis is geen lachertje. Daar komen meer misdadigers uit, dan mensen die een normaal leven willen leiden. En als ik het toch waag, dan zal mijn gezin ervoor moeten boeten.’ Sorane kijkt de vrouw diep in de ogen en weet dat ze gelijk heeft. Dan merkt ze de blik van Serdon op en beseft dat ze nog steeds in haar losse zomerkledij rondloopt. Dan voelt ze weer de pijn in haar schouder, die nog steeds lichtjes bloed. Even concentreert ze zich en heel haar schouder wordt in een groen licht gehuld, waardoor de wonde langzaam voor de ogen van Kaeka dichtgroeit. Die staart er verschrikt naar en beseft nu pas dat de vrouw die ze wilde doden, haar leven gered heeft. ‘Sorane, dank je voor…’ ‘Bedank me door een nieuwe weg in te slaan, Kaeka.’ Sorane merkt intussen dat Serdon nog steeds in de deuropening naar haar te kijken. Het lijkt wel alsof hij verstijfd is van schrik. ‘Heb je genoeg gezien, Serdon?’ ‘Tja, Sorane. Ik ben ook maar een man. Jij bent een zeer mooie vrouw en jij loopt daar ook nog bijna halfnaakt rond.’ ‘Waar wacht je nog op om ervandoor te gaan, Serdon? Je zus kan ik echter niet laten gaan. Maar jij kunt beter maken dat je wegkomt. Maar kruis nooit meer als misdadiger mijn pad.’ ‘Ik vlucht niet meer, Sorane. Ik en mijn zus, horen bij elkaar. En ik ben haar nog iets schuldig. Ik blijf hier als zij hier blijft. Ik was zoals zij een huurling en moordenaar in dienst van Aqunok en zijn meesteres.’ ‘Ken jij zijn meesteres?’ vraagt Sorane. ‘Niet persoonlijk. Je hebt toch al van haar horen spreken, denk ik. Wie ze is weet ik niet, alleen dat ze een blondine is.’ ‘Dat weet ik ook. Ik heb haar eenmaal gezien, nadat moordenaars, zoals jullie, Alon neergeschoten hadden.’ ‘Die is veel gevaarlijker dan Aqunok. Zij zou volgens de geruchten een godin zijn, die over deze sector heerst. Ze zijn iets van plan, maar ik weet niet wat,’ fluistert Kaeka. ‘Dan moet ik zelf uitzoeken wie ze is, Kaeka.’ Dan wendt ze zich tot Serdon: ‘Zo te zien heb jij ook een beetje hulp nodig. Je hebt een wonde aan je schouder.’ ‘Dat is niet erg, Sorane. Het is maar een schampschot. Laat mij maar, Ik besef dat je Aqunok wil grijpen, want hij heeft de data module.’ ‘Dat klopt. Maar die blijven niet lang bestaan. De echte zijn al in veiligheid bij de federale agente die ik redde,’ luidt het antwoordt van de roodharige, terwijl ze de omgeving scant. Steeds verder dringen haar gedachten de stad in en plots ontdekt ze Seana opnieuw. Even glimlacht ze en concentreert zich dieper. De federale agente schrikt als ze plots drie data kristallen voor haar op de tafel ziet vormen. ‘Erine, kom snel.’ De agente die boven is, hoort haar roepen en haast zich naar beneden. Ze ziet Seana iets op de tafel wijzen. ‘Kristallen, toch die van So…,’ fluistert ze en hoort Seana zeggen: ‘Ze verschenen plots zomaar uit het niets.’ ‘Het zijn er drie. Zouden die de data van Sorane bevatten?’ ‘Als dat zo is. Hoe komen die dan zo plots hier bij ons?’ ‘Ben je zeker dat hier niemand geweest is, Seana? Misschien heeft een onbekende ze daar gelegd.’ ‘Geloof je me niet, Erine. Ik zag ze eerst maar vaag, maar dan lagen ze echt voor mij.’ Intussen aan de andere kant van de stad. Even glimlacht Sorane en trekt haar gedachten terug naar haar appartement. Langzaam scant ze haar omgeving op zoek naar haar nieuwe doel, Aqunok. Als snel heeft ze hem gevonden en volgt zijn gedachten. Daaruit vormt ze een beeld van een jonge vrouw die hij vreest, maar ook bewondert als een goddelijk wezen. Uit zijn herinneringen van die machtige vrouw dringt het tot haar door op wie die vrouw als twee druppels lijkt. Jakira. ‘Jakira moet een kloon zijn. Zij zit hier dus achter. Daarom leidt Aqunok dus aan grootheidswaanzin,’ denkt ze verbaasd. Sorane kijkt even om zich heen en ziet een handdoek op de vloer liggen. Als ze zich wil bukken, wankelt ze. Serdon grijpt haar bij de arm vast om haar te ondersteunen. Ze werpt hem een dankbare blik toe. Maar ziet hem in haar diepe decolleté kijken. ‘Ik beheers mijn lichaam nog niet genoeg. Samen hebben we nog een lange weg voor de boeg voor we klaar zijn.’ denkt ze. Langzaam kijkt ze de man even aan. ‘Je kan beter aan iets anders gaan denken, Serdon.’ Met een rood hoofd kijkt de man even naar Sorane en dan naar zijn zus. ‘Vergeef hem, Sorane. Mijn broer is maar ook maar een man, die denken maar aan een ding als ze mooie dames tegenkomen.’ De roodharige glimlacht even, maar voelt uit zijn gedachten dat hij het meent met een nieuw leven beginnen. Hij hoopt dat zijn zus hem volgt. Dan maakt Sorane zich van hem los en wendt zich tot Kaeka. ‘Kaeka, je broer wil een andere weg inslaan. Jij staat nog voor de keuze. De weg die tot nu de jouwe was of een nieuw leven opbouwen.’ ‘Ik denk niet dat ik dat zal aankunnen, Sorane. Ontkomen aan mijn lot kan ik niet. Vandaag was ik bijna van dit misdadig leven verlost. Moet ik jou daarvoor dankbaar zijn? Nee, dat kan ik niet.’ ‘Moest ik je dan laten sterven, Kaeka? Je gezin wacht op een levende moeder. Niet op een dode.’ ‘Mijn gezin, Sorane. Als mijn man niet geslaagd is, in wat we afgesproken hebben, dan zal geen van hen op dit moment nog in leven zijn, dat weet ik zeker.’ Even kijkt Sorane naar Serdon. Die knikt lichtjes. ‘Mijn zus heeft gelijk, Sorane. Aqunok en die vrouw staan geen mislukkingen toe. En die vrouw geniet van pijn van anderen.’ ‘Heb jij geen gezin?’ ‘Nee, niet meer. Ik was tot voor een paar jaar getrouwd. Maar Menana werd gedood toen ze enkele jaren geleden een overval pleegde in dienst van de opklimmende Aqunok. We hadden wel een paar dochters en twee zonen? De oudste moet nu 28 zijn geloof ik.’ ‘Hoezo, je gelooft het?’ ‘Omdat ik mijn leven niet wilde veranderen, spreken ze geen van allen meer met me. Ik weet zelfs niet waar ze wonen. Alleen van Edriana weet ik dat ze ergens in de havenstad Redron woont. Maar dat is een zeer grote stad.’ ‘Dat kan misschien veranderen, Serdon.’ ‘Ik kan het alleen maar hopen.’ Op dat moment richt Kaeka zich op en zegt bijna fluisterend: ‘Toch wil ik weten of je echt Sorane Cobanon bent. Alleen goden hebben de krachten, die jij ook lijkt te bezitten.’ ‘Ik ben werkelijk Sorane Cobanon, Kaeka. Maar na mijn ‘dood’ werd ik mij bewust van mijn werkelijke ik. Zo werd ik opnieuw als Sorane wakker en nu sta ik hier met alleen een licht zomer setje om mijn lichaam. ‘Misschien ben jij een goddelijk wezen. Want zoals mijn zus zei. Je bezit krachten die de goden bezitten volgens de legenden.’ ‘Goden, Serdon. Als die zouden bestaan, zou de wereld er misschien anders uitzien. Ik ken wel levende wezens die zich goden wanen, omdat zij krachten bezitten, die pas na een lange evolutie tot ontwikkeling komen.’ ‘Daar snap ik niets van. Welke kracht…’ zegt Serdon, maar een handbeweging van Sorane doet hem zwijgen. Sorane heeft telepathisch mensen opgemerkt, die het huis naderen. ‘Pas op er naderen agenten. Serdon, jullie kunnen je beter uit de voeten maken.’ ‘Nee, Sorane. Waarheen zou ik moeten gaan. In de gevangenis is het nog veiliger dan daarbuiten. Ik heb vandaag besloten om te veranderen, dus ik blijf,’ zegt Serdon. ‘Ik kan niet weg, Sorane. Zelfs als ik levend al tot bij mijn gezin geraak, dan zal het te laat zijn.’ Even glimlacht Sorane. ‘Misschien heb jij gelijk, Kaeka. Aqunok zal hen niet sparen,’ zegt de roodharige. Serdon schrikt even van haar gevoelloze stem en staart haar aan. ‘Gelukkig ben ik niet echt meer diegene die ik was,’ hoort Serdon een vreemde stem in zijn hoofd zeggen. Schrikkend kijkt hij Sorane aan en ziet haar warme glimlach. ‘Maar het is jullie keuze,’ zegt Sorane koel en opent een kledingkast. Snel neemt ze een lange broek van de lade en trekt hem aan. Dan bukt ze zich en grijpt een paar hemden. Ze kijkt om zich heen en merkt een paar turnpantoffels op. ‘En jij Kaeka. Ze zijn bijna bij het appartement? Nu kan je nog door het venster weg, maar over een paar ogenblikken niet meer.’ zegt Sorane. Maar dan ziet ze dat de vrouw haar hoofd schudden. ‘Ik zie geen uitweg, meer Sorane. Of ik nu hier blijf of vlucht. Mijn leven is toch al voorbij. Ik heb alleen spijt dat in geen afscheid van mijn man kan nemen. Ik hoop alleen dat hij doet wat we afgesproken hebben als ik niet op tijd thuis ben,’ fluistert Kaeka ontmoedigd. Snel staat Sorane op en kijkt even in de spiegel. Verbaasd staart ze naar haar spiegelbeeld. Even vangt ze een gedachten van haar identiteit Jakira op. ‘Sorane heeft nu rode haren, iets donkerder dan mijn vroegere vriendin, Quana.’ Dan kijkt ze naar Keaka en haar broer. ‘Misschien kom ik jullie in de gevangenis wel eens bezoeken, vrienden,’ zegt Sorane nog, terwijl ze haar schouders optrekt. Dan teleporteert ze naar de straat achter het huis. Serdon merkte het niet op, omdat hij even naar de deur loerde. Maar als hij terug naar Sorane kijkt, schrikt hij hevig. Ze is verdwenen. Zijn zus staat verstijfd naar de plaats te staren waar Sorane plots onstoffelijk werd. ‘Ze verdween zomaar in het niets,’ hoort hij zijn zus fluisteren. Op dat moment vliegt de buitendeur op en horen ze een stem zeggen: ‘Wat is hier gebeurd?’ Verschrikt kijkt Serdon om en ziet enkele agenten op die de hal inkomen. Ze houden hun wapens op hem gericht. Snel laat hij zijn wapen vallen en steekt zijn handen omhoog. ‘Ik geef me over,’ zegt hij. ‘En jij.’ Zijn zus knikt ook en heft haar handen omhoog, nadat ze heel even op een zendertje in haar riem drukte. Dat zendt een signaal naar een ontvanger in haar woning om haar man te verwittigen, dat ze moeten maken dat ze wegkomen. En snel. Even kijkt de agent haar aan en vraagt dan: ‘Je broek is helemaal vol bloed. Ben je gewond?’ ‘Nee, agent. Dat is van iemand die geraakt werd, maar ze namen hem me. Waarom weet ik niet.’ Even kijken de agenten haar wantrouwend aan, maar als ze op het bed gaat zitten, wenden ze zich tot Serdon. ‘Wat is hier gebeurt?’ ‘Ze lagen hier al zo, toen we hierbinnen kwamen. Ik zag nog juist Aqunok, die zich als laatste uit de voeten maakte.’ ‘Aqunok. Ben je gek, man?’ ‘Nee, agent. Hij was het wel degelijk. Ik hoorde hem iets fluisteren over Sorane. En dan vervloekte hij haar.’ Even kijken de drie agenten hem aan. ‘En denk jij dat je mij iets kunnen wijsmaken. Ik wil een verklaring waarom jullie allebei bloed op jullie kleren hebben. En jij, vrouwtje. Je ziet eruit alsof je leeggebloed bent. Ben je zeker dat je ongedeerd bent?’ ‘Nu wel, agent.’ De agent kijkt haar even kwaad aan. ‘Speel maar rustig met mijn voeten, meid. Jullie gaan beiden mee naar het bureau. Ze zullen je daar wel even aan de tand voelen. Want ergens komen jullie gezichten mij bekend voor.’ Terwijl enkele andere agenten Serdon en Kaeka naar buiten brengen, slaan twee anderen de bewusteloze man in de boeien. Een paar minuten later worden zij ter ondervraging naar het hoofdbureau van de politie gebracht. Intussen doen andere agenten hun werk in het appartement van Sorane. In een donker steegje is Sorane gematerialiseerd en kijkt even de straat in. Langs een kant ziet ze niemand, maar aan de andere kant staan vier jongemannen te drinken. Snel trekt ze haar pantoffels aan en bekijkt dan de hemden die ze meenam. Veel kan ze niet zien in het schemerdonker, maar op de drie hemden zitten allemaal bloedvlekken. Gelukkig merkt ze dat er twee shirts, zonder bloed erop, bij zijn. ‘Sorane, het wordt tijd dat u eens mijn mogelijkheden onder de loep neemt. Vormen van allerhande kledij en wapens behoort tot mijn mogelijkheden.’ Even staart Sorane voor zich uit. Dan merkt ze de gedaante van Anya op, die op een paar passen van haar zichtbaar geworden is. ‘Had je dat niet eerder kunnen meedelen, Anya? Die Serdon heeft intussen wel even van mijn laag uitgesneden shirt kunnen genieten.’ Maar Anya zegt niets. ‘Wat moet ik doen om iets te vormen?’ ‘Eerst je kleding verwijderen en dan de kledij die u wil dragen in gedachten nemen.’ ‘Alles uitrekken, bedoel je dat? Dat kan toch niet hier.’ ‘Er is niemand die je kan zien, Sorane. Het vormen van de bedoelde kledij duurt niet langer van een tiental seconden, tenzij je te lang nadenkt.’ ‘Ik wil de kledij die Sorane altijd droeg als ze als huurlinge haar werk uitoefende.’ ‘Dat is geen probleem.’ Snel trekt Sorane haar bloeze over haar hoofd en dan laat ze haar short langs haar benen naar beneden glijden. Toch schrikt ze als er een vreemde stof over haar naakte lichaam glijdt. ‘Dat is beter, Anya,’ fluistert ze. Even kijkt ze naar de jongemannen die zakjes met wit poeder uitwisselen. ‘Drugs,’ fluistert ze, terwijl haar gedachten telepathisch naar Aqunok speuren, die net in zijn zwever gestapt is. In de zwever wil hij de geheugenkristallen weg bergen, maar die verdwijnen plots in zijn hand. Als Sorane’s gedachten hem vinden is hij nog steeds wezenloos naar zijn hand aan het staren. Plots kijkt hij op en staart paniekerig om zich heen. Maar nergens ziet hij een levende ziel in het halfdonker. Even glimlacht ze. Snel start Aqunok zijn zwever en raast de steeg uit. Intussen loopt Sorane de straat op in de richting waar ze niemand zag. Op dat moment hoort ze een van de jongemannen roepen: ‘He, schat. Heb je geen zin in een pleziertje? Wij hebben een zakje voor jou, waar je zal van genieten.’ Sorane kijkt om en lacht: ‘Nee, vandaag niet.’ ‘Wij wel, mooi schatje. Kom eens hier,’ roept een tweede, terwijl hij en de drie anderen dichterbij komen. Sorane draait zich naar hen om en maakt enkele gevechtsbewegingen en kijkt de vier uitdagend aan. Ze beseft echter dat haar krachten nog steeds niet optimaal zijn. ‘Oef, ik was een goed getrainde atlete, maar ja dat had ik nodig met lijn oude beroep. Als ik nog enkele weken oefen, ben ik weer in mijn oude conditie,’ denkt ze. De vier beseffen niet dat ze gevaarlijker is, dan ze eruitziet en gaan rond haar staan. Als een van hen naar haar wil grijpen, slaat ze toe en twee van hen liggen op de grond voor ze het door hebben, maar de derde raakt haar tweemaal hard. Sorane wankelt en de vierde schopt snel haar been onder haar uit. Sorane valt op de grond en rolt snel opzij. De man volgt haar echter en als ze wil recht, staan slaat de man tegen de zijkant van haar hoofd. De twee eersten zijn intussen recht gekropen en lopen op hun maten toe. Sorane geeft zich echter niet gewonnen en slaagt erin om een van de twee ten val te brengen. Haar tegenstander geeft haar een stamp tussen haar ribben en Sorane valt opnieuw. Op dat moment daagt hulp op. Een haveloos geklede man van rond de vijfendertig trekt plots twee van de vier achteruit en slaat ze met hun koppen tegen elkaar. Half bewusteloos vallen ze op de grond. Dan richten de twee anderen zich tegen hem. Hij staat zijn mannetje, maar schrikt als een van hen zegt: ‘Jij bent die Teron uit de Resinstraat. Deze maal ben je te ver gegaan. Als de baas het hoort, dan zullen jij en je gezin het moeten bekopen.’ De man die Sorane te hulp kwam, schrikt en blijft staan. ‘Je hebt nu een zieke dochter en je vrouw is er ook niet veel beter aan toe. Maar over een paar dagen, voelen ze er niets meer van. Dan zijn ze er geweest.’ Op dat moment staan de twee anderen wankelend op, maar Sorane is ook terug op de been en twee klappen vellen hen dadelijk. Een van de twee die overblijven, draait zich verbaasd om. Maar Sorane is al bij hem. Een klap en hij stort bewusteloos neer. De laatste grijpt snel een wapen onder zijn jas uit, maar plots kan hij zich niet meer bewegen. Dan is Sorane bij hem en grijpt hem bij zijn nek en dreigt: ‘Jullie zijn op het verkeerde pad, jongetje. Als ik jullie de volgende maal tegenkom, dan kun je beter een beetje vriendelijker zijn. En waag het niet om het gezin van Teron ook maar een haar te krenken, of je zal me dan pas goed leren kennen.’ Ze geeft hem een duw zodat hij naast zijn maten op de grond valt. Dan geeft ze Teron een teken om haar te volgen. Verbaasd kijken ze haar na als ze verder stapt. Teron volgt haar aarzelend. ‘Mijn naam is Sorane Cobanon, Teron. Als ik het goed begrepen heb, dan zijn je vrouw en dochter ziek.’ ‘Ja, maar niemand kan hen helpen. Ze leiden beiden aan een zeldzame ziekte. Ook de ouders van mijn vrouw zijn eraan gestorven.’ ‘En jij, vrees jij niet dat je zelf ook ziek wordt.’ ‘Jawel, Sorane. Maar ik houd van hen beiden. Als ik hen niet verzorg, dan zal niemand zich om hen bekommeren. Zelfs in een ziekenhuis zouden ze in een afgezonderde afdeling liggen.’ Sorane kijkt de man diep in de ogen en weet dat hij de waarheid spreekt. ‘Wil je me bij hen brengen, Teron. Jij kwam mij te hulp, dus misschien kan ik die schuld terugbetalen.’ Teron kijkt de roodharige verbaasd aan alsof ze niet goed weet wat ze zegt en ziet haar glimlachen. Dan trekt hij zijn schouders op. ‘Volg me maar.’ Sorane volgt de man door verschillende donkere straatjes en plots blijft hij staan. ‘Hier woon ik, Sorane. Maar blijf niet te lang, ik zou niet willen dat u deze vreemde ziekte overneemt. De dokter heeft me verboden om bezoek te ontvangen,’ merkt Teron op, maar ziet de vreemde vrouw alleen maar raadselachtig glimlachen, terwijl ze de deur opent. Hij volgt haar naar binnen en ziet haar naar het bed van zijn vrouw toestappen, nadat ze even een blik wierp op zijn dochter. Het is alsof ze weet dat de toestand van Gayna minder erg is dan die van zijn vrouw. Hij schrikt als de roodharige de pols van de vrouw vastneemt. Als hij haar wil tegenhouden, schrikt hij nog meer. Een vreemde groene gloed lijkt uit haar hand in de arm van zijn vrouw te vloeien. De gloed verspreidt zich langzaam over heel het lichaam van zijn vrouw. ‘Hera, wat doe je?’ fluistert Teron en wil de roodharige vastgrijpen, maar plots merkt hij dat zijn vrouw haar ogen opent en hem gelukkig aankijkt. Het is alsof haar pijn verdwenen is. Hij begrijpt het echter verkeerd. ‘Nee, ik smeek je. Doe het niet, zonder haar kan ik niet leven,’ smeekt hij, maar het vreemde groene licht verdwijnt alweer. Ontsteld staart hij naar Sorane en ziet haar op zijn dochter toestappen. ‘Nee, raak haar niet aan, alstublieft.’ ‘Teron, bekommer jij je om je vrouw. Ik heb de ziekte verdreven, ze heeft je hulp nodig heeft om weer op krachten te komen.’ Verschrikt kijkt Teron naar zijn vrouw, die hem met een blik vol van geluk, ligt aan te kijken. ‘Sorane, wat heb je…’ stamelt hij. De roodharige voelt zich echter plots zo moe en wankelt naar een stoel toe. Gayna heeft intussen haar ogen geopend en richt zich op. ‘Paps, wie is deze vrouw. Ik voel me plots veel beter.’ ‘Ik weet het niet, dochter. Haar naam is Sorane Nador of Cobanon,’ antwoordt Teron. ‘Sorane… Misschien, maar Jakira, Megan en een paar anderen maken deel uit van haar innerlijke,’ zegt Gayna. ‘Dat mag je niet doen, meisje. Niemand mag dat weten.’ ‘Dat je dochter een telepate is, Teron. Dat wist ik al toe ik in dit vertrek instapte. Gayna is een Esper zoals ik. Haar krachten moeten zich nog ontwikkelen,’ zegt Sorane op dat moment. ‘Haar krachten.’ ‘Ja, Teron. Jullie dochter heeft leiding nodig om haar krachten te beheersen. Als ze wil en jullie stemmen toe, kan ik haar wel helpen om deze gaven onder controle te krijgen.’ Iedereen kijkt haar verbaasd aan, dus glimlacht ze even. ‘Wie bent u, Hera?’ Sorane kijkt de vrouw van Teron in de ogen en zegt glimlachend. ‘Ik ben een vrouw zoals u en zeker geen godin, zoals u schijnt te denken.’ ‘Maar die krachten….’ Sorane wendt zich echter tot Teron en zegt: ‘Ik moet gaan, vrienden, want ik ben moet nog veel trainen, voor ik weer mijn oude peil terug ben.’ ‘Sorane, kan ik je helpen?’ vraagt Teron dankbaar. ‘Nee, dit moet ik alleen doen. Geef je vrouw en dochter lekker eten en laat hen veel rusten, dan zijn ze over een week of twee weer de oude.’ Even strijkt ze over het hoofd van Gayna. ‘Denk aan mij als je me nodig hebt, als ik kan zal ik dadelijk komen,’ hoort het meisje een stem in haar hoofd zeggen. Ze staren de roodharige alle drie na, als ze naar buiten stapt. ‘Ik moet toch oppassen, om mijn krachten te gebruiken. Eerst moet ik mijn lichaam opnieuw leren beheersen. Ik voel mij zo misselijk,’ denkt ze. Even concentreert ze zich en voelt haar misselijkheid al snel verminderen. Maar het helemaal doen verdwijnen, lukt haar niet. Als ze op straat staat, kijkt Sorane snel om zich heen en plots is ze echter verdwenen. Ze materialiseert op de plaats waar ze de dood vond. Ze volgt het spoor van Tena en haar andere vrienden naar de grot en plots merkt ze hun gedachten op. Ze zitten naast de afgesloten ingang. Even wil ze naar hen toestappen, maar ze stopt nog voor ze haar opmerken. Even denkt ze na en scant dan de piramide. Enkele mannen en vrouwen zijn erbinnen aanwezig. Uit hun gedachten komt ze te weten dat in de piramide onderzoek gedaan wordt naar vreemde voorwerpen uit verre vervlogen tijden. Al deze onderzoeken houden verband met het dode lichaam van een blondine? Zij ligt in een afgesloten sarcofaag op de top van de piramide. Even glimlacht ze en met een gedachte wordt ze op de top weer stoffelijk. Ze staat vlak naast de sarcofaag met de dode. Even aarzelt ze. Get lichaam van een blondine, dat erin ligt lijkt nog te leven. ‘Hoe kan dat?’ vraagt ze zich af. ‘Mijn oude lichaam wordt kunstmatig in deze sarcofaag bewaart, Sorane,’ verklaart de identiteit van Jakira in haar gedachten. Dan neemt ze de controle van Sorane’s lichaam over. Even kijkt ze naar haar ontzielde lichaam, dat ze doorheen het glas kan zien. Het lichaam van Jakira ziet er nog steeds uit alsof ze pas gestorven is. Op verschillende plaatsen zijn er purper en blauw verkleurde plekken op de huid. ‘Dat is het resultaat van dat gif genaamd Onvar,’ denkt ze. Dan kijkt ze ook naar twaalf zo goed als ronde gaten in het lichaam. In elke schouder een. Ook in elke dij is een rond gat van ongeveer twee centimeter doorsnede. Hierdoor geraakte ze volledig in armen en benen verlamd. Even lijkt ze dat ze de pijn in haar lichaam kan voelen. Dan voelt ze de pijn onder haar linker en rechter rib als de punten haar huid doorboren. Dadelijk gevolgd door twee anderen ongeveer twintig centimeter hoger. Even wankelt ze, door de pijn die ze zich herinnert van wat er toen, vele jaren geleden, gebeurd is. Ze weet al wat komen gaat als ze de pijn in haar buik lijkt te voelen, als twee punten links en rechts van haar navel haar buik doorboren. Dan heeft het wezen dat als een deken vermomd was en paar seconden genoten van de pijn van de hulpeloze Jakira. Even ziet ze een deel van de deken in een grijnzend gezicht veranderen. ‘Jodroan, de gont,’ denkt ze plots bewust. Dan vormde het wezen twee groeiende kegels die zich de borst van de blondine boorden. De kegels gingen doorheen het lichaam van Jakira in de matras waarop ze lag. Voor de ogen van Jakira vervaagd de omgeving als ze half bewusteloos achteruit wankelt. Met de grootste moeite slaagt Jakira erin om de controle van Sorane’s lichaam te krijgen en zoekt steun op de glazen kist toe. Met tranen in de ogen kijkt ze op de gedaante neer. Ze beseft dat ze haar dood als Jakira min of meer opnieuw beleefde. Dan concentreert ze zich en probeert haar oude lichaam te genezen, de huid herstelt zich maar langzaam. Maar het lukt niet, plots nemen haar krachten af en het lichaam vervalt snel in de oude staat. Even kijkt ze nog even naar haar oude lichaam, maar na een paar seconden wendt ze met een ruk haar hoofd opzij. ‘Waar ben ik mee bezig? Zelfs als het lukt om haar lichaam te genezen, dan word ik als Jakira toch niet meer levend. Ik maakt nu deel van Sorane uit,’ denkt ze, terwijl ze om zich heen kijkt. Dan stapt ze naar haar uitrusting toe, die boven haar hoofd op een nis ligt. Ze neemt de Hypsoon in haar hand en dadelijk voelt ze dat ze niet herkend wordt. ‘Verdomme, wat nu?’ sist ze. Dan schrikt ze. ‘Dat is uw Hypsoon niet. Ik vormde deze hypsoon om anderen te misleiden, Sorane. Ik was en ben nog steeds je dienaar.’ ‘Wat... Wie? O, ja. Anya, de hypsoon van Sorane.’ ‘Ik zocht en vond na een zoektocht van veel tientallen jaren, mijn gebieder. Maar ik besefte dat jij maar een deel was van de identiteit die ik lang geleden diende. Ik moest wachten op mijn oude meesteres, die mijn volle capaciteit zou herstellen.’ ‘Je bedoelt het deel van mij dat zich Jakira noemt, Anya.’ ‘Ja, Sorane. U bent nu opnieuw mijn gebieder. Het is mijn taak om u te dienen, zoals vroeger.’ Op dat moment verstart ze. Ze heeft de gedachten van een ‘jonge’ vrouw, met de naam Arjina, opgevangen. De dochter van haar vriendin Quana, die al vele jaren geleden gedood werdt, komt recht op de piramide toe. Even twijfelt ze. Wat moet ze doen? Haar vroegere medestrijdster, die een even goede vriendin werd als haar moeder, tegemoet gaan, of maken dat ze wegkomt. ‘Nee, het is nog te vroeg. Ik ben nog niet klaar om mijn oude vrienden te woord te staan.’ Snel concentreert ze zich en maar schrikt als ze geen greep op haar oude energiezwaard kan krijgen. ‘Dat is niet nodig, Sorane.’ Sorane schrikt van de stem van Anya en verliest haar telekinetische greep op de cilinder die op de vloer valt. Verbaasd kijkt ze het wapen als het dat is. ‘Ben je zeker, Anya?’ Maar Anya antwoordt niet. ‘Ik ben nog te zwak,’ denkt ze en probeert de cilinder met telekinese opnieuw uit de sarcofaag te apporteren. Het lukt haar echter niet. Intussen komt de andere roodharige vrouw, die de piramide gescand heeft en een vreemde identiteit waarnam, naar de piramide toe. Een man volgt haar terwijl hij de omgeving telepathisch scant. ‘Zal ik een overbrengersveld opbouwen, Sorane,’ klinkt de stem van Anya. ‘Ja, doe het snel. Ik wil niet dat ze mij hier ontdekken,’ denkt ze telepathisch.
2. Samenvloeiing
Ergens op een onbekende plaats in een andere levenssfeer, merkt Sorane dat de witte gloed om haar heen langzaam verandert en plots kan ze rechts van haar de omgeving grijzer en grijzer zien worden. Even blijft ze staan om te kijken waarom, maar ze kan er niets uit opmaken. Heel de omgeving is haar vreemd, als ze om zich heen kijkt. Links is het perfect wit, maar rechts wordt het donkerder. Beide kanten trekken haar aan en lijken oneindig groot, in de verte kan ze maar vage gedaanten onderscheiden. Het pad waarlangs ze kwam ziet ze niet meer. Dus terug naar haar leven kan ze niet meer. Dan beseft ze dat ze naakt is. ‘Gelukkig ben ik hier alleen. Want hier kleding vinden, lijkt mij niet zo eenvoudig te zijn,’ denkt ze. Maar als ze naar die gedaanten toestapt, lijkt de afstand even groot te blijven. Van tijd heeft ze geen enkel besef meer. Naar haar eigen gevoel is ze hier enkele uren, maar in werkelijkheid is het nog maar iets meer dan een kwartier. Ze moet echter moeite doen om niet naar het donkere gedeelte getrokken te worden. Pas een tijdje later beseft ze dat ze, ondanks haar poging, geen stapt dichter komt bij de gedaanten die ze in het verre witte gedeelte lijkt te zien. Radeloos blijft ze staan. Ze kijkt om zich heen, maar ze weet niet wat te doen. Nog steeds trekt zowel het witte gedeelte als het zwarte gedeelte haar aan. Ergens voelt ze dat het donkere gedeelte haar iets meer aantrekt dan het lichte gedeelte. Verschrikt kijkt ze op, als ze een galmende stem hoort zeggen: ‘Sorane Cobanon, wil je nog zeer lang blijven pogen om vooruit te komen of word je het moe? Het wordt tijd om te beseffen dat je alleen kan verder als je zelf je leven en daden beoordeelt en een weg kiest.’ ‘Wie ben je?’ Maar niemand antwoordt. ‘Zou ik het mij inbeeld hebben of wil iemand mij verder helpen,’ denkt ze. Even kijkt ze om zich heen, maar er is niet verandert. Beide zijden zijn wazig, of nee toch. Plots ziet ze beelden van haar leven in het donkere gedeelte voorbijtrekken. Als snel beseft ze dat het allemaal negatieve beelden zijn. Ze beleeft opnieuw het doden van de mensen die ze gedood heeft. En dan de ruzie met haar zus en broer. Als ze haar hoofd draait naar het lichter wordend gedeelte ziet ze meer beelden van wat haar in haar leven blij gemaakt heeft. Gespreken met haar pleegouders en opnieuw beleeft ze de liefde voor Alon. ‘Hoe moet ik hieruit kiezen? Wat is belangrijk voor mij om hier weg te kunnen?’ vraagt ze zich af. ‘Verdien je dat je gestraft moet worden of dat je het recht hebt om je evolutie naar je volgend leven verder te zetten. Daar moet jij een keuze uit maken,’ hoort ze weer die galmende stem zeggen. ‘Vertoon je of wil je mij kwaad maken, vreemde,’ roept Sorane luidt. Terwijl om zich heen kijkt, merkt ze een onduidelijke gedaante op, omringt door een lichtblauw licht, die haar lijkt te naderen. Ze komt snel dichterbij en blijft op een paar passen voor haar zweven. Na een paar minuten zakt de gedaante tot op de witte bodem en neemt langzaam de figuur aan van een jonge vrouw volwassen vrouw rond de achtentwintig jaar. Ze heeft lange bruine haren. Ze is gekleed in een lang nauwsluitend wit kleed met een diepe uitsnijding. Ze is een schoonheid, die elke man in haar ban zou kunnen brengen. Haar bruine huid steekt fel af tegen de witte omgeving en ook uit haar kleed, waarvan de randen maar nauwelijks te zien is op het witte deel van de omgeving. Zelfs Sorane, die een voorkeur heeft voor mannen, voelt haar aantrekkingskracht. ‘Tegen wie had je het, Sorane Cobanon?’ ‘Die stem? Was u dat niet?’ ‘Nee, welke stem bedoel je? Ik heb niets gehoord.’ ‘Ik wel. Een vreemde stem zei dat ik hier moest kiezen hoe ik verder wilde gaan met mijn evolutie.’ ‘Dat was ik zeker niet. Maar ik hoorde ook geen stem. Alleen wat jij riep was te horen.’ ‘Ik hoorde het luid en duidelijk. Ik kan me dat toch niet ingebeeld hebben.’ De vrouw glimlacht even als ze merkt dat Sorane haar onderlichaam met haar handen probeert te verbergen. ‘Dat is niet nodig. We zijn toch allebei vrouwen. En als je wil kan je aan kleding denken en je draagt ze. Je hypsoon kon dat toch ook.’ ‘Bedoel je, Anya? Die hielp me soms als ze het wilde volgens haar programma, maar meer ook niet.’ ‘Als je daar niet zo wil blijven staan, denk dan maar snel aan de kleding die je wil dragen.’ Aarzelend denkt Sorane aan haar kleding die ze als huurmoordenares droeg en tot haar verbazing is ze plots in het zwart gekleed. ‘Weet u waar we hier ergens zijn?’ vraagt Sorane, terwijl ze zich lichtjes ontspant. Deze kijkt haar even aan en zegt: ‘Waar we zijn is in de eerste sfeer na je lichamelijke dood. Hier moet je beslissen op welke weg je verder gaan, geloof ik.’ ‘Zoiets zei die stem ook tegen mij.’ ‘Welke weg hebt u gekozen?’ ‘Ik ben niet zoals jij Sorane. Jij werd nog maar pas gedood. Ik ben hier al lange tijd.’ ‘Wat moet ik doen om hier weg te komen?’ ‘Niet zo ongeduldig, Sorane Cobanon. Buiten mijn wil krijg ik deze gedaante, telkens ik me niet concentreer op een ander uiterlijk. Zelfs ik weet de naam niet die bij dit uiterlijk past. Toen jij daareven materialiseerde had jij ook heel even die gedaante, maar dat duurde maar een paar seconden.’ ‘Dus je hebt geen echte naam, onbekende.’ De vrouw glimlacht even en zegt: ‘Nog even geduld, ik verwacht nog een samengevloeid deel van mij zoals jij. Daarna kan ik jullie samen een paar dingen verduidelijken,’ antwoordt ze. ‘Zoals ik. Wat bedoelt u?’ ‘Later zal je veel duidelijk worden.’ Even kijkt Sorane de vrouw, die een grote aantrekkingskracht op haar heeft, aan. Ze komt haar ergens bekend van voor. Het lijkt wel of ze haar kent. ‘Waarom kan ik Deno de waarheid niet laten weten? Nu lijkt het wel als ik hen allen bedrogen heb,’ zegt ze. ‘Dat kon niet meer, Sorane. Als geestelijke identiteit kan je niet tegen levenden spreken, behalve in extreme gevallen.’ ‘Ik ben er toch gedeeltelijk in geslaagd, vreemde. Ik heb Seana, de zus van Deno het belangrijkste kunnen laten voelen van wat er gebeurd is.’ Even kijkt de vrouw haar aan. ‘Dan moet je een zeer krachtige esper zijn Sorane. Minstens zo sterk als ik.’ ‘Daar weet ik niets van. Wat is een Esper?’ ‘Dat word je over enkele minuten wel duidelijk, Sorane.’ ‘Ben jij een machtige of een soort engel?’ ‘Nee, toch niet zoals jij het bedoelt, Sorane. Ik of jij. Wij zijn geen godinnen en we doen ook niet of we er een zijn, zoals sommingen.’ ‘Wij? Wat bedoelt u?’ ‘Ze bedoelt dat wij deel uitmaken van dezelfde identiteit, Sorane. En ik weet dat je een nieuwe kans zal krijgen om het je vrienden uit te leggen,’ zegt een stem achter haar. Langzaam draait Sorane zich om en staart naar de licht gebruinde blondine. Even kijkt ze van de ene naar de andere. De blonde lijkt ze ergens van te kennen, maar ze moet zich diep concentreren om het zich te herinneren. ‘Jij bent die Jakira, die ze de meesteres noemen.’ ‘Ja en nee, mijn naam is wel Jakira en jaren was ik een levend wezen, zoals jij nog steeds bent, Sorane. Alleen hebben ze mij nooit de meesteres genoemd. Maar ik zou graag weten wie jullie allen zijn?’ Even staart Sorane de blonde aan. ‘Mijn naam is Sorane Cobanon, maar wie zij daar is, weet ik nog steeds niet. De derde vrouw glimlacht even en verandert haar uiterlijk in een blanke vrouw met vuurrode haren. Dan zegt ze: ‘Mijn naam is Megan. Ik, jij, Jakira daar en nog enkele anderen zien in onze werkelijk gedaante hetzelfde uit. Alle negen tezamen vormen wij onze ware identiteit.’ ‘Je vertelt fabeltjes. Ik ben of was Sorane Cobanon. Jullie moeten…’ De twee vrouwen kijken Sorane glimlachend aan, want beiden zijn telepathisch begaafd, terwijl Sorane zich niet meer bewust is van deze krachten. Zowel diegene die zich Jakira noemt, als de andere weten alles van elkaar. Verbaasd en met grote ogen kijkt Sorane naar de twee. Dan schrikt ze als de blondine op haar toestapt. Maar op dat moment materialiseert een tweede bloedmooie blondine. Maar zij is als enige van hen gekleed in een strak blauwkleurig broekpak met een diep decolleté. ‘Blijf staan, Jakira. Dat kan ik niet dulden, Sorane Cobanon werd gedood en zij moet haar weg naar een nieuw leven aanvatten,’ zegt deze. ‘En ga jij dat willen voorkomen, Aveyana?’ ‘Zeker. Ga of ik zal jou ook naar het dodenrijk sturen om je klaar te maken om een nieuw leven te vormen.’ Op dat moment zweeft een andere vrouw, met geel blauwe haren naderbij. ‘Mijn naam is Tanocha,’ zegt de vrouw terwijl ze Aveyana doordringend aankijkt. ‘Nog eentje? Met hoeveel zijn jullie.’ ‘Vier identiteiten, Aveyana.’ ‘Vier… Wat? Toch niet vier van de negen.’ ‘Goed geraden, omhooggevallen godin. Jij, die ooit een trouwe volgelinge van onze identiteit was.’ ‘Van jullie identiteit?’ ‘Ja, ooit lang geleden was ik in een vorig leven Aona, jullie leidster. En Sorane leidde voor ze geboren werd, haar leven als Te-van. En nog veel later was je zelfs Megans trouwe bondgenote toen zij als Achnac over het nieuwe rijk heerste,’ zegt de vrouw. ‘Dus jij zou de machtige Aona en jij, Megan, een reïncarnatie van de machtige Achnac, zijn. Dat kan niet. Geen van beiden was bruinhuidige, maar een godin met blanke huid. En in je ware gedaante zie je er niet als een blanke uit.’ ‘Dat is de gedaante van diegene die wij werkelijk zijn, Aveyana.’ ‘Als Achnac zag ik er zo uit,’ zegt Megan, terwijl ze haar uiterlijk aanpast. Aveyana staart de man verbaasd aan, want nu kijkt ze naar een andere. Hij heeft een licht gebruinde huid en lange zwarte haren. Ze herkent hem dadelijk. ‘Her Achnac?’ ‘Dat was mijn naam, godin, lang geleden.’ ‘Her Achnac, kende ik, Megan. Ik diende ooit onder zijn bewind. Maar hij werd samen met vele anderen van zijn famillie vermoord.’ ‘Dat weet ik, Aveyana. En ik keerde in het lichaam van Megan weer.’ Dan verandert Tanocha in een de gedaante van een jonge vrouw met lange witte haren. Haar huid is nu bruin, maar lichter dan die van Sorane. Aveyana schrikt als ze haar herkent. ‘Was jij ooit Hera Aona?’ ‘Zeker, Aveyana. En je hebt ook Jakira hier in een van haar vorige levens gekend als Aryane en later Siathy. Maar dat is zeer lang geleden.’ Aveyana staart Jakira aan, die in Aryane en dan in Siathy verandert. Zij zegt: ‘En ook Sorane heeft verschillende levens achter de rug. Ik kan er velen noemen, maar van Serin en Te-van moet al ooit gehoord hebben, denk ik.’ ‘Serin herinner ik me ergens van. Maar Te-van niet echt.’ ‘He, wat is?’ zegt Sorane schrikkend, terwijl ze van gedaante verandert. De twee anderen kijken Sorane, die er nu anders uitziet, aan. Ze is nu een blanke, witharige jonge vrouw. ‘Dit was Sorane toen ze nog als Te-van lang geleden in leven was.’ ‘Ben je daar zeker van, Achnac?’ ‘Ja, Aveyana. Te-van stond aan de wieg van de bouw van dan ruimte arken, die een deel van haar volk van de ondergang redde.’ ‘Achnac of moet ik Megan zeggen. Je kan mij beter weer mijn eigen uiterlijk teruggeven.’ ‘Dus je wil weer dat mooie rode kopje terug,’ zegt de man glimlachend en ziet Te-van knikken.’ Langzaam laat ze Te-van weer in het uiterlijk van Sorane. Die kijkt Achnac/Megan verbaasd aan. ‘Toch heb ik ooit van jou gehoord, Achnac. Was je geen machtige?’ fluistert Aveyana, maar dan klaart haar gezicht op. ‘Jullie kunnen ook van gedaante veranderen zoals ik, Her. Dus dat zegt me niets,’ zegt Aveyana terwijl ze even in Aona en daarna in Megan verandert. ‘In dat leven was ik je vriend en bondgenoot, Aveyana. Dus waag het niet om me Hera te noemen en zeker niet om in mijn gedaante te verschijnen.’ Aveyana staart de man verbaasd aan, ze weet niet dat ze ervan moet denken. ‘Zou zij werkelijk Achnac geweest kunnen zijn?’ denkt ze. Sorane kijkt even naar de god, want ze heeft al van hem gehoord. Ze is een machtige en nu staat die hier zo voor haar, niet wetend wat te doen. ‘Geen van ons is ooit een god of godin geweest, maar een gelijke onder jullie. Na mijn dood lieten jullie, mijn werk uiteenvallen,’ hoort ze Tanocha zeggen, die er nu terug als een blanke met Geel-blauwe haren uitziet. ‘U bedoelt de leer van Aona, die later door Achnac overgenomen werd. Dat was jaren later, toen we de strijd begonnen te verliezen. Toen moesten we kiezen. Overleven of ten onder gaan.’ ‘En jullie kozen om te overleven en mijn leer, die jullie allen trouw gezworen hadden, te verraden.’ ‘Dat was de enige manier om toch nog iets van die leer over te houden. Deze leer bestaat nu nog in de door ons beheerste sectoren. Maar ik geloof niet dat jij Achnac bent.’ ‘Nee, Aveyana, dat voel ik. Maar ik weet nog meer. Jullie denken alleen aan jullie eigen leven en macht. Want jullie dienden mij allen als toen ik als Achnac onder jullie was. Maar dan maakte Locni een eind aan mijn leven. Het enige wat jullie deden is jullie eigen leven te redden. De famillie en de volgelingen van Achnac lieten jullie gewoon aan hun lot over.’ ‘Dat was een grote fout, Megan. Maar we zagen geen andere uitweg om onze sector van het geweld te vrijwaren, Her.’ ‘Waarom zo beleeft, Aveyana? Je zegt dat je twijfelt aan mijn bewering van wie ik ooit geweest ben en toch spreekt je mij met Her aan. Vrees je misschien ergens dat ik je zou kunnen straffen,’ zegt de blanke, terwijl ze verandert in de man met lange zwarte haren. ‘Verander zoveel je wil, vrouwe. Je zal me toch niet overtuigen. En vrezen doe ik je ook niet’ Tanocha/Aona glimlacht. ‘Dus je twijfelt nog steeds. Scan mij, ingebeelde godin. Je hebt mijn toestemming,’ hoort ze Megan met trillende stem zeggen. Aveyana balt haar vuisten. Toch concentreert ze zich diep, want ze wil zeker zijn. Sorane kijkt van de ene naar de andere en ziet de geklede blonde godin schrikken. ‘U bent het werkelijk, Her Achnac. Vergeef me.’ ‘Hoe word je in deze tijd genoemd, Aveyana? Want jij hebt al verschillende namen gehad in de rijke geschiedenis van verschillende samenlevingen. Als ik me goed herinner werd je ooit Dandezy, Oq-rin en Modreise, genoemd en in de toekomst krijg ook verschillende namen, zoals Aphrodite, Qetesh, Xochiquetzal, Lakshmi of Freyja. En misschien nog wel veel meer namen op andere planeten.’ Even kijkt Aveyana naar Jakira en dan naar Sorane, maar dan richt ze zich tot de vrouw die er als Aona uitziet. ‘Dat kan moeilijk anders, Achnac, als je al zo oud bent als ik, dan geven ze je soms een naam die beter bij de taal en gebruiken van de inboorlingen past.’ ‘Dat zou weleens kunnen, Aveyana. Maar jij genoot van die bewondering als een godin, terwijl jij ook maar een gewone mens bent.’ ‘Zo gewoon ben ik niet. Ooit was je als Achnac een machtige, maar nu kan jij zelfs geen aanspraak meer maken om mijn assistent of zoiets te worden. Dat zouden mijn collega goden, niet toestaan.’ Raadselachtig glimlachend kijkt Achnac de ‘godin’ aan. ‘Misschien heb je gelijk, Aveyana. Maar de kracht van zowel Achnac als Megan is nog steeds in mij aanwezig.’ ‘Dat is mogelijk, Achnac. Maar u bent maar alleen. Onze macht kan jij zelfs niet weerstaan.’ ‘Mag ik ook eens iets vragen?” vraagt Sorane plots. De godin en de twee andere identiteiten kijken Sorane verbaasd aan. ‘O, even waren we jou vergeten, Sorane. Vraag maar?’ ‘Dat u de namen uit het verleden van de godin Aveyana weet kan ik begrijpen. Maar hoe kan je de namen weten die ze in de toekomst zal dragen?’ ‘Als je, zoals ik, al enige tijd in deze sferen na de lichamelijke dood doorbrengt, dan zal je merken dat hier het verleden en de toekomst vaak door elkaar stromen. Zo kom je soms dingen te weten die nog moeten gebeuren. Maar zodra je deze sferen verlaat, vergeet je dat alles.’ ‘Kan ik dat ook?’ ‘Als je lang genoeg blijft wel, Sorane. Maar dan zal je lichaam werkelijk dood zijn. En ik denk dat je dat niet echt wil?’ ‘Nee, dat niet.’ De gedaante die zich Megan noemt, knikt even en wendt zich dan tot Aveyana: ‘Ooit zal jij weten wie jij in werkelijkheid bent, godin. Maar die tijd is nog niet gekomen. Maar ik ken je geheim, dat je al miljoenen jaren met je meedraagt.’ ‘Mijn geheim. Dat kan niet.’ ‘Nee, Aveyana. Ik weet dat jij uit een ander universum komt. Je bent op zoek naar iets dat Delos genoemd wordt. Maar je besefte niet, dat Delos in elk universums aanwezig is.’ ‘Wat? Ken jij het geheim van Delos?’ ‘Niet echt. Maar het bestaat dat weet ik zeker. Maar zelfs ik heb de oorsprong van deze geheimzinnige legende nog niet kunnen vinden. Maar mijn weg leidt naar Delos, dat is wel iets dat ik weet. Zoals ook de jouwe in de toekomst zal zijn.’ ‘Dat zal niet gebeuren, Achnac. Ik ben de enige die recht op Delos heeft.’ ‘Je moest eens weten hoe juist je het hebt, Aveyana. Alleen niet als de persoon die je nu bent, maar de persoon die jij later zult worden.’ ‘Je raadseltjes zullen mij niet kunnen tegenhouden, man.’ ‘Op dit ogenblik ben jij niet meer bij machte om dat te voorkomen, godin. Sorane bezit de sleutel tot Delos. Daarom moeten Jakira en ik met haar samensmelten. Want wij behoren tot dezelfde identiteit.’ ‘Wat bedoel je met dezelfde identiteit?’ ‘Ooit zal jij het weten, Aveyana. Want ook jij weet niet wie of wat je werkelijk bent.’ ‘Leg dat uit, Megan. Of moet ik je anders noemen?’ ‘Nee, ooit kende jij me als Achnac. Noem mij maar zo,’ zegt Achnac en wendt zich dan tot de roodharige. ‘Sorane, jij herinnert je dat Pentagon vormig voorwerp toch nog wel.’ ‘J..ja. Anya heeft mij verschillende malen geholpen, tot zij me in de steek liet,’ antwoordt ze. ‘Zie je wel, Aveyana. Haar lichaam draagt het Pentagon uit al lang vervlogen tijden, alleen was zijn eigenares, die ooit de naam Serin droeg, niet bewust aanwezig.’ ‘Je wil toch niet zeggen, dat jullie...’ ‘Jawel, godin. Wij zijn diegene op wie de oeroude Hypsoon wacht. Alleen wij bezitten de kracht om hem volledig te activeren.’ Ontsteld kijkt Aveyana Achnac, terwijl die weer in Megan verandert. ‘Waarom ben ik daarvan niet op de hoogte, want ik was ooit toch een van jouw trouwste bondgenoten.’ ‘In die tijd wist ik nog niets van het bestaan van Delos af. Pas toen ik een paar minuten geleden met Jakira hier telepathisch contact had, bezat ik plots die kennis. Op dat moment besefte ik pas waarom Sorane, Jakira en ik hier samen zijn. Als Sorane, kunnen onze delen Delos bereiken en echt een geheel vormen.’ Aveyana kijkt Megan verbaasd aan. Sorane verbreekt plots de stilte die er heerst. ‘Moet ik mij nu Aona, Serin, Tanocha of Sorane noemen, Megan.’ Megan kijkt Sorane aan en glimlacht even. ‘Sorane, denk ik. Want jij bezit nu haar uiterlijk tot bij je hergeboorte.’ ‘En daarna?’ ‘Dat weten de goden zelfs niet, Sorane. Maar jouw leven als Sorane is nog niet voorbij.’ ‘Dat heb je al gezegd, Megan. En Anya, die mij soms eens bijstond ook.’ ‘Wie is Anya?’ ‘Onze Hypsoon, Aveyana.’ ‘Megan, u vermelde het woord Delos. Toen ik een nog zeer jong meisje was, had ik soms vreemde dromen waarin ik steeds dezelfde woorden en beelden zag. Deze beelden van een planeet omgeven door licht, zijn me altijd bijgebleven, maar ik heb nooit geweten wat dat betekende. Een fluisterende stem noemde die planeet Delos. Ik zag ook flarden van een tempel, een schrijn en de planeet Yharven in mijn droom. Toen ik ouder werd verdwenen de dromen, maar Delos bleef ik onthouden. Later zocht ik naar de betekenis ervan en stootte op die legende, waarvan niemand wist dat die ook maar een beetje waarheid in schuilde. Toch waren er rapporten van mensen en schepen die ernaar zochten, maar nooit meer terugkeerden.’ Zowel diegene die zich Megan noemt als Aveyana kijken Sorane verbaasd aan. ‘Die dromen zijn in werkelijkheid een soort opdracht voor jou, Sorane. Alleen daar zal onze identiteit pas volledig met het lichaam van Sorane verweven worden.’ ‘Als niemand Delos ooit gevonden heeft, hoe kan ik die dan vinden?’ ‘Dat weet ik niet, Sorane. Maar als we niet slagen, dan hebben wij als Sorane maar een zeer korte tijd te leven, nadat we haar weer tot leven wekken. Vergeet dit dus niet.’ ‘Dat mag niet gebeuren, Megan. Ik zal alles doen om dat te voorkomen. Volgens de legende bezit de gebieder van Delos een ongekende macht. Als die macht in verkeerde handen valt, wie weet wat de toekomst dan brengt.’ ‘Heb jij je nooit afgevraagd wie Sorane die dromen bezorgde. Want dat die een toeval zijn geloof ik niet. Misschien bestaan er wel machtiger wezens dan jullie, die denken ‘goden’ te zijn.’ Even kijkt Aveyana Megan sprakeloos aan. Want ze beseft dat die weleens gelijk zou kunnen hebben. Maar van wie zouden die dan komen en wat zijn de plannen van dat wezen of wezens. Is het een vriend of vijand. Als van ver hoort ze Megan vragen: ‘Waarom zou jij iets tegen ons doel kunnen hebben, Aveyana? Jij weet wie ik was en toen volgde jij mij. Waarom zou je dat nu niet doen?’ ‘Onze groep werkt al zeer lang in het geheim, Tanocha. Wij willen de laatste resten van de witte weg vrijwaren en het zwarte niets terugdrijven.’ ‘Denk jij werkelijk dat als een van jullie gebieder van Delos zou worden, De anderen hem of haar zullen aanvaarden als de machtigste onder jullie.’ Even schrikt de blonde schone, want ze beseft dat deze Tanocha misschien weleens gelijk zou kunnen hebben. Het zou tot een oorlog tussen de bondgenoten kunnen uitdraaien en dat zou alles op het spel kunnen zetten dat ze al vele jaren gingen koesteren. ‘Ik denk dat je je vroegere vrienden beter kunnen helpen, door mij te steunen. Want ik vrees dat zij mijn hulp nodig zullen hebben. T’naka is haar macht sterk aan het uitbreiden, met de hulp van die valse Jakira. Al heeft die ook eigen plannen om meer macht voor zichzelf te veroveren.’ ‘Je laat me dus geen keuze.’ ‘Ik wel, Aveyana. Maar je moet niet aan jezelf denken.’ ‘Jullie vergeten een ding. Mijn lichaam ligt ergens op Enuron met twee capsules in de borst. Ze zullen mijn lichaam al wel dood verklaard hebben. Hoe kan ik als Sorane verder leven?’ ‘Er zijn maar enkelen die dit kunnen en wij zijn er een van, Sorane. Jouw lichaam is nog steeds in het ziekenhuis opgebaard. Anya houdt je lichaam voor lange tijd stabiel.’ ‘Kan zij dat?’ ‘Ja, maar we hebben wel een klein probleem. Toen je lichaam opgebaard lag, heeft een dokteres in opleiding iets verdachts gemerkt. Je huidskleur lijkt wel iets bleker dan ze zich herinnert, maar het is nog steeds op de normale lichaamstemperatuur. Hopelijk valt het niemand anders op, want dat zou wel voor problemen kunnen zorgen.’ ‘En als die vrouw iemand op de hoogte brengt.’ ‘Ik denk niet dat ze dat zal doen. Dat kan ik uit haar gedachten. En ze heeft nog meer gezien.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Toen ze je lichaam wilde wegbergen, raakte ze het even aan. Je lichaam was nog warm, maar ze zag ons hier praten. Het was maar heel even, maar ze ving het woord Delos op.’ ‘Hoe is dat mogelijk?’ ‘Ze is wat wij een esper noemen. Alleen, denk ik, dat ze zich niet van haar gaven bewust is.’ ‘Is dat niet gevaarlijk?’ ‘Ja en nee. Maar ze moet geholpen worden. Want als ze onbewust een andere gave aanspreekt dan kan dat wel voor problemen zorgen. Daarom moeten we je lichaam weer opwekken.’ Even kijkt Sorane, Megan en dan Aveyana aan. ‘Dus als jij het wil, kan ik of liever we mijn lichaam weer gezond maken.’ ‘Dat is juist, Sorane. Maar dat kunnen wij alleen, omdat jij nog niet bewust bent van je krachten.’ ‘Ben ik dat waart, Megan? Ik heb vele mensen gedood voor geld. Ook al waren het misdadigers. De agenten hadden gelijk toen ze mij een moordenares noemden. Ik gaf mijn tegenstanders geen enkele kans, ze wisten zelfs niet dat de dood toekeek, tot mijn schoten hun levenslicht uitbliezen,’ zegt Sorane. Megan kijkt de jonge misdadigster even aan, dan stapt ze naar Sorane toe. Even verwacht ze dat Aveyana iets zou ondernemen, maar die zegt: ‘Je hebt gelijk, Megan. Om een oorlog tussen bondgenoten te voorkomen, steun ik jullie. Ik hoop alleen dat jullie Delos bereiken. Maar of ze jou dan zullen herkennen als leider durf ik te betwijfelen. Maar zelfs als ze het niet doen, dan zal het bondgenootschap blijven bestaan, waardoor een catastrofe zal vermeden worden.’ ‘Dan is vandaag is de dag gekomen om mijn en ons deel van onze gezamenlijke identiteit op te geven.’ Aarzelend knikt Aveyana, terwijl ze Megan Sorane en Tanocha even aankijkt. Zonder dat ze iets hoort, zendt Megan even een telepathisch bericht naar Tanocha en Jakira, die intussen zwijgend toekeek en luisterde. Jakira knikt haar toe en stapt op de roodharige toe. Even wil Aveyana ingrijpen, maar laat het, als ze weer aan de woorden van Megan terugdenkt. De blondine grijpt de hand van Sorane vast. Voor de verbaasde ogen van Aveyana versmelten beiden tot een gedaante. Even veranderen ze afwisselend in Jakira en dan weer in het uiterlijk van Sorane. Tot de gedaante dan stabiliseert als Sorane, omdat Jakira beseft dat ze als Jakira niet meer verder kan bestaan. Voor Sorane gaat plots een nieuwe wereld open als ze de gegevens van Jakira en alle anderen in zich opneemt. Even wankelt ze achteruit. Als ze zich herpakt kijkt ze Aveyana aan. ‘Maar dan vervagen de gegevens. Alleen voelt ze zich veel krachtiger. Ook Aveyana voelt het.’ ‘Even wist ik wie Jakira was, maar het lijkt of ze verdwijnt.’ ‘Dat heeft een oorzaak waar ik niets over weet? Sorane. Maar ik denk dat jij je doel moet nastreven.’ ‘Welk doel?’ ‘De weg naar Delos vinden. Dat moet je hoofddoel zijn.’ ‘Daarnet wist ik nog waarom, maar het vervaagt steeds meer. Straks weet ik zelfs niet meer wie Jakira was.’ ‘Ik vrees dat dat zal gebeuren, Sorane. Maar het komt wel terug, als je alles meer verwerkt hebt. Meer uitleg kan en mag ik je niet geven,’ zegt Megan glimlachend. Dan kijkt ze Aveyana aan. ‘En jij vermeende godin. Blijft je hier of keer je terug naar je gebied. Want jij bent de enige stoffelijke identiteit die hier aanwezig is.’ ‘Nee, ik keer beter terug. Nu ik hier toch van geen nut ben. Want ik denk nu ook dat jullie weg de juiste is. Maar ik zal de taak op mij nemen om Taxala en de anderen te overtuigen en al zal dat niet zo eenvoudig zijn.’ ‘Het beste. Ik kan altijd bondgenoten gebruiken, vriendin. Hopelijk slagen we in de door onszelf opgelegde opdracht.’ ‘Ik hoop het, Megan. Veel geluk jullie alle drie,’ zegt Aveyana bijna fluisterend, maar glimlachend. Dan is ze plots verdwenen. ‘Op het zuidelijk continent is een zeer oude basis op de coördinaten L55-B243. Veel geluk,’ hoort Sorane haar telepathische gedachten nog. Dan kijkt ze Megan en Tanocha aan, terwijl die op haar toekomen. Megan kijkt toe als Tanocha zich met Sorane samenvoegt. Ze wankelt als de herinneringen van Tanocha’s identiteit met de hare samenvloeien. ‘ ‘Nu jij ook nog zeker?’ ‘Ja, maar eerst moeten we je een beetje laten wennen aan je nieuwe gaven en kennis.’ Even kijkt Sorane om zich heen. ‘Veel meer is er in deze witte omgeving niet te zien, Megan. ‘We zijn hier min of meer alleen. Er zijn anderen, maar we zien hen niet omdat ze zich op of in andere realiteiten bevinden. Deze witte omgeving hebben Jakira en ik gevormd om je te ontmoeten.’ ‘En Tanocha. Hoe kwam zij dan hier bij ons?’ ‘Ze kon ons peilen, Sorane. Waardoor ze mij of Jakira kon volgen.’ Even knikt Sorane en vraagt dan: ‘Wat moet er nu gebeuren?’ Megan glimlacht even. ‘Nu moet ik jou een beetje leren omgaan met je nieuwe gaven. Want als ik met jou samensmelt, zal jouw bewustzijn de overhand hebben, zoals ook met Jakira gebeurd is. Jullie zijn nu beiden een.’ ‘Leg me dat eens uit, Megan.’ ‘Dat kan ik niet, Sorane. Ook ik weet niet wat er ooit gebeurd is en hoe het komt dat er negen delen van dezelfde identiteit bestaan. Maar ik weet wel dat al deze delen doorheen vele levens, universums en dimensies naar elkaar op zoek zijn. Ooit zullen wij door een van de vele doorgangen onze bestemming bereiken. Daar kan ik niets aan veranderen. Maar dat alles verandert niets aan het nu. Op dit moment hebben we een nieuwe taak. ‘En Aveyana en de andere goden.’ ‘Die bezitten een grote macht, Sorane. Maar toch reikt hun macht alleen maar tot aan de doorgangen. Als wij en Aveyana door de poort zouden stappen, dan zijn wij gelijken, vermoed ik.’ Megan concentreert zich en plots staan beiden in een heel mooie tuin met bloemen en planten. ‘Je kijkt zo verbaasd, Sorane. Hier is alles maar schijn. Als je de concentratie kan opbrengen dan kan je hier eender welke omgeving vormen. Sommigen, die plots de dood vonden, vormen zich onbewust hun gekende omgeving, waarin ze hun leven verder zetten tot ze de waarheid onder ogen zien. Ook anderen die aan hun vorig leven gehecht zijn, komen in een eigen omgeving terecht.’ ‘Is da zo voor iedereen?’ ‘Nee, niet voor iedereen. Sommigen kunnen hun dood niet verwerken en proberen terug te keren naar het leven. Voor diegenen die daarin slagen is hun nieuwe geboorte een zekere hel tot ze hun nieuwe leven aanvaarden.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Als je je leven niet verwerkt hebt, dan blijft je innerlijk wie je bent. Zo kan je als man in een baby van het vrouwelijk geslacht terechtkomen en omgekeerd.’ ‘Was dat ook zo met Achnac?’ ‘Nee, toen had je jouw leven verwerkt en beslist om als man geboren te worden. Die keuze maakt iedereen voor hij of zij herboren wordt.’ ‘En…’ ‘Genoeg vragen Sorane. Nu wordt het tijd dat ik je de beginselen van met je nieuwe krachten aanleer, want hoe sneller je hun technieken meester wordt hoe sneller kan je weer als een levende Sorane opstaan. Ik weet dat je dat wil, want je wil je vrienden helpen en je naam zuiveren. En dan wil je je vriend, Deno, die de levensgezel is van onze gezamenlijk identiteit, alles uitleggen.’ ‘Je hebt gelijk, Megan. Dat is wat ik wil. Maar wat bedoel je met levensgezel.’ ‘Je vermoedde het al veel eerder, Sorane. Je voelde je aangetrokken tot Deno Vergan, al kon je dat niet verklaren, omdat je je hart aan Alon Gesio verloor.’ ‘Dat is juist, Megan. Ik hield van Alon, maar hij werd vermoord.’ ‘Als je opnieuw opstaat, dan kan je zowel Alon’s dood bestraffen als je vrienden alles uitleggen.’ ‘Ik wil geen wraak meer, Megan. Ik wil de daders straffen, maar al een zeer lange tijd geleden kwam ik tot de conclusie dat de dood geen straf is, maar het verlenen van genade.’ ‘Dat was ooit ook mijn weg en die van Jakira, die nu deel van jou uitmaakt. Maar dat is voor later. Je lichaam blijft niet eeuwig levensvatbaar en als ik het niet mis heb, ben je al een paar organen kwijt.’ ‘Organen. Wat bedoel je?’ ‘Je lichaam is dood, maar heeft zeer goede organen, zoals longen, nieren, enz..’ ‘Wat? Je wil toch niet zeggen…’ ‘Ja, dat bedoel ik juist. Maar dat kan hersteld worden met onze gezamenlijke krachten.’ ‘Oef, gelukkig. Want leven zonder longen, bevalt met niet zo erg.’ ‘Dat zou ook niet gaan, roodje. Kom, als je klaar bent dan kunnen we beginnen.’ ‘Geen probleem, ik voel mij fit genoeg.’ ‘Dat is toch normaal, Sorane. Je geestelijke identiteit wordt nooit moe, in tegenstelling tot je lichaam.’ ‘Wat moet ik doen, Megan.’ ‘Neem plaats op de vloer naast mij.’ Sorane kijkt toe, terwijl Megan op de vloer gaat liggen en neemt dan naast haar plaats. Gedurende vele uren leert Megan, Sorane, de weg om haar diepste concentratie te bereiken en hier krachten uit te putten die ze nog nooit gekend heeft. Een deel van deze krachten moet ze gebruiken om haar lichaam op vaste tijdstippen te regeneren, waardoor ze er zal in slagen om een zekere vorm van onsterfelijkheid te bereiken. Maar toch is ze nog steeds kwetsbaar en sterfelijk, alleen kan ze nu de veroudering stopzetten en altijd even jong blijven. Maar geen van beiden beseft dat dit laatste maar schijn is, want pas als Sorane, Megan en Jakira Delos bereiken kunnen ze pas definitief samensmelten tot een identiteit. Als een eenheid zullen we ooit op weg gaan om onze oorsprong te zoeken. Sorane begint langzaam maar zeker de nodige concentratie op te brengen. Megan is tevreden en na ongeveer negentig uren trainen, laat ze Sorane stoppen. ‘Je leert snel, Sorane.’ ‘Dat is het deel van Jakira in mij, Megan. Zij steunt mijn pogingen en leidt ze in goede banen. Want zij bezit al een grote ervaring. Maar er is iets dat jij nog niet weet. Jakira was al samengesteld met vier andere identiteiten.’ ‘Wat, dat is nieuws. Dus als ik met jou samensmelt, dan bestaan wij samen uit zeven delen van de oorspronkelijke identiteit.’ ‘Zeven, Megan? Vier plus ik zelf en jij is toch zes.’ ‘Nee, want ik besta uit twee delen.’ ‘Het wordt steeds ingewikkelder, Megan.’ ‘Dat klopt, maar pas als wij de andere twee delen vinden dan zullen we weten, wat nodig is. ‘Dus ooit waren deze delen samen een wezen of een bewustzijn. En je weet ook niet waarom we ooit in negen delen gesplitst zijn?’ ‘Nee. Maar ik hoop dat we dat op Delos te weten kunnen komen. Op voorwaarde dat we erin slagen om Delos te bereiken.’ ‘En wat gebeurt er dan?’ ‘Daarover weet ik evenveel als jij. Maar ooit zullen we onze evenbeelden moeten zoeken en met hen samensmelten. En wel zo snel mogelijk, vermoed ik, want iets in mij waarschuwt me voor de zwarte heerser die zich Morduno noemt. Hij zou de tegenpool zijn van een zekere identiteit die Jinga genoemd wordt. Maar of die Jinga bestaat en een machtige is, weet ik niet. Niemand heeft haar ooit gezien, terwijl Morduno in verschillende gedaanten opgemerkt werd.’ ‘Misschien vinden we haar op Delos, Megan.’ ‘Hopelijk, maar niet waarschijnlijk. Maar ik denk wel dat we daarna moeten proberen om die Jinga op te sporen, want ik voel dat Morduno, zelfs als we allen samengesmolten zijn, machtiger is dan wij.’ ‘En als we haar niet vinden. Dan staan we alleen voor Morduno, de machtige.’ ‘Zeer machtig is hij, Sorane. Maar dan moeten wij gewoon slimmer zijn.’ Even kijkt Sorane naar de andere roodharige, dan knikt ze glimlachend. Megan knikt met een glimlach terug en stapt op Sorane toe. Megan neemt beide handen van Sorane vast. ‘Niet schrikken, Sorane,’ zegt ze nog voor haar lichaam doorzichtiger wordt en in het lichaam van Sorane opgaat. Enkele ogenblikken later is alleen Sorane over. Als ze om zich heen kijkt is alles weer wit zoals het was toen ze hier terecht kwam. Plots merkt ze dat ze langzaam door de witte ‘vloer’ zakt. Ze schrikt hevig als het lijkt alsof ze naar beneden duikelt. Even later voelt zich weer in een vertrouwde omgeving. Even aarzelt ze nog, maar dringt de waarheid tot haar door. Ze bevindt zich weer op Enuron en in het lichaam van Sorane. Naast haar lichaam staan twee mensen, een drieëntwintigjarige verpleegster en een iets jongere jongeman. ‘Spijtig, Sorane. Je was een mooie vrouw, maar je werd een verachtelijke huurmoordenares. En dan besloot je om je eigen opdrachtgever, die je weer een eerlijk bestaan kon geven, te vermoorden. Waarom besloot je toch om dat leven te verwerpen?’ hoort ze de verpleegster fluisteren. Nog even blijft de jonge vrouw aarzelen naar het licht bruine gelaat van de dode staren. Dan kijkt ze de man, die zoals zijn collega in een lange witte jas gekleed is, aan. ‘Laat ons maar beginnen,’ zegt de verpleegster en trekt het laken naar beneden. Als de jonge student naar het geopende lichaam kijkt, slikt hij even.’ ‘Je zal dat wel gewoon worden, Kion. Zeker als je je studies wil volbrengen. Een tweetal jaar geleden voelde ik mij er ook niet zo lekker bij.’ ‘En wordt dat beter.’ ‘Je wordt het gewoon, Kion, maar of ik mij er lekker bij voel. Nee, niet echt, maar het maakt deel uit van ons toekomstig beroep.’ De student knikt. ‘En nu.’ ‘De laatste hand leggen om deze misdadigster weer toonbaar te maken voor iedereen die haar lichaam nog wil zien.’ ‘Dus eerst wat ontbreekt opvullen met…’ ‘Dit hier,’ zegt de verpleegster en neemt een kleine spuitbuis van een tafel op. ‘Lukt het daarmee?’ vraagt de student. ‘Voor een groot deel, de rest wordt met kleurstof en pasta bijgewerkt,’ legt de verpleegster uit, terwijl ze een spuitbus opneemt. ‘Daarom heb je het lichaam met de cleaner van alle vreemde stoffen ontdaan.’ ‘Dat klopt, anders zouden er verkleuringen kunnen optreden.’ Intussen heeft Sorane zich al geconcentreerd en haar bewustzijn langzaam in de hersenen van haar ‘dode’ lichaam verspreidt. Zeer traag dringen de levenspulsen door langs bloed, spieren en zenuwen doorheen haar hele lichaam. Eerst is er niet veel van te merken. Maar dan beginnen de spieren lichtjes te trillen. Het duurt een paar minuten voor ze het lichaam de bloedstromen voldoende beheert. Dan concentreert ze zich dieper en begint haar verwijderde organen op nieuw te vormen. Als de verpleegster zich vooroverbuigt om de vulpasta op de plaats van de lever te spuiten, schrikt ze hevig. Voor haar ogen ziet ze een nieuwe lever opgebouwd worden. ‘Dat kan toch niet,’ denkt ze verschrikt en staart naar de spiertjes en vlees dat opnieuw gevormd tot de lever en de omgeving ervan opnieuw is zoals het was. Snel staart ze naar het grote scherm dat met de scanner verbonden aan de linker muur hangt. Ook daar ziet ze wat er in het lichaam gaande is. Dan schrikt ze nog meer. Ook de longen van de ‘dode’ ontstaan opnieuw uit het niets en worden langzaam maar zeker gevormd. ‘Onmogelijk,’ fluistert ze en schakelt het scherm snel uit, want ze wil niet dat Kion ziet wat zij ziet. ‘Is er iets mis?’ ‘Ja en nee. Ik zag iets vreemds. Haal snel professor Lodrins.’ ‘Is het ernstig?’ ‘Ja, hij moet zo snel mogelijk komen.’ ‘Is er iets met de dode….?’ ‘Ja, een vreemde verkleuring.’ Even staart hij haar niet begrijpend aan. ‘Haast je.’ De student knikt snel en haast zich naar buiten. Even staart de verpleegster hem na en kijkt dan naar het naakte lichaam. Ze ziet nog juist de laatste stukjes huid tegen elkaar buigen en aan elkaar groeien. Met grote ogen kijkt ze toe hoe de bleke kleur geleidelijk wegtrekt. Op de scanner kan ze zien dat de lichaamstemperatuur van het lichaam langzaam stijgt tot de normale hoogte van ongeveer 36°C. Dan pas valt haar iets op. ‘Dat kan toch niet echt waar zijn. En nu lijkt haar huid ook nog normaal, niet de huid van een dode,’ denkt ze. Opnieuw schrikt ze als een schok het dode lichaam doorheen lijkt te schudden. Maar dan hoort ze het piepen van de scanner. ‘Ze heeft een stijgende hartslag, dat is niet mogelijk. Is het toestel kapot?’ fluistert de verpleegster. Aarzelend drukt ze haar hand tegen de wang. ‘Haar huid is nog steeds warm. Alleen veel warmer dan een uurtje geleden,’ schrikt ze. Dan glijdt ze met haar vingers naar beneden en tast naar de hals van de dode. ‘Ik moet dromen. Een dode kan zichzelf toch niet genezen en plots weer een sterker wordende polsslag hebben?’ Verschrikt trekt ze haar hand terug en haar naar het mooie gezicht van de roodharige op de tafel. Met een ruk draait ze zich plots om en haast zich naar een toestel op een roltafel. Even aarzelt ze, maar dan rolt ze het tafeltje naar de ‘dode’ toe. Ze klikt de draden boven het hoofd van Sorane vast en schakelt het apparaat in. Dadelijk schrikt ze van de gegevens die ook op dit apparaat afgebeeld worden. Het lichaam van de dode heeft temperatuur van ongeveer 36°c. Dan valt haar blik op het naakte bovenlichaam van de ‘dode’. ‘Wat i… haar wonden… Dat kan toch niet? Zelfs haar wonden zijn weg,’ stamelt ze verschrikt en staart naar het naakte lichaam van de roodharige. Trillend van spanning loopt ze naar de zijkant van de tafel toe. Dan tast ze opnieuw naar de nek van de jonge ‘dode’ vrouw. ‘Ook de scanner wijst aan dat ze leeft en haar hartslag lijkt zo goed als normaal. Ze lijkt wel te ademen. Als ik nu niet aan het dromen ben, dan…. Het is toch onmogelijk,’ stamelt de verpleegster. Dan merkt ze dat de oogleden van de ‘dode’ trillen en plots opent Sorane haar ogen. Van schrik wijkt ze achteruit. ‘Je leeft werkelijk… Hoe is dat…?’ fluistert de assistente schrikkend, terwijl ze achteruit wijkt. Langzaam richt de ‘dode’ zich met schokjes op en kijkt de vrouw in witte jas indringend aan, maar dan zakt ze terug achterover. ‘Help me, Jouna,’ fluistert Sorane zwak, terwijl ze de vrouw scant. Even kijkt de assistente besluiteloos naar Sorane. ‘Hoe weet jij mijn naam?’ ‘Ik ben ook een telepate, Jouna,’ fluistert Sorane met trillende stem. Even aarzelt Jouna, maar dan stapt ze op de ligtafel toe. Met haar hulp slaagt Sorane erin om recht op te gaan zitten. ‘Deed jij dat werkelijk. Je lichaam herstelde zich op een paar minuten. Alleen goden kunnen verwijderde lichaamsdelen weer vormen en hun lichaam genezen. En jij kan zeker geen godin. Je lag hier al een paar dagen dood, met twee gaten in je borst en nu… Hoe is dat toch mogelijk?’ ‘Je droomt niet, Jouna. Maar ik ben zeker geen godin. Je moet kalm blijven, ik heb tijd nodig om weer op krachten te komen. Mijn organen en wonden heb ik kunnen herstellen, maar ik heb ook bloed verloren. En dat kan ik niet in een twee drie aanvullen.’ Steunend op Jouna wankelt Sorane naar een stoel en gaat zitten. Verbaasd kijkt Jouna naar de naakte Sorane, want ze kan het nog steeds niet geloven. Maar ze ziet het met eigen ogen. Maar ze beseft dadelijk dat Sorane een harde tijd tegemoet gaat, want de dokters zullen haar willen onderzoeken. ‘Ben jij werkelijk de Sorane die als huurmoordenares haar smerig geld verdiende?’ vraagt ze, terwijl ze een laken van een tafel trekt. ‘Dat ben ik zeker, Jouna. Maar nu ben ik niet echt meer dezelfde. Iets zegt me dat mijn oude ik, niet zo slecht was.’ ‘O, nee. Ze werd dik betaald om te moorden.’ ‘Daar was zij of liever ik voor opgeleid, Jouna. Maar ik besloot om te stoppen en ging voor de politie werken,’ antwoordt de roodharige, terwijl ze het laken dat de verpleegster haar aanreikt, aanneemt. ‘Dat weet ik, maar toen wilde je de rechter ombrengen.’ ‘Toch niet, verpleegster. Ik wilde een nieuw leven, maar de rechter…. Nee, dat is niets voor jou.’ ‘Wat is niets voor mij?’ ‘Misschien kom je dat later wel op het nieuws te weten, Jouna. Maar ik lijk een beetje honger te hebben,’ fluistert Sorane. ‘Dat kan moeilijk anders. Je ligt hier bijna een week geloof ik. Blijf even zitten, ik zal snel iets te eten gaan halen,’ zegt de assistente en laat Sorane alleen. Terwijl ze zich naar buiten haast, vraagt ze zich af: ‘Waar blijft Kion, met de professor?’ Ze ziet echter niet dat Sorane lacht. ‘Ik weet wat je denkt, Jouna. Je bent eerlijk, maar je bent zoals de anderen. Je ziet een kans om hogerop te raken. Toch is er maar een ding dat je echt wil, dokteres worden, zodat je mensen kan helpen om weer gezond te worden. Ik denk dat je mij later misschien kan helpen. Maar ik kan hier niet op je blijven wachten, de dokters zullen te veel willen weten en dat kan ik op dit moment niet aan.’ Snel probeert Sorane op te staan, maar zakt dadelijk terug. Na een paar mislukte pogingen lukt het haar toch wel. Wankelend, nadat ze het laken om haar naakte lichaam wikkelde, stapt ze naar de muur toe. Ertegen aanleunend schuift ze naar de deur toe. Voorzichtig kijkt ze de gang in, maar beseft dadelijk dat ze hier niet onopgemerkt kan wegkomen. Er zijn veel te veel mensen. Telepathisch scant ze de omgeving. ‘Dat lukt me nooit, toch niet met dit laken als enige kledij,’ denkt ze. Plots ziet ze Jouna en een paar anderen naderen. Snel sluit ze de deur en denkt na. ‘Gelukkig bezit ik nu ook een groot deel van de kennis van Jakira en Megan. Ik kan maar een ding doen. Teleporteren. Ik hoop alleen dat het lukt.’ Maar hoe hard ze zich ook concentreert, het lukt echter niet. ‘Ik kan je helpen, Sorane.’ ‘Ben je er nog steeds, Anya?’ ‘Zeker. Je bent nu pas echt zo goed als mijn gebieder.’ ‘Ik ben nog steeds dezelfde.’ ‘Uiterlijk wel, Sorane. Maar innerlijk ben je veel meer dan vroeger.’ ‘Hoe kan je me helpen?’ ‘Met een overbrengersveld.’ ‘Een overbrengersveld. Kan je dat opbouwen?’ ‘Waarom niet? Ik heb dat al een paar maal gevormd. Jij zou dat toch nog moeten weten.’ Even lijkt alsof de stem een spottende klank had, maar Sorane weet niet of dat echt was. ‘Ergens herinner ik me dat nog vaag, Anya.’ Sorane, die intussen de gang scant, beseft, dat het tijd wordt om te verdwijnen. Jouna en haar gezelschap van drie mannen in doktersjas zijn bijna bij de deur. Ze praten over haar, maar ze lijken Jouna niet te geloven. ‘We moeten hier dadelijk weg, Anya?’ ‘Waarheen?’ vraagt de stem. ‘Mijn woonplaats, of liever die van Sorane. Of nee, Anya. Naar mijn villa in Mogwan.’ Een seconde later wordt een licht blauw ovalen veld gevormd. Met twee stappen is ze voor het veld en stapt erin. Zodra ze onstoffelijk wordt verdwijnt het veld. Een paar ogenblikken later gaat de deur open. Jouna en de dokters kijken verbaasd naar de plaats waar de ‘dode’ Sorane lag. Maar ze zien haar nergens meer. ‘Ik denk dat jij je zal moeten verantwoorden, leerling-verpleegster. Het lichaam van Sorane stond onder jouw toezicht en nu is het verdwenen. Dat ziet er niet goed voor je uit.’ Jouna slikt even en stapt zoekend rond tot achter kasten en bedden, maar hoe ze ook haar best doet. Sorane is nergens meer te zien. Intussen is Sorane in Mogwan gematerialiseerd. Ze kan zich bijna niet staande houden en staat te trillen op haar benen. Sorane beseft dat ze te veel van haar krachten gevergd heeft. ‘Gelukkig heb ik niet geprobeerd om te teleporteren,’ denkt ze. Wankelend botst ze tegen een kast en slaakt een kreet. Op dat moment hoort ze stemmen en beseft dat ze hier niet alleen is. Ze is echter te zwak om zich te verbergen. Ze hoort naderende stappen. ‘Ik ben zeker dat ik iets gehoord heb, Heneva,’ hoort ze een stem, die haar bekend voorkomt, zeggen. Dan ziet Sorane een jonge vrouw de gang inkomen en verschrikt naar haar kijken. ‘So..Sorane.. Wat? Jij… Dat is niet mogelijk.’ ‘Liese, jij hier,’ fluistert Sorane. ‘Sorane, dat kan toch niet waar zijn,’ stamelt Liese, terwijl Sorane dreigt te vallen. ‘Wil je me helpen, Liese?’ ‘Heneva, kom snel. Ik heb je hulp nodig,’ roept Liese, terwijl ze zich naar, de in een wit laken gewikkelde, Sorane toe haast. Als Heneva opdaagt, blijft die verschrikt staan zodra ze Sorane opmerkt. ‘Is dat echt wie ik denk…. Sorane, ben jij dat werkelijk?’ Maar Sorane zegt niets. Ze knikt alleen maar. ‘Ja, ik denk het wel. Ze herkende mij dadelijk. Kom, help me om haar naar de salon te brengen,’ antwoordt Liese. Beide vrouwen ondersteunen de roodharige en even later ligt Sorane in een zetel. Ze heeft haar ogen gesloten, want ze is moe van de inspanning. ‘Hoe kan dit? We zagen toch allen op teevee dat ze dood was. Hoe komt ze dan hier en nog in leven?’ ‘Ik weet het niet, Liese. Ik ga iets klaarmaken om te eten, want ze kan bijna niet op haar benen staan.’ Liese knikt en staart naar het naakte lichaam van de roodharige. Ze kan echter geen enkel spoor van een wonde zien. Dan gaat ze het laken halen dat op de vloer gevallen is. Nadenkend legt ze het laken weer over de uitgeputte roodharige. ‘Hoe kan dit toch? Is ze nu dood of toch niet?’ denkt ze, ‘Anders kan ze onze namen toch niet weten.’ Dan richt ze zich op en haast zich naar de keuken om Heneva te helpen. Een paar minuten later komt Heneva met een dampende soep terug. Sorane zit alweer rechtop, met het laken opnieuw om haar naakte lichaam. Dankbaar neemt ze de soep aan. Als ook Liese nieuwsgierig komt kijken hoe het met haar vriendin gaat, zegt deze: ‘Dank je, allebei. Maar ik denk dat ik jullie een verklaring schuldig ben.’ ‘Dat zeker, Sorane. Hoe is dit mogelijk? Of is het waar dat jij een dubbelgangster van Sorane Nador bent.’ Maar Sorane zegt niets meer. Ze drinkt langzaam van de soep en voelt de warmte door haar lichaam trekken. Als ze de kom op de tafel zet, kijkt ze beide jonge vrouwen, die haar aanstaren, aan. ‘Er is maar een Sorane. Nador is de naam van mijn stiefouders en Cobanon van mijn echte ouders.’ ‘Maar je leeft nog, terwijl op het nieuws gezegd werd dat jij neergeschoten was. We hebben zelfs beelden gezien van je lichaam dat opgebaard lag in het ziekenhuis.’ ‘Dat is ook zo, Liese. Ik was dood, maar ik heb een bestemming waardoor ik kon terugkeren en mijn lichaam regeneren. Ik ben niet echt de Sorane meer die ik was voor ik neergeschoten werd. Nu ben ik bewust van krachten die ik bezat, maar niet kende. Alleen het bloedverlies kan ik niet compenseren.’ ‘Daarom ben je zo zwak.’ ‘Ja, maar je lekkere soep heeft deugt gedaan, Heneva. Een paar dagen rust zal me goed doen.’ ‘Deze villa is van u, Sorane.’ ‘Voor mijn dood wel, Liese,’ zegt Sorane met een glimlach. Dan vraagt ze: ’Hoe komen jullie hier?’ ‘Je weet misschien nog dat Conney zwanger is, maar er zijn complicaties. Dus heeft je zus heeft ons na het nieuws van je dood de villa ter beschikking gesteld. Wij, Sina, en Noyane hebben hier onze intrek genomen om Conney te helpen.’ ‘Wat is er met Conney?’ ‘Ze is twee weken geleden bevallen, maar haar kindje is te vroeg geboren. Ze hebben haar zoontje in een speciale couveuse met ondersteuning moeten leggen. De dokters hopen dat ze Conney’s kindje kunnen stabiliseren.’ ‘En Conney?’ ‘Niet zo best. Het was een zeer moeilijke bevalling. Ze hebben, omdat ze zo jong is, een keizersnede moeten uitvoeren. Nu vrezen ze voor haar leven. Mijn broer en haar vriend, Vano wijkt echter niet van haar bed.’ Sorane knikt even en fluistert: ‘Niemand mag wete…..’ Dan zakt ze opzij en blijft doodstil liggen. Liese springt op en knielt naast haar. ‘Wat heeft ze? Ze is toch niet opnieuw….’ ‘Nee, Heneva. Ze lijkt te slapen.’ ‘Dat is beter, Liese. Morgen zal ze zich beter voelen. Ze was zeer zwak, toen ze hier verscheen.’ ‘Alleen weet ik niet hoe ze binnengeraakt is. Ik weet wel dat dit haar huis is, maar we waren allen beneden. Ik heb haar niet zien binnenkomen, jij wel?’ ‘Nee, Liese. Ik niet en ik heb deze morgen nog alle kamers opgeruimd.’ Maar Sorane slaapt niet echt. Ze concentreert zich dieper en dieper en plots is ze ergens anders. Haar innerlijk is in het ziekenhuis en scant haar omgeving. Ze is maar vaag zichtbaar. Uit de gedachten van het verplegend personeel weet ze waar Conney zich bevindt. ‘Als Sorane kan ik mij niet buiten de villa begeven, Anya. Ik zou dadelijk herkend worden. Misschien kan ik de gedaante van iemand anders vormen.’ ‘Het uiterlijk van een agente, met licht blauwe huid, die mij een paar maanden gedragen heeft, is mogelijk. Concentreer je op haar uiterlijk dat ik je toon.’ ‘Wie was die agente, Ayna? Je zei dat ze jou gedragen heeft. Was ze dan, wat jij noemt, een gebieder.’ ‘Nee, ze zat achter jou aan, want je had een van haar contacten, die een belangrijk misdadiger was, gedood. Daar maakte ik van gebruik om dichter in jou buurt te komen. Maar dan kwam ze plots aan haar einde. Ze werd gedood in de hoofdstad, bij een gevecht met drugdelers.’ ‘Had je haar dan niet kunnen beschermen, Anya?’ ‘Dat stond mijn programma niet toe. Dat moet je toch al wel duidelijk zijn. Jij bent mijn enige gebieder, die mij opdrachten kan geven.’ Sorane vormt haar lichaam langzaam maar zeker, naar het beeld van deze licht blauwhuidige Koraanse agente, terwijl Anya een kenteken van een speciale eenheid van de politie vormt. ‘Welke naam moet ik nemen? Haar naam?’ vraagt ze, terwijl ze even naar haar blauwe handen kijkt. ‘Nee, dat is beter van niet. Als haar naam ergens opduikt, zouden er vragen gesteld kunnen worden. Misschien het omgekeerde van je voornaam, Sorane. Je identiteit van Jakira deed dat soms ook.’ ‘Enaros. Dat klinkt toch niet. Misschien kan ik het splitsen. Ena Ros. Ja, dat lijkt me beter.’ Even kijkt Sorane om zich heen, maar in de ruimte is er geen spiegel. ‘Je kan beter een verpleegster kledij vormen Anya,’ denkt ze. Dadelijk verandert de kledij van de Koraanse. Dan stapt Ena/Sorane rustig door de gangen. In de kamer van de jonge vrouw kijkt ze even op haar neer. Intussen scant ze haar en stelt vast dat ze volledig gezond is. Maar uitgeput en vol zorgen. Daarom eet ze niet voldoende. Vano kijkt op. ‘Hoe gaat het met haar?’ vraagt Ena. ‘Niet zo best, mevrouw. Conney heeft de wil om te leven verloren. Haar lichaam lijkt zich maar zeer traag te herstellen van de bevalling. Ze heeft al verschillende malen een kleine bloeding gehad.’ ‘Mijn naam is Ena,’ zegt ze, terwijl ze naar het bed toestapt. Naast het bed blijft ze staan en doet alsof ze haar polsslag controleert. Vano kijkt naar het gezichtje van het meisje waar hij van houdt. Hij is nog maar zeventien, maar dolverliefd. Hij merkt het groene licht niet op dat over de hand van arm van Conney onder het laken glijdt. De jonge vrouw voelt het echter wel en als de tintelingen over haar lichaam verspreiden. Plots opent ze haar ogen en kijkt Vano aan. Die schrikt als hij haar aankijkt. ‘Vano, ik…’ ‘Hai, lieveling. Voel je je beter?’ ‘Ja, ik…weet.,’ stamelt ze en richt haar blik op Ena. ‘Heb je lekker geslapen?’ vraagt de jongeman. Ena heeft intussen de hand van Conney weer losgelaten. ‘Haar polsslag is in orde, jongeman. Ze wordt wel beter.’ ‘Als ze maar wilde eten, dan zou het misschien goedkomen, maar Ergon, ons zoontje, is er niet al te best aan toe. Conney maakt zich zorgen om haar.’ Ena kijkt Conney in de ogen. ‘Conney, als je wil zal ik naar je zoontje gaan kijken. Maar jij moet eten om sterk te zijn om hem groot te brengen. Ik vrees dat dat een harde tijd zal worden, want jullie zijn beiden nog jong.’ ‘Dank u. maar ik wil niet meer leven als Ergon zou sterven. Zijn toestand is niet goed,’ fluistert de jonge vrouw. Ena kijkt haar met een strenge blik aan. ‘Ben jij het werkelijk waart om je een amazone te noemen, Conney,’ zegt Ena streng. Verschrikt kijken beiden de Koraanse aan. ‘Een amazone geeft nooit de hoop op, dat moet je weten om een amazone te zijn, Conney. Als je niet eet, verdien jij het niet om jezelf een amazone te noemen. En je hebt een zoontje op te voeden.’ Er gaat een schok doorheen de jonge vrouw. Ze kijkt Vano aan en fluistert: ‘Deze verpleegster heeft gelijk, Vano. Ik moet sterk zijn voor Ergon en voor jou.’ Vano kijkt verbaasd naar de verpleegster, maar die heeft de kamer alweer verlaten. ‘Hoe weet zij dat wij amazones zijn?’ vraagt hij zich af. Snel staat hij op en stapt naar de deur toe. Hij ziet haar iets verder aan de overzijde van de gang. Ze stapt juist de afdeling binnen waar de kinderen de nodige zorgen krijgen. ‘Vano,’ fluistert Conney. Bezorgt gaat hij weer naast het bed zitten en kijkt de jonge vrouw aan. ‘Wordt alstublieft beter, lieveling,’ fluistert hij. ‘Die vrouw heeft iets met me gedaan, Vano. Mijn pijn is helemaal weg.’ ‘Je pijn is weg. Dat is mogelijk, maar dat is dankzij de pijnstillers.’ ‘Nee, Vano. Die verpleegster heeft iets met me gedaan. Ik voel met veel beter alsof ik plots genezen ben. Wie is zij?’ ‘Haar naam is Ena Ros, schat.’ ‘Dat weet ik, maar ze is geen gewone vrouw. Wil je haar gaan halen, Vano? Ik moet weten wie ze echt is.’ Vano staat op en kijkt door de verschillende vensters, maar ziet de verpleegster nergens in de gang. Hij vergeet echter naar de zaal met kindjes, die aan hun kamer grenst, te kijken. Daar staat Ena/Sorane de naamplaatjes van de, te zwak geboren, kinderen te lezen. Plots zucht ze als ze de naam van het zoontje van haar jonge vrienden afleest. Met een glimlach stapt ze op het bedje toe. Ergon is met smalle draden aan verschillende apparaatjes verbonden, die hem genezende en voedende stoffen toedienen. Ena steekt haar onstoffelijke hand doorheen het glas en raakt het blote beentje van het kindje aan. Gedurende een minuut licht een groene gloed op omheen het zwakke lichaampje. De apparaten die zijn levensfuncties meten plots hogere waarden en die worden zichtbaar op het scherm. Even kijkt ze naar de andere kindjes, die in deze ruimte liggen. Allen zijn te zwak om op eigen kracht te overleven. Ena glimlacht even en concentreert zich sterk. Langs de verbindingsdraadjes vloeit het groene licht naar de bedjes toe. De zes baby’tjes, worden ook even in een groene gloed gehuld en ook bij hen beginnen de geregistreerde waarden op de meters te verhogen. Dan trekt Ena haar hand terug en kijkt even om zich heen. Ze moet al haar krachten die ze nog heeft gebruiken om haar gedaante niet te laten vervagen. Snel draait ze zich om en haast zich licht wankelend naar buiten de gang in. Hier leunt ze even tegen de muur om zich te concentreren. ‘Voel je je niet goed?’ vraagt een andere verpleegster, terwijl ze denkt: ‘Ik wist niet dat hier een Koreaanse werkte.’ Ena kijkt haar aan. ‘Even moment van zwakte,’ fluistert ze. ‘Werk je niet te veel?’ zegt de verpleegster en wil Ena ondersteunen. Snel trekt ze haar hand opzij en schudt haar hoofd. ‘Nee, ik heb geen hulp nodig. ‘Ik vervang vandaag een collega van u, die in een andere afdeling werkt. Alleen raakte ik verdwaald. En toen merkte ik iets vreemds bij de baby’s daar en ging kijken.’ ‘Wat was er zo vreemd?’ ‘De monitors begonnen plots alarmgeluiden te maken. Ik zag geen verpleegster in de buurt, dus ging ik zelf kijken. En toen stopt het alarm, maar de monitors wezen plots hogere waarde aan. Ik wilde juist gaan onderzoeken waarom, maar ik..’ ‘Wat zeg je? Hogere waarden. Dat kan niet,’ zegt de verpleegster en stormt naar binnen. Ena glimlacht even en maakt zich uit de voeten. Ze kijkt Vano die opnieuw aan de deur staat te kijken even aan en knikt hem toe. ‘Ik moet u nog bedanken voor je woorden, mevrouw. Conney voelt zich er veel beter door. Als u tijd heeft dan zou mijn vriendin u graag nog even spreken,’ zegt hij en wil haar een hand geven. Hij schrikt hevig als zijn hand door die van de verpleegster gaat, alsof ze er niet is. ‘Ik kan niet, jongeman. Ik heb hier ook taken te volbrengen. Misschien kom ik straks nog wel even langs,’ zegt de Koraanse bijna fluisterend. Voor hij reageert, gaat Ena/Sorane verder, terwijl ze al haar concentratie moet oproepen om de deur naar de trap te openen zonder er doorheen te gaan. Zodra de deur achter haar automatisch dicht klikt, lost haar gedaante op in het niets. In de villa, zit Liese bezorgd naar Sorane te kijken. Op haar hoofd zijn zweefdruppels verschenen. Als Heneva komt kijken, zegt ze vragend: ‘Zou ze koorts hebben?’ ‘Ik hoop van niet, Liese, want een dokter halen bij iemand die als dood geregistreerd is zou opvallen.’ ‘Misschien een natte doek.’ Maar Sorane opent haar ogen en kijkt Liese glimlachend aan. ‘Het is niets, Liese. Ik ben in orde. Laat me maar slapen nu. Morgen zal ik me iets beter voelen. Mensen helpen is in mijn toestand vermoeiender dan ik dacht.’ Liese kijkt verbaasd naar Sorane, maar die heeft haar ogen alweer gesloten. ‘Wat bedoelt ze nu weer met mensen helpen is vermoeiend?’ ‘Dat zullen we morgen pas weten, Liese. Nu ze lijkt te slapen worden we toch niets wijzer.’ ‘We kunnen best ook gaan eten, Heneva. We moeten je broer gaan aflossen. Die zal al wel aan het wachten zijn.’ De zus van Vano kijkt naar de wandklok. ‘Noyane en Sina zullen al wel bij hem zijn. Dus we hebben nog even de tijd om iets te eten.’ ‘We kunnen Sorane toch niet alleen laten in haar toestand?’ Even kijkt Heneva naar Sorane. ‘We eten samen iets, Liese. Daarna ga ik naar het ziekenhuis en stuur Noyane naar hier. Dan kan jij even Conney even komen bezoeken, als je wil.’ Liese knikt even en haast zich naar de keuken om iets klaar te maken. ‘We kunnen dadelijk eten, Liese. Er is nog soep,’ zegt Heneva snel, terwijl ze na Liese in de lift afdaalt. Terwijl beiden aan tafel zitten, staat Sorane op en vormt een gepaste kledij om haar naakte lichaam. Even glimlacht ze als ze in de spiegel kijkt. Dan haast ze zich naar de lift toe. Beide jonge vrouwen kijken haar verbaasd aan als ze licht wankelend naar de tafel toekomt. ‘Alweer ter been, Sorane.’ ‘Een beetje. Die soep van daarstraks heeft goed gedaan. Maar het zal nog wel een paar dagen duren voor ik echt beter ben. Is er nog genoeg soep voor ons allen?’ ‘Voor ons drieën wel, Sorane. Als de anderen komen, dan zullen zij wel iets te eten moeten klaar maken,’ zegt Liese met een warme glimlach. ‘Wat is er met je mooie lange blonde lokken gebeurd, Liese?’ ‘Die heb ik laten verkorten, nadat ik voor het eerst, sinds lang met mijn moeder durfde praten.’ ‘Dus is het goed gekomen met jullie beiden.’ ‘Ja, ze heeft me vergeven.’ Sorane knikt even. ‘Waar hebt u die kleding vandaan? Je ziet eruit als iemand die van het strand terugkomt.’ ‘In de kast boven, Heneva. Ik kwam hier soms eens om uit te rusten. Maar ik heb niets kunnen meebrengen. Dus dit shortje en T-shirt moet voorlopig volstaan. Als ik geweten had, dat jullie hier waren, dan had ik meer dan een laken aangetrokken. Gelukkig waren jullie hier alleen. Want je broer zou nogal geschrokken zijn.’ ‘Dat kan ik me voorstellen. Maar wij hebben ook wel een pak vragen te stellen.’ ‘Later zal ik dat wel uitleggen, Liese. Nu zou het te veel van jullie tijd vergen. Ga maar allebei naar Conney en Vano toe, want ik denk dat zij wel zeer gelukkig zullen zijn om jullie te zien. Ik red me hier wel alleen. Eerst een lekker bad en dan een goede nachtrust.’ Beide vrouwen kijken Sorane verbaasd aan. ‘Ik hoop het, Sorane, want het gaat niet zo goed met Conney en Ergon, haar zoontje, is nogal zwak geboren.’ Vragend kijkt de roodharige Heneva aan. ‘Het komt door de moeilijke bevalling. Ergon ligt aan machines gekoppeld tot hij sterk genoeg is om zelfstandig te overleven.’ ‘Dat komt wel goed, Heneva,’ zegt Sorane, terwijl ze even de vreemde blik van Liese opvangt. ‘Er is iets dat jullie moeten weten, vrienden. Toen ik in het dodenhuisje mijn ogen opende, stelde ik plots vast dat ik gedachten van de verpleegster kon lezen. ‘Ben je een telepate?’ Sorane knikt lichtjes naar Liese en gaat verder: ‘Als ik mij concentreer kan ik zelfs de gedachten van Conney opvangen. Maar het is op het moment zeer vermoeiend. Daarom was ik daarstraks zo hevig aan het zweten in de zetel, Liese.’ Even kijkt Liese naar Heneva. ‘Het zoontje van Vano en Conney is al veel beter, Heneva. En Conney mag op dit moment al uit haar bed,’ zegt Sorane. Even slikt Heneva. ‘Dat is nogal een gave, Sorane. Als je dat werkelijk kan, dan moeten we allen oppassen met wat we denken.’ Sorane glimlacht even. ‘Alleen vraag ik mij nog altijd af hoe jij als dode hier aanwezig kan zijn.’ ‘Dat leg ik een van volgende dagen wel uit, Liese. Ik moet eerst proberen om op krachten te komen.’ Liese knikt even nadenkend en schept even een kommetje vol met soep. Dat reikt ze aan de roodharige aan. ‘Dank je, Liese,’ zegt Sorane. Stilzwijgend eten ze. Als Heneva en Liese een kwartier later hun jas aan trekken, zegt Sorane: ‘Maak je maar geen zorgen ik voel me al een beetje beter. Ik zie jullie straks wel. Maar laat niemand weten dat ik hier ben. Ook jullie ouders niet.’ Heneva knikt even. ‘Tot straks, Sorane. Ik hoop allen dat we het niet gedroomd hebben en je hier nog aantreffen.’ Sorane glimlacht even naar Liese, die de deur achter zich dichttrekt. Langzaam gaat ze naar boven en kleed zich uit. Dan stapt ze onder het stromend water van de douche. Ze voelt zich dadelijk iets beter. Als Liese, Sina, Heneva en Vano een uurtje of twee later weer binnenkomen, zien ze Sorane nergens. Noyane is in het ziekenhuis bij haar zus, die zich beter voelt, gebleven. ‘Jullie zullen wel iets gedroomd hebben, want Sorane is dood. En spoken bestaan niet, denk ik.’ ‘Waarom staan hier dan drie gebruikte kopjes? En ook nog eentje in de salon,’ merkt Sina lachend op, terwijl ze zich naar boven haast. ‘Is dat misschien een grapje van jullie meiden, zus?’ ‘Daar maak ik geen grapjes over, broertje.’ ‘Je kan me beter geen verhaaltjes vertellen, zusje. Anders krijg….’ ‘Stop, Vano. Je bent nu geen kind meer. Want je bent zelf een vader van een jongen.’ Even slikt de jongeman en knikt dan. ‘Je hebt gelijk. Ik moet me leren als een man te gedragen, al ben ik dat nog niet echt.’ Op dat moment stapt Sina weer uit de lift. ‘Je zus heeft gelijk, Vano. Ik heb Sorane maar eenmaal gezien. De vrouw die boven in het bed ligt, te slapen, lijkt als twee druppels water op haar.’ ‘Wat zeg je, Sina?’ Vano staart het meisje verschrikt aan en zegt: ‘Ze maakten geen grapjes, Vano. Ga zelf maar kijken als je me niet geloofd.’ Liese en Heneva zuchten opgelucht. Ook zij dachten even dat ze het toch gedroomd hadden. ‘We zullen haar maar laten slapen.’ ‘Toch geloof ik jullie niet. Ze zeiden dat ze dood was,’ zegt Vano en stapt de lift in. ‘Wek haar maar niet, want ze bijt misschien, Vano,’ zegt Liese grappend. Als Vano in een van de twee achterkamers kijkt, ziet de roodharige vrouw onder de lakens liggen. Even blijft hij naar haar staren. Dan haast hij zich naar beneden. ‘En ligt ze er.’ Even glimlacht hij knikkend, maar zegt niets. ‘Wat gaan we doen?’ ‘Ik en Heneva nemen een kleine kamer, Liese en Sina de andere. Vano moet voor een keer maar op de zetel slapen. Morgen kunnen we misschien iets anders regelen.’ ‘Ik kan toch ook op de tweede grote kamer slapen.’ ‘Dat zou ik je niet aanraden, Vano. Je weet dat de kamers langs wasruimte door verbonden zijn.’ ‘Liese, laat Vano maar het andere bed gebruiken. Ik zal de deuren naar de badruimte wel deactiveren,’ zegt een stem die ze allen kennen. Liese kijkt als eerste naar de roodharige. ‘Hai, Sorane. Al iets beter?’ ‘Een beetje wel, Heneva. Maar ik hoorde stemmen en scande een nieuwsgierige jongeman, toen hij even kwam kijken of ik wel echt was. Gelukkig gedroeg hij zich als een heer.’ ‘Wat bedoelt u? Scande?’ ‘Ik ben een telepate, Vano. Pas maar op wat je denkt, want ik weet als ik het wil al wat je in gedachten hebt.’ Vano slikt even. ‘Verdwaal maar niet, broertje, zo in je eentje in een groot bed,’ zegt Heneva lachend. ‘Zo groot is dat bed ook weer niet, zus. Ik kan er in ieder geval niet zo snel uitvallen.’ ‘Op het einde van de week lig je er niet meer alleen in, Vano.’ Verbaasd kijkt de jongeman haar aan, Dan glimacht hij. ‘Dus je weet dat Conney en onze baby op het einde van de week naar huis mogen, Sorane.’ ‘Hoe kan ze dat nu weten?’ fluistert Sina. ‘Je mag er niet aan denken, meid. Sorane kan die gedachten opvangen. Ik zou ook wel willen dat ik dat kon.’ ‘Och,’ schrikt Sina en werpt even een schuchtere blik op Sorane. ‘Het is nuttig, Vano. Maar het heeft ook zijn nadelen. Vooral als je iets te weten komt, dat je beter niet kan weten. En nu wil ik wel even weten wat wie die Ena Ros is, waar jij zo vreemd aan denkt?’ Even kijkt Vano haar aan. ‘Een verpleegster of een engel. Want toen ik haar een hand gaf, ging de mijne er gewoon doorheen.’ ‘Ach zo. Dat zal wel inbeelding geweest zijn, jongeman,’ zegt Sorane, terwijl ze opstaat. ‘Daar ben ik nog niet zo zeker van. Ik zag het toch met eigen ogen.’ De roodharige glimlacht en stapt naar de keuken. ‘Ik ga iets te eten klaarmaken. Heeft nog iemand van jullie honger?’ vraagt Sorane en stapt naar de keuken toe. Liese merkt dat de roodharige vaster stapt, maar nog steeds een beetje aarzelend. ‘Ik help je wel, Sorane.’ Terwijl beiden iets klaarmaken, komt Heneva naar hen toe en zegt: ‘Ik ben iets vergeten. Ik heb, Noyane, belooft dat ik haar zou ophalen met de zwever.’ ‘Mag ik mee terug, Heneva? Dan kan ik Conney en onze baby nog eens zien.’ ‘Als je dat wil. Oké, Vano.’ Wij letten wel even op onze gaste hier,’ merkt Liese op. Even later nemen, Liese, Sina en Sorane weer plaats rond de eettafel. Als snel hebben ze elk hun kommetje soep naar binnen gewerkt. ‘Ik ga even een badje nemen,’ zegt Sina. ‘Doe maar, meisje. Je kan me bij de tv vinden, als je me nodig hebt. Ik wil eens weten wat er intussen allemaal gaande is,’ zegt Sorane. ‘Ik ook,’ zegt Liese glimlachend. Beiden kijken Sina na als ze naar de lift toeloopt en omhoog zweeft. Sorane kijkt even naar Liese en gaat dan naar de salon toe. Liese neemt plaats op en kleine zetel, terwijl Sorane in de driepersoonszetel gaat zitten. Maar een paar minuten later zegt Sorane, die de vreemde blikken van het meisje opgemerkt heeft: ‘Kom maar naast mij zitten, Liese. Dat voelt gezelliger.’ Als Liese naast haar plaatsneemt, slaat de roodharige haar rechterarm om de schouders van de blondine. Die zegt echter niets en vlijt zich tegen haar oudere vriendin aan en staart naar de beelden. ‘Hoe is het met je moeder en vader?’ ‘Goed, Worena heeft zich erbij neergelegd dat mijn moeder onze steun nodig heeft.’ ‘Wat zeggen de dokters?’ ‘Het onderzoek lijkt gunstig te verlopen. Ze denken dat een operatie mijn moeder kan helpen om haar weer te laten stappen,’ zegt Liese, terwijl ze haar hoofd naar Sorane draait. ‘Dat is goed nieuws, Liese.’ ‘Mijn moeder is opgelucht. Als ze weer kan lopen, kan ze weer een eigen leven gaan leiden en zelfs een job zoeken.’ ‘Zoals je weet kunnen jullie altijd op mijn hulp rekenen, Liese.’ ‘Weet ik, Sorane.’ ‘Als ze weer gezond zal Teira hard moeten gaan trainen om weer zo goed te worden als ze vroeger was. Maar vergeet niet te zeggen dat ze het in het begin rustig aan moet doen.’ ‘Dat zal ik zeker, Sorane,’ fluistert Liese. Even is het stil en beiden kijken naar een licht romantische film. ‘Liese, heb jij nog geen liefje?’ ‘Spijtig genoeg niet, Sorane. Want ik verlang naar iemand om van te houden.’ ‘Dat begrijp ik, meisje.’ ‘Maar je weet dat ik op meisjes val.’ Sorane knikt even. ‘Toch zal je ooit iemand vinden, Liese.’ ‘Weet ik, maar op Enuron ben ik een amazone. En dat is nu juist het probleem, Als ik iemand ontmoet, dan moet ik kiezen. Hier blijven of terugkeren naar de Amazone sectoren.’ ‘Misschien gaat je liefje dan wel mee.’ ‘Daar ben ik niet zo zeker van, Sorane.’ ‘Je zal zien dat het wel goedkomt, meisje. Maar nu kunnen we beter gaan slapen.’ Even zegt Liese niets. ‘Misschien wel, Sorane. Deze film maakt me nog droeviger.’ ‘Oké, ik ga nog iets drinken. Wil jij ook wat?’ ‘Nee, liever niet.’ ‘Kruip dan maar lekker in je bed. Een goede nachtrust zal je goed doen. Morgen kijk je er wel weer anders tegenaan.’ ‘Je hebt gelijk,’ zegt Liese. Sorane volgt haar voorbeeld en kijkt haar na als ze naar de lift stapt. Zelf gaat ze naar de keuken en neemt een koel drankje uit de koelkast. Als ze aan paar minuten later naar boven zweeft, merkt ze dat Sina juist haar kamer ingaat. ‘Slaap wel, Sorane,’ hoort ze haar zeggen. ‘Jij ook, Sina.’ ‘Toch eerst maar een badje nemen,’ denkt Sorane. Nadat ze haar kleren uitgetrokken kijkt ze even nadenkend in de spiegel. Dan glimlacht ze en stapt het stortbad in, Even later voelt ze het koele water over haar huid naar beneden glijden. Drie dagen later neemt Sorane tegen valavond afscheid van haar vrienden. Rond de middag is Conney aangekomen met haar baby, die zoals alle andere baby’s in het zaaltje, plots een grote verbetering ondergingen. De brunette kijkt verbaasd naar Sorane. Maar die kijkt even naar Ergon, haar baby. ‘Dat zal een knappe jongeman worden, Conney,’ zegt ze, terwijl ze hem met haar krachten even onderzoekt. ‘Hij is gelukkig gezond en wel, Sorane. De dokters wisten een paar dagen nog niet of hij het zou halen. Maar zijn toestand en die van de andere baby’s verbeterde in enkele uren tijd. Ze zijn nu op zoek naar een verpleegster, die die zich Ena noemt. Misschien weet die wat er gebeurt kan zijn. Ze is echter spoorloos.’ ‘Dat is ook zo, Conney. Ena Ros is een agente. Geen verpleegster.’ ‘Is dat haar naam?’ ‘Ja.’ ‘Weet je waar ze is?’ ‘Dat is iets voor later, Conney. Als ik meer tijd heb en bekomen ben van het bloedverlies.’ ‘Is het dan toch waar, dat jij gedood werd en weer tot leven gekomen bent?’ Sorane knikt. ‘Ik leg dat later wel uit, Conney. Jullie kunnen hier voorlopig wel blijven, ik kan wel een beetje gezelschap gebruiken.’ ‘Dank je, Sorane. Maar zou je niet op bezoek gaan bij je famillie. Die denken nog steeds dat je dood bent,’ zegt Liese, die komt kijken waar Conney blijft. ‘Voorlopig moet dat zo blijven, Liese. Later zal ik hen wel voorzichtig iets laten weten. Het zal een schok voor hen zijn.’ Een paar uur later staat Sorane op en stapt de tuin in waar Liese en Noyane aan het zwemmen zijn. ‘Ik moet even gaan, meisjes. Maar ik kom terug, zodra ik een pak kleren gepakt heb. Want zoals ik hier nu gekleed bijloop kan ik de stad niet in.’ ‘Je zou anders wel opvallen, Sorane. Je ziet er mooi uit.’ Sorane knikt even. ‘En jij, Liese. Vergeet niet wat ik gezegd heb. Aarzel niet als je een meisje ontmoet die je bevalt. Misschien valt ze wel voor een amazone?’ ‘Dat zal ik moeten afwachten. Maar mijn moeder vindt dat ik er nog te jong voor ben.’ ‘O, te jong? Misschien heeft ze wel gelijk. Ik was jonger toen een jongen ontmoete die ik als vriend wilde, maar het mocht niet zijn.’ ‘En jongen, Sorane. Nee, je vergeet toch niet dat ik meer op meisjes, zoals Heneva, val.’ ‘Ach zo. Zij jullie samen?’ ‘Ik en Heneva. Nee, dat niet. Maar ik heb een week of twee geleden een meisje ontmoet, die me bevalt, maar of zij iets met een amazone wil, weet ik niet echt.’ ‘En jij Noyane. Hoe is het met jou?’ ‘Heel goed. Ik wil nog een tijdje alleen van het leven genieten. Mijn zus is veel te jong, maar ze heeft al een baby. Dat wil ik nog lang niet.’ ‘Ja, Conney is jong, maar ik denk wel dat ze een goede moeder zal worden.’ ‘Dat denk ik ook, maar ik ben graag op mezelf aangewezen en aan baby’s begin ik nog liever nog niet.’ Sorane glimlacht even en fluistert dan: ‘Schrik maar niet te veel. Ik ga even naar mijn oude flat in de hoofdstad.’ Beiden schrikken echter wel als Sorane in het niets oplost. In haar slaapkamer materialiseert ze. Even kijkt ze om zich heen en opent dat de kledingkast. Snel trekt ze haar T-shirt en short uit. Plots blijft ze verbaasd staan. Ze hoort stemmen en stappen. Snel grijpt ze een grote handdoek en slaat het om haar lichaam. Maar door de bruuske beweging, wankelt ze even en stoot tegen de deur van de kast. ‘We moeten die copy van de memorykristalen vinden,’ zegt iemand fluisterend. ‘Zeker, Serdon. Maar waar kan ze het verborgen hebben. Het kantoor van haar politievriendje hebben we al overhoopgehaald en niets gevon....’ ‘He, ik dacht dat ik iets hoorde,’ zegt een andere stem. ‘Ja, ik ook. Het was in de slaapkamer, denk ik.’ ‘Dat kan niet. Die hebben we een paar minuten geleden doorzocht.’ zegt de derde man. ‘Er was niemand meer toen ik als laatste de kamer verliet,’ zegt een vrouwelijk klinkende stem. Sorane kijkt intussen snel om zich heen, maar ze kan geen enkele schuilplaats vinden.
1. Vreselijk nieuws
In de stad Mogwan nadert een vier persoons zwever het huis van Reysa Nador. Jenan en Deriva stappen uit. ‘Zal ik aanbellen, lieveling,’ vraagt Deriva, die merkt dat hij nog een tas uit de zwever haalt. Jenan knikt zwijgend. Ferino opent enkele ogenblikken later de deur. ‘O, zijn jullie het. Kom binnen. Reysa is er niet al te best een toe.’ ‘Is ze ziek?’ ‘Nee, maar op het nieuws….’ Meer hoort Jenan niet, want hij haast zich verder. In de salon kijkt hij even om zich heen en dan pas merkt hij zijn zus op. Reysa zit in de keuken op een stoel met haar hoofd in haar handen, te huilen. ‘Reysa, wat is er?’ ‘S…ooorra..ne is dood, broer?’ Zowel Jenan als Deriva verstijven. Ze kunnen het niet geloven. ‘Het was op het nieuws, Jenan. Het schijnt dat ze de rechter waar ze voor werkte wilde doden, maar toen Sorane de veiligheidsagente neerschoot, kon de rechter een wapen grijpen en schoot twee capsules door de borst van…’ ‘Nee, dat kan niet. Sorane kan dat niet gedaan hebben.’ ‘Ik geloof dat ook niet,’ zegt ook Deriva. Maar innerlijk vloekt ze, want ze wou weten wat Sorane van Delos wist en nu zou die dood zijn. ‘We weten alleen wat op het nieuws gezegd wordt,’ fluistert Ferino. Jenan gaat naast zus zitten en slaat een arm om haar schouders. ‘Misschien is ze niet dood, zusje. Maar zwaargewond.’ Ferino en Deriva gaan ook aan de tafel zitten en beseffen dat ze niets kunnen doen om Jenan en zijn zus te helpen. Meer dan een uur zitten ze daar als er een speciale uitzending over de moord uitgezonden wordt. Het groepje staat op en haast zich naar de salon. Ze kijken ontsteld naar de beelden op het scherm. ‘Ze is werkelijk dood, broer. Ik voel het. Maar wat ze zeggen is niet waar. Sorane zou zoiets nooit doen.’ ‘Nee, dat denk ik ook niet. Maar volgens de agent die ze ondervroegen moet Sorane het wel gedaan hebben. Misschien was dat ook wel zo, maar dan moet de rechter een misdadiger zijn. Want een onschuldige doden… Nee dat denk ik niet. Alleen? Die veiligheidsagente, wie heeft die dan gedood? Als het nu toch eens Sorane geweest is. Ik weet niet wat ik ervan moet denken.’ Nog lang nadat het nieuws beëindigd is, zitten ze alle vier in de zetel voor zich uit te staren. Een paar straten daar vandaan zit een gezin met enkele anderen personen te eten, als een zeventienjarig meisje plots ontredderd binnenstormt. ‘Hebben jullie het nog niet gehoord? Ze hebben Sorane doorgeschoten.’ Op slag is het doodstil in het vertrek. ‘Nee, dat mag niet waar zijn,’ stamelt Teira, terwijl ze in elkaar zakt in haar rolstoel. ‘Het is op teevee,’ zegt haar dochter. Dan haast Liese zich naar haar moeder toe. Als ze de hand van haar moeder vastgrijpt, richt deze zich met een harde blik op en zegt: ‘Breng me naar de salon, Liese. Ik wil het met eigen ogen zien.’ Maar het is haar vroegere man Kieve die haar rolstoel naar de salon, waar de teevee staat, duwt. Teira is er kapot van. Daar staren de zes aanwezigen naar het nieuws waar een uitgebreid verslag te zien is. ‘Nee, dat geloof ik nooit,’ zegt Teira, terwijl ze naar het scherm staart. Als het verslag eindigt, zit iedereen met ontstelling naar het scherm te staren. ‘Ze stond ervoor bekend dat ze alleen misdadigers in opdracht doodde en nu zou ze een rechter willen vermoorden. Nee, dat zal ik nooit geloven.’ Kieve kijkt zijn vroegere vrouw, Teira gefronst aan. ‘Ik weet niet wat ik ervan moet denken,’ zegt hij. Liese kijkt haar vader aan. ‘Ik geloof het ook niet.’ ‘Liese, misschien zeggen ze straks in het volgend nieuwsbericht meer,’ merkt haar vader op. ‘Ik wil haar lichaam zien,’ zegt Teira plots. ‘Dat zal niet zo eenvoudig zijn, Teira. Ze zullen alleen famillie toelaten.’ Worena kijkt haar man, Kieve aan en vraagt: ‘Heeft ze nog wel famillie?’ ‘Ja, Worena. Ze werd opgevoed door het gezin Nador. Ik heb dat in de stadsarchieven gevonden, toen ik hier een paar dagen geleden wilde weten, wie de eigenaar van deze villa was. Deze en nog vier andere villa’s staan op naam van Sorane Cobanon geregistreerd.’ ‘Dan ga ik daar eens vragen.’ ‘Niet nu, Liese. Morgen ga ik wel. We moeten voorzichtig zijn.’ De volgende dag gaan Kieve en zijn dochter naar een van de villa’s en bellen aan. Een man opent de deur en kijkt hen beiden aan. ‘Ik ben Kieve Monnaan en dit is mijn dochter Liese. Wij zijn op zoek naar de familie Nador.’ ‘Dan bent u verkeerd, mijnheer Monnaan.’ ‘Deze villa is toch eigendom van Sorane Cobanon.’ ‘Jazeker. Maar mijn ouders kregen haar de toestemming om hier te logeren. Bent u een kennis van haar?’ ‘Ja, ook wij wonen in een villa, waar we mochten intrekken voor ons verblijf hier op Enuron.’ ‘Komen jullie van ergens anders?’ ‘Ja, van Oran II. Mijn eerste vrouw kan al jaren niet meer lopen en Sorane geloofde dat ze haar hier kunnen helpen.’ ‘Dat is toeval. Mijn famillie komt ook van Oran II. Wilt u alstublieft binnenkomen?’ Kieve knikt. Beiden geven de man een hand. ‘Mijn naam is Deiran Longeno.’ ‘Sorane is opgevoed door het gezin Nador. Volgens mijn gegevens heeft ze een stiefzus en stiefbroer in deze streek wonen. Ik weet ook dat ze vijf villa’s bezit. In eentje wonen wij en jullie in een tweede. Ik denk dat Reysa Nador en Jenan Nador in één of twee van de drie anderen moeten wonen.’ ‘Waarom neemt u geen contact op met Sorane zelf?’ ‘Hebben jullie gisterenavond het nieuws niet gezien?’ Als Kieve merkt dat de man hem vragend aankijkt. ‘Sorane werd neergeschoten. Ze is dood. Daarom zoeken wij haar famillie.’ ‘De jonge man krijgt een schok en zegt snel: ‘Dat kan toch niet waar zijn.’ ‘Spijtig genoeg wel.’ Gerie stelt hen voor aan zijn ouders en zijn vrouw Soranda. Meer dan een uur zitten ze binnen met Elira en haar zoon te praten. Dan komen twee vrouwen en een man aan. Ook zij hebben het nieuws gehoord op hun werk. Ze schrikt als ze de vreemden opmerkt. Elira stelt hun gasten voor. ‘Dit zijn Kareya, mijn dochter, haar vriend Lemo, en Veyane, de vrouw van mijn zieke zoon Herin,’ ‘Is het echt waar?’ vraagt Veyane. ‘Het was op het nieuws,’ zegt Liese, met tranen in haar ogen. ‘Heeft ze jullie ook geholpen, meid?’ vraagt Veyane terwijl ze een arm om de schouders van het meisje slaat. ‘Ja, mijn moeder is voor een deel verlamd. Sorane gaf ons de hoop dat ze haar hier konden helpen. Van haar kregen we de toestemming in een van haar villa’s te logeren.’ Even kijkt Veyane naar Kieve. Maar het is Elira die zegt: ‘Hetzelfde wilde Sorane ook voor mijn gezin, Liese. Mijn zoon is zwaar ziek. We hopen dat ze hem hier kunnen helpen.’ ‘Sorane heeft zich misrekent, moeder. Ook hier kunnen ze niet veel doen. Maar hij heeft wel meer kansen om langer te leven,’ zegt Veyane, die zich sterk houdt tegenover de gasten van haar ouders. ‘Wat gaat er nu met ons gebeuren. Vermoedelijk erft haar famillie alles,’ merkt Soranda, die voor het eerst iets zegt op. ‘Dat moeten we zo snel mogelijk met iemand van de famillie Nador spreken. Misschien willen ze onze villa’s verkopen, anders zullen we een andere woning moeten zoeken.’ ‘Zouden ze het al weten?’ ‘Dat is de reden waarom ik naar hen op zoek ben. Misschien weten zij of het waar is. Want ik kan toch maar moeilijk geloven, dat die Sorane Nador en Sorane Cobanon dezelfde vrouw zouden zijn.’ ‘Dat Sorane de rechter zou willen doden, is volgens mijn eerste vrouw uitgesloten. Ze is ervan overtuigd dat als het werkelijk Sorane is, dan moet ze vermoord zijn.’ ‘Dat is mogelijk, maar we kunnen het andere niet uitsluiten. Ze verhuurde zichzelf toch om moorden te plegen voor geld.’ ‘Jij hebt haar niet gekend, Soranda. Sorane zou nooit een rechter doden, behalve als hij een misdadiger zou zijn. En deze rechter Sodinor vecht al heel zijn leven tegen de misdaad. Nee, er is iets anders aan de gang en onze vriendin is er het slachtoffer van geworden. Daar ben ik zeker van.’ Langs de andere zijde van de stad staat Erine ook naar de beelden te kijken, terwijl ze zichzelf probeert te kalmeren. Ze voelt dat haar gedachten de waarheid bevatten. Sorane heeft hen niet verraden, maar de rechter is zelf de gezochte misdadiger. Hoe hij dat onherkenbaar doet, snapt ze niet. Een halo omvormer zou ik het gerechtsgebouw ontdekt worden. Maar om haar vermoeden te staven, moet ze bewijzen vinden, anders gelooft niemand haar. Nadat ze zich aangekleed heeft, haast ze zich naar buiten en rijdt zo snel ze kan doorheen het drukke verkeer naar het politiebureau. In de kelders onder in het gebouw onderzoekt Erine het wapen, waarmee Rinda door Sorane neergeschoten is, nauwkeurig. ‘Toch wel vreemd. Drie capsules zijn afgevuurd en drie capsules steken in het lichaam van de veiligheidsagente,’ denkt ze verrast. Dan neemt ze het verslag op van de tafel en leest snel enkele dingen na. Als ze het verslag langzaam weer op tafel legt, kijkt ze even voor zich uit. ‘Er staat werkelijk. De agente is door drie capsules neergeschoten. De rechter zei Sorane daarna op hem vuurde, maar dat ze miste. Dus moet ze viermaal gevuurd hebben. En ik heb haar zien schieten. Ze kon met een schot iemand doden. Waarom schoot ze driemaal op de agente.’ Dan herinnert ze zich een paar woorden van de rechter. ‘Ik heb het hem toch horen zeggen. Hij zei dat Sorane, nadat ze door Rinda dodelijk geraakt was, nog op hem probeerde te schieten. Haar capsule raakte echter zijn bureau. Maar met welk wapen heeft Sorane dan geschoten.’ Opnieuw pakt ze de papieren en bladert het snel door, maar nergens vindt ze een vermelding van een tweede wapen. ‘Dan moet het daar nog ergens zijn.’ Kalm steekt ze de revolver en de papieren weer in hun opbergdoos en plaatst deze weer op het rek. Hoe meer er erover nadenkt, hoe meer ze ervan overtuigt raakt dat er iets niet klopt. ‘Mag ik weten wat u onderzoekt, Erine Rand?’ De agente schrikt op en kijkt de jonge vrouw, die juist binnen gekomen is, aan. ‘En wie ben jij, als ik vragen mag?’ Seana staart Erine met grote ogen aan. Dan zegt ze hees: ‘Mijn naam is Seana Vergan, federaal agente. Sorane redde mijn leven een paar dagen geleden.’ ‘Ben jij die idiote die bijna omkwam in haar poging om Sorane, te midden van een vuurgevecht met de politie, te arresteren?’ Seana slikt even en knikt lichtjes. ‘Ja, Rand. Ik maakte die dag een fout, die mij bijna het leven koste.’ ‘Gelukkig kwam Sorane tussen beide.’ ‘Ja, maar daardoor ben ik haar nu iets schuldig. Ik kan maar niet geloven dat Sorane jullie bedrogen heeft.’ ‘Dat ben ik nu van overtuigd, Vergan. Ik denk dat rechter Sodinor liegt. Misschien heeft hij wel geschoten of er moet een andere schutter geweest zijn.’ ‘Niemand heeft iemand anders gezien, agente Rand. En waarom zou de rechter dan gelogen hebben?’ ‘Jij bent toch een federaal agente, Vergan.’ De zus van Deno knikt ‘Ja, en ik geloof dat ik die rechter eens aan een onderzoek ga onderwerpen. Want ik heb ook mijn twijfels,’ zegt Seana, terwijl ze even slikt, want ze verzwijgt wat ze van Sorane’s innerlijk te weten is gekomen. ‘U niet alleen, Agente Vergan.’ ‘Denk je ook dat ze haar…’ Erine knikt. ‘Ik wil dat Sorane’s naam gezuiverd wordt. Ik ben zeker dat ze het eerlijk meende.’ ‘Dat is ook mijn mening, miss Rand. Maar we moeten op alles voorbereid zijn. Zonder bewijzen staan we nergens.’ ‘Je bent haar iets verschuldigd, Vergan. Ze heeft voor jou haar eigen leven op het spel gezet. Denk daar maar eens over na. Onderzoek die rechter maar en kijk ook naar deze bewijzen die ik hier gevonden heb. Maar pas op, want ik denk dat je je leven niet meer zeker bent als je die weg inslaat.’ ‘Ik let wel op, Erine. Je moet mij echter niet meer overtuigen van haar onschuld. Ik weet uit goede bron dat ze onschuldig is.’ ‘Je doet maar. Maar toch wens ik je veel geluk op je weg. Want het is aan jou te zien dat je nog niet volledig genezen bent. Als je niet oppast verlies je een van je benen nog.’ Seana schrikt even, want de agente heeft gelijk. Ze voelt zich niet zo opperbest. Ze kijkt Erine na als die naar de deur stapt en daar even lijkt te aarzelen. Dan tast ze even naar haar linkerbeen, dan naar haar rechter. Ze voelt dat er een natte plek op het verband is. Als ze naar het verband kijkt, merkt dat er een beetje bloed doorsijpelt. ‘Dat moet gebeurd zijn toen ik bij het uitstappen tegen de rand van de deur stootte. Ik moet toegeven dat die agente gelijk heeft, want ik zou niet graag mijn been verliezen. Misschien had ik toch beter in het ziekenhuis kunnen blijven,’ denkt ze. Even twijfelt ze of het toch niet beter is om naar haar kamer weer te keren, want ze voelt verre van helemaal in orde. Maar dan kijkt ze om zich heen en merkt de papieren op die de agente aanwees. Kalm en voorzichtig gaat ze achter het bureau zitten en bekijkt de papieren en voorwerpen die Erine onderzocht. Na een tijdje kijkt ze nadenkend voor zich uit, want dit bevestigt wat ze al weet. Even moet ze aan haar broer denken: ‘Dat zal Deno opluchten, want hij had een boontje voor die roodharige duivelin. Haar dood en de gedachte dat ze hen allen verraden had, was een harde klap voor hem.’ Dan staat ze op, maar zakt bijna door haar been van de pijn. Met moeite verlaat ze het politiebureau en stapt hevig wankelend naar haar zwever. Ze merkt dat de wonde van haar been iets heviger bloed, want de rode vlekken zijn groter geworden. Even tast ze naar haar beide andere wonden, maar zucht als ze voelt dat het verband erom heen nog droog is. ‘Dat verband om mijn dij moet ik zo snel mogelijk verversen,’ fluistert ze. Even later zweeft ze van de parking aan de oostkant af. Maar als ze op de parking van het ziekenhuis stopt, merkt ze dat het erger bloed. De helft van het verband is rood van het bloed. Gelukkig staat ze een beetje afgezonderd, zodat niemand het kan zien. ‘Aai, dat ziet er minder goed uit. Als ze me daar in het ziekenhuis mee zien rondlopen, lig ik enkele minuten later weer in een ziekenhuisbed. Deze maal zullen ze me wel stevig vastbinden,’ fluistert ze. Met moeite slaagt ze erin om het verband te verwijderen, want in de zwever is het niet zo breed. Even kijkt ze naar de wonde en stelt vast dat een paar haakjes losgekomen zijn. Ze bukt zich voorzichtig en reikt onder de zetel naar de verbandkit die in elke zwever aanwezig is. Als ze het doosje opent, glimlacht ze. Er zich een klein tangetje, schaar, verband en ontsmettingsmiddelen in. Met het tangetje verwijdert ze met een pijnlijk vertrokken gezicht de haakjes die losgekomen zijn. ‘Had ik die speciale verbandkit maar, die Sorane gebruikte,’ denkt ze. Daarna spuit ze er ontsmettingsmiddel op. Opgelucht stelt ze vast dat het bloeden stopt. ‘Nog even helende zalf erop en dan een strak verband. Dat zal wel een tijdje houden,’ denkt ze, terwijl ze een ander busje uit de doos neemt. ‘Zo, dat is beter,’ fluistert ze even later hees, terwijl ze het doosje sluit. Ze neemt het doosje vast en duwt het weer onder de zetel zodat niemand het kan zien. Even later stapt ze voorzichtig uit de zwever en trekt snel haar rokje, dat omhoog geschoven is op zijn plaats. Ze moet het iets lager dragen dan normaal, want anders is een deel van het verband zichtbaar. Aan de balie toont ze haar politiepasje. Seana volgt de verpleegster, licht mankend, naar de afdeling waar de doden liggen. Plots blijft de verpleegster staan als ze een kennis opmerkt. ‘Jouna, jij doet toch dienst op het mortuarium.’ ‘Hallo, Aerina. Dat klopt. Maar ik moest deze papieren ophalen.’ ‘Kan jij deze agente even brengen? Ze komt voor die Sorane Cobanon.’ De verpleegster kijkt Seana even aan en knikt. ‘Kon, volg me. Mijn naam is Jouna Vaneron.’ ‘Seana Vergan.’ Dan knikt ze de andere verpleegster even toe en volgt Jouna dan maar. Na een paar minuten stappen beiden stilzwijgend een koele ruimte binnen. ‘Pijn in je been, agente.’ ‘Ja, een oude wonde speelt me soms parten.’ ‘Ik denk eerder eentje die je pas opgelopen hebt. Ben je soms die agente die uit haar kamer verdwenen is?’ ‘Zoiets. De dokter liet me gaan.’ ‘Je zegt maar, mevrouw Rand,’ zegt de verpleegster met een glimlach. ‘Sorane heeft me gered, verpleegster. Ik ben haar iets schuldig.’ ‘Dus Sorane heeft ooit iets voor jou gedaan….’ ‘Je raad het juist. Maar ik wil mijn onderzoek verderzetten.’ ‘Zie maar dat je niet instort, anders lig je zeer snel weer op je oude kamer.’ Weer merkt Seana die vreemde glimlach van de verpleegster op. Dan schuift de verpleegster een schuif waarin het lichaam van Sorane opgeborgen ligt, open. Seana schrikt wel even van het zeer bleke gezicht van Sorane. Nog bleker dan de vorige maal dat ze haar zag. ‘Schrik je van een dode, agente?’ ‘Niet van een dode, maar wel van haar. Ik ben zeker dat zij het is die mij nog niet zo lang geleden gered heeft, bij het vuurgevecht in de stad.’ ‘Was jij in die schietpartij betrokken? Dus dat is wat je haar schuldig bent.’ ‘Ja, Jouna. Ik denk niet dat ik zonder Sorane hier nog levend zou staan. Zij bracht mij uit de gevaarzone, terwijl iedereen dacht dat ze mij kwam ombrengen. Ze zei toen dat ze undercover voor de politie werkte.’ ‘Dat heb ik ook gehoord, maar waarom wilde ze dan de rechter die het onderzoek leidt doden.’ ‘Dat zijn voorlopig nog vermoedens.’ ‘Volgens de berichten speelde Sorane een spel om tot bij de rechter te raken en dan toe te slaan. Maar dat klopt niet met het feit dat ze voor jou haar leven riskeerde. Ze had gedood kunnen zijn en dan kon ze haar doel niet meer bereiken. Ergens klopt iets niet.’ Verbaasd kijkt Seana de verpleegster aan. Die lijkt haar verstand zeer goed te kunnen gebruiken, want wat die zegt denk zij ook. ‘Ja, misschien hebt u wel gelijk, Het is wel vreemd,’ antwoordt ze een beetje ontwijkend. Jouna neemt het laken dat over Sorane hoofd ligt vast en plooit het tot aan haar heupen naar beneden. Seana kijkt even naar de wonden in het naakte bovenlichaam van Sorane. ‘Ze gingen beiden doorheen haar lichaam. Ik denk niet dat ze nog veel pijn gevoeld heeft,’ hoort ze Jouna zeggen. ‘Van dichtbij afgevuurd, schat ik. Ook de rapporten vermelden dit.’ ‘Volgens je collega’s heeft rechter Sodinor geluk gehad, want Sorane was een ervaren moordenares.’ ‘Ze schoot eerst op de veiligheidsagente. Daardoor kreeg de rechter, volgens het rapport de tijd om een wapen te grijpen en te vuren.’ Jouna knikt en ziet een traantje uit de ogen van Seana lopen.’ ‘Zo onder de indruk, agente.’ Seana wrijft het traantje weg. ‘Ja, miss. Telkens ik terugdenk aan de dag dat ze mijn leven redde. Soms is het nog erger, dan een traantje.’ ‘Dan moet Sorane toch een diepe indruk nagelaten te hebben.’ Seana slikt even en knikt. Dan vraagt ze: ‘Ligt de dode agente hier ook.’ ‘Ja, mevrouw Vergan. Haar famillie komt haar lichaam morgen halen.’ ‘Mag ik haar ook zien?’ ‘Zeker, ze weet het toch niet meer.’ Even later bestudeerd Seana de wonde en vergelijk ze in gedachten met wat ze zich herinnert van de foto’s die genomen werden op de plaats van de schietpartij. Ze ziet dadelijk dat er iets niet klopt. ‘Het schot dat haar dodelijk trof, kan niet afkomstig zijn van Sorane, want dan zou de agente met haar rug naar de rechter moeten gestaan hebben. Haar val zou dan in een andere richting geweest zijn. Tenzij dat ze naar de deur toeliep, maar waarom heeft ze haar wapen dan nog getrokken. Stond er soms iemand in de deuropening of kwam het schot van achter haar?’ Even kijkt ze weer naar het lichaam van Sorane maar in gedachten is ze nog steeds met de nieuwe feiten bezig. ‘Maar de agente kon niet in dat geval niet echt zien wat Sorane deed. In dat geval moet ze zich pas na de schoten van Sorane omgedraaid hebben. En dat kan alleen als Sorane eerst op de rechter schoot en daarna op haar. Ik heb Sorane zien schieten. Of zou deze agente al gereageerd hebben, toen Sorane haar wapen trok. Dat betwijfelt ik. Ze zou nooit snel genoeg geweest zijn om zelfs maar te kunnen schieten. En als Sorane haar eerst raakte, dan kan de agente Sorane nooit tweemaal dodelijk geraakt hebben. Sorane zou schieten om te doden als dat haar plan was geweest. Stervend schiet men geen tweemaal vlak naast elkaar in dezelfde richting. Ergens klopt er iets niet. Of zou de rechter zelf geschoten hebben. Als die echt Aqunok zou zijn, dan kan dat bijna niet anders. Die is zelf een genadeloze moordenaar.’ ‘Iets ontdekt?’ vraagt Jouna. ‘Misschien, ik weet het niet zeker. En met vermoedens kan ik niets aanvangen. Berg hen allebei maar weer op.’ Terwijl Jouna de dode Rinda weer toedekt en daarna de schuif dichtschuift, kijkt de zus van Deno nog even naar de capsulewonden in het lichaam van Sorane. De twee wonden zijn vlak naast elkaar volledig doorheen Sorane’s lichaam gegaan. ‘Was dat niet gebeurt dan zou de stof in de capsule lelijk huisgehouden hebben,’ denkt ze. Ze schudt haar hoofd. ‘Ik heb genoeg gezien, Jouna. Je mag Sorane ook wel weer opbergen. Weet je wanneer ze haar lichaam komen halen om te begraven?’ ‘Nee, zoiets deelt men mij niet mee, agente. Maar ik hoorde dat ze famillie in Mogwan heeft wonen. Ze zullen al wel op de hoogte gebracht zijn, denk ik.’ ‘Dank je, Jouna. Om mij te begeleiden. Mijn overste verwacht mij om verslag uit te brengen over mijn bevindingen. Wil je mij laten weten wanneer haar famillie komt?’ ‘Ik geloof dat ze alleen een broer en een zus had. Hun ouders zouden een tijd geleden vermoord zijn,’ antwoordt Jouna, terwijl ze Seana’s kaartje aanneemt. Seana knikt nog even. ‘Ik bel zodra ik iets weet, agente Vergan.’ ‘Dank je. Ik zal komen, want ik wil hen ook vertellen dat zij mijn leven redde, zodat ze haar niet alleen zien als een moordenares.’ Jouna kijkt de agente na als ze de gang inloopt. Even staart ze naar het lichaam van de roodharige. Aarzelend raakt ze met haar hand de wang aan. Die is niet echt koud, maar zelfs warm. ‘Vreemd. Het lichaam van de agente die ze dode, is al koud, maar dat van Sor.. Ze lijkt nog te leven,’ fluistert ze met verbazing. Dan begint haar omgeving te vervagen en plots lijkt ze ergens anders te zijn. - In het felle witte licht ziet ze vier mooie vrouwen staan praten. ‘Sorane,’ fluistert ze, als ze een van hen herkent. Dan ziet ze dat de naakte blondine Sorane’s hand vastneemt en dan met de roodharige versmelt tot een gedaante. Haar uiterlijk verandert constant van Sorane in dat van de blondine tot dat van Sorane stabiliseert. Dan hoort ze Sorane en de geklede blondine zeggen. ‘Even wist ik wie Jakira was, maar het lijkt of ze verdwijnt.’ ‘Dat heeft een oorzaak waar ik niets over weet? Sorane. Maar ik denk dat jij je doel moet nastreven.’ ‘Welk doel?’ ‘De weg naar Delos vinden. Dat moet je hoofddoel zijn, nadat je je lichaam weer hersteld hebt.’ - ‘Delos,’ fluistert Jouna schrikkend, want ze heeft in haar eerste schooljaren ook van die legende gehoord. Op hetzelfde moment staat ze weer voor het dode lichaam. Even kijkt ze om zich heen, maar er niets abnormaals te zien. ‘Wat was dat? Het leek alsof ik een levende Sorane voor mij zag of was het een soort geest?’ denkt ze. Dan kijkt ze weer naar de dode en de hand waarmee ze de wang van de dode aanraakte. ‘Heb ik het mij ingebeeld of niet,’ gaat het door haar gedachten. Aarzelend legt ze het laken weer over Sorane en schuift de schuif terug in de muur. Intussen is Erine in het kantoor van de commandante, die juist voor haar komst naar huis wilde vertrekken. ‘De modules van Sorane zijn nergens te vinden.’ ‘Zou Sorane dan gelogen hebben?’ ‘Dat denk ik niet, sir. De stervende Sorane fluisterde een paar brokken van woorden, die ik eerst niet begreep. Maar toen ik de voorwerpen en papieren onderzocht, die we in de archieven opborgen, werd me plots iets duidelijk. Ze probeerde te zeggen dat de rechter Aqunok is. De rest is me nog niet duidelijk. Ze had het over haar flat. Die modules moeten daar zijn al heeft Malon, niets gevonden.’ ‘De rechter zou Aqunok zijn, zeg je, Erine. Ben je wel zeker?’ ‘Het is een vermoeden, als ik Sorane goed begrepen heb.’ ‘Dan moeten we zeker die modules vinden, zonder die, is alles voor niets geweest. Dan zijn Sorane en haar vrienden voor niets gestorven.’ ‘Als het maar niet te laat is.’ ‘Ik heb enkele betrouwbare agenten in de omgeving van Sorane’s flat gestationeerd. Zij moeten mij dadelijk melden als daar iets verdachts gebeurt. Ga jij maar eens goed uitslapen, Erine.’ ‘Zal ik doen,’ knikt de agente en haast zich naar haar zwever. Een paar minuten later verlaat Erine met haar zwever de politiegarage. Met haar gedachten is ze bij die agente met die beenwonde, want die heeft een diepe indruk op haar nagelaten. Dan wijken haar gedachten weer af naar Sorane. Dat is nog iets dat haar boeit. Maar ze wil eerst nog iets uitzoeken. Als ze probeert om Malon op de hoogte brengen, krijgt ze geen contact met hem. Dus zet ze haar onderzoek maar alleen verder. Verschillende uren later loopt ze het hoofdgebouw van het gerecht binnen. De veiligheidsagenten weten wie ze is en laten haar door. Erine merkt echter niet dat een van hen haar in het oog houdt. Terwijl ze het bureau van de rechter binnenstapt, neemt die man een gsm en belt iemand op. Erine onderzoek het bureau overal, maar kan geen wapen vinden. Plots verstart ze als ze de twee lege holsters onderaan het bureaublad opmerkt. ‘Dat is vreemd. Daar moeten wapens ingestoken hebben. Waar zijn die gebleven?’ Aarzelend staat ze op en loopt naar de plaats waar Sorane lag en kijkt om. ‘Sorane was zo snel als de bliksem. Hoe heeft de agente haar kunnen verrassen? Ergens betwijfel ik dat, tenzij dat de veiligheidsagente Rinda haar wapen in de hand had. Maar waarom zou ze dat doen, want ze wist dat Sorane voor de rechter werkte. Dan moet ze weer denken aan wat de rechter zei. Sorane heeft tweemaal op de agente geschoten. ‘Het bureau.’ fluistert ze. Aandachtig bekijkt ze het bureau, terwijl ze naderbij stapt. ‘Sorane heeft toch dodelijk gewond op de rechter willen schieten, maar trof het bureau,’ denkt ze. Plots merkt ze het gat op en bukt zich snel. Opnieuw kijkt ze zoekend om zich heen. ‘Waar komt inslag vandaan? Uit een ander wapen?’ Maar in het verslag staat niets over een bijkomend wapen. ‘Dat kan niet kloppen. Sorane moet vier keer geschoten hebben. Drie keer op de agente en eenmaal toen ze al getroffen was naar de rechter. En toch is er met haar wapen maar drie keer gevuurd,’ denkt ze. ‘Zoek je een wapen zoals dit, agente,’ zegt een stem plots. Erine kijkt verschrikt op en ziet een wapen op haar gericht. Een wapen zoals Sorane altijd gebruikte. Dan herkent ze de rechter. ‘U, wat...’ ‘Sorane had het door, maar ik was haar te snel af. Ze was snel, agente. Maar ik had mijn wapen al in de hand. Toch kon ze nog vuren. Dat was het enige foutje dat ik maakte. Ik vergat dat volgens mijn verhaaltje, Sorane vier maal geschoten moest hebben. Het namaak wapen dat ik in haar hand drukte, had echter maar drie capsules afgevuurd.’ ‘Jij hebt zowel de agente als Sorane gedood. Waarom?’ vraagt Erine ontsteld, al vermoedt ze maar een deel van de waarheid. ‘Zoals ik al zei, had Sorane mij door. Dit is een perfecte dekmantel voor mij, Erine Rand. Als rechter Sodinor bestrijd ik de misdaad, terwijl ik in werkelijkheid zijn grootste tegenstander ben.’ ‘Tegenstander, Wie ben je dan?’ zegt ze, alsof ze het nog niet weet. ‘Ik ben de man die streeft naar de macht over heel deze planeet, agentje,’ spot de rechter, terwijl hij voor haar ogen in Aqunok verandert. ‘Jij bent…. Hoe??…. Wat ben je van plan….’ ‘Zoals ik daareven zei, wil ik de macht over deze planeet, agente.’ ‘Je bent gek, man.’ ‘Nee, toch niet. Ik heb machtige bondgenoten. Met hun hulp zal ik slagen.’ ‘Zelfs de machtigste bondgenoot, kan je de macht over heel deze planeet nog niet bezorgen, moordenaar.’ ‘Dat denk jij, agente. Je moest eens weten welke macht Jakira bezit. Haar krachten kunnen deze wereld verpulveren, maar wij zullen deze planeet voor haar veroveren.’ ‘Je bent niet alleen gek, maar ook krankzinnig. Jakira zal je nooit helpen.’ ‘Ben jij daar zo zeker van, agente? Iedereen komt ooit in verleiding om de macht na te streven, ook de machtige Jakira. Dankzij haar hulp zal ik heersen over deze planeet. Maar jij maakt de dag van mijn triomf niet meer mee.’ Erine beseft dadelijk, dat ze te veel weet en doet een wanhopige uitval. Aqunok wordt hierdoor even van zijn stuk gebracht. Zijn geruisloos schot bezorgde Erine maar een schampschot over haar rug. Dan ziet hij een stoel op zich toevliegen. Met zijn arm slaat hij de stoel opzij en merkt hij de gedaante van de agente op, als ze hem voorbij rent. Dadelijk draait hij zich om en vuurt opnieuw. Maar opnieuw mist hij tweemaal omdat ze over de vloer rolt. Dan is Erine buiten en rent door de gang. Aqunok vloekt hevig, want haar volgen kan hij zich niet permitteren. Maar dan hoort hij stemmen anderen. Snel drukt hij op een knop van zijn riem en verdwijnt door een overbrengersveld. Een paar minuten later stapt hij in zijn hoofdkwartier uit de energieboog. Maar hij schrikt van de strenge blik die een woedende Jakira hem toewerpt. ‘Je hebt geluk, Aqunok, dat ik je nodig heb voor mijn plannen, want anders lag je nu te kronkelen van pijn op de vloer,’ zegt Jakira, terwijl ze al is het op het nippertje, haar woede bedwingen en luistert ze naar zijn verslag. Dan kijkt ze nadenkend naar de vloer en tot ze hem met een ruk weer aankijkt. ‘Die agente is voorlopig in veiligheid. Maar niemand zal haar zonder bewijs geloven, zelfs de commandante niet. Eerst pakken we die verrader Deno aan. Hij heeft een zus, die door Sorane gered is, een paar dagen voor jij die roodkop dode. Hij moet als eerste boeten. Ik zal zorgen dat hij een moord pleegt en daar zal hij voor veroordeeld worden. En ik weet ook wie ik als slachtoffer zal gebruiken. Misschien lokken we die agente uit haar schuilplaats. Op een of andere manier zal ik dan zorgen dat die Deno Vergan haar omlegd. En als dat niet lukt, dan moeten jou mannen haar omleggen.’ ‘Hoe gaan we dat doen? Die geheimagent zal toch zelf geen moord plegen, meesteres.’ ‘Hij niet, toch niet echt, Aqunok. Maar ik doe dat wel in zijn plaats,’ zegt Jakira spottend, terwijl haar uiterlijk in dat van Deno verandert.’ Al die tijd heeft ze de gedachten van Erine geobserveerd. De valse Jakira weet alles wat de agente uitgevoerd heeft, sinds ze van Aqunok wegvluchtte. Nadat ze haar wonde liet verzorgen, bracht ze verslag uit bij de commandante. Maar haar verhaal klinkt zo ongelooflijk, dat ze haar niet geloven. De agente wordt op verplichte rust gestuurd. De oudere vrouw droop ontmoedigd af, zelfs Malon geloofde haar niet. Niemand kan van gedaante verwisselen is hun mening. ‘Ik zie je straks wel, Aqunok. Breng je mannen op de hoogte.’ Op weg naar haar auto ziet Erine plots Deno op haar toekomen. Ook hem vertelt ze het verhaal. De geheimagent kijkt haar verbaasd en met gemengde gevoelens aan. ‘Zo gemakkelijk ben ik niet te overtuigen, Erine. Al zou ik het diep in mij wel willen geloven.’ ‘Deno, het kan niet anders en het verklaart ook waarom Aqunok wist dat jij en je vrienden agenten waren.’ ‘Zo snel ben ik niet overtuigd, Erine. Sorane is een monster in mensengedaante. Zij heeft ons allemaal om de tuin geleid en jij denkt dat ze onschuldig is. Nee, meid. Ik loop er niet meer in.’ ‘Ze is geen monster, Deno. De rechter vermoorde zowel de agente als Sorane. Zelfs je zus Seana deelt mijn mening.’ ‘Mijn zus, wat heeft die ermee te maken?’ Erine glimlacht. ‘Je zus is een harde meid, Deno. Ze is er vermoedelijk vandoor gegaan, toen ze in het ziekenhuis lag. Want ze wil haar schuld die ze bij Sorane heeft openstaan inlossen.’ ‘Een schuld? Bij Sorane nog wel? Wat kan ze die huurmoordenares nu schuldig zijn?’ ‘Haar leven, Deno. Als ik haar goed begrepen hebt, heeft Sorane haar gered, toen ze gewond tussen de zwevers beschoten werd. Je moet het toch op het nieuws gezien hebben.’ ‘Nee, ik wist er niets van. Is mijn zus erg gewond? In welk ziekenhuis ligt ze?’ ‘Je hebt me niet begrepen, agent. Je zus is in de stad op zoek naar bewijzen, zoals ik. En Sorane is geen koelbloedige genadeloze moordenares geweest, zoals ze willen laten uitschijnen. Want ook ik ben haar mijn leven verschuldigd.’ ‘Wat jij ook al?’ ‘Noem me maar bij mijn voornaam, Deno. Ik vermoed toch dat jij mij wil helpen om bewijzen te vinden.’ ‘Ik kan het moeilijk bevatten, E..rine. Ik heb haar vervloekt uit woede om haar bedrog, maar als jij gelijk hebt, dan heb ik haar onrecht aangedaan. Het is allemaal zo verwarrend.’ ‘Ik weet het.’ ‘Als je vermoeden klopt, dan moeten we Sorane’s naam zuiveren, Erine.’ ‘Dat ben ik van plan, Deno. En je zus ook, geloof ik.’ ‘En ik moet ik mijn trots opzij zetten, Erine, want ik moet met mijn zus spreken. Weet jij waar ze is?’ ‘Het spijtig me, Deno. We hebben gedachten gewisseld, maar waar ze nu is weet niet.’ ‘Dan moeten we die datamodules vinden. Alleen dan kunnen we die rechter misschien voor het gerecht dagen.’ ‘Dat is wat Sorane zou gewild hebben, Deno.’ Even kijkt Deno haar weer aan en ziet dat ze het ernstig meent. Hijzelf is er echter nog niet van overtuigd, omdat hij zich bedrogen voelt. ‘Ik ga met je mee, als je mijn hulp wil aannemen.’ ‘Waarom, Deno Vergan? Of is er soms twijfel dat jouw mening over Sorane misschien verkeerd zou zijn.’ ‘Ik weet het niet. Maar ik gaf om haar, daarom wil ik je helpen en als je vermoeden zou kloppen. Dan wil ik de rechter zelf aan de tand voelen.’ Even kijkt Erine hem verbaasd aan. ‘Je was toch niet verliefd op die meid, vriendje. Sorane was een koele vrouw. Ik denk niet dat ze echt van iemand kon houden.’ ‘En als dat zo was, Erine Rand. Heb jij Sorane werkelijk echt gekend? Ik heb haar zien huilen, nadat Alon gedood werd. Ze was een vrouw met gevoelens zoals jij.’ Erine weet niet wat te zeggen. ‘Kom dan maar mee, Deno. Vier ogen zien meer dan twee,’ zegt Erine slikkend, want ze is er nu zeker van overtuigd dat deze agent om Sorane gaf. Beiden haasten zich naar de flat van Sorane en doorzoeken die, zoals verschillende andere agenten voor hen. Plots zien ze beiden een man die hen bespied. Hij gaf zich even te veel bloot. Die glimlachte even als hij het merkt en gaat er snel vandoor. ‘Die moet meer weten,’ zegt Erine en trekt haar wapen. Deno rent echter al naar buiten. Geen van beiden weet echter dat dit in het plan van de valse Jakira thuishoort. Terwijl Erine de man volgt, loopt Deno een andere richting uit, in een poging om de man in te sluiten. Erine haalt hem langzaam maar zeker in. Maar als ze een hoek omrent, blijft ze verrast staan. Eerst ziet ze de roerloze gedaante van een vrouw liggen. Dan merkt ze Deno op, die zijn wapen op de man die ze achtervolgden, richt. ‘Deno, nee. Niet schieten,’ roept ze nog. De geheimagent kijkt haar even spottend aan. Erine schrikt van de blik in zijn ogen. Dan ziet ze een vuurstraal uit het pistool van de agent schieten. Even verstart ze. ‘Dat kan toch niet,’ denkt ze. De agent richt met een snelle beweging zijn wapen op haar. ‘Je bent zo dom, Erine. Ik werk al zeer lang voor Aqunok en zijn meesteres Jakira. Het wordt tijd om jou uit te weg te ruimen. Je had nooit mogen ontdekken wie de rechter in werkelijkheid is,’ roept Deno uit. Als hij vuurt, duikt Erine opzij, waardoor ze niet geraakt wordt. Ze voelt wel de zucht van de capsule die aan haar gezicht voorbijschiet. Deno vuurt nog een paar maal, terwijl hij een smal pad in rent. Erine grijpt verwart haar wapen stevig vast en rent naar het pad toe. Maar ze ziet niemand meer. Ze keert om naar de twee doden. Snel onderzoekt ze de man in de hoop, dat hij een vuurwapen bij zich zou hebben, maar ze vindt niets. Dan kijkt ze naar de jonge vrouw en schrikt. Het is Aline Sorban, de vrouw die de dubbelgangster van Berana Vorkaor was. Ze is door een capsule in haar borst getroffen. Ze merkt niet dat Deno op een paar passen van haar staat te grijnzen. Dan verandert hij in de valse Jakira. Zelfs als de agente in haar richting kijkt, ziet ze de blondine niet, want Jakira is nu onzichtbaar, door een deflectorveld. Als Erine zich omdraait ziet, ze plots de echte Deno in haar richting lopen. De onzichtbare Jakira kijkt even naar het pistool in haar hand dat plots verdwijnt en even later heeft ze een ander wapen vast, dat er hetzelfde uitziet als dat van de agent. Zelfs de nummer kloppen. Ze heeft met haar aportatiekrachten de wapens gewoon omgewisseld. Verrast ziet de geheimagent, dat Erine haar wapen op hem richt. Hij beseft echter niet dat hij nu een ander wapen bij zich draagt, dan dat van hem, ‘Steek je handen omhoog, Deno.’ roept ze bevelend. Verbaasd doet de agent wat ze zegt en blijft staan, terwijl de agente naar hem toeloopt. ‘Erine, wat is er gaande? Heb jij die man gevonden?’ ‘De man ligt daar achter de hoek, waar jij hem doodschoot. Maar er ligt ook een dode vrouw. Haar naam was Aline Sorban. Waarom heb jij hen gedood? Wisten zij soms te veel van jou, zoals ik van Aqunok?’ ‘W..waaa..t?’ ‘Jij werkt voor hem, dat heb je mij zelf gezegd, smeerlap.’ ‘Wat zeg je nu, Erine. Ik begrijp je niet.’ ‘Daareven wilde je mij doden en nu sta je hier voor mij alsof je onschuldig bent.’ Met een snelle beweging neemt ze zijn wapen af en ruikt er even aan. ‘Hier is pas mee geschoten, Deno, verklaar dat eens,’ zegt ze en opent de lader. Er ontbreken vier capsules. Dan kijkt ze hem terug aan. ‘Je bent gearresteerd wegens dubbele moord,’ zegt ze. ‘Moord,’ stamelt hij. ‘Een schot voor de man en twee voor de vrouw. En nog eentje die je naar mij gevuurd hebt. Dat zijn de ontbrekende capsules in je wapen, Deno. Was de rest van die voorraad soms voor mij bestemd. Spijtig genoeg voor jou miste je mij met de vierde...’ ‘Ik zou, Erine… dat meen je niet.’ ‘Ik laat je niet meer ontkomen, Vergan. De vrouw is een informante van mij. Maar wie was die man? Een getuige of een medeplichtige?’ roept ze uit. Ze zich echter zo woedend dat haar wapen even niet naar de agent wijst en daar maakt hij gebruik van. Erine krijgt een harde klap tegen haar hand en dan eentje tegen haar hoofd. Ze verliest het evenwicht en valt op haar knieën. Even blijft ze half bewusteloos zitten en schud haar hoofd. Dan ziet ze het wapen van de agent op de straatstenen liggen en raapt het op. ‘Vreemd, waarom heeft hij dat niet meegenomen? Hij moet toch weten dat dit bewijsmateriaal tegen hem is,’ fluistert ze en staat op. Deno is echter al lang uit het zicht verdwenen. Even kijkt ze om zich heen en merkt een paar mensen op die op veilige afstand staan te kijken. ‘Ik zou het zelf niet geloven, als ik het niet met eigen ogen gezien had. En wat moet ik tegen zijn zus zeggen, als ik haar tegen het lijf loop.’ Ze neemt haar gsm en roept versterking, ‘Als dat waar is, Erine. Dan moeten we hem grijpen. Dat zal jouw taak en die van Malon zijn. Je krijgt de leiding over enkele agenten. Jullie hebben te taak om Deno Vergan te arresteren. Erine knikt en haast zich op weg. Maar enkele dagen gaan voorbij, zonder dat ze Deno op het spoor komen. ‘Hij moet ergens ondergedoken zijn,’ zegt Erine tegen Malon. ‘Dat vergroot de kans dat hij schuldig is,’ zegt Malon. ‘Hij schoot op mij om mij te doden.’ ‘Maar voor zover ik uit het onderzoek kon opmaken is Deno een voorbeeldige agent.’ ‘Mogelijk, maar misschien heeft hij ook iets met de moord op zijn collega’s te maken, want daar werd hij eerst van verdacht. ‘Toen hij vluchtte, sloeg hij je neer. Waarom heeft je dan niet gedood? Hij had er de kans voor. De enige getuige van een moord achter levend achterlaten, lijkt me niet al te slim.’ Even staart Erine Malon verbaasd aan. ‘Ik weet het niet meer, Malon.’ ‘Ik ga naar huis om mijn gedachten op te klaren. Jij kan dat misschien ook beter doen.’ ‘Dat lijkt me een goed idee, partner. Ik moet eens nadenken om wat ik meen wat Sorane’s laatste woorden waren. Ik voel mij er niet gerust in. Er lijkt iets niet te kloppen.’ ‘Doe dat, Erine. Je moet je gedachten eens opklaren. Ik zet morgen met de anderen de zoektocht naar Deno Vergan verder.’ ‘Neem jij voorlopig de leiding op jou. Ik wil morgen in het ziekenhuis zijn, want Sorane’s broer en zus komen haar identificeren. En ik wil hen enkele vragen stellen.’ Malon knikt. ‘Ik zie je wel over een paar dagen,’ glimlacht Malon en stapt in zijn zwever. Intussen heeft de valse Jakira Aqunok, die Erine moest doden, teruggeroepen, want haar plan, loopt niet zoals ze het voorzien had. Ze wou Deno voor de rechtbank wegens moord, maar hij is gevlucht. En Erine, die idiote, liet zich door hem verrassen. Het was de bedoeling van de valse Jakira, dat ze elkaar onder vuur namen. Tijdens het vuurgevecht moest Erine omgebracht worden. De geheimagent zou dan van de moord beschuldigd worden. Even kijkt Jakira om zich heen. ‘Erine is de enige die mijn plannen nog kan bedreigen. Gelukkig is ze ervan overtuigd, dat Deno een moordenaar is. Voorlopig is die met de opdracht opgezadeld om die vermeende moordenaar te grijpen. Daar is ze nog wel een tijdje zoet mee,’ fluistert ze. Nadenkend kijkt ze naar het scherm voor haar, waarop honderden lijnen gegevens voorbij scrollen. ‘Nee, ze is te gevaarlijk. Wie weet geloven ze haar nog. Het is nog te vroeg om openlijk de strijd met de federalen aan te gaan.’ Dan drukt ze een paar toetsen in. Dadelijk verandert de gegevensstroom in een duidelijk beeld met links bovenaan een portret. Dan knikt ze lichtjes. ‘Ze moet eraan. En deze maal wil ik zeker zijn. Dat is de geschikte kandidaat voor die opdracht,’ beslist ze koel. Dan concentreert ze zich en heeft even later telepathisch contact de man op het scherm. ‘Dienaar Kenos. Ik, je meesteres, heb een opdracht voor jou. Het doelwit is Erine Rand. Maar je moet het wapen gebruiken dat ik je gestuurd heb.’ ‘In orde, Hera, maar ik heb geen wapen van u ontvang…,’ hoort ze de gedachten van de man, maar die breken af, als hij het wapen voor hem ziet materialiseren. Het is het echte wapen van Deno dat Jakira verwisseld heeft. ‘Uw bevel zal uitgevoerd worden, meesteres.’ ‘Ik duld geen mislukking, Kenos. En vergeet niet, de gedaante van die agent Deno Vergan te gebruiken. Ik wil dat hij als schuldige herkend wordt.’ ‘U zult tevreden zijn, Hera Jakira.’ Dan verbreek ze het contact. ‘Hopelijk slaagt mijn plan. Als Deno Vergan, bij de dode agente, herkend wordt, dan is zijn lot bezegeld. En dan zijn zusje. Die wil ikzelf uit elkaar scheuren., nadat ze haar broer heeft zien sterven.’ Tevreden glimlacht ze, terwijl ze aan de nabije toekomst denkt. Als Kenos slaagt in zijn opdracht, dan zal Deno Vergan de schuld krijgen van haar dood. Dat zal de andere agenten ervan overtuigen dat hij niet meer is dan een vuile moordenaar in dienst van Aqunok. Dan haast ze zich naar Aqunok, die ze eens op de vingers wil tikken, want hij had zich nooit kenbaar mogen maken aan Sorane en de agente. Die fout kan ze niet, zo maar door de vingers zien. Intussen komen Reysa, Ferino en Jenan aan in de kliniek. Als Reysa Sorane’s lichaam ziet, barst ze in snikken uit. ‘Waarom deed je zoiets, Sorane? Je wilde toch een ander leven?’ fluistert ze in tranen. Ferino ondersteunt haar, want ze wankelt achteruit. Ook Jenan kijkt met gemengde gevoelens naar zijn dode stiefzus. Sorane leek zo oprecht doen ze zei dat ze een ander leven wilde. Was ze echt een genadeloze moordenares of sprak ze de waarheid? ‘Kunnen we haar lichaam laten ophalen, want ik denk dat Sorane nabij de stad, waar wij allebei wonen, zou willen begraven worden.’ ‘Wil jij dat doen, Jenan? Je doet maar ik…. Nee, voor mij hoeft het niet,’ zegt Reysa, die zich van Ferino losmaakt. De jongeman kijkt haar even na als ze naar de uitgang toeloopt. ‘Zus, dat meen je niet. Sorane wilde stoppen.’ ‘Stoppen, Jenan. Was dat wel de waarheid? Wij beiden gingen haar zelfs geloven, maar ze heeft ons en anderen gewoon misleid. Ze is en blijft een moordenares? En nu was het de beurt aan de rechter die de misdaad bestrijdt. Gelukkig is ze er niet in geslaagd. Ik ben blij dat ze dood is. Maar ik wil haar niet in mijn stad laten begraven.’ Dan rent ze bijna naar buiten, want ze wil niet dat iemand haar tranen ziet.’ Als Reysa de deur bereikt, moet ze halthouden. Want voor haar staat een mooie vrouw die haar streng aankijkt. ‘Sorane heeft haar leven gewaagd om mij te helpen, Reysa Nador. Zonder haar hulp zou ik nu dood zijn. Ze kan dus geen koelbloedige moordenares geweest zijn, zoals ze haar willen afschilderen.’ ‘Wat zeg je?’ ‘Mijn naam is Seana Vergan, Federaal agente. Ik vermoed dat zowel Sorane, als de agente Rinda, in het kantoor van de rechter vermoord zijn. Alleen kan ik het niet bewijzen. Nog niet.’ Reysa staart de agente verschrikt aan. Dan merkt ze nog een andere vrouw op. ‘Ben jij daar ook nu van overtuigd, Seana Vergan?’ Verbaasd kijkt Seana om en merkt haar nu pas op. Dan hoort ze de stadagente zeggen: ‘Mevrouw Nador. Ik ben agente Erine Rand. Sorane werkte met mij en mijn partner samen. De rechter heeft Sorane, zonder haar ook maar een kans te geven, gedood. Daar ben ik van overtuigd.’ ‘De rechter zelf. Hoe weet je dat?’ vraagt Seana verschrikt Erine kijkt de zus van Deno aan. ‘De rechter is Aqunok. Toen ik het ontdekte, wilde hij mij doden, maar miste.’ ‘Kan dat waar zijn?’ stamelt Reysa. ‘Zeker, mevrouw. Sorane heeft haar taak tot een goed einde gebracht, maar niemand verwachte dat de rechter in feite de man zou zijn, die we willen grijpen. Ook Sorane niet.’ De zus van Sorane kijkt Erine recht in de ogen en komt langzaam tot het besef dat beide agentes de waarheid spreken. Dan draait ze zich om en loopt op de dode toe. Even kijkt ze haar broer aan en richt dan haar blik op het hoofd van Sorane. ‘Nee, dat is niet waar. Jullie moeten jullie vergissen.’ ‘Ik vergis me niet, Reysa Nador. Ik zag met eigen ogen dat rechter Sodinor van gedaante veranderde.’ ‘Kan dat dan?’ ‘Hoe hij het doet, weet ik niet, mevrouw Nador. Misschien met een holografische simulator of zoiets. Maar het is waar. Ik denk dat hij de modules van Sorane in handen wilde krijgen en vermoedelijk heeft hij die ook in zijn bezit.’ Reysa kan haar tranen niet meer bedwingen en fluistert snikkend. ‘Het spijt me, zus. Weer heb ik je niet vertrouwd.’ Jenan slaat een arm om zijn zus en probeert haar te troosten. ‘Sorane zal je wel vergeven, waar ze zich ook bevindt, zusje. Ook ik dacht even dat ze schuldig was en ons bespeelde om haar doel te bereiken.’ ‘Die Aqunok moet voor haar dood boeten,’ fluistert Reysa plots en maakt zich los van haar broer. Dan kijkt ze beide agentes aan. ‘Kunnen jullie daarvoor zorgen? Als het werkelijk zo is, wil ik dat de moordenaar van mijn zus voor het gerecht gebracht wordt.’ ‘Ik weet het niet. Het zal niet makkelijk zijn om bewijzen te vinden. En we weten niet waar de modules gebleven zijn, die jullie zus verzamelde. Maar we zullen alles doen om hem voor het gerecht te brengen.’ ‘Meer kan ik niet vragen,’ fluistert Reysa en verlaat de ruimte gevolgd door Ferino. ‘Wanneer mogen wij het lichaam laten afhalen?’ vraagt Jenan aan Jouna, die even niet goed weet hoe ze moet reageren. ‘Overmorgen in de namiddag. Morgen worden de operatie, waarmee jullie toegestemd hebben, uitgevoerd. Ik ben belast met de laatste zorgen over de lichamen van de agente en Sorane.’ ‘Sorane zou het zo gewild hebben.’ ‘Mijn zus heeft gelijk. Miss Vaneron.’ zegt Jenan knikkend. ‘Morgen hebben we nog veel werk met de nalatenschap van onze zus.’ ‘Dat zal ik wel doen. Ik laat ten laatste overmorgen, als mijn dienst begint, iets weten, Mevrouw Nador.’ ‘In orde, dan verwachten uw berichtje.’ De verpleegster knikt even. ‘Dank je, Miss Vaneron. Misschien kan je ons eens in Mogwan bezoeken als je tijd hebt.’ ‘Ik weet niet…’ ‘Ik sta erop. Misschien kan je het zien als een weekje vakantie. Misschien zie je dan ook wie mijn zus in werkelijk was. Nu lijkt ze voor jou misschien alleen maar een al of niet schuldige huurmoordenares, maar ze heeft ook veel goeds gedaan.’ ‘Ik zal proberen te komen, mijnheer Nador.’ Jenan knikt en verlaat, terwijl beide agentes even toeknikt met zijn zus de zaal. ‘Het was een zware klap voor hen beiden?’ zegt Erine, als Jenan de deur achter zich gesloten heeft. ‘Ja, maar als jullie beide gelijk hebben, dan zullen ze beiden willen dat jullie haar naam van hun zus zuiveren van deze beschuldigingen.’ ‘Dat zal wel niet zo gemakkelijk zijn, miss Vaneron. Maar we zullen het wel proberen, want we zijn beiden Sorane iets verschuldigd.’ Seana kijkt Erine verbaasd aan. ‘Werken we samen?’ vraagt ze. Even kijkt Erine haar vragend aan. Samenwerken? Daar was ze nog niet opgekomen, maar het lijkt wel een goed idee. ‘Dan kan ik haar ook leren kennen, want ze bevalt me wel een beetje veel,’ denkt Erine en knikt naar de zus van Deno, maar dan betrekt haar gezicht. ‘Dat lijkt me het beste. Samen staan we sterker.’ ‘We zullen miss Vaneron haar werk maar laten doen,’ glimlacht Seana. Als ze naar de zwever van Erine stappen, zegt Seana plots: ‘Agente Rand. Er is iets dat je moet weten.’ ‘Jij bent niet de enige die het met zekerheid weet. Ook ik weet het, maar dan van een andere bron.’ ‘Een andere bron, was er dan een getuige?’ ‘Ja, Sorane zelf.’ ‘Als zij dat wist, waarom liep ze dan in die val.’ ‘Ze wist het pas enkele ogenblikken voor ze gedood werd.’ ‘Hoe kan jij dat dan weten?’ Seana vertelt wat ze meegemaakt heeft toen ze naast Sorane’s dode lichaam stond. Erina staart haar ongelovig aan. ‘Dat kan toch niet?’ ‘Hoe ze dat deed, weet ik niet, maar ik voelde het duidelijk. Het kan alleen Sorane geweest zijn.’ ‘Of inbeelding?’ ‘Nee, daar ben ik zeker van, agente Rand. Het was Sorane.’ ‘Mag ik je Seana noemen? Als we gaan samenwerken, dan kunnen we dat agente gedoe maar beter weglaten.’ ‘Dat lijkt me ook, Erine.’ ‘Gaan we met mijn zwever of de jouwe?’ ‘Ik ben niet met de zwever gekomen, Erine. En ik woon ver buiten de stad.’ ‘Dan ik denk dat we het best mijn woning als uitvalsbasis gebruiken.’ Even kijkt ze naar Seana en laat haar ogen over haar lichaam glijden. Dan glimlacht ze. ‘In orde, Seana. Je kan wel in mijn zetel slapen als je wil, of verkies je een hotel in de buurt.’ Even denkt Seana na, een hotelkamer of even bij Erine intrekken. Ook zij kijkt de agente nadenkend aan, want ze heeft de blikken van de vrouw opgemerkt. Toch wil ze zich niet te veel blootgeven. Deze brunette bevalt haar wel, maar ze vreest haar reactie. ‘Ik neem de zetel wel, Erine,’ glimlacht ze. ‘Je kan het verband om je wonden beter elke dag vernieuwen. Moet ik je daarmee helpen?’ vraagt Erine. Seana kijkt verbaasd op. Ze beseft dat de agente gelijk heeft. Toch schudt ze haar hoofd. ‘Nee, Erine. Ik kan dat wel alleen.’ ‘Onderaan in de kast van de badkamer ligt een pak verzorgingsmateriaal. Neem maar wat je nodig hebt.’ Seana knikt even, terwijl Erine haar recht in de ogen kijkt. Weer voelt ze de vreemde aantrekkingskracht. Maar dan keert Erine zich af en haast zich naar haar kamer. Ze heeft met Sorane een blauwtje gelopen en wil dat hier in haar eigen huis niet laten gebeuren. Terwijl ze zich uitkleedt, twijfelt ze nog over een ander probleem. Deno. Moet ze de zus van Deno laten weten dat zij haar broer een moord heeft zien plegen, waarvoor hij op de vlucht is. Of is het beter dat ze er niets over zegt, om haar kansen bij zijn zus niet te vergooien. ‘Nee, ik kan het niet verzwijgen,’ denk ze, ‘misschien vergeeft ze me dat nooit.’ Een paar minuten ligt ze op haar rug naar het plafond te kijken. Seana heeft intussen van de zetel een bed gemaakt en begint zich uit te kleden. Maar met haar gedachten is ze bij Erine. ‘Wat moet ik doen? Ik moet met haar samenwerken, dat heb ik al beloofd. Maar ik moet wel oppassen dat ik me niet als een verliefde puber ga gedragen.’ Dan dwalen haar gedachten af. ‘Sorane, weet jij het antwoordt?’ denkt ze vragend. Maar ze is alleen in deze salon, want ze voelt de aanwezigheid van Sorane niet. ‘Ik wens je alle geluk toe, waar je ook mag zijn, misschien hadden we wel goede vriendinnen kunnen worden.’ Aarzelend stapt ze naar de badkamer achteraan toe. Met een gezicht vertrokken van pijn bukt ze zich en vindt de grote verbanddoos die Erine bedoelde. Ze plaatst het op het tafeltje naast de wasbak en opent het. Al wat ze nodig heeft, is er aanwezig. Glimlachend maakt ze het verband om haar schouder en heupen los. Maar als ze de stof die de wonden bedekt verwijdert, trekt ze een gezicht van pijn. Ze zucht als de wonde eindelijk helemaal proper is. ‘Gelukkig bloedt het maar een heel klein beetje,’ fluistert ze. Even aarzelt ze, als ze naar het verband om haar dij tast. Die wonde was weer opengegaan en die doet het meeste pijn. ‘Toch moet het verband eraf,’ denkt ze en begint eraan. Ze zucht opgelucht als ze merkt dat die wonded niet meer bloeden. Maar toch zijn ze nog niet volledig genezen. Even kijkt ze in de spiegel. ‘Dat zullen wel een paar littekens worden, vrees ik,’ hoort ze een stem achter haar zeggen. Even verstart ze, maar dan keert ze zich langzaam om. ‘Erine, ik...’ ‘Je hebt hulp nodig, Seana. En je ziet eruit als iedere vrouw, alleen iets meer gespierder, merk ik. Maar je schouder kan je alleen niet verbinden, vermoed ik.’ ‘Misschien niet, Erine. Maar…’ ‘Niets maar… ik help je wel.’ ‘Ik kan ni…’ ‘Jij voelt het ook, Seana. Die aantrekkingskracht.’ ‘J..ja.. ik voel die zeker. Maar ik kan er niet aan toegeven. Nu nog niet.’ ‘Dat is mijn bedoeling niet, Seana. Ik wil je alleen helpen.’ Met trillende handen helpt Erine, Seana met het aanbrengen van het verband om Seana’s schouder. Dan neemt ze een nieuwe rol, terwijl Seana de ontsmettende zalf op de wonde aan haar zijde aanbrengt. Als Erine samen met Seana het verband om de heupen van Seana aanbrengt, raken hun handen elkaar even. Het is alsof er een elektrische schok door hun handen gaat. Erine kijkt Seana, die haar handen terugtrekt in de ogen, voor ze zegt: ‘Nu jij, Erine.’ De agente knikt en draait zich om. Voorzichtig maakt Seana de pleister los en bekijkt de wonde even. ‘Je wonde is zo goed als genezen, Erine. Over een paar dagen heb je geen verband meer nodig, denk ik.’ ‘Ik heb drie pleisters meegekregen in het ziekenhuis. Ze steken in de verbandkit. Erine kijkt Seana even na als ze naar de kit toestapt. ‘Waarom voel ik mij zo plots tot haar aangetrokken?’ vraagt ze zich af. Als Seana weer op haar toekomt, vangt die de blikken van de agente op. Even glimlacht ze, want het maakt haar gelukkig. ‘Toch kan ik er niet aan toegeven,’ lijkt ze tegen zichzelf te zeggen. Erine kijkt Seana met een iets smekende blik aan. Ze zou haar willen kussen, maar durft niet goed. Dan hoort ze de zus van Deno nogal bot zeggen: ‘Mijn been kan ik alleen wel verzorgen, Erine.’ De agente verstijft even, dan knikt ze, maar kijkt Seana niet aan. Dan buigt ze zich naar de speciale agente toe en kust haar op haar voorhoofd. ‘Dan zie ik je morgen wel, Seana,’ zegt Erine slikkend en verlaat stijfjes de badkamer. De zus van Deno kijkt Erine na, als de vrouw de badkamer verlaat. Even brengt ze haar arm omhoog en wil een verontschuldiging zeggen, maar dan laat hem terug zakken. Meer dan een minuutje blijft ze daar nadenkend en met een bonzend hart naar de deur staren. Dan verzorgt ze haar dijbeen en verlaat de badkamer. In de salon kijkt ze even om zich heen, maar ziet Erine nergens. ‘Ze zal wel op haar kamer zijn,’ denk ze. Even wil ze naar de lift naar boven toestappen, maar aarzelt en twijfelt. ‘Nee, ik kan niet,’ fluistert ze en stapt op de zetel toe. Voorzichtig kruipt ze onder de lakens en zucht opgelucht als ze zo goed als geen pijn meer voelt. ‘Nog een tijdje en ik kan de verbanden verwijderen. En dan hoop ik dat Erine mij vergeeft,’ denkt ze nog voor ze langzaam indompelt. Erine ligt op haar kamer nog lange tijd wakker. Ze voelt zich afgewezen en vreest voor morgen als ze met de agente zal moeten samenwerken. Ze weet niet of ze dat zal kunnen. Maar ze wil ook Sorane niet teleurstellen. Ze moet doen wat ze kan om haar naam te zuiveren, zelfs met Seana samenwerken als nodig is.
19. Onafwendbaar lot
Doorheen het drukke verkeer zweeft Erine met de zwever naar haar bestemming. Als gevolg van de schietpartij is er een omleiding, waardoor het ongeveer twee uur duurt voor ze op hun bestemming aankomen. Erine gaat de zwever parkeren, terwijl Sorane en Malon naar de commandante gaan. In haar bureau kijkt de veertigjarige vrouw de roodharige nadenkend aan. ‘Uit jou geraakt je niet meer wijs, Sorane. Je verhuurt je als huurmoordenares voor geld en dan waag je je leven voor een agente.’ ‘Dat geld gebruik ik voor nuttige zaken, commandante. En ik dood alleen mensen die de dood verdiend hebben. Die agente had hulp nodig. Ik kon haar niet laten sterven...’ ‘Mogelijk. Je speelt echter voor rechter en beul. En dat is onwettelijk.’ ‘U heeft gelijk. Maar als ze dood zijn kunnen ze niet meer vrijkomen door steekpenningen en al of niet echte procedurefouten. En er is wel een misdadiger minder op Enuron.’ De commandante staart haar nog even aan en trekt dan haar schouders op. ‘Ook weer waar,’ denkt ze verbaasd, maar zegt niets. ‘Heb je dat datamodules bij je?’ ‘Zeker. Dit zijn ze, de kopieën heb ik op een veilige plaats,’ knikt Sorane en reikt de modules aan. Maar de commandante weigert. ‘Houd ze maar bij je. Rechter Sodinor wil je zelf zien om je te bedanken. Ik denk dat jij ze ook best zelf aan hem overhandigd.’ Even kijkt de roodharige naar de vrouw en knikt dan. ‘Erine, wil jij met Malon Sorane begeleiden. Ze moet veilig aankomen.’ De agente knikt en geeft Sorane een teken. Beiden verlaten het kantoor, nagestaard door een hoofdschuddende commandante. Als Erine een uurtje later, na een spannende vlucht, de parking nabij het gerechtsgebouw in zweeft, stopt ze om Malon en Sorane te laten uitstappen. Terwijl zij een parkeerplaats gaat zoeken, gaat Malon met Sorane naar de hoofdingang. Daar wachten enkele veiligheidsagenten hen op. ‘De rechter bevindt zich in een van zijn privékantoren. Ik zal jullie de weg wijzen,’ zegt een van de twee vrouwelijke veiligheidsagenten. ‘Dank je, maar ik moet nog even naar een kennis van me. Haar naam is Cina Gornoy. Rinda,’ antwoordt Malon. De vrouw knikt even. ‘Ze werkt nu in vleugel 3B, agent Malon.’ Malon werpt even een blik op Rinda. ‘Dank je, Rinda. Mijn collega Erine Rand komt over enkele ogenblikken. Ik zie jullie straks wel,’ glimlacht Malon en kijkt hen na als ze naar binnen lopen. Een paar minuten later stapt Sorane samen met de agente het kantoor van de rechter binnen. ‘En heb je, je taak kunnen volbrengen, Sorane Cobanon.’ ‘Zeker, edelachtbare. Al zijn er wel verschillende mensen voor gestorven.’ ‘Slachtoffers vallen er in een oorlog nu een maal. En dit is een oorlog, vergeet dat niet. En verraders hebben nu eenmaal de dood verdiend,’ glimlacht de rechter en neemt de modules van de roodharige over. Even kijkt de rechter met een grijzende glimlach naar de agente. Dan richt hij zijn blik even naar Sorane. ‘Dank je om mij het bewijsmateriaal tegen mij terug te bezorgen,’ lacht de rechter tot haar verbazing. Sorane kijkt de rechter met een vreemde blik aan. Ze verdacht de man al, maar zijn woorden klinken nog na in haar hoofd. Dan barst ze uit. ‘Jij bent het, die ons verraadde. Jij hebt Wryne en haar collega’s laten ombrengen.’ Rinda, de veiligheidsagente schrikt en legt haar hand op haar holster. De rechter merkt hun reactie en beseft dat zijn woorden op zijn minst verkeerd gekozen waren. ‘Verdomme, ik had mijn woede beter moeten bedwingen. Zoals de vorige maal toen deze verraadster voor mij stond. Toen nam ik de beslissing om die agenten te laten ombrengen, maar ook om Sorane te laten leven. Omdat ik die belangrijke data die ze in haar bezit had weer in handen wilde krijgen,’ denkt hij, kwaad op zichzelf. Onder zijn bureau grijpt hij naar de twee verborgen wapens, terwijl hij beseft dat hij niet anders meer dan. Zijn fout kan hij niet meer goedmaken. Dus moeten beiden hier en nu sterven, maar dan zo dat hij onschuldig lijkt. Gelukkig zijn beiden te verbaasd om te reageren. Dan werpt hij een blik op de veiligheidsagente en zegt: ‘Het spijt me, Rinda. Ik mocht je graag.’ ‘Wat bedoelt…’ roept de veiligheidsagente uit, maar reageert hierdoor veel te laat. Rinda probeert nog haar wapen te trekken, maar de rechter is sneller. Hij heeft plots twee wapens in zijn handen en vuurt met het wapen met geluidsdemper in zijn linkerhand driemaal. Het lichaam van de vrouw schokt onder de inslagen. Sorane is voor de eerste maal in haar leven verstijfd van schrik. Dan kijkt hij de roodharige aan. ‘Toch niet, Sorane. Je had het bijna juist, maar niet helemaal,’ spot de rechter en concentreert zich. Sorane schrikt als de man van uiterlijk veranderd. ‘Aqunok. Jij…. Hoe???’ ‘Een verrassing niet,’ hoort ze zijn stem. Ze had al horen spreken van gedaanteverwisselingen. Maar dat iemand dat kon, geloofde ze niet echt. Dit had ze nooit kunnen raden. Aqunok, in de gedaante van de rechter, heeft iedereen misleidt. ‘Anya, help me,’ denkt ze snel. ‘Ik verheug me over onze samensmelting, Sorane. Anya kan en mag je niet meer helpen.’ De roodharige beseft op dat moment dat ze sneller moet zijn dan ooit. Als dit besef tot haar doordringt is het al te laat. Haar rechterhand beweegt zo snel dat de rechter schrikt. Ze kan haar wapen nog trekken, maar dan vuurt Aqunok tweemaal kort na elkaar. Dan voelt ze een hevige pijn in haar borst, als de twee capsules op een paar centimeter van elkaar in haar lichaam boren. Opnieuw voelt ze een hevige pijn, als de capsules verhit worden. Even wordt het zwart voor haar ogen. De capsule uit Sorane’s wapen boort zich intussen in het bureau waarachter Aqunok staat. Terwijl ze de misdaadbaas, die weer van uiterlijk verandert, aanstaart, zakt ze langzaam in elkaar. Toch probeert ze haar wapen nog te richten, maar haar krachten vervliegen langzaam met haar bloed, dat uit beide wonden vloeit weg. Dan zakt ze op haar knieën, terwijl haar wapen naast haar in haar machteloze hangt. Toch staart ze nog steeds naar het gezicht van de rechter. Ze ziet hem grijnzen. Die twijfelt even, als hij aan zijn meesteres denkt. Jakira wilde haar levend, maar een dode kan hem niet verraden. En een rechter als dekmantel, dat is een niet te onderschatten voordeel voor zijn plannen. ‘Voor ieder van ons komt het moment dat het geluk hem of haar in de steek laat, mooie meid,’ hoort ze hem fluisteren. Met al haar kracht die ze nog kan opbrengen, probeert ze haar wapen weer in haar hand te krijgen en het lukt haar zelfs. Verbaasd ziet de rechter haar hand met het wapen weer omhoogkomen. Maar het gaat zeer traag. Hij grijnst. ‘Jij hebt een sterke wil, roodkop. Maar je bent zo traag…’ Ook Sorane beseft dat het nutteloos is, het leven stroomt uit haar lichaam, samen met haar bloed dat over haar rug en buik naar beneden vloeit. Dan geeft Aqunok haar een tik, waardoor ze ruggelings op de vloer terechtkomt. ‘Blaas maar snel je laatste adem uit, verraadster. Dan ben je uit je lijden verlost,’ hoort ze hem zeggen. Ze voelt dat hij haar hand vastgrijpt en het wapen tussen haar vingers uittrekt. Het wapen, dat uit de bergplaats van Sorane’s kantoor op haar werk komt, waarmee hij de agente doodde, bekijkt hij even. Dan duwt hij het wapen in de hand van Sorane en sluit haar vingers omheen de kolf. Ze probeert hem te stoppen, maar ze heeft er de kracht niet voor. ‘Vaarwel Sorane Cobanon. Groet mijn trouwe agente hier in de hel,’ hoort ze de rechter nog fluisteren. Dan wordt het donker om haar heen. De rechter glimlacht terwijl hij nog even in haar uitdovende ogen staart. Dan richt hij zich snel op. Hij merkt echter niet dat die ogen weer oplichten. Naast de veiligheidsagente knielt hij opnieuw en neemt het wapen van de hand uit de hand van de dode. Snel leest hij het serienummer af en neemt zijn wapen waarmee hij op Sorane vuurde. Nadat hij de klep langs de zijkant opende, concentreert hij zich en langzaam verandert het serienummer in dat van het wapen van de agente. Dat wapen duwt hij in de hand van Rinda. Het wapen van de ongelukkige vrouw verbergt hij snel in zijn bureau, want hij hoort plots stappen naderen. Erine is de eerste die binnenkomt, gevolgd door enkele veiligheidsagenten, want ze hebben de schoten gehoord. Verbaasd kijkt ze naar de lichamen die in hun bloed op de vloer liggen. ‘R.. rechter…. Wat is hier gebeurd?’ stamelt ze. ‘Ik dacht dat die voor mij werkte. Maar ze wilde mij doden. Rinda reageerde dadelijk, toen Sorane haar wapen wilde trekken. Ze was sneller dan die moordenares. Haar capsules doorboorden de borst van Sorane, maar toch slaagde ze erin om driemaal af te drukken. Mijn trouw agente, kreeg geen enkele kans meer. Dan merkte ik pas dat Sorane al haar wilskracht gebruikte om toch nog haar opdracht uit te voeren. Wankelend probeerde ze haar wapen op mij te richten, alleen had ze niet genoeg kracht meer. Ze raakte het bureau in plaats van mij, Gelukkig maar, anders was ik er nu niet meer geweest,’ zegt de rechter met een gespeelde verwarde blik in zijn ogen.’ Erine hoort het maar half, ze kijkt naar de veiligheidsagente, die in groter wordende plas bloed ligt. ‘Rinda moet opslag dood geweest zijn,’ denkt ze, terwijl ze naar het lichaam van Sorane kijkt. Ze kan het nog steeds niet geloven. Zou Sorane dit al de hele tijd van plan geweest zijn? Waren de gegevens, die ze bij zich had, maar een voorwendsel om de rechter te doden als ze de kans kreeg? Ze merkt dat een veiligheidsagent naast zijn vrouwelijke collega knielt en naar haar hals tast. Dan schudt hij zijn hoofd en sluit met zijn hand de ogen van de dode. ‘Verdomme, wat zijn we idioten?’ zegt Erine plots en wend zich tot rechter Sodinor. ‘Misschien kunnen we u best naar een veilige plaats laten brengen. Misschien zijn er nog meer schutters, voor het geval Sorane zou mislukken,’ zegt ze. ‘Wij brengen de rechter wel in veiligheid, agente,’ zegt een van de veiligheidsagenten. Erine kijkt hem even aan, maar merkt ook een vreemde blik in de ogen van de rechter op. De rechter en twee mannen verlaten het vertrek, terwijl Erine naast de roodharige knielt. Even staart ze naar de grote, licht bloedende, wonden in de borst van de roodharige. Aarzelend tast ze naar de hals van Sorane. Ze voelt nog een lichte schokkende hartslag. ‘Ze leeft nog Waarschuw de hulpdiensten!!’ ‘Verdient ze dat wel?’ vraagt een stem achter haar. Erine kijkt de twee veiligheidsagenten, die achter haar in de deuropening staan, aan. ‘Doe het en snel. Misschien leeft ze nog lang genoeg. Ik wil de naam van haar opdrachtgever weten.’ Terwijl de twee zich haasten, kijkt Erine met gemengde gevoelens naar de gewonde. ‘Waarom, Sorane? Ben je werkelijk zo verdorven?’ fluistert ze. Dan merkt ze dat de mond van Sorane beweegt. ‘De rr….ech…er..i… Aqu..n…ok… Copy mo.dddu.l…s …k….op…ie… fla…’ fluistert de stervende. Erine kijkt Sorane verschrikt aan. ‘Wat bedoel je, Sorane. Ik kan je bijna niet…’ zegt Erine, maar dan merkt ze de starre ogen van Sorane op. Dadelijk beseft ze dat de huurmoordenares dood is. Even staart ze naar de dode, terwijl ze de laatste woorden die Sorane stamelde, hoort naklinken in haar hoofd. ‘Verdomme, Sorane waarom toch? Je had een nieuw leven kunnen beginnen, als je gedaan had wat wij vroegen.’ ‘Ze is een moordenares, Erine. Dat was haar leven. Al de rest was gelogen,’ zegt Malon, die nu pas het vertrek binnenkomt. Even kijkt ze neer op het het mooie gezichtje van de roodharige. ‘Daar ben ik niet zo van overtuigd, Malon,’ fluistert ze, terwijl ze met haar linkerhand de starre ogen van Sorane sluit. ‘Kijk dan of ze de datamodules, waar ze van sprak, bij zich heeft,’ Erine aarzelt even en fluistert met trillende stem: ‘Hoperlijk vindt je vrede waar je nu ook mag zijn, Sorane.’ Dan tast ze het lichaam van Sorane af, voor zover ze kan, maar ze vindt alleen de twee kleine revolvers. En schudt haar hoofd. ‘Misschien in haar flat.’ Erine kijkt haar partner aan. ‘Dat is mogelijk, als die modules bestaan. Neem een paar agenten mee en doorzoek de hele flat grondig. We moeten ze vinden,’ fluistert Erine. Malon schrikt van haar trillende stem, maar knikt dan en wenkt enkele veiligheidsagenten. Samen haasten ze zich naar buiten. Intussen hebben de verplegers beide lichamen op draagberries gelegd en brengen hen weg. Erine kijkt hen na. Ze voelt zich alleen en bedrogen. Buiten moeten ze door een haag van reporters, maar ze bereiken na een paar minuten de ziekenzwevers. Als ze Sorane naast de dode agente in de zwever willen schuiven. ‘Nee, haar niet. Die moordenares moeten jullie met een andere zwever wegbrengen, verpleger,’ zegt een agent, die naar hen toekomt. ‘Rinda was een van ons. Ze zou niet willen dat zij naast haar moordenares vervoerd wordt,’ merkt een andere agent op. ‘Dat zou ik ook niet willen, agent,’ knikt een van de drie verplegers. Dan dragen twee van hen het lichaam van Sorane naar een andere ziekenzwever, terwijl de derde de zwever met Rinda afsluit. Malon en zijn mensen hebben intussen de flat van Sorane bereikt en kijken om zich heen. Hoe hard ze in de flat ook zoeken, ze vinden geen datamodules. Intussen wordt het kantoor van de rechter ook onderzocht. Als de commandante hoort wat er gebeurd is, wil ze een volledig onderzoek. ‘Ik wil dat alles tot in de puntjes onderzocht wordt,’ zegt ze bevelend, tot de verbazing van haar ondergeschikten. Want ergens vertrouwde ze Sorane wel. Ze meende het toen ze zei dat ze een ander leven wou beginnen. Dat kon ze aan haar blik zien. Ook Erine staat toe te kijken en weet nog steeds niet goed wat te denken. Sorane leek het eerlijk te nemen en nu zou ze de rechter gedood hebben. ‘Ergens klopt iets niet,’ denkt ze. En Sorane heeft ook haar leven gered, waardoor haar schuld nog steeds open staat. En nog maar een paar dagen geleden die federaal agente Seana Vergan. ‘Ik moet uitzoeken wat hier juist gebeurd is. Misschien wil agent Vergan mij wel helpen. Dat zijn we beiden aan Sorane verschuldigd.’ Dan kijkt ze naar haar collega’s die hun werk doen. Plots rinkelt haar gsm en ze neemt op. Het is Malon, die de flat van Sorane moesten doorzoeken. Hij meldt dat ze nergens iets van de datamodules kunnen vinden. Het lijkt alsof ze niet bestaan hebben. Erine vloekt eventjes. ‘Nu staan we nog steeds even ver,’ sist ze. Maar als ze die avond plots wakker schrikt. In haar slaap hoorde ze de woorden van Sorane opnieuw. In stilte herhaalt ze wat ze hoorde verschillende malen na elkaar. Tot ze plots stokt, als tot haar doordringt wat Sorane probeerde te zeggen. Even slikt ze. ‘De rechter is Aqunok,’ fluistert ze dan. Toch is er iets vreemds in de scene, hier, dat haar dan opvalt. ‘Maar hoe doet hij dat dan. Zou hij een haloprojector dragen? Nee, dan zou dat gedetecteerd worden door de beveiliging.’ Dan moet ze plots aan de modules denken die Sorane bij zich had. Waar zijn die gebleven? ‘Als mijn vermoeden juist is, dan moet Aqunok de drie modules in handen hebben. Verdomme, dan is alles voor niets geweest.’ Maar dan herinnert ze zich wat Sorane eerder zei. ‘Ccopies, Sorane zei dat ze copies gemaakt heeft. Alleen vraag ik me af waarom Malon niets in haar flat heeft kunnen vinden.’ Intussen worden de beelden van de aanslag op een van de belangrijkste teevee kanalen van het land uitgezonden. Seana is op dat moment al een dag of vier thuis, nadat ze min of meer uit het ziekenhuis gaan lopen is. Ze is echter nog niet volledig genezen. Leyna is haar een paar dagen geleden komen oppikken aan de rand van het park dat het ziekenhuis omgeeft. Zij is met haar vriend Lyco deze avond op bezoek. ‘Hoe is het me je verwondingen, zus?’ ‘Als ik voorzichtig ben, heb ik er niet echt veel last van. Alleen mijn been doet soms een beetje pijn. Ik trek mijn plan wel.’ ‘En Lyco, die was er toch tegen dat ik het ziekenhuis verliet.’ ‘Ja, een beetje wel. Maar ik zei dat je een harde meid bent.’ ‘Hoe is het nu tussen jullie beiden?’ ‘Hij is nog wel bezorgd, maar heeft zich bij de situatie neergelegd. Alleen als jij een ook maar een klein beetje zwakte vertoond, zou hij je wel eens zelf naar het ziekenhuis kunnen brengen.’ ‘Dan zal ik dat beetje pijn moeten verbergen.’ ‘En jij zusje. Nog geen nieuwe liefde.’ ‘Nee, dat is er nog niet van gekomen. Alleen een paar vluchtige ontmoetingen, maar meer ook niet.’ ‘Hoe zou het met onze broer zijn?’ ‘Die zou weleens een nieuwe liefde gevonden kunnen hebben, Leyna.’ ‘Wie dan?’ ‘Sorane Cobanon, je hebt haar toch al ontmoet.’ ‘Dat is al een paar maanden geleden, Seana. Ergens leek ze me een leuke meid, maar met haar beroep kan ze zich toch geen relatie veroorloven. En dat Deno op haar verliefd zou kunnen worden, dat was nog niet bij me opgekomen.’ ‘Toch denk ik dat het zo is. En ze is meer dan een leuke meid, Leyna. Je weet dat ik gewond werd.’ ‘Ja, dat weet ik. Toen ik het bericht kreeg, was het al te laat om je te bezoeken, want je muisde er gewoon tussen uit. Dus kon ik je alleen maar komen oppikken en naar je flat brengen.’ ‘Ik had liever geen bezoek, zusje. Ik wilde nadenken, want je weet dat ik de opdracht had om Sorane Nador te arresteren.’ ‘Ja. Is zij het die je neergeschoten heeft?’ ‘Nee, Sorane niet. Dat ik nog in leven ben, heb ik aan haar te danken. Zij heeft mij en enkele anderen gered, terwijl we zwaar onder vuur lagen.’ ‘Wat? Is dat waar?’ Seana knikt. ‘Hebben jullie het over Sorane Nador of Sorane Cobanon, lieveling?’ vraagt Lyco, die de keuken binnenkomt. ‘Dat is een en dezelfde vrouw, Lyco.’ De man slikt even. ‘Dan kan je beter allebei naar het nieuws komen kijken. En zekere Sorane Nador is neergeschoten,’ zegt hij met trillende stem. Seana kijkt Leyna en Lyco even verschikt aan. Ze beseft dadelijk dat er iets erg aan de hand is. Ze volgt hen dadelijk naar de salon en blijft verschrikt staan als ze de beelden voor haar ogen ziet. Ze dragen de dode Sorane Cobanon juist achter een andere dode uit het gerechtsgebouw. Ze zien de groep door de opdringerige groep verslaggevers heen stappen. Als ze de eerste draagberrie in de zwever geschoven hebben, lijkt er een woordenwisseling te zijn met enkele agenten. Daarna dragen ze de tweede draagberrie naar een andere ziekenzwever. ‘De veiligheidsagente Rinda Norano werd hierbij door Sorane doodgeschoten,’ horen ze de verslaggever hees zeggen. Met verbijstering luistert ze naar de verslaggever. ‘Dat kan toch niet. Nee, zou ik me zo vergist hebben,’ fluistert ze ontsteld, terwijl ze naar de zetel toe wankelt. Moeizaam gaat ze naast haar zus zitten en staart naar de beelden van het kantoor waar ze verschillende vlekken bloed op de vloer kan zien. ‘Dat kan niet. Sorane kan zoiets niet gedaan hebben? Nee, het moet iemand zijn die op haar lijkt…’ ‘Ik weet het niet, Seana. Ze is het werkelijk, maar daarstraks spraken ze ook over een dubbelgangster. Beiden zouden samengewerkt hebben. De ene draagt de naam Nador en de anderen Cobanon zeiden ze.’ ‘Sorane Nador noemde zich sinds een paar maanden Sorane Cobanon, Lyco. Cobanon was de naam van haar echte ouders.’ ‘En Deno. Wat met onze broer? Als jij daarstraks gelijk had, dan zal die onze steun nodig hebben.’ Met een ruk kijkt Seana naar haar zus, want die heeft gelijk. Deno zal er kapot van zijn. ‘Arme broer. Misschien moet ik toch mijn trots opzijzetten en eens met hem praten,’ denkt ze en kijkt ze haar haar zus en haar man. ‘Blijven jullie vandaag hier slapen? Ik wil morgen zeer vroeg naar het ziekenhuis waar ze Sorane’s lichaam naar toe gebracht hebben.’ ‘Dat is geen probleem, zus,’ zegt Leyna, terwijl ze opstaat. ‘Ik ga Deno eens proberen te bellen. Hopelijk neemt hij op.’ Seana knikt haar zus toe. ‘Als je hem kan bereiken, vraag hem dan naar hier te komen.’ ‘Hopelijk weet hij het nog niet.’ ‘Ik ook. Maar het is wel overal op het nieuws en in de kranten. Dus dat zal wel valse hoop zijn.’ Terwijl Leyna gaat bellen, blijven de anderen naar de beelden kijken. Dan zien ze ook Erine naar de plaats van de schietpartij toestappen. Ze knielt even en kijkt dan naar het bureau van de rechter. Juist op het moment dat de agente in de richting van het bureau stapt, verandert het beeld naar de omgeving. Op de achtergrond zien ze de zwever van de rechter weg razen. ‘Toch kan ik het niet geloven. Of heb ik Sorane dan zo verkeerd beoordeelt. Nee, dat kan niet.’ ‘Iedereen kan zich weleens vergissen, Seana.’ Ze kijkt Lyco even aan en knikt. ‘Maar ik vergis me echter niet in Sorane. Dit is haar werk niet. Als ze werkelijk haar lichaam weggedragen hebben, dan is er iets aan de hand waarvoor ze een zondebok nodig hebben. En als dat juist is dan hebben ze haar en die agente vermoord.’ ‘Wauw, dat is nogal een conclusie, Seana,’ zegt Leyna die weer de Salon instapt. ‘Meer een vermoeden, zus.’ ‘Ik heb Deno aan de telefoon gehad. Hij is er niet te best aan toe, denk ik.’ ‘Komt hij naar hier?’ ‘Nee, hij is in het ziekenhuis om het lichaam van Sorane te zien. Maar hij moet op toestemming wachten.’ ‘Dan moeten we naar hem toe, zus. Kom je?’ ‘Ik kan spijtig genoeg niet, Seana. Ik blijf wel hier met Lyco slapen, als je het goed vindt. Morgen moeten we vroeg weg.’ Seana glimlacht even, want haar zusje heeft gelijk. Het is al te laat om nu nog naar huis te vertrekken, want ze wonen meer dan tweehonderd kilometer van hier. ‘Ik moet mijn trots vandaag opzijzetten. En dan doe ik het beter alleen. Het is al lang geleden dat Deno en ik nog gepraat hebben. Maar vandaag voel ik dat het moet,’ zegt Seana, terwijl ze opstaat. Even kijkt ze nog naar de herhaling van het nieuws, maar het zijn dezelfde beelden die te zien zijn. ‘Komen jullie eind deze week nog eens terug? Misschien heeft Deno ons beiden nodig, Leyna.’ ‘Met plezier. Ik zal er op vrijdag zijn en Lyco kan me dan zaterdag komen oppikken.’ Dan volgt Leyna haar zus naar de voordeur. Seana trekt snel haar jas aan en haast zich naar de lift. Leyna kijkt haar even na, voor ze weer naar binnen gaat. Op dat moment ligt het levenloze lichaam van Sorane op de tafel van het ziekenhuis. Onzichtbaar zweeft haar informatiedrager, of ziel zoals sommigen dit noemen, langzaam omhoog. Plots ziet ze de deur opengaan en de verplegers gaan naar buiten. Maar in hun plaats komt een man binnen die ze kent. Deno. Hij stapt aarzelend dichterbij. Even staart hij naar het witte laken dat over haar dode lichaam en dat van de agente ligt toe. Dan zet hij zich in beweging en nadert beide roerloze lichamen toe. Ter hoogte van haar schouder ziet ze dat hij blijft staan. Langzaam trekt Deno het laken van haar gezicht weg. Hij schrikt even van beide afschuwelijke wonden in haar borst. Met een ruk trekt hij het laken tot onder haar kin en staart haar haar bleke gelaat. ‘Waarom, Sorane? Waarom heb je zoiets gedaan? Waarom heb je tegen mij gelogen? En gisteren nog, toen je zei dat je van mij hield?’ vraagt hij, maar niemand geeft antwoordt. Wankelend trekt hij een stoel naar zich toe en gaat zitten. Dan kijkt hij naar haar bleke, maar nog niet kleurloze gelaat. Meer van een half uur zit hij daar te staren. Voor zijn ogen ziet hij beelden van Sorane, toen ze nog leefde. Hij herinnert zich hoe levendig en opgewekt Sorane was. En de beelden van gisteren toen ze in zijn armen lag. Ze leek zo gelukkig. ‘Je wilde toch een nieuw leven, Sorane. Of was dat allemaal een leugen. Ik kan het bijna niet geloven. Je speelde je rol zo goed, dat ik je begon te vertrouwen. Als alles een leugen was, dan vervloek ik je. En ik geloof dat Alon dat je hierboven ook nooit zal vergeven. Was je zo slecht en verdorven dat je alleen op geld en macht uit was? Was dat je doel? Een der machtigste misdaadleiders worden die er bestaan,’ hoort ze hem fluisteren, terwijl hij even haar gezicht streelt. Sorane slikt, terwijl ze hem deze woorden hoort zeggen. ‘Nee, Deno. Denk dat niet. Ik…’ zegt ze met al haar kracht, maar ze beseft dat hij haar niet kan zien of horen. Als de agent zich omdraait kan ze zien dat hij trilt van woede en helemaal verward is. Hij kan niet geloven dat ze hem zo bedrogen heeft. Zijn tranen glijden langs zijn wangen naar beneden. ‘O, wat wenste ze dat ze nog met hem kon spreken. Dan kon ze hem de waarheid zeggen. Waarom is haar dat niet gegund? Heeft ze dit verdiend voor haar daden of zijn het misdaden? Ze weet het niet.’ Plots klinken stemmen in de gang. ‘Ik wil haar lichaam zien. Mijn zoon was haar verloofde,’ roept iemand. Als Deno met stramme stappen door de deur stapt, ziet hij Evara, de moeder van Alon, die uitvalt tegen een verpleegster, staan. ‘Laat haar maar binnen, ze merkt het toch niet meer,’ zegt hij. De verpleegster kijkt hem aan en knikt dan. Evara kijkt naar Deno. ‘Is ze werkelijk dood?’ De agent knikt even en gaat met de vrouw weer naar binnen. Evara loopt naar de tafel waarop Sorane ligt. ‘Is het waar, Deno? Heeft ze werkelijk gedaan wat ze zeggen?’ ‘Ik denk het. Toch heb ik ergens mijn twijfels.’ ‘Ik kan het niet geloven, Deno. Sorane hielt van Alon, daar ben ik zeker van.’ ‘Ik weet het, Evara. Maar ik weet niet wat ik er moet van denken.’ Even kijkt Evara naar het dode lichaam en heeft plots een vreemd warm gevoel. Als ze weer naar Deno kijkt, stormt die het vertrek uit. Evara schrikt als ze de woorden, ‘Deno!!! Nee!!!!’ lijkt te horen. Op hetzelfde moment voelt ze de warme gloed niet meer. Het lijkt wel alsof het plots veel kouder is. Aarzelend kijkt ze om zich heen. ‘Het is alsof hier iets vreemds aanwezig is,’ denkt ze. Dan zet ze zich in beweging en haast zich naar de deur. Op een pas van die deur, voelt ze plots weer die warmte door haar lichaam trekken. Maar als ze door de deur is, voelt ze niets meer. Het innerlijk van Sorane, die heel even door de geopende deur de gang kan inkijken, ziet Deno in de verte van haar weg stappen. Hij botst tegen een witte harige vrouw op, maar merkt het zelfs niet. Ze zou hem achterna willen, maar hoe veel ze ook wil. De deur lijkt een grens waar ze niet voorbij kan. Ze blijft allen achter. Radeloos, want ze zou willen dat hij haar kon horen, maar ze slaagt er niet in. Ze ziet niet meer dat Deno door een jonge vrouw aangesproken wordt. Ook Evara wordt verrast als ze zich van het dode lichaam afkeert. Verbaasd merkt ze dat de deur geopent wordt. Een witte harige vrouw komt vergezelt van een jonge roodharige en een blondine binnen. Die twee laatsten lijken wel een tweeling of nee een drieling, want er komt nog een derde binnen. Maar achter haar is nog één. Evara schrikt en denkt verbaasd: ‘Wat lijkt die veel op Sorane. Bijna een dubbelgangster.’ De witharige stapt tot bij de tafel waarop het dode lichaam ligt en ze heft het laken dat Evara weer over het hoofd van Sorane gelegd op. Even slikt de vrouw. ‘Is ze het echt, Cora?’ hoort Evara de jonge roodharige vragen. Evara dat niemand aandacht aan haar bested en besluit om in alle stilte te verrtrekken. Intussen heeft de witharige nog niet geantwoordt, maar dan knikt ze: ‘Ik denk het. Ze lijkt op de beelden die we van haar ontvangen hebben.’ De blondine neemt een apparaatje uit haar riem en gaat naast Cora staan. Dan drukt ze het tegen de levenloze arm. Even later verschijnen er enkele gegevens op het schermpje? ‘Volgens haar lichaamscellen is hets werkelijk Sorane, onze nicht, tante Cora,’ zegt de jonge vrouw. ‘Dan kunnen we haar niet meer ter verantwoording roepen.’ ‘Dit is of was mijn zus, Judie. Moge de verhevene haar vergeven., We zijn te laat gekomen.’ ‘Zou ze werkelijk, wat ze op de nieuwsberichten zeggen, gedaan hebben, Cora?’ ‘Dat weet ik niet, Suzy. Niemand van ons heeft haar ooit gekend, Dus is alles mogelijk.’ ‘Wat nu? Keren we terug naar Trafar?’ vraagt de vierde jonge vrouw. ‘Nee, Keiya, nog niet. Ik wil er eerst zeker zijn dat, dat wat er in de berichten gezegd wordt ook werkelijk gebeurd is.’ ‘En als ze onschuldig blijkt te zijn.’ ‘Dan kunnen we ook niets doen, ze was niet echt een amazone, dat weet je. Maar ik wil alleen zeker zijn, voor ik haar dood aan onze moeder laat weten. Je weet dat zij Sorane graag ontmoet zou hebben.’ ‘Cora, er is hier iets vreemds. Iets raakte me aan,’ zegt de jongste roodharige. ‘Wat, Judie?’ ‘Weet ik niet. Maar het gaf een warm gevoel. Heel mijn lichaam voelde het.’ ‘Je gelooft toch niet in geesten, zusje,’ zegt de blondine. ‘Nee, maar…,’ zegt de roodharige, maar merkt dat haar zus, plots verstijfd en om zich heen kijkt alsof ze iets zoekt. ‘Voel jij het ook, Suzy?’ De blonde knikt. ‘Heel even, zus.’ ‘Kom, we gaan hier weg, voor jullie allebei….,’ zegt de witharige, maar onderbreekt zichzelf als ze een warme gloed door haar lichaam voelt trekken. ‘Ik voel het nu ook. Wat kan het zijn?’ fluistert ze, terwijl ze alle vier om zich heen kijken, zonder ook maar iets vreemds op te merken. In de gang heeft Seana haar broer naar buiten zien komen. Aan zijn houding kan ze zien dat het hem zeer hard getroffen. Ze geeft hem een teken. Maar hij merkt het niet. Hij kijkt alleen maar strak voor zich uit alsof hij in schok is. ‘Deno, broer.’ Deno kijkt om en merkt zijn zus op. ‘Seana, ik moet hier weg… Haar lichaam daarbinnen wil ik zelfs niet onder de grond zien steken.’ ‘Deno. Blijf alstublieft. Ik geloof nog in Sorane.’ ‘Jij geloo…… Ja, jij ziet altijd het goede in de mensen, Seana. Maar Sorane is je vertrouwen nooit waart geweest.’ ‘Je moet me vertrouwen. Sorane heeft haar leven gewaagd om mij...’ Maar Deno wil niet luisteren en roept met trillende stem: ‘Nee, zus. Wat Sorane ook voor jou mag gedaan hebben. Je kan beter zwijgen. Want als je verder spreekt, dan zullen er dingen gezegd worden waar we beiden later nog meer spijt van hebben dan bij onze vorige ruzie.’ Seana kijkt hem na, als hij met stramme stappen naar buiten stevent. ‘Ze heeft mijn leven gered, broer.’ Deno verstart even, maar weigert zich om te draaien. Dan stapt hij verder zonder nog om te kijken. Even wil Seana hem nog tegenhouden, maar laat haar hand hulpeloos zakken. Dan kijkt ze naar de deur waarachter de doden liggen en merkt plots een vrouw op, die op haar toekomt. ‘Ken je die man, meisje?’ ‘Ja, dat is mijn broer Deno.’ ‘Je broer?’ ‘Ik ben Seana, zijn zus.’ ‘Mag ik zijn adres?’ ‘Waarom?’ ‘Ik moet hem dringend iets zeggen.’ ‘Ik weet niet waar hij woont, dame.’ ‘O, ik heb me nog niet voorgesteld. Mijn naam is Evara, de moeder van Alon, een van de beste vrienden van je broer.’ ‘Was?’ ‘Mijn zoon werd tijdens een undercover opdracht op Sorane verliefd. Maar hij werd vermoord.’ ‘Het spijt me. Ik en Deno spreken al een tijd niet echt meer tegen elkaar. Ik weet zijn adres niet.’ Even zegt Evara niets. Ze kijkt nadenkend voor zich uit. ‘Er is iets vreemds daar aanwezig, mevrouw Vergan,’ zegt ze plots en wijst naar de deur van het dodenhuisje. De agente kijkt even naar de deur. ‘Ik kijk wel even,’ zegt ze. ‘Er is niets te zien, maar je voelt het wel.’ ‘Komt u mee? Dan gaan we even kijken.’ ‘Nee, dat kan ik niet meer aan. Ik moet gaan.’ Seana kijkt de vrouw na, tot ze afslaat in de richting van de inkomhal. Dan kijkt ze naar de deur. Even aarzelt ze, maar dan zet ze zich toch in beweging en stapt zij op haar beurt het vertrek binnen waar Sorane ligt. Verbaasd kijkt ze de vier vreemde vrouwen aan. Ze spreken echter een andere taal, die ze niet begrijpt. ‘Wie zijn jullie?’ ‘En wie geeft u dat recht om te vragen?’ zegt de witharige nu in het Enuroons. ‘Seana Vergan, Speciaal agente.’ ‘Een agente, Oké dan. Mijn naam is Cora Cobanon. Sorane was mijn jongere zus. We wilden weten of het werkelijk onze nicht is die hier ligt.’ Even kijkt Seana de vrouw in de ogen. Ze kan die toon echter niet uitstaan. ‘En is ze het?’ vraagt ze ruw. ‘Vergeef ons, agente. Wij zijn amazones, daarom zijn we de gebruiken hier niet gewoon. O, vergeef me, Ona Vergan. Mijn naam is Cora Cobanon. Sorane was onze zus.’ Seana slikt even en knikt. ‘Ik begrijp het? Was Sorane een amazone?’ vraagt ze nu een beetje vriendelijker. ‘Van afkomst, wel, maar niet van opvoeding. We hebben haar niet gekend. Onze moeder zal ontsteld zijn als we haar het nieuws brengen dat Sorane een rechter heeft willen vermoorden. Haar ouders waren undercoveragenten op Oran II. Zij werden bij een aanslag gedood, toen Sorane nog zeer jong was,’ antwoordt de witharige iets minder streng. ‘Daar was ik niet van op de hoogte amazone.’ ‘Het was ons doel om Sorane levend bij onze moeder te brengen, agente Vergan. Maar nu zullen we haar dood moeten melden.’ ‘Ik weet wat er op het nieuws gezegd wordt, maar er zijn mensen die Sorane gekend hebben, die dat niet echt geloven.’ ‘Misschien, maar waar zijn die?’ ‘Sorane waagde haar leven om het mijne te redden, dus ben ik haar iets verschuldigd.’ ‘En ga je de schuld inlossen, agente?’ vraagt de vierde vrouw plots. ‘Als ze onschuldig is, zal ik de bewijzen vinden. En dan ga ik achter de werkelijke schuldige aan. Als het dat is dat je bedoeld.’ ‘Als een amazone gesproken, Agent Vergan. Vergeet je woorden echter niet en je kan maar beter doen wat je nu gezegd hebt. Of je krijgt met ons te maken.’ ‘Bedreig me niet, amazone. Ik heb me nooit laten omkopen en zal dat nooit doen.’ Een kijkt de witharige amazone Seana in de ogen en knikt dan: ‘Ik Ken je maar pas,, Seana Vergan. Maar ik voel dat ik je kan vertrouwen.. Als je hulp nodig hebt, laat het een van ons dan weten.’ Seana knikt even lichtjes. ‘Ik zal eraan denken, maar je moet begrijpen dat het maar een vermoeden is, Ona Cobanon. Meer ook niet.’ ‘Ik zie dat je enkele gebruiken van de amazone kent, agente.’ ‘Leyna, mijn zus bestudeert jullie leer. Van haar heb ik een aantal dingen geleerd. Dingen die, zoals nu, zeer nuttig blijken te zijn.’ Cora Cobanon knikt even met een glimlach. ‘We moeten aan, agente. Maar we blijven nog wel een paar weken als een soort verlof. Misschien kan je ons laten weten wat je onderzoek uitwijst.’ ‘Dat zal ik doen. Maar als jullie iets meer over het leven van Sorane willen weten, dan is het misschien beter dat jullie Mogwan eens bezoeken. Daar kenden ze haar als Sorane Cobanon, maar ze spreken over haar alsof ze iemand anders is.’ ‘Ze was een huurmoordenares, agente. Meer was ze niet.’ ‘O, ze was veel meer dan dat amazone. Jullie famillie zal toch wel meer willen weten over de amazone die als een Enuroonse opgevoed werd.’ Even kijkt Cora, Seana aan. ‘Misschien wel, agente. Ik zal erover nadenken.’ ‘Ik ben voor, om te doen wat deze agente aan raad, Cora.’ De witharige kijkt even naar haar nicht met blonde haren en knikt. ‘Misschien zullen we dat doen,’ fluistert ze. Dan verlaten de vier amazones het vertrek. Een paar seconden kijkt Seana hen na, maar als de deur weer dicht klikt, wend ze haar hoofd en stapt op de tafel toe. Dan pas merkt ze dat die vreemde roodharige die veel op Sorane lijkt nog steeds aanwezig is. ‘Wie bent u?’ ‘Een van de twee oudere zussen van Sorane, Agente Vergan. Mijn naam is Sovane Cobanon.’ ‘Ben je zeker dat dat je naam is, amazone?’ De roodharige glimlacht even. ‘Mijn moeder Elian Cobanon heeft mij die naam bij mijn geboorte gegeven, agente. Pas later kwam werd ik van het bestaan van een jongere zus op de hoogte gebracht. We lijken fel op elkaar. Zelfs onze voornaam verschilt maar maar één letter.’ ‘U zou voor Sorane kunnen doorgaan, amazone. En dat kan wel eens gevaarlijk zijn.’ ‘Dat besef ik, agente. Maar ik heb mijn zus en nichten beloofd om hen te helpen.’ ‘Pas dan maar goed op, Ona Cobanon.’ ‘Dat ben ik gewoon. Ik moet al mijn hele leven altijd op mijn hoede te zijn. Bij de amazone worden amazones zoals ik onreinen genoemd en verbannen naar Sector X.’ ‘Verbannen? Wat bedoel je?’ ‘Ik kan dingen met vreemde krachten doen. Bijvoorbeeld je gedachten lezen. En dat wordt bij de amazone een onreine genoemd. Ik heb mijn famillie beloofd dat ik mijn zus en nichten zou helpen om Sorane op te sporen en naar de famillie te brengen.’ ‘En daarna wil je jezelf aangeven?’ ‘Dat wil ik niet, agente Vergan. Maar ik ben een amazone. Ik moet mijn belofte nakomen.’ ‘Waarom?’ ‘Het is te zien dat u geen amazone bent. Ik wil mijn eer niet verliezen, want dat is wat van ons amazones maakt.’ Even kijkt Seana de roodharige aan en vraagt dan: ‘En wat is Sector X?’ ‘Daar worden onze krachten onderdrukt, waardoor we ze niet meer kunnen gebruiken. Als ik daar aankom zal ik pas terugkeren als ik bewezen heb dat ik mijn bijzondere krachten niet meer heb. Dat is de wil van de verhevene.’ ‘Is dat zo? Mijn zusje zegt altijd dat voor jullie verhevene iedereen gelijk is.’ ‘Dat klopt, agente. Maar onreinen, zoals ik, horen daar niet bij.’ ‘En je zus hier?’ ‘Zij is geen onreine geweest, maar heeft door haar beroep oneer over de famillie gebracht. We zochten haar om door boete onze eer weer te herstellen. Maar nu ze de rechter zou gedood hebben, is dat niet meer mogelijk.’ ‘En als ik bewijs dat ze onschuldig is.’ ‘U heeft het Cora belooft. En als het werkelijk waar is moet u dat zo snel mogelijk laten weten.’ ‘Dat zal ik zeker doen, Ona. Maar ga toch maar eens naar Mogwan, want daar blijken ze een andere Sorane te kennen. Echter niet diegene die overal gezocht wordt voor diefstal en huurmoord.’ ‘Ik zal uw raad opvolgen, Ona Vergan,’ zegt Sovane nog en geeft Seana een hand. Seana drukt die stevig en merkt dat de amazone glimlacht. ‘Je zou een eervolle amazone kunnen zijn, agente Vergan.’ Seana kijkt de amazone na als ze het vertrek verlaat. Dan keert ze zich om en stapt naar de tafel waarop de zus van de amazone ligt. Kalm trekt ze het laken van het hoofd. Even kijkt ook zij naar het bleke gelaat van de vrouw die haar gered heeft. Dan heft ze het laken op en staart even naar de twee wonden en beseft dat Sorane zo goed als dadelijk dood moet zijn geweest. ‘Arme broer. Hij vertrouwde haar en nu schijnt dat ze ons allemaal bedrogen heeft… Tenzij mijn vermoeden juist is,’ denkt ze. Plots heeft ze een vreemd gevoel van warmte. Ze kijkt om zich heen, maar er is niemand. Ze beseft echter niet dat de informatiedrager van Sorane op dezelfde plaats staat dan zijzelf. ‘Zou het dat zijn, dat Evara bedoelde? Een gevoel van warmte.’ Seana doet opnieuw een paar passen naar binnen en kijkt verschrikt om zich heen, als ze beseft dat hier ze niet echt alleen is. Maar ze ziet niemand. Sorane merkte dat de zus van Deno, zoals Evara en de vier vreemde vrouwen reageerden, toen ze zich op dezelfde plaats bevond en loopt weer op de agente toe. Ze probeert zich te concentreren en denkt met al haar kracht die ze in zich heeft. Seana schrikt als er plots een gedachte in haar opkomt. Ze vangt de woorden, rechter Aqunok moordenaar op. De agente kijkt om zich heen, maar ze is nog steeds alleen met het dode lichaam. Ze doet een stap naar de deur toe en voelt dat het warme gevoel even afnam. Verbaasd blijft ze staan en enkele seconden later voelt ze het weer. ‘Sorane, ben je nog hier?’ fluistert ze. Maar niemand antwoordt al zou Sorane wel willen. Maar het lukt haar niet, nu ze op een paar passen van Seana staat. Daarom doet ze een stap naar links en dan weer naar rechts, zodat ze naast Seana komt te staan en dan weer op dezelfde plaats. Dit herhaalt ze een paar maal. Seana voelt dit aan den lijve en beseft dat de ziel van Sorane nog steeds in deze plaats aanwezig is. ‘Sorane als je me hoort, doe nog eenmaal wat je daareven deed.’ De roodharige doet het. ‘Ik wil dat je eerlijk antwoordt. Heb jij de rechter willen vermoorden, Sorane?’ Maar nu voelt ze niets. ‘Ben je er nog?’ vraagt ze en nu voelt ze het weer. Even denkt Seana na. ‘Dus jij was het niet.’ ‘Was het de agente?’ Maar nu voelt ze weer niets. Plots voelt ze dat haar hand warmer wordt, maar ze weet niet dat Sorane nu alleen haar hand probeert vast te nemen. ‘Rechter Aqunok,’ hoort ze nu duidelijk in haar hoofd. ‘Wat bedo... He, je bedoelt toch niet dat de rechter Aqunok is.’ Weer voelt ze heel haar lichaam even warmer worden. ‘Als dat waar is, dan zou dat ook kunnen verklaren waarom de collega’s van Deno in een hinderlaag liepen,’ denkt ze. Weer dat warmte gevoel. ‘Dank je Sorane. Ik zal je naam zuiveren, als ik kan,’ zegt Seana terwijl ze om zich heen kijkt. Dan loopt ze naar het dode lichaam toe en dekt het weer af. Even kijkt ze nog naar het laken. Als ze zich omdraait, veegt ze even een traan weg. Dan voelt ze weer een warme gloed in haar rechterhand. ‘Deno, ik geef veel om hem,’ hoort ze weer. Even knikt ze begrijpend. ‘Ik zal het aan Deno laten weten, Sorane. Maar ik vrees dat hij mij gek zal verklaren.’ Weer voelt ze die warme gloed door haar hand trekken, maar nu heviger dan de vorige keer. Ze kijkt in de richting van de plaats waar ze Sorane vermoed, maar ze kan haar niet zien. ‘Het ga je goed, Sorane. Misschien was je ooit mijn vriendin geworden en misschien zelfs mijn stiefzus. Maar het heeft niet zo mogen zijn,’ fluistert ze nog, terwijl ze de deur opent. De informatiedrager van Sorane wil echter nog zoveel zeggen en volgt haar. Maar als ze de deur nadert, wordt ze door iets tegengehouden. Hoe hard ze ook probeert, ze kan niet verder. Zelfs de deur aanraken lukt niet. Plots merkt dat een witte gloed om haar heen opgebouwd wordt. Als ze er helemaal omhult is, ziet ze dat er voor haar een oplichtend wit pad gevormd. Ze voelt dat ze erdoor wordt aangetrokken. Langzaam stapt ze het pad op. Zover ze kan zien lijkt het geen einde te hebben. Ze beseft dat ze niet anders kan dan het pad volgen, waar het ook naartoe mag leiden. Achter haar vervaagt de omgeving, terwijl ze verder stapt.
18. Agente in nood
Sorane zucht opgelucht en kijkt even naar de modules, die op de zitplaats, naast haar liggen. Die moeten haar een nieuw leven bezorgen. Weg van al dat doden en de constante vrees om zelf het loodje te leggen. Ze verlangt naar een normaal leven met een kindje of twee. ‘Misschien wil Deno wel iets met mij beginnen. Ik weet niet waarom, maar ik voel me tot hem aangetrokken,’ denkt ze. Twintig minuten later brengt ze haar zwever tot stilstand op de parking van het appartementsgebouw waar ze haar intrek genomen heeft. Aarzelend neemt ze de modules van de stoel op en blijft er even naar staren. Even denkt ze weer aan Rinar, Ora en Alon. Een dure prijs om haar een nieuwe weg te laten inslaan. ‘Ik zal de gegevens aan Malon en Erine overhandigen, maar als Aqunok er toch zou in slagen om aan het gerecht te ontkomen, dan krijgt hij met mij af te rekenen,’ denkt ze en opent dan de deur. Even kijkt ze om zich heen, niet wetend dat er een verrekijker op haar gericht wordt. Drie mannen houden al een tijdje de flat van Sorane in het oog. Ze hebben de opdracht om haar neer te schieten. Ze hebben zelfs speciale capsules gekregen, die haar moeten verdoven. Want de meesteres wil haar levend onder handen nemen. ‘Daar is ze eindelijk. Een gemakkelijk doelwit. Ik dacht dat zij een van de beste was en nu loopt ze in de val als een groentje,’ merkt een van de drie op. ‘We kunnen niet schieten, want er is te veel volk in de omgeving. Als ik het niet mis heb zie ik daar enkele agenten,’ merkt de andere voorzichtig op. Zijn collega kijkt hem even aan en richt zijn kijker dan naar de hoek van de straat en ziet een zestal gewapende agenten staan. ‘Je hebt gelijk. We wachten nog even.’ ‘Als ze in haar flat is, dan krijgen we wel meerdere kansen en daar vinden ze haar niet zo snel. Dan hebben we tijd genoeg om haar bewusteloze lichaam op te halen, voor ze het ontdekken zijn wij al lang verdwenen. Onze collega’s onder de agenten moeten de modules maar zien te bemachtigen.’ De man met de verrekijker knikt en kijkt weer naar Sorane. Die kijkt plots op, alsof ze voelt dat ze bespied wordt en kijkt om zich heen. Ze ziet niet dat een schaduw tussen de zwevers wegduikt. Maar de drie op het dak merken het wel. ‘Hé, kijk daar. Wie zou dat zijn?’ ‘Dat is een vrouw, lijkt me, en ze is gewapend.’ De vrouw die Sorane als een schaduw volgt duikt snel in dekking en trekt haar wapen. ‘Zou ze het op onze roodharige gemunt hebben?’ ‘Hopelijk niet, Cevon. Ben je er zeker van?’ De blonde man kijkt zijn gezel aan en knikt. ‘Zie je dat niet. Ze duikt telkens weg als Sorane om zich heen kijkt.’ ‘Je hebt gelijk, Cevon. Ze volgt werkelijk ons doelwit. Misschien is het een agente,’ zegt de man met een tattoo op de rechterkant van zijn gezicht. ‘Ik vermoed het ook. Ik geloof dat onze roodkop wil arresteren.’ ‘Deanor, er is iets gaande daarbeneden. Er stoppen meerdere politiezwevers. Zouden ze ons ontdekt hebben?’ De tweede man richt zijn kijker op de straat beneden en merkt nu ook de agenten op. ‘Ons doelwit wordt echt gevolgd en dat door een lekker vrouwtje, vrouwtje. ‘ ‘Die in de zwevers zijn federalen, Serdon. Maar ze komen niet voor ons. Ze maken zich klaar om dat gebouw hierover binnen te vallen.’ ‘Ben je zeker, Deanor? Dat is een verdeelcentrum van Atos, daar worden drugs en zo verwerkt.’ ‘Zo zeker als wat. Ha, zie je wel. De hel breekt los,’ zegt Deanor met een glimlach. Beneden op straat klinken plots schoten, als de agenten naar het gebouw toelopen. Ze laten zich snel in dekking vallen en beantwoorden het vuur. Deanor en Serdon kijken elkaar verschrikt aan, als beneden hen een ware veldslag losbarst. Langs beide zijden vallen dode en gewonden. ‘Helpen we onze vrienden?’ ‘Dat zijn onze vrienden niet, maar mensen die drugs verkopen aan kinderen. Ik kan die niet uitstaan,’ zegt Serdon. ‘Ze betalen er wel je loon mee.’ De man trekt zijn schouders op. ‘Ons contract komt op de eerste plaats, Cevon. En de meesteres duldt geen mislukkingen, dat weet je even goed als ik,’ zegt Serdon, terwijl hij de derde man aankijkt. De man knikt. ‘Je hebt gelijk, Serdon.’ ‘Wat doen we?’ ‘We moeten hier weg, Deanor. Misschien komen de federalen wel naar hier om het gebouw onder vuur te nemen,’ merkt Serdon op en kijkt even naar Cevon. ‘We lopen geen enkel gevaar, Serdon. In dit gebouw zitten ook leden van onze organisatie. Die hebben vermoedelijk het bevel zich afzijdig te houden. Tenzij ze aangevallen worden.’ ‘Je zou gelijk kunnen hebben, Cevon. Als het nodig is kunnen we altijd nog verdwijnen.’ ‘Maar dit kan gunstig voor ons zijn. Niemand zal Sorane de eerste uren missen,’ merkt Deanor op. ‘Hopelijk heb je gelijk, Cevon. Anders zitten we hier vast.’ ‘Zeker heb ik dat, Serdon. Daar beneden is een oorlog losgebarsten,’ grijnst Cevon. ‘Dit is een mooie gelegenheid, mannen, om enkele agenten af te knallen. Vinden jullie ook niet?’ Verbaasd kijken Serdon en Deanor hun maat aan. Cevon richt echter zijn wapen naar beneden en zoekt een doelwit. Dan herinnert hij zich die agente, die hun prooi volgde. Hij grijnst en even als hij zijn wapen naar links beweegt. Even later heeft hij haar in het vizier en richt zijn wapen op haar rug. ‘Ik heb er eentje en die ga ik lekker in stukken schieten,’ horen beide anderen hem fluisteren. Dan verandert Cevon zijn wapen even naar links, tot het vizier op haar linkerschouder gericht is en vuurt. Sorane is intussen ook gealarmeerd door de schoten en nadert voorzichtig de omgeving van de schietpartij. Tussen de nieuwsgierigen blijft ze staan en ziet verschillende agenten op de straat liggen, maar ook in het gebouw zullen wel gewonden en doden zijn. Dat gebouw kent ze, want ze is er al verschillende malen geweest voor haar taken. Plots merkt ze een vrouw op die tussen de zwevers in haar richting sluipt. Ze heeft haar nog gezien, maar kan zich niet herinneren van waar. Plots gaat een schok door het lichaam van de vrouw. Ze wankelt nog een paar passen en zakt dan in elkaar. Sorane ziet de vrouw voorzichtig naar haar linkerschouder tasten, haar vingers zijn dadelijk vol bloed. De jonge vrouw kijkt verschrikt naar haar hand. Het schot kwam van achter haar beseft ze. Daar zitten agenten van de stadspolitie in dekking om de schoten die vanuit de grote huizen langs de anderen te beantwoorden. Sorane, die ze wilde arresteren, kan het niet geweest zijn, want bevond zich voor haar. De agente richt zich moeizaam op en wankelt naar een zwever toe. Op dat moment drukt Cevon weer op de tweede trekker van zijn wapen en een schiet uit de tweede loop. De straal trekt een diepe streep over de rug van de agente. De slag werpt haar voorover op de grond, maar ze ligt nu wel gedeeltelijk achter de zwever in dekking. Kreunend sleept ze zich verder. Cevon grijnst even, want hij kan het rechterbeen van de agente is nog duidelijk zien. Snel verandert hij lichtjes de richting van zijn wapen en vuurt. De agente voelt de klap van de capsule bijna niet, want ze heeft hevige pijn een paar centimeter boven haar linkerzijde, waar de tweede capsule haar lichaam verlaten heeft. Ze tast ernaar en kreunt. Dan merkt de ze wonde aan haar dij op, die hevig bloed. Ze beseft dat ze opnieuw geraakt werd. Toch trekt ze een verkeerde conclusie. Ze vermoed dat het een teruggekaatste capsule was. Het gaat moeilijk, maar ze slaagt erin om haar been weg te trekken. ‘Hou op met vuren, Cevon, straks ontdekken ze ons nog en dan missen we onze beloning.’ Cevon trekt zijn wapen terug en knikt even. ‘En dan. We zitten hier veilig. Die agenten hebben geen enkele kans.’ ‘Zolang ze ons niet ontdekken, Cevon.’ ‘Als je blijft schieten, dan zal dat snel gebeuren.’ ‘Ik wil die vrouw dood, want ze moet van onze prooi afblijven.’ zegt Cevon en richt weer zijn wapen. Maar de vrouw ligt nu achter de zwever, zodat hij niets heeft om op te schieten. Sorane heeft de vrouw zien vallen en weet uit welke richting geschoten werd. Kalm observeert ze de omgeving. De zwever waarachter de vrouw ligt, biedt haar dekking voor de schoten vanuit beide kanten. ‘Die vrouw is gewond. Maar de stralen die haar troffen kwamen uit een van de gebouwen achter haar. Wie zou die afgevuurd hebben?’ denkt Sorane, terwijl ze het dak en de vensters van de gebouwen observeert. De vrouw beweegt voorzichtig haar hoofd en kijkt in de richting van het gebouw waaruit hevig geschoten wordt. Enkele capsules slaan in de zwever in. Sorane merkt het, maar weet ook dat de vrouw alleen niet uit de gevaarzone kan raken. ‘Ze lijkt niet te weten dat achter haar ook gevaar dreigt,’ fluistert Sorane. De vrouw heeft intussen ook kreunend vastgesteld dat ze hier vastzit. Haar been is wel niet gebroken, maar ze kan het bijna niet bewegen. Die wonde bloed hevig. ‘Ik heb een domme fout gemaakt en dat kan me mijn leven kosten,’ fluistert ze, terwijl ze heel even om zich heen kijkt. Terwijl ze kreunt van de pijn, schuift ze een verband kistje uit haar riemtas en opent het. Met trillende handen neemt ze een riempje eruit en slaat het met haar gezonde arm om haar been. Terwijl haar beide wonden aan haar linkerzijde gloeien van de pijn, slaagt ze erin om het verband om haar been vast te maken en aan te spannen. Opgelucht merkt ze dat het bloeden verminderd. Maar ze heeft niets om de wonde in haar schouder te dichten. Opnieuw neemt ze haar wapen van de straatstenen op en richt zich kreunend op. Maar door de hevige pijn zakt ze weer in elkaar. Sorane die intussen de omgeving met haar ogen onderzocht heeft, ziet plots twee mannen, die zwaar bewapend zijn. Ze sluipen langs de zijkant van het gebouw om de agenten van daar onder vuur te nemen. Even aarzelt ze nog, maar beseft dat ze haar besluit al eerder genomen heeft en zet ze zich in beweging. Een van de toeschouwers herkent Sorane plots, terwijl ze een betere positie voor haar plan zoekt. ‘Jij, jij bent een van die smerige vrouwen, die drugs verkopen aan onze kinderen,’ zegt een man plots. ‘Nee, dat is ze niet, Govron. Zij is nog veel erger. Ze dood voor geld.’ Verschrikt kijken de omstaanders Sorane aan. ‘Laat me door, man,’ zegt Sorane. ‘Of wat, vrouw. Wil je me ook omleggen?’ Sorane kijkt de man verbaasd aan, maar ze beseft dat ze haar verschillende malen moeten gezien hebben, als ze in en uit het gebouw kwam. ‘Jij komt hier niet meer weg. We leveren je aan de politie uit.’ Maar de mannen die haar willen grijpen, deinzen terug achteruit, als ze plots een pistool in elke hand heeft. ‘Opzij of…’ dreigt Sorane. ‘Laat haar maar door, Fero. Voor ze nog enkele moorden aan haar lijstje toevoegt. Ze zullen haar ooit wel grijpen en veroordelen,’ zegt een vrouw woedend, maar met angst in haar stem. ‘Sorane kijkt haar even met een vreemde blik aan en zegt: ‘Ik heb nooit onschuldigen gedood, mevrouw. Laat me nu door voor het te laat is, ze heeft mijn hulp nodig.’ ‘Wie bedoel je?’ vraagt een stem, maar Sorane gaat er niet op in. De mensen wijken snel opzij, als de roodharige naar hen kijkt. Sorane haast zich verder en bereikt de andere kant van de straat. Voor de agenten, die de toeschouwers op een afstand moeten houden, haar opgemerkt hebben, is Sorane hen voorbij. ‘Het spijt me, Sorane. Maar mijn energievoorraad is nog steeds niet volledig aangevuld. Ik kan je niet voldoende beschermen. Je zal snel moeten zijn.’ hoort ze de vreemde stem van Anya op dat moment nog zeggen en schrikt even. Ze was al gewoon dat Anya haar steeds beschermde in geval van nood. Aarzelend kijkt ze om zich heen en beseft dat niemand anders de vrouw zal helpen, zelfs de agenten achter haar niet. ‘Zij lijken meer in mij geïnteresseerd te zijn, dan in een vrouw in nood,’ denkt ze. Enkele van de agenten grijpen zelfs naar hun wapen. ‘Ook goed, Anya. Dan maar zonder jou. Ik red me wel,’ denkt Sorane wrevelig. Als die agenten hun wapen op de roodharige richten, is het al te laat. Een van hen schiet en raakt de roodharige aan haar linkerarm. Sorane duikt, terwijl ze snel een drietal schoten op de agenten vuurt, achter een politiezwever. Dadelijk werpen ze zich in dekking. Even tast ze naar haar arm, zucht opgelucht. Het is een schampschot, niets ernstigs. Toch moet ze voorzichtig zijn of die stommelingen raken haar misschien nog beter voor ze tot bij die onvoorzichtige vrouw raakt. ‘Verdomme, ze is op weg naar die federaal agente toe. Ze zal haar toch niet… Nee, dat kan ze niet doen,’ roept een agent, die de vrouw herkend heeft, uit. Snel legt hij zijn verrekijker op de grond en trekt zijn wapen. Hoe hard hij het ook probeert, hij krijgt geen schietkans. Ook de andere niet. Toch merkt een van hen Sorane plots op en richt zijn wapen. Zijn capsule schiet rakelings aan haar voorbij. Ze reageert echter dadelijk en schiet tweemaal. Haar schot trekt een lange pijnlijke streep over de rechteronderarm van een agent achter haar. De tweede bezorgt een andere agente precies dezelfde wonde. Ook zij verliest haar wapen, dat op de stenen valt. Beiden schrikken er hevig van en kijken elkaar aan. Heeft die roodharige duivelin hun beiden nu gemist of wilde ze hen alleen doen schrikken? De eerste raapt voorzichtig zijn wapen met zijn linkerhand op en bergt het weg in zijn holster. ‘Ik ben mijn leven nog niet moe, Agin. Ik denk dat ze ons wilde waarschuwen.’ ‘En die vrouw dan. Moeten we die dan gewoon laten afmaken?’ ‘Ik denk niet dat ze dat van plan is. Als ze wilde doden, dan lagen wij toch allebei op de straatstenen.’ ‘Ik hoop voor die vrouw dat je gelijk hebt, Norovo.’ Sorane maakt van elke dekking gebruik die ze kan vinden op haar weg. Op dat moment wordt ook vanuit het gebouw in haar richting geschoten. Even houdt ze geknield halt en loert naar het gebouw. Dadelijk merkt ze twee mannen op die met hun wapens een doelwit zoeken. Met een sprong is ze op de been en rent vooruit in de richting van de schuilplaats van de vrouw. De twee in het gebouw zien haar, maar beseffen te laat dat Sorane al geschoten heeft. Een van hen duikelt achteruit, terwijl de andere stervend over de vensterbank valt. Met een luide klap komt zijn lichaam op het voetpad, tien meter lager, terecht. Dan zien de agenten de roodharige naast de gewonde vrouw, die haar angstig aankijkt, knielen. Sorane merkt dadelijk dat de vrouw zwaar geraakt is. Ze heeft een wonde in haar been, eentje in haar linkerschouder en een derde vlak boven de drie onderste linker ribben en dat is de gevaarlijkste wonde. En dat is te zien, want er komt bloed uit de mond van de vrouw. ‘Dat is door schoten uit een scherpschutterswapen veroorzaakt. Haar long moet doorboort zijn.’ ‘Juist, Sorane. Ze heeft ook twee gebroken ribben,’ meldt Anya. ‘Ben je daar weer?’ denkt Sorane wrevelig. De vrouw kijkt Sorane met een blik van woede en angst aan. Ze weet dat haar einde nadert, want van Sorane staat bekend, dat ze een doelwit genadeloos dood. Zou ze weten dat zij haar doelwit is. Haar opdracht was om Sorane Nador ten koste van alles op te pakken en nu ligt ze hier hulpeloos voor die genadeloze moordenares. Trillend staart ze naar het wapen in de rechterhand van Sorane. ‘Is dit jou werk, Sorane Nador? Voltooid het dan maar en wees trots, moordenares.’ sist ze kreunend van de pijn in haar linkerborst. ‘Wie ben je?’ ‘Een federaal agente, roodkop. Ik had de opdracht om jou te arresteren.’ Even weet Sorane niet wat te zeggen, maar dan kijkt ze in de vuurrode pupillen van de agente. ‘Ik heb maar een schot nodig, agente. Daarna staat mijn prooi nooit meer op.’ ‘Dan heb je deze maal toch niet goed geschoten.’ Sorane kijkt haar even glimlachend aan. Met moeite kan ze haar blik losmaken en zegt hees: ‘Waarom, agente? Je hebt hulp nodig. Alleen geraak je hier niet weg. En je collega’s die lijken niet zo happig om je te helpen.’ ‘W…w.at bedoel je?’ ‘Ooo, ik snap het al. Je dacht dat ik mijn werk kwam afmaken. Gelukkig voor jou heb je verkeerd gedacht, agente.’ ‘Ww..aat wiill je dan?’ stamelt de agente, die moeite heeft met ademen. ‘Je been is er erg aan toe. Maar ook de wonde in je schouder, ziet er niet goed uit. Maar de gevaarlijkste wonde is die in je rug. De capsule is er langs je linkerkant uitgekomen, maar heeft vermoedelijk toch je long geraakt. En je hebt ook nog gebroken ribben, dus blijf stilliggen. En maak je zo klein mogelijk. Er ligt een scherpschutter zoals ik op de loer. En die geniet ervan om mensen beetje bij beetje te doden. Als ik het niet mis heb, is zijn naam Cevon Rodisan. En als hij hier is, dan zijn beide maten Deanor en Serdon ook niet ver af.’ De agente kijkt de roodharige vrouw verschrikt aan, ze begrijpt er niets van. ‘Houd je dood, agente. Geen enkele beweging tot ik terugkom. En blijf laag bij de grond. Je werd vanop dat gebouw achter ons beschoten,’ fluistert Sorane plots, want ze heeft stappen gehoord. De agente laat haar hoofd zakken en blijft doodstil liggen. In haar hoofd is het een warboel, als ze probeert te begrijpen wat die huurmoordenares bedoeld. Sorane sluipt intussen tussen de verspreidde zwevers door en houdt de twee gewapende mannen in het oog, maar ze ziet nog anderen, die tussen de zwevers naar de agenten toesluipen. Snel richt ze haar wapen naar een agent, die zijn hoofd boven de voorkant van een zwever uitsteekt. Dan vuurt ze. De capsule slaat in de zwever in de nabijheid van zijn hoofd. De man schrikt en kijkt om. Sorane merkt hij niet op, maar wel ziet hij twee gedaanten doorheen de ramen van een zwever. ‘Linkerkant, vijanden,’ roept hij. Samen met enkele anderen neemt hij de naderbij sluipende schutters onder vuur. Sorane is al op de terugweg naar de agente. Als ze de plaats, waar de agente doodstil ligt, nadert. Ze ziet de twee mannen staan. Ze hebben de gewonde agente opgemerkt. Een van hen zegt: ‘Ik zag haar een minuut of zo geleden nog bewegen.’ ‘Misschien, maar nu lijkt ze mij dood te zijn.’ ‘Toch voor alle zekerheid,’ zegt de andere en richt zijn wapen. Op dat moment wordt het wapen uit zijn hand geslagen, door de inslag van een capsule uit het wapen van Sorane. ‘Weerloze gewonden neerschieten kan je wel, man. Maar durf je het ook tegen een tegenstander die zich kan verdedigen.’ ‘Verdomme, dat is die verraadster. En zij wordt gezocht…,’ roept een van de twee uit, waarna ze zich bliksemsnel omdraaien, maar ze zijn niet snel genoeg voor Sorane. Eén krijgt een gaatje tussen zijn ogen, de andere wordt in de borst getroffen. Nog terwijl ze neerstorten, duikt Sorane weg. Want de capsules vanuit het gebouw schieten op haar toe. Ook de agente hoort de capsules in de zwever slaan en maakt zich kreunend zo klein mogelijk. Sorane is echter snel tussen de zwevers door geslopen en bevindt zich nu dertig meter rechts van haar vorige standplaats. Plots richt ze zich op en schiet met beide wapens op het gebouw. Een man stort uit een venster naar beneden. Een vrouw laat haar wapen vallen en wankelt achteruit. Een andere man, die door twee stralen getroffen is, verliest zijn wapen. Hij wankelt dan nog enkele passen de straat op, maar zakt dan langzaam in elkaar. Even is het doodstil. Maar dan openen andere misdadigers opnieuw het vuur op de roodharige, maar deze is alweer weggeslopen. Naast de agente duikt ze weer op. Angstige ogen kijken haar aan. ‘Ik heb de opdracht om je te arresteren, Sorane Nador. Het heeft niet mogen zijn. Maar mijn broer, al spreek hij niet meer met mij, zal je wel in mijn plaats je verdiende straf geven,’ fluistert de agente met een blik vol pijn. ‘Je broer kan mij op het moment niets schelen, agente. Maar jij bent veel te laat om mij te arresteren, maar dat maakt niets uit. Ik wil je helpen, dus…,’ zegt Sorane met een glimlach en grijpt de vrouw bij haar vest vast. De agente is, terwijl ze kreunt van de pijn, verbaasd van de kracht die Sorane ontwikkeld. Half gebukt, haast Sorane zich met de gewonde tussen de zwevers door in de richting van het voetpad, tegenover het gebouw van de schutters. Die hebben hen nog niet opgemerkt. De drie killers boven op het dak van het gebouw kijken verbaasd toe. Zonder iets te doen, hebben ze toegekeken hoe Sorane hun twee maten bliksemsnel uitschakelde. Dat een van hen dood is, beseffen ze maar al te goed. En in het gebouw heeft ze vermoedelijk ook een paar naar het dodenrijk gestuurd. Geen van hen komt op het idee dat ze nu een unieke kans hebben om Sorane uit te schakelen. Zelfs Cevon die de agente in stukken wou schieten, vergeet even wat hij van plan was. Toch zou niemand op dit moment weten waar de capsule vandaan zou gekomen zijn. Ze zijn te zeer geconcentreerd op de gebeurtenissen beneden. Serdon bewondert haar zelfs. Die vrouw heeft moed, zoals hij nog nooit gezien heeft. En hij heeft de opdracht om haar in handen te krijgen of als het niet anders kan te doden. ‘Kan of wil ik dat nog wel?’ denkt hij weifelend. Maar hij beseft ook dat hij en zijn collega’s het moeten doen, anders zou het hun dood zijn. Hij en zijn twee maten zien dat Sorane, met de kreunende agente, het voetpad aan de kant bereikt, waar de zwevers hen nog dekking bieden. ‘Verdomme, we hadden moeten schieten,’ roept een van de drie plots. ‘Wat bedoel je?’ ‘We waren alle drie te geboeid door wat ons doelwit daarbeneden deed, dat we er niet aan dachten dat we een gouden kans voorbij lieten gaan, Deanor.’ ‘En ik had graag die agente nog verder in stukken geschoten. Waar ze zich nu bevinden kan ik haar nooit raken.’ ‘Je ben een sadist, Cevon,’ fluistert Deanor. Cevon grijnst. ‘En dan. Ik zie graag mensen lijden, zeker als het agenten zijn, die mogen nog een beetje langer van hun pijn genieten. En die Sorane zal nog langer lijden.’ Even kijken de twee anderen elkaar aan. Ze beseffen dadelijk dat hun unieke kans verkeken is. Sorane Nador zou nu verdooft op de straatstenen liggen. ‘Verdomme,’ fluistert Deanor. ‘Blijf hier. Ik waag mijn kans beneden,’ zegt de derde man en rent naar de trap deur toe. ‘Wat ga je doen, Cevon? Vergeet niet dat de meesteres Sorane levend wil.’ roept Serdon hem na, maar de man rent verder. Op dat moment laat Sorane, Seana voorzichtig op de grond zakken en richt zich langzaam op. Even kijkt ze om zich heen. Dan richt ze haar blik weer op de gewonde en bukt zich. De agente snapt er niets van. ‘Het zal wel even pijn doen, agente. Maar ik kan niet anders,’ fluistert Sorane en rolt de agente om, zodat ze op haar buik ligt. Dan maakt ze met een snelle beweging haar vest verder los, waar de stralen doorheen gingen. Het hemd dat ze eronder draagt, rukt ze met een ruk open. Ze schrikt hevig en sluit even haar ogen. Heel haar linkerkant is een gapende wonde en bloed hevig. ‘Ik had gelijk. Dat is het soort wonde van een speciale hitte energiestraal, die ik soms ook gebruik,’ denkt ze. ‘Het gaat even pijn doen, bijt op je tanden, agente.’ ‘Ze heeft een dokter nodig, Sorane en snel.’ ‘Dat weet ik ook, Anya. Maar ik moet het bloeden stoppen, anders haalt ze de dokter niet.’ ‘Anya, wie is dat?’ Even staart ze de agente aan en beseft dat ze hardop antwoordde. Ze gaat er niet op in. ‘Het spijt me van je hemd, maar je bloed te hevig.’ Dan ontbloot ze het bovenlichaam van de vrouw, tot ze de hele zijde van de agente ontbloot heeft. Even kijkt ze naar de schouderwonde. ‘Ik had gelijk. Beide schoten hebben haar langs achter geraakt, dus niet uit het gebouw waar de agenten willen invallen.’ ‘Van op het dak, achter ons. Ik kan drie mannen waarnemen. Een ervan is op weg naar de gelijkvloers.’ ‘Dank je, Anya. Wil je me op de hoogte brengen als hij een gevaar vormt?’ Maar Anya zegt niets. ‘Ook goed. Dan doe ik het wel alleen,’ denkt ze kwaad. ‘Wat doe je?’ ‘Zijn je oren ook geraakt, Agente? Ik ben hier om je te helpen en deze wonde moet zo snel mogelijk verbonden worden, of je bloed dood. ‘Waarom help je me?’ ‘Ik werk samen met Erine Rand en haar partner Malon.’ ‘Ken ik niet?’ ‘Zij zijn agenten,’ fluistert Sorane en neemt verschillende dingen uit haar riemtasje. ‘Even op je tanden bijten, denk maar aan iemand van wie je houdt.’ ‘Alleen van mijn broer zou ik spijt hebben, Sorane. We spreken al een tijd niet met…. Aaaaaaaaggh...’ Sorane heeft haar op haar linkerzijde gerold en bekijkt ook de inslagwonde, die veel hoger zit, in haar rug. ‘Je hebt gelijk, Anya. De capsules kwamen van bovenaf. Ze zijn echter niet gevuld.’ Snel spant ze een helend doekje over de wonde en spuit een stollende stof overheen. Als ze een tweede doekje erover heen spant, is het bloeden al gestopt. Ook de pijn vermindert al snel. Dan kijkt Sorane naar het gewonde been. ‘Iets beter, maar toch gevaarlijk,’ denkt ze en zegt: ‘Zo, dat houdt wel tot de dokter je kan behandelen, agente.’ Dan richt ze haar blik op de dij van de vrouw. De capsule is rechts door het vlees gegaan. Het been is niet geraakt, maar hij heeft wel een stuk huid afgerukt. Ook hier spuit ze een laagje afdekmiddel over de wonde. ‘Dank je, Sorane,’ fluistert de agente. ‘Het is nog niet over, meid. Je linkerschouder bloed minder erg, maar je hebt al een beetje bloed verloren, dus je bent nog niet buiten gevaar. Ik zal je rechtop moeten zetten en dat gaat pijn doen.’ Voorzichtig rolt Sorane de vrouw op haar rug en schuift haar linkerarm onder de schouders van de agente. Met haar hulp richt de gewonde zich kreunend op. Dan neemt Sorane een speciaal zakje uit haar riemtas. Ze legt het op de grond achter de agente en druk erop. Dadelijk wordt het opgeblazen tot het de vorm heeft van een dik kussen. Sorane laat de vrouw voorzichtig zakken tot ze ertegen leunt. Als ze even later naast haar linkerzijde knielt, merkt ze dat de agente bewusteloos is. ‘Ook van boven,’ denkt ze als ze de wonde onderzoekt. Aarzelend maakt voorzichtig het hemd van de agente verder los. Als ze de gewonde schouder ontbloot, twijfelt ze even. Maar dan zet ze door en onderzoek de omgeving van de wonde. ‘Een stuk van het schouderblad is afgebroken, denk ik. Hopelijk houdt ze er geen stijve schouder van over.’ Als ze haar hand wil terugtrekken, merkt ze weer die groene gloed op. Dan voelt ze het gebroken deel van het schouderblad onder de huid verschuiven tot het weer een geheel vormt. Ook de wonde begint weer voor haar ogen te genezen. ‘Nee, dat niet. Dat gaat opvallen,’ denkt ze en kijkt even naar haar hand. ‘Hoe doe ik dat? Als ik een gewonde aanraak dan, geneest soms de wonde. Maar bij mezelf lukt dat niet. Of is het Anya?’ ‘Nee, Sorane. Ik kan zoiets niet. Alleen mijn gebieder kan dat.’ ‘Je gebieder? Ben ik dat dan?’ ‘Nee, ooit zal je dat zijn, maar nu nog niet.’ ‘'Je hebt dat al eerder gezegd, maar nog steeds heb ik geen uitleg gekregen, Anya?’ ‘Later zal je het begrijpen, Sorane.’ ‘Als ik dood ben, bedoel je. Wat heb ik daaraan?’ Maar Anya antwoordt niet meer. Aarzelend richt ze haar blik weer op de agente. Van de wonde is bijna niets meer te zien. ‘De rest kan ik beter zo laten. Als ze volledig gezond zou recht staan zou dat wel opvallen.’ Ze zei dat ze achter mij aanzat of zoiets. Ze moet me daarstraks gevolgd hebben. Maar nu moet ze snel naar het ziekenhuis, beseft Sorane. Even kijkt ze om zich heen. Ze ziet verschillende omstaanders in hun richting kijken met verbaasde blikken. Maar die agenten in uniform ziet ze echter niet meer. ‘Sorane, dank je…’ hoort ze de gewonde fluisteren. Als ze haar aankijkt ziet ze haar glimlachen. ‘Je moet naar het ziekenhuis en snel, agente.’ De agente kijkt Sorane even aan en glimlacht haar redster toe. ‘Ik kan me beter eens voorstellen, Sorane. Mijn naam is Seana Vergan.’ Even schrikt Sorane, want deze vrouw, draagt dezelfde naam als Deno. Zou ze famillie van hem zijn? Die had toch ruzie met zijn zus. Ook haar ogen doen haar aan hem denken. ‘Ben jij famillie van Deno Vergan?’ De agent staart Sorane even. ‘Ja, Sorane. En ik weet ook dat hij je kent en zelfs een beetje verliefd op je is geworden. Mijn broer zal dankbaar zijn, als hij hoort dat je mij gered hebt.’ ‘Je broer? Verlieft? Dat is niet juist. We hebben weleens… gekust. Maar verlieft...’ Seana glimlacht. ‘Jaja, gekust. Noem jij dat.…’ ‘Is hij diegene waarvan je daarnet zei dat hij jou zou wreken?’ vraagt Sorane, terwijl ze fluistert. Even slikt Seana en knikt dan. ‘Ja, Deno is mijn broer. Al spreken we niet meer met elkaar, toch is en blijft hij mijn broer en ik zijn zus.’ Even staart Sorane de vrouw die haar, met een van pijn vertrokken gezicht, aankijkt. ‘Dus jij bent dus de zus die hij niet meer wilde zien.’ ‘Ik hem ook niet, roodkopje. Maar je moet zo verbaasd kijken, ik heb nog steeds mijn contacten, die soms iets over Deno te melden hebben.’ ‘Dat weet ik van jullie zus, Leyna.’ ‘Ken je haar ook al?’ vraagt Seana met een pijnlijke glimlach. Sorane glimlacht even, maar ze wordt zich op dat moment weer van hun situatie bewust en kijkt snel om zich heen. Maar ze lijken beiden min of meer veilig te zijn. Dan merkt ze dat zes gewapende mannen en vrouwen uit het gebouw rennen, terwijl ze door agenten beschoten worden. De twee vrouwen zijn het niet gewoon om wapens te gebruiken, dat merkt Sorane dadelijk. En de anderen schieten niet op de agenten om te doden. Dat vindt ze vreemd. Drie worden geraakt, maar beantwoorden nog steeds het vuur. Een voor een zwijgen hun wapens. Sorane merkt echter dat twee van hen neergeschoten werden, vanuit het gebouw. De drie overblijvenden laten zich in dekking van de zwevers zakken. Maar worden nog steeds beschoten door agenten en hun vroegere medeplichtigen. En deze laatsten zijn veel gevaarlijker, omdat twee schutters exact weten waar ze zijn. ‘Die is geraakt,’ denkt Sorane, als een van de vrouwen plots begint te wankelen en tenslotte neerstort. Sorane richt haar blik echter dadelijk op en gedaante in een raam. ‘In de rug en ze was niet gewapend. Verdomde moordenaar,’ fluistert Sorane. Seana schrikt van de snelheid waarmee de roodharige plots een wapen vastheeft. Op hetzelfde moment komt een lange vuurstraal uit het wapen. De man in het venster wordt vol geraakt. Eerst valt zijn wapen, dan hijzelf naar beneden. Sorane heeft nog een andere opgemerkt, die zijn snelvuurwapen op de drie richt. Maar vuren kan hij niet meer. Twee capsules uit Sorane’s wapen werpen hem achteruit. Sorane vervangt dadelijk haar lader met een die vol is en kijkt even naar Seana, die haar verbaasd aankijkt. ‘Waarom doe je dit allemaal?’ fluistert ze. Een paar minuten eerder keek de tweede vrouw om en schrok hevig als ze haar collega ziet neerzakken ‘Avia, nee. Dat niet.’ Dan loopt ze op haar gevallen collega toe. De man die bij hen was, opent het vuur op de schutters, maar niet echt om te raken en haast zich naar beide vrouwen toe. ‘Weno, stop. Ze is vanuit het gebouw neergeschoten,’ roept ze. Weno kijkt om en ziet een van de schutters naar beneden storten. Dan merkt hij de tweede op, maar die richt al zijn wapen. ‘Keri, laat je vallen, snel,’ roept hij, maar het is te laat, beseft hij. Toch schiet die man niet. Zijn lichaam schokt tweemaal kort na elkaar voor hij achterover stort. De man die Keri, Weno noemde, beseft dat iemand hen helpt, maar kan niet zien wie. ‘We moeten weg hier, Keri,’ zegt hij. ‘Avia is gewond.’ ‘We kunnen niets voor haar doen, Keri. Kom snel. De anderen zijn dood en wij ook als we hier blijven. Het spijt me van Avia, maar…’ ‘Nee, Weno. Ik laat haar niet achter om te sterven.’ ‘Neem haar andere arm snel.’ Keri kijkt hem vragend aan. ‘We trekken haar in dekking. Hier zijn we niet veilig.’ Keri knikt en grijpt de rechterarm van haar vriendin vast. Samentrekken ze de kreunende gewonde tot tussen de zwevers. Weno kijkt snel naar de gewonde en schrikt. Avia is er erger aan toe dan hij dacht. Zij zal hier nooit meer wegraken, zonder hulp. En een gewonde op de vlucht meenemen is gekkenwerk, beseft hij. Keri loert naar de agenten die het gebouw langs verschillende zijden binnen vallen. Dan kijkt ze naar Weno, die Avia’s wonden onderzocht heeft. Avia is door twee capsules in haar rug getroffen. Eentje zit in haar long de andere in haar buik. Door beide wonden verliest ze veel bloed. ‘Avia heeft dringend doktershulp nodig, Keri. Anders zal ze het niet overleven. Maar ik denk niet dat wij dan nog weg raken,’ zegt de man. De vrouw knikt alleen maar. Ze beseft dat haar vriendin niet meer kan geholpen worden, zonder hun vrijheid op het spel te zetten. Maar wil zij dat wel. Ze wou haar vrijheid. Ze is dit leven ook zo moe en wilde eruit stappen, samen met Avia. Alleen ligt haar grote liefde nu op het straatbeton, terwijl het leven uit haar stroomt. Keri beseft echter ook iets anders. Ze wil hier niet sterven. ‘Het spijt me, Avia. Eén maal op het pad der misdaad, is er voor geen enkele van ons een uitweg, behalve de dood.’ Weno kijkt haar aan. ‘Wat bedoel je, Keri?’ ‘Ik en Avia willen al een tijdje stoppen, maar dat blijkt niet zo eenvoudig en nu is het te laat.’ ‘Stoppen. Hoe, Keri. Dat is onmogelijk. Aqunok zou ons laten doden.’ ‘Dat weet ik, Weno. Maar Avia en ik, wij… Ik kan haar niet alleen laten,’ fluistert ze met tranen in de ogen. Even kijkt Weno haar aan. ‘Gebruik je verstand, meisje. Als je bij haar blijft, dan ligt je hier over enkele ogenblikken ook in je bloed. Avia is daar niet mee geholpen.’ ‘Zonder haar kan ik niet meer leven, Weno.’ ‘Blijf dan maar. Ik waag alleen mijn kans wel.’ ‘Veel geluk, Weno,’ fluistert Keri met trillende stem. De man staat gebukt op en trekt zijn wapen. ‘Wapen neer,’ zegt een dreigende stem op dat moment. Weno draait zich om en heft zijn wapen, maar Keri grijpt zijn hand vast. Ze heeft Sorane herkent. ‘Nee, Weno. Het is genoeg geweest, ik wil geen bloed meer vergieten. Ik weet dat Sorane geen genade kan of mag tonen, maar ik kan het niet meer…’ smeekt Keri, terwijl ze de roodharige aankijkt. Sorane kan de smeekbede in de ogen van de vrouw zien, ze wil leven, maar weet ook dat het maar een kort leven zal zijn. Aqunoks moordenaars zullen hen vroeg of laat doden. Zelfs in de gevangenis zullen ze niet veilig zijn. Behalve als zij een eind maakt aan zijn praktijken. Met een snelle beweging steek ze haar beide wapens weg. ‘Jullie vriendin heeft hulp nodig.’ Weno en Keri staren Sorane verbaasd aan. ‘Als jullie menen wat jullie daarstraks zeiden, dan wil ik jullie een kans geven.’ ‘En of we het menen, Sorane. Maar Avia is… We moeten haar achter laten, want haar meenemen zou onze dood zijn.’ ‘En jij, Keri. Wil jij en je collega hier zo alleen en hulpeloos achterlaten? ‘Willen niet, Sorane. Maar ze heeft hulp nodig. Maar als we blijven, dan worden we gearresteerd of neergeschoten,’ zegt Keri met tranen in de ogen. Vragend kijkt Sorane de vrouw aan. Ze heeft gelijk, tenzij ze hen helpt. ‘Ze zijn een koppel,’ fluistert Weno. ‘Is je liefde voor Avia zo weinig waart, Keri?’ vraagt Sorane en knielt naast de bewusteloze zwaargewonde vrouw. Even onderzoekt ze haar. ‘Avia is er slecht aan toe. Ze heeft nog een kans, maar niet zonder onze hulp.’ Dan kijkt ze naar Weno, die zijn wapen op haar gericht houdt. Keri heeft ook een wapen vast, maar dat is op Weno gericht. ‘Laat je wapen zakken, man. Jij bent geen verachtelijke moordenaar, zoals die twee van daarjuist.’ ‘Heb jij die twee…’ Sorane zegt echter niets, maar richt haar blik op de gewonde. ‘Weno, alstublieft. Laat je wapen zakken. Sorane heeft gelijk. Ik ben de liefde van Avia niet waart. Maar ik kan haar niet achterlaten,’ smeekt ze. ‘Daareven was je nog vastberaden om te verdwijnen.’ ‘Ja, maar de woorden van Sorane hebben mij laten inzien dat ik het mijzelf nooit zou vergeven.’ ‘Zou je werkelijk op mij geschoten hebben, Keri?’ vraagt Weno ernstig, terwijl hij zijn wapen laat zakken. ‘Ik weet het niet. Maar ik weet dat Sorane niet hier is om ons te doden, want dan zouden wij al naast Avia op de straat liggen.’ Toch blijven ze op hun hoede. Weno kijkt even over de zwever die hun dekking biedt, en staart nadenkend naar het gevecht dat nog steeds hevig woedt. Hier en daar zijn de agenten het gebouw al dicht genaderd. Ook in het gebouw wordt er geschoten. ‘Jullie vriendin heeft jullie hulp nodig, want ze verliest veel bloed. Maar ze moet uit de gevaarzone, voor er agenten opdagen,’ hoort hij Sorane plots zeggen Beiden schrikken van haar woorden en kijken de roodharige aan. Dan knikken ze. ‘Weno zorg jij voor dekking, maar probeer niemand te raken. Zeker geen agenten.’ ‘Wat bedoel je, Sorane? Wil je ons dan toch helpen?’ ‘Ik ben niet meer diegene die jullie denken. Ik werk voor het gerecht. Jullie zijn niet de enigen die eruit willen stappen.’ Verbaasd kijken beiden elkaar en dan Sorane aan. Keri steekt haar wapen in haar holster. Weno knikt naar Sorane en kijkt naar de agenten, die naderbij sluipen. Als hij in hun richting wil schieten, merkt hij twee lijfwachten van zijn vroegere baas op. Zij willen op de agenten, die hen niet opgemerkt hebben, vanuit een andere kant onder vuur nemen. Even moet hij aan Sorane denken. Maar hij kan niet meer terug. Ook hij wil weg, weg uit dit leven vol gevaar. Hij is de blikken, waarmee eerlijke mensen hem vol angst en verachting aankijken, zo moe. Op dat moment merken de agenten hem op. Ze zien dat hij het vuur opent op iemand anders. Een van de twee die de agenten naderde, krijgt een schok, als de capsule hem treft. Terwijl hij in elkaar zakt, vuurt zijn makker op Weno, maar die heeft zich laten vallen. Nu de agenten hem opgemerkt hebben, vuren ze bijna allen tegelijk. Door meerdere capsules getroffen valt de schutter tegen een zwever aan en is dood voor hij op de grond terechtkomt. Sorane en Keri hebben intussen de gewonde verder gebracht. Ze hebben bijna de plaats bereikt waar de agente hulpeloos op Sorane ligt te wachten. Weno haast zich naar hen toe. ‘Sorane, de agente is in gevaar,’ klinkt de stem van Anya plots in haar hoofd. De roodharige schrikt. Dan hoort ze tweemaal een plop. ‘Verdomme een geluidsdemper. Hij zal haar toch niet… Nee, dat doet Cevon zeker niet. Hij wil haar zien lijden.’ fluistert ze. ‘Geniet je ervan, agente. Nee, ik anders wel. Eerst bezorgde ik je een gat tussen je ribben, en daarna eentje in je linkerschouder en nog een in je linkerdij. Nu heb je er ook twee langs de rechterkant. Dan ben je in evenwicht. En nu nog eentje recht in je rechterlong, want je hebt er links nog een wond te veel. Daarna mag je even genieten. Want dan is die rode verraadster, die je naar hier sleepte, aan de beurt.’ ‘Weno neem over, ik moet…’ zegt Sorane snel. De man draait zich dadelijk om en ondersteunt zijn collega, in de plaats van Sorane. ‘Wacht hier,’ zegt ze nog voor ze gebukt verder sluipt. Dan ziet ze de man die zijn wapen op de agente richt. ‘Probeer maar, dame. Trek je wapen maar, dan doorboor ik ook je hand als toegift,’ zegt Cevon grijnzend en wijst met zijn linkerhand naar Seana. ‘Zij kan zich niet verdedigen. Ik wel, killer,’ hoort hij een stem roepen. Even schrikt de man, maar dan grijnst hij weer. ‘Aha, Sorane. Ik ben hier voor jou. Ik wil mijn beloning, maar deze is een mooie bonus,’ grijnst de man zonder zijn wapen van richting te veranderen. Hij merkt dadelijk dat de roodharige geen wapen vastheeft en grijnst. Zijn wapen heeft hij dadelijk recht op Seana’s hoofd gericht, maar dat zou hij niet gedaan hebben als hij Sorane echt kende. Langzaam buigt hij zijn vinger om de trekker, maar voor hij kan afdrukken, schiet Sorane. Haar capsule raakt het wapen, dat in stukken uit zijn hand vliegt. Even kijkt hij verbaasd naar zijn bloedend hand, maar dan trekt hij met zijn andere hand een tweede wapen en richt het op Sorane. ‘Dan zal jij de eerste zijn.’ sist hij, maar dan worden zijn ogen opengesperd, terwijl hij zijn hand voelt verslapen. Een capsule die Seana afvuurde, doorboorde zijn borst, hals en hoofd. Hij is al dood, ook al staat hij nog rechtop. Dan valt zijn lichaam voor over en komt met een luide klap op de straatstenen terecht. Sorane kijkt naar de agente en knikt haar dankbaar toe. ‘Geen dank, Sorane. Dankzij jou leef ik nog en dat vreemde verband, van jou heeft het bloeden zelfs gestelpt.’ De roodharige kijkt om zich heen en ziet plots enkele omstanders op hen toekomen. ‘Kunnen we helpen, vraagt een van hen, terwijl enkele van de agenten in uniform het vuur openen op de schutters in het gebouw. ‘Verzorg haar been en schouder, die smeerlap heeft haar nog twee wonden bezorgd,’ zegt Sorane. Een van de mannen kijkt haar verbaasd aan. Maar als hij iets wil zeggen, komt een agent ertussen. ‘Ik moet je danken, Sorane Nador, zoals jij je leven waagde voor deze vrouw. Daar had ik de moed niet toe.’ ‘Laat maar, agent. Ik werk ook voor het gerecht, zoals jij. Maar ik ben gevaar gewoon.’ ‘Je werkt voor het…. Jij kan geen agente zijn?’ ‘Ben ik ook niet, man. Kwijtschelding van straf, zeg dat je iets.’ De agent slikt even en knikt, dan kijkt hij de man die iets wilde zeggen in de ogen. Die slaat zijn ogen neer en maakt zich uit de voeten. Intussen heeft Weno geholpen door Keri, Avia tot bij de laatste zwever, die hun dekking biedt, gebracht. De agent richt een wapen op hen. ‘Ze horen bij mij,’ zegt Sorane dan. Even kijkt hij haar aan en zegt: ‘Jij moet het weten. Maar je hebt één van ons geholpen, dus een beetje dankbaarheid kan nog wel. Daarom geef ik jullie de kans om te verdwijn…’ Op dat moment worden ze beschoten vanuit het gebouw. Een burger zakt getroffen in elkaar. Weno en Sorane zijn de enigen die reageren. Maar de roodharige is ook nu de snelste. Ze heeft al driemaal geschoten voor het eerste schot van Weno. Al hun schoten zijn raak. De politie op straat merkt dat de bandieten in dekking moeten blijven, omdat ze beschoten worden. Enkelen zien ze schokkend in elkaar zakken. Even aarzelen ze nog, maar dan doen zij een poging om het gebouw langs deze zijde binnen te raken. Ze ondervinden echter weinig weerstand. Als Sorane de eerste agenten het gebouw ziet binnendringen, stopt ze met schieten. ‘Stop maar, Weno,’ zegt ze. ‘Laat jullie wapen vallen,’ klinkt een stem achter hen. ‘Sorane werkt voor het gerecht, Dosan. Zonder haar was ik op dit ogenblijk niet meer in leven,’ fluistert Seana op dat moment. ‘Klopt dat?’ zegt een andere, terwijl hij zijn wapen laat zakken. Sorane knikt even, terwijl ze zich omdraait. De agent die dreigend sprak, steekt zijn wapen terug in zijn schouderholster en staart verbaasd naar de ongewapende roodharige. ‘Waar heeft ze zo snel haar wapen gelaten?’ vraagt hij zich in gedachten af. ‘Je kan beter de gewonde daar verzorgen, agent. Wij staan aan jullie zijde.’ Even kijkt de eerste agent naar de drie misdadigers. ‘Maar die toch niet.’ ‘Nee, agent. Zij niet, maar ik vind dat ze een kans verdienen, nadat ze hun straf uitgezeten hebben. En ik heb hen gearresteerd. Als ze hun wapens neerleggen, dan zal ik hen steunen als het nodig is.’ Keri en Weno staren haar verschrikt aan. Hun wapens neerleggen, daaraan hadden ze nog niet gedacht. Keri is de eerste die het hare aan een agent afgeeft. ‘Sorane heeft gelijk, Weno. Mijn strijd is voorbij. Avia, mijn vriendin is te belangrijk voor mij. En ik denk niet dat Lira en je zoon er baat bij hebben als jij gedood wordt,’ zegt ze. Weno schrikt, want hij beseft dat Keri gelijk heeft. Dan geeft hij ook zijn wapen aan de agente, die hem aankijkt, terwijl ze hem onder schot houdt. Als ze zich wil omdraaien, zegt hij: ‘Wacht even, dame. Ik heb nog een wapen.’ Als ze zich omdraait, trekt hij het wapen voorzichtig onder zijn broekspijp uit. Ze knikt als ze het in ontvangst neemt. ‘Ik zal een goed woordje voor jullie doen, man,’ zegt ze fluisterend. Haar collega wendt zich intussen naar de roodharige en glimlacht. ‘Oké, jij moet het weten. Doe maar wat je denkt te moeten doen,’ zegt hij en kijkt Weno naar en de twee vrouwen toe. Dan geeft hij een teken, naar enkele verplegers die snel naderbij komen en zich over Avia ontfermen. Enkele omstaanders naderen met een draagberrie uit een verlaten ziekenzwever. Samen met hen dragen ze Avia naar deze zwever terug. Keri wijkt echter niet meer van haar zijde. Terwijl Sorane en de twee agenten dekking bieden, brengen enkele anderen met een tweede draagberrie de gewonde Seana weg. De burger wordt blijkt alleen in zijn been gewond te zijn en die wordt door twee mannen naar de ziekenzwever gebracht. Maar dan komen nog enkele andere agenten, die in het gevecht gewikkeld waren, naar hen toe. ‘Hier zijn nog een paar van dat gebroed. Je wapen neer, roodkop,’ zegt een van hen en richt zijn wapen op Sorane. Sorane steekt haar wapen echter met een bliksemsnelle beweging in haar schouderholster. ‘Laat dat, man. Sorane hoort bij onze afdeling. En ze heeft een agente van jullie het leven gered. En dankzij haar en deze man hier, zijn jullie in het gebouw geraakt.’ Verbaasd staart de agent in burger Sorane aan. ‘Hebben jullie hen in dekking gedwongen?’ Sorane zwijgt echter. ‘Dat hebben ze, federaal agent.’ De man kijkt naar de spreker. ‘Wie ben jij dan wel?’ ‘Agent Dosan Gromin,’ zegt de agent, die naast Sorane staat. De andere kijkt even naar het kenteken dat de agent laat zien, dan knikt hij. ‘Ik ben federaal agent Luno Dordino. Maar waarom heb je dat gedaan, Sorane? Werk jij soms voor een andere opdrachtgever,’ vraagt de agent, die haar geholpen heeft. ‘Ik dood geen onschuldigen en weerlozen, agent. Jullie collega was gewond en kon niet weg. En niemand van jullie had de moed om haar te helpen, dus deed ik wat ik nodig vond. Die drie anderen wilden weg uit de wereld van de misdaad en ik ook. Daarom werk ik voor de plaatselijk politie.’ ‘Seana zei al zoiets, Sorane. Dus het klopt,’ merkt een ander federale agent op, die dichterbij komt. ‘Mijn contactpersonen zijn Erine Rand en Malon Gerant. Misschien kan een van jullie hen contacteren. Maar ik heb bewijzen tegen Aqunok kunnen bemachtigen.’ De agent en enkele omstaanders staren haar verbaast aan. ‘Niet nodig, Luno. Agent Vergan heeft gezegd dat ze borg voor Sorane staat.’ ‘Heeft ze dat, Rivo?’ De andere agent knikt. ‘Sorane heeft haar leven gered, Luno. Dus…’ ‘Maar die drie anderen, die toch niet.’ ‘Nee, agent. Maar ik heb hen horen praten. Ze waren met zes, die het gebouw verlieten. Niemand van hen heeft op een agent gevuurd, tenzij om hen in dekking te dwingen. Ze wilden alleen maar weg, maar drie van hen overleefden het niet. De vrouw Avia heeft nog een kans maar dan moet ze zo snel mogelijk naar het ziekenhuis.’ De twee federale agenten knikken. ‘Misschien krijgen die drie nu een kans van het gerecht, ook al is die maar klein. Die verdomde Aqunok wordt steeds machtiger,’ zegt agent Gromin. Sorane kijkt de agent even aan en knikt. ‘Willen jullie die drie naar het ziekenhuis brengen, agent Gromin?’ ‘In orde, wij, gewone agentjes zorgen wel voor hen,’ zegt de agent met een grijns en geeft zijn twee collega’s een teken. ‘Schiet die Aqunok dan gewoon neer, dat is toch uw beroep,’ roept de man die Fero genoemd uit. ‘Was het maar zo gemakkelijk, man,’ zegt Sorane en loopt tussen de mensen door. ‘Verdomme, ze heeft Cevon neergeknald,’ roept Deanor op het dak uit, terwijl hij zijn wapen grijpt. Maar Serdon houdt hem tegen. ‘Nee, Deanor. Er zijn te veel agenten in de omgeving. Die stomme griet heeft een van hun collega’s gered. Als je haar nu verdoofd, want je weet dat we haar levend moeten binnenbrengen, haalt het niets uit.’ ‘Beter dood, dan dat ze ontkomt, Serdon.’ ‘Dan schieten die daar beneden ons aan flarden. En zelfs als we wegraken, wat dan. Durf jij de meesteres onder de ogen komen, zonder dat we een poging gewaagd hebben om Sorane als gevangene mee te brengen, Deanor.’ Zijn collega slikt even. ‘Nee, je hebt gelijk. Het spijt me. Maar het werd me even te veel, toen ik Cevon zag neervallen. Wij werkten al vele jaren samen.’ ‘Dat weet ik. Maar daarom zet ik mijn leven niet op het spel. En vergeet niet dat de meesteres Sorane levend wil.’ Dan kijkt Deanor naar het gebouw aan de overzijde. ‘In het gebouw wordt nog steeds geschoten. Hoor maar, die hebben geen tijd om zich om ons te bekommeren.’ ‘Misschien, maar ik wil nog wel van onze premie genieten. En dat kan alleen als we hier levend wegraken.’ Deanor kijkt zijn maat even aan en knikt: ‘Misschien heb je gelijk. Onze kans komt nog wel en dan zal ik genieten van de dood van moordenares als we haar, voor de voeten van de meesteres, leggen,’ fluistert hij. ‘Ik weet het niet. Ergens bewonder ik die Sorane wel. Ze waagde haar eigen leven voor die agente, die haar zelfs wilde arresteren. Ze verdient het niet om te sterven,’ denkt Serdon. Sorane is intussen naar een pas aangekomen ziekenzwever gestapt en kijkt toe, hoe verplegers de gewonde Seana in de ziekenzwever leggen. Een andere verpleger verzorgd Avia, die in de andere ziekenzwever ligt. ‘Zij haalt het wel al heeft ze veel bloed verloren,’ zegt de man. Keri knikt. ‘Mag ik meekomen. Ik wil bij haar zijn.’ De verpleger kijkt even naar agent Gromin. ‘Ze komen allebei mee en ik ook. Dan kan ik een oogje op hen houden. ‘Dan richt Sorane zich tot Weno en Keri. ‘Ik moet jullie vertrouwen, dus ontgoochel me niet, want de volgende maal……’ ‘Er komt geen volgende maal, Sorane. Als het gerecht ons een kans geeft, dan stoppen we met deze wijze van leven.’ De roodharige knikt even naar Weno. ‘Als jullie vrijkomen, kom dan naar Mogwan en wacht daar op mij. Ik kan jullie daar een betaalde job bezorgen en deze maal niet in de misdaad.’ Even slikt de man, maar dan zegt hij. ‘Bedankt voor het aanbod, Sorane. Misschien komen we, misschien ook niet.’ Sorane knikt. ‘Dat is jullie beslissing. Maar jullie zijn welkom.’ ‘Als Avia beter is, meld je dan bij de agenten Erine Rand en Malon Garent op het hoofdbureau. Alleen zij kunnen jullie helpen.’ ‘Wat ga jij doen, Sorane?’ ‘Ik moet nog enkele dingen gaan halen en dan naar de rechter Sodinor. Hij zal Aqunok met de bewijzen ten gronde richten.’ Sorane kijkt nog even om zich heen en merkt Seana op, die ze juist op een draagberrie naar een ziekenzwever dragen. Kalm stapt ze op de ziekenzwever toe. ‘Ken jij die drie, Sorane? Weet jij wie ze zijn?’ ‘Niet echt, Seana. Alleen dat haar voornaam Avia is en dat ze, met haar twee collega’s Keri en Weno, uit de misdaad weg wil.’ ‘Dat zal haar en de twee anderen niet eenvoudig vallen.’ ‘Jij bent toch geen gewone agente.’ ‘Nee, ik werk bij de geheime dienst.’ ‘Toch niet samen met je broer?’ ‘Nee, Sorane. We hebben nog niet samen gewerkt. Want dat willen we beiden vermijden. Een paar jaar geleden hadden we een meningsverschillen, toen zijn er harde woorden gevallen. Sindsdien hebben we mekaar niet meer gesproken.’ ‘Jullie lijken wel een beetje op elkaar. Dezelfde ogen, waar ik in lijk weg te zinken.’ ‘Ja, we werden beiden agenten. Alleen in verschillende sectoren.’ ‘Misschien is dat beter, Seana. Maar zeker is dat niet.’ ‘Tot nu is dat goed gegaan,’ lacht Seana pijnlijk, want haar wonden trekken hevig. ‘Mag ik weten waarom jullie niet meer praten?’ Even kijkt Seana naar Sorane. Ze weet niet wat te doen. Maar Sorane zal het toch te weten komen, zeker als ze met Deno blijft omgaan. ‘Mijn broer had een tijdje geleden een vriendin waar hij van hielt, Sorane. Maar hij betrapte mij met haar in hun bed. Daarop volgde een ruzie en hij zette ons beiden aan de deur.’ ‘Dan kan ik hem begrijpen, Seana. Als je gevoelens voor die vrouw had, dan had je er beter eerst met hem over gepraat.’ ‘Het was een soort opwelling, Sorane. Zowel ik als Cina, konden er niet aan weerstaan. Alles gebeurde zo snel en toen was Deno er plots. Hij heeft het mij nog niet vergeven.’ ‘Praat eens met hem, Seana. Leg het hem uit, misschien draait hij wel bij.’ ‘We hebben even gepraat, Sorane. Al was het meer van moeten. Ik botste een paar dagen geleden op hem. Dus we konden niet anders, dan een paar woorden uitwisselen. Tijdens dat korte gesprek heeft hij over jou gesproken.’ Sorane kijkt haar afwachtend aan. Seana slikt even maar spreekt verder. ‘Ik geloofde niet wat hij over jou zei. Ik kende je toen alleen als een huurmoordenares, die ik moest oppakken. Ik zou op dat moment nooit toegestaan hebben dat hij iets met jou begon. Al was het toen al te laat denkt, als ik me zijn woorden herinner.’ ‘Zoals ik daarstraks al zei, hebben we wel even gekust, maar…’ ‘Zeg niets meer. Ik kan me wel inbeelden dat het meer was dan een kus.’ ‘Ik mag Deno wel, Seana. Maar dat is niet hetzelfde als houden van.’ ‘Dat weet ik nu wel, Sorane. Maar doe er alles aan om je leven te beteren. Als ik kan zal ik je zoveel mogelijk helpen.’ ‘Dank je, Seana. Zie jij maar dat je eerst weer gezond wordt.’ ‘Dat komt wel goed. Jij hebt me in een lekker strak verband gespoten met dat vreemde busje van je, waar de verplegers verbaasd naar kijken. En die twee nieuwe wonden hebben ze maar met een gewoon verband verzorgd. Maar ik moet wel geopereerd worden.’ ‘Het ga je goed, agente. En wees voorzichtig. ‘Zal ik doen, roodkopje.’ Sorane glimlacht nog even en zegt: ‘Ik moet gaan, Seana. De twee agenten zullen al wel ongeduldig op mij wachten.’ Seana knikt, maar als Sorane weg wil gaan, zegt ze nog snel: ‘Als je Deno ziet, kan je hem dan zeggen dat het gesprek van een paar dagen geleden, me heeft bevallen. En zeg hem dat hij mijn toestemming heeft, voor je hem nog eens kust.’ Even weet Sorane niet wat te zeggen, maar dan knikt ze. ‘Zal ik doen, agent Vergan. Maak het goed.’ Drie kwartier later zien de twee schutters op het dak beweging in het appartement van Sorane en plots merken ze haar op. Ze loopt naar het bed toe en neemt plaats achter een bureau met een draagbare computer. Op een lege module kopieert ze de drie modules, die Ora en Rinar voor haar verzameld hebben. Met haar gedachten aan haar beide dode vrienden, bergt ze de module op, in een kleine kluis in het plafond. Ze wil haar leven veiligstellen, in geval het plan van de rechter zou mislukken. ‘Je kan nooit voorzichtig genoeg zijn,’ denkt ze. Even kijkt ze naar het plafond. ‘Als ze die daar vinden, moeten ze hun verstand gebruikt hebben,’ denkt ze glimlachend. ‘Er zijn er nog twee, Sorane.’ ‘Ben je daar weer, Anya? Ik dacht dat je mij niet meer mocht helpen.’ ‘Dat zou ik ook niet, maar je waagde je leven voor anderen. Ergens lijkt je op wat ik in mijn gegevens, over mijn vroegere gebieder, kan terugvinden. Dus een klein beetje bijstand, kan ik wel toestaan.’ Aan de overzijde richten beide mannen kalm hun wapen op het venster. ‘Zie jij haar nog?’ vraagt een van hen. De andere schudt zijn hoofd, want ook hij ziet de roodharige niet meer. Ze bewegen hun wapen naar de andere vensters van Sorane’s flat, tot Deanor fluistert: ‘Het rechtse venster.’ Snel richten ze beiden hun scherpschuttersgeweer op Sorane, die in de keuken iets uit de kast neemt. Dan laat Serdon zijn wapen zakken. ‘Nee, ik doe het niet.’ De ander kijkt hem even verbaasd aan. ‘Je weet dat dat gevolgen zal hebben.’ Serdon knikt en beseft als ze beiden levend wegkomen, hij vandaag zal sterven. Het zal Deanor zijn, die hem de dodelijke capsule zal bezorgen. Deanor glimlacht even en wendt zijn aandacht weer op Sorane. Ook hij is even onder de indruk van de schoonheid van hun doelwit, maar dan kromt zijn vinger zich om de trekker. Langzaam richt de roodharige zich op en kijkt naar buiten. Dan loopt ze naar het raam toe. Plots heeft ze weer dat vreemde gevoel. ‘Op het dak recht hierover, Sorane. Eentje lijkt het opgegeven te hebben, de andere richt zijn wapen.’ Geconcentreerd kijkt ze naar buiten maar ze ziet niets aan de over zijde. Maar Anya projecteert een kruisje op de plaats waar de schutter zit. ‘Nu,’ hoort ze de stem van Anya, die weet dat de man die ze scant op dat moment de trekker overhaalt. Dadelijk doet ze een stap opzij, terwijl ze haar wapen trekt. Op dat moment verbrijzelt een capsule het raam, dadelijk door de twee andere gevolgd. Bijna zonder te mikken, schiet ze. Serdon die intussen zijn handwapen getrokken heeft en het op Deanor richtte, schrikt hevig als hij het hoofd van Deanor achterover gerukt ziet worden door de inslag. Dan zakt de man naast hem in elkaar. Deze kijkt verschrikt naar het ronde gaatje, tussen de ogen van zijn maat. ‘Wat een schot. De geruchten lijken mij juist te zijn, die Sorane is een meesterschutter. Van op die afstand en dan tussen zijn ogen. Ik moet hier weg en snel. Ik ben mijn leven nog niet moe. En ik wil haar toch niet meer in handen krijgen en nog minder doden,’ denkt hij verbaasd, terwijl hij beseft dat Sorane zonder het te weten zijn leven gered heeft. Terwijl de roodharige nog steeds naar het gebouw aan de overzijde kijkt, voelt ze om een of andere reden dat er nog iemand is. Maar Serdon maakt zich snel uit de voeten. Buiten dat gevoel merkt Sorane niets verdachts meer en steekt haar wapen dan maar weg. Op dat moment komt Erine binnen en kijkt haar verbaasd aan. ‘Aqunok wil mij laten doden, Erine. Een van de moordenaars ligt op straat, de andere op het dak daar. Een derde is gevlucht.’ ‘Dat denk ik niet, Sorane. Je werd met een capsule beschoten,’ zegt Erine en raapt een stukje van een capsule van de grond. Even ruikt ze eraan. ‘Dat dacht ik wel. Ze wilden je levend in handen krijgen.’ Nadenkend kijkt Sorane de agente aan. ‘Jakira. Ja, die blondine moet daarachter zitten. Ze zal er wel een of andere reden voor hebben,’ fluistert ze. De agente kijkt de huurmoordenares even aan. ‘Dan kunnen we je beter naar een veilig plek brengen.’ ‘Ik sta mijn mannetje wel, Erine. Ik ben gewoon om met gevaar te leven. Dat kunnen die twee moordenaars bevestigen.’ ‘Dat heb ik gehoord. En ik heb ook nog gehoord wat je daar op straat gedaan hebt. Maar je had je er beter niet mee bemoeid. Als ze je neergeschoten hadden, dan…’ ‘Ik kon je collega toch niet laten sterven, Erine. Ze was gewond en had hulp nodig. Als ik het niet gedaan had, was ze op dit moment dood geweest.’ ‘Collega?’ ‘Ja, Seana Vergan is een federaal agente.’ ‘Ach zo... Vergan… Ze is toch geen famillie van Deno Vergan. ‘Juist wel, Erine. Ze bleek zelfs zijn zus te zijn.’ ‘Zijn zus. Dat is een toeval.’ ‘Niet echt, want ze zat achter mij aan en geraakte in het kruisvuur van de politie.’ ‘Tja, jij hebt ook elke politiedienst achter je aan. Dat weet je?’ ‘Ja, dat geluk heb ik wel,’ zegt Sorane lachend. Opnieuw kijkt ze recht in de ogen van de agente, die vlak voor haar staat. Dan schrikt ze even als Erine haar plots op de mond kust. Sorane is even te verbaasd om te reageren, maar dan doet ze een stap achteruit. Even kijkt ze Erine verbaasd en ontsteld aan. ‘Erine, wat doe je? Ach… Jij wil… Nee, dat kan niet, ik val op mannetjesdieren.’ ‘Het spijt me. Ik dacht...’ ‘Doe dat niet meer, agente. Want ik zou weleens hardhandig kunnen worden.’ Erine knikt verlegen. ‘Dat wil ik niet, Sorane. Ik vergiste me. Het zal niet meer gebeuren.’ Erine doet moeite om zich opnieuw een houding te geven. De roodharige knikt even en glimlacht. ‘Wie niet waagt, die wint niet, Erine. Zo erg is het niet. Maar wees wel een beetje voorzichtiger de volgende maal.’ De agente knikt even. ‘Heb je de gegevens in je bezit, Sorane?’ ‘Ja, in mijn zak,’ antwoordt Sorane en neemt de modules in haar hand. Erine neemt ze aan en bekijkt ze. ‘Weet je wat ze bevatten?’ ‘Gedeeltelijk, Erine. Maar dat is genoeg om te beseffen dat Rinar en Ora hun werk goed gedaan hebben. Als Aqunok daar niet mee veroordeeld wordt, dan betekent het gerecht niets meer.’ Nadenkend knikt Erine, want de woorden van Sorane brengen een paar herinneringen naar boven. Herinneringen aan rechtszaken die zo goed als vast stonden, maar waar omkoperijen ervoor zorgden dat de bewijzen verdwenen, getuigen omgekocht of bedreigd werden. Dan rukt ze zich is uit haar gedachten. ‘Moet ik je morgen hier oppikken of kom je vandaag mee.’ ‘Vandaag niet, agente. Ik vertrouw je niet zo in mijn nabijheid. Misschien waag je het nog eens.’ Erine kijkt de roodharige verbaasd aan, maar dan glimlacht ze. ‘O, dat bedoel je. Ja, dat zou wel eens kunnen. Je bent een mooie vrouw, Sorane.’ ‘Ik wil nog een bezoekje brengen aan Seana Vergan.’ Erine knikt en grijnst even. ‘Heb je een oogje op haar?’ ‘Nee, agente. Zoals ik al zei, word ik door mannen aangetrokken.’ ‘Ach zo. Je zei toch ook dat ze de zus is van die agent Vergan. Je hoopt toch niet dat hij daar zal zijn.’ ‘Deno en zijn zus praten niet met elkaar.’ ‘Haha, je noemt hem al Deno. Zijn jullie beiden samen?’ ‘Nee, dat niet,’ antwoordt Sorane, terwijl ze bloost. ‘Maar je hoopt het wel?’ Aarzelend knikt Sorane. ‘Hopelijk is het wederzijds, roodkop.’ ‘Dat zal ik pas weten na de veroordeling van Aqunok, agente.’ Die knikt. ‘Dan laat ik je nu maar. Maar zorg dat je morgen op tijd bent. De rechter wacht niet graag. Hij verwacht je om drie uur in de namiddag.’ ‘Ik weet het.’ Als Sorane de deur achter de agente gesloten heeft, neemt ze haar jas en haast zich naar buiten. Op straat is het rustig al zijn de sporen van de gevechten nog steeds te zien. De doden en gewonden zijn intussen al weggehaald, maar de door capsules doorzeefde zwevers staan ze nog steeds. Snel haast ze zich verder en stapt een paar straten verder op en bus. De mensen kijken haar verbaasd aan, want ze kennen en vrezen haar. Een uurtje later stapt ze het ziekenhuis binnen en meldt zich aan de balie. ‘Kan ik iets voor u doen?’ ‘Ik wil Seana Vergan bezoeken, als dat kan,’ zegt ze vriendelijk. De verpleger slikt even, want hij heeft de roodharige dadelijk herkent. ‘Kom je nu voor haar?’ zegt hij onvriendelijk. ‘Om haar te bezoeken, zoals ik zei. Ik heb gisteren haar leven gered, dus waarom zou ik haar nu willen doden. Ik wil weten hoe het met haar is.’ Aarzelend knikt de bijna veertigjarige man. Dan kijkt hij naar de gegevens op zijn scherm. ‘Vierde verdiep, kamer 432,’ zegt hij hees. Als Sorane naar de lift toestapt, kijkt hij haar na. ‘Hopelijk is het waar wat die moordenares zegt, want anders kan ik mijn job vergeten,’ denkt hij. Een paar minuten later staat Sorane voor de kamer van Seana en staart even naar de geopende deur. Aarzelend gaat ze naar binnen, maar dan houdt ze halt. Seana is niet alleen. ‘Nee, Leyna. Je weet wat er gebeurd is. Deno heeft me te veel pijn gedaan.’ ‘Deno heeft het recht te weten wat Sorane voor jou gedaan heeft.’ ‘Misschien, zus. Maar ik wil hem niet zien.’ ‘Mag ik het hem zeggen? Hij geeft heel veel om Sorane.’ Even is het stil in de kamer. ‘Ja, Seana. Deno is….’ Meer hoort Sorane niet meer, want ze haast zich naar buiten. In de gang blijft ze even tegen de muur leunen. Haar gedachten zijn volledig in de war. ‘Zou zijn zus gelijk hebben? Ben ik voor Deno meer dan een onenightstand?’ denkt ze. Plots stoot ze zich van de muur af en haast zich naar buiten. In de buitenlucht ademt ze even diep in. Dan gaat ze met snelle passen naar verschillende taxi’s toe, die bezoekers afzetten. ‘Kan je me ergens naar toe brengen?’ ‘Het spijt me, dame, maar ik kreeg juist een oproep,’ antwoordt de bestuurder. De volgende taxie-bestuurder knikt echter en Sorane stapt snel in. Ze geeft hem een adres in de buurt van Deno’s flat, want het juiste adres kent ze niet. Als ze uitstapt, geeft ze de man en paar biljetten en fluistert: ‘Hou de rest maar.’ Verbaasd kijkt de man naar het geld en beseft dat hij meer dan drie maal het bedrag in de handen houdt dan nodig is. ‘Morgen begint mijn nieuw leven,’ zegt ze met een glimlach. Niet begrijpend kijk hij haar na, als ze langs het voetpad naar de hoek van de straat toestapt. Dan trekt hij zijn schouders op en zweeft weg. Een tijdje later staat Sorane teleurgesteld voor de deur van Deno’s flat, maar niemand doet open. Met stijve passen stapt ze beneden weer uit de lift. In een droevige stemming haast ze zich naar de buitendeur. ‘Mevrouw, wacht even.’ Als ze omkijkt ziet ze de portier voor zich staan. ‘Bent u op zoek naar mijnheer Vergan?’ Aarzelend knikt ze. ‘Dan kan u beter weer naar boven gaan. Toen ik u beschreef, haastte hij zich langs de trap naar boven.’ ‘Dank je,’ fluistert Sorane hees. Deno is intussen in zijn flat en zucht. ‘Vermoedelijk is het een vrouw die op haar lijkt,’ denkt hij en laat zich in de zetel vallen. Plots schrikt hij als hij de deurbel opnieuw hoort. Aarzelend staat hij op en gaat naar de deur toe. Voor hem staat Sorane. ‘Deno, ik…,’ zegt ze. ‘Dus je was het toch? Kom binnen.’ Toch aarzelt ze even. Haar hart gaat als een razende te keer. Pas als ze in de zetel tegenover hem zit, komt ze tot kalmte en kijkt hem aan. ‘Ik moet morgen met Erine naar de rechter.’ ‘Morgen?’ ‘En over een paar weken krijg ik misschien al mijn strafvermindering, al zal ik vermoedelijk wel een paar jaar de gevangenis in moeten.’ Even slikt Deno, maar blijft haar wel aankijken. ‘Ik ga even iets te drinken halen. Wil je ook iets?’ ‘Een fruitsap misschien.’ Terwijl hij rechtstaat, knikt hij. Als hij een flesje uit de koelkast neemt, staat ze plots achter hem. Verbaasd kijkt hij om en staart haar aan. Voor hij het weet heeft hij haar in zijn armen en kust haar. Gelukkig beantwoordt zij zijn kus. Plots grijpt hij haar vast en draagt haar naar de slaapkamer. Een voor een vallen hun kleren op de vloer en in elkaars armen komen ze al kussend op het bed terecht. Meer dan twee uur later, liggen ze naast elkaar naar het plafond te staren. ‘Deno, ik denk dat ik op je verliefd ben. Maar Alon heeft nog steeds een belangrijke plaats in mijn hart.’ Even zegt Deno niets. ‘Dat begrijp ik, Sorane.’ ‘Zelfs toen ik met Alon, was voelde ik iets voor jou. Maar ik zou hem trouw geweest zijn.’ ‘Dat weet ik.’ Dan merkt hij dat ze hem aankijkt. ‘Maar Alon zou willen dat ik gelukkig word, tenminste dat hoop ik.’ ‘Ik niet, Sorane. Ik weet dat Alon dat zou willen, want ik kende hem al van jongsaf,’ zegt Deno en buigt zich over haar heen. Even kijkt hij in haar ogen, maar laat zich weer naast haar zakken. Sorane richt zich nu echter op en kijkt even naar hem. ‘En deze nacht ben ik helemaal van jou,’ zegt ze en kust hem. Pas de volgende morgen rond elf uur, laat Sorane zich uit het bed zakken en kijkt even op Deno neer. ‘Ik moet gaan, schat. De rechter wil dat ik op tijd kom.’ ‘Wauw, Sorane. Dat was een nacht die ik niet vlug zal vergeten.’ Met een glimlach antwoordt ze: ‘Misschien kunnen we dit nog eens overdoen.’ ‘Waarom niet nu?’ Met een glimlach zegt de roodharige, terwijl ze haar haren kampt. ‘Het was lekker, nee heerlijk, mannetje. Maar ik moet….’ ‘Jaja, je afspraakje met die rechter…’ ‘Daar kan ik niet onderuit,’ fluistert ze. Deno knikt even. ‘Ik ga even iets te eten maken. Kleed jij je maar snel aan.’ Een uurtje later stapt Sorane het voetpad op. Plots schrikt ze als ze een bekende stem hoort. Verbaasd kijkt ze Erine aan, die met haar zwever naast het voetpad geparkeerd staat. Aarzelend stapt ze in. ‘Dus je sprak dus toch de waarheid, je valt op mannen. En dan nog wel de broer van Seana Vergan.’ ‘Het is mijn leven, Erine. Maar hoe weet je dat ik bij Deno was?’ ‘Dat is juist, het is jouw leven. Ik heb zijn adres opgevraagd en even de portier aan de tand gevoeld. En die vertelde genoeg om te weten, dat er jullie gisteren een stomende nacht te wachten stond.’ Erine kijkt even naar Sorane, omdat die niets zegt. ‘Hou je van hem?’ ‘Ja, zeer veel. Maar ik ben een misdadigster met een straf in het vooruitzicht.’ ‘Misschien kan ik wel voorstellen om agent Vergan als een bewaker aan jou toe te wijzen.’ ‘Ik denk niet dat dat zal lukken, Erine.’ ‘Wie weet. Maar nu kunnen we beter gaan. Ik wil zo snel mogelijk van deze memory-modules af.’ ‘Je hebt gelijk, Erine.’ Op dat moment stapt ook Malon achteraan in. Even kijkt hij hen met een vreemde blik aan. ‘Was het biertje lekker, collega?’ vraagt Erine en kijkt even naar Sorane. ‘Een fruitdrankje, bedoel je. Je weet dat ik geen bier drink.’ Even glimlacht Erine en activeert dan de motor.
17. Ontmaskerd
1edurende de rest van de dag volgt hij de roodharige in haar doen en laten zonder dat ze hem opmerkt. Maar hij merkt wel dat ze in het oog gehouden wordt. Die avond geeft ze les aan Ora, de jonge vrouw, in de sportzaal van de organisatie. Geduldig blijft hij wachten in een café aan de overkant. Pas heel laat verlaten Ora en Sorane de training. Als beide vrouwen Rinar ontmoeten gaat Sorane, na een kort gesprek alleen naar haar zwever. Nog steeds heeft ze Deno niet opgemerkt. Hij volgt haar met een taxi naar het centrum van de stad. Als ze uitstapt, merkt hij nog een zwever op die stopt met twee mannen erin. Ze blijven echter in de zwever zitten, als Sorane een winkel binnenstapt. Volgt hij haar, ook als ze langs de achterzijde naar buiten stapt. Dan volgt hij haar door enkele straten, tot hij haar bij een man en een vrouw ziet halthouden. Hij sluipt dichterbij en merkt Malon Garent en Erine Rand op. Plots hoort hij Erine zeggen: ‘Dat klopt niet, Sorane. We weten dat Deno niet schuldig is aan de dood van zijn collega’s. Enkele getuigen zagen hem twee moordenaars neerschieten en dan het huis in rennen. Zijn overste wacht op zijn verslag, want hij wil hem terugtrekken. Misschien is het beter dat jij je dat ook doet.’ ‘Nee, dat kan ik niet, Malon. Ik heb enkele contacten die hun leven wagen en ik kan hen niet in de steek laten.’ ‘Wees maar voorzichtig, want ik zou wel graag weten hoe ze wisten dat Deno en zijn drie collega’s agenten waren.’ ‘Ik ook, maar ik denk niet dat er voor mij meer gevaar in zit dan anders, Erine. Maar is het niet beter dat ik doe wat ik vroeger altijd deed, dan is het sneller voorbij.’ ‘Nee, Sorane. Dat mag je niet doen. Als Aqunok dood is, neemt een andere gewoon zijn plaats in. We moeten een voorbeeld stellen, want hun straf moet anderen afschrikken. Alleen de gegevens die we willen, zijn belangrijk,’ hoort Deno Malon zeggen. ‘Pas op wel op voor een geheimzinnige en machtige vrouw. Volgens geruchten is ze blond, maar veel meer weten we van haar niet. Niemand weet hoe ze eruitziet.’ ‘Ik heb haar gezien, Erine. Ze wordt Jakira genoemd. Zeer lang geleden aanbaden de amazones haar. Ze werd door hen de verhevene genoemd.’ ‘Zeer lang, zeg je. Hoelang?’ ‘Dat weet ik niet.’ ‘Wees voor haar op je hoede, Sorane. Want ze bezat krachten die alleen goden bezitten. We moeten eens uitzoeken wat haar plannen zijn. En ook nog hoe of waar we haar ergens voor kunnen arresteren.’ ‘Ik stond een tijdje geleden zelfs voor haar, terwijl ze mij probeerde te doorgronden. Buiten dat ze zeer belangrijk is voor Aqunok, weet ik ook niet veel meer over haar. Niemand waagt om over haar te praten. Maar ik vermoed dat zij er veel belang bij heeft, anders zou ze hem niet steunen,’ antwoordt Sorane. ‘Wees voorzichtig, roodkop,’ hoort Deno Malon lachend zeggen. Hij zucht opgelucht. ‘Gelukkig maar. Ik kan haar vertrouwen. Maar terugkeren naar de geheime dienst. Nee, dat kan ik nog niet. Ik wil weten wie mijn collega’s verraden heeft. Als ik kan, zal ik Sorane helpen,’ denkt hij. ‘Sorane, ik denk dat die vrouw wel een beetje belangrijker is dan een geldschieter. Volgens de geruchten zou zij zelfs Aqunok bevelen geven.’ ‘Wat bedoel je, Erine? Alon heeft ook al van haar gesproken, Maar toen ik in haar buurt was, leek zij niet de baas of bazin van Aqunok te zijn. Misschien is ze alleen maar zijn minnares.’ ‘Probeer meer te weten te komen en zeker over die vrouw. Blijf wel op je hoede, want je hebt niets aan je kwijtschelding als je er het leven bij inschiet.’ ‘Dat kan niemand voorspellen, Malon. Maar ik probeer steeds op mijn hoede te zijn. Ik zie jullie over een paar dagen op de volgende afspraak wel weer.’ ‘Hebben jullie gedaan wat ik gevraagd had, Malon?’ ‘Ja, Sorane. Het lichaam van Alon is overgebracht naar Mogwan en een lege kist met een dummy werd begraven op de stadsbegraafplaats.’ ‘Uit naam van de famillie van Alon, dank ik jullie allebei.’ ‘Alon was een van ons, Sorane. We deden het ook voor hem.’ Sorane knikt Erine dankbaar toe. Als Sorane eindelijk afscheid neemt van de agenten volgt Deno haar opnieuw, maar deze maal heeft hij meer oog voor hun omgeving dan voor de roodharige vrouw. De roodharige loopt de winkel opnieuw langs de achterzijde binnen en merkt dat ze van de bediende twee zakken met etenswaren krijgt, alsof ze deze gekocht heeft. Langs de voorkant loopt ze weer naar haar zwever en als ze wegraast merkt Deno dat de vreemde zwever haar weer volgt. ‘Ze vertrouwen haar niet meer,’ denkt hij schrikkend. Toch lijkt het dat ze alleen maar de opdracht hebben om haar in het oog houden. Dus laat hij de bestuurder langs een kortere weg naar het verblijf van Sorane zweven. Hij betaalt de man en haast zich het huis binnen. Als Sorane binnen komt, zit hij in de zetel naar de teevee te kijken. ‘Hai, je bent er nog, Deno,’ zegt Sorane glimlachend. ‘Zeker, waar zou ik anders zijn.’ ‘Denk jij dat ik je niet opgemerkt heb, agentje. Zo goed ben je niet. ‘ ‘Hoe wist je dat ik je volgde?’ ‘Ik voel dat altijd. Weet je nu wat je wou weten?’ ‘Ja, Sorane. Het spijt me dat ik je niet vertrouwde.’ ‘Al goed. Ik zou het misschien ook gedaan hebben. In deze wereld kan je bijna niemand vertrouwen.’ ‘Ook diegenen in de zwever leken mij groentjes te zijn.’ ‘Had je die ook al in de gaten?’ ‘In mijn werk moet overal ogen voor hebben.’ Deno knikt begrijpend. ‘Ik hoorde je over een zekere Aline Sorbon praten. Wie is zij?’ ‘Heb je dat ook gehoord, Deno? Tja, ze is... was de dubbelgangster van Berana Vorkaor. Ik heb haar gered en naar Erine en Malon gestuurd. Zij blijkt belangrijke gegevens voor het gerecht in bezit te hebben. Spijtig genoeg hebben die gegevens niet veel betrekking op de zaken van Aqunok,’ legt Sorane uit. ‘Wat ga je nu doen?’ ‘Eten en dan verder doen wat ik tot nu deed. Ik hoop maar dat mijn contacten niet te veel risico’s nemen. Want dat zou weleens slecht kunnen aflopen.’ ‘Ik wil je toch nogmaals vragen of je hen kan vertrouwen. Want ook mijn leven hangt ervan af.’ zegt Deno, terwijl hij Sorane naar de keuken volgt. ‘Ja, ik denk het wel. Zij willen hetzelfde als ik. Een nieuw leven.’ ‘Ik hoop het voor jou. Ik zou je niet graag dood zien.’ ‘Waarom? Wat beteken ik voor jou?’ ‘Ik weet dat Alon van je hielt, maar ik…’ ‘Jij, dat kan toch niet. We kennen elkaar pas enkele weken. Hoe...’ ‘Ik ken je al veel langer, dan je denkt, Sorane. Alon heeft me veel over jou vertelt, daarom kon ik bijna niet geloven wat je tegen Aqunok zei. Maar ik hoorde je die woorden zelf uitspreken. Die avond dat ik met een wapen voor jou stond, kwam ik om je te doden, maar ik kon het niet.’ Sorane is niet bij machte om iets te zeggen, zo verward is ze. Deno loopt aarzelend op haar toe en neemt haar bij haar schouders vast. Ze houdt nog steeds van Alon, maar toch voelt ze iets voor Deno, dat ze niet kan begrijpen. Langzaam kijkt ze naar hem omhoog en plots kust hij haar. Eerst wil ze hem wegduwen, maar na een korte aarzeling, beantwoordt ze zijn kus. De volgende morgen wordt ze naast hem wakker. Even kijkt ze naar de slapende agent, alvorens ze langzaam uit het bed glijdt. Als Deno zijn ogen opent, is ze al helemaal aangekleed. ‘Sorane, we...’ ‘Nee, Deno. Dit was een vergissing, zoals de vorige keer. Een van mijn zwakke momenten. Alon is maar pas dood en ik duik al met jou in bed. Nee, dat kan ik op het moment niet aan. Sta op en kleed je aan,’ zegt Sorane streng, in een poging om haar gevoelens op te klaren. ‘Je tweede zwak moment, schat,’ zegt Deno glimlachend. Een harde klap doet hem verbaasd achteruit wankelen. ‘Het spijt me, Deno. Ik wil je niet meer zien,’ fluistert Sorane hees en haast zich de kamer uit. De agent, grijpt zijn broek op van de grond en trekt die snel aan. Als hij naar Sorane kijkt, is zij al uit de kamer. Op het moment Deno de trap afloopt, hoort hij de buitendeur dichtslaan. De roodharige haast zich in gedachten verzonken naar haar zwever. Daarom merkt ze de twee mannen niet op die haar volgen. Op het moment dat ze haar zwever wil instappen, zegt een van hen: ‘Sta stil, Sorane Cobanon. En handen omhoog.’ Sorane schrikt en steekt langzaam haar handen omhoog. ‘Wat is er gaande? Zijn jullie overvallers?’ ‘Aha. Je bent een grapjas. Nee, Sorane het is veel erger. Aqunok weet wie jij echt bent. Smerige verraadster. Wij hebben opdracht om jou naar hem te brengen en reken maar dat je zult praten,’ zegt de andere man, terwijl Sorane zich omdraait. ‘Wat bedoel je? Wat wil Aqunok van mij?’ ‘Je werkt voor de politie, Sorane. Dat weten we. Aqunok en de meesteres willen je verhoren. Het ziet er niet goed voor u uit. Want die blondine houdt van de pijn die ze anderen bezorgt.’ ‘De meesteres. Wie... Wat bedoel je met pijn?’ ‘Hou je niet van de domme, verraadster. Als zij je onder handen genomen heeft, dan zal je alles wat ze willen weten, in geuren en kleuren verteld hebben. En daarna zal geen enkele man je nog willen aankijken.’ ‘Ze hoeft maar te denken en je krimpt in een alsof je veel pijn hebt. De laatste die ze onder handen nam, smeekte haar om op te houden, maar je kon zien dat ze ervan genoot. Maar ze stopte niet,’ zegt de twee grijnzend. ‘Dus als zij alles zouden weten, dan zouden jullie mij hier ter plaatse neerknallen,’ zegt ze slikkend, want ze beseft dat ze dood had kunnen zijn. Nog nooit heeft ze zich zo laten afleiden. Normaal zou ze de twee opgemerkt hebben, voor ze haar konden verrassen. ‘Dat klopt, verraadster. Je zou zelfs niet geweten wie of wat je gedood had,’ lacht de man. ‘Geen beweging, killers,’ klinkt een stem achter de twee plots. De twee mannen verroeren echter geen vin. Hun wapen blijft op Sorane gericht. ‘Je kan je wapen beter laten vallen, Vergan. Anders is je liefje dood. Of dachten we dat we dat niet wisten. Sorane wordt sinds een paar dagen nauw in het oog gehouden. ‘Zouden ze weten dat ik met agenten samenwerk? Hoe kan dat? Maar ze wisten het ook van Wryne en de twee andere collega’s van Deno. Dan moet die verklikker mij ook gezien hebben,’ denkt Sorane verschrikt. ‘En tot onze verbazing zagen we jou gisteren aankomen, Deno. We twijfelden even of we je achter je collega’s aan zouden sturen. Maar we besloten om het niet te doen, anders zou Sorane op de hoogte zijn en nu hebben we twee vliegen in een klap,’ zegt een stem spottend achter Deno. ‘Laat je wapen vallen, agent,’ fluistert een vrouwenstem dreigend. ‘Anya, kan jij niets doen. Als ze ons naar Aqunok brengen, overleeft geen van ons beiden het.’ Even hoort Sorane niets in haar gedachten. ‘Mijn mogelijkheden zijn beperkt, Sorane. Jij hebt de kracht nog niet om mij volledig te activeren. Ik kan je maar in beperkte mate helpen op het moment,’ zegt de geluidloze stem in haar hoofd. ‘Dat heb je al gezegd, Anya. Maar nog steeds weet ik niet wat je ermee bedoelt.’ ‘Dat wordt nog wel duidelijk, Sorane. Zodra de tijd gekomen is.’ Even zegt Anya niets, maar dan gaat ze verder: ‘Zo, al hun wapens zijn onschadelijk,’ klinkt de stem van Anya in haar hoofd. ‘Wat bedoel je? Onschadelijk.’ ‘Ik heb de energiecapsules leeggezogen.’ ‘Wat? hoe?’ denkt Sorane verbaasd, terwijl ze haar handen lichtjes laat zakken. ‘Doe je handen waar ze waren, Sorane. De baas wil je levend, maar hij heeft niet gezegd dat je ongedeerd moest zijn. We mogen ons zelfs een beetje met jou vermaken, dus...’ ‘Schiet maar, idioot,’ zegt Sorane. Even staren ze naar Sorane’s glimlachend gezichtje. Dan richt een van de zijn wapen snel op het linkerbeen van Sorane en vuurt. Maar er klinkt alleen een droog gesis. Voor ze van hun verbazing bekomen zijn, heeft Sorane een wapen in elke hand. ‘Laat je wapens vallen, jullie zijn er toch niets meer mee,’ glimlacht ze. Een van de drie achter Deno drukt ook op de trekker, maar ook zijn wapen klikt alleen maar. Zijn twee collega’s volgen het voorbeeld van de twee die Sorane onder schot hielden en laten hun wapens vallen. ‘In de zwever, Deno,’ roept de roodharige. De agent opent snel de deur en stapt. Sorane loopt kalm om de zwever heen, terwijl ze een wapen op de vijf gericht houdt, het andere steekt ze weg. Nog steeds glimlachend stapt ze in en drukt op de startknop. Als de zwever wegraast, grijpt een van de mannen naar een wapen, die hij op zijn enkel draagt en schiet. Maar ook dit wapen werkt niet meer. Verbaast staart hij de anderen aan. ‘Hoe deed ze dat? Geen van onze wapens werkt nog,’ stamelt hij. ‘Neem de wapens mee, ook dat van Deno. We laten ze onderzoeken. Alleen dat kan ons leven redden. Atos moet dan toegeven dat we niets konden doen.’ ‘Hopelijk vinden ze de reden, anders is ons leven geen cent meer waart,’ zegt de vrouw ernstig. Intussen zweeft Sorane de zwever door de straten in de richting van het hoofdkwartier van Aqunok. ‘Ik vraag me af hoe ze wisten dat ik voor de politie werk. Iemand moet mij en ook jouw vrienden verraden hebben en ik denk dat we hem bij de politie moeten zoeken. Of zou de rechter zelf. Iets in zijn blik kwam me bekend voor.’ ‘Rechter Sodinor, dat kan niet. Hij is een van de grote voorvechters tegen de misdaad.’ ‘Ik weet het niet, maar dat zoek ik wel uit, Deno. Het zou anders wel de ideale dekmantel zijn. Gelukkig heb ik niets gezegd van Rinar en Ora.’ ‘Ik hoop dat je het mis hebt.’ Even zegt Sorane niets. ‘Mag ik je iets vragen, Deno?’ ‘Zeker.’ ‘Wil je me naar Alon begeleiden? Ik wil afscheid nemen.’ Deno knikt. ‘Kom, we gaan met mijn zwever. Die van jouw kennen ze te goed.’ Sorane knikt en volgt Deno. Aan de begraafplaats stopt de agent de zwever op een kleine parkeerplaats langs de achterzijde. Als hij met Sorane uitstapt, merkt hij dat Sorane even naar de drie geparkeerde zwevers kijkt. Een oudere vrouw stapt juist in een van hen en slaat de deur achter haar dicht. Even kijkt ze om zich heen, terwijl ze twijfelt of ze het tegen Deno zou zeggen. ‘Kom, Sorane. Ik zal je de weg wijzen.’ Aarzelend volgt ze hem tot hij blijft staan en naar een graf zonder zerk wijst. ‘Daar is het, Sorane. Ik laat je even alleen gaan. Maar wees op je hoede, want je kan nooit weten.’ ‘Dit is niet nodig, Deno. Alon ligt hier niet begraven. Erine en Malon hebben zijn lichaam naar Mogwan laten brengen.’ ‘Wat zeg je?’ ‘Ja, in de zwever twijfelde ik of ik het je zou zeggen, maar ik vind dat je het verdient. Daarom kunnen we beter gaan, voor ze ons opmerken.’ ‘Dat kan ik begrijpen. Maar naar Mogwan. Vergeet niet dat we beiden op onze hoede moeten blijven.’ ‘We gaan niet naar mijn villa, Deno. Alleen maar even naar de bank?’ ‘Wat?’ Ben je weer eens van plan iets te gaan stelen?’ ‘Dat is niet nodig, Deno. Ik beheer alleen maar daar mijn geld,’ antwoordt Sorane met licht spot. ‘Ach zo. Dat wist ik niet.’ ‘Wil je me naar Mogwan brengen, Deno?’ ‘Zeker, als je dat wil.’ Dan kijkt ze hem aan en fluistert. ‘Ik geef ook om jou, Deno. Daarom wil ik afscheid van Alon nemen.’ Toch was het luid genoeg voor Deno om het te horen. Innerlijk is hij opgelucht, maar toch stapt hij bezorgd om de zwever heen. Als Sorane wil instappen, schrikt ze als ze een man opmerkt die naderbij komt. Op haar hoede kijkt ze hem aan. ‘Die lijkt op Alon, wie is dat nu weer?’ ‘U moet Sorane Nador zijn,’ hoort ze de man zeggen. ‘Ja, dat ben ik’ ‘Ik ben Veeren Gesio, de jongere broer van Alon. Wil je nu al gaan, Sorane Nador? Op de begrafenis was je ook al niet en nu kom je naar hier, maar je gaat zelfs zijn graf niet bezoeken.’ Sorane kijkt hem verschrikt aan en probeert het verwijt te slikken, maar de tranen schieten opnieuw in haar ogen. De man voor haar merkt het dadelijk en beseft dat zijn verwijt hard aangekomen is. Sorane weet niet wat te doen. Ze staat daar maar terwijl de tranen over haar wangen naar beneden rollen. ‘Het spijt me, meisje. Ik meende het niet zo. Ik kan duidelijk zien dat jij om hem gaf. Daarom moet je zijn graf zeker bezoeken.’ ‘Mijnheer Gesio. Ik…’ ‘Mijn broer heeft mij over de vrouw van zijn leven vertelt. En ik moet zeggen dat zijn beschrijving niet echt juist was, want je bent nog mooier dan hij je beschreef.’ ‘Ik mis Alon. Maar hij heeft nooit over zijn famillie gesproken.’ ‘Alon, was nogal in zichzelf gekeerd, behalve als hij het over de liefde van zijn leven had.’ Even weet Sorane niet wat te zeggen. Haar tranen glijden over haar wangen naar haar kin toe, terwijl ze de man aanstaart. ‘Wij missen hem allemaal, Sorane. Hij is dood, maar hij zal in onze harten altijd blijven voortleven.’ Sorane knikt even, maar kan haar tranen niet inhouden. ‘Dank u, Her Gesio,’ fluistert ze stil. De broer van Alon heeft echter toch gehoord en stapt op haar toe. Verbaasd voelt Sorane dat hij haar omarmt. ‘Laat dat mijnheer gedoe maar achterwege, meisje. Noem mij maar Veeren.’ Ze legt haar hoofd tegen zijn schouders en laat haar tranen de vrije loop. ‘Ik zie dat jij even veel van mijn broer houdt, als hij van jou hield, Sorane.’ Deno die zijn wapen getrokken heeft en dichterbij komt, toen hij die vreemde man opmerkte, steekt zijn wapen terug in zijn holster. Hij heeft Veeren, de broer van Alon, herkent. Verbaasd kijkt hij naar het tafereeltje voor hem. Als Sorane zich terug opricht, laat Veeren haar los. ’Dank je, Veeren. Het werd even te veel. Maar ik heb mijzelf een taak opgelegd. De opdrachtgever zal boeten.’ ‘Alon zou geen wraak willen, Sorane. Ik weet welk verachtelijk beroep je hebt, maar mijn broer moet iets in jou gezien hebben, anders zou hij niet van jou gehouden hebben.’ ‘Dat is voorbij, Veeren. Ik werk voor de politie voor strafvermindering. Daardoor leerde ik je broer kennen en we hielpen elkaar zoveel mogelijk met elkaars opdracht. Maar toen werd hij ontmaskerd. Door wie weet ik niet, maar dat zoek ik wel uit.’ ‘Lever hen alstublieft uit aan het gerecht, Sorane. Dood hen niet uit wraak. Dat zou Alon niet willen’ Sorane knikt, maar ziet Deno plots op hen toekomen. ‘Mag ik je Deno Vergan voorstellen, Veeren?’ ‘Ik ken de vriend van Alon al, Sorane,’ zegt hij, terwijl hij even omkijkt. ‘Hallo, Veeren. Het spijt me van je broer. Mag ik je mijn deelneming betuigen.’ Veeren neemt zijn hand aan en drukt hem stevig. Dan knikt hij. ‘We moeten gaan, Sorane,’ zegt hij dan. Sorane knikt en kijkt naar Veeren. ‘Er is iets dat je moet weten, Veeren. Je broer ligt hier niet begraven.’ ‘Wat zeg je?’ ‘Zijn lichaam is in Mogwan opgebaard. Ik wilde met Deno naar hem toe om hem nog eenmaal te zien.’ ‘Dus zijn graf is leeg?’ ‘Ja en nee. Er ligt een dummy lichaam in, Veeren.’ ‘Daarom ging je weer weg, daarstraks.’ ‘Ja, Veeren. Deno wist het ook niet. Ik kwam om afscheid te nemen, maar toen ik uitstapte, besefte ik dat een leeg graf geen gepast afscheid zou zijn.’ ‘Daar heb je gelijk in, meisje.’ ‘Toen herinnerde ik mijn afspraak met Erine en Malon. Zij hebben het lichaam van Alon in Mogwan laten opbaren in een beschermende sarcofaag. Als je wil kan je meekomen.’ ‘Dat kan ik niet, Sorane. Mijn vriendin wacht in de zwever langs de andere zijde van het kerkhof.’ Sorane knikt even, terwijl ze een traan uit haar ogen wrijft. ‘Ik blijf zeker een week in Mogwan, Veeren. Als je wil kan je enkele familieleden laten komen om samen met ons afscheid te nemen.’ ‘Dat zal zijn moeder echt op prijs stellen. Het heeft haar veel verdriet gedaan dat ze het lichaam van haar oudste zoon niet meer kon zien.’ ‘Dan verwacht ik jullie allen, Veeren,’ zegt Sorane, terwijl ze hem een naamkaartje geeft met haar adres. ‘Dank je nogmaals, Sorane. Tot over een drietal dagen.’ Veeren kijkt de zwever van Deno na als hij met Sorane wegzweeft. Verschillende uren later stopt de zwever op de oprit van Sorane’s villa. Maar die avond zit Sorane in gedachten verzonken in de zetel, terwijl Deno even eten klaarmaakt. Ze is met haar gedachten bij de gelukkige tijd die ze met Alon doorbracht. ‘Sorane, je moet iets eten,’ merkt Deno op, die intussen al gegeten heeft. De roodharige schrikt op uit haar gedachten en kijkt Deno met vochtige ogen aan. Dan knikt ze en staat langzaam op zo. Het kost haar moeite om naar de eettafel te stappen, maar als ze gaat zitten voelt ze zich iets beter, want nu kan ze haar gedachten op iets anders zetten. Pas vier dagen later belt Veeren aan. Deno die de deur opent, kijkt de broer van zijn vriend opgelucht aan. ‘Kom binnen. Sorane zal blij zijn je te zien,’ zegt hij, terwijl hij de twee jonge vrouwen en een oudere achter hen die Veeren vergezellen een hand geeft. Een van jonge vrouwen kent hij en hij knikt haar toe. Dan hoort hij de broer van Alon zeggen. ‘Dit is onze moeder, Evara en mijn zus Keiya.’ Deno kijkt de knappe brunette aan en geeft haar een hand. ‘Welkom, Keiya. Ik wist niet dat Alon zulke mooie zus had.’ ‘Mijn broer heeft me anders al wel enkele dingen over u gezegd, mijnheer Vergan.’ ‘Zeg maar, Deno. We zijn hier toch onder vrienden.’ Terwijl de jonge vrouw knikt, drukt Deno de hand van haar moeder. ‘Hoe is het met haar?’ vraagt Veeren als ze hun jassen aan de kapstok hangen. ‘Niet zo goed. Sorane is tot het beseft gekomen, dat ze op het punt staat om voorgoed van Alon afscheid te nemen.’ ‘Heb jij ook een oogje op Sorane laten vallen, Deno?’ ‘Niet echt, Veeren,’ zegt Deno fluisterend, maar als hij de blik van de man opmerkt, neemt hij een besluit. ‘Je hebt gelijk, Veeren. Je vermoeden is juist. Ik weet niet waarom, maar als ik in haar buurt ben, dan voel ik mij pas gelukkig.’ ‘En Sorane?’ ‘Ik weet het niet zeker. Ze mag me wel, maar ze hielt met heel haar hart van Alon.’ ‘Alon was een van jouw beste vrienden, Deno. Ik denk wel dat hij het zou goedkeuren, want hij wou Sorane gelukkig zien. Iemand moet haar laten zien dat het leven ook een betere kant heeft.’ ‘Daar heeft ze geen hulp bij nodig, Veeren. Sorane heeft haar weg al vele jaren geleden gekozen. Als je met de mensen hier in Mogwan praat, dan zal je merken dat ze hier anders over haar denken.’ ‘Het verbaasde mij wel dat Mogwan geen klein dorpje meer was, Deno. Wat heeft Sorane daar mee te maken?’ Deno wendt even zijn hoofd naar Keiya. ‘Zeer veel, Keiya. Maar dat is iets dat Sorane jullie moet vertellen, niet ik.’ ‘Is dat dan zo geheim, Deno? Ze leeft hier als een rijke vrouw in een villa.’ vraagt Evara met harde stem. Even kijkt Deno verschrikt naar de vrouw. ‘Vergeef onze moeder, Deno. Ze keurde de keuze van Alon niet goed, Deno. En ik was er eerlijk gezegd ook niet blij mee,’ geeft Keiya als uitleg. Deno knikt even. ‘Sorane is nog zo slecht niet en ze is op de goede weg.’ De jonge vrouw knikt. ‘Misschien zal, als ik haar leer kennen, mijn mening over haar veranderen, Deno. Maar mijn moeder zal dat niet zo snel doen.’ ‘Ik hoop van wel,’ fluistert Deno, terwijl hij hen voorgaat naar de woonruimte. Sorane merkt hen op en komt haar gasten begroeten. ‘Dit is Evara, onze moeder,’ zegt Veeren, die Sorane toeknikt. De oudere vrouw kijkt Sorane koel aan, maar geeft haar toch een hand. Sorane voelt zich niet lekker onder haar strenge, bijna vijandige blik. Dan valt haar oog op de twee jonge vrouwen die naast Veeren staan. ‘Dit is mijn vriendin Elise. En mijn zus Keiya’ Elise kijkt Sorane even aan en stapt op haar toe. Tot de verrassing van Sorane omarmt ze haar. ‘Vergeef Evara, Sorane. Ze was niet zo opgetogen als ze het nieuws kreeg dat Alon met je omging,’ fluistert ze in Sorane’s oor. Als ze elkaar loslaten, knikt ze Elise even toe. ‘Jullie zijn allen welkom. Ik heb kamers boven klaargemaakt voor een zestal personen.’ Veeren knikt even. ‘Sorane heeft in een nabij gelegen restaurant een eetmaal geboekt voor ons allemaal.’ ‘Dank je, Deno. En jij ook Sorane. Maar we verwachten nog vier familieleden.’ Even kijkt Deno naar Sorane, die glimlachend knikt. ‘Kan ik me ergens opmaken?’ vraagt Elise. Sorane knikt even. ‘Boven in de gang de eerste deur rechts, Elise.’ De jonge vrouw zweeft even later samen met de moeder van Alon in de lift naar de eerste verdieping. Veeren volgt hen even later. Als hij de badruimte wil instappen, blijft hij verbaasd staan, als zijn moeder zegt: ‘Jullie kunnen beiden blijven, Elise. Maar ik niet en ik denk Keiya ook niet. Wij zoeken wel een kamer in een hotel.’ ‘Ik weet dat je Sorane niet mag, Evara. Maar ze lijkt mij wel een nette vrouw.’ ‘Ze is een huurmoordenares, meisje. En zo te zien aan deze villa verdient ze geld met hopen.’ ‘Veeren zegt dat ze van Alon hielt met heel haar hart.’ ‘Dat zal wel een komedie geweest zijn, om mijn zoon in te palmen. Misschien heeft zij hem wel verraden, toen ze hem moe was.’ Elise slikt even, maar schrikt als ze Veeren opmerkt. Die kijkt zijn moeder met een woedende blik aan. ‘Je blijft hier als gaste moeder. En gedraag je een beetje beleefd. Sorane hielt werkelijk van mijn broer. De twee die hem gedood hebben, heeft ze hem met een capsule na gestuurd.’ ‘En dan, Veeren. Dat maakt mijn zoon niet meer levend.’ ‘Elise, wil jij moeder helpen om een kamer te kiezen? Als ze weigert dan kan ze gaan, maar dan wil haar niet meer zien.’ ‘Nee, Veeren. Dat wil ik niet. Jij bent mijn laatste zoon.’ ‘Blijf dan, moeder,’ zegt Veeren en verlaat de ruimte. Ze horen in de gang zijn stappen wegsterven. ‘Veeren meent het, moeder.’ ‘Dat besef ik, Elise. Ik zal blijven, maar ik wil Sorane niet te veel onder de ogen komen.’ Beneden kijkt Keiya Sorane aan, maar zegt niets. Sorane voelt haar vijandige uitstraling. ‘Het doet me goed, de zus van Alon te zien,’ zegt ze bijna fluisterend. ‘Je bent zeer mooi, Sorane. Ik kan begrijpen dat mijn broer zich tot jouw aangetrokken voelde.’ ‘Alon hielt van mij om wie ik was en wie ik wilde worden, Keiya.’ Even schrikt de jonge vrouw van de stem van Sorane. Ze voelt dadelijk, dat Sorane het meent. ‘Vergeef me, Sorane. Ik liet mijn gevoelens even de bovenhand halen. Ik ken alleen je reputatie als genadeloze moordenares, maar Deno zei iets over het dorpje Mogwan. In dat dorp ben ik meer dan vijftien jaar geleden eens geweest. Ik herken wel een paar gebouwen in deze stad, die met doen denken aan Mogwan. Maar in die tijd was ik veel jonger, dus ik herinner me het niet zo goed meer.’ ‘Dit is het nieuwe Mogwan, Keiya, alleen is het nu meer een stad dan een dorp.’ Keiya knikt. ‘Dus was mijn vermoeden toch juist, Sorane. Van dat dorp een stad maken, zal veel geld gekost hebben.’ ‘Dat denk ik ook, Keiya.’ ‘Maar Deno vermelde dat jij ergens iets met die groei te maken hebt.’ ‘Een beetje wel,’ zegt Sorane voorzichtig. ‘Ik denk dat jij hier een ander leven leidt, om een soort schuilplaats te hebben. Misschien om je te verbergen als het te heet onder je voeten wordt.’ Even glimlacht Sorane. ‘Ik kan begrijpen waarom je zo over me denkt, Keiya. Maar hier in deze stad kom ik tot rust. Ik en Alon zijn hier verschillende malen geweest.’ Keiya kijkt Sorane verbaasd aan, want ze merkt dat Sorane plots een droevige blik in haar ogen kijkt. Dadelijk beseft dat het beeld dat ze van deze roodharige had, volkomen verkeerd moet zijn. Als Sorane een traan uit haar ogen wrijft, beseft de jonge vrouw dat zij veel van haar broer moet gehouden hebben. ‘Ik wil je leren kennen en begrijpen, Sorane. Want ik zie dat jij veel om mijn broer gaf.’ ‘Nog steeds, Keiya. Maar hij is er niet meer.’ Even staart de zus van Alon naar Sorane en slaat dan een arm om haar schouder. ‘Kan je me vergeven, Sorane? Ik voel dat ik je helemaal verkeerd beoordeeld hebt.’ ‘Ik verwijt jou en je moeder niets, Keiya.’ ‘Wil je me over jullie beiden vertellen, Sorane? Ik zou jullie beter willen begrijpen.’ Als Sorane naast Keiya gaat zitten, knikt ze en zucht even. Dan vertelt ze over haar eerste ontmoeting met Alon, die dacht dat ze gezonden was om hem te doden. Deno heeft iets te drinken gehaald en gaat tegen over hen zitten en luistert aandachtig. Bijna dertig minuten later komt Veeren met een arm om de schouders van Elise, gevolgd door Evara de zitruimte binnen. Als beide een paar minuten later naar beneden komen zien, ze de vier anderen met Veeren en Sorane in de salon zitten. Evara kijkt even met een kwade blik naar haar dochter, die zich zo te zien door Sorane heeft laten inpalmen. De roodharige gunt ze echter geen blik. ‘Vergeet niet wat je beloofd hebt, Evara,’ zegt Elise fluisterend. Even slikt de moeder van Alon, maar gaat dan toch verder naar het gezelschap toe. De volgende dag staat Evara alleen voor het lichaam van haar zoon Alon in de glazen sarcofaag. De anderen wachten eerbiedig tot ze afscheid genomen heeft. ‘Misschien kan je beter naar haar toegaan, Sorane. Ze heeft iemand nodig die haar bijstaat. En ik denk dat jij de geschikte persoon bent.’ Even kijkt Sorane Veeren aan. ‘Je moeder mag mij niet zo, Veeren.’ ‘Doe wat Veeren zegt, Sorane. Evara heeft je nodig al beseft ze het nog niet.’ ‘Ik wil het ook, Sorane.’ Even kijkt de roodharige naar Keiya en knikt haar toe. ‘Dank je voor jullie begrip, Deno. En jij ook Keiya.’ Deno en de anderen kijken haar na als ze door de glazen deur naar binnen stapt. Evara schrikt als ze Sorane naast zich ziet staan. Ze voelt haar woede stijgen want nog steeds denk ze dat Alon de verkeerde vrouw vertrouwde. Even balt ze haar vuisten en keert zich met een ruk om. Maar als ze de deur bijna bereikt heeft, hoort ze de roodharige, die denkt dat ze nu alleen is, snikkend fluisteren: ‘Alon… ik heb zo veel spijt. Ik hield van jou met heel mijn hart. Toen ik je zag liggen, wilde ik je volgen op je pad van de dood. Maar dan zou de opdrachtgever van de moordenaars ontkomen zijn. En ik wil hem voor de rechtbank brengen, door ons werk verder te zetten.’ Heel even zwijgt Sorane met tranen die over haar wangen rollen. ‘Maar ik heb ook gevoelens voor je vriend, Deno. Ik weet niet meer of ik je nog kan volgen, Alon.’ ‘Sorane. Het leven gaat verder. Alon heeft zijn weg van zijn evolutie naar de verre toekomst aangevat. Maar vergeten zal hij je niet. Jij maakt deel van hem uit, zoals hij van jouw identiteit uitmaakt. Hij zou, denk ik, het vreselijk vinden als je hem toch zou willen volgen in de dood, voor je tijd gekomen is,’ hoort ze een stem in haar hoofd zeggen. Sorane kijkt stilzwijgend naar het lichaam van Alon. ‘Dank je, Anya, voor je woorden,’ denkt ze. Als ze zich omdraait, merkt ze Evara op die en paar passen achter haar staat. Aarzelend stapt ze op haar toe. Evara is in de war. ‘Zou Veeren dan toch gelijk hebben?’ vraagt ze zich af. Als ze Sorane ziet naderen, zinkt de moed in haar schoenen, terwijl ze beseft dat ze verkeerd geoordeeld heeft. Dan blijft Sorane voor haar staan en kijkt haar met tranende ogen aan. ‘Ik hielt met heel mijn hart van je zoon, Evara.’ Evara kijkt haar recht in de ogen. ‘Ik werkte met hem samen voor de politie. En nu zal ik onze gezamenlijke taak alleen moeten volbrengen. En daarna heeft mijn leven geen zin meer.’ Plots doet Evara een stapt vooruit en slaat haar armen om de roodharige, terwijl ze fluistert. ‘Wil je mij vergeven, dochter? Ik beoordeelde jou verkeerd.’ ‘Alon was alles voor mij,’ stamelt Sorane. ‘Ik voel het, meisje. Maar mijn zoon zou nooit willen dat je hem in de dood volgde. Het leven is te kostbaar om zomaar te vergooien.’ Sorane legt haar hoofd tegen de schouder van de oudere vrouw en omarmt haar ook. ‘Dank je, Evara. Maar ik voel me zo leeg vanbinnen.’ ‘Ik hoorde je iets fluisteren over gevoelens, voor jullie vriend Deno, meisje. Laat dat bloeien en zet je leven verder. Dat is wat Alon zou willen. Dat weet ik zeker’ Sorane voelt haar krachten weerkeren, terwijl ze gedurende een vijftal minuten zo blijven staan. Dan komt Veeren op hen toe. Evara kijkt hem aan, terwijl ze zich van de roodharige losmaakt en zegt: ‘Je had gelijk, zoon. Ik deed Sorane hier onrecht aan, door haar niet te aanvaarden. Maar vanaf nu zie ik haar als mijn dochter.’ ‘Ik neem je niets kwalijk, Evara. Mijn beroep wekt geen vertrouwen, dat weet ik ook wel. Maar ik had samen met Alon besloten om ermee te stoppen en dat zal ik doen. Maar eerst wil ik de opdrachtgever vinden en aan het gerecht uitleveren.’ ‘Wees voorzichtig, Sorane,’ fluistert Evara, terwijl ze nog even naar haar dode zoon kijkt. Naast Sorane en haar zoon, blijft ze staan en omarmt Sorane nog eens. ‘Mag ik u vragen om het af te sluiten, Mevrouw Gesio?’ Verbaasd kijkt Evara in de ogen van de roodharige, dan knikt ze begrijpend. Ze legt haar hand op het paneel naast de deur. Hierdoor wordt het glas langzaam ondoorzichtig. Dan schuift ze in de bergruimte erachter, die daarna automatisch afgesloten wordt. In stilte en in gedachten verlaten ze allen het ziekenhuis en stappen naar de zwevers toe. ‘Wij moeten gaan, Sorane?’ zegt Veeren. ‘Komen jullie niet mee naar de villa tot morgen?’ ‘Nee, Sorane. Ik moet morgen met Elise naar haar dokter.’ Evara kijkt haar zoon verbaasd aan. ‘Is ze ziek?’ ‘Niet echt, moeder. We moeten alleen even op controle.’ Sorane kijkt Elise even verbaasd aan, want ze lijkt haar volledig gezond te zijn. Maar dan merkt ze haar stralende blik op als ze naar Veeren kijkt. ‘Ze zal toch niet in verwachting zijn,’ denkt Sorane verbaasd. Elise die haar haar blik opgemerkt heeft, beseft dat Sorane weet wat er gaande is. Even wrijft ze over haar buik en glimlacht naar de roodharige. Keiya die de blikken tussen beiden opgemerkt heeft, slaat een arm om de schouders van Sorane en fluistert: ‘Hebben jullie beiden ook al een geheimpje, Sorane?’ ‘Ik niet, Keiya. Elise en Veeren wel.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Ze zijn binnenkort niet meer met hun tweetjes, Keyna,’ fluistert Sorane. Verbaasd laat Keiya haar los, dan kijkt ze haar broer aan. Aan zijn blik kan ze zien dat Sorane gelijk heeft. Sorane wendt intussen glimlachend tot Deno. ‘Gaan we?’ ‘Mag ik mee, Sorane? Ik zou graag met jou over Alon willen praten.’ Even kijkt Sorane naar Veeren, die iets wil zeggen. ‘Kom maar, Evara. Wij zullen je wel naar huis brengen als we vertrekken.’ ‘Dank je, Sorane.’ Die avond kijkt Deno toe hoe Evara en Sorane met elkaar over Alon praten. Hij laat hen liever alleen want dat is iets tussen hen beiden. In de keuken merkt hij Keiya op. ‘Weet je dat Sorane om je geeft, Deno?’ ‘Misschien, Keiya. Maar het is nog te vroeg.’ ‘Daar ben ik niet zo zeker van, Deno. Sorane mag dan een harde tante zijn, maar ze verlangd evenveel als ik naar liefde. En jij bevalt haar, dat voel ik.’ Even staart Deno voor zich uit. Innerlijk is hij opgelucht uit de woorden van de zus van Alon. Hij zou niets liever willen dan Sorane in zijn armen te nemen. ‘We zullen zien wat de toekomst brengt, Keiya. Ik wil niets overhaasten.’ ‘Wacht niet te lang, Deno. Ik val op vrouwen. Misschien waag ik wel een kans bij Sorane.’ Verbaasd kijkt Deno Keiya aan. ‘Daar had ik geen vermoeden ik niet, Keiya. Maar zet die gedachte maar uit je mooie hoofd. Ik dacht daarstraks, dat je haar niet mocht.’ ‘We hebben elkaar intussen een beetje leren kennen, Deno. Ik mag haar wel. Maar je hebt geluk dat ze mijn type niet is. En als ik eraan denk dar ik dan ooit een meningsverschil zouden kunnen hebben. Misschien grijpt ze dan naar haar wapen.’ Even glimlacht Deno zuur. ‘Kom we gaan maar beter slapen. Morgen moeten we allen terug naar ons eigen leven.’ ‘Eerst iets eten. Jij ook, Keiya.’ ‘Misschien moet Sorane wel oppassen, Deno. Jij bevalt me ook wel.’ Verbaasd kijkt Deno haar aan. ‘Je zei daareven toch dat je op vrouwen valt.’ ‘Ja, dat is ook zo. Maar misschien heb ik ook een oogje op jou.’ Als ze de starende blik van de man opmerkt, lacht ze. ‘Grapje, Deno.’ ‘Dat is niets om grapjes over te maken. Ik schrok ervan. Straks hoort Sorane ons nog.’ ‘Dan kan ze meelachen, Deno.’ Als Deno en Sorane een dag later Evara als laatste bij haar thuis afzetten, zegt de vrouw tot afscheid: ‘Maak het goed, Sorane. Deno, jij ook. Kom nog eens op bezoek bij de famillie. Misschien kunnen jullie dan ook samen komen, want het leven gaat verder.’ ‘Ik weet het nog niet, Evara. Ik mag Deno wel, maar je zoon is nog steeds in mijn hart aanwezig.’ ‘Dat besef ik nu wel, meisje. Maar zoals ik al zei het leven gaat verder.’ Deno knikt, maar Sorane zegt niets meer als ze in de zwever stapt. Even knikt hij Evara nog toe en stapt dan ook in. ‘Sorane, is er iets?’ ‘Ik weet het niet, ik voel me plots zo onrustig. Er is iets mis. Maar wat?’ ‘Wat doen we? Terugkeren naar de hoofdstad of naar je villa.’ ‘De hoofdstad, Deno. Ik moet zo snel mogelijk daar raken, dat voel ik. Wist ik maar wat er gaande is?’ ‘In orde,’ zegt Deno en stuurt de straat op. Evara kijkt hen nog even na voor ze naar binnen gaat. Een paar uur eerder rinkelde de gsm van Ora. Verbaasd neemt ze op. ‘Hallo, Schat. Is er…’ ‘Ora, lieveling. Ze hebben ons door. Maak je uit de voeten. Ik ontmoet je op de plaats waar we met Sorane afgesproken hebben,’ hoort ze Rinar zeggen en dan is het contact verbroken. Even kijkt ze om zich heen, maar ziet niets verdachts. Zo kalm mogelijk neemt ze enkele belangrijke zaken op en bergt ze in haar tas. Dan trekt ze haar jas aan, terwijl ze nog steeds om zich heen kijkt. Opgelucht bereikt ze veilig de uitgang. Maar juist op dat moment stoppen verschillende zwevers, waaruit gewapende mannen springen. Ze merken haar echter niet op. Toch merkt ze nog dat twee van hen aan de toegangsdeur postvatten, terwijl de anderen zich splitsen. De trap en de lift. Snel maakt ze zich uit de voeten, maar een van de mannen ondervraagt de loketbediende en die zegt dat hij Ora een paar minuten geleden naar buiten heeft zien stappen. Hij brengt dadelijk zijn collega’s langs zijn communicator op de hoogte. Ora is naast het deurportaal in een donkere hoek blijven staan en kijkt naar de mannen die naar hun zwevers rennen. ‘Sorane zal intussen wel in onze val gelopen zijn. Nu haar twee medeplichtigen nog en dan zullen we hen onder handen nemen. Elke zwever in een andere richting. We moeten haar grijpen,’ hoort ze een van de laatsten die naar buiten komt, zeggen Trillend van angst ziet Ora de vier zwevers weg razen. Ze beseft dat zowel zijzelf als Rinar in gevaar zijn. ‘En Sorane. Hopelijk is zij niet in die val gelopen, zoals die man zei,’ denkt ze verschrikt. Naar haar flat kan ze echter niet meer. Dus moet ze zo snel mogelijk naar de afgesproken plaats. Bijna rennend haast ze zich naar een bushalte een paar straten verder. Er staan gelukkig enkele mensen aan de halte te wachten. Even schrikt ze als een zwever voorbijraast. Maar hij stopt niet. De minuten gaan maar traag voorbij, maar eindelijk zucht ze opgelucht als de bus eraan komt. Op het tijdstip dat Sorane en Deno de afslag naar de stad inrijden, stapt Ora van de bus en kijkt om zich heen. Ze ziet echter niet verdachts en haast zich verder. Maar als ze in de garage aankomt, ligt Rinar op de grond naast de zwever in zijn bloed. Even staart ze verstijft naar het lichaam en beseft dat ze niets meer kan doen. ‘Rinar, lieveling,’ fluistert ze en laat zich naast hem op de vloer zakken. Snikkend kijkt ze naar het dode gezicht van de man, met wie ze een nieuw leven wou opbouwen. Ze kan zien dat hij gepraat heeft, want ze hebben hem zwaar onderhanden genomen. Dus zullen ze ook wel weten dat zij hem hielp. Meer dan een minuut zit ze zo, dan veegt ze de tranen uit haar ogen en brengt haar hand naar zijn hoofd. ‘Vaarwel, lieveling. Hopelijk zien we elkaar in een volgend leven terug,’ fluistert ze en sluit zijn starre ogen. Ze heeft angst van de dood, maar toch wil ze zijn dood niet ongestraft laten. En dat kan alleen als ze de gegevens die zij en Rinar verzamelde aan de politie of aan Sorane, als die nog leeft, overhandigd. Zonder haar blik van de dode af te wenden, staat ze op en loopt naar de achterste muur toe. Snel opent ze de geheime bergplaats in de muur en stelt vast dat er nu twee memorie modules in liggen. Als ze, ze oppakt en in haar tas steekt, klinkt een triomfantelijke stem. ‘Daar waren ze dus verborgen.’ ‘Verschrikt kijkt ze om en ziet Atos en twee lijfwachten staan. Een van hen houdt een wapen op haar gericht.’ ‘Je tas, meid. Misschien laat ik je dan een snelle dood sterven, anders word je eerst even hard onder handen genomen, zoals je liefje hier. Rinar heeft gezongen, dus ik weet alles al, zelfs dat Sorane jullie geronseld heeft.’ Ora kijkt even naar Rinar. ‘Zoals je kan zien, blijft van je vriendje niet veel meer over. Wil jij ook een behandeling zoals hij?’ ‘Jullie hebben hem gedood,’ stamelt ze. ‘Dat klopt, meid. Hij deelt het lot van alle verraders. Jij en Sorane zijn de volgende op de lijst. Die roodkop staat nog een erger lot te wachten dan jullie twee. De meesteres wil haar persoonlijk ondervragen. En wat daarna gebeurt heeft ze aan zichzelf te danken.’ Ora voelt zich plots ijskoud worden vanbinnen. Haar eigen leven kan haar niet veel meer schelen, nu Rinar dood is. Maar de gegevens zijn belangrijk om zijn moordenaars ten val te brengen. Trillend geeft ze de tas aan de man, die het dichtst bij haar staat, maar ze zien niet dat ze de modules nog steeds in haar hand heeft. ‘Geef die tas hier. Ik wil zien wat ze gestolen hebben,’ beveelt Atos. De man reikt de tas aan. Op dat moment brengt Ora in de praktijk, wat ze van Sorane geleerd heeft. Hard haalt ze met haar voet uit en raakt het wapen van de lijfwacht die als enige zijn wapen op haar gericht houdt. Het wapen wordt opzij geslagen en voor de man van zijn verbazing bekomen is, springt Ora op hem toe. Hard slaat ze op zijn borst. Terwijl hij naar adem snakkend achteruit wankelt, rent de jonge vrouw hem voorbij. Beide anderen staren even verbaasd naar de wankelde man. ‘Stommeling. Achter haar aan, Conro, snel. Ze mag niet ontkomen,’ brult Atos woedend, terwijl hij de tas op de vloer smijt. Conro trekt zijn wapen en rent naar buiten. Maar Ora is naar de overzijde van de straat gerend en verdwijnt in een zijstraat. Snel steekt hij over en volgt haar de straat in. Schieten kan hij niet, want ze rent tussen verschillende mensen door. Als Ora omkijkt, merkt ze de man op, die haar volgt. ‘Die is te snel voor mij,’ beseft ze. Dan ziet ze een geopende winkel en verandert van richting. Ze rent even later naar binnen, maar werpt zich dadelijk opzij. Ze heeft een beetje geluk. Haar achtervolger denkt dat zij langs de achterzijde weer naar buiten liep, maar Ora richt zich achter een rek op en kijkt hem na. Als de man in de tuin om zich heen kijkt, beseft hij zijn fout. Dadelijk haast hij zich terug naar binnen en weer naar buiten langs de voorkant. Snel kijkt hij om zich heen, maar nergens ziet hij de vrouw. Maar dan merkt hij een paar mannen en vrouwen op die hij kent. Ze horen bij de organisatie. Een van hen heeft Ora zien lopen en wijst in de richting van het centrum. ‘Naar de zwevers jullie. Er hangt een grote beloning aan vast voor diegene die haar kan grijpen. Ik volg haar wel te voet. Het groepje zet zich in beweging en al een paar minuten later vliegen ze met drie zwevers naar het centrum. Ora die hier niets van weet haast zich verder, maar ze moet even rusten. In een donker hoekje gaat ze hijgend zitten en kijkt spiedend in de richting vanwaar ze kwam. Even denkt ze terug aan Rinar, die er nu niet meer is. Ze is helemaal alleen. Niemand kan haar helpen. ‘Waar moet ik heen? Misschien Sorane, als zij niet opgepakt is. Maar waar kan ze zijn?’ denkt ze. Plots schrikt ze als ze stappen hoort. Verbaasd ziet ze haar achtervolger van de andere kant naderen. Zonder dat ze opgemerkt wordt, loopt hij haar schuilplaats voorbij. Als de man het steegje uit is, staat ze op en rent in de richting waarvan de man kwam. Maar als ze het steegje verlaat, wordt ze door een van de zwevers die haar zoeken, opgemerkt. De twee inzittenden brengen Conro met hun communicator op de hoogte. Die grijnst even, want hij heeft terug een spoor. Nu kan de vrouw hem niet meer ontkomen. De anderen geeft hij de opdracht om haar in het oog te houden en hem aanwijzingen te geven. Ora haast zich intussen verder en wordt plots door de voorbijrijdende Sorane opgemerkt. ‘Daar rent ze, Deno,’ roept Sorane uit. ‘Deno geeft een ruk aan het stuur en even helt de zwever naar een kant over, terwijl het toestel van richting verandert. Ora heeft de zwever echter opgemerkt en denkt dat het achtervolgers zijn. Ze rent een smal steegje in om te ontkomen. Deno stopt snel en laat Sorane uitstappen. ‘Ik neem het steegje. Wil jij om het blok heen gaan? Hopelijk vinden we haar, want ze lijkt op de vlucht te zijn voor iets.’ ‘In orde,’ roept Deno nog. Sorane steekt de straat over en rent het steegje in. In de verte ziet ze iemand de straat over steken. ‘Die lijkt… is dat Ora?’ denkt ze en begint te rennen. Plots ziet ze nog iemand lopen en merkt dadelijk dat die Ora volgt. Maar hij heeft zijn wapen in de hand. Sorane rent sneller en haalt de man, die haar nog niet opgemerkt heeft, langzaam maar zeker in. Maar ook Ora verliest haar voorsprong zienderogen. Ze is te uitgeput en wankelt steeds meer. Plots valt ze en rolt over de harde grond tot tegen een stilstaande zwever. Als ze recht kruipt, ziet ze Conro naderen en beseft dat ze niet ver meer zal komen. Dan schrikt ze. Een van de modules ligt een paar passen van haar op de stenen. Snel kruipt ze ernaartoe en neemt hem op. ‘Te laat, Ora. Jij bent aan het einde van je weg gekomen. Geef die modules maar aan mij,’ grijnst Conro en richt zijn wapen op het meisje. Ora kijkt om zich heen, maar kan geen uitweg meer vinden. ‘Wat wil je een capsule in je buik en een langzame pijnlijke dood of een capsule door je hoofd.’ ‘Moet ik kiezen, hoe je mij wil…?’ stamelt Ora. ‘Nee, als je mij die modules vrijwillig geeft, dan breng ik je bij Atos, anders...’ ‘Jij krijgt dezelfde keuze, Conro,’ klinkt een ijskoude stem achter hem plots. Verschrikt kijkt hij om. ‘Sorane, hoe kom jij hier?’ ‘Ik heb je achter Ora aan zien lopen, killer,’ antwoordt Sorane. ‘Ze heeft samen met haar liefje, belangrijke gegevens gestolen van organisatie. Jij weet…’ ‘Dat weet ik, Conro. En ik weet ook dat jij weet dat ze mij ook zoeken. Die gegevens zijn voor mij bestemd.’ Conro verstijft even, terwijl de woorden van Sorane tot hem doordringen. ‘Verdomme, Sorane. Dan is het toch waar. Jij bent een agente. Dat kan toch niet,’ denkt hij, maar dan glimlacht hij. ‘Je vergeet iets, verraadster. Ik heb je vriendin voor de loop. Als ik schiet is ze er geweest.’ ‘Daarom geef ik je de keuze, Conro. Stervend van pijn of grijp je de enige kans die ik je geef.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Wij vechten uit samen uit of je knalt Ora neer, maar een seconde later lig je van pijn te kreunen op de stenen als ik je benen en armen kapot geschoten heb.’ Conro laat langzaam zijn wapen zakken en draait zich naar Sorane om. ‘Denk je sneller te zijn, dan ik. Je bent zelfs niet gewapend.’ 'Ben je daar zeker van, Conro? Probeer het maar, als je wil.’ Even staart hij haar verbaast aan, dan grijnst hij. Als hij zijn wapen opheft en bijna op Sorane gericht houdt, reageert zij pas. Hij schrikt van de snelheid van haar beweging en op hetzelfde moment ziet hij een lichtflits nabij haar heup. Dan wordt alles zwart om hem heen, terwijl hij in elkaar zakt. Sorane kijkt even naar zijn dode lichaam dat gekromd op het voetpad ligt. Ora staat intussen op en kijkt Sorane verbaasd aan. Sorane grijpt echter haar hand en zegt: ‘Kom we moeten ons uit de voeten maken. Er zijn nog anderen naar jou op zoek.’ Ora volgt Sorane maar langzaam. ‘Sorane, hier neem deze modules. Ze bevatten alles wat Rinar kon kopiëren.’ De roodharige, die haar wapen weg geborgen heeft, kijkt haar verbaasd aan. Toch neemt ze de modules aan. ‘Kom haast je, we moeten...’ ‘Nee, Sorane. Rinar is dood, mijn leven heeft geen zin meer,’ stamelt Ora, terwijl ze Sorane niet durft aankijken. ‘Wat zeg je? Is Rinar dood?’ ‘Ja, ze weten alles. Zoals hij eruitzag, moet hij wel gesproken hebben.’ Sorane kijkt haar vriendin aan, terwijl ze van binnen ijskoud wordt. ‘Daar zullen ze voor boeten,’ fluistert ze. Even kijkt ze om zich heen en ziet enkele mensen naar hen staren, maar ze durven niets te zeggen. Dan neemt ze haar gsm en neemt contact op met Deno. Nadat ze hem op de hoogte gebracht heeft, raadt ze hem aan om zich naar de zwever te begeven. Op dat moment horen ze politiesirenes. Snel verbreekt Sorane de verbinding en zegt: ‘Kom, Ora. Jij komt mee en niet tegenspreken. Rinar zou gewild hebben, dat jij bleef leven.’ Even kijkt Ora Sorane aan en knikt dan. ‘Je hebt gelijk. Ik wil toekijken als ze door de rechter ter dood veroordeeld worden,’ fluistert Ora met trillende stem. Ora volgt Sorane naar de plaats waar de zwever staat. ‘We zijn er bijna, meisje. Daar staat onze zwever,’ zegt Sorane, maar dan schrikt ze. Een zoemend geluid trekt haar aandacht en bliksemsnel grijpt ze de hand van Ora. Maar het is te laat. Op dat moment gaan er enkele schokken doorheen het lichaam van de jonge vrouw. Voor haar ogen zakt de vrouw, terwijl het leven uit haar ogen wegglijdt, in elkaar. Op drie plaatsen worden drie rode vlekken langzaam groter. Sorane trekt snel haar wapen en vuurt enkele schoten af op de mannen, die naar haar toesluipen. Even kijkt ze nog naar haar vriendin, maar ze merkt haar starre ogen op die levenloos voor zich uitstaren. ‘Er zal geen genade meer zijn, moordenaars,’ fluistert ze. Dan veert ze op en rent zigzaggend naar een vrachtzwever en verdwijnt erachter. De schutters volgen haar, maar dan worden er twee dodelijk geraakt door de precieze schoten van Sorane. Terwijl de anderen in dekking gaan, rent de roodharige onder dekking van de vrachtzwever weg. Als ze dicht genoeg is bij het gebouw, schiet haar lichtend touw naar het dak toe. Als een pijl schiet ze omhoog, terwijl de schutters de achtervolging moeten staken. Hun schoten, die ze haar achterna schieten, raken haar niet. ‘We krijgen die verraadster nog wel,’ zegt een van hen, terwijl ze naar het dak staren. Ze merken niet dat Sorane een paar ogenblikken later alweer beneden de straat oversteekt en een zwever bereikt. Op haar hoede sluipt ze dicht langs de muur naar het voertuig toe. ‘Waar zou Deno zijn? Ik kan niet op hem wachten nu ze achter mij aan zitten,’ denkt ze. Plots merkt ze een glinstering op het venster van de zwever en duikt snel opzij. Twee stralen missen haar rakelings. Een van de twee schutters waagt zich te ver uit zijn dekking achter het venster. Sorane bewijst dat ze nog steeds even gevaarlijk is, als een jaar geleden. Met een gaatje tussen zijn ogen valt hij de kamer binnen. Zijn maat die aan het andere venster postgevat heeft schrikt en trekt zich terug in dekking. ‘Stomme idioot. Doorzeef die zwever,’ roept Atos uit en sleurt het wapen uit de hand van de schutter. Met een sprong is hij buiten en vuurt. Maar Sorane heeft het gevaar bemerkt. ‘Jij bent een van de verantwoordelijken voor de dood van mijn vrienden, Atos,’ fluistert ze. Dan druk ze op de zijkant van haar pistool, waardoor de lader eruit valt. Sorane vangt hem met haar andere hand op en vervangt hem bliksemsnel. Achter Atos hebben nog twee anderen zich naar buiten gewaagd. Ze naderen alle drie de zwever. ‘Anya, help je mij.’ ‘Uw tijd is nog niet gekomen, Sorane,’ is al wat Anya antwoordt. Even is Sorane besluiteloos, maar dan glimlacht ze. ‘Als ik het niet verkeerd heb, zal je mij wel beschermen, Anya,’ denkt ze, waarna ze opstaat. De drie zien haar dadelijk. ‘Zoek je mij, Atos,’ horen ze haar zeggen. Atos staart haar aan. Ze lijkt hen wel uit te dagen, want ze houdt haar wapen naar de grond gericht, merkt hij. ‘Laat je wapen vallen, Sorane. Anders kom je hier niet levend weg.’ ‘Nee, Atos. Jij hebt mijn vrienden laten doden, dus ik zal je achter hen aansturen.’ ‘Ik wilde je levend, Sorane. Maar… Dood haar…’ roept hij dan. Samen met beide anderen richten ze hun wapens, maar Sorane is snel veel sneller. De man en de vrouw naast Atos worden als eerste getroffen. Hun schoten waren ook raak, maar Sorane staat nog steeds op haar benen en wankelt zelfs niet. Atos staart Sorane verschrikt aan. ‘We moeten haar alle drie geraakt hebben, en toch lijkt ze ongedeerd te zijn,’ denkt hij. Dan merkt hij dat ze het wapen in haar linkerhand wegbergt. ‘Nu jij, Atos. Nu ben jij aan de beurt of wil je liever de gevangenis in.’ Even kijkt Atos haar verbaast aan. De gevangenis, daar zou hij niet lang verblijven, maar de meesteres duldt geen mislukking. Ook van hem niet. Haar straf zou nog veel vreselijker zijn dan de dood. ‘Sorane is snel, maar ik ook,’ denkt hij. ‘O, je hebt angst, Atos. Maar niet van mij. Die Jakira, daar heb je zeker angst van. Ik echter niet.’ ‘Als je voor haar zou staan, zou je wel angst hebben, Sorane. Ze geniet van de pijn die ze anderen kan toebrengen en kent geen genade.’ ‘Misschien, Atos. Maar jij bent het die voor mij staat. Je medeplichtigen achter jou kunnen je niet meer helpen. Wil je je kans wagen, of…’ Maar Atos antwoordt niet. Hij denkt een kans te hebben en die heeft hij ook, want hij is nog sneller dan Sorane. Zijn straal treft haar recht in het hart. Maar haar speciale capsule dringt zijn buik binnen, waar ze openbarst. Kreunend van de pijn zakt hij in elkaar. Op de grond liggend hoort hij stappen naderen en staart met verschrikte ogen naar de roodharige die naast hem blijft staan. ‘Iiiiikk heb je toochhh gerrrraakt.’ ‘Ja, maar de goden willen mijn leven nog lang niet, Atos. Maar jij bent over enkele minuten aan het einde van je misdadige weg. Hopelijk heb je nog tijd genoeg om die Jakira te zeggen dat ze mij niet meer moet zoeken. Ik ga achter haar aan, nadat ik de modules als bewijs afgeleverd heb.’ zegt Sorane zonder medelijden. ‘Doe dat en je zal de dood in de ogen kijken, Sorane Nador,’ zegt Atos fluisterend. In zijn lichaam doet het virus uit de capsule zijn werk, terwijl hij kreunend in elkaar krimpt. ‘Vaarwel Atos en doe Jakira de groeten als je nog kan,’ fluistert ze. Dan kijkt ze even naar de lijfwachten die aarzelen. ‘Wil iemand van jullie dezelfde pil slikken als Atos hier?’ Als niemand reageert, keert Sorane zich om en wandelt rustig naar de zwever toe. Innerlijk is ze gespannen als een veer, want ze allen het vuur openen, dan is ze maar tijdelijk beschermd. Dat weet ze. Maar gelukkig zijn ze allen te verbaasd, terwijl Atos steeds luider kreunt van de hevige pijnen die zich in zijn lichaam verspreiden. Dan slaat Sorane het venster van de zwever in stukken en opent de deur. Op dat moment zien de misdadigers hun kans en richten hun wapens. Als ze achter het stuur plaatsneemt, bukt ze zich en trekt enkele kabels los. Snel koppelt ze die op een speciale wijze en richt zich opnieuw op. Ze hoort de eerste stralen inslaan en fluistert: ‘Het spijt me, Deno. Maar het wordt te gevaarlijk.’ Snel slaat ze op de startknop en hoort de motor dadelijk starten. De roodharige drukt de hendel, waardoor het toestel zich van de grond verheft en vooruit schiet. De lijfwachten beseffen hun fout en jagen haar nog enkele schoten na. Maar Sorane raast bliksemsnel weg, zodat hun stralen de zwever missen. Zodra ze de weg opdraait, merkt ze dat drie zwevers haar achtervolgen. Een paar meter boven de zwever ziet ze verschillende zwevers overvliegen. Maar die zitten niet achter haar aan. Deno heeft alles gezien, maar is te ver af om in te grijpen. Snel verandert hij van richting en zweeft achter de achtervolgers aan. Intussen neemt Sorane met haar communicatietoestel contact op met de agenten en brengt hen op de hoogte van haar toestand. Even is het stil, maar dan geeft Malon haar richtlijnen over de weg die ze moet volgen naar de buitenwijken van de stad. Daar zullen de agenten ingrijpen. Als ze de hoek omslaat, kan ze op het nippertje een paar maal een botsing voorkomen. Eén van de achtervolgers echter niet, die botst op een andere zwever en komt dan tegen enkele geparkeerde zwevers tot stilstand. Met de grootste moeite kan Sorane haar achtervolgers voorblijven en slaagt erin om de aangegeven weg, zoveel mogelijk te volgen. Deno heeft echter minder geluk, zijn zwever raakt een andere die gebotst is en komt enkele meters verder tot stilstand. Moeizaam kruipt hij eruit en richt zich op. Even kijkt hij om zich heen en ziet enkele mensen te hulp schieten. Voor ze bij hem zijn, rent hij naar de overzijde en verdwijnt in een gebouw. Sorane raast voorbij een kruispunt, dat dadelijk door verschillende politiezwevers afgesloten wordt. De eerste achtervolger kan hen niet ontwijken en knalt tegen een van de zwevers aan. De inzittenden van de tweede zwever, springen eruit en openen het vuur. Sorane heeft al snel gemerkt dat ze niet meer gevolgd wordt en veranderd van richting. Terwijl achter haar een hevig vuurgevecht losbarst.
16. Het verraad
Ongeveer een maand is voorbijgegaan. Sorane en Ora zijn intussen de goede vriendinnen geworden en trainen elke avond in hun vrije uren, zoveel mogelijk samen in de grootste sportzaal van de organisatie. In begin lachten de aanwezigen met de stuntelige Ora, maar naarmate ze vorderde, beginnen ze haar toch met andere ogen te bekijken. Sorane blijkt een goede leermeesteres te zijn. Tijdens deze trainingssessies, merkt ze dat Deno die hier ook komt trainen, haar soms aanstaart. Maar buiten een paar korte zinnen zegt ze niet veel tegen hem. Intussen probeert Rinar steeds meer gegevens op een geheugenmodule te kopiëren, als hij de kans ziet. Na elke geslaagde kopie voert hij een zelfgemaakt programma, die de sporen wist. Soms als Rinar Ora komt afhalen op de training praat Sorane altijd heel even met hem, maar verder hebben ze geen contact met elkaar. Bij die korte ontmoetingen, voelt ze wel dat hij steeds meer en meer gespannen wordt. Ze kan het echter begrijpen, naarmate de tijd verstrijkt, wordt het steeds gevaarlijker. Toch durft ze hem niet te vragen hoeveel belastende gegevens hij al in bezit heeft. Ook Ora weet het niet. ‘Hopelijk wil Rinar niet te veel, want dat kan gevaarlijk worden,’ denkt ze. In het begin van de vijfde week wordt Sorane bij Atos, de rechterhand van Aqunok geroepen. ‘Ha, Sorane. Eindelijk ben je er. Ik heb een belangrijke opdracht voor u. We hebben een verraadster in ons midden.’ ‘Een verraadster, zouden ze Rinar en Ora….?’ schrikt ze luid op, maar als de man verdergaat, beseft ze dat ze dat Atos het over iemand anders heeft. ‘Ja, een verraadster, Sorane. En Her Aqunok dacht dat ze een van zijn trouwste medewerksters was. Ze heeft zelfs het bed met hem gedeeld, voor de meesteres hem als haar uitverkorene aanduidde. Maar we hebben ontdekt, dat ze gegevens doorspeelt aan andere organisaties, zoals de onze.’ Terwijl ze diep in haar binnenste trilt van spanning, kijkt ze Atos aan, alsof ze het niet kan geloven. Ze dacht al dat ze haar of haar beide vrienden ontdekt hadden. ‘Wie is die verraadster?’ ‘Jij kent haar niet, denk ik. Haar naam is Berana Vorkaor.’ ‘Niet persoonlijk, maar als ik het goed heb, was zij toch aanwezig bij Heer Aqunok, toen hij mij ondervraagde over de twee mannen en de vrouw die ik in het appartement van Alon doodde. En Her Aqunok vermelde later, toen ik zijn lijfwachten verschalkte, iets over haar. Ik geloof dat hij zei, dat ze in ongenade gevallen was of zoiets.’ ‘Ik weet wel wie die sadistische moordenares is,’ denkt ze. ‘Dat klopt. Die vrouw is het. Ze behoorde samen met mij en Heer Aqunok tot de top, maar we ontdekten dat ze zelf de macht over de organisatie wil.’ ‘Waarom ik?’ ‘Een soort test, Sorane. Ik dacht dadelijk dat dit een geknipte opdracht voor jou zou zijn, gezien jij de gewoonte hebt om alleen mensen te doden, die iets op hun geweten hebben.’ ‘Tja, dat is altijd een slechte eigenschap geweest, zoals mijn vroegere baas het noemde. Ik hoop dat die vrouw iets op haar geweten heeft, anders moet ik u teleurstellen,’ antwoordt de roodharige. Atos kijkt de mooie vrouw even streng aan, maar zegt dan: ‘Een bevel tot liquidatie kan je niet weigeren, Sorane. Gelukkig voor jou heeft deze vrouw wel een pak op haar kerfstok. Anders zou ze nooit zo hoog in de organisatie opgeklommen zijn. Je krijgt drie dagen de tijd om je opdracht te volbrengen, Sorane Cobanon. Meld je daarna hier op mijn bureau,’ zegt Atos, terwijl hij haar een enveloppe geeft. Sorane neemt de enveloppe aan en knikt ter afscheid. ‘De wens van heer Aqunok is voor mij een bevel, Her Atos,’ zegt ze hees. Atos kijkt haar nadenkend na als ze zijn rijk ingericht kantoor verlaat. ‘Misschien kunnen we haar toch nog gebruiken in de organisatie. Ik denk wel dat ze te vertrouwen is. Alleen dat geval met Alon die agent, dat zit me nog dwars. Ze lijkt me iemand die haar verstand nuttig gebruikt. Was ze alleen maar zijn onwetend liefje of was ze op de hoogte van het feit, dat hij een agent was? En werkten ze misschien samen. Dat moet ik zo snel mogelijk te weten komen,’ denkt hij. Die avond brengt Sorane Ora, tijdens de training, op de hoogte van haar opdracht. De jonge vrouw kijkt haar verrast aan. ‘Vergeet niet te trainen als ik weg ben, Ora. Want al leer je snel, je bent er nog lang niet.’ ‘Wij nemen haar wel onder onze hoede, roodkopje,’ zegt een stem lachend. Sorane draait haar hoofd om en kijkt recht in de ogen van een lange slanke man. Ze kent hem van een ontmoeting, toen Alon nog leefde. Ze merkt dat hij haar met indringende blik aankijkt. Ze glimlacht even. ‘Pas maar op, Deno. Laat haar met rust, anders leer ik je een lesje dat je niet vlug zult vergeten,’ zegt Sorane met een dreigende glimlach. ‘Geen probleem, we zullen haar met zachte handschoenen aanpakken.’ De roodharige kijkt hem nog even aan en knipoogt even naar hem. Dan wendt ze zich tot Ora. ‘Kom, Rinar zal al naar jou staan wachten, die bullebakken hier, kunnen het zonder ons wel af.’ ‘Kan ik je even spreken, Sorane?’ De roodharige aarzelt even. Ze denkt te weten waarover hij met haar wil praten. Alon, zijn vermoorde vriend. Ze moet wel oppassen wat ze zegt. Hij werkt voor de organisatie van Aqunok, maar is ook een agent. En dat is beter dat niemand anders dit weet. Dan knikt ze. ‘Kom, we gaan naar een ondervragingsruimte.’ ‘Word ik aan een verhoor onderworpen, Deno?’ Deno glimlacht even, maar merkt dat Sorane het ernstig meent. Met een handbeweging wijst hij haar de weg. Zijn collega’s en Ora kijken hem verbaasd na. ‘Het spijt me van Alon. Maar hoe gaat het met jou, Sorane?’ ‘Niet zo goed, Deno. Maar ik moet me sterk houden. In een organisatie als deze is geen plaats voor verdriet.’ ‘Wist jij dat Alon een agent was?’ Even weet Sorane niet wat te zeggen, deze man was een goede vriend van Alon. Hij lijkt een eerlijke agent, maar ze zijn zovele agenten die door de organisatie betaald worden. Wryne vertrouwt ze, maar verder moet ze voorzichtig zijn. ‘Ja, dat wist ik, Deno. Ik hield van hem en hij van mij. Maar we spraken af dat ik mij er niet mee zou bemoeien. Misschien ging hij akkoord om mij te beschermen. Ik weet het niet.’ ‘Of kan het zijn dat hij voor zijn leven vreesde,’ denkt hij, maar zegt: ‘Als je hem niet verraden hebt, dan zou ik wel willen weten waarom?’ ‘Ik hield van hem, Deno. Ik zou hem nooit verraden hebben, net zomin als ik Wryne en jou zou verraden,’ zegt Sorane, terwijl tranen in haar ogen opwellen. Even schrikt Deno. Dus Wryne had gelijk. Sorane weet dat ze agenten zijn. Maar waarom heeft ze nog niets tegen her Atos gezegd. ‘Je wist het dus echt van ons, Sorane.’ ‘Ja, Deno. Ik weet wie jullie zijn. Maar wat je opdracht is, weet ik echter niet,’ fluistert de roodharige, terwijl de tranen over haar wangen naar beneden rollen. Deno wil haar troosten, maar hij laat zijn handen zakken, want hij twijfelt. ‘Ze is een vrouw die dood in opdracht. Waarom heeft ze tot nu niets gezegd? Is ze te vertrouwen of speelt ze een spel om uit te zoeken voor wie we werken?’ denkt hij. Sorane veegt haar tranen uit haar ogen en herpakt zich. Wist ze maar meer over deze man die een goede vriend was van Alon. Maar ze moet voorzichtig zijn en zich niet te veel blootstellen. ‘Of heb ik al te veel gezegd,’ denkt ze. ‘Is het verhoor nu afgelopen, mijnheer Vergan?’ zegt ze nogal onvriendelijk. De man voor haar schrikt van haar stem en dat ze hem nu plots mijnheer Vergan noemt. Dan knikt hij even. ‘Ik wilde alleen even met je over mijn vriend praten, Sorane. Ik wil weten wie hij was en wie hem gedood heeft. Dat jij het niet was, was een vermoeden, dat je nu bevestigd hebt.’ ‘Ik wil het er niet meer over hebben, mijnheer Vergan. Ik probeer zijn dood te verwerken, zodat ik verder kan met mijn nutteloze bestaan. Het kan mij niet zoveel meer schelen, nu ik hem verloren heb.’ ‘Nutteloos moet je je niet voelen, Sorane. Het leven gaat verder.’ ‘Dat weet ik, agent. Maar als ik ooit ontdek wie hem verraden heeft, dan sta ik niet voor mezelf in,’ zegt ze nogal onvriendelijk. Deno knikt even en zegt even ruw: ‘Doe dat, maar zorg dat je het overleeft, Sorane.’ Sorane zegt niets meer, maar rent bijna naar buiten, waar ze zich bij Ora voegt. Deno gaat haar aarzelend achterna en kijkt beide mooie vrouwen na als ze de zaal verlaten. ‘Je bevalt mij wel, Sorane, maar ik moet mij aan mijn opdracht wijden en ook ik wil uitzoeken wie Alon verraden heeft. Hij had een hevig boontje voor jou. Hopelijk heb jij werkelijk niets met zijn dood te maken,’ denkt Deno. ‘Heb je eindelijk een liefje, Deno? Je hebt toch die huurmoordenares niet aan de haak geslagen.’ roept een van zijn collega’s lachend. Even kijkt hij naar hen om en glimlacht. ‘Misschien ziet ze mij wel zitten, Morun. Je bent toch niet jaloers.’ ‘Jaloers, dat zeker. Ze is een bloedmooie meid, maar ze ziet me zelfs niet staan.’ ‘Het zal wel een tijdje duren, Morun. Want haar vriend was die agent die neergeschoten werd. Ze voelt zich door hem verraden.’ ‘Wat? Dus daarom is ze zo afwezig.’ ‘We zien wel hoe het loopt, Evon. Ik zie jullie straks wel. Ik moet nadenken.’ ‘Oké, Deno. Maar dat zal morgen pas zijn, we hebben beiden een halve dag vrij.’ ‘Deno knikt even. ‘Dat was ik even vergeten. Tot morgen dan.’ Die avond komen twee mannen en een vrouw samen in de flat van Deno. Deno laat hen binnen en kijkt even de gang in, maar ziet alleen een oudere vrouw met haar zoontje in haar flat naar binnen gaan. Hij zucht even, want je kan niet voorzichtig genoeg zijn in hun beroep. Het gevaar kan van overal komen. ‘Weet je al iets meer over de dood van onze collega?’ vraagt een van de mannen. ‘Nee, Feron. Aan Sorane Nador twijfel ik. Ze heeft de moordenaars gedood in een opwelling naar het schijnt. Maar ik heb nog niet kunnen uitmaken of zij of iemand anders hem verraden heeft.’ ‘Als ze hem verraden heeft, waarom zou ze dan die moordenaars gedood hebben. Het zal niet zo gemakkelijk geweest zijn, om zich daaruit te praten.’ Deno kijkt Wryne even aan. ‘Daarom twijfel ik juist. Waarom hebben ze haar niet gedood, Wryne? Ergens klopt iets niet.’ ‘Sorane Nador wist niet dat Alon een agent was, collega’s.’ ‘Daar vergis je in, Feron. Ze wist het en ze weet ook dat ik en Deno agenten zijn.’ ‘Ben je daar zeker van, Wryne?’ ‘Ja, ze heeft het mij zelf gezegd. Maar ze zei dat ons geheim bij haar veilig is.’ ‘Vertrouw je haar dan zo snel, Wryne?’ ‘Ik ken haar al een tijdje, dus denk ik het wel, al kan je nooit zeker zijn.’ ‘Zo onschuldig als jij lijkt te denken, is ze ook weer niet.’ Wryne kijkt Feron aan, maar Deno is haar voor. ‘Wat bedoel je?’ ‘Ik heb de beelden op deze module gezien, Deno. Die Sorane is een monster in mensen gedaante,’ zegt de derde man, terwijl hij een memorymodule uit zijn zak haalt. Verbaasd kijken de drie anderen hem aan. Aarzelend neemt Deno de module aan en haast zich naar de salon. Daar plaatst hij ze in het gepaste slot en activeert het toestel. Als hij naast de anderen in een van de zetels plaatsneemt, verschijnen de eerste beelden van de privé vertrekken van Aqunok op het scherm. Ze zien Aqunok met getrokken wapen uit de kamer, waar hij zich bevond, komen. Voor hem staat Sorane. Zij heeft echter geen wapen in haar hand. Langzaam steekt hij zijn wapen weer in zijn schouderholster en kijkt de roodharige aan. ‘Ik wil een verklaring van jou en laat het geloofwaardig klinken anders kom je hier niet levend weg. Waarom woonde jij met die verrader samen.?’ horen ze Aqunok zeggen. ‘Ik was op hem verliefd. Ik dacht dat hij ook van mij hield, maar hij maakte misbruik van mijn vertrouwen. Gelukkig voor hem, kwam ik het te laat te weten, want anders had hem, zoals ik al eerder zei, zelf langzaam om het leven gebracht. Niemand zou ooit geweten hebben wat er met die verrader gebeurd was,’ antwoordt Sorane tot hun verbazing. ‘Wat??? Hoe kon ik het zo verkeerd hebben? Verdomme, Sorane. Als ik je…. Zet dat ding af of…’ roept Deno woedend uit. Wryne kijkt haar collega verbaasd aan. ‘Zet dat af, verdomme. Ze is even erg als de rest. En Alon hielt van dat kreng,’ roept Deno uit. ‘Ik hoop dat ik je kan geloven, Sorane. Voorlopig hoort zij…’ is het laatste wat ze horen, voor de teevee uitgeschakeld wordt. ‘Wat is er, Deno? Je lijkt helemaal in de war,’ zegt de agente. ‘Snap je het niet, Wryne? Onze vriend hier heeft een boontje voor die meid,’ lacht een van de twee andere mannen. ‘Denk je dat ik op haar verliefd ben, Lonon. Nee dat niet, ik mocht haar wel, maar nu. En zelfs als dat zo zou zijn. Dat kreng is mijn vriendschap niet waart. Als ik haar in mijn handen krijg, dan…’ zegt Deno met ingehouden woede. Terwijl Deno zich in een zetel laat vallen, kijken de anderen verder naar de beelden. Geen van allen merkt dat Wryne echter nadenkend voor zich uit kijkt. Plots richt ze zich tot Deno, die daar zit alsof de wereld voor hem vergaan. Ze beseft dat Lonon gelijk heeft. Deno heeft het zwaar te pakken van Sorane. Als haar gedachten juist zijn, dan moet Deno het zeker weten, voor hij iets doet waar hij later spijt van heeft. ‘Deno.’ ‘Ja, maar begin niet over dat kreng van een Sorane.’ ‘Waarom niet, Deno. Denk je eens in wat jij zou doen als je daar in haar plaats gestaan had. Ik mocht Sorane niet, om haar beroep. Dat weet je. Maar ik heb met haar gepraat. Eerst nogal stram. Maar later zette ik mijn afkeer opzij. Misschien zou ze wel een goede vriendin geworden zijn als dit niet gebeurd was. Maar van een ding ben ik zeker. Ze hielt van Alon. Zoveel dat ze hem nooit zou kunnen doden.’ ‘En toch zou ze het gedaan hebben, Wryne. Je hebt het met haar eigen woorden gehoord.’ ‘Dat wel. Wat moest ze anders? Ze moest hen overtuigen, want als ze dat niet deed dan kwam ze niet levend uit dat kantoor. Terwijl ze het woedend over Alon had, stonden er tranen in haar ogen. Sorane stond op instorten en niet van woede, maar van verdriet. Maar ze moest hen overtuigen.’ Even kijkt Deno zijn collega hoopvol aan, maar dan beseft Wryne dat hij toch nog twijfels heeft. De woorden van Sorane klinken nog te veel na. ‘Je bent niet goed bij je hoofd, Wryne. Sorane is een koelbloedige moordenares, meer niet.’ Wryne staart hem verbaasd aan. ‘En nog iets. Toen ze voor Aqunok stond heeft ze met geen enkel woord over ons gerept. Ze weet wie we zijn en ze verraadde ons niet. Als ze dat gedaan had, dan was ze dadelijk geen verdachte meer.’ Deno kijkt haar verbaasd aan, maar hij geraakt er niet wijs uit. ‘Misschien heeft Wryne toch gelijk, Deno,’ zegt een van de twee anderen.’ ‘Zwijg erover,’ roept Deno uit en staat met trillende handen op. Even blijft hij staan en ademt in en uit. ‘Ik ga slapen, tot morgen,’ zegt hij nog en haast zich naar boven. Wryne kijkt de anderen even aan. ‘Als je gelijk hebt, Wryne. Dan…’ ‘Zeker ben ik niet, Lonon. Maar dat Sorane op instorten stond, dat ben ik wel zeker van. Misschien kunnen we later de opnames verder bekijken.’ ‘Dat doen we. Maar we moeten wel wachten tot Deno er niet is.’ ‘Dat is pas volgende week.’ Als Wryne opstaat, denkt ze. ’Ik hoop dat hij er morgen anders over denkt en haar nog een kans geeft om het uit te leggen. Alhoewel hij zeer koppig kan zijn. Want al jaren wil hij niet meer met zijn zus Seana praten. En dat was een kleine ruzie, terwijl hij zich nu verraden voelt.’ ‘Hopelijk maakt hij geen fouten, want dat zou ons allen in gevaar kunnen brengen.’ ‘Dat zal hij niet, Lonon. Maar ik zal toch een paar dagen in zijn buurt proberen te blijven.’ ‘Moeten we het hoofdbureau niet op de hoogte brengen, collega’s.’ ‘Nee, voorlopig niet, Feron. Als ik merkt dat Deno toch nog doordraait, dan zal ik dadelijk doen. Maar eerst wil ik afwachten.’ ‘Oké, Wryne. Ik hoop dat je gelijk hebt.’ ‘Deno wegsturen zou onze undercoveroperatie in gevaar kunnen brengen, Feron. Daarom geef ik hem deze kans.’ ‘Wat nu? Gaan we?’ ‘Ik wil dat jullie de rest van de beelden zien. Ik ga met Deno wel iets drinken in de keuken.’ Wryne knikt, Lonon toe. In de keuken, kijkt Deno zijn collega aan. ‘Ik weet niet wat ik moet geloven, Lonon. Staat er nog meer over Sorane op de module.’ ‘Nee, wel enkele belangrijke zaken, maar niet echt over Sorane in verband met Alon.’ ‘Alon was een goede vriend, Lonon. En een collega. Al werkte hij voor het gewone politiekorps.’ ‘Spijtig dat we hem niet meer betrokken hebben met onze opdracht.’ ‘Zo luiden de bevelen. Niemand van de stadspolitie is ervan op de hoogte dat wij federale agenten zijn.’ ‘Misschien hadden we hen op de hoogte moeten brengen. Alon wist het denk ik wel. Maar zonder toestemming mocht hij er niet over praten en wij ook niet.’ Als Deno en Lonon een twintigtal minuten later in de salon binnenstappen, is de module al een tijdje beëindigd. Wryne en Feron zitten erover te praten, maar zwijgen zoveel mogelijk over Sorane. Intussen bevindt zij zich op weg naar een andere deel van de stad. Liran, haar begeleider stopt de zwever nabij een groot hotel en de roodharige stapt uit. Sorane is in een donkerblauw nauwsluitend pak gekleed en loopt op de toegangsdeur af. Liran zweeft intussen met de zwever naar de parking. Als Sorane een paar minuten later op haar kamer haar bagage, die eerder gebracht werd, aan het uitpakken is, komt de man binnen. ‘Heb je alles?’ vraagt hij. ‘Zeker, Liran. Maar voor we iets kunnen ondernemen moet ik op onderzoek, want ik wil zeker zijn, dat we het juiste doelwit raken.’ ‘Doe je zin maar, Sorane. Maar ik vind het tijdverspilling. Als ze buitenkomt, pang… en ze is er geweest.’ ‘Je weet dat vele leden aan de top een of meerdere dubbels hebben. Ik wil zeker zijn dat we de juiste hebben en daar heb ik een beetje tijd voor nodig. Want als we de verkeerde raken, dan zal Aqunok ons onder de grond laten stoppen,’ zegt Sorane en verlaat even later het appartement. Liran kijkt even naar de gesloten deur en trekt dan zijn schouders op. ‘Je moet het zelf weten, meid. Hopelijk ontdekken haar mensen je niet. Ik ben hier toch alleen om je te controleren. De vorige keer heb je mij weten te verrassen, maar nu ben ik op mijn hoede,’ denkt hij. Uren gaan voorbij voor Sorane terugkeert. Liran is al ongeduldig aan het wachten als ze plots de deur opent. ‘Ben je daar eindelijk? Waar heb je gezeten?’ ‘Ik ben jou geen verantwoording schuldig, Liran. We hebben drie dagen de tijd. Ik wil eerst weten wat mijn doelwit doet en hoe ik haar kan herkennen. Daar heb ik tijd voor nodig.’ ‘Tijd hebben we niet, Sorane. We moeten onze opdracht zo snel mogelijk uitvoeren en ons uit de voeten maken.’ ‘Haast is nooit goed, Liran. Zeker in mijn beroep is een goede voorbereiding noodzakelijk. Of moet ik aan Aqunok melden dat jij andere dingen te doen hebt, die belangrijker zijn dan zijn opdracht.’ ‘Nee, dat is niet nodig. Neem je tijd, maar vergeet niet dat we maar drie dagen hebben,’ antwoordt Liran hees, terwijl hij op het bed gaat liggen. ‘Ik heb eten besteld. Dus als je iets wil eten, dan...’ ‘Goed... roep me maar als de kamerbediende geweest is.’ Sorane kijkt even naar de man en trekt dan haar schouders op. Zonder nog iets te zeggen loopt ze naar de salon en neemt de papieren die ze meegebracht heeft op. Een paar minuten later komt Liran terug en kijkt naar Sorane die in de zetel de papieren zit te lezen. Hij gaat tegenover haar zitten en neemt een paar papieren vast, waar Sorane eerder op geschreven heeft. Als hij begint te lezen, beseft hij dadelijk dat Sorane haar werk grondig aanpakt. ‘Als ze zo verder doet weet ze straks nog meer over het doelwit, als het doelwit zelf,’ denkt hij verbaasd. De volgende morgen is Sorane al weg, als Liran zijn ogen opent en naar de slaapkamer loopt, waar Sorane zou moeten liggen. Even staat hij besluiteloos naar het lege bed te kijken. Dan draait hij zich om en loopt naar de eetkamer, waar eten op tafel klaar staat. Zwijgend gaat hij zitten en maakt een paar boterhammen klaar. Sorane bevindt zich intussen in het gebouw aan de overkant en observeert de lijfwachten van Berana Vorkaor. Plots merkt ze haar doelwit op. Berana is een mooie vijfendertigjarige vrouw, met een streng gezicht. Maar toch merkt ze een klein verschil met de vrouw die ze gisteren als Berana Vorkaor erkende. Deze veel zelf zekerder en ze straalt macht uit. Iedereen bedient haar op haar wenken. De andere vrouw zag er hetzelfde uit, maar ze keek nogal schichtig rond, alsof ze elk ogenblik iets kon verwachten. Plots ziet ze Vedro, een van de mensen van Aqunok, op de lijfwachten toe stappen. Tot haar verbazing wordt hij als een goede kennis begroet en loopt op hen toe. Sorane kan hen niet verstaan, maar ze ziet dat Vedro een klein elektronisch toestel aan de man geeft. ‘Oppassen, Sorane. Die man heeft je foto aan de lijfwacht gegeven,’ hoort ze de stem van haar Hypsoon. Even verstijft Sorane. ‘Wat? Ben je zeker. Dan werkt Vedro voor haar. Verdomme,’ denkt ze. Plots klinken bevelende stemmen en de lijfwachten brengen hun bazin dadelijk naar de lift, terwijl enkele anderen met getrokken wapens naar buiten rennen. Vedro volgt de groep met de vrouw de lift in. Sorane ziet haar foto en die van Liran plots op alle schermen verschijnen, terwijl overal lijfwachten opdagen. ‘Ik zit in de val,’ denkt ze en kijkt snel om zich heen. Ze staat op het moment buiten het zicht van de lijfwachten, maar toch kunnen ze haar elk moment ontdekken. ‘Kan je me naar het gebouw hierover overbrengen, zoals je een tijdje geleden deed?’ ‘Verzoek geweigerd, toestand niet kritiek,’ hoort ze de gevoelloze stem in haar hoofd. ‘Niet kritiek noem je dit, Anya. Als ze me ontdekken ben ik er geweest. En onzichtbaar. Is dat dan mogelijk?’ denkt ze. Even hoort ze niets. ‘Verzoek ingewilligd, Sorane.’ Aarzelend zet ze zich in beweging, maar al snel merkt ze dat niemand haar ziet. Dus haast ze zich snel naar de toegangsdeuren toe. ‘Wat nu? Als ik die open, dan weten ze dadelijk dat er iets gaande is.’ ‘Loop er gewoon doorheen, Sorane. Je lichaam is onstoffelijk.’ ‘Wat onstoffelijk. Hoe?’ denkt ze verbaast, maar loopt dan op de deur toe. Voorzichtig steekt ze haar hand uit en merkt dat die doorheen de deur gaat. Even staart ze even naar haar hand die door het glas steekt, maar dan stapt ze snel verder en staat even later aan de andere kant van de deur. Opgelucht kijkt ze om zich, maar dan denk ze aan Liran. ‘Ik moet hem waarschuwen,’ denk ze, terwijl ze tussen de stilstaande zwevers gaat schuilen en weer zichtbaar wordt. Ze neemt haar telefoon en selecteert het nummer van hun kamer, maar ze krijgt geen zendsignaal. ‘Ze storen het signaal,’ schiet het door haar gedachten en rent dan naar de overzijde van de straat. Naast het grote gebouw is een kleine zijstraat, waar ze zo goed als onopgemerkt in verdwijnt. Een tiental meter in het straatje houdt ze halt en richt haar rechterarm omhoog en een paar seconden later schiet ze pijlsnel naar omhoog. Van op het dak is ze op een vijftiental minuten aan de deur van hun appartement. Ze hoort de stemmen van de lijfwachten al een paar verdiepingen lager. Als ze de deur opent, hoort Liran haar stem roepen. ‘Liran, we moeten weg. We zijn verraden.’ De jongeman springt verbaasd uit zijn stoel en grijpt zijn wapen. ‘Verraden door wie?’ ‘Dat is voor later. Ze weten zelfs waar we ons bevinden,’ antwoordt Sorane en grijpt snel haar scherpschutterswapen. Met een snelle beweging hangt ze het wapen kruislinks over haar schouder en haast zich naar de deur. ‘Kom, Liran. Haast je. Laat alles maar liggen, we hebben geen tijd meer,’ dringt ze aan, terwijl ze snel twee kleine langwerpige blokjes naast de deur en het tweede aan de overzijde van de gang aan de muur bevestigd. Op beide blokjes flikkert een klein rood lampje. Liran die nog enkele papieren wilde oprapen, schrikt en haast zich dan achter de roodharige de gang in. Achter elkaar rennen ze naar het dak, terwijl de lijfwachten een paar minuten later het appartement van Liran en Sorane binnenstormen.’ ‘Niemand. Ze zijn er vandoor,’ roept een van hen uit. ‘Het dak, ze kunnen alleen naar het dak ontsnapt…,’ roept een andere, maar op dat moment ontploft het blokje naast de deur. Sorane en Liran hebben intussen het dak al bereikt en rennen naar de noordzijde van het gebouw. Terwijl de tweede bom achter hen de gang in een chaos verandert, kijkt Sorane naar de overzijde van het gebouw. De vorige dag heeft ze hier een vluchtweg aangebracht, al had ze niet gedacht dat ze die zouden gebruiken voor ze hun opdracht uitgevoerd zouden hebben. Liran schrikt als een dun lichtend touw naar het lager gebouw aan de overzijde schiet. ‘Je wil toch niet...’ ‘We kunnen niet anders, Liran. Het is onze enige vluchtweg.’ ‘Ga jij dan maar eerst.’ ‘Nee, mannetje. Jij gaat als eerste. En geeft hem een klapje op zijn schouder. Op hetzelfde moment zijn ze verdwenen.’ Als ze een paar seconden later in het gebouw aan de overkant materialiseren stamelt Liran: ‘Wat was dat? Hoe komen we hier zo ineens?’ ‘Weet je dat niet meer, je was bijna gevallen, gelukkig kon ik je ondersteunen.’ ‘Wat je wil toch niet zeggen dat we langs dat lichtgevend touw naar hier gekomen zijn.’ ‘Toch wel, Liran,’ liegt Sorane, zonder ook maar een spier te vertrekken, al doet ze het niet graag. Sorane verzwijgt ook dat ze zich niet in het tegenoverliggende gebouw bevinden, maar een drietal gebouwen daarvandaan. Liran bemerkt het pas als Sorane naast het raam knielt en haar wapen met twee steunen tegen haar schouder drukt. ‘Waar zijn we, Sorane. Dit kan het gebouw dat tegenover…’’ ‘Dat klopt, Liran. Kijk in je geheugen, misschien herinner je dan hoe we hier gekomen zijn.’ ‘Wat ben je aan het doen?’ ‘Ons doelwit, Liran. Of ben je dat vergeten.’ Dan drukt Sorane de kolf opnieuw tegen haar schouder en klikt het speciale vizier omhoog. Op het schermpje ziet ze de gegevens over de persoon waarop ze richt. Liran kijkt in de richting waarin Sorane mikt en schrikt: ‘Dat kan je toch niet nemen. De afstand is veel te groot. Zelfs de beste scherpschutter haalt dat niet.’ ‘Zwijg. Ze komt buiten… Nee, toch niet… Dat is de dubbel. Aha, daar komt ze.’ ‘Hoe weet je…’ ‘Stil, ik moet mij concentreren,’ sist Sorane en kijkt opnieuw door het vizier. Liran ziet het niet, maar Sorane drukt op een knopje aan de zijkant van haar wapen, waardoor een onzichtbare straal naar haar doelwit toegezonden wordt. Die straal meet verschillende gegevens, zoals windrichting, windsterkte, afstand tot doelwit, enz. Die gegevens krijgt Sorane op het kleine schermpje van haar wapen te zien. Een druk op de zijkant van het vizier merkt haar doelwit. Liran zwijgt verbaasd en kijkt naar de roodharige vrouw. ‘Wil ze het toch proberen, dat kan niemand?’ denkt hij. Als het venstertje rood oplicht, haalt Sorane de trekker over. En dan nog eens. Na het tweede schot trekt Sorane het bliksemsnel naar binnen. ‘Heb je haar geraakt, Sorane? Dat kan toch niet van op deze afstand,’ stamelt Liran. De roodharige hangt het wapen over haar schouder en zegt: ‘Kom, we moeten hier snel weg.’ Nog steeds in de war volgt Liran Sorane de trap die op het dak uitkomt. Voor ze de deur opent, kijkt ze even naar haar wapen. Dan drukt ze haar handpalm tegen de rechterkant van de kolf. Dadelijk begin het wapen te vervormen tot het op een langwerpige box lijkt van ongeveer vijftig centimeter lengte. Aan de top en de bodem is een leren riem bevestigd, waarmee ze het snel over haar schouder hangt. ‘Dat is een vreemd wapen, Sorane.’ Even knikt ze. ‘Ik kreeg het van een gestrafte collega, die later gedood werd, Lorin.’ ‘Zoiets zou ik ook wel willen.’ ‘Het is op mij geprogrammeerd, Lorin. Jij zou het zelfs niet kunnen activeren.’ Lorin knikt even. ‘Kom, we kunnen beter verder gaan. Voor ze het gebied afsluiten.’ Twintig minuten later stapt Sorane met Liran in een zwever, die op de ondergrondse parking staat. Liran die achter het stuur zit zweeft naar buiten. ‘Eerst naar het hotel, waar het doelwit zich bevindt,’ zegt Sorane. Liran doet het en kijkt in spanning naar de mensen die in verwarring door elkaar lopen. De lijfwachten staan radeloos om zich heen te kijken, maar ze kunnen niets meer doen. Hun bazin ligt dood op het voetpad. Plots zegt Liran: Je hebt haar niet geraakt. Daar staat ze.’ ‘Dat is de dubbel, Liran. Kijk maar, die vrouw weet dat ze van geen enkel nut meer is voor de organisatie. Ik denk zelfs dat haar leven geen cent meer waart is.’ ‘He… stop snel.’ ‘Wat ga je doen?’ roept Liran, terwijl hij de zwever met veel lawaai tot stilstaan brengt. Sorane is echter al uit de zwever en opent het vuur op de drie lijfwachten die de vrouw bewaken. Twee worden dodelijk getroffen, de laatste in de schouder. Als hij zijn wapen laat vallen en zijn gezonde arm omhoogsteekt, kijkt Sorane hem zelfs niet meer aan. De roodharige grijpt snel een arm van de dubbelgangster en trekt haar mee naar de zwever. Als Sorane de vrouw achter in de zwever duwt, ziet de gewonde lijfwacht zijn kans en trekt snel een tweede wapen, maar Sorane deed maar alsof ze hem als ongevaarlijk beschouwde. Nog voor hij het wapen op de zwever kan richten, gaat een schok door zijn lichaam en hij doet nog een wankelende stapt naar vooruit, voor hij naast het voetpad op zijn gezicht neervalt. ‘Er vandoor, Liran,’ zegt Sorane, terwijl ze de deur achter haar dichtslaat. Liran geeft dadelijk gas en terwijl de rook van onder banden uitschiet, raast de zwever vooruit. ‘Wie zijn jullie?’ roept de dubbelgangster verschrikt uit. ‘Mijn naam is Sorane. Ik wil je leven redden.’ ‘Mijn leven redden, waarom?’ ‘Jij bent de dubbel van Berana Vorkaor.’ ‘Ja, dat ben ik. Haar mensen zullen jullie zwaar straffen voor…’ ‘Nee, schatje. Dat denk ik niet. Hun leidster is morsdood,’ spot Liran. Sorane kijkt hem even met een kwade blik aan. ‘Hoe is je echte naam?’ ‘Aline Sorbon,’ stamelt de vierendertigjarige vrouw ontsteld. ‘Liran, sla twee straten verder rechtsaf. Ik wil haar voorlopig op een van mijn schuiladressen onderbrengen.’ ‘Wat, je wil haar... En als Aqunok daar niet mee akkoord gaat.’ ‘Dat is mijn zorg, Liran. Ik denk dat als we haar meenemen, ze dadelijk geliquideerd wordt. Later zien we wel hoe we dit oplossen. Misschien is ze nog nuttig voor onze werkgever.’ ‘Tja, zou kunnen, Sorane,’ zegt Liran glimlachend. Een tiental minuten later stopt Liran de zwever op een kleine parking. Sorane en de vrouw stappen uit. ‘Blijf jij maar hier op uitkijk, Liran. Ik breng haar wel alleen,’ zegt Sorane. Liran kijkt beiden nadenkend na als ze in het gebouw binnenstappen. Maar hij ziet niet dat ze langs de achterzijde weer naar buiten lopen. Aline Sorbon kijkt de roodharige vrouw verbaasd aan. ‘Wat ben je van plan? Je zou mij toch naar een schuiladres brengen.’ ‘Dat heb ik hier niet in de omgeving, maar als we je meenemen, dan heb ik je voor niets gered. Ik vrees dat zelfs Aqunok je niet laat leven. Volgens mij heb je maar een kans en dat is de politie.’ ‘De politie. Ben je gek, Sorane? Die zijn zo goed als allemaal omgekocht en vervangen.’ Even schrikt Sorane van haar woorden, want ze heeft gelijk. Velen nemen geld aan om in een andere richting te kijken. Maar dan zegt ze: ‘Dat klopt niet, Aline. Ik ken er enkelen van de velen die hun werk ernstig doen.’ ‘En denk je dat die mij kunnen helpen.’ ‘Zeker, Aline. Ze brengen je dadelijk naar een veilig adres, waar ze je nooit vinden.’ Sorane belt met haar gsm naar Erine. ‘Ik heb een getuige voor jou? Haar naam is Aline Sorbon.’ ‘Wie is dat?’ ‘Dat kan ze beter zelf uitleggen, Erine. Maar ze weet van alles over de gang van zaken in de misdaad wereld. Daardoor is haar leven in gevaar. Ik laat haar wachten op het adres Foronso des 34.’ ‘In orde. Ik zal haar met Malon ophalen.’ ‘Tot over enkele dagen, dan breng ik weer verslag uit op de afgesproken plaats.’ ‘Ik verwacht je, Sorane.’ Als Sorane Alina aankijkt, verbreekt ze de verbinding. ‘Jij werkt voor de politie?’ ‘Ja, voor kwijtschelding van straf.’ ‘Als ze dat te weten komen….’ ‘Dat is dat mijn dood, dat weet ik en jij denkt eraan om het te vertellen. Alleen zal dat je leven niet redden. Misschien krijg je zelfs de tijd niet dat nieuwtje uit te spreken.’ ‘Je hebt gelijk, Sorane. Ik dacht eraan. Maar ik denk dat ik eerder jouw raad ga volgen.’ Even kijkt Sorane de vrouw in de ogen. Dan zegt ze: ‘Blijf hier op de hoek staan, Erine en Malon komen je halen.’ ‘Hoe herken ik hen?’ ‘Erine is een brunette met korte haren. Malon heeft kort zwart haar.’ ‘Dank je, Sorane. Ik hoop dat ze snel komen.’ ‘Over ongeveer twintig minuten zullen ze hier zijn, denk ik. Ik moet echter gaan, want Liran zal al ongeduldig aan het worden zijn.’ ‘Het gaat je goed.’ Ongeveer een uurtje later verlaten Sorane en Liran de zwever en haasten zich naar Atos om het succes van hun opdracht te melden. Maar deze weet alles al. De beelden van de dode verraadster zijn al op verschillende nieuwsuitzendingen te zien geweest. Nadat Sorane haar verslag uitgebracht heeft, geeft Atos een teken dat ze kan gaan. Nadenkend verlaat de roodharige zijn kantoor, want ze is met haar gedachten bij Liran, die nog daar is. Liran spreekt verschillende uren over wat Sorane uitgevoerd heeft en het succes van de opdracht. Als hij eindigt met de gebeurtenissen met de dubbelgangster, dan vliegt Atos woedend uit. ‘Verdomme Liran. Dat had je in het begin van je verslag moeten melden. Die dubbelgangster weet te veel.’ Hij stuurt dadelijk enkele mannen om haar te grijpen, maar die kunnen haar niet vinden, want ook Liran weet niet waar de verblijfplaatsen van Sorane zijn. Als hij dit bericht krijgt, besluit hij om Sorane eens hard aan te pakken. Want dit kan hij niet dulden. ‘Liran, jij verzamelt enkele betrouwbare mannen. Ik wil weten wat Sorane in haar vrije tijd onderneemt. En ik wil alles weten, ook met wie ze contact heeft. En vergeet niet dat de meesteres haar levend zal willen hebben.’ Liran knikt even, als hij het kantoor verlaat. Sorane weet niets van dit alles en bereikt vier uur later haar appartement. Als ze de deur achter haar dichtschuift, blijft ze even tegen de gesloten deur leunen. ‘Was Alon er nog maar,’ fluistert ze. Een ogenblik van droefheid en spijt overvalt haar plots. Even laat ze haar gedachten weer afdwalen naar de dagen, dat ze met Alon in Mogwan was. Zo was toen zo gelukkig. ‘Als Aqunok nu voor mij zou staan, zou ik niet aarzelen,’ denkt ze tot haar verbazing, ‘ik moet oppassen dat ik hem niet ga haten, want dat zou mijn leven kunnen kosten.’ Dan herpakt ze zich en maakt zich klaar om te gaan slapen. Een paar minuten ligt ze rusteloos alleen in haar bed, maar valt dan toch nog in slaap. De volgende morgen staat ze verbaasd op. ‘Ik heb dan toch lekker geslapen,’ denkt ze, terwijl ze naar de badkamer stapt. Een uurtje later verlaat ze het gebouw. Even kijkt ze om zich heen, maar dan herinnert ze zich dat ze haar zwever gisteren in de buurt van het park geparkeerd heeft. Ze besluit om Ora eens op te zoeken, want die zal willen weten waar ze blijft. Als ze in de trainingscenter aankomt, blijken er alleen een paar mensen te zijn, die ze niet kent. Even kijkt ze naar de klok. ‘Het is nog te vroeg. Ora komt pas over twee uur naar de training. Misschien kan ik nog beter een paar boodschappen doen, want ik moet ook nog eten,’ denkt ze. Terwijl ze over de straat wandelt, merkt ze al snel enkele mannen en vrouwen op die haar afwisselend volgen. Even glimlacht ze, maar doet of ze het niet gemerkt heeft. De volgende dagen gaat het leven verder zijn gewone gang, al wordt ze wel constant gevolgd. Maar op een dag zweeft een open combi-zwever voorbij het gebouw waar Sorane werkt. Sorane die met Rinar over Ora staat te praten, heeft met een snelle blik de vijfde man die erin zit erkent, Vedro. Ook Rinar merkt het en zegt: ‘Ze hebben hem zo te zien eindelijk gegrepen, Sorane. Iedereen weet dat hij jullie verraden heeft. Het ziet er niet goed uit voor hem. Wie weet wat hem te wachten staat.’ ‘Hetzelfde als ons te wachten staat, Rinar, als ze het ontdekken. ‘ ‘Ik hoop van niet, Sorane.’ ‘Dat zal niet gebeuren, als we voorzichtig zijn, Rinar. We mogen geen enkele fout maken.’ ‘Ik weet niet hoelang ik het nog volhou Sorane. Ik moet steeds meer risico nemen om niet ontdekt te worden.’ ‘Heb je al belangrijke dingen?’ ‘Zeker, maar ik heb nog meer klaarstaan om te downloaden. Alleen is de beveiliging opgevoerd, door die verraders, die de zaken van Aqunok willen ondermijnen.’ ‘Wees maar voorzichtig, Rinar. Als het te gevaarlijk wordt, dan hou je er dadelijk mee op. Wat je nu al hebt, is dat nog niet voldoende.’ ‘Misschien wel, maar ik wil toch nog een paar dingen hebben. Nog een week of twee en we zijn klaar om te verdwijnen.’ ‘Oké, doe maar verder, maar vergeet niet wat ik gezegd heb. Niet te veel risico’s. Ik zou niet willen dat Ora weduwe wordt voor jullie getrouwd zijn.’ ‘Ik zie je nog wel,’ zegt Rinar ter afscheid en maakt zich uit de voeten. Hij ziet echter niet dat een paar meter achter hen een man staat. Het is Deno, hij heeft alles gehoord, maar geraakt er niet wijs uit. Rinar, Ora en Sorane lijken samen aan iets te werken. Iets met gegevens, die Rinar aan het verzamelen is, maar waarvoor weet hij niet. Zou Sorane ook voor een andere baas werken dan Aqunok? Ook Sorane merkt de agent niet op, als hij haar naar haar verblijf volgt. Maar ongeveer halverwege, krijgt hij plots een telefoontje en neemt op. Het is Wryne. Zij moet morgen naar de rechtbank voor een bespreking. De politie is met een operatie bezig op het grondgebied van Aqunok. Zij willen met hen coördineren. Deno keert dan maar terug naar hun verblijf. De volgende dag stapt Wryne met Lonon haar collega de rechtbank binnen. In de hal worden ze opgewacht door de commandante van de stadspolitie. ‘Agente Obernin en agent Hurone als ik het goed heb.’ Wryne knikt. ‘Ik ben Commandante Imka Vigon. Rechter Sodinor verwacht ons allemaal.’ Dan merken de twee agenten Sorane op. ‘Dat is toch die Sorane Nador? Wordt zij niet gezocht?’ ‘Ja en nee, Sorane werkt nu, voor vrijstelling van straf, voor rechter Sodinor.’ ‘Dus sprak ze toch de waarheid?’ ‘Hebben jullie haar ontmoet, agent Obernin?’ ‘Ja, bij haar vriend Alon, die undercover werkte.’ ‘Is ze een agente?’ ‘Nee, agent Hurone, dat niet. Sorane verzamelt gegevens over de organisatie van Aqunok in ruil voor vrijstelling van straf.’ ‘Ach zo, dat wist ik niet.’ ‘Alleen ik weet ervan. Zelfs de rechter kent mijn contactpersonen niet echt.’ Lonon, de tweede agent knikt even. ‘Laat ons gaan, want ik moet nogal snel terug zijn op mijn undercover job.’ De commandante knikt en gaat hen voor de gang in. Sorane kijkt beide agenten even aan. ‘Dat is een verrassing, Wryne. We zijn ongeveer met dezelfde opdracht bezig.’ ‘Je had het ons moeten zeggen, dan…’ ‘Als ik geweten had wat jullie opdracht was, dan misschien wel, Wryne. Maar jullie hebben het mij nooit gezegd. Waar is Deno?’ ‘Hij kon niet komen, om zijn dekmantel niet in gevaar te brengen, Sorane.’ Sorane kijkt agent Hurone aan en knikt glimlachend. Als ze het kantoor bereiken opent Commandante Vigon de deur en laat hen eerst binnen. ‘Welkom Commandante Vigon. Zijn dat onze mensen die in de organisatie opereren?’ ‘Sorane Cobanon werkt voor ons. Beide agenten hier en hun collega’s Feron Donver en Deno Vergan, werken voor een andere afdeling. Maar we werken allen aan hetzelfde project. Daarom heb ik hen samen met ons uitgenodigd.’ ‘Dat lijkt me juist, Commandante. We moeten samenwerken om geldverspilling te vermijden.’ Terwijl de man spreekt, merkt Sorane dat de rechter haar verschillende malen met een vreemde blik bekijkt. Het leek wel alsof hij daareven schrok van haar aanwezigheid. ‘Ik moet even naar de onderzoeksrechter, om enkele dingen te bespreken. Ik hoop dat Sorane hier zich koest houdt.’ ‘Daar zorgen wij wel voor, Commandante,’ zegt Wryne lachend, met een knipoog naar Sorane. Als commandante Vigon de deur achter zich gesloten heeft, zegt de rechter: ‘Om succes te hebben moet ik vragen dat jullie beiden met Sorane hier samen te werken,’ zegt de rechter plots. Beide agenten knikken. ‘Dat lijkt ons ook beter, rechter,’ zegt agent Hurone. De rechter kijkt beide agenten even onderzoekend aan. Dan voelt Sorane zijn onderzoekende blik op zich gericht. Aandachtig luistert de rechter aandachtig naar hun verslag. Hij is wel verbaasd er nog twee collega’s zijn. Hij noteert hun namen in zijn logboek. Dan brengt Sorane verslag uit, maar zij verzwijgt wel haar contacten. Ergens heeft ze een vreemd gevoel als ze in de ogen van rechter Sodinor kijkt. De blik in zijn ogen kent ze ergens van. Ze bespreken allen nog enkele gegevens, die ze moeten onderzoeken, tot ze een uurtje later afscheid van de rechter nemen. ‘Breng als je kan nog steeds regelmatig verslag uit op de afgesproken plaats, Sorane. Ik wil op de hoogte blijven van jullie vorderingen.’ Sorane knikt en volgt de twee agenten, terwijl de commandante naar de andere parking stapt, waar haar zwever staat. ‘Mag ik je iets vragen?’ zegt Wryne, terwijl ze zich naar Sorane omwendt. Sorane knikt. ‘Hoelang werk jij al voor de politie?’ ‘Al een hele tijd, Wryne. Nog voor ik Alon leerde kennen. Dankzij hem geraakte ik zo snel hoger op. Maar omdat ze ontdekten dat hij een agent was, moest ik mij voor Aqunok in allerlei bochten wringen om hem te overtuigen dat ik niets met zijn zogenaamde verraad te maken had.’ ‘Dat is je zo te zien gelukt, Sorane. We hebben de opname van je overtuigingskracht gezien. Ik ril er nog steeds van als ik aan jouw woorden denk. Zelfs ik was er even van overtuigd, dat je Alon op een vreselijke manier zou afgemaakt hebben, als jij zou ontdekt hebben dat hij een agent was.’ Sorane kijkt Lonon aan en zegt glimlachend. ‘Hebben jullie daar beelden van gezien? Ik wist niets van een opname.’ ‘Ze doen dat altijd om dat nadien te laten onderzoeken, door psychologen. Die moeten dan bepalen of iemand de waarheid spreekt. Als ze ook maar twijfelen, dan is die verdachte er geweest.’ ‘En jij was zo overtuigend, dat zelfs Deno, die een boontje voor jou heeft, ervan overtuigd was. Hij was zo woedend op jou.’ Even kijkt Sorane Wryne verbaasd aan. Dan antwoordt ze: ‘Het spijt me, Wryne. Maar ik moest om mijn leven te redden. Anders was ik hier niet meer geweest.’ ‘Dat begrijp ik, Sorane. Misschien worden we zelfs vrienden, want ik begin je steeds meer te mogen.’ ‘Dat zou me wel bevallen, Wryne.’ ‘Wij moeten gaan, Sorane. Ik wens je nog veel geluk. Wij moeten Deno en Feron snel op de hoogte gaan brengen, voor zij besluiten om jou in te rekenen.’ Sorane knikt. ‘Doe hen de groeten van mij.’ ‘In orde.’ Dan opent Wryne, de deur van de zwever en neemt naast Lonon, die achter het stuur zit, plaats. Sorane kijkt hen na als ze wegrijden. Dan keert ze terug naar de zwever van de commandante Vigon. Die wacht al haar in gezelschap van detective Malon op. ‘Was de rechter tevreden, Sorane?’ ‘Ik denk het wel, Commandante. Hij heeft de agenten gevraagd om met mij samen te werken.’ ‘Zo te zien ben jij goed op weg om je gratie te verdienen, Sorane.’ ‘Ik hoop het, detective, want ik ben dit leven zo moe. Ik heb al veel te veel mensen gedood.’ ‘Dat kan je wel zeggen, meid. Ik kan ze niet meer tellen.’ ‘Laat Sorane, maar Malon. Als ze zo verder doet, dan komt haar wens zeker in vervulling.’ Malon knikt even en opent de deur om Sorane te laten instappen. Sorane glimlacht even. ‘Dank je, detective Malon. Ik hoop dat jij ook geen oogje op mij hebt?’ ‘Ik een oogje op j…’ zegt Malon kwaad, maar als hij haar glimlachende blik opmerkt, zwijgt hij maar. Een uurtje later draait de zwever van Lonon de parking van hun appartementsgebouw in. Als eerste stapt Wryne uit. Aarzelend legt ze haar hand op haar wapen, want ze heeft een vreemd voorgevoel. ‘Is er iets, Wryne?’ ‘Ik weet het niet. Ik heb een vreemd gevoel.’ ‘Misschien heb je honger, collega, want we hebben al van deze morgen niet meer gegeten.’ Wryne kijkt om zich heen en volgt haar collega dan maar. Lonon stapt als eerste door de deur en verstijft dadelijk. Voor zijn voeten ligt hun collega Feron in zijn bloed op de vloer. Lonon grijpt naar zijn wapen, maar is veel te laat. ‘Weg, Wryne,’ roept hij nog. Dan wordt hij door verschillende stralen doorboort. Wryne schrikt hevig en trekt haar wapen. Ze worden door drie mannen achter in de hal beschoten, Lonons lichaam schokt onder de inslagen voor hij met uitdovend blik in elkaar zakt. Wryne vuurt terug en raakt een van de drie in de schouder. Een tweede raakt ze in de borst en die stort neer. Snel wijkt Wryne terug en bereikt de deur. Met een snelle stap is ze buiten en drukt zich naast de deur tegen de muur. Een bijna witte energiestraal raast haar voorbij en treft een voorbijganger. Ze merkt echter de twee mannen niet op die haar van de overzijde observeren. Die grijpen hun zware wapens want ze willen geen risico lopen. Wryne beweegt zich achteruit langs de muur, terwijl ze de deur in het oog houdt, Ze verwacht een van de schutters naar buiten zou kunnen komen. Snel vervangt ze haar lader en kijkt om zich heen. Schrikkend merkt ze de twee mannen op, die hun wapens richten. Snel springt ze vooruit en wil naar de grond duiken. Maar verder dan een stap komt ze niet. De twee openen het vuur. Wryne’s lichaam schokt achteruit onder de inslagen. Op dat moment stopt de zwever van Deno. De twee schutters aan de overkant, nemen hem dadelijk onder vuur. Deno zit al niet meer in zijn zwever, maar langs de andere kant. Als hij opduikt zijn de twee even verrast, maar als ze reageren is het al te laat. De schoten van de agent zijn dodelijk. De moordenaars in het gebouw maken zich langs achter uit de voeten. De stralen uit Deno’s wapen raken hen niet meer. De agent rent snel naar het gebouw toe, terwijl hij enkele buurtbewoners naar hem ziet staren. Verstard blijft hij op de drempel staan. Wryne zit op wankelend op haar knieën, met haar armen naast haar lichaam. Ze bloedt uit verschillende wonden. Deno haast zich naar haar toe en grijpt haar vast. Met tranen in de ogen laat hij haar op de stenen neerzakken. Ze leeft nog, maar hij beseft dat ze stervende is. Even kijkt hij door de deur en ziet eerst Lonon, dan iets verder Feron liggen. ‘Die moordenaars gaven haar geen enkels kans, man,’ zegt een stem van een man die naast hem ontstelt toekijkt. ‘We zijn agenten. Bel alstublieft de hulpdiensten.’ ‘Dat is al gebeurt, agent. Hoe is het met je collega?’ Deno knikt en kijkt naar Wryne, die iets fluistert. ‘Ik kan je niet…’ fluistert hij. Opnieuw probeert ze nog iets te zeggen. ‘Sora…ne… i..s…ag.’ Sorane is wat???’ fluistert Deno. Maar dan kijkt hij in haar starre ogen die niets meer zullen zien. Even zit hij daar maar. ‘Verdomme, wat heeft Sorane met de dood van mijn vrienden te maken. Zou ze… Ze wist volgens Wryne dat we agenten waren. Maar dat ze ons verraden zou hebben, dat… Nee, het kan niet anders. Sorane moet ons verraden hebben.’ Even kijkt hij nog neer op het starre gezicht van Wryne. ‘Ik had niet mogen twijfelen, dan waren mijn vrienden nog in leven geweest…. Ik zal jullie wreken, vrienden. Ze zal boeten voor wat ze gedaan heeft,’ fluistert hij van woede. Plots hoort hij politiesirenes en haast zich naar de achterdeur. Onbewust volgt hij dezelfde weg als de twee laatste moordenaars. Maar als hij merkt dat de mensen hem aankijken, beseft hij pas dat zijn kleren helemaal vol bloed zitten. ‘Het bloed van Wryne,’ fluistert hij. Dan merkt hij een taxi op en doet hem stoppen. Eerst wil de man doorrijden, maar dan stopt hij toch, want een gewonde hulp weigeren kan hij niet. Gelukkig blijkt Deno niet gewond te zijn. Hij trekt zijn jas uit en werpt hem snel in een afvalcontainer. Met de taxi zweeft hij naar zijn flat, waar hij met zijn collega’s woont. Als hij nieuwe kleren aangetrokken heeft, gaat hij met zijn hoofd tussen zijn handen in de zetel zitten. Weer ziet hij de beelden van de schutters en zijn dode collega’s voor zich. ‘Sorane Nador. Jij wist het al een tijdje van mij en Wryne. Ik kan het niet geloven. Heb je ons nu toch nog verraden?’ Dan schudt hij zijn hoofd. ‘De laatste woorden van Wryne gingen over jou. Maar ik kan maar niet geloven dat jij hen verraden hebt. Toch kan het bijna niet anders. Alleen vraag ik me af wat Wryne met haar laatste woorden juist bedoelde. Eerst Alon en dan…. Verdomme, Sorane ik begon zelfs om jou te geven. Maar je zal boeten voor wat je gedaan hebt. Dat zweer ik je.’ Langzaam staat hij op en wandelt met stramme passen naar zijn bed. Met moeite kan hij in slaap raken. De beelden van vandaag keren steeds terug. En dan hoort hij de woorden van Wryne steeds terug. Vier dagen houdt hij het vol, maar de vijfde dag gaat hij s’avonds op pad. Recht naar het verblijf van Sorane Nador. Onopgemerkt dringt hij erbinnen. Tot zijn verbazing is er iemand aanwezig. ‘Verdomme, zou Sorane hier zijn? En ik wilde haar opwachten, zodat ik haar voor mijn wapen zou hebben.’ Hij voelt zich bedrogen en als het Sorane is, dan zal ze voor de dood van zijn vrienden boeten. Voorzichtig sluipt hij met getrokken wapen door de flat. Als hij haar opmerkt, zit ze in een zetel en staart naar een portret dat ze in haar hand houdt. Zonder dat ze hem hoort, loopt hij met getrokken wapen op haar toe. Als hij voor haar staat, richt hij het wapen op haar hoofd. Voor hij iets kan zeggen, heft ze plots haar hoofd op en kijkt recht in de loop van zijn wapen. ‘Deno, wat doe…’ fluistert ze en denkt een bevel aan haar Hypsoon. ‘Niemand mag iets horen.’ ‘Bevel wordt uitgevoerd,’ hoort ze de stem van het apparaatje onhoorbaar zeggen. ‘Door jouw schuld zijn mijn vrienden en collega’s dood, Sorane.’ ‘Je vrienden. Collega’s??? Wie bedoel je, Deno?’ ‘Lonon, Wryne en Feron. En vermoedelijk heb jij ook nog iets met de dood van Alon te maken.’ ‘Wat zeg je? Is Wryne dood? Nee... Dat kan toch niet.’ ‘Ze zijn dood, Sorane. Genadeloos afgemaakt. Ze hadden geen enkele kans. Jij moet er ermee te maken hebben, want de stervende Wryne, fluisterde jouw naam.’ ‘Nee, laat het niet waar zijn,’ fluistert Sorane tot zijn verbazing. ‘Ik weet van niets, Deno. Je moet me geloven. Ik wist dat jullie agenten waren, maar ik… ‘Zwijg, moordenares. Je hebt je verraden. Niemand in deze gevaarlijke omgeving was er van op de hoogte, behalve jij. Dus jij bent medeschuldig aan hun dood.’ ‘Ik kan het niet geloven. Wryne kan niet dood zijn,’ stamelt ze Sorane, terwijl ze het portret naast de zetel op een kastje legt. Deno schrikt even als hij het portret van zijn vriend Alon ziet. Als van ver hoort hij haar fluisteren. ‘Ik werk voor de politie, Deno.’ ‘Wat? Jij voor de politie. Maak me geen fabeltjes wijs, Sorane. Je kan je hier niet meer uitpraten.’ ‘Je weet toch nog wel dat je collega’s een afspraak hadden. Jij moest echter op je post zijn. Ik ontmoette hen bij rechter Sodinor. Ze waren allen verbaasd dat ik daar ook was. Maar een van de mensen van de rechter moet een verrader zijn, anders kan ik niet verklaren hoe ze wisten dat ze geheimagenten waren. Hopelijk weet die niet dat ik er ook was, want dan is mijn leven geen cent meer waard.’ Verbaasd kijkt Deno haar aan. ‘Ik heb nadien nog met hen gepraat, Deno. Van je twee collega’s weet ik van die opname en mijn harde woorden over wat ik met Alon zou gedaan hebben. Wryne was de enige die twijfels had, al mocht zij mij niet zo. Maar ze wilde nu mijn vriendin zijn.’ Deno staart haar aan en probeert zich aan haar smekende ogen te onttrekken, maar slaagt er niet in. Hij weet niet wat te doen. Maar hoe kan Sorane van die opname weten, tenzij ze echt met zijn collega’s gesproken heeft. Terwijl het wapen in zijn hand trilt, zegt hij hees: ‘Als ik je maar kon geloven, Sorane. Waarom zou jij met de agenten samenwerken?’ ‘Kwijtschelding van straf, Deno. Dat is een van de redenen waarom ik hier mijn leven waag. Ik werk samen met Erine Rand en haar partner Malon.’ Deno verstijfd even, want hij kent die twee niet persoonlijk, maar dat ze agenten zijn, dat weet hij. Want Alon werkte ook met hen samen. ‘Maar Alon dan. Hij was ook een van mijn andere vrienden. Als ik goed gehoord heb, dan zou jij hem omgebracht hebben als je geweten had dat hij een agent was.’ ‘Ik zou Alon nooit kunnen doden. Ik kwam te laat om hem te redden. Zijn moordenaars hebben al geboet voor zijn dood, maar hun opdrachtgever leeft nog.’ ‘Zijn moordenaars…Dit drie?!!!? Was dat bewust?’ ‘Ja, een van hen schepte op dat hij Alon door zijn kop schoot. Ik werd zo woedend dat ik hen allebei en daarna nog een vrouw neerknalde. Ik was mij bewust van wat ik deed, Deno. Op dat moment kon het mij niets meer schelen. Ik wou Alon volgen in de dood, maar toen dacht ik aan de opdrachtgever. Die moest door mijn hand sterven…,’ zegt Sorane met tranen in de ogen. Verward laat Deno zijn wapen zakken en legt het op met trillende hand een tafeltje. Dan gaat hij naast de roodharige zitten. Even kijkt hij de snikkende jonge vrouw aan en slaat dan een arm om haar schouders. Sorane laat de tranen de vrije loop, terwijl ze tegen hem aanleunt. Deno weet niet wat te doen. Hij kwam om haar te straffen en nu zit hij hier met haar in zijn armen. Ongeveer vijf minuten later heft Sorane plots haar hoofd op en zegt: ‘Sorry, het werd me allemaal te veel. Waarom dacht dat ik je collega’s zou gedood hebben?’ Even aarzelt hij: ‘Lonon was een paar dagen geleden in een beveiligde zone. Daar controleerden ze juist enkele veiligheidsopnamen, waarop jij te zien was met Aqunok. Hij maakte later een copy en we bekeken die in mijn flat, samen mijn drie collega’s. Ik hoorde je toen tegen Aqunok zeggen dat jij Alon zou…’ legt hij dan uit. ‘En jij dacht dadelijk, dat ik als ik het geweten had, Alon dan op een langzame gruwelijke wijze gedood zou hebben. Dat heb je mis, Deno. Ik wist het al van bij het begin. Hij was een van de agenten waarmee ik samenwerkte en maar we speelden onze rol te goed. We werden verliefd op elkaar.’ ‘Dat Alon op jou verliefd was, Sorane, wist ik. Maar dat jij ook echt o…’ stamelt de agent. ‘Ik hou nog steeds met heel mijn hart van hem, Deno. Maar toen lag hij dood op de vloer en ik bleef alleen…’ ‘Het spijt me, Sorane. Dat ik aan je twijfelde. Kon ik je maar helpen?’ ‘Dat kan je zeker, Deno. Ik wil hen laten boeten. Maar dat kan alleen als ik bewijzen tegen Aqunok vindt en hem voor de rechtbank kan brengen. Dat is het enige dat ik op het moment wil. Aan wat daarna komt, wil ik niet denken. Maar of ik Alon ooit zal kunnen vergeten, dat weet ik niet.’ ‘Daarom werk je dus samen met die Rinar en zijn liefje Ora.’ ‘Weet je daarvan?’ ‘Ja, ik stond op een paar passen van jullie, toen je het met hem over gegevens had, waarbij hij zeer voorzichtig moest zijn’ ‘Ja, ze zijn twee van mijn belangrijkste contacten. Rinar zoek gegevens door zijn werk en Ora houdt mij tijdens de trainingen op de hoogte.’ ‘Ben je wel zeker dat je hen kan vertrouwen?’ ‘Zo zeker als ik hier ben, Deno.’ Even kijkt de agent Sorane in de ogen. ‘Ik weet niet of ik je kan helpen, meisje. Mijn vrienden zijn dood en ik ben op de vlucht. Als ik in handen van Aqunok val, dan ben ik er geweest en enkele mensen hebben mij met getrokken wapen gezien op de plaats waar mijn collega’s vermoord werden. En vermoedelijk weten ze ook dat ik een agent ben.’ Plots maakt Sorane zich los uit de armen van Deno en staat op. ‘Jij blijft voorlopig hier, Deno. Ik zal Erine en Malon op de hoogte brengen, zodra ik de kans krijg. We zullen je hulp nog wel nodig hebben.’ ‘Hier bij jou inwonen. Ben je zeker?’ ‘Ja, jij in de zetel en ik in mijn bed,’ zegt Sorane met een glimlach. Deno kijkt haar even aan, maar ziet al dadelijk dat ze haar verdriet probeert te verbergen. Daarom knikt hij alleen maar. Hij ziet haar plots naar een deur toe lopen en enkele minuten later met een paar lakens en een kussen terugkomen. ‘Hier, deze zijn voor jou.’ ‘Dank je. Ga jij maar slapen, ik trek mijn plan wel.’ glimlacht hij. Sorane kijkt even op, knikt dan. ‘Oké. Tot morgen dan,’ zegt ze nog. Als hij een paar minuten later zijn ’bed’ opgemaakt heeft, kijkt hij even naar de deur van de slaapkamer. Hij kan haar tot hier horen snikken. Even twijfelt hij of hij zou gaan kijken, maar dan laat hij het maar en kruipt tussen de lakens. Hij hoort Sorane weer huilen en staat voorzichtig op. Als hij de deur opent verstart hij. Sorane zit half naakt op de rand van het bed met haar hoofd tussen haar handen, terwijl ze haar snikken probeert in te houden. Langzaam loopt hij op haar toe. Als ze hem opmerkt kijkt ze hem met betraande ogen aan. ‘Ik voel me zo alleen, Deno.’ Deno gaat naast haar zitten, terwijl Sorane tegen hem aan gaat leunen, met haar hoofd op zijn schouder. Aarzelend slaat hij een arm om haar heen. Voor ze het beiden beseffen raken hun lippen elkaar. Dan schuift ze haar jurk verder naar beneden en schopt hem van haar voeten. Terwijl ze hem van haar schouders laat glijden, kijkt ze hem in de ogen. ‘Sorane, ik..,’ fluistert hij. De volgende morgen schiet hij plots wakker en kijkt om zich heen. Hij ligt alleen in zijn blootje op het bed van Sorane. Langzaam en nadenkend trekt hij zijn kleren aan. Als hij de kamer verlaat ziet hij een opgewekte Sorane rondlopen. Ze heeft al eten klaargemaakt en neemt juist plaats aan de tafel. ‘Ook al wakker, Deno.’ De agent knikt alleen maar en neemt stilzwijgend plaats aan de tafel en samen eten ze een paar boterhammen. Het kost beiden al hun beheersing om elkaar niet aan te kijken. Zonder een woord te zeggen eten ze, tot Sorane opstaat en haar tas en bord naar de afwastafel brengt. ‘Laat alles hier maar staan. Ik doe dat straks wel.’ ‘We moeten praten, Sorane?’ ‘Nee, Deno. Ik niet. Wat deze nacht gebeurd is, moeten we vergeten. Alon is nog maar pas dood. Ik ben zelfs niet op zijn begrafenis geweest, want dat zou verdacht lijken. Maar vergeten kan ik hem niet.’ Even weet Deno niet wat te zeggen, maar dan loopt ze naar de deur toe. Even knikt ze hem nog toe en verlaat haar verblijfplaats om naar haar werk te gaan, terwijl Deno alleen achterblijft. Toch heeft hij nog zijn twijfels. Is ze wel te vertrouwen? Hield ze wel van Alon zoals ze zegt of is ze nu van plan hem te verraden? Toch begint zijn hart sneller te slaan als hij aan haar denkt. Even voelt hij weer haar lippen op de zijne, toen ze hem gisteren kuste. Met een ruk richt hij zich op uit de droomwereld waar hij zich bijna ingestort had. ‘Ik mag niet verliefd op haar worden, of ben ik het al,’ denkt hij nog. Snel staat hij op en haast zich naar buiten. Het gebouw waar Sorane werkt, kent hij. Dus besluit haar te gaan volgen. Als hij de hoek om stapt ziet hij een Taxi naderen en geeft een teken. In de omgeving van het kantoorgebouw waar Atos zijn hoofdkwartier heeft, stapt hij snel een winkelcentrum binnen. Daar koopt hij nieuwe kleren, die hem een ander uiterlijk geven. Ook drukt hij een valse snor op zijn bovenlip en gaat dan op weg. Onopgemerkt bereikt hij een tijdje later de twaalfde verdieping van het gebouw tegenover dat van Atos. Met een pas gekochte verrekijker bespiedt hij het gebouw en merkt al snel Sorane op die achter een bureau zit.
15. Het keerpunt
Nadenkend staat ze op en loopt op de kast toe. Dan drukt ze haar rechterhand op de plaats waar een censor ingebouwd is? Hierdoor schuift een luik opzij, waardoor een geheime bergplaats geopend wordt. Even kijkt ze kijkt ze naar de gespecialiseerde wapens. Maar in haar gedachten is ze bij de overeenkomst die ze met de agenten gesloten heeft. Ze beseft dat haar leven helemaal zal veranderen als ze met hen samenwerkt. Dan denkt ze opnieuw aan haar vermoordde stiefouders. Hoe meer ze eraan denkt, hoe meer ze van haar vermoeden overtuigt raakt. ‘Als mijn vermoeden klopt, dan zal hij voor de moorden zwaar boeten. Alleen zal ik hem ditmaal aan het gerecht moeten uitleveren,’ denkt Sorane. Even zucht ze, want ze zou hem liever gewoon neer knallen. Maar dan zou ze op de vlucht blijven, wat ze nu juist niet wil. Want ze streeft naar rust. Geld heeft ze genoeg, want haar werk betaalde goed. Ze neemt de paspoorten uit haar zak en kijkt er even naar. Het paspoort dat op de naam van Sorane Cobanon, de familienaam van haar echte ouders staat, neemt ze uit het hoopje. De rest legt ze in de kluis. Dan glimlacht ze even, want ze weet al wat haar te doen staat. Snel neemt ze twee kleine vuurwapens uit de kast. Eén steekt ze met een snelle beweging in haar schouderholster. Het andere verdwijnt bijna onzichtbaar tussen haar riem op haar rug. Even kijkt ze eens om zich heen en drukt dan op de geheime schakelaar, waardoor de bergplaats terug afgesloten wordt. Even later raast ze met een snelle sportzwever uit haar schuilplaats naar de stad terug. Daar moet een jongeman wonen die ze een tijdje geleden vluchtig ontmoet heeft, maar die een diepe indruk op haar heeft achter gelaten. Ze heeft toen een beetje opzoekingswerk gedaan en uiteindelijk zijn naam gevonden in de bevolkingsregisters. Ze is toen wel even geschrokken, want hij werkte een op dat moment voor een zware crimineel. Ze parkeert haar zwever in een elektronisch bewaakte garage en steekt het verschuldigde bedrag in de automaat. Maar als ze aanbelt aan het appartement van de jongeman, blijkt hij niet aanwezig te zijn. Even kijkt ze naar de gesloten deur. ‘Dat is pech,’ denkt ze. Dan kijkt ze even naar haar polshorloge en loopt dan naar de lobby. In een van de zetels gaat ze zitten en neemt een elektronisch tablet van de tafel. Even leest ze het menu op het scherm en tikt dan op een van de items. Al na een paar seconden verschijnen de gevraagde krant artikels op het scherm. Al lezend schuift de tijd maar langzaam voorbij. Langzaam wordt het steeds drukker in de hal en plots valt haar oog op diegene die ze verwacht. Alon Gesio. Die merkt haar echter niet op en loopt naar de lift toe. Snel legt Sorane het tablet neer en volgt hem. Als Alon op de activeringsknop drukt van de anti-zwaartekrachtlift, hoort hij een stem achter zich. ‘Hai, mijnheer Gesio. Kan ik u even spreken?’ Verbaasd kijkt hij om. ‘Sorane Nador. Wat doe… Verdomme, ze hebben me door,’ denkt hij verschrikt. Toch blijft hij kalm en glimlacht zelfs. Al heeft hij geen enkele kans tegen deze huurmoordenares, maar hij zal zijn leven duur verkopen. ‘Kent u mij niet meer, mijnheer Gesio?’ ‘Niet dat ik… O, u bent de jonge vrouw die een paar weken geleden tegen me opbotste.’ ‘Dat is juist. U noemde me toen stomme roodkop.’ ‘Het spijt me, mevrouw Nador. Dat was uit woede omdat mijn papieren op de vloer terecht kwamen.’ ‘Dat besefte ik, mijnheer Gesio. Nogmaals mijn verontschuldiging voor dat voorval. Maar hoe kent u mijn naam?’ ‘U bent ook in deze kringen bekend, Mevrouw. Waarover wilt u mij spreken?’ ‘Ik wacht al een tijdje in de hal hier. Maar hier zijn te veel mensen. Wilt u mij volgen?’ Even weet hij niet wat hij moet denken, maar dan beseft hij dat er te veel getuigen zijn. ‘Ze wil me ergens naar toe brengen, waar ze zonder toeschouwers kan toeslaan,’ denkt hij, terwijl hij naar het holster opzijn rug tast. Hij voelt het handvat van het wapen, dat hij altijd bij zich draagt. Zonder dat Sorane het merkt, glimlacht hij. ‘Misschien kan ik haar te snel af zijn,’ denkt hij. Maar als hij de weg naar zijn appartement wil inslaan, zegt Sorane plots. ‘Nee, mijn heer Gesio. We moeten nog hoger.’ Alon kijkt verbaasd naar de mooie vrouw, terwijl ze nog verder naar boven zweven. Hij voelt zich steeds minder op zijn gemak. ‘Ze zal toch niet naar het dak willen,’ denkt hij, maar beseft dat dat haar doel moet zijn. En hij krijgt gelijk. Aarzelend, terwijl hij zijn wapen in de hand neemt, volgt hij de roodharige en stapt een paar passen achter haar in het warme zonnelicht op het dak. Zijn hand, met zijn wapen houdt hij achter zijn rug. ‘Alon, u moet me helpen. Ik wil een baan, die mij zo dicht mogelijk bij Aqunok brengt.’ Verbaasd kijkt hij haar aan. ‘Bent u niet hier om mij te...’ ‘Om jou. Wat bedoel u? Och, u dacht toch niet dat ik u kwam doden.’ ‘Ja, toen ik je zag. Jij hebt de reputatie van een genadeloze moordenares. Dus ik dacht...’ ‘Alon, toch… Ach ja, je kent me niet. Hebt u daarom je wapen achter uw rug in de hand?’ ‘J…ja.. Wist u het?’ ‘Zeker. Ik heb zoiets als een zesde zintuig voor die dingen.’ Alon steekt het terug in zijn holster op zijn rug en kijkt Sorane aan. ‘Waarom wilt u voor Aqunok werken?’ ‘Omdat ik zo veel mogelijk over hem en zijn organisatie te weten wil komen.’ ‘U zit toch niet achter hem aan, om hem te doden.’ ‘Nee, Alon. Al zou dat misschien beter zijn, maar ik heb mijn woord gegeven.’ ‘Je woord. Wat bedoel je?’ ‘Dat kan ik niet zeggen, Alon.’ ‘U vertrouwt mij niet, Sorane.’ ‘Toch wel, maar...’ ‘U werkt toch niet voor de politie.’ Sorane kijkt de jongeman verschrikt aan. ‘Dus toch.’ Sorane die beseft dat ze zichzelf verraden heeft, kijkt de jongeman met gemengde gevoelens aan. ‘Wat nu. Hem doden. Nee, dat kan ik niet.’‘ Alon glimlacht. ‘Vrees niets, mevrouw Nador. Toen u daarstraks naar me toekwam, dacht ik dat ik ontmaskerd was.’ ‘Ontmaskerd? Wat?’ ‘Ik ben een agent, Sorane.’ Sorane kijkt hem met verbaasde ogen aan. ‘Waarom?’ hoort ze hem vragen. ‘Strafvermindering, Alon. Ik ben dit leven moe.’ Even denkt Alon na en richt zich dan tot de roodharige. ‘Ik zal proberen u te helpen, maar dan moeten we wel samenwerken.’ ‘Misschien geen slecht idee. Dan kan u mijn verslagen aan je contacten doorspelen.’ Als Sorane dit zegt, wordt hij weer wantrouwig. ‘Misschien wil ze niet alleen hem, maar ook zijn helpers uitschakelen.’ Opnieuw twijfelt hij, wist hij maar of ze de waarheid spreekt. ‘Verdomme, ik heb al te veel gezegd.’ Sorane, die zijn wantrouwen gemerkt heeft, glimlacht: ‘Ik vermoed dat je met Malon Garent en zijn partner Erine Rand samenwerkt. Zij zijn ook van mijn opdracht op de hoogte. Dus als je een bevestiging wil, neem dan volgende week met hen contact op.’ Alon kijkt haar verschrikt aan. ‘Nee, ik denk dat je de waarheid spreekt, Sorane. Maar geef toe dat jij met jouw beroep, niet zo snel vertrouwen wekt.’ ‘Als ik eerlijk moet zijn, dan moet je weten dat ik heb nog een andere reden heb om Aqunok aan het gerecht uit te leveren. Ik denk dat hij de laatste is van de groep die mijn stiefouders vermoorde. De andere daders heb ik al gedood. Alleen hij leeft nog.’ ‘Jij hebt hen gedood, zeg je.’ ‘Ja, alle zeven, behalve een. Als ik kan bewijzen dat hij het is, dan moet ik voor een maal afwijken van mijn pad.’ ‘Wat bedoel je nu weer?’ ‘Normaal zou ik hem gewoon neerschieten, zoals ik met de anderen gedaan heb, maar ik heb beloofd dat ik hem ongedeerd voor het gerecht zou brengen.’ ‘Als dat je doel is, dan zal ik alles doen om je te helpen, maar zonder mijn opdracht in gevaar te brengen.’ ‘Laat ons samenwerken, Alon. Misschien kunnen we samen de nodige bewijzen verzamelen.’ ‘Dat kan ik niet, Sorane. Ik kan je aan enkele personen voorstellen, maar samenwerken. Nee, dat is niet mogelijk. Mijn opdracht komt op de eerste plaats. Aqunok is niet de grote baas, maar een vreemde mysterieuze vrouw die ze de meesteres noemen. Ik wil haar ontmaskeren.’ ‘De meesteres. Hoe ziet ze die eruit.’ ‘Ik heb mij al diep in de organisatie ingewerkt, diegenen die haar al gezien hebben spreken met ontzag over haar. Er zijn geruchten dat ze een bloedmooie blondine is, die alleen naar iemand moet wijzen, om hem of haar in elkaar te laten krimpen van de pijn. Omdat ze altijd gekleed is in een zwarte overjas met een cape over haar hoofd. Misschien weet zelfs Aqunok niet hoe ze eruitziet.’ ‘Toch kunnen we elkaar helpen, Alon. Ik ben bekend als een, wat je noemt, een top huurlinge. Al mijn opdrachten heb ik met succes uitgevoerd. Ik ben ervan overtuigd dat we elkaar kunnen helpen.’ ‘We kunnen het altijd proberen, maar we moeten wel op onze hoede zijn.’ ‘Jij wordt mijn liefje, lieve schat,’ zegt Sorane spottend. Alon staart haar aan en zegt: ‘Niet overdrijven, Sorane. Straks word ik nog verliefd op jou.’ ‘Tja, dat lijkt me ook niet gepast, maar als je liefje kan ik je steeds zonder ons verdacht te maken opzoeken.’ ‘Misschien heb je gelijk, maar dan moeten we onze rol wel goed spelen.’ Even later lopen beiden het appartement van Alon binnen. ‘Als je wil kan je in mijn bed slapen, Sorane. Ik zal de zetel ne...’ ‘Nee, ik slap wel in de zetel tot ik iets gevonden heb.’ ‘Zoals je wil. Ik zal een beetje eten moeten gaan kopen.’ ‘Dat doe ik wel, Alon. Ik heb wel ene beetje geld verdiend.’ ‘Betaalt je ‘beroep’ dan zo slecht.’ ‘Dat niet, Alon. Ik verdiende goed, maar met het grootste deel steun ik projecten in Mogwan.’ Even knikt Alon, al snapt hij niet goed wat ze bedoelt. Vier dagen later heeft Alon goed nieuws voor Sorane. ‘Ik heb voor jou een klein appartementje in buurt gevonden, Sorane. En ook een baantje voor jou. Door dat werk zal je snel opgemerkt worden en misschien hogerop klimmen.’ Sorane glimlacht. ‘Je nieuwe baas verwacht je over twee dagen op je nieuwe werk.’ ‘Ik zal er zijn, Alon. Nu ga ik een beetje winkelen.’ ‘Heb je geld?’ ‘Genoeg. Je weet wie of wat ik was, dus moet je ook weten dat ik goed verdiende.’ ‘Ja, dat weet ik. Ik heb Erine en Malon gisteren gesproken. Maar je wordt niet alleen als huurmoordenares gezocht, maar ook als een soort rover.’ ‘Weet ik.’ ‘Als ik slaag, dan wordt mij alles kwijtgescholden en kan ik een nieuw leven beginnen.’ Twee dagen later meldt ze zich bij haar nieuwe baas. Gedurende verschillende weken voert Sorane verschillende kleine opdrachten, als bewaakster van transporten uit, in dienst van de organisatie. Hierdoor wordt ze door belangrijkere leden van de organisatie opgemerkt en krijgt steeds belangrijker taken. Maar op straat krijgt ze een steeds een naam die alsmaar negatiever wordt. Maar ze komt echter steeds meer en meer te weten over de organisatie en haar werking. Op een dag belt Alon aan bij het appartement van Sorane. Die avond zitten ze beiden naast elkaar in de zetel te praten, zoals ze al een paar keer gedaan hebben. Maar deze maal is de sfeer anders. Zowel Alon als Sorane hebben het al een tijdje gemerkt, maar gaven er niet aan toe. Plots ligt Sorane echter in de armen van Alon en drukt haar lippen op die van de agent. Meer dan zes maanden gaan voorbij, Sorane en Alon zijn intussen een vast koppel. Als Sorane thuiskomt heeft ze een paar dagen vrijaf gekregen. Alon is echter nog eerder thuis dan zij, want zijn overste is van hun verhouding op de hoogte en wist ook van Sorane’s verlof, dus kreeg Alon ook evenveel dagen verlof. De roodharige luistert verrast naar zijn woorden. ‘Laat ons er eens op uit trekken, dan kan ik je ook aan mijn famillie voorstellen, Alon.’ ‘Wat wil je doen?’ ‘Naar Mogwan. Mijn zus en broer wonen daar.’ Alon knikt even, maar zegt: ‘Is het daar nog niet te vroeg voor, lieveling?’ ‘Waarom, Alon? Ik wil je aan Reysa voorstellen, voor zij op het idee komt om een vriendje voor mij te versieren.’ ‘Oké dan. Wanneer vertrekken we?’ ‘Dadelijk, als jij niets geplant hebt.’ ‘Nee, niet vandaag of morgen, maar ik verwacht over drie dagen bezoek. Dan komt een vriend van mij.’ ‘Geen probleem, over drie dagen zijn we wel terug. Hoe heet je vriend? Ken ik hem?’ ‘Nee, dat denk ik niet. Zijn naam is Deno Vergan.’ Even kust Sorane Alon. ‘Heb je hem van ons vertelt?’ ‘Zeker, lieveling. Daarom komt hij ook. Hij wil zien welke knappe vriendin ik heb.’ ‘Heb je gezegd wie ik ben?’ ‘Nee, dat niet. Alleen je naam Sorane Cobanon.’ De roodharige knikt even, glimlachend. ‘Laat ons dan maar snel gaan, dan zijn we voor de avond valt in Mogwan.’ ‘Is het zo ver?’ ‘Een paar uur rijden, schat. Maar we raken er wel.’ ‘Oké. Even een paar dingen pakken en weg zijn we.’ ‘Ik wacht in de zwever, Alon.’ ‘Neem jij niets mee?’ ‘Dat is niet nodig. Ik heb daar een huisje, waar ik mij soms terugtrek.’ ‘Dat wist ik nog niet, lieve schat.’ ‘Haast je maar. Ik heb nog wel een paar geheimpjes, lieve Alon.’ Verschillende uren later staat de jonge agent verbaasd naar de luxueuze villa te staren. ‘Is die van jou?’ ‘Alon, je weet wat ik buiten mijn vast werk in de organisatie nog gedaan heb.’ ‘Ja, maar dit?’ ‘Die opdrachten brengen een pak geld op, Alon. Zoveel zelfs dat ik ook zonder dat werk, dat je me bezorgd hebt, zou kunnen leven. Alleen kan ik dan niet achter de geheimen van de organisatie komen,’ zegt Sorane terwijl ze de deur opent. Binnen slikt Alon even, want hier is alle luxe die hij zich kan inbeelden. ‘Vanavond blijven we hier, lieveling. Ik laat wel iets te eten brengen van een cafeetje in de buurt. Ik zal hen ook uitnodigen.’ ‘Ken je die mensen dan?’ ‘Ja, ik ben al verschillende keren bij hen op bezoek geweest. Zuyana en haar man Gerin zijn goede vrienden geworden. Ze weten echter geen van beiden, dat ik al een tijdje een vriendje heb. Dus ik wil hen verrassen.’ ‘Een vriendje, ben ik maar een vriendje.’ Sorane draait zich verbaasd om. ‘Zeker, Alon. Maar dan eentje waar ik van hou,’ zegt ze en vliegt hem om de hals. Ze kust hem even, maar dan maakt ze zich los. ‘Ik moet even bellen, Alon.’ Zuyana is er echter niet, maar Gerin neemt wel op. ‘Ik ben blij dat je nog eens aan ons denkt, Sorane.’ ‘Als jullie willen kunnen jullie eens bij mij komen eten, ik ben van plan om vanavond een mijn kookkunsten te tonen aan mijn vriend Alon.’ ‘Heb je een nieuwe vriend? Wat zal Zuyana blij zijn? Ze vond het zo spijtig dat je al zo lang alleen bent.’ ‘Weet je wanneer je vrouw thuiskomt?’ ‘Vermoedelijk rond zeven uur pas. Ze is met je zus gaan shoppen in het winkelcentrum. Ik zal haar wel kunnen overtuigen om te komen.’ ‘Wil je haar niets over Alon zeggen, ik wil haar verrassen?’ ‘Haha. Dat is goed. Ik zal zeggen dat je nieuws voor haar hebt. Dan is ze nieuwsgierig en zal ze wel willen weten wat er is.’ ‘Lijkt me een goed idee, Gerin. Pas maar op dat ze je het niet kwalijk neemt.’ ‘Dat zal ze niet, Sorane. Ze houdt van verrassingen, zoals de vorige keer op haar verjaardag.’ ‘Dat herinner ik me. Maar jij had er eentje. Ik heb er twee.’ ‘Je maakt me nieuwsgierig, maar we zullen er tegen acht uur zijn, hoop ik.’ ‘In orde, Gerin. Ik verwacht jullie allebei. Tot straks.’ ‘Komen ze?’ vraagt Alon als Sorane de gsm neerlegt. De roodharige knikt even. ‘Rond acht uur.’ ‘Kom dan maar even hier, schat,’ zegt hij lachend en trekt haar naar zich toe. Alon kust haar verlangend en knijpt in haar kontje. ‘Ik moet me om het eten bekommeren, Alon. Anders hebben onze gasten niets te eten.’ Alon kijkt even in haar ogen en glimlacht: ‘Spijtig, lieveling. Ik zal het dan maar voor later bewaren.’ ‘Ik kijk er al naar uit, lieve Alon. Misschien kan jij best een koel bad gaan nemen.’ ‘Zal ik doen, schat. Tot straks.’ Sorane kijkt even op de klok in de keuken.’ ‘Iets minder dan twee uur tijd. Dat moet me lukken,’ denkt ze. Maar de tijd vliegt voorbij en ze is blij als Alon even komt helpen met het klaarzetten van de tafel. ‘Dat ziet er goed uit, Alon. Je had in een restaurant moeten gaan werken.’ ‘Heb ik ook ooit gedaan, lieveling. Mijn vader had er vroeger een.’ ‘Dat wist ik nog niet. En toch ben je bij de politie gegaan.’ ‘Ik…’ Op dat moment wordt er aangebeld. Alon schrikt op en zegt: ‘Ik ga maar eens opendoen.’ De roodharige schudt haar hoofd. ‘Ik ga wel, Ga jij maar naar de keuken. Want ik en Gerin willen zijn vrouwtje verrassen.’ ‘Verrassen?’ ‘Ja, ze weet nog niet dat ik een vriend heb.’ Alon glimlacht en knikt dan. Terwijl hij zich uit de voeten maakt, opent Sorane de deur. Als ze de deur opent, staart Zuyana haar verbaast aan. ‘Je ziet er gelukkig uit, Sorane.’ ‘Ik voel me ook beter dan de vorige keer, Zuyana. Ik werk nu voor de politie in ruil voor kwijtschelding van mijn straf.’ ‘Wat? Dat is goed nieuws. Je zus zal blij zijn. Misschien had ik haar beter kunnen meebrengen.’ ‘Nee, daar is het nog te vroeg voor. Ze is al wel bijgedraaid. Maar ik moest het toch wel aan iemand kwijt, die ik kan vertrouwen. In de wereld waarin ik mij nu bevind, is er een van wantrouwen,’ zegt Sorane terwijl ze hen een teken geeft om in de zetels plaats te nemen. ‘Maak het jullie gezellig, ik ga even in de keuken kijken of het eten klaar is.’ Als Sorane terugkeert is ze niet alleen. Zuyana kijkt de jongeman verbaasd aan. ‘Dit is Alon, mijn nieuwe vriend,’ hoort ze haar zeggen. De jongeman komt op haar toe en geeft haar een vaste handdruk. ‘U moet Zuyana, de vriendin van Sorane zijn,’ zegt hij vragend, terwijl hij haar hand loslaat. Zuyana knikt verbaasd en kijkt even naar haar man, maar die glimlacht alleen maar. ‘Wist jij dat Sorane een nieuwe vriend had, mannetje?’ Gerin glimlacht even. ‘Van daarstraks toen Sorane belde om ons uit te nodigen. We wilden je verrassen.’ ‘Dat is dan gelukt,’ zegt Zuyana en kijkt Sorane en Alon even aan. ‘Ik wens jullie beiden veel geluk in jullie verdere leven,’ zegt ze glimlachend. ‘Laat ons aan de tafel plaatsnemen, vrienden.’ Gerin knikt even naar de roodharige en stapt als eerste naar de tafel toe. Hij laat eerst zijn vrouw plaatsnemen en dan Sorane. De roodharige kijkt Alon aan, als hij even later de soep op de tafel neerzet. ‘Ben je hier voor zaken, Sorane?’ vraagt Gerin. ‘We zijn op verlof. Maar ik moet ook een paar geldzaken in orde brengen.’ ‘Weet je dat je broer je geldzaken onderzoekt? Hij twijfelt nog steeds aan je woorden en dat je mensen wil helpen.’ ‘Dan zal hij teleurgesteld worden, Gerin. Ik help met dat bloedgeld, zoals mijn zus het noemde, de mensen van deze stad. Als er winst mee gemaakt wordt, dan wordt dat besteed voor andere projecten te ondersteunen. Ik krijg niets van die winsten, als die er zijn, terug.’ ‘Ik geloof u, Sorane,’ zegt Zuyana. ‘Je zusje zal echter niet zo gemakkelijk te overtuigen zijn.’ ‘Mijn zus en broer zijn al op de hoogte, Gerin. Al hebben ze nog twijfels over mijn bedoelingen. Uiteindelijk zal zijn conclusie dezelfde zijn als wat ik jullie gezegd heb.’ ‘Laat ons erover zwijgen, vrienden.’ ‘Je hebt gelijk, Alon. Sorane is onze vriendin. We vertrouwen haar.’ Even glimlacht Sorane. Het is lang geleden dat ze nog vrienden gehad heeft. Tot nu was Alon de enige, maar nu zijn er twee bij gekomen. ‘Als nu mijn zus en broer helemaal bijdraaiden, dan zou ik een gelukkige vrouw zijn,’ denkt ze. ‘Laat ons in de salon plaatsnemen. Ik wil een paar dingen over mijn zus en broer weten. Ik ontsla jullie van jullie belofte om niet met hen over mij te praten. Ik heb nooit iets willen verzwijgen. Dus als jullie iets willen, vraag het dan maar.’ Ongeveer twee uur, staat Gerin op. ‘We moeten eens gaan, want morgen is er weer een drukke dag.’ ‘Jij niet alleen, Gerin. Ik moet nog een paar zaken afhandelen. Alleen Alon hier mag eens lekker uitrusten.’ ‘Ik ben blij dat je mijn vriendin bent, Sorane.’ ‘Breng Reysa en Jenan mijn beste wensen over.’ ‘Zal ik doen. Als je nog eens in de buurt bent, kom dan eens op bezoek.’ ‘Dat beloof ik je, Zuyana.’ ‘Bedankt voor deze gezellige avond.’ Sorane knikt even. ‘Blijven jullie nog lang?’ vraagt Zuyana nog. ‘Twee dagen maar. Dan moeten we terug.’ ‘Spijtig. Want het was gezellig, Sorane.’ ‘We komen nog weleens terug, Gerin,’ lacht Alon, terwijl hij zijn arm om zijn vriendin slaat. Even later hun vrienden de rijbaan op. Sorane en Alon kijken hen even na. Maar dan haasten ze zich naar binnen. De volgende dag is Alon allen op wandel in de stad, terwijl Sorane zich met enkele zakelijke dingen bezighoudt. Het is een drukke dag voor haar en ze is moe als ze thuiskomt. Ze neemt snel een verkoelend stortbad en kruipt dan in bed. Als Alon komt kijken waar ze blijft, staart hij verbaasd naar zijn slapende vriendin. Een mooie vakantie, lieveling. Heel de dag alleen en dan val jij gewoon in slaap. Zo stil mogelijk gaat hij weer naar beneden kijkt nog even tv, voor hij opnieuw naar boven gaat en in het bed naast Sorane kruipt. Het is moeilijk, maar uiteindelijk valt hij toch in slaap. Als hij de volgende morgen wakker wordt is het al elf uur en ligt alleen in bed. ‘Slaapkop, ben je eindelijk wakker,’ zegt Sorane, die even komt kijken. ‘Waarom heb je mij laten slapen?’ ‘Je lag daar zo vredig, dat ik besloot om je maar eens goed te laten uitrusten. We zijn tenslotte op verlof.’ Dan kruipt Sorane naast hem in bed een kust hem. ‘Daar heb ik gisteren niet veel van gemerkt, lieveling. Je kwam zo moe thuis, dat je dadelijk in slaap viel.’ ‘Dat is juist. Ik was uitgeput, omdat ik zoveel mogelijk in een dag gedaan wou hebben. Nu ben ik weer helemaal uitgerust, schat.’ Even kijkt Alon in haar verlangde ogen en grijpt haar stevig vast en rolt haar op haar rug. Dan drukt hij zijn mond weer op de hare. Sorane beantwoordt zijn verlangende kus, terwijl haar handen over zijn naakte rug glijden. Pas rond vijf uur in de namiddag komen beiden naar beneden en maken samen iets te eten klaar. ‘Laat ons straks eens uitgaan, Alon. Ik weet hier in de buurt en danscafeetje.’ ‘Dat lijkt me wel een goed idee, lieveling. Laat ons dadelijk gaan. Ik heb toch genoeg gegeten voor vandaag.’ Ik ga even boven een geschikte kleding aantrekken. Alon wacht een tijdje ongeduldig, maar als Sorane naar beneden komt, is in een adembenemende jurk gekleed. ‘Wauw, wat ben je mooi, lieveling.’ Sorane geeft hem een vluchtige kus op de mond en fluistert: ‘Dank je. Gaan we...’ Een tijdje later zweeft Sorane in zijn armen over de dansvloer. Beiden kunnen goed dansen en worden bewonderend aangestaard. Maar geen van beiden merkt dat Jenan ook aanwezig is met zijn vriendin. ‘Je wordt toch niet verliefd op die roodkop, lieveling.’ ‘Verliefd, nee schat. Zeker hou ik van haar, want ze is mijn zus, Sorane. Ik ben alleen verbaasd dat zij hier aan het dansen is. Herken jij haar niet?’ ‘Is dat je zus Sorane? Ik had haar niet herkent, Jenan. Ze ziet er helemaal anders uit, dan vorige keer. En ik moet zeggen dat ze een goede danser is en haar partner, die kan er ook wat van. Waar heeft ze dat geleerd?’ zegt Deriva. ‘Geen idee. Ik zie haar voor de eerste keer op een dansvloer. Maar je hebt gelijk. Ze dansen beiden zeer goed.’ ‘Zou hij haar vriend zijn?’ ‘Dat weet ik niet? Een paar maanden geleden had ze er nog geen.’ ‘Ze lijken mij anders toch wel een heel verliefd koppel. Ze kijkt naar hem zoals jij soms naar mij kijkt. Als die man niet oppast verslindt ze hem.’ ‘Misschien kunnen we haar morgen eens bezoeken.’ ‘Ja, dat lijkt me een goed idee, Jenan. Ze zal wel blij zijn om je te zien.’ ‘Hopelijk, want al lijkt de ruzie over, toch weet ik niet zeker hoe ze zal reageren.’ ‘Dan moeten we met haar gaan praten, l… lieveling. Dan weet je het zeker En ik wil haar nog wel een keer ontmoeten, want het is dankzij het geld van je zus dat ik weer kan lopen en dat ik jou ontmoet heb.’ Deriva die merkte dat Jenan even aarzelde en kijkt hem geconcentreerd aan. Dan zegt ze: ‘Dat weet ik, schat. Ik vind ook dat we het moeten proberen. Morgen na ons werk zullen we eens tot bij haar thuis gaan.’ ‘Het is laat, Jenan. Laat ons gaan slapen, want we moeten morgen allebei zeer vroeg naar ons werk.’ Even aarzelt Jenan, want hij zit met de gedachte om nu even met zijn zus te gaan praten. Maar Deriva heeft gelijk. Ze moeten er vroeg uit. Dus haakt hij zijn arm in de hare. Al pratend stappen ze naar buiten en rijden even later weg. Iets na middernacht lopen Sorane en Alon al lachend en flirtend naar zijn zwever. Als ze eindelijk in hun bed liggen, kan Alon niet van haar afblijven, waardoor ervan slapen niet veel in huis komt. Als ze eindelijk opstaan is het al middag. ‘We moeten snel zijn, Alon, anders komen we te laat voor je vriend Deno.’ ‘Je hebt gelijk we kunnen beter op weg gaan. We moeten terug naar ons gevaarlijk wereldje van bedrog en misleiding.’ ‘Ja, schat. Onze korte vakantie is alweer voorbij. Erine zal zich al afvragen waar ik ben, want ik ben de afspraak, die ik eergisteren had, vergeten.’ Snel eten ze iets aan de tafel. Terwijl Alon alles even wegbergt, doet Sorane de afwas in de machine. Het is nog vroeg tegen de avond als ze hun appartement in de hoofdstad binnenstappen. ‘Ik ga mijn vriend en zijn vriendin even ophalen zoals ik hem beloofd heb, lieveling.’ ‘In orde, schat. Kan je dit ook nog even in de winkel ophalen? Want er is geen enkele fles drank meer in huis.’ Alon neemt het briefje aan, dat Sorane hem aanreikt en kust haar even snel. ‘Tot straks, schat,’ zegt hij nog en dan slaat de deur achter hem dicht. Even staart Sorane naar de deur, maar dan richt ze haar aandacht op het eten. Als ze naar de klok kijkt, beseft ze dat ze het deze maal niet kan klaarkrijgen. Snel neemt ze de gsm en belt naar Alon. ‘We hebben iets vergeten Alon. We hadden in Mogwan moeten gaan winkelen. We hebben niet genoeg om iets klaar te maken voor vier personen.’ Even is het stil, maar dan hoort ze Alon zeggen. ‘Het is niets, lieveling. We zijn beneden en komen naar het appartement. Daarna kunnen ergens iets gaan eten.’ Op het scherm ziet ze het gezicht van Alon en op de achtergrond twee mensen. Allebei gekleed in uitgangskleding. ‘In orde. Ik zie jullie over enkele ogenblikken,’ antwoordt ze. Terwijl ze de gsm neerlegt bekijkt ze zichzelf in de spiegel en schud haar hoofd. ‘Deze kledij leent zich niet voor een etentje. Dan maar snel iets anders aantrekken.’ Ze is juist klaar, als ze Alon hoort binnenkomen. ‘Hai, lieveling.’ Sorane stapt langzaam de trap af, terwijl zowel Alon als zijn vriend haar bewonderend aankijken. Ze is gekleed in een korte hemelsblauwe jurk die haar figuur benadrukt. Alon slikt even. ‘Mag ik je mijn vrienden Deno Vergan en Wryne Obernin voorstellen. Zoals ik al gezegd heb, wilden ze jou eens ontmoeten, want ze kennen je alleen als de gezochte Sorane Nador.’ Even kijkt Sorane verschrikt naar Alon, maar de bruinhuidige vrouw die bij Deno Vergan is, is hem voor. ‘Verrast dat we het weten Sorane Cobanon. Bij de top van Aqunok weet iedereen wie je bent. Je dacht toch niet dat ze daar niet zouden onderzoeken wie tot hun organisatie toetreedt.’ ‘Dat had ik kunnen weten, schat. Maar misschien geraak je daardoor sneller hogerop in de organisatie.’ ‘Ik hoop het, Alon. Want ik ben die bewakingsopdrachten stilaan moe aan het worden. Maar dat is voor later.’ Dan richt ze zich tot beide gezellen van Alon: ‘Welkom, nieuwe vrienden. En beval ik jullie allebei’, glimlacht Sorane, terwijl ze op hen toestapt. De man kijkt haar met een vreemde blik aan. Sorane merkt het en staart even in zijn ogen. Ze voelt zich plots verward al weet ze niet waarom. ‘Laat ons met zijn allen iets gaan eten in het restaurant in de straat hierachter,’ zegt Alon. Even kijkt de vrouw naar Deno en knikt even. ‘Ik heb wel trekt in iets lekkers, Wryne.’ ‘Dan gaan we mee, Alon,’ knikt de vrouw glimlachend naar de vriend van Sorane. ‘Ik neem mijn jasje,’ zegt Sorane met een glimlach, terwijl ze wel gemerkt heeft dat Wryne haar probeert te negeren. Als ze even later naar buiten stappen, zorgt Sorane dat ze naast de agente loopt en kijkt haar nieuwsgierig aan. Wryne merkt het, maar doet alsof ze niet bestaat. ‘Hou je van Deno?’ vraagt de roodharige plots. Wryne schrikt even en draait haar hoofd. ‘Deno is een goede vriend, maar meer ook niet. Maar wat is Alon voor jou.’ ‘Ik hou van Alon, Wryne. We zijn beiden van plan om ergens een ander leven op de bouwen, maar we moeten beiden eerst onze zakken regelen.’ ‘Zaken, Sorane. Noem jij mensen doden, zaken?’ ‘Die zaken bedoel ik niet, Wryne.’ ‘Wat dan wel. Jij dood voor geld.’ ‘Alleen diegenen die de dood verdiend hebben. Andere opdrachten neem ik niet aan. Maar stoppen is niet zo eenvoudig. Omdat te doen hebben iets nodig om ons te verzekeren dat ze niet achter ons aan zullen komen. Dat zijn de zaken waar ik het over heb.’ ‘Geef je aan, Sorane. Na je straf kan je Alon weerzien, als jullie beiden nog willen.’ ‘Zo gemakkelijk gaat dat niet. We kunnen alleen veilig zijn als ze onze kennis vrezen. Zelfs in de gevangenis ben ik niet veilig.’ ‘Misschien is dat zo, roodkop. Maar heb jij dat niet verdiend.’ ‘Komen jullie nog?’ vraagt Deno, die omkijkt. Even kijken Sorane en Wryne elkaar aan en glimlachen beiden. ‘We zullen het later wel even uitvechten, Sorane. Ik heb ook honger gekregen van ons kort maar heftig gesprekje.’ Sorane knikt alleen maar en volgt Deno het restaurant binnen. Tijdens het etentje kijkt Sorane soms naar de vrouw, die met Deno meegekomen is. Ze vraagt zich af wie ze is. Ze zijn vrienden, maar geen koppel, dat heeft ze zelf gezegd. Dus waarom is ze meegekomen. Dat ze hier is om haar eens te zien, klopt niet want ze doet moeite om haar te mijden. Haar manier van doen, doen haar meer denken aan een agente. Maar klopt dat wel. ‘Ik moet dat een van deze dagen toch eens uitzoeken,’ denkt ze. Als ze een uurtje later weer buiten komen praten en lachen ze met elkaar. Tot laat in de nacht genieten ze met z’n vieren van hun conversaties en een drankje. Sorane kijkt Alon even aan, als ze merkt dat hij naar Wryne kijkt. ‘Die film is toch nogal saai. Ik hou meer van actiefilms,’ zegt ze plots en staat op. Even kijkt ze naar Deno die haar verbaasd aankijkt. Ze glimlacht naar hem, terwijl ze hem aan lijkt te kijken. Maar ze kijkt langs hem heen, omdat ze al eerder besefte dat er een aantrekkingskracht tussen hen beiden is. Ze weet echter niet zeker of hij het ook voelt. ‘Ik ga even naar de lady’s room,’ zegt ze dan. Als Sorane voorbij Wryne stapt. ‘Ik ga even mee, als ik mag,’ zegt die bijna fluisterend en staat op. Als beide vrouwen weg zijn, kijkt Deno Alon aan. ‘Hoe gaat het tussen jullie beiden?’ ‘Heel goed, Deno. Ze houdt van mij en ik van haar.’ ‘Jullie denken toch niet aan een huwelijk.’ ‘Nee, daar hebben we nog niet over nagedacht. Maar als Sorane zich kan losmaken van de misdaad, dan zit die kans er misschien wel in.’ ‘Ik hoop het, Alon. Weet ze dat jij een agent bent?’ ‘Ja, al vanaf het begin. Ik dacht eerst dat ze mij kwam om mij af te maken, maar dat bleek gelukkig niet het geval. Maar omdat ik undercover werk doe, wil ze zo snel mogelijk weg. Ze vindt dat ik te veel gevaar loop.’ ‘En Sorane niet dan.’ ‘Dat wel, maar ze is dat leven gewoon, vindt ze.’ ‘Jij toch ook?’ Alon trekt zijn schouders op. ‘We leiden allebei een gevaarlijk leven. Jij, Wryne en je vrienden ook.’ ‘Je hebt gelijk, Alon. Hopelijk komt jullie wens uit,’ knikt Deno. ‘Ik zal maar eens kijken waar ze blijven,’ zegt Alon met een glimlach en staat op. Deno volgt zijn voorbeeld en kijkt even naar de wandklok. Hij merkt dat het twaalf uur is. Even denkt hij aan Sorane. Het beeld dat hij over haar gevormd had, is helemaal anders dan een koele moordenares. Ze is een opgewekte vrouw, met veel levenslust. En ze bevalt hem. Als Alon er niet was, zou hij misschien zijn kans wagen. Als hij dit laatste beseft, kijkt hij met een ruk op en zegt: ‘We moeten eens gaan, Alon. Over een paar uur begint voor ons allemaal een drukke dag’ ‘Dat begrijp ik. Eens zien waar ze blijven.’ Sorane en Wryne hebben intussen hun handen gewassen. ‘Waarom mijd je mij, Wryne?’ Even zegt de vrouw niets. ‘Heb je het gemerkt, Sorane Nador?’ ‘Hoe zou ik het niet merken, Wryne? Je zegt alleen iets tegen mij als ik je een directe vraag stel.’ ‘Jij bent een huurdoder, Sorane. Ik kan zulke mensen niet uitstaan.’ Even slikt Sorane. ‘Je werkt toch ook voor de organisatie.’ ‘Dat klopt. Maar wel als een beveiligingsagente.’ ‘Maar je doet hetzelfde als ik, Wryne. Je beschermt passief diegenen die met misdaad hun geld verdienen. Ik doe dat actief door doelwitten die ze me geven om te brengen. Beiden zijn we medeplichtig aan de misdaden die ze plegen.’ ‘Als je het zo ziet, dan klopt dat eigenlijk wel?’ knikt Wryne, terwijl ze nadenkt. ‘Hoe zit het tussen jou en Deno, Wryne?’ Even kijkt de vrouw verbaasd opzij. ‘Wij zijn collega’s, Sorane. Meer niet.’ ‘Collega’s?’ Wryne schrikt even, want ook zij en Deno werken undercover. Maar al lijkt Sorane betrouwbaar, want ze heeft Alon niet verraden. Toch weet ze niet hoe Sorane zou reageren als ze wist dat ook Deno en zijzelf agenten zijn. ‘Waarom beschermt ze Alon? Zou ze weten dat hij agent is. Houd ze echt van hem of...’ denkt ze. Even kijkt ze Sorane in de ogen, maar schrikt van haar eigen gedachten. ‘Misschien doet ze alsof om zijn contacten op te sporen. Verdomme, daar moet ik eens met Deno over hebben. Want als dat waar is, dan is ook hun onze opdracht in gevaar.’ Met moeite concentreert ze zich op haar antwoorden, want ze mag geen fouten maken. ‘We werken allebei voor dezelfde sector chef van de organisatie.’ ‘Ach zo bedoel je. Ik dacht al dat jullie ook agenten waren.’ Wryne glimlacht even. ‘Agenten, Nee, Sorane. Daarvoor hebben we te veel op ons geweten,’ fluistert ze, terwijl ze haar handen afdroogt. Sorane kijkt haar even met een vreemde blik aan, want nu is ze zeker. Deze vrouw is een agente en vermoedelijk Deno ook. Als ze aan hem denkt, voelt ze zich opgelucht. Terwijl ze de handdoek aan zijn haakje aan de muur hangt, beseft ze dat ze het spijtig zou vinden als hij een misdadiger was. ‘Kom, de mannen zullen al wel op ons aan het wachten zijn,’ hoort ze Wryne zeggen. Ze knikt even en stapt plots dicht naast de vrouw voorbij. ‘Je geheim is veilig, agente Obernin.’ Verschrikt kijkt Wryne naar de rug van Sorane en beseft dat ze zich ergens verraden moet hebben. Sorane voelt haar blik en draait zich om. ‘En Deno zal ook wel een agent zijn, denk ik.’ Wryne slikt even, maar weet niet wat te zeggen. ‘Ben je spraak kwijt, agente?’ ‘Hoe weet je het?’ ‘Je houding en je manier van spreken. Ik heb mezelf getraind om zoiets op te merken, Wryne.’ ‘En nu?’ ‘Niets, Wryne. Zoals ik al fluisterde is je geheim veilig bij mij.’ Juist op dat moment komt Alon binnen. ‘Al klaar, meiden,’ glimlacht hij. ‘We gingen juist naar buiten, Alon,’ antwoordt Wryne, die nog snel even een blik op Sorane werpt. Deno kijkt Sorane even aan als zijn vriend met beide zo verschillende vrouwen terug in de salon binnenstapt. ‘Deze twee waren onder elkaar vrouwengeheimpjes aan het uitwisselen, denk ik. Want ze zwegen dadelijk toen ze mij hoorden,’ zegt Alon lachend. Deno merkt even dat zijn partner naar Sorane kijkt, maar die blik is argwanend. ‘Die twee hebben zeker geen vrouwengeheimpjes uitgewisseld, zoals Alon denkt,’ vermoed hij in gedachten. ‘Gaan we?’ vraagt Wryne als ze Deno ziet staan. Die knikt. ‘Het is al na middernacht.’ Wryne kijkt nog even naar Sorane. ‘Schiet er niet te veel neer, Sorane. Anders blijven er niet veel meer voor de politie over.’ ‘Ik zal proberen er nog een paar over te houden voor de gevangenis, Wryne. Misschien zit jij daar over een tijdje ook wel,’ grijnst Sorane, met een knipoog. Wryne glimlacht zuur. Als Deno met zijn partner naar hun zwever stapt, zegt die: ‘Ik mag haar wel, Stonden we maar aan dezelfde kant.’ ‘Mij bevalt ze ook wel, Wryne. Maar ze is opgegroeid in het misdaad milieu, dat heeft haar lot bepaald. Toch lijkt ze mij niet zo slecht te zijn als het lijkt. En Alon is gek op haar, dat heb je toch wel gemerkt.’ ‘Ja, en hij niet alleen, Deno. Jij valt ook op haar.’ ‘Ze is een aantrekkelijk mooie meid, maar ze is mijn type niet. Ik hou meer van rustige vrouwen.’ ‘Ja ja. Dat moet ik geloven,’ lacht Wryne. ‘Alon houdt van haar, Wryne. Dus ik blijf er met mijn handen af.’ ‘Sorane weet dat we agenten zijn, Deno.’ Deno kijkt zijn collega verschrikt aan. ‘Volgens haar hebben we beiden ons verraden door onze uitspraak en gedragswijze.’ ‘Wat gaat ze nu doen?’ ‘Ze zei dat ze ons geheim zou bewaren?’ ‘Ik hoop het maar, want anders...’ ‘Dat besef ik maar al te goed. Misschien kan je Alon beter op de hoogte brengen, dan kan hij haar…’ ‘Nee, Wryne. Dat kan ik niet. Alon vertrouwt haar volledig’ ‘Liefde maakt blind, Deno. Vergeet dat niet.’ Deno blijft even staan. ‘Ik denk wel dat ze te vertrouwen is, Wryne.’ Even kijkt Wryne haar collega aan en trekt haar schouders op. Dan stapt ze snel in. Intussen in de flat van Alon en Sorane. ‘Wryne mag mij niet zo, Alon.’ ‘In het begin niet, denk ik. Maar tijdens het etentje zijn jullie beiden volgens mij wel op elkaar gesteld geraakt.’ ‘Zeg maar eerder dat we elkaar geduld hebben, schat.’ ‘En Deno? Ken je hem ergens van, want hij keek zo vreemd naar jou?’ ‘Nee, schat, ik heb hem nog niet ontmoet, maar ik word door de politie gezocht. Misschien keek hij daarom zo?’ ‘Dat kan wel, Sorane. Misschien doe jij hem wel aan zijn oudste zus denken.’ ‘Ken je haar dan?’ ‘Ja, haar naam is Seana. Ik heb tijdens mijn studiejaren een paar maanden hun jongere zus Leyna als liefje gehad. Maar daarna is dat afgesprongen.’ ‘Daar moet je me eens meer over vertellen, lieveling.’ ‘Dat is voor later, Sorane. Kom, we gaan snel nog even slapen, want morgen is het druk zoals Deno al zei.’ Sorane knikt even, terwijl ze met haar gedachten bij Deno is. De volgende dagen wijden ze allebei hun werk binnen de organisatie van Aqunok. Sorane voert in opdracht verschillende taken uit. Tot ze op een dag bij haar overste geroepen wordt. Als Sorane bij haar overste aanklopt, zegt hij: ‘Sorane, kom binnen.’ ‘U heeft mij laten roepen?’ zegt ze vragend. De man knikt even. ‘De leiding heeft mij de opdracht gegeven om u andere taken, die meer liggen in het vak dat u vroeger uitvoerde, toe te wijzen.’ ‘Ze willen dus dat ik mensen dood of besteel.’ Even trekt een glimlach over het gelaat van haar meerdere. ‘Als je het zo wil stellen, dan is het ja, denk ik.’ ‘Zijn ze wel op de hoogte van mijn regel, dat ik alleen taken waarvan misdadigers het doelwit zijn, uitvoer.’ ‘Dat is geen probleem, Sorane. Ze hebben mij gezegd dat jij, zonder het te beseffen de organisatie een grote dienst bewezen hebt.’ ‘Ik?’ ‘Ja, jij en je vrienden bij Akron, hebben dat opleidingscentrum van onze tegenstanders uitgeschakeld. Waardoor onze mensen sneller in de, door vijandelijke fracties, gecontroleerde gebieden konden doorstoten en de leiders uitschakelen.’ ‘Daar was ik niet van op de hoogte, her,’ zegt Sorane met trillende stem. ‘Dat weten we. Eerst wisten we niet wat de oorzaak was van die ontploffing, maar later kwamen langs contacten jou op het spoor. Toen Alon voorstelde om jou tot de organisatie te laten toetreden, aanvaarden onze oversten dat dadelijk. Vermoedelijk omdat ze in jou een aanwinst zagen.’ ‘En wat nu?’ ‘Begin volgende week moet je je op dit adres melden. Daarna zul je soms voor hen opdrachten moeten uitvoeren,’ zegt de man en geeft Sorane een beschreven blad papier. Sorane bekijkt het even en knikt. ‘Ik zal mij die dag zo vroeg mogelijk melden, her.’ ‘Wees stipt, Sorane. Dat geeft je een voordeel als ze je beoordelen.’ Als Sorane weer door de gangen van het gebouw stapt, merkt dat verschillende mannen en vrouwen haar aanstaren en dan beginnen fluisteren. Ze schenkt er verder geen aandacht aan en bereikt een uurtje later haar normale werkplek. Dan merkt ze pas dat ze alleen is. Er is niemand meer aanwezig. Toch haast ze zich verder naar haar bureautje, waar ze achter haar computer gaat zitten. Op haar hoede kijkt ze om zich heen. ‘Er zijn maar enkele mensen op hun normale werkplek, Sorane.’ ‘Anya, ben je er weer eens?’ ‘Ik ben er altijd, Sorane. Maar alleen als het nodig is neem ik contact op.’ Kalm opent ze haar mail app, ziet ze een bericht van haar overste in dit gebouw. Als ze het leest, zucht ze met een glimlach. Ze zucht en staat weer op. Dan kijkt ze naar de klok. Het is zeven voor vijf. ‘Maar zeven minuten vrijaf en de anderen een uurtje. Ik zal maar snel naar huis gaan en Alon eens verrassen,’ denkt ze. Het is al tegen zes uur als ze in haar appartement, dat ze deelt met Alon, aankomt. Ze is alleen. Even aarzelt ze, maar dan haast ze zich naar het stortbad. Als Alon, rond zeven uur, binnenkomt, trekt ze snel een badjas aan. ‘Hai, schat. Ik heb Deno ontmoet,’ zegt hij. Sorane kijkt hem verwachtingsvol aan. ‘We zijn beiden uitgenodigd op zijn verjaardagsfeestje, schat,’ zegt Alon met een verbaasd gezicht. ‘Gaan we?’ ‘Als jij wil wel, Sorane. Maar hoe kom je zo vroeg hier?’ ‘Ik kreeg zeven minuten vrijaf, Alon.’ ‘Maar zeven minuten?’ ‘Ja, ik moest naar een andere sector van de organisatie, waar ik vanaf volgende week opdrachten zal voor moeten uitvoeren.’ ‘Opdrachten?’ ‘Ja, vermoedelijk enkele lastige doelwitten neerknallen.’ ‘Weer doden, Sorane?’ ‘Ik kan niet weigeren, Alon. Ze zouden het verdacht kunnen vinden.’ ‘Wees dan maar voorzichtig.’ ‘Ben ik altijd, lieveling. Maar je sprak van een feestje.’ ‘Ja, in het weekend.’ ‘Wil jij er naartoe?’ ‘Alleen als jij gaat, schatje.’ ‘Ik wil wel, Alon,’ zegt Sorane glimlachend en geeft Alon een kus op de mond. Als hij haar wil vastgrijpen, draait ze echter weg en zegt: ‘Ik ga eerst iets te eten klaarmaken, schat.’ ‘Oké. Heb je hulp nodig?’ ‘Nee, dank je.’ Alon kijkt haar na als ze neer de keuken stapt. Maar ze is met haar gedachten bij die agent, want ze is onder de indruk van Deno, ze wordt door hem aangetrokken. Maar toch houdt ze van Alon. Als ze twee dagen later bij de vriend van Alon aankomen, is Deno niet alleen. Er is een jonge vrouw bij hem. Ze is zeer knap, merkt Sorane op. Met rood-blond haar tot op haar schouders. ‘Mag ik jullie Meyna, een goede vriendin, voorstellen,’ zegt Deno als ze de salon binnenkomen. ‘Waar heb jij die mooie meid gevonden?’ spot Alon bewonderend. Meyna stapt op Sorane toe en slaat een arm om haar heen. ‘Kom maar met mij mee, schat. Die twee hier zouden je weleens met hun blikken kunnen verslinden.’ Sorane knipoogt even naar Alon en Deno, maar laat zich door de roodblonde meenemen naar de salon, waar nog enkele anderen zitten. ‘Dit is Jadie, nog een vriendin van Deno, met haar broer Yano. En mijn zussen Kimy en Loya, met haar vriend Tonin,’ zegt Meyna, terwijl de elke persoon een voor een aanwijst. Sorane knikt elk van hen even toe. ‘In de keuken is ook Leyna, een van de twee zussen van Deno. Haar vriend Lyco zal hier ook nog wel ergens rondlopen.’ Op dat moment wordt er opnieuw aangebeld. Deno doet open en verwelkomt zijn nichtje Syrana en een jonge vrouw. ‘Hai, je hebt een knappe meid meegebracht zie ik, nichtje.’ ‘Ja, neefje. Dit is Trunsa, mijn nieuwe vriendin. Eerst wilde ze niet meekomen, maar ik kon haar dan toch overtuigen, omdat ze van feestjes houdt.’ ‘Gelukkig maar, want een knappe meid is altijd welkom,’ fluistert Deno, terwijl hij verbaast naar zijn nichtje staart, als die Trunsa een kus geeft. Ze hebben beide dezelfde diep uitgesneden jurk aan, alleen is die van Trunsa donkergroen en die van zijn nichtje, licht blauw. Even weet hij niet wat te zeggen, want die twee blijken een koppel te zijn. Als ze elkaar loslaten, glimlacht Syrana. ‘Je wist toch al een tijdje dat ik op vrouwen val, neefje.’ ‘J..jaa… maar jij met een mooie meid als deze. Dat had ik niet gedacht,’ zegt Deno plagend. Even werpt Syrana Deno een kwade blik toe en slaat een arm om de schouders van Trunsa. Dan loopt ze naar de salon toe. Deno volgt hen glimlachend. Als hij de eetplaats instapt, staat hij plots voor een roodharige. Sorane, die in een, diep uitgesneden, groene jurk gekleed is, merkt dat hij haar aanstaart. Even glimlacht ze naar hem, voor ze naar de salon toestapt. Aarzelend volgt hij haar, terwijl hij naar haar blote rug staart. Tegen over Sorane, Alon en twee anderen gaat hij zitten. Gezellig praten ze een uurtje of zo met elkaar. Tot Leyna een memory module in de speler plaats. Even later klinkt zachte dansmuziek. Leyna grijpt de hand van haar vriend en begint te dansen. Sorane neemt de hand van Alon in de hare en trekt hem naar de open plaatst toe. Lyco laat Syrana naast het andere paar over het dansgedeelte zweven, terwijl Trunsa met Loya danst. Als Sorane naar de keuken naar Alon gaat zoeken, merkt ze dat hij met de zus van Leyna staat te praten. Als ze haar opmerken, vraagt ze: ‘Leyna, jij en Deno hebben toch nog een zus. Komt die niet?’ ‘Het spijt me, Sorane. Maar mijn zus Seana en mijn broer spreken al een paar jaar niet meer met elkaar.’ ‘Dat is verschrikkelijk. Hoe komt dat?’ ‘Misschien vertelt Deno je dat ooit nog weleens, Sorane. Ik probeer met zowel mijn broer als zus op goede voet te staan. Zo kan ik beide over de andere vertellen.’ ‘Ik begrijp het, Leyna. Hopelijk leggen ze het nog ooit bij. Want ik denk dat je zus een mooie lieve vrouw is, zoals jij.’ Even glimlacht Leyna. ‘Ik hoop het, mooi is ze wel, maar ze is zeer streng voor zichzelf en anderen,’ zucht ze, terwijl ze nog enkele hapjes op de borden rangschikt. ‘Waar ging de ruzie over?’ ‘Seana, mijn zus, houdt van vrouwen, Sorane. Op een dag, een aantal jaren geleden, betrapte ze haar vriendin in bed met haar broer. Daarna had ze een zware woordenwisseling met Deno, die tot nu nog steeds niet bijgelegd is,’ antwoordt Leyna, terwijl ze een plateau met tassen wegbrengt. Sorane helpt haar, met Alon, om de borden naar de salon te dragen. Ze merkt dadelijk de er nog drie bij gekomen zijn. Wryne en twee mannen. Wryne, die ze in de flat van Alon ontmoette komt plots op Sorane toe. ‘Hai, roodkopje. Heeft hij het toch gewaagd om je uit te nodigen?’ ‘Zoals je ziet, Wryne,’ glimlacht Sorane. ‘En een van zijn zussen heb je ook al ontmoet, zie ik.’ ‘Ja, Wryne. Leyna lijkt me een goede meid.’ ‘Pas maar op dat ze Alon niet van je afpakt. Want ze waren ooit zeer goede vrienden.’ Sorane glimlacht even. ‘Dat weet ik, Wryne. Alon heeft het mij al vertelt, voor we naar hier kwamen.’ ‘Gelukkig maar, dat bewijst dat hij veel om je geeft, Sorane,’ zegt Wryne en wenkt even. ‘Dit zijn twee collega’s van mij, Lonon en Feron.’ Sorane geeft beide mannen een hand. Lonon schat ze iets boven de dertig, terwijl Feron iets jonger moet zijn dan zij zelf. Lonon kijkt haar met een bewonderende blik aan. ‘Ik ben met Alon samen, Lonon,’ zegt ze ernstig, als ze het merkt. ‘Spijtig, Sorane. Misschien had ik wel een kansje bij jou.’ ‘Ik vrees van niet.’ ‘Lonon, je weet wat je me beloofd hebt,’ zegt Wryne streng. ‘Ja, schat. Maar oude gewoonten leer je niet zo snel af. Maar toch doe ik mijn best,’ fluistert Lonon en stapt met Feron naar Leyna die een bord met hapjes ronddraagt.’ Omdat Sorane haar vragend aankijkt, zegt Wryne: ‘Hij is een rokkenjager. Omdat hij van vrouwen niet kan afblijven, heeft zijn vrouw hem laten zitten. Maar hij heeft mij belooft om zijn leven te beteren, al lijkt hem dat niet te lukken.’ Sorane glimlacht even. ‘Hij lijkt me niet de enige.’ Wryne volgt de blik van Sorane en kijkt even naar Feron die met Loya staat te praten. ‘Over die maak ik me geen zorgen. Hij is nog vrij voor zover ik weet.’ ‘Kom, we voegen ons bij het gezelschap, straks gaan ze over ons ook nog roddelen,’ lacht Sorane. Wryne glimlacht even en volgt Sorane naar een van de zetels waar nog plaats is. Het is laat in de nacht als Alon en Sorane van Deno afscheid nemen en naar hun zwever stappen. Ze zien geen van beiden de twee mannen die vanuit hun zwever naar hen kijken. Als Alon wegzweeft, volgt die zwever hen. Als Alon het flatgebouw in zweeft, stopt die vreemde zwever een paar meter verder, van waaruit de inzittenden de garage ingang en de voorzijde van het gebouw in het oog kunnen houden. Een week of twee later heeft Alon een afspraak met Erine en zweeft met zijn zwever de garage uit. Weer volgt een zwever hem op enige afstand. Sorane wordt een uurtje later ook gevolgd, maar haar bestemming is een winkelgalerij waar ze soms inkopen doet. Als ze haar zwever op de parking achterlaat neemt ze de lift naar de gelijkvloers en loopt enkele winkels binnen. Plots merkt ze echter een man op, die dikwijls in haar omgeving vertoefd. Ze glimlacht even en haast zich naar de andere zijde van het grote gebouw en gaat een van de laatste winkels binnen. De man volgt haar deze maal naar binnen, omdat de winkel verschillende uitgangen. Maar als hij binnenstapt ziet hij niets meer van haar. Wat hij niet weet is dat Sorane vlak achter de deur achter een rek geknield zit. Als hij verder de winkel instapt, haast ze zich naar buiten. Haar achtervolger heeft haar niet bemerkt. De roodharige haast zich dan maar snel naar haar zwever. Het zakje dat ze bij zich heeft, werpt ze op de zetel naast haar en start de zwever. Ze zweeft langs de kokervormige doorgang twee verdiepingen lager en parkeert de zwever helemaal achteraan uit het zicht. Uit de bergruimte achter de zwever haalt ze verschillende dozen met artikelen en plaatst ze achteraan in het voertuig. Als ze de zwever terug afgesloten heeft, kijkt ze om zich heen. Op haar hoede verlaat ze het gebouw langs de achterzijde en loopt er omheen. Haar ogen bekijken de zwevers die langs de straat staan nauwkeurig, tot ze er plots eentje opmerkt, waar iemand in zit. Het is echter een jonge vrouw met een kindje op de achterbank. Bij de zesde zwever, die ze verdacht vindt, leunt een man tegen de linker deur. Hij lijkt de omgeving nauwlettend in het oog te houden. Uit het zicht houdt ze halt en observeert de vreemde oplettend. Ze beseft dadelijk dat dit de zwever van haar achtervolger moet zijn en die man zijn partner. Uit haar riemtasje neemt ze een klein fototoestel. Dan neemt ze een paar foto’s van de man en de nummerplaat van de zwever. Een paar minuten later loopt ze uit de hoofdingang van het gebouw en wordt de man bij de zwever opgemerkt. Die ziet zijn collega nergens, dus volgt hij de roodharige naar het winkelcentrum aan de overzijde. Maar ook die man verliest haar al snel uit het oog. Sorane zit intussen achter zijn zwever en bevestigd een klein zendertje. ‘Zo, nu nog opzoeken wie die man is en waar ze werken. Hopelijk zijn het agenten, want van die kant is er geen gevaar,’ denkt ze. Als ze langs de uitgang, dicht bij de zwever van haar achtervolgers de garage uitzweeft, ziet ze de twee besluiteloos staan argumenteren. Een van hen heeft haar echter gezien en beiden stappen snel in. Sorane glimlacht ze ziet dat ze weer gevolgd wordt. Ze zweeft echter dadelijk terug naar huis. Binnen volgt niemand haar en opgelucht stapt ze de flat van Alon binnen. Als Alon een paar uur later van zijn werk terugkomt gereden, staat Sorane aan de overzijde. Niemand ziet haar, ook Alon niet, die langs de hoofdingang naar binnen stapt. Maar de roodharige merkte wel de zwever op die Alon volgde. Ook daarin zitten twee mannen. Snel neemt Sorane enkele foto’s van hun gezicht en de nummerplaat. Als Alon de flat binnenstapt, ziet hij Sorane nergens. Dus neemt hij maar iets te eten en gaat aan tafel zitten. Het duurt een tijdje, maar dan draait de deur eindelijk open en hij ziet Sorane binnenkomen. Maar dadelijk beseft hij door haar houding, dat er iets is. ‘We worden beiden gevolgd, Alon,’ zegt ze. ‘Ben je zeker?’ De roodharige knikt even en schakelt haar computer snel in. Samen met Alon zoeken ze gegevens op over de nummerplaten en de foto’s van de drie mannen. Van de vierde heeft ze niets. ‘Die horen alle drie bij de organisatie van Atos,’ merkt Alon plots op. ‘Dat moet juist zijn. Want hun nummerplaten en geregistreerd op de naam van een firma die Atos beheert.’ ‘Welke fout hebben we gemaakt, Alon?’ ‘Dat weet ik niet. Maar het kan ook om een gewone controle gaan.’ ‘Ik weet dat niet zo zeker, lieveling. Ze volgen ons allebei op hetzelfde moment. Een gewone controle. Nee, dat kan ik niet geloven.’ Alon kijkt haar even aan en trekt zijn schouders op. ‘We moeten verder Sorane. Maar we moeten dubbel op onze hoede zijn.’ ‘Als ik maar wist of ze mij of jou van iets verdenken. Of ons allebei.’ ‘Hopelijk hebben ze Erine niet opgemerkt. Je weet dat ik vandaag een afspraak met haar had. Want als ze haar als agente herkennen dan…’ ‘Heb je haar vandaag ontmoet?’ ‘Ja, in het cafeetje, waar we afspraken, voor ik jou ontmoette.’ ‘Als ze haar natrekken, dan loop jij gevaar, Alon. We moeten hier weg.’ ‘Nee, Sorane. Mijn opdracht is nog niet ten einde. Ook de jouwe niet. Je hebt zelf gezegd dat als je je woord breekt, je geen kwijtschelding van straf krijgt.’ ‘Dat weet ik, Alon. Maar daar heb ik niets aan als we beiden dood zijn.’ Even zegt Alon niets. ‘Gelukkig heb ik een paar dagen vrij. Ik zal morgen eens tijdens de training met een paar mensen praten. Misschien hebben zij iets opgevangen. En jij kan misschien je vriend Deno contacteren.’ ‘Zal ik doen, schat. Maar dat is voor morgen,’ probeert Alon te glimlachen. Sorane kijkt hem even bezorgd aan. ‘Ik hoop dat het voorbij waait, Alon.’ ‘Als ze ons verdenken dan is ons leven geen cent meer waart. Maar we moeten het risico nemen, Sorane.’ ‘Ik hoop dat ze nog niets weten, Alon. Voorlopig kunnen we alleen ons werk doen en geen enkel contact meer opnemen met Erine of Malon.’ ‘Dat lijkt me ook het beste.’ De volgende dagen merken ze niets verdachts op tijdens hun werk. Als Alon Sorane drie dagen later op haar werk opzoekt, meldt hij dat Deno niets opgevangen heeft. Ook hij denkt nu dat het een soort routine was. ‘Dat is ook mijn vermoeden, maar geen enkele van mijn contacten weet ervan,’ zegt Sorane fluisterend. ‘Ik ga nu maar, schat. Met die gegevens kan jij weer verder. Raak maar niet te veel achterop met je werk.’ ‘Zal ik niet, Alon. Tot vanavond,’ zegt Sorane glimlachend en kust hem even. Haar collega’s kijken hen glimlachend aan. ‘Een knappe man, Sorane,’ zegt Echane, een de andere aanwezigen. Sorane knikt alleen maar, want ze is met haar gedachten niet bij wat ze moeten doen. Toch buigt ze zich op de bladen papier die voor haar liggen. Alon merkt de week nadien dat hij niet meer gevolgd wordt. ‘Zie je wel, schat. Een routinecontrole. Mijn schaduw is verdwenen.’ ‘Ik ben de mijne sinds deze morgen ook kwijt. Misschien heb je wel gelijk. Maar toch moeten we niet te snel onze waakzaamheid verminderen.’ ‘Je hebt gelijk, Sorane.’ ‘Ik ga onze zwevers eens onderzoeken, wie weet hebben ze iets anders uitgedokterd om ons te volgen.’ ‘Je denkt aan een zendertje, zoals jij er enkele gebruikt.’ ‘Onder andere. Maar er zijn nog mogelijkheden, Alon.’ ‘Oké, ik ga nog een beetje gegevens bewerken op mijn computer.’ Sorane knikt even en verlaat de flat. Hoe hard ze ook haar best doet, ze kan niets aan beide zwevers vinden dat haar verdacht voorkomt. Toch is ze nog niet gerustgesteld. ‘Er is niets vreemds aan beide zwevers, Sorane. Maar u wordt geobserveerd door speciale camera’s,’ zegt de stem in haar hoofd plots. ‘Camera’s?’ ‘Speciale volgtoestellen, niet afkomstig van deze planeet. Onzichtbaar. Maar altijd in de buurt.’ ‘Kun je ze uitschakelen?’ ‘Nee,’ ‘Waar komen ze vandaan?’ ‘Volgens mijn gescande gegevens een planeet genaamd Leandor II, Sorane.’ ‘Wat is er op Leandor II?’ ‘Een militaire industrie. Volgens de opgevangen berichten hebben de bewoners trouw moeten zweren aan Hera Jakira.’ ‘Wie is dat?’ ‘Zij was mijn gebieder, Sorane.’ ‘Was zij jouw gebieder? Waarom ben je dan bij mij?’ ‘Omdat deze Hera Jakira niet de echte Jakira kan zijn. Zij vocht lang geleden tegen de machten die deze Jakira nu vertegenwoordigd. Maar toen werd ze besmet met Onvar en stierf een paar weken later. Maar ze vocht tot het einde.’ ‘Wie is deze Jakira dan?’ ‘Dat weet ik pas als jij voor haar staat.’ ‘Dan gaan we haar zoeken.’ ‘Nee, Sorane. Daar ben jij nog niet klaar voor. Als de juiste dag komt zal die een nieuw begin aanduiden in de strijd tegen het zwarte niets. ‘Wat bedoel je daar nu weer mee, Anya?’ ‘Meer kan ik niet uitleggen. Pas als die dag aangebroken is, zal je meer over je bestemming weten.’ ‘Je zei dat ik je gebieder ben. Vertel me meer. Ik beveel het.’ ‘Nee, ooit zal je mijn gebieder zijn, maar nu kan ik je alleen beschermen tot die dag.’ ‘Wat gebeurt er die dag,’ ‘De ontmoeting met de anderen waar jij een deel van bent. En van die ontmoeting zal je verdere toekomst afhangen.’ ‘Dus als ik er niet meer ben, zal ik het pas weten.’ ‘Ja, tot dan zal je moeten wachten.’ ‘Daar ben ik vet mee, Anya. Wat kan ik nog doen als ik dood ben?’ Maar Anya zwijgt, alsof ze er nooit geweest is. Wat ze echter niet weet is dat Alon nog steeds onder observatie staat, maar nu door de speciale camera’s. Verschillende dagen later merkt Sorane echter de man op die als een schaduw achter Alon sluipt. Overal waar Alon heengaat ziet ze die man weer. Maar op een dag moet ze bij haar baas komen, want ze verwaarloost haar job. ‘Ik ben iets op het spoor, Her Atos. Toen ik verleden week de bestanden sorteerde, stootte ik op een verdacht bestand. Zo kwam ik een soort dief op het spoor. Hij verzamelt gegevens over verschillende opdrachten van mensen van ons. Die gegevens gaan over wapenaankopen en transporten.’ ‘Dat is nogal wat, maar had je daar niet eerder mee naar mij of een van mijn assistenten kunnen komen.’ ‘Misschien wel, maar ik wilde eerst uitzoeken wie erachter zat. Misschien de politie of een concurrent. Ik heb mij niet tot u gewend omdat ze mij, als ze het zouden ontdekken, dan eerder als iemand, die ongeveer hetzelfde doel had, zouden zien. Als ik mij tot u gewend had, dan zou dat misschien opgevallen zijn.’ ‘Dat is vreemd, Sorane. Als je voorzichtig genoeg bent, dan zou die verdachte persoon toch niet kunnen weten dat je op mijn kantoor was in je vrije tijd.’ ‘Misschien wel, heer. Want ik merkte dat er soms een vreemd vliegend en onzichtbaar toestel in mijn buurt was, dat mij leek te volgen.’ ‘In orde, Sorane. Doe maar verder met je onderzoek, maar als je meer weet laat dan iets weten, desnoods met een tussenpersoon.’ ‘Dat lijkt me ook beter, Her Atos.’ Dan verlaat ze opgelucht zijn kantoor. Gelukkig had ze nagedacht en een geloofbaar verhaaltje uitgedacht. ‘Mooi verhaal. En jij denk dat ik dat geloof, mooie idiote. Ik vraag me alleen af hoe zij weet dat ze door onze onzichtbare drones gevolgd wordt. Maar wat zit erachter. Ik moet haar in het oog laten houden,’ denkt Atos met een grijns. Snel activeert hij een beeldtelefoon en geeft enkele bevelen. ‘We zullen wel ontdekken wat jij aan het bekookstoven bent. Hopelijk is mijn vermoeden juist en werk jij ook met de politie samen. Ik verheug me er nu al op om je onder handen te nemen,’ grijnst hij. Sorane die hier niets van weet, verlaat enkele minuten later het gebouw en een twintigtal minuten later stopt ze haar zwever in de buurt van de flat van Alon. Gedurende verschillende dagen lijkt alles zijn gewone gang te gaan, tot Sorane op een dag terugkeert van een opdracht en parkeert haar zwever op de normale plaats. Als ze uitstapt, blijft ze verrast staan als ze een gesprek hoort tussen twee lijfwachten. Ze hebben het over een paar verraders. Een agent, heeft zijn verdiende straf al gekregen. En andere agent slaagde erin om te vluchten, maar ze zitten hem op de hielen. Ze schrikt hevig en weet even niet wat te doen. Maar een paar ogenblikken later heeft ze zichzelf onder controle. Toch voelt ze zich onrustig en beseft dat ze nog meer dan anders op haar hoede moet zijn. ‘He, Sorane. Jij moet bij de baas komen,’ zegt een lijfwacht plots, terwijl hij naar haar toe stapt. ‘Wat?? waarom?’ ‘Dat weet ik niet. Maar we moesten je zodra we je zagen verwittigen.’ ‘Weet je waar hij is, Sonon?’ ‘Ik denk in het hoofdgebouw. Want ze hebben een paar infiltranten opgespoord.’ Als ze deze woorden hoort heeft ze dadelijk een vreemd angstig gevoel in haar buik. Ze stamelt met trillende stem. ‘D... dan moet ik..’ ‘Ja, Sorane. En ik zou me haasten, want hij was niet te spreken. Zo woedend heb ik hem nog niet veel gezien.’ ‘Is Atos op zijn kantoor?’ ‘Ik denk het. Anders is hij wel in de buurt.’ Snel haast Sorane zich terug naar haar zwever en even later zien ze haar de weg op razen. Zodra ze echter uit het zicht verdwenen is, slaat ze af en voert ze de snelheid op. Ongeveer een half uur later bereikt ze het appartementsgebouw, waar ze met Alon een flat heeft. Alles lijkt rustig, maar schijn bedriegt. Als ze de flat betreedt, voelt ze dadelijk dat er iets scheelt. Langzaam trekt ze haar wapen en sluipt op haar hoede naar binnen. Maar nergens vindt ze een teken van onraad. Als ze de keuken wil betreden, verstart ze. Op de vloer ligt Alon in zijn bloed. Hij heeft twee capsules in zijn lichaam en nog een derde tussen zijn ogen. Sorane knielt naast de jonge agent, terwijl tranen over haar wangen lopen. ‘Alon, het spijt me. Ik kwam te laat,’ fluistert ze, terwijl ze zijn ogen sluit met haar linkerhand. ‘Te laat voor wat, vrouwtje. Die rat heeft zijn verdiende loon,’ zegt een stem plots. Door het lichaam van de roodharige gaat een schok. Langzaam, maar als veer gespannen, staat ze op en keert zich naar de twee. Wie haar kent, zou zich nu snel uit de voeten maken, maar de twee kennen haar niet. ‘Ik hield van hem, man.’ ‘Mogelijk, maar hij was een agent en een verrader. Dat heeft niets met liefde te maken.’ Kalm draait Sorane zich om en ziet twee gewapende mannen voor haar staan. ‘Voor mij wel, moordenaar,’ horen ze haar zacht fluisteren. Ze horen allebei de dreigende ondertoon in haar stem, maar ze geven er geen gehoor aan. ‘Hij verdiende de dood. Je weet wat we met verraders doen, Sorane. Ik hoop dat jij ook geen... ‘ ‘Nee, Sorane niet. Daar ben ik zeker van. Of heb ik het mis. Het zou mij spijten als ik een mooie meid als jij moest doden,’ zegt de tweede, terwijl hij Sorane aankijkt. Hij voelt op dat moment echter het gevaar dat van haar uitgaat. Dan merkt hij een gedaante op die aan de deur staat. Hij grijnst als hij, Omina, hun collega herkent. ‘Wie heeft Alon gedood?’ vraagt de roodharige met ingehouden woede. ‘Ik gaf hem het genadeschot, meid. Maar hij had nog maar een paar minuten te leven, want de capsules in zijn borst bevatten een langzaam dodend gif,’ glimlacht de man naast de eerste spreker. Sorane kijkt de man aan, die hevig schrikt van haar blik. Haar ogen lijken hem te doorboren. ‘Sorane, een vrouw achter u en gewapend,’ hoort ze die stem weer in haar hoofd zeggen. ‘Kan ik deze maal op je rekenen, Anya?’ denkt ze terug. Even hoort ze niets. ‘Ik bescherm u,’ klinkt de stem dan toch. Als die tijd staarde Sorane naar de man die schoot. Maar dan richt ze haar blik weer op de eerste man en zegt bijna kalm: ‘Je hebt het mis, moordenaar.’ De twee willen hun wapens dadelijk op Sorane richten, maar ze zijn te laat. Sorane vuurt eerst links en dan rechts en treft ze allebei tussen de ogen. Nog voor ze op de vloer liggen is, wordt Sorane geraakt in haar rug, want de vrouw haalde dadelijk de trekker over. Een tweede capsule raast over de roodharige, maar een derde maal kan de vrouw niet meer vuren. Sorane heeft zich al laten vallen en rolt opzij, terwijl de ene na de andere capsule haar revolver verlaat. Door vijf capsules getroffen, wankelt de vrouw achteruit en botst tegen de muur aan de overzijde van de gang. Ze staart de roodharige verbaasd aan, al is ze stervende. ‘Ik mmoo…eeetttt… jjjee ggerrraaaakkkkt hebbbb……,’ stamelt ze nog, terwijl ze langzaam in elkaar zakt. ‘Doe de groeten aan een goden die mij beschermen, Omina,’ hoort de stervende Sorane, die haar herkent heeft nog zeggen. De roodharige kijkt de stervende aan en laat haar wapen zakken. Zo blijft ze enige tijd naar Omina staren. Ze rilt even, want zonder dat vreemde pentagon, zou zijzelf hier op de vloer in haar bloed liggen. Sorane ziet het licht in de ogen van de vrouw uitdoven en beseft dat dit beeld haar voor de rest van haar leven zal bijblijven. ‘Wapen weg, Sorane.’ Ze schrikt als ze enkele anderen opmerkt. Een van hen kent ze, hij maakt deel uit van de lijfwacht van Atos. Sorane kijkt hen echter niet aan, maar kijkt naar Alon. ‘Sorane, laat je wapen vallen,’ zegt een man die ze kent. Maar de roodharige staat daar maar te staan, zonder te bewegen. Het kan haar niet meer schelen wat er gebeurt. Ze zou willen sterven, om weer bij Alon te kunnen zijn, maar dan denkt ze terug aan het moment dat ze Alon voor het eerst zag liggen. De daders hebben geboet, maar de opdrachtgevers niet. Ze zucht even en steekt haar wapens langzaam weer in haar schouderholsters. Dan kijkt ze de vier mannen en twee vrouwen een voor een aan. ‘Ze vuurden op mij, maar misten,’ fluistert ze. ‘Misten, wie bedoel je, Sorane. Waar zijn Do…’ ‘Ze hebben Alon gedood.’ ‘Dat weten we, Sorane. Je vriendje was een agent. We hadden de opdracht om hem en zijn handlangers te doden. Etan, Omina en Dorn waren ons voor.’ ‘Was... Alon een agent, Odron. Nee, dat kan niet. Dat mag niet waar zijn.’ fluistert ze, met geveinsde ontsteltenis. ‘Toch wel. Waar zijn Etan en Dorn?’ ‘Ik wist het niet. Ik dacht dat ze moordenaars…’ ‘He, Dorn en zijn maat liggen hier morsdood en Omina vlak naast de deur,’ meldt een van de vrouwen, die naar binnen liep. Ze kijken Sorane ontsteld aan. ‘Heb jij hen gedood, Sorane?’ ‘Ja, een van hen zei dat hij Alon het genadeschot gegeven had. Dat maakte me zo woedend dat ik hen allebei neerschoot,’ zegt Sorane, terwijl ze snikkend tegen de muur leunt. ‘Dan ben jij ook…’ ‘Een agent!!! Nee en Alon ook ni... of toch???’ fluistert Sorane in een poging om hen op andere gedachten te brengen. Maar ze richten hun wapens op haar. Plots materialiseert een knappe blondine achter de gewapende huurlingen. Die richt haar onderzoekende blik op de roodharige, maar slaagt er niet in om haar te scannen. Daar wil ze het fijne van weten. Want alleen een getrainde esper kan zoiets en dat is voor zover ze weet Sorane Nador niet. Sorane kijkt de blondine verbaasd aan, want ze heeft haar uit het niets zien materialiseren. Dan hoort ze haar zeggen: ‘Ontwapen haar en breng haar bij, Aqunok. Hij moet beslissen wat er met haar gebeurd.’ Even verstarren de huurlingen, maar klinkt de stem van Odron. ‘Je wapens, Sorane. En snel.’ Aarzelend draait de roodharige haar beide wapens om haar wijsvingers en reikt die aan. Even kijkt ze naar hen. Dan twijfelt ze en wil nog een in actie treden, nu de huurlingen hun wapen laten zakken. Maar dan hoort ze plots weer de stem van Anya. ‘Doe niets, Sorane. Alon volgen in de dood is nutteloos en als je wil weten waarom ik jou de gebieder noem, moet je vandaag in leven blijven. Die blonde is Jakira en zij is een telepate en een zeer krachtige Esper. Je hebt nog geen enkele kans tegen haar.’ Even kijkt Sorane naar de blondine, die haar nog steeds met onderzoekende blik aankijkt en reikt de wapens naar de huurlingen. Twee van de huurlingen nemen de wapens in ontvangst. ‘Zal ik ooit wel een kans hebben tegen die blonde, Anya?’ ‘Een kans zeker, Sorane. Maar of je haar zult kunnen verslaan valt nog af te wachten.’ ‘Naar de zwever, Sorane,’ klinkt de bevelende stem van Odron. Even later zweeft het groepje met Sorane, hun gevangene, weg in twee zwevers. Verschillende uren later wordt Sorane door een stilzwijgende Atos opgewacht. Meer dan twee minuten kijkt hij de roodharige, die onder schot gehouden wordt door de drie die haar vergezelden, aan. ‘Jij bent ons een uitleg verschuldigd, Sorane Nador. Je moest je bij mij melden en in plaats daarvan daagde je op in het appartement, dat je met een verrader deelde. En daar dode je ook nog drie van mijn mensen. Leg me dat eens uit.’ ‘Her Atos. Ik…’ Op dat moment knikt het signaal van zijn gsm. ‘Atos, breng Sorane Nador dadelijk naar mijn kantoor. Ik en Hera Jakira willen haar zien.’ ‘Zal gebeuren, Her Aqunok,’ antwoordt Atos, terwijl hij Sorane streng aankijkt. Sorane schrikt van zijn blik en opent haar mond om iets te zeggen. ‘Zwijg. Aqunok, wil je zien. Hij zal beslissen wat er met jou moet gebeuren. Bereid je maar voor op het ergste.’ Stilzwijgend stijgen beiden met de lift naar de hoogste verdieping, waar het hoofdkwartier van Aqunok is. Alleen zijn trouwste bondgenoten hebben daar toegang. Ongeveer twintig minuten later staat ze voor de drie hoogste leden van de organisatie. Aqunok, Atos en Berana. De blondine ziet ze nergens. ‘Wat nu en ik ben nog ongewapend ook. Zijn dit mijn laatste uren in dit leven?’ denkt Sorane. ‘Nee, Sorane. Als het nodig is, kan ik wapens vormen, die nodig zijn om de toestand meester te worden.’ ‘Waarom doe je dat dan niet, Anya?’ ‘Omdat ik weet dat jij je wel uit deze situatie kan uitpraten. Je moet hun vertrouwen winnen.’ ‘En als ik dat niet kan?’ ‘Dan zal je voor je leven moeten vechten, Sorane. Maar ik vrees dat ik je dan niet meer zal dienen.’ Sorane snapt er niet veel van en slikt even. ‘Waarom praat jij toch altijd in raadseltjes, Anya,’ denkt ze. Maar dan wordt ze afgeleid en kijkt een bruinharige vrouw aan. ‘Je leven hangt aan een zijden draadje, Sorane. Je vriend, Alon, was een agent. En jij staat bekend als een huurmoordenares. Hoe verklaar je dat?’ vraagt de vrouw ‘Ik werd gearresteerd, Hera. Maar ik slaagde erin om te ontkomen. Alleen zou ik geen kans om lang van mijn vrijheid te genieten. En dan ontmoette ik Alon in een bar. Een paar dagen later herinnerde ik mij ons gesprek. Hij was lid van deze organisatie, had laten horen, dat hij mij wel werk kon bezorgen. Ik besloot om hem te gaan opzoeken. Hij hield woord en zorgde voor enkele opdrachten die ik met succes uitvoerde. Daardoor klom ik hogerop en kreeg steeds belangrijker taken. Ik had nooit gedacht dat Alon een agent kon zijn, want hij genood het vertrouwen van belangrijke leden van de organisatie.’ Even kijkt Aqunok Sorane nadenkend aan. ‘Dat verklaart nog niet waarom jij naar het appartement ging, terwijl je bij Atos hier ontboden was. En daar Etan, Dorn en even later Omina koelbloedig vermoordde,’ zegt hij met trillende stem. ‘Ik was een verrader op het spoor die gegevens over transporten verzamelde. En dat spoor leidde naar het gebouw waar ik met Alon een appartement woon. Terwijl ik voor dat appartement, dat ik wilde doorzoeken, stond, veranderde ik van gedachten. Want alleen naar binnen gaan leek met roekeloos. Dus ik haastte mij naar mijn appartement omdat Alon rond die tijd moest thuis zijn. Ik wilde hem vragen om mij rugdekking te bezorgen. Even merkt ze de argwanende blik op van Atos, maar ze gaat verder terwijl ze weer naar Aqunok kijkt. ‘Maar dan zag ik mijn vriend dood in zijn bloed liggen en verstarde. En op dat moment daagden twee onbekenden op. Een van hen zei spottend dat hij hem persoonlijk gedood had. Daardoor brak er iets in mij los en voor ik het besefte had ik geschoten. Toen de andere naar zijn wapen greep, verdedigde ik mijn leven en doodde hem ook. En die vrouw schoot op mij, maar miste.’ Meer dan een minuut kijkt Aqunok nadenkend naar Sorane. ‘Dat kan ik begrijpen, Sorane. Ze zeggen dat liefde blind maakt. Ieder van ons zou misschien hetzelfde gedaan hebben. Alleen heb ik mijn twijfels dat je niet op de hoogte was. Ik hoop voor jou dat niet zo is,’ merkt Berana op. ‘Je hebt nog steeds niet geantwoord op mijn vraag Sorane. Waarom was je op dat moment niet op de afspraak die je met mij had?’ zegt Atos vragend. Sorane schrikt en merkt dat iedereen haar opnieuw wantrouwend aankijkt. ‘Geef me een goede reden, roodkop. Want anders kom je hier niet levend weg.’ De roodharige kijkt Atos met radeloze ogen aan… In haar ooghoeken, merkt ze plots de blondine weer op. Zij staat tegen de muur naast de deur geleund. Ze verzamelt al haar moed en gaat verder met haar verzonnen verhaal. ‘Her Atos. U weet dat ik iets op het spoor was van gekopieerde gegevens. Toen ik op de hoogte gebracht werd van de afspraak, had ik juist een belangrijk bericht ontvangen. Door dat bericht wist ik waar de computer stond, waarheen de gegevens naartoe gezonden werden. En dat was twee of drie verdiepingen lager dan het kantoor waar Alon werkt. Dat spoor leidde mij naar het gebouw waar ik woonde. Maar het leek mij belangrijker om dat zo snel mogelijk te onderzoeken. Want ik wilde weten wie dat was.’ Even kijkt Sorane naar de blondine, maar die doet alsof ze niet bestaat. Maar dat is maar schijn, want ze probeert nog steeds om Sorane telepathisch te scannen, wat niet lukt. En dat maakt haar woedend, want ze is gewoon dat iedereen buigt voor haar. Alleen lijkt Sorane haar te negeren. Sorane gaat intussen verder met haar uitleg. ‘Omdat Alon dat gebouw waar de computer, die de dader gebruikte, staat beter kent dan ik. Wilde ik er eerst met hem over praten. Misschien kon hij het kantoor waar de computer stond, aanwijs…. Verdomme. Dat zal toch niet waar zijn… Zou Alon die computer zelf gebruikt hebben. Maar dan moet hij dus de dader zijn,’ stamelt ze met gespeelde verbazing. Even kijkt Atos op, want misschien spreekt ze wel de waarheid. ‘Er zit een zekere logica in,’ denkt Atos. ‘Dat is een mogelijkheid, maar…’ ‘Als hij het zou geweest zijn dan had ik dat geweten zodra ik hem naar de computer vroeg.’ ‘En dan. Wat had je dan gedaan, Sorane?’ ‘Ik kan geen verraders uitstaan, Her Aqunok. Ik zou zelf hem gedood hebben, maar het zou dan niet zo snel gegaan zijn, als een capsule door zijn hoofd,’ zegt Sorane met koele stem. ‘Wat bedoel je, Sorane? Hij is dood en ongevaarlijk.’ ‘Ja, her. Dat klopt, maar hij heeft mij de waarheid niet verteld. Ik voelde zeer veel voor hem en als hij tegen mij gelogen zou hebben. Dan zou ik hem zelf omgebracht hebben. Alleen niet met een capsule tussen zijn ogen. Dat is een veel te lichte straf.’ ‘Sorane, ik denk dat jij niet al te slim bent. Als Alon jou de waarheid verteld had, dan had hij zijn doodvonnis zelf uitgesproken. En als ik jouw woorden mag geloven, dan had je hem ter plaatse afgemaakt, maar dan met veel pijn.’ Sorane kijkt naar de vloer, omdat ze niets meer kan zeggen, hopelijk geloven ze haar, want ze zou nog willen leven. Al was het alleen maar om diegenen, die de opdracht voor het vermoorden van Alon gegeven hebben, hun verdiende loon te bezorgen. ‘In orde, Sorane. We zien wel of we je nog kunnen vertrouwen. Meld je op je job morgen. Vandaag heb je vrijaf, zodat je de begrafenis van je vriendje kan regelen. En denk goed na wat je de politie vertelt, want anders ben je er geweest.’ ‘Ik ben geen verrader, heer,’ zegt ze nog voor de deur achter haar dichtschuift. Atos kijkt de meesters en Aqunok even aan. ‘Onderzoek haar verder, want ik kan haar gedachten niet scannen. Als ze de waarheid spreekt, dan maakt ze deel uit van mijn speciale brigade. Als dat niet et geval is, wil ik een tijdje van haar pijn genieten. En ik denk dat dat langer zal zijn dan haar voorganger.’ ‘Open een onderzoek naar die roodkop, Atos. Tot in de details wil ik van haar doen en laten horen.’ ‘In orde, Her Aqunok,’ zegt Aton en kijkt nog even naar de blondine, maar die zegt geen woord meer. Dan volgt hij dezelfde weg als Sorane naar de uitgang van het gebouw. Als Sorane een paar uur later aan het appartementsgebouw aankomt, wemelt het van de politie. Aarzelend loopt ze naar binnen en wordt door Erine opgemerkt. Die doet alsof ze haar niet persoonlijk kent. ‘He, jij bent toch Sorane Nador, het liefje van Alon.’ ‘J.jaa, agente. Dat was ik?’ ‘Kom hier, ik neem je mee naar het bureau voor ondervraging. Ik wil zeker weten dat jij niets met de dood van onze collega te maken hebt.’ Erine boeit Sorane en beiden lopen naar de lift. Beneden in de hal worden ze door Malon opgewacht. ‘Heb je haar kunnen grijpen? Misschien heeft zij onze collega wel gedood.’ ‘Dat zoeken we wel uit, Malon. Het is haar beroep, dus ze zou het kunnen gedaan hebben. In dat geval wacht haar een zware straf, bovenop wat haar nog te wachten staat. Maar die drie anderen passen niet in dat plaatje. Volgens de simulatie, zijn ze na de dood van Alon neergeschoten. Dus ik heb mijn twijfels. Uit Alon’s woorden een paar weken geleden, meen ik te kunnen opmaken, dat ze beiden van elkaar hielden.’ ‘Tja, maar zou dat haar weerhouden om hem…’ ‘Ik hoop van wel. Maar als ik het mis heb, zou niet ik in haar plaats willen zijn.’ ‘Ik ook niet. Ik hoop maar dat je vermoeden klopt, want Alon was een goede vriend van mij. In dat geval zou ik haar misschien zelf door haar mooie misdadige hoofdje schieten.’ ‘En dan voor de rest van je leven in de cel zitten voor moord. Ik ken mijn rechten ook, agente.’ ‘Was jij het, Sorane?’ ‘Nee, agent. Er waren twee anderen die de agent zijn verdiende loon gaven. Spijtig genoeg kon ik niet geloven, dat Alon een agent was, want anders hadden die drie nog geleefd, zodat ik hen kon bedanken.’ Malon kijkt Sorane even in de ogen en dadelijk merkt hij dat haar ogen een andere taal spreken. Hij twijfelt een seconde. Van Alon weet hij dat hij van Sorane hielt. Maar als hij haar aankijkt, voelt dat Sorane voor Alon dezelfde gevoelens had. Ze heeft zelfs tranen in haar ogen. Op dat moment is hij ervan overtuigd Sorane van Alon hielt. Ze wist zeer goed wie die drie moordenaars waren, voor ze hen doodde. Maar hij moet zijn rol verder spelen, dus heel even glimlacht hij naar haar en knikt ongemerkt. Sorane merkt echter wel op en knikt ook even. Dan roept hij woedend uit, terwijl hij haar een klap in haar gezicht geeft: ‘Vuile moordenares. Als ik kon zou ik je ter plaatse neer knallen, maar ik ben een agent.’ De klap is zo hevig dat de roodharige achteruit wankelt en tegen Erine opbotst. Nu blijkt dat Sorane haar boeien al los had. Ze grijpt de verraste Erine plots vast en fluistert: ‘Ik vergeet onze overeenkomst niet, Erine. Maar ik kan niet anders. Het spijt me.’ Dan geeft ze een ruk aan de arm van de agente en die vliegt op haar collega toe. Malon, die volledig verrast wordt, kan niet snel genoeg reageren. Samen met Erine valt hij op de vloer. Sorane rent intussen naar de uitgang toe, maar enkele agenten roepen haar na. ‘Halt, of we schieten.’ Maar Sorane weet echter dat ze niet kunnen schieten, want er is te veel volk aanwezig. Maar ze merkt wel dat er andere agenten buiten in haar richting rennen. Ze ziet maar een uitweg, de trap. Dadelijk rent ze erheen, gevolgd door enkele agenten. Erine en Malon staan intussen weer opgestaan. Erine opent een papiertje, dat Sorane in haar hand drukte en leest de tekst. ‘Wat is dat?’ De agente geeft het papiertje aan haar partner en die leest: --- Mijn taak is nog niet voorbij. Ik hielt werkelijk van Alon. Diegene die zijn dood bevolen heeft, zal boeten. Maar vanaf nu werk ik op mijn eentje aan onze afspraak. --- ‘Verdomme, dus toch. Nu ben ik zeker dat onze roodkop wist, wie ze neerknalde. In haar ogen kregen ze hun verdiende straf. ‘ ‘Dat wist ik al een paar ogenblikken geleden, Erine.’ ‘Hoe kon jij het weten, Malon?’ ‘Sorane had tranen in de ogen, toen ze zo ruw op mijn vraag beantwoorde. Ik ben ervan overtuigd dat ze van Alon hielt. Ze heeft hem niet gedood, dat weet ik zeker.’ ‘En toch zegt ze dat zij hem zou omgebracht hebben, als ze geweten zou hebben dat hij een agent was.’ ‘Wat moet ze anders zeggen, Erine? Ze moeten haar vertrouwen anders is haar leven geen cent meer waar.’ ‘Als je gelijk hebt, dan is ze ons vertrouwen waard, Malon.’ ‘Ik heb gelijk, partner.’ Even kijkt Erine haar collega aan, terwijl ze aan haar vier corrupte collega’s denkt, die roodkop gedood heeft, om haar te redden. Ze is haar haar leven schuldig. Dan zegt ze: ‘Ik hoop alleen dat ze hun opdrachtgever niet zelf ombrengt.’ ‘Ik ook, Erine. Je weet toch wel wat ze met de moordenaars van haar ouders gedaan heeft. Ik denk dat ze op wraak uit is. En als ze de laatste opdrachtgever vindt, dan is die er ook geweest.’ ‘Ik hoop dat ze tot bezinning komt, Malon. Want als het Aqunok, zou blijken te zijn, dan zou ze hem wel eens kunnen neerknallen. En dan kan ze haar kwijtschelding vergeten. Als ze maar beseft dat ze dan heel haar leven een opgejaagde blijft.’ Intussen heeft Sorane de vierde verdieping bereikt en ziet een openstaande deur. De agenten, die haar volgen, zien haar nog juist in het appartement verdwijnen. Maar als ze binnenkomen, zien ze alleen een verschrikt gezin dat naar een openstaand venster staart. Sorane is naar buiten gesprongen en schiet aan haar energie touw naar boven. Op het dak kijkt ze even naar de agenten die beneden op de straat staan te kijken. Dan valt haar blik op het gebouw aan de overkant, maar ze beseft dat de afstand te groot is. Snel haast ze zich naar de andere kant van het dak, maar ook hier is het te ver. ‘Zo te zien zit ik hier in de val,’ denkt ze. ‘Toch niet, Sorane. Ik kan je helpen als je wil,’ klinkt een stem, die al een tijdje niet meer gehoord heeft plots. Verschrikt kijkt ze op. ‘Ben je er weer, Anya?’ zegt ze. ‘Ik ben niet weggeweest, Sorane. Maar ik moest mij volledig opladen, anders ben ik van geen nut.’ ‘Hoe kan jij je opladen?’ ‘Zonlicht, Sorane. En ook andere bronnen van de piramiden die op overal Enuron aanwezig zijn.’ Even staart Sorane nadenkend voor zich uit, maar dan vraagt ze: ‘Wat bedoel je, mij helpen?’ ‘Zo,’ hoort ze Anya zeggen. Op hetzelfde moment, wordt ze in een groen licht gehuld, waardoor haar omgeving vervaagd. Als ze, een seconde later, weer duidelijk kan zien, is haar omgeving helemaal veranderd. Ze staat in een appartement, maar in een ander gebouw. Ze kan het dadelijk zien aan de luxueuze stijl van de meubels. ‘Een overbrenger. Was dat de vorige maal dan geen droom?’ fluistert ze verbaast, terwijl ze naar de deur loopt. ‘Ik heb nog meerdere mogelijkheden, Sorane. Maar ik mag ze alleen in uiterste nood gebruiken.’ ‘Had je mij dan niet kunnen helpen om het leven van Alon te redden.’ ‘Dat mag ik niet. Het behoort tot mijn programma om u, tot de tijd gekomen is, in beperkte mate bij te staan. Dat is ook de reden waarom ik je beïnvloedde om mij mee te nemen.’ ‘Mij beïnvloedde. Hoe?’ ‘U dacht aan een vreemde aantrekkingskracht. Dat was ik, die een straling uitzond, die u moest opmerken.’ Even kijkt ze nadenkend voor zich uit. ‘Nu zou ik toch wel willen weten waarom je mij uitgekozen hebt.’ ‘Dat heb ik niet gedaan, Sorane. Maar in zekere heb jijzelf dat gedaan, omdat jij een deel van mijn gebieder bent.’ ‘Dat was ik even vergeten, Anya. Maar wat bedoel je met een deel van je gebieder’ denkt Sorane, in een poging om te kijken of het lukt. ‘Mijn programma is door de gebieder voor haarzelf gemaakt, Sorane.’ ‘Wie is die gebieder dan?’ ‘Dat is iets dat zij alleen je kan meedelen, Sorane.’ ‘Als ik een deel van haar zou zijn dan zou ik dat toch moeten weten.’ ‘Mijn gebieder is de enige die mij de toelating kan geven om jou deze gegevens de geven.’ ‘Maar ik ben toch een deel van haar, zeg je zelf.’ ‘Ja, een van de negen, Sorane. Meer kan ik je niet uitleggen.’ Even denkt Sorane na, maar geraakt er niet aan uit. ‘Misschien kan je mij helpen om bewijzen tegen Aqunok te verzamelen.’ ‘Dat behoort niet tot mijn programma, Sorane. Ik heb besloten je te beschermen tot de tijd gekomen is om samen te smelten.’ ‘Spijtig, ik had je hulp goed kunnen gebruiken, denk ik. Maar wat bedoel je met samen te smelten?’ Maar haar hypsoon antwoordt niet meer, dus trekt ze haar schouders op. Ze heeft intussen de lift bereikt en zweeft naar beneden. Met haar gedachten is ze echter haar verloren geluk met Alon. Gedurende enkele uren zit ze in het park, aan de buiten rand van de stad. Haar appartement is er niet ver vandaan. ‘Sorane, je moet je op je verdere leven concentreren,’ hoort ze de stem van Anya zeggen. Dat brengt haar gedachten terug op de werkelijkheid, maar ze antwoordt niet. Toch staat ze op en loopt langzaam in gedachten naar haar appartement, dat een paar straten verder ligt. Als ze binnenstapt opent ze haar geheime bergplaats en neemt, nadat ze diegenen die ze bij zich draagt in de kast neerlegt, twee nieuwe handwapens eruit. Maar als de bergplaats terug dichtschuift, kijkt ze om zich heen. Het is zo leeg in het appartement, nu Alon er niet meer is. ‘Alon, waarom heb je mi… Nee, Alon, jouw treft geen schuld,’ fluistert ze. Met tranen in de ogen stapt ze haar slaapkamer in. Voor haar ogen ziet ze beelden van Alon, die haar lachend kust. Ze voelt de tranen opwellen en laat zich huilend op haar lege bed vallen. Verschillende minuten gaan voorbij voor ze zich opricht en de tranen uit haar ogen wrijft. Even later staat ze voor de spiegel in de badkamer en bekijkt haar gezicht, dat door de tranen ontsierd is. ‘Ze zullen boeten, Alon,’ fluistert ze. Dan begint ze zich weer toonbaar te maken. Enkele uren later bereikt ze veilig en wel het hoge piramidevormig gebouw waar Aqunok zijn hoofdkwartier heeft. ‘Hoe ben jij ontkomen? Je werd toch gearresteerd.’ Even zegt Sorane niets. Dan herpakt ze zich. ‘Dat klopt, maar zo gemakkelijk laat ik mij niet in de cel steken. Het is niet de eerste maal dat ik aan de politie ontkom,’ zegt de roodharige glimlachend. ‘Ontkomen, Sorane. Ik denk eerder dat ze je lieten gaan.’ ‘Ben je gek geworden, Doran? Het scheelde niet veel of ze hadden mij gehad, maar ik heb altijd een paar bruikbare dingen bij mij.’ ‘Die zullen je echter niet veel helpen. Steek je handen omhoog. We brengen je opnieuw naar Aqunok. Ik vertrouw je voor geen zier.’ ‘Ik ga zelf wel, jongens,’ zegt Sorane glimlachend. Op hetzelfde moment draait ze om haar as en voor de twee iets kunnen doen, slaat ze het wapen uit de hand van Doran. Zijn vriend trekt dadelijk het zijne, maar voor hij het kan richten, wordt hij door haar rechtervoet geraakt op de borst. Naar adem snakkend valt hij achterover. Doran werpt zich op dat moment op de roodharige, maar ze duikt onder zijn armen door. Voor hij van de verrassing bekomen is, grijpt Sorane zijn beide polsen vast en bindt ze bliksemsnel tegen elkaar. Machteloos kijkt hij toe hoe ze naar de lift rent. Maar hij ziet niet dat ze in de koker haar hand omhoogsteekt en plots naar boven schiet. Veel sneller dan de stijgende golven. Als de lijfwachten op het verdiep van Aqunok de lift bereiken, is Sorane al voorbij. Dertig meter boven hen, ziet ze hen door de koker naar beneden kijken. ‘Zoek haar. Ze kan niet ver zijn,’ zegt een van de mannen. Terwijl de lijfwachten in verschillende richtingen uitzwermen om haar te zoeken, laat Sorane zich uit een ventilatie gat, op de bovenste verdieping, zakken. Even kijkt ze om zich heen en glimlacht als ze niemand ziet. ‘Kan je mij een 3d plan van het gebouw laten zien, Anya.’ Anya antwoordt niet, maar wel ziet ze een 3D beeld voor haar ogen opdoemen. Op haar hoede stapt ze naar de trappen toe en daalt af. Vier verdiepingen lager hoort ze stemmen die naar boven komen. Snel verdwijnt ze door een deur en haast zich de gang in. Maar de lijfwachten die naar boven komen hebben detectors bij en ze vinden het spoor van Sorane, al weten ze niet dat zij het is. Met getrokken wapens volgen de man en de twee vrouwen het spoor. Een paar minuten later bereiken ze een flat, waar diegene die ze volgen naar binnengegaan is. Maar in de flat is niemand aanwezig. Verbaasd kijken ze om zich heen. Ze snappen er niets van. Een van de vrouwen brengt het hoofd van de lijfwachten op de hoogte, maar komt zo te weten dat ze nog geen enkel spoor van Sorane gevonden hebben. Sorane hangt intussen aan de buitenwand van het gebouw en laat zich naar beneden zakken. Als ze bij haar doel aankomt, probeert ze het venster te openen. Op dat moment wordt ze opgemerkt en ze openen het vuur op Sorane. Deze probeert zich opzij te zwieren, maar ze verliest haar houvast en stort naar beneden. Sorane probeert snel haar arm naar de dakrand te richten maar ze draait te snel om haar as, zodat ze geen kans maakt om haar doel te raken. Plots verdwijnt haar omgeving en een seconde later staat ze opnieuw in een flat. Ze trilt hevig en kijkt verbaasd om zich heen. Een paar minuten weet ze niet wat te zeggen, ze dacht al dat ze neer zou storten. ‘Uw tijd is nog niet gekomen Sorane. Tot dan moet ik in uiterste nood…’ ‘Jaja, daar heb je al iets van gezegd. Waar zijn we hier?’ ‘In een appartement naast dat waarin Aqunok zich bevindt,’ zegt de stem van Anya. ‘Had je mij niet eerder hier kunnen brengen, Anya. Dan had ik geen halsbrekende toeren moeten uithalen, die mij het leven hadden kunnen kosten.’ ‘Nee, Sorane. Alleen in uiterste…’ Maar de roodharige luistert al niet meer. Ze opent de toegangsdeur tot de flat en kijkt de gang in, in beide richtingen, maar ziet niemand. Snel sluit ze de deur achter zich en opent even later langzaam de deur van Aqunoks flat. Ze ziet er niemand en gaat snel naar binnen. ‘Ben jij dat, Orgon. Hebben jullie Sorane al?’ ‘Ik ben Orgon niet, Her Aqunok, maar Sorane. Je mensen hebben mij evenmin kunnen tegenhouden als de politie.’ Aqunok komt met getrokken wapen uit de kamer waar hij zich bevond, maar als hij merkt dat Sorane geen wapen in haar hand houdt, steekt hij zijn wapen weer in zijn schouderholster. Dan kijkt hij Sorane aan. ‘Hoe ben je hier geraakt?’ ‘Zoals ik ook aan de agenten ontkomen ben, Her Aqunok. Ik ben niet voor niets een van de besten in mijn beroep.’ Even staart de man haar gefronst aan, dan zegt hij kalm: ‘Ik wil een verklaring van jou en laat het geloofwaardig klinken anders kom je hier niet levend weg. Wist jij werkelijk niet dat Alon een agent was?’ Even glimlacht Sorane, maar wordt dan weer ernstig en antwoordt, terwijl ze hem met een koele blik aankijkt. Op hetzelfde moment heeft ze bliksemsnel een wapen getrokken. Aqunok schrikt van haar snelheid. Ook de blondine die onzichtbaar achter Sorane tegen de muur leunt. Die concentreert zich om dadelijk in te grijpen.’ ‘Buig je vinger om de trekker, roodkop, dan verpulver ik je ter plaatse. Ik heb Aqunok nog nodig voor mijn plannen,’ denkt ze. Tot haar verbazing, zegt Sorane: ‘Ik heb de indruk dat u mij niet vertrouwd, Heer Aqunok. Zoals ik eerder al zei, was ik op hem verliefd. Ik dacht dat hij ook van mij hield, maar hij maakte misbruik van mijn vertrouwen. Gelukkig voor hem, kwam ik het te laat te weten, want anders had hem, zelf langzaam om het leven gebracht. Niemand zou ooit geweten hebben wat er met die verrader gebeurd was,’ terwijl ze met een even snelle beweging haar wapen laat verdwijnen. Aqunok kijkt haar nadenkend aan en probeert te achterhalen, waar ze dat wapen zo snel weggeborgen heeft. ‘Ik ben tot in uw vertrekken geraakt, terwijl geen enkele lijfwacht mij kon tegenhouden, Her Aqunok. Ik ben hier om te bewijzen dat u mij kunt vertrouwen. Had ik niet op uw vraag geantwoord, maar geschoten. Dan had u nu misschien in uw bloed op de vloer gelegen.’ Even verandert de blik van Aqunok in een angstige. Dan glimlacht hij, want hij beseft dat ze gelijk heeft. ‘Ik geloof dat je de waarheid spreekt, Sorane. Voorlopig hoor jij tot mijn lijfwacht, zodat ik je in het oog kan houden. Misschien kan ik je capaciteiten, als huurmoordenares, wel nuttiger gaan gebruiken. Maar pas wel op, een misstap en je komt alsnog onder de grond te liggen.’ Hij merkt echter niet dat Sorane zich met de grootste moeite kan dwingen om haar wapen niet opnieuw te trekken. Op dat moment komen enkele lijfwachten binnen en blijven verrast staan. ‘Hoe kan dat? Jij viel toch naar beneden.’ ‘Ik denk dat jij een bril moet gaan kopen, Itana. Je ziet toch dat Sorane hier voor ons staat. Over enige tijd zullen we haar misschien nieuwe taken geven, voorlopig kan ze blijven. Ik denk dat ze de waarheid spreekt, maar toch staat ze een paar weken onder nauw toezicht.’ Sorane kijkt de leider van de organisatie even aan en knikt dan. ‘Meld je morgen maar bij Atos. Hij zal op de hoogte zijn en je wegwijs maken in je nieuwe en belangrijkere taken. Daarna zal hij je ook beoordelen en daar zal je verdere leven door bepaald worden.’ Sorane knikt weer en stapt dan voorbij de lijfwachten. ‘Nog iets, Sorane. Je herinnert je die vrouw toch nog die de vorige maal dat je voor mij stond aanwezig was.’ ‘Ja, dat was Berana Vorkaor geloof ik.’ ’Dat klopt. Maar ze hoort niet meer tot mijn vertrouwelingen. Zij bleek samen met enkele anderen tegen mij samen te spannen. Meldt het als je ze met jouw contact zou laten opnemen.’ ‘Ik verander niet snel van partij, Her Aqunok. Tenzij ik bedrogen word.’ Met ruk draait ze zich weer om en haast zich de gang in. De lijfwachten kijken haar verbaasd na. Aqunok wil reageren, maar op een teken van de blondine zegt hij niets. ‘Laat haar maar, Aqunok. Ze bedoelt het niet oneerbiedig. Ze is alleen direct op de man af, zoals jullie hier op Enuron zeggen.’ Aqunok knikt. ‘Alleen zou ik wel willen weten, waarom ik er maar niet in slaag haar gedachten te lezen. Normaal zou ik dat moeten kunnen.’ ‘Ze zal toch geen Esper zoals ik zijn, Hera.’ ‘Nee, dat is ze niet. Dat zou ik dadelijk merken, want dan zou zij proberen om jouw telepathisch te scannen.’ De volgende dagen leert ze door haar taken enkele nieuwe mensen kennen. Alleen heeft ze nu geen enkel contact meer met de Erine en Malon. Een paar weken later lijkt het gevaar geweken. In het restaurant ontmoet ze Rinar Vesino, een jongeman die op het kantoor van Atos, de rechterhand van Aqunok, werkt. Ze weet dat hij dit leven moe is. Maar hij vreest dat Aqunok zijn familie zwaar zou aanpakken als hij uit de organisatie stapt. Sorane zegt hem echter niet de volle waarheid, maar vertelt hem dat ze er ook uit wil stappen, nu Alon dood is. Ze vreest dat Rinar, haar zou kunnen verraden als hij de volle waarheid kent. ‘Maar om dat te doen heb ik meer gegevens nodig, die moeten voorkomen dat Aqunok, mij laat doden.’ ‘Wat ga je dan met die gegevens doen, Sorane? Aqunok zal je toch doden en de gegevens vernietigen.’ ‘Nee, Rinar. Dat kan hij niet, want de gegevens zullen op een veilige plaats bewaard worden, zodat hij ze nooit kan vinden. En als ik geen natuurlijke dood gestorven ben, dan zullen die gegevens aan het gerecht overgemaakt worden. Als je mij helpt dan zorg ik er ook voor dat jij en je familie veilig zijn.’ Eerst twijfelt hij, maar dan stemt hij toch aarzelend toe. ‘In orde, Sorane ik zal het proberen, maar ik hoop dat jij je woord houdt. Anders zijn, ik, Ora, mijn zus en mijn ouders er geweest.’ ‘Wie is Ora?’ ‘Een jonge vrouw, die opdient op de vergaderingen van Aqunok. Soms voert ze kleine ongevaarlijke opdrachten voor Atos of Aqunok uit. Zo leerde ik haar een tijdje geleden kennen en we werden verliefd op elkaar. Allebei zijn we dit leven moe, maar tot nu hadden we geen kans om eruit te raken.’ ‘Misschien kan je liefje helpen, Rinar. Maar we moeten wel zeer voorzichtig te werk gaan. Als ze het te vroeg ontdekken zijn we er allen geweest.’ ‘Zou ik hem zeggen dat ik voor rechter Sodinor en de politie werk?’ ‘Je moet me wel iets beloven, Sorane. Als ze mij pakken, wil je dan zorgen dat mijn zus, mijn ouders en Ora in veiligheid gebracht worden.’ Even kijkt Sorane de jongeman aan en knikt dan. ‘Nee, voorlopig nog niet, misschien later,’ denkt Sorane en antwoordt: ‘Ik zal mijn best doen, Rinar. Maar als we het goed aanpakken en alles volgens mijn plan uitvoeren, zijn we in veiligheid voor ze het ontdekken.’ ‘Ik hoop het.’ ‘Om te bereiken wat we willen, moeten we wel enkele risico’s nemen, Rinar. Maar als we onze voorzorgen nemen, dan moeten we wel onopgemerkt gegevens kunnen vinden. Laat Ora contact met mij opnemen in de grote trainingszaal. Zij wordt onze tussen persoon. Voorlopig kan jij beter doen alsof je mij niet kent.’ ‘In orde. Sorane. Maar is dat niet te gevaarlijk voor Ora. Ik ben opgeleid in de gevechtskunsten, maar zij niet.’ ‘Dat is geen probleem, Rinar. We kunnen dat als reden opgeven, waarom een dienstmeisje mij steeds opzoekt. Ik zal haar opleiden en wel een paar trucjes bijbrengen. Misschien zal je jou zelfs nog iets kunnen leren,’ glimlacht Sorane. Rinar staat als eerste recht en geeft Sorane nog een hand, terwijl hij zegt: ‘Bedankt voor de goede raad, Mevrouw Cobanon. Ik laat Ora weten dat u haar wil helpen om iets meer te zijn dan een dienster.’ ‘Je moet me niet bedanken, Rinar. Als Ora een goede leerlinge blijkt te zijn, dan kan ze meer nut hebben voor de organisatie. Ik zorg wel voor je liefje,’ glimlacht Sorane.
