Maar de man hoort een gerucht achter zich en draait zich bliksemsnel om. Maar voor hij zijn wapen kan richten, wordt hij door een energiebol geraakt. Als zijn baas naar hem kijkt, ziet hij hem voor zijn ogen in stof uit elkaar vallen. ‘Gelukkig heb ik je nodig, Vlandor. Anders was je, je ondergeschikte gevolgd in de dood,’ zegt een stem. De man kijkt naar de onbekende blondine, die op een dertigtal passen van hem staat. ‘Mijn naam is Jakira. Misschien ken je hem al ergens van.’ De man moet dadelijk aan de meesteres denken en glimlacht. ‘Nee, die ben ik niet. Ik ben de echte Jakira, niet die bedriegster die mijn naam en gedaante gebruikt,’ zegt ze, terwijl ze naar hem toeloopt. Zonder hem aan te kijken, knielt de blondine naast Raya en kijkt haar aan. ‘Ik haal het niet. Maar laat die misdadiger niet ontkomen,’ stamelt Raya zwak, terwijl een dun stroompje bloed uit haar mondhoeken loopt. ‘Denk jij dat je zo snel je straf ontloopt, agente. Weet jij wel wat een esper kan doen?’ zegt Jakira lachend. ‘Een esper... Wat is dat voor iets?’ vraagt de agente zwak. ‘Jullie noemen het paranormale krachten, telepathie, telekinese, enz, Raya,’ glimlacht Jakira raadselachtig. ‘O, dat. Sommigen beweren dat die krachten bestaan, maar...’ Jakira antwoordt echter niet, op de krakende woorden van de gewonde Raya. Ze glimlacht alleen maar. Ze heft haar handen omhoog en houdt ze vlak boven het bovenlichaam van de agente. Plots vloeit er een lichtgroen licht naar Raya’s wonde toe. Langzaam groeit de wonde terug dicht en even later is er niets meer van te zien. Vlandor de baas van deze sector kijkt ontsteld toe. ‘Dat kan toch niet,’ stamelt hij, terwijl Jakira, Raya helpt recht staan. ‘Hoe doe je dat, Jakira?’ ‘Ik zei het al. Ik ben van geboorte een esper, agente.’ ‘Je naam. Ben je zeker dat Jakira je echte naam is? Je bent toch geen nakomeling van de Jakira uit de manuscripten die een paar honderd jaar geleden ontdekt werden.’ ‘Nikita, mijn moeder gaf mij deze naam bij mijn geboorte. Maar dat is al zeer veel duizenden jaren geleden,’ zegt Jakira en kijkt plots naar Vlandor. ‘Duizenden jar…. Dat kan niet waar zijn,’ stamelt Raya, terwijl ze met grote ogen, naar Jakira staart. De blondine kijkt de agente met een glimlach aan, terwijl ze zich de woorden van haar vader herinnert. Die vertelde een aantal jaren geleden een verhaal over een blondine, met de naam Jakira, die samen met enkele anderen in vele geschriften uit het verleden opduikt. Maar Jakira richt zich tot Vlandor, ze haar hypnotische krachten van hem terugtrekt. ‘Nu ben jij aan de beurt.’ Bevrijdt van Jakira’s suggestieve krachten, kijkt de man haar verschrikt aan. ‘Wat heb je gedaan, vrouw?’ vraagt hij met trillende stem. ‘Ik heb je een beetje beïnvloed, zodat je niet ging vluchten, terwijl ik Raya er weer bovenop hielp. ‘Beïnvloed? Wat bedoel je?’ ‘Een soort hypnose, man,’ zegt ze ruw en concentreert zich. Haar telepathische krachten dringen zijn gedachten binnen. Hij wil zich verzetten, maar hij heeft de kracht er niet voor. Toch wankelt hij langzaam achteruit. Als Jakira haar telepathische gedachten terugtrekt, glimlacht ze. ‘Bedankt, Vlandor. Ik weet wat ik wilde weten. Nu komen je vrienden aan de beurt. Geen van jullie zal mij ontkomen.’ De man kijkt haar met verbijstering aan. ‘Jij bent een telepate en een duivelin,’ roept hij uit. ‘Dat klopt, Vlandor. Maar alleen voor de ergste misdadigers zoals jij. Jullie soort heeft geen geweten.’ ‘Raya, wil jij hem naar het politiebureau brengen?’ ‘En jij dan.’ ‘Ik ga zijn maten een beetje lastigvallen. Misschien breng ik er nog een paar naar cel. Maar met zekerheid kan ik het niet zeggen.’ ‘Aan onze meesteres ontkom je niet, jij die je zelf Jakira waagt te noemen.’ ‘Nee, Vlandor. Hopelijk kom ik haar tegen, dan kan ze weer op de vlucht slaan, zoals de vorige keer,’ spot Jakira en is op hetzelfde moment verdwenen. Raya richt haar wapen op de misdadiger. ‘Vooruit naar je zwever,’ beveelt ze. ‘Je vriendin is goed gek, agente.’ ‘Ze is mijn vriendin niet, maar als ik het juist heb, dan staat je meesteres op de rand van een afgrond te wankelen.’ ‘Je bent al even gek als die blonde. Mijn meesteres is een godin.’ ‘Een godin. Dat zal voor de echte Jakira geen probleem zijn, Vlandor. Ze heeft al verschillende goden hun verdiende straf gegeven. Je hebt toch geschiedenislessen gekregen op school.’ ‘Blijf je nieuwe weg volgen, Raya Verodin. Dan zal je ooit aan de zijde, van diegene die ik geworden ben, strijden,’ hoort ze een stem in haar hoofd. ‘Wie ben je geworden? Wat bedoelt u met naast jou strijden?’ denkt Raya. ‘Ik gaf ik jou een Hypsoon, Raya. Misschien begrijp je de hint of misschien ook niet.’ ‘U gaf me die… Die kreeg ik van Sorane. Maar dat kan u niet zijn. U bent een blondine en zij heeft rood haar.’ ‘En dan, agente. Ooit was ik Jakira, nu ben ik als iemand anders onder de levenden. In de gevangenis zoeken ze me niet echt en daar ben ik als iemand mij daar wil opzoeken.’ ‘Ik snap niet wat u bedoelt?’ ‘Dat komt wel, Raya. Als je eens goed nadenkt over mijn woorden.’ Raya schudt haar hoofd en kijkt dan naar haar gevangene. Die kijkt haar nog steeds aan, terwijl merkte dat de agente met een bewonderende klank over die Jakira sprak. Hij trekt dan maar zijn schouders op en loopt naar de uitgang toe. Maar hij kiest voor een andere weg, misschien kan hij daar een kans hebben om te ontkomen en zijn maten te waarschuwen. Raya volgt hem op een meter of twee afstand. Iets zegt haar om hem niet te vertrouwen, maar ze merkt niets verdachts. Als ze de uitgang naderen lopen door rijen opgestapelde blokken, werpt Vlandor zich opzij en duwt een steunbalk weg. De blokken beginnen dadelijk te kantelen. Raya ziet het gevaar een springt vooruit. Maar ze is te laat. Ze ziet de zware blokken op haar toekomen. Op hetzelfde moment ziet ze een licht groene kring voor haar opdoemen. ‘Spring erdoor, Raya,’ hoort ze een bevelende stem in haar hoofd. Zonder na te denken volgt ze het bevel op en een seconde later staat ze in de openlucht. Verbaasd kijkt ze om zich heen. ‘Hoe?’ fluistert ze. ‘Een overbrengerveld, Raya.’ ‘Een overbrengerveld?’ herhaalt ze vragend. Voor de Hypsoon kan antwoorden, merkt ze Vlandor op die uit het gebouw stapt. Ze ziet hem grijnzen en denkt: ‘Wat gaat die schrikken als hij mij ziet.’ Dan roept ze. ‘Vlandor. Schrik niet te veel, want ik zou niet graag dode afleveren.’ De man verstijft even en kijkt haar met opengesperde ogen om. ‘Jij... hoe?’ ‘Ik heb een beetje geluk gehad, man. Naar je zwever en geen truckjes meer. De volgende keer schiet ik door je benen.’ Vlandor blijft haar aanstaren, terwijl zijn gedachten door elkaar dwarrelen. ‘Ga je nu nog verder, of……’ ‘Nee, ik ga al.’ Raya volgt de man opgelucht en een paar minuten later duwt ze hem de zwever in. Dan gaat ze naast hem op de bestuurders plaats zitten. Als ze voor het bureau uitstappen, kijken de andere agenten hen verbaasd aan. ‘Breng hem naar een cel en sluit hem op,’ zegt ze. Enkele agenten grijpen Vlandor vast en brengen hem weg. Raya haast zich intussen naar haar bureau, maar dan hoort ze de stem van de kapitein. ‘Agente Verodin. Sorane Cobanon, die jij en je partner moesten bewaken, waar is die?’ ‘Veilig, Kapitein. Mijn partner bewaakt haar.’ ‘Waarom ben jij dan hier? Want als ze ontkomt, hou ik jullie beiden verantwoordelijk.’ Raya vertelt ongeveer wat er gebeurd is, maar verzwijgt wel een paar dingen, zoals de tussenkomst van Jakira. Dan kijkt ze de kapitein afwachtend aan. ‘In orde. Dan heb je geluk gehad. Haast je nu naar je partner toe.’ ‘En Sorane?’ ‘Dat je hier bent is een gelukkig toeval, denk ik. Want nu moet ik niemand meer sturen. Ik kreeg een uurtje geleden een bericht dat Cobanon naar de staatsgevangenis gebracht moet worden. De, aan haar toegewezen, advocaten komen morgenvroeg om haar verdediging voor te bereiden.’ ‘In orde, kapitein. Maar mijn zwever staat ergens in de stad, kan ik een nieuwe krijgen.’ ‘Een nieuwe. Ben je wel goed bij je hoofd? Pak maar een van de, in beslag genomen zwevers, in de garage.’ Raya glimlacht en zegt: ‘Dank u. Zoiets bedoelde ik.’ De kapitein kijkt haar na, als ze tussen de bureaus door stapt. Dan neemt hij de telefoon in zijn hand en tikt een nummer in. Een tijdje later raast Raya in een blauwe zwever uit de garage de weg op. Als ze aan de deur van het schuilhuis aanbelt, doet Malon voorzichtig open. ‘We moeten opbreken, Malon. Ze verwachten Sorane in de staatsgevangenis.’ ‘Wat? Hadden ze ons daar niet dadelijk naar toe kunnen sturen?’ ‘Ja, misschien wel. Malon, maar wij beslissen zoiets niet.’ ‘Je hebt gelijk, Raya. Ik zal Sorane...’ ‘Dat doe ik wel, Malon. Ik wil met eigen ogen zien dat ze er nog steeds is,’ zegt de agente en haast zich naar de kamer. Als ze de deur opent, ziet ze Sorane op haar rug op het bed liggen. ‘Hee, Sorane. Wordt wakker. We moeten je...’ Sorane opent haar ogen en kijkt de agente aan. ‘Hai, Raya. Je hebt er geen last meer van, zie ik.’ Verbaasd kijkt de agente de gevangene aan. ‘Wat bedoel je?’ ‘Ik voelde je pijn toen je in elkaar zakte, agente. Gelukkig was daar een zeer oude blondine, anders zou je hier niet meer zijn.’ ‘Hoe weet…’ ‘Ik ben minstens een telepate, Raya Verodin. Het wordt tijd dat jij je leven betert. Ooit was een verre voorvader een medestrijder van die Jakira.’ ‘Bedoel je die Gonlo Verodin, waar jij van sprak?’ ‘Zeker, die bedoel ik.’ ‘Die kan jij niet gekend hebben, Sorane.’ ‘Nee, maar die blondine wel.’ ‘Hoe weet je dat allemaal?’ Even glimlacht Sorane en zegt dan: ‘Ik doe elke dag concentratieoefeningen om mijn gaven aan te scherpen. Moet je ook eens doen, want het kan je helpen om je innerlijk evenwicht te bewaren. En ik zou je aanraden om eens goed over de woorden van die blondine na te denken,’ zegt ze, terwijl ze op de rand van het bed gaat zitten. Raya kijkt haar nadenkend aan, terwijl ze de handboeien van haar riem losmaakt. Nadat ze Sorane’s handboeien om haar polsen gesloten geeft, duwt ze Sorane voor zich uit naar buiten. ‘Ik zal ze deze maal niet afdoen, Raya.’ Even kijkt de agente haar gevangene in de ogen. ‘Je kan het beter niet wagen, roodkop.’ ‘Ik wil dat jij aan mijn zijde strijd, zoals je voorvader aan de zijde van Jakira vocht, Raya.’ ‘Dat zal nooit gebeuren, roodkop. Ik ben een agente en jij….’ ‘Je hebt gelijk, Raya. Maar vergeet niet dat, als je je niet stopt met jezelf te verrijken met steekpenningen aan te nemen, dat ik je nooit, zoals je voorvader, aan mijn zijde zal dulden,’ hoort ze de stem van Sorane in haar hoofd zeggen. ‘Hoe weet jij het toch van die voorvader, Sorane?’ ‘Als je goed over mijn en de woorden van die blondine nadenkt zal je het wel beseffen. ‘Als ik tijd heb, zal ik dat eens doen, gevangene,’ zegt ze met een trillende stem. Met moeite slikt ze haar woede in, want ze wil niet dat Malon iets van haar misdaad te weten. ‘Jij zal het hem moeten zeggen, Raya. Van mij komt hij niets te weten, zolang het niet echt nodig is.’ Opnieuw knikt Raya en kijkt naar haar collega, die hen al ongeduldig staat op te wachten. ‘In de zwever, Sorane.’ De roodharige kijkt Malon even aan. ‘Wil je me zo snel in de cel, Agent Garent?’ ‘Zo snel maar kan, huurmoordenares. En deze maal geraakt je er zo snel niet uit.’ Sorane glimlacht spottend. ‘Zeker van, agent. Deze boeien houden mij ook niet tegen als ik niet wil. Ik hoef er maar aan te denken en ik ben ergens anders. Soms zelfs in een andere gedaante.’ ‘Sorane merkt dat Raya een verbaasde blik op haar werpt. ‘Zoals ik al zei, denk eens goed na, Raya,’ hoort Raya haar telepathisch stem zeggen. Terwijl ze instapt, kijkt Raya naar Malon. Die trekt zijn schouders op en geeft een teken om in te stappen. Een uur later bereiken ze hun doel en stoppen voor de gevangenisdeuren. Maar als ze uitstappen, geeft Sorane Raya plots een duw en werpt zich opzij. Een straal boort een gat in de deur van de zwever. Sorane rolt over de grond en richt het wapen dat ze uit Raya’s holster trok, naar omhoog. Terwijl een tweede straal vlak naast haar inslaat, vuurt ze zelf eenmaal en iets daarna een tweede maal. Haar eerste capsule slaat vlak onder de dakrand in de muur. De schutter schrikt hevig en richt zich, terwijl hij opzij wil duiken, een beetje op. De tweede capsule is raak. Terwijl zijn wapen uit zijn hand valt, stort de man achterover. Raya kijkt naar Sorane, die om zich heen kijkt. ‘Er zijn er meer, agente. Ik verdedig mij alleen.’ Even kijkt Raya hun gevangene aan en knikt dan maar. Dan grijpt ze haar reserve wapen. Terwijl Malon zijn wapen op de huurmoordenares richt, duikt die opzij en rent gebukt naar een stilstaande zwever. ‘Stop, Sorane. Of ik schiet,’ roept hij, maar Sorane duikt op dat moment achter de zwever weg. Malon schrikt als hij twee stralen in de zijkant van de zwever hoort slaan. Even kijkt hij om zich heen, maar kan niets verdachts opmerken. Sorane weet echter telepathisch waar de schutter zit en blijft hem scannen. Zo komt ze te weten dat er op het dak twee schutters zijn en nog een aantal in het gebouw zelf. De ene zit langs de overkant op het dak van het gebouw, terwijl de andere op weg is om haar langs een andere kant onder vuur te nemen. Even kijkt ze naar beide agenten, die in een redelijk veilige dekking liggen. ‘Die twee daarboven zullen vandaag hun dagje niet hebben,’ denkt ze. Even concentreert ze zich en materialiseert in het gebouw achter haar. Ze staat achter een dikke steunpilaar en scant haar omgeving. Niemand heeft haar opgemerkt, maar Sorane ontdekt zeven mensen die, niet wetend wat te doen, angstig naar buiten staren. Ze loopt op een van hen toe. De man schrikt als hij haar opmerkt. Zij denken dat ze wil ontsnappen, als ze het wapen en haar handboeien zien. Met een snelle beweging is ze los en legt de boeien op de tafel: ‘Er zitten een paar sluipschutters op het dak, mensen. Ik wil alleen mijn leven verdedigen. Als die schutters verdwijnen, leg ik mijn wapens neer.’ De mensen kijken haar verbaasd en angstig aan. Ze kan niet genoeg capsules in dat wapen hebben om hen allemaal neer te schieten, maar geen van hen wil sterven. Of toch. Een man, met zijn hand op zijn wapen aan zijn rechter heup, stapt op de roodharige toe. Traag trekt hij het en richt hij het op haar. ‘Dat wapen is niet nodig,’ zegt Sorane. ‘Je zal niet vluchten, Sorane Cobanon. Ik ben ooit bij de commando’s geweest. Dus ik sta mijn mannetje.’ Sorane glimlacht even, want ze heeft al gemerkt, dat de man al een tijdje niet meer getraind heeft. ‘Dat wil ik ook niet. Die agenten daarbuiten hebben hulp nodig,’ zegt ze. De man schrikt even als hij de snelle beweging ziet, als Sorane haar wapen achter haar riem steekt. Even slikt hij, maar nu voelt hij zich plots zekerder. ‘Ja en! Jij wil hen die geven zeker, huurmoordenares.’ ‘Dat klopt,’ fluistert Sorane en springt op de man toe. Voor die kan reageren, ligt hij al op de vloer en het wapen heeft Sorane in haar hand. ‘Dood me maar, vrouw. Anders kom ik achter je aan.’ ‘Waarom zou ik je doden? Je bent geen misdadiger, Koson,’ hoort hij haar tot zijn verbazing zeggen. De andere aanwezigen hebben enkele agenten achter de zwevers in dekking zien zitten. ‘Daar wordt hevig geschoten,’ zegt een vrouw. Enkele capsules slaan op dat moment in op de zwever, waarachter Sorane zou moeten zitten. Sorane die nog steeds haar omgeving scant, weet dat de andere schutter langs de trap naar beneden komt. ‘Verberg jullie snel. Er komt er een de trap af,’ zegt ze en draait het wapen van Koson om haar vinger, voor ze het aanreikt. Verbaasd neemt de man het aan en knikt. ‘Ik geloof je,’ fluistert hij. ‘Bekommer jij je om die mensen. Ik neem die wel voor mijn rekening. Dan wijst ze naar een hoek waar verschillende kasttafels staan. Koson kijkt Sorane in de ogen en plots beseft hij, waarom weet hij niet, dat ze de waarheid spreekt. ‘Doe wat deze vrouw zegt, mensen. Ik weet niet waarom, maar ik denk dat we haar kunnen vertrouwen,’ zegt hij licht bevelend. De mensen haasten zich om erachter te knielen, terwijl Sorane naar de zijkant van de trap loopt. Ze drukt zich tegen de muur, terwijl de man, die nu zijn scherpschutters geweer op de rug gehangen heeft, bijna beneden is. In zijn handen heeft hij twee snelvuurwapens. Maar twee anderen volgen hem op de voet. Voorzichtig kijkt hij om de hoek in de richting van de vensters. Hij kan Sorane in haar dekking niet zien zitten en neemt contact op met zijn maat op het dak. Die meldt hem, dat het doelwit zich nog steeds achter de zwever moet bevinden. Op zijn hoede sluipt de man naar het venster toe. Beide anderen lopen naar de geknielde mensen toe en grijnzen. ‘We kunnen geen getuigen in leven laten,’ zegt een van hen. Zeven mensen kijken angstig naar de wapens die langzaam op hen gericht worden. Maar dan verstijven beiden, als zij een stem horen vragen: ‘Jullie zijn toch niet naar mij op zoek, huurlingen?’ De man bij het venster reageert het snelst en draait zich om. Maar afdrukken kan hij niet meer. Sorane vuurde tweemaal en zijn beide schouders worden doorboort. Krachteloos zakken zijn armen naar beneden, terwijl hij de roodharige aanstaart. Zijn twee maten, duiken zich omdraaiend opzij en richten hun wapens op de roodharige. Maar die heeft zich op de vloer laten vallen en vuurt een derde en vierde maal. De linkse voelt de capsule doorheen zijn schouder raast. De tweede zakt op dat moment in klaar. Hij werd door Sorane(s vierder schot geraakt en ook door een schot van de veteraan. Met een luidde klap stort hij op de vloer. Even kijkt ze naar de dode en keert zich dan naar de gewonde. ‘Jij hebt gelijk gehad,’ zegt ze. ‘Het spijt me, Sorane. Ik had niet gedacht dat je ze allebei zou aankunnen.’ ‘Het is niets, Koson. Hij wilde doden, dus het was zijn keuze. Alleen ontloopt hij nu zijn menselijke straf.’ ‘En die daar.’ ‘Die zal een lange tijd in de gevangenis moeten doorbrengen.’ ‘Denk je dat, moordenares. Geen rechter die zijn leven lief is zal mij veroordelen.’ Kalm draait Sorane zich om. ‘Dan zal je ooit weer voor mij staan, man. En dan richt ik niet op je schouders, maar op je handen. Daarna zal je nooit meer een wapen kunnen vasthouden.’ Ze merkt dat de man schrikt en probeert te slikken. ‘Bekommer jij je om die twee, Koson,’ zegt ze. De veteraan knikt en komt op haar toe, terwijl ze hij de gewonde naar de andere toeduwt. ‘Dit wapen is van een agente daarbuiten. Ik bevat nog vijf capsules, dat moet genoeg zijn,’ zegt ze dan, terwijl ze het wapen van Raya achter de riem op haar rug steekt. Als Koson knikt, loopt Sorane naar de gewonden toe. Terwijl de zeven mensen zich oprichten en haar horen ze haarzeggen. ‘Nu jullie maat nog, mannetje.’ ‘Die maakt je af, voor je tot bij hem kan komen, moordenares.’ ‘Daar ben ik niet zo zeker van, man.’ Machteloos moet de moordenaar toezien hoe Sorane de riem van het scherpschutters wapen los maakt van zijn schouder. Even weegt ze het wapen in haar hand. ‘Een goed wapen, man,’ zegt ze en geeft hem een duw tegen zijn rug. ‘Deze is ook eentje voor jou, Koson,’ zegt ze nog, terwijl ze een teken geeft. De veteraan knikt even en ziet de roodharige langzaam gebukt naar de deur stappen. Als ze er bijna is schuift die deur open. In de inkomhal drukt ze zich dadelijk tegen de muur. Raya is de enige die haar opmerkt. Ze stelt vast dat hun gevangene opnieuw geen boeien om haar polsen heeft. ‘Verdomme, ze heeft een scherpschutterswapen gevonden. Daar kunnen we niets tegenover brengen. Ik moet snel zijn,’ denkt ze verschrikt en richt haar wapen op de roodharige. Maar ze schiet niet, omdat Sorane knielt en haar wapen op een dak aan de overzijde van de straat richt. Dan ziet de agente een lange straal uit de loop schieten en laat verbaasd haar wapen zakken. Met een ruk kijkt ze in de richting waarin Sorane vuurde. Op de rand van het dak merkt ze plots een beweging, maar dan niets meer. Als ze naar Sorane kijkt, ziet ze dat de vrouw haar wapen op de grond legt en haar handen omhoogsteekt. Verbaasd staart Raya hun gevangene aan. Ze raakt niet wijs uit haar gedrag. In haar plaats zou ze er al lang vandoor zijn gegaan, want ze moet in het gebouw geweest zijn. Vandaar uit kon ze toch onopgemerkt verdwijnen. Waarom deed ze het niet? Dan ziet ze haar langzaam naar haar en Malon toestappen. ‘Binnen zijn er nog twee en derde ligt dood op de vloer,’ zegt Sorane. Malon kijkt naar zijn gevangene aan. Ook hij geraakt er niet wijs uit. ‘Kom, we moeten gaan,’ zegt hij en kijkt naar een agent, die enkele mensen op afstand houdt. De man merkt zijn blik op en wijst naar een blauwe zwever. ‘Neem die zwever maar, agent Malon.’ Malon knikt even en merkt dan de verbaasde blik van Raya op. Hij glimlacht even, want ze moet gemerkt hebben dat hij Sorane geen nieuwe handboeien omdeed. ‘Ze had kunnen ontsnappen, Raya. En ze deed het niet, dus ik vertrouw haar als ze zegt dat ze niet zal gaan lopen. En daarbij, ze slaagt er toch altijd ze op de ene of andere manier los te maken.’ ‘Ik vertrouw haar niet, Malon. Misschien behoort dit tot haar plan om levend weg te komen’ fluistert Raya. Even aarzelt de agent. Maar trekt dan zijn schouders op als hij merkt dat Sorane naar de nieuwe zwever stapt, die hun toegewezen is. Intussen zijn de zeven mensen in het gebouw aarzelend naar buiten gekomen. Terwijl enkele agenten de man die Koson onder schot hielt, boeien, stapt hij zelf op de zwever toe waar Sorane wil instappen en zegt: ‘Ik heb je verkeerd beoordeeld, mevrouw Cobanon.’ ‘Het is niets, Koson. Ik wil opnieuw kunnen beginnen en een ander leven gaan leiden. Daarom doe ik dit.’ ‘Hopelijk krijg je geen te zware straf, mevrouw.’ ‘Je staat je mannetje, Koson.’ ‘Dat wel, mevrouw. Ik train nog veel, maar op mijn leeftijd vind ik niet zo snel iets. Ze vinden me oud en nutteloos.’ Sorane glimlacht even. ‘Die mening deel ik niet. Als je je nog nuttig wil maken, dan kan je best eens in Mogwan proberen. In het ziekenhuis zoeken nog bewakingspersoneel. Vraag naar dokter-assistent Jouna Vaneron en zeg maar dat ik je gezonden heb.’ Even vangt Sorane de verbaasde blik op van Raya. ‘Ken jij die ontslagen verpleegster?’ ‘Waarom niet? Ik heb haar nieuw werk bezorgd.’ ‘Als dokter-assistent. Voor zover ik weet is ze ontslagen en zal ze nooit een aanbeveling krijgen om voor dokter te studeren.’ ‘Dat heeft ze in Mogwan niet nodig, Raya. Mijn steun is daar voldoende, zoals jij mijn steun hebt om ooit aan mijn zijde te strijden.’ Raya kijkt haar even verbaasd aan voor ze haar schouders optrekt. ‘Aan jouw zijde zal ik nooit staan. Stap maar snel in, Sorane.’ Met een glimlach knikt Sorane en stapt in. ‘Of je rijdt zonder mij weg, bedoel je?’ zegt ze, als de agente naast haar instapt op de achterbank van de zwever. ‘Nee, dat niet. Maar ik kan je wel een paar dagen zonder eten laten zetten.’ ‘O, dat bedoel je?’ Raya knikt met een grijns. ‘Maar zo te horen zijn er mensen die je bewonderen. Zelfs tot in Mogwan. Maar ik hoor daar niet bij, roodkop.’ ‘Moet ik dan zelf handboeien aandoen, agente?’ ‘Als Malon je vertrouwt dan ik ook, roodkop.’ ‘En als ik in een cel zit, dan denken die opdrachtgevers dat ze veilig voor mij zijn. Maar ik vrees dat ze het mis hebben. Als blondine kennen ze me niet en de kloon van mij, wordt er ook niet beter van. Haar gezag wordt erdoor ondermijnt.’ ‘Je zou beter zeggen. In een cel zit jij veilig voor hen, roodkop.’ Met een glimlach knikt Sorane nadenkend. ‘Mogelijk, Raya. Ik merkt dat je me dus niet gelooft, maar dat komt nog wel. Ik weet dat je die blondine ontmoet hebt.’ Raya kijkt haar met een vreemde blik aan en denkt: ‘Die verzinsels van die echte Jakira en de misdaad bestrijden geloof ik niet zo snel, roodkop. Vermoedelijk heeft ze een halo-opwekker of zoiets gebruikt. Maar snap ik niet hoe die blondine er in haar echte gedaante uitziet.’ ‘Nog een hintje, Raya. Ze heeft rode haren. Als agente zou jij toch de verbanden moeten kunnen onderscheiden,’ hoort ze een stem in haar hoofd zeggen. Even kijkt ze naar Sorane, die haar glimlachend aankijkt. Intussen lopen enkele agenten naar de gebouwen toe, waar de schutters zaten. Enkele anderen bekommeren zich om hun twee gewonde kameraden. Ze werden neergeschoten, toen ze het vuur beantwoorden, maar zijn niet levensgevaarlijk gewond. ‘Raya, ik heb je wapen nog steeds bij me. Er zitten nog twee capsules in.’ De agente schrikt en tast dadelijk naar haar enkel, waar haar reserve wapen bevestigd is. Maar verstart, want ze kent de snelheid waarmee Sorane reageert als het nodig is. Malon die achter het stuur zit, kijkt plots om en vraagt: ‘En jij durft hier zomaar gewapend instappen? Waar heb je het verborgen?’ ‘Op mijn rug, Malon. Achter mijn riem. Ik kon het toch niet in mijn hand nemen, want je collega’s zouden dat verkeerd kunnen opvatten,’ zegt ze met lichte spot. Malon wil iets zeggen, maar Raya is hem voor. ‘Geef het aan mij, Sorane.’ ‘Neem het maar, Raya. Dan kan je mijn beweging tenminste niet verkeerd opvatten, want je ziet er nogal gespannen uit.’ Raya tast voorzichtig achter de rug van Sorane en trekt het wapen uit haar riem. Even kijkt ze ernaar, maar merkt dadelijk het wapen op veilig staat. ‘Je moet de mensen meer gaan vertrouwen Raya,’ hoort ze Sorane zeggen. Dan steekt ze het wapen nadenkend in haar riemholster. ‘Je zal wel een paar capsules moeten vervangen, Raya. Want ik heb er een paar moeten gebruiken,’ fluistert Sorane met lichte spot. ‘Moeten we haar nu bedanken of naar de gevangenis brengen, partner. Die roodkop hier heeft in haar eentje vier moordenaars uitgeschakeld. Maar ik zou graag weten waarom ze niet gevlucht is.’ Sorane kijkt de agente even nadenkend aan. ‘Raya, je weet wat ik gedaan heb in het verleden. Dit is mijn kans om opnieuw met een schone lei te beginnen. Ze zullen mij moeten vrijspreken. Dus daar doe ik alles voor. Als ik vlucht, dan is deze kans verkeken en dan zal ik voor altijd op de vlucht zijn. Ik ben mijn vorig bestaan moe.’ ‘En de moordpoging van je zus of dubbelgangster, die als twee druppels water op jou leek, op rechter Sodinor, waarbij die veiligheidsagente door jou neergeschoten werd,’ zegt Malon. ‘Dat is al opgeklaard door je vroegere partner, Erine Rand. Die rechter was Aqunok. Als ik het nieuws op de teevee goed begrepen heb, dan is mijn naam in dat geval gezuiverd.’ ‘Jouw naam, je bedoelt de naam van je dubbelgangster die gedood werd.’ ‘Nee, mijn naam, agent.’ ‘Ze heeft een beetje gelijk, ze gebruikten allebei dezelfde namen. Alleen zou ik haar echte naam weleens willen weten.’ ‘Die ken je toch, agente Verodin. Sorane Cobanon. Dat is de naam van mijn ouders die, , als undercoveragenten gedood werden.’ Raya kijkt haar even aan en grijnst dan. ‘Is dat waar of weer een verhaaltje, roodkop?’ vraagt Malon. Maar Sorane kijkt even naar de rug van de agent. ‘Hun namen waren Elian Cobanon en Gono Veron, Agent. Ooit zal ik opnieuw voor die corrupte amazone agenten staan die hen afgemaakt hebben.’ ‘Amazone agenten?’ ‘Ja, op de planeet Oran II.’ ‘En dan. Ze gewoon afmaken.’ ‘Nee, deze maal niet. Zij zullen boeten voor hun daden en volgens de witte weg is de dood genade verlenen.’ ‘Alleen moet je daarvoor wel hier uit de cel geraken, moordenares.’ ‘Als ik jou was zou ik maar oppassen, anders zou ik wel eens spijt kunnen hebben, dat ik je ik opdaagde om jou te helpen.’ ‘Mij helpen, Sorane?’ ‘Je was zwaargewond toen ik je vond, Agente. Of ben je dat nu al vergeten.’ Verschrikt kijkt Raya om en staart Sorane met grote ogen aan. ‘Vergeten niet, Maar dat jij daar was kan ik me niet herinneren.’ Maar Sorane zegt niets meer, maar kijkt haar met een vaste raadselachtige blik aan. ‘Raya, luister je nog. Ik zei dat niet zo moeilijk is. Want als ze haar vingerafdrukken van de dode dubbelgangster vergelijken, dan heeft ze met een beetje geluk niet veel te vrezen.’ ‘Nogmaals, Agent Garent. Er is geen dubbelgangster.’ ‘Ja, ja… verhaaltjes, Sorane. Wij allen hebben het dode lichaam gezien.’ ‘Ja, en…’ ‘Nu zit dat lichaam hier in de zwever, wil je zeggen, fabeltjes’ zegt Malon spottend. Even lacht Raya luid. ‘Doden staan niet meer op, Sorane. Dat moet jij weten, want je bent minstens medeplichtig aan vele moorden.’ ‘Laat maar, Raya. Ze komen wel te weten wie ze in werkelijk is, als ze haar vinger afdrukken nemen. En dan zal ze wel anders praten.’ ‘Hopelijk krijgen die collega’s van jou geen hartstilstand, Raya. Als ze mijn vingerafdrukken met die van mijn zogenaamde dubbel vergelijken. Want die zijn namelijk de mijne.’ ‘Genoeg, verhaaltjes, roodkop. We komen wel achter de waarheid. Maar eerst moet je terecht staan voor de misdaden die jullie beiden gepleegd hebben.’ Sorane glimlacht even spottend, maar zegt niets meer. Malon kijkt haar nog steeds wrevelig aan en steekt zijn wapen weer in zijn holster. ‘Kom, we gaan. Voor ze nieuwe schutters sturen,’ zegt hij, met een licht grijns. ‘Dat kunnen we hun niet aandoen. Als Sorane haar vroegere collega’s nog meer uitdunt, dan blijven er geen meer over.’ ‘Misschien zo slecht nog niet. Dan ben ik voor een tijdje de enige die als huurmoordenaar gevraagd wordt. Dan ben ik in een paar jaar zo rijk dat ik een eigen land kan kopen.’ Raya en Malon kijken Sorane verschrikt aan, maar zien haar lachen. Ze beseffen dat het een grapje was. De gevangenisbewakers kijken naar het drietal. Maar Sorane merkt dat ze alleen oog hebben voor haar. Hun gedachten verraden, dat ze haar een beetje bewonderen. Maar ook zij snappen niet waarom ze zich niet uit de voeten maakte. Toch zijn er andere gedachten. Sommige bewakers zijn haar vijandig gezind. Als Sorane naast Raya staat, fluistert ze snel: ‘Agente, mag ik u een goede raad geven?’ ‘Raad?’ ‘Leg Malon uit wat je gedaan hebt en waarom. Misschien zal hij je een tijdje niet meer aanspreken, maar hij zal je vergeven, dat weet ik zeker.’ ‘Dat kan ik ni…’ ‘Doe het, Raya. Want als hij het ontdekt, dan vermoed ik zeker dat hij je nooit meer wil zien. Als je tegen hem liegt, dan zal hij je nooit meer vertrouwen.’ ‘Wat staan jullie daar te fluisteren?’ horen ze Malon plots zeggen. Raya schrikt op en duwt Sorane naar enkele bewakers toe. Die nemen de roodharige over en brengen haar weg naar de cellen. Als Malon en Raya naar buiten stappen, zegt hij: ‘Je bent zo stil.’ Maar Raya stapt gewoon verder tot bij hun zwever. Dan kijkt ze hem aan. ‘Is er iets, Raya?’ ‘Ik heb die blondine waar de politie naar zoek ontmoet.’ ‘Jij hebt…?’ ‘Ja, maar ze is anders. Ze leek niet op diegene die Erine toegetakeld heeft en wat ze deed, zou ik niet vernietigen noemen.’ ‘Wat deed ze dan buiten mensen pijn doen?’ ‘Mij genezen.’ ‘Je genezen, van wat dan?’ ‘Ik werd neergeschoten en was zwaar gewond.’ ‘En dat moet ik geloven, Raya. Wanneer was dat dan?’ ‘Een paar dagen geleden.’ ‘Haha, je ziet er anders wel gezond uit.' ‘Je hebt niet geluisterd, Malon. De kogel ging door mijn rechterlong en een slagader of zo, denk ik. Zonder die blondine was ik ter plaatse doodgebloed.’ ‘Dus ze heeft je wonde verbonden.’ ‘Ze deed meer dan verbinden, Malon. Ze herstelde mijn lichaamsstructuur en genas de wonde gewoon door eraan te denken.’ ‘Door eraan te denken. Zoiets is niet mogelijk, Raya. Dat moet je ook weten. En zelfs als je wonde genezen is, dan moet er een litteken te zien zijn.’ Even slikt de agente. ‘Genezen, Raya. Ik zal dat pas geloven als ik je litteken zie.’ Even kijkt ze om zich heen, maar er is niemand, buiten hun beiden, te zien. Raya trekt haar vestje uit, maar als ze haar hemd wil losmaken, beseft ze dat ze later in de spiegel keek. Ze stond verbaasd naar haar naakte lichaam te kijken, maar ze zag er gezond uit. Niets, zelfs geen litteken, fluisterde ze toen. Ze dacht toen heel even dat ze het inbeeldt had, maar ze had van Sorane dat pentagon gekregen, waardoor nieuwe kleren gevormd waren. Ze had haar kleding die met bloedvlekken niet meer bruikbaar waren in de vuilbak geworpen. Even had ze geaarzeld, maar toen ze haar hemd eruit haalde, bleek dat haar hemd en ook haar vest vol met bloedvlekken zat. ‘Bewijs het, Raya. Doe verder. Ik heb je toch een paar maal in je blootje gezien,’ zegt Malon met lichte spot. Even staat ze daar besluiteloos en fluistert dan: ‘Er is niets meer van te zien.’ ‘Ach zo. Dat is zo goed als onmogelijk. Een wonde laat altijd een litteken na.’ ‘Geloof me alstublieft, Malon.’ ‘Dat kan ik moeilijk, Raya. Je zou bijna dood geweest zijn, maar je kan niet laten zien waar?’ ‘Waar is geen probleem, Malon. Maar is niets meer van te zien?’ ‘Ben je nu wel ernstig, Raya? Of ben je gek aan het worden en zie je van alles dat niet echt is.’ ‘Nee, Malon.’ ‘We zien elkaar morgen wel?’ ‘Malon, wat bedoel je?’ ‘Ik bedoelde dat ik je morgen kom ophalen, want we hebben beide onze taak te vervullen.’ ‘O, blijf je niet?’ ‘Nee, ik moet over wat je zei eens ernstig nadenken.’ ‘Malon, er is nog iets belangrijks waarvan ik je op de hoogte wil brengen,’ zegt ze. ‘Als het maar weer zo geen verhaaltje is, Raya.’ Raya slikt even stapt naar een kaal gedeelte van de straat toe. Dan leunt ze tegen de muur. Ze kan zien dat Malon niet goed weet dat te doen en nu wil ze hem nog meer laten twijfelen, maar ze kan niet anders. Misschien heeft ze later de moed niet meer toe. Verbaasd kijkt hij zijn collega aan. Aarzelend slikt ze nog een maal en staart hem even aan. Dan begint ze te vertellen over haar misdaad. Met stijgende ontstelling luistert hij naar haar verhaal. Terwijl haar laatste woorden naklinken, staart hij haar met grote afwijzende ogen aan. ‘Ik geef om je, daarom moest ik het je vertellen. Maar ik ben ergens, dankzij de woorden van Sorane, een andere weg ingeslagen. Ik wil weer de agente worden die ik ooit was.’ Maar Malon staart met trillende handen aan. Zonder iets te zeggen stapt hij naar de zwever toe en stapt in Dan zegt hij met koele gevoelloze stem. ‘Stap in, agente Verodin. Je mag van geluk spreken dat ik je niet zal rapporteren.’ Met tranen in de ogen stapt ze in en kijkt hem aan. Maar als hij de zwever start, zegt hij niets meer. Het is alsof ze niet bestaat. Als ze bijna bij het bureau zijn, zegt hij: ‘Je blijft mijn partner, omdat men anders te veel vragen zouden stellen. Maar ik leid mijn leven jij het jouwe.’ ‘Maar onze tijd samen.’ ‘Dat is voorgoed voorbij, agente.’ Als ze de zwever op de parking verlaten, blijft Raya droevig in gedachten verzonken, tegen de zwever leunen, terwijl ze Malon nastaart, als hij naar het gebouw toestapt. ‘Had ik maar niet naar die huurmoordenares geluisterd,’ denkt ze. De volgende dag wordt Sorane uit haar cel gehaald en naar een kantoor gebracht. Even is ze alleen, maar dan komt een vrouw en twee mannen binnen. Sorane kijkt hen aan, terwijl ze haar telepathische scan beëindigt. De vrouw en een man, gaan tegenover de gevangene zitten. Ze kijken Sorane aan, zonder iets te zeggen. De tweede man stapt naar de muur links van hen toe en leunt ertegen. ‘Sorane Nador. Wij zijn door...’ zegt de vrouw, maar wordt door Sorane onderbroken. ‘Mijn naam is Sorane Cobanon, advocate. Ik wil zo genoemd worden. Mijn vorig leven heb ik achter mij gelaten.’ De advocate kijkt even naar haar collega’s en trekt haar schouders op. ‘Dat is mij gelijk, gevangene, Als je alles in de schoenen van je dubbelgangster wil schuiven, zal dat je niet veel helpen.’ zeg ze, terwijl de jonge vrouw iets aan de tekst op haar papieren aanpast. ‘Beginnen jullie ook al, advocate. Er is maar een Sorane Cobanon of Nador zoals ik me op dat moment noemde. Je weet toch dat mijn lichaam verdwenen is.’ ‘Ja, wie dat gestolen heeft, zal er wel een bedoeling mee hebben. Maar dat heeft voor jouw proces geen enkel belang,’ zegt de man links van de advocate. Die kijkt Sorane met een vreemde blik aan, maar dan kijkt ze even in haar papieren en richt zich tot Sorane. ‘Mijn naam is Anaya Rand. Dit is Heyan Gerison. Wij werden u als advocaten toegewezen. Ook Rouso Gosaro is aan jouw verdediging toegewezen. Hij is onze detective, maar hij kon vandaag niet komen.’ ‘Jullie moeten mij verdedigen, terwijl jij mij lijkt te haten?’ Even staart de advocate Sorane aan, dan zegt ze nogal ruw: ‘Het is tegen mijn wil, maar ik verdedig je of ik word ontslagen. Dus we moeten met elkaar aan je verdediging werken. Ik moet je eerlijk zeggen, dat ik je liever veroordeeld wil zien. Maar ik ben advocate, dus moet ik mijn plicht doen.’ ‘Wat heb ik je dan misdaan?’ vraagt Sorane, hoewel ze het antwoordt telepathisch al kent. ‘Erine Rand is mijn zus. Door jou toedoen heeft ze nog maar een paar dagen te leven. En alsof dat nog niet genoeg was, wilde je haar ook nog eens in het ziekenhuis kwellen, waardoor haar toestand zorgwekkend veranderd is.’ ‘Hebben ze je dat wijsgemaakt, advocate? Erine is gezond en wel, alleen wordt ze op dit moment aan vele vermoeiende test onderworpen. De dokters willen weten waarom ze genezen is, al staan die nog steeds voor een raadsel.’ ‘Je bent gek, Sorane. Mijn zus haalt misschien het einde van de week niet, als ik haar woorden mag geloven.’ ‘Schrik niet te veel als je haar ziet, Anaya,’ zegt Sorane nog. Maar wat de advocate ook doet, ze zegt niets meer over de agente. ‘Jullie zijn hier om over mijn zaak te praten, advocate. Niet over uw zus. Kom ter zake, anders verspeel je mijn kostbare tijd,’ zegt Sorane streng. Anaya kijkt Sorane woedend aan. Haar ogen lijken wel vuur te spuwen, maar ze houdt zich in, omdat ze weet dat de gevangene gelijk heeft en begint vragen te stellen. Als ze afscheid nemen, zegt Sorane nog. ‘Ga eens bij je zus of bij haar nieuwste verovering, Seana Vergan, op bezoek. Dan ben je volgende maal misschien een beetje vriendelijker.’ ‘Kom ik zo over, Sorane?’ ‘Je laat duidelijk blijken, dat je me niet als klante wil, maar je kan er niet onderuit, wil je je vergunning niet verliezen.’ Even slikt Anaya. ‘Dat is mijn bedoeling niet, Sorane. Maar…’ ‘Ik weet het, Advocate Rand. Je zus was zwaar ziek, maar het gaat beter met haar.’ ‘Dat zal ik pas morgen weten, roodkop. Dan pas kan ik bij haar op bezoek gaan. En we moeten ook jouw antwoorden nog controleren.’ Sorane knikt. De advocate staat met een ruk. ‘We praten later nog wel eens, Na..d…Cobanon.’ ‘Gaan jullie nu al weg?’ De advocate zegt echter niets meer, maar stapt naar de deur toe. ‘We komen op het einde van de week terug, Sorane Cobanon,’ zegt haar collega. Maar op het begin van de volgende week wordt Sorane weer naar het ontmoetingslokaal gebracht. Als ze het vertrek instapt, ziet ze beide advocaten aan een tafel zitten. Maar deze maal is er nog een derde persoon bij hen. ‘Dit is onze collega, advocaat-detective Rouso Gosaro.’ Sorane knikt de man toe en vraagt, terwijl ze de advocaat scant: ‘Hoe is het met je zus, Anaya? Er is toch al maar een week voorbij?’ Met vlammende ogen kijkt Anaya haar aan. ‘Ik weet het niet. Ze zou dood moeten zijn, maar ze zeggen dat ze nog steeds in leven is. Ze is naar een gespecialiseerd ziekenhuis gebracht. Ze moeten daar iets gevonden hebben, want haar toestand lijkt verbeterd te zijn.’ De roodharige glimlacht even. ‘Gelukkig voor haar, Anaya.’ ‘Ik ben Advocate Rand voor jou, Sorane. Alleen vrienden hebben het recht om mijn met mijn voornaam aan te spreken.’ ‘Ooit zal ik dat zijn, Advocate Rand,’ fluistert Sorane. ‘Dat zal nooit gebeuren, mevrouw Cobanon.’ Dan neemt Anaya haar papieren en weer stellen beide advocaten haar verschillende vragen. ‘Gelukkig geef je telkens eerlijke antwoorden, Mevrouw Cobanon,’ zegt Rouso, de collega van Anaya, ten afscheid. Anaya vindt haar geen blik meer waardig en is met Heyan al naar buiten gestapt. In de twee weken die volgen, komen de drie advocaten soms afzonderlijk een paar keer terug. Aan het begin van de derde week, merkt Sorane dadelijk dat er iets scheelt. Anaya is helemaal uit haar doen. ‘Ze hebben je bedreigd, als ik het niet mis hebt.’ De advocate kijkt Sorane verschrikt aan. ‘Hoe weet...’ ‘Het is een vermoeden, Anaya. Wil je mij vertellen wat er gebeurd is?’ Even kijkt Anaya haar met een kwade blik aan, want ze noemde haar weer bij haar voornaam. ‘Waarom, gevangene? Jij kan toch niets doen.’ Sorane weet echter uit haar gedachten wat er gaande is. Heyan, haar vriend, een van de twee andere advocaten, is ook bedreigd. Hij heeft een zoontje, Enon. Als ze niet doen wat er gezegd wordt, dan is hij er geweest. ‘Misschien kan ik je toch helpen, Advocate.’ ‘Nee, dat kan je niet. Toch niet zolang je hier gevangen zit.’ ‘Ik heb nog vrienden buiten deze cellen.’ ‘Moei je niet, Sorane. Ik wil geen hulp van een misdadigster.’ ‘Dat is uw beslissing, maar ik denk dat je...’ ‘Nee, Sorane. Waag het niet,’ zegt Anaya kwaad en staat op. ‘Het spijt me. Maar vandaag kan ik niet over je zaak praten.’ Sorane kijkt de jonge vrouw na, als ze de ruimte verlaat. Enkele ogenblikken later komen ze haar weer halen en brengen haar naar de cel. Maar ze is er nog niet aangekomen of ze brengen haar weer naar de bezoekersruimte terug. Nog voor ze kan gaan zitten, gaat de deur open en een ‘jonge’ vrouw komt binnen. ‘Het lijkt wel een clubje van roodharigen,’ hoort ze een bewaker spottend zeggen. Dan herkent ze Tena. Haar ogen gloeien van de haat. Dit is haar vriendin niet meer. Ze lijkt eerder haar vijand. Ze kijken haar zwijgend aan tot de deur weer gesloten is. ‘Sorane, eindelijk heb ik je teruggevonden,’ zegt Tena, terwijl ze haar stem probeert te beheersen. ‘Hier kan je echter niets doen, Tena,’ antwoordt Sorane. Maar telepathisch denkt ze: ‘Tena, richt je alstublieft weer op de witte weg. Ik ben Jakira, alleen heb ik een ander lichaam. Maar pas op, er is hier afluisterapparatuur aanwezig.’ Tena kijkt even om zich heen en glimlacht: ‘Je hebt het ver geschopt, zo te zien. En dan vertel je ook nog van die verhaaltjes over onze dode vriendin Jakira. Nee, Sorane. Dat je een telepate geworden bent, zal je niet helpen.’ ‘Goed opgemerkt, Tena. Ik ben een esper, zoals zeer lang geleden. Maar ik had mijn leven wel iets anders voorgesteld.’ ‘Waarom blijf je hier zitten, als je een esper bent? Of probeer je met je verhaaltjes over onschuld aan een straf te ontsnappen. Je weet toch wel dat Jakira in de stad rondzwerft. Ze heeft het tot ieders verbazing op het moment wel gemunt op misdadigers van de lagere klassen.’ ‘Dat is die kloon niet, Tena. Maar dat ben ik. Terwijl ik hier zit, ga ik soms in mijn oude gedaante op onderzoek uit. Ik wil de juiste daders die hierachter zitten opsporen. Een aantal ken ik al van naam en ik weet zelfs waar ik ze ongeveer moet zoeken.’ ‘Ach zo. Dat is niet zo dom. In de gevangenis en toch vrij om de jacht verder te zetten. Maar je gebruik de gedaante van mijn vriendin om je daden te verbergen. Dat duld ik niet,’ denkt Tena terug. ‘Tena, luister nog toch even…’ ‘Ik luister niet meer, moordenares. Maar genoeg nu. Ik heb je gevonden. Als je een van deze dagen hierbuiten ronddwaalt, wees dan op je hoede.’ Sorane schrikt plots van de verandering die Tena heeft ondergaan. Haar uitstraling lonkt naar de zwarte weg. Ze is bezeten van haat. Kalm, maar met trillende stem, fluistert ze: ‘Geloof je nog steeds dat ik mijn vrienden zou kunnen doden, Tena?’ ‘Ik heb je zo goed als betrapt, Sorane. Hoe je er ook uitziet, als ik je ontmoet, zal ik je doden, zoals jij Dargo en Arjina gedood hebt.’ ‘Tena, luister toch even naar mij. Dat waren klonen van onze vrienden…. Ik…’ ‘Klonen, zeg je. En wie zou die gekloond hebben. Jij, een laffe sluipmoordenares, toch niet…’ ‘Tena luister naar me….,’ zegt Sorane en wil de hand van Tena vastgrijpen. Maar Tena staat op en stapt met klinkende stappen naar buiten. Sorane kijkt haar met droevige ogen na. ‘Was ik maar iets sneller geweest, dan had ik met haar kunnen teleporteren. Waarom was je er zo snel vandoor Tena?’ denkt ze. Op dat moment komen drie bewakers binnen. ‘Je vriendin ging er nogal snel vandoor. Hebben jullie ruzie gehad?’ ‘Waarom denk je dat, man? Ze was gewoon vergeten dat ze nog iets moest doen.’ ‘Zo zag het er niet naar uit, vrouw.’ ‘IK denk hetzelfde als, Nodro hier. Vergeet niet dat je nog minder dan een week hebt voor je voor je rechters staat. Al is de doodstraf nog niet uitgesproken, toch staat ze al vast.’ ‘Misschien wel, Vernan. Maar zo snel krijgen jullie mij niet dood. Je kunt je beter uit de voeten maken.’ ‘Sta op en volgt ons kalm, vrouwtje,’ zegt de man die Nodro genoemd werd. Sorane kijkt hem aan en knikt. Dan staat ze op en wordt door de drie bewakers weer naar haar cel gebracht. Een van de bewakers duwt haar ruw naar binnen. Sorane valt echter niet, maar kijkt hem met een vreemde blik aan. Even wil hij woedend uitvallen, maar dan trekt hij zijn schouders op. ‘Stoute praat kan je niet meer helpen, gevangene. Misschien is er zelfs geen rechtszaak nodig. Als iemand een premie op je hoofd zou zetten, dan maakt je de rest van je proces niet meer mee.’ ‘Er zijn er genoeg die me haten, dus ergens zal iemand zijn die er veel geld voor wil betalen. Waarom probeer je het niet, Vernan. Dan kan ik ervan genieten,’ fluistert Sorane, zodat alleen Vernan het kan horen. Even kijkt de man haar koel aan, maar dan schudt hij zijn hoofd. ‘Je bent nog gekker dan ik dacht, moordenares. Maar zolang Aqunok geen ander bevel geeft, sta je voor de rechter die je zo snel mogelijk ter dood zal veroordelen. Dan ben je terug samen met je dubbelgangster die nu al wel in het hiernamaals al op je komst aan het wachten is.’ Sorane glimlacht alleen maar. Dan stapt ze haar cel, die achter haar gesloten wordt, in. In haar cel moet ze denken aan Anaya en het zoontje van haar vriend, Heyan. En ook Siney, aan het dochtertje van Rouso, hun collega. ‘Waar ben ik toch mee bezig, straks is heel de planeet nog lid van mijn groepje. Nog deze twee, misschien alle drie, maar dan is het voorlopig genoeg. Eerst orde op zaken stellen en daarna zien we wel,’ denkt ze. Plots moet ze aan Teira denken, die een andere villa woont. ‘Wat moet ik met hen doen? De oude Sorane heeft beloofd haar famillie te zullen helpen. En dan is er ook de famillie van Elira nog. Die hebben zelfs geen geld om terug te keren. Daar moet ik toch eens goed over nadenken. Maar dat zal ik moeten uitstellen, want eerst moet ik me om de gegijzelden bekommeren, want die lopen gevaar.’ Nu ze haar besluit genomen heeft, gaat ze op het bed liggen. Een paar seconden later wordt ze even doorzichtig en kilometers daar vandaan wordt ze als Jakira terug stoffelijk. Ze bevindt zich nabij een van de grote rijke villa’s, die door de grote bazen bewoond worden. Een gedachte en ze staat in de slaapkamer van de baas. Zoals ze telepathisch vaststelde is er niemand aanwezig. Glimlachend gaat ze op het bed liggen in een half doorschijnend nachtgewaad. Ongeveer een uur later komt Duno Cornod, de baas, met zijn vrouw in de arm naar hun vertrekken toe. Als ze beiden de slaapkamer binnenkomen, kijken ze verschrikt naar Jakira. De blondine richt zich op. ‘He, wat. Schat, je bent onze afspraak toch niet vergeten. Dan heb ik mij voor niets zo opgemaakt,’ zegt Jakira. Even is het doodstil in het vertrek. ‘Verdomme, jij vuile...’ roept de vrouw uit en wil haar man een klap geven, maar die is sneller. Hij grijpt haar hand stevig vast. ‘Ik ken die vrouw niet. Dit moet een vergissing zijn,’ roept hij uit. ‘Duno, lieveling. Een vergissing, wat zeg je nu?’ De vrouw van Duno kijkt Jakira met vuurschietende ogen aan en rukt zich los. Dan rent ze de kamer uit. Ze horen de deur achter haar dichtslaan. ‘Ik hoop voor jou dat dit een grap is van een van mijn vrienden, want anders kom je hier niet levend weg,’ zegt de misdadiger met ingehouden woede. ‘Het is geen grap, Duno. Ik ben hier voor jou,’ zegt Jakira spottend, terwijl ze hem scant. ‘Dank je, man. Ik weet nu waar Siney is. Dat is wat ik wilde weten,’ fluistert Jakira. ‘Hoe weet…’ Dan veranderen haar kleren in het ijsblauwe uniform van de basis. ‘Wat is dat? Hoe... Blijf daar of ik...’ ‘Of wat, Duno,’ zegt Jakira, terwijl ze zijn arm vastgrijpt. Op hetzelfde moment zijn ze verdwenen. Als zijn lijfwachten en zijn vrouw terug binnen stormen vinden ze niemand meer. Beiden zijn intussen recht in een cel van de gevangenis gematerialiseerd. Verschrikt kijkt de misdadiger om zich heen. ‘Hoe komen we hier?’ stamelt hij. ‘Teleportatie, Duno. Kijk maar eens naar je vrienden. Zij zitten hier al een tijdje, volledig afgezonderd.’ De man kijkt nu pas naar de andere cellen en ziet een zestal andere leiders, elk in een afzonderlijke cel staan. ‘Zij heeft ons hier gebracht, Duno. Maar zonder haar raken we hier nooit weg,’ zegt een van hen. ‘Wie geeft haar dat recht?’ ‘Niemand, Duno. Jullie mogen blij zijn, dat ik jullie levend hier gebracht heb. Moordenaars stel ik meestal zelf terecht, maar deze maal maak ik een uitzondering. Jullie komen voor de rechtbank, maar pas wel op. Het is de bedoeling dat jullie zwaar gestraft worden voor jullie misdaden. Wie vrijgesproken wordt, geraakt juist tot aan de uitgang van de rechtszaal en dan sta ik voor hem. Als rechter en als voltrekker van het doodsvonnis, dat ik uitgesproken heb.’ ‘Jij plaatst jezelf boven de wet,’ roept Duno uit. ‘Boven de wet, Duno. Nee, jullie staan boven de wet, dankzij jullie misdaadgeld. Maar ik pas de wet toe, alleen ben ik het enige jurylid en vergeet niet ik kan tot diep in je binnenste kijken. Tussen haakjes, geld interesseert mij niet.’ ‘Laat me niet lachen, Jakira. Geld betekent macht. Niemand laat zoiets onverschillig.’ ‘Mij wel, bandiet,’ zegt Jakira, maar op dat moment schrikt ze. Iemand raakt Sorane’s lichaam aan. Ze moet dadelijk terug. ‘Ik moet weg, tot over een paar dagen. Dan breng ik nieuwe collega’s. Roep maar zoveel jullie willen, niemand kan jullie hier horen,’ zegt Jakira lachend en is op hetzelfde moment verdwenen. Raya die intussen naast Sorane knielde en even lichtjes tegen de wangen van de roodharige vrouw sloeg, ziet Sorane even doorzichtig worden. Ze schrikt ervan, maar dan is het alweer normaal. Sorane opent haar ogen en kijkt haar verbaasd aan, want ze merkte iets vreemd op. Heel even meent Raya een half doorzichtige blondine in Sorane te zien wegzinken. Dan krijgt de huid van Sorane weer haar normale kleur terug. ‘He... Wat.’ stamelt ze. ‘Je leekt wel dood, Sorane,’ antwoordt Raya met trillende stem. ‘Dat is altijd als ik mij in een diepe concentratie bevind. Wat doen jullie hier?’ ‘We hebben de opdracht op je naar de rechtbank te brengen,’ zegt Malon. ‘Geen probleem, Agent. Als ik wil vrijkomen, moet ik doen wat jullie zeggen,’ glimlacht de roodharige. ‘Vrijkomen, Sorane. Daar zou ik maar niet op hopen.’ Even kijkt Sorane Raya diep in de ogen en glimlacht even. Dan verandert de blik van Raya, die zegt: ‘Als het waar is wat jij tegen je advocaten gezegd hebt, dan staat je lot al een tijdje vast, Sorane.’ ‘Tenzij ik er een stokje voor gestoken heb, agente. Misschien kan je liefje daar er iets meer over vertellen.’ ‘Malon, wat weet die dan meer dan ik?’ ‘Niet alles, Raya. Maar wel een beetje meer dan jij. En ik werk samen met een agente en een federaal agente.’ ‘Spijtig dat ik niets aan hem kan vragen, want hij wil niet meer met me spreken. Hopelijk maak jij me niets wijs, roodkop?’ ‘Vraag het dan aan Erine, Seana en Deno, de broer van Seana. Zij strijden aan mijn zijde. Iets dat jij misschien ooit ook zal doen.’ ‘Weer raadseltjes, Sorane Cobanon. Als je Erine Rand bedoelt, dan moet ik je teleurstellen. Zij ligt nog steeds ergens gewond in het ziekenhuis. Zonder handen en doodziek kan ze moeilijk aan je zijde staan.’ Toch heeft ze bedenkingen. ‘De echte Jakira, die haar keven redde, zei ook zoiets over agente Rand. En misschien had de agente het ook mis, toen ze zei dat ze nog maar een week te leven had,’ denkt ze. Sorane trekt haar schouders op, maar fluistert nog even: ‘Zoals ik al zei, vraag het aan je partner. Hij zal je wel op andere gedachten brengen.’ ‘Vooruit, gevangene. Ze wachten in de rechtszaal op je,’ zegt Raya, die even een blik op haar collega werpt. Twee uur later loopt Sorane samen met haar drie advocaten de rechtszaal binnen. Malon en Raya nemen plaats tussen het publiek, terwijl Sorane op de bank voor beschuldigden gaat zitten. Sorane merkt dadelijk op dat beide agenten heel koel met elkaar omgaan. Uit Raya’s gedachten kan ze dadelijk opmaken wat er gebeurd is. ‘Er is moed voor nodig om je fouten te bekennen, Raya Verodin. En daardoor ben je in mijn achting gestegen,’ hoort Raya een stem plots zeggen en kijkt om zich heen tot haar blik op Sorane valt, die naar haar kijkt. Weer ziet ze heel even de halfdoorzichtige gedaante van Jakira opdoemen, voor die in Sorane wegzakt. Dan ziet ze Sorane verbaasd knipogen, terwijl haar advocaten links en rechts van haar plaatsnemen. ‘Hier kan ik niet veel meer doen,’ denkt Raya en kijkt om zich heen. Maar ze ziet Malon nergens meer. ‘O, ja. Ging hij niet naar buiten.’ Snel haast ze zich naar de uitgang en komt juist tijd. Malon nadert het gebouw met zijn zwever op weg naar de uitgang van het complex. Dan zwaait ze met haar beide armen. Even lijkt het alsof Malon niet gaat stoppen, maar dan vermindert de zwever vaart en komt tot stilstand op een paar meter voorbij Raya. Snel haast ze zich er naartoe. Als ze instapt vraagt Malon ontstemd. ‘Hebben ze in het gebouw niet meer nodig?’ ‘Nee, in tegenstelling tot jou herinnerde ik mij dat we partners zijn. Dus daarom ben ik hier. Waar gaan we heen?’ ‘Mogwan? Ik wil uitzoeken waar mijn echte partner Erine Rand nu is. Ik wil haar spreken als dat kan.’ Raya slikt even en knikt aarzelend. ‘Dan ga ik met je mee.’ ‘En als ik weiger?’ ‘Ik blijf. Je zult me uit de zwever moeten zetten als je me niet meer aan jouw zijde wil.’ ‘Jij moet het weten, agente. Als je maar zwijgt kan je meekomen.’ Raya knikt alleen maar. Dan verhoogt Malon de snelheid en voegt zich even later in het drukke verkeer. Op dat moment komen de juryleden de rechtszaal binnen, scant Sorane hun gedachten en beseft dadelijk dat Raya gelijk heeft. Ze zal niet vrijkomen. Van elk jurylid is een kind of een vrouw of man ontvoerd. Als ze hen levend willen terugzien, moeten ze Sorane ter dood veroordelen. De aanklager kijkt spottend naar Sorane, maar de roodharige kijkt hem koel aan, terwijl haar telepathische gedachten diep in zijn binnenste dringen. Zo komt ze te weten wie erachter zitten. Enkelen stonden al op haar lijst, maar nu komen die op de eerste plaats. Zodra ze in de cel zit, is het de beurt aan Jakira. Terwijl het proces verder zijn verloop kent en de ene bewezen aanklacht de andere opvolgt. Het interesseert Sorane niet zoveel, haar gedachten scannen haar omgeving op zoek naar iedere aanwezige die met de ontvoering van de familieleden van de juryleden te maken. Ze merkt wel dat Anaya haar soms verbaasd aankijkt, maar als ze de gedachten van de advocate opvangt, vertoont haar mond een lichte glimlach. Dan merkt ze een bekende op. Noran Teogon. Hij staat naast de deur, maar durft haar niet aan te kijken. Ook zijn zus, Ruslyna, is aan aanwezig. Zij staat aan de andere zijde naast een deur op haar post. Even scant ze haar, maar dan richt zij haar blik op Noran. Uit zijn gedachten kan ze opmaken wat er gaande is. Hij en zijn vrouw hebben ruzie en spreken al enkele dagen niet met elkaar, omdat ze hem niet gelooft. Al twee dagen, slaapt hij alleen in de sofa. Sorane glimlacht even als ze de gedachten van Ruslyna observeert. Die denk aan de vorige nacht, toen ze met Kinen, haar vriendje in bed lag. Snel trekt Sorane haar gedachten terug en concentreert zich op Noran. Even later heeft ze een Pentagon in haar hand. Een seconde later is het weer verdwenen. Enkele kilometers daarvandaan in en wijk met kleine villa’s. In een van die villa’s zit een jonge vrouw met tranen in de ogen aan haar man te denken. Ze houdt van hem, maar hij vertelt de laatste dagen over een vreemde vrouw die hij ontmoette. Als hij over haar spreekt, lijkt het alsof hij haar bewondert. Wat hij vertelt kan ze niet geloven. En dan is er nog een zekere Anya die hij schijnt te zien. Zelfs als zich ze zelf ook in de dezelfde ruimte bevindt. Houdt Noran nog wel van haar. Of is hij op die Anya verliefd. Plots staat ze op en kijkt even in de spiegel. Ze beseft dat ze niet kan blijven. Als ze naar de keuken toestapt, blijft ze plots verrast staan. Op de tafel ligt een pentagon vormig voorwerp, zoals haar man er een heeft. ‘Noran heeft het zeker vergeten mee te nemen,’ denkt ze. Aarzelend neemt ze het op en bekijkt het langs alle kanten. ‘Wat is daar nu voor zo bijzonders aan?’ Plots schrikt ze als een jonge vrouw uit het niets opgebouwd wordt. Het pentagon valt uit haar hand op de grond. De jonge vrouw is er echter niet meer. Aarzelend neemt ze het op en dadelijk ziet ze de vrouw opnieuw. ‘Wie ben jij?’ Hoe kom je hier?’ ‘Mijn naam is Anya, Meysane. Deze gedaante gebruik ik om met mensen te communiceren,’ hoort ze de stem van de vrouw in haar hoofd. ‘Ben jij die Anya die mijn man al een paar dagen lijkt te ontmoeten?’ ‘In zekere zin wel. Maar ik behoor jou toe, niet je man. Alleen als je het pentagon draagt kan je mij zien en kunnen we communiceren.’ ‘Jij behoort mij toe, dat begrijp ik niet.’ ‘Mijn gebieder geeft mij in de vorm van een pentagon aan mensen, die ze vertrouwt en die ze wil helpen.’ ‘Wie is je gebieder?’ ‘Haar naam is Sorane Cobanon.’ ‘Is het dan toch waar wat mijn man vertelt?’ ‘Wat dan?’ ‘Een of andere basis ergens nabij de bergen Daar gaat hij soms naartoe om, zoals hij het noemt, te trainen.’ ‘Het schip van mijn gebieder bevindt zich in een baan om de zon. Noran, je man, werd door de gebieder geselecteerd om daar later dienst te doen. Maar Sorane heeft geëist dat jij toestemt, anders kan hij geen deel uitmaken van de bemanning.’ ‘Dat kan niet waar zijn, Anya. Ik geloofde hem niet, toen hij het mij vertelde.’ ‘Plaats mij achteraan in je hals, Meysane.’ Aarzelend doet de jonge moeder het en voelt het voorwerp dadelijk van vorm veranderen. Daarna voelt ze er zelfs niets meer van. ‘Niet schrikken, Meysane.’ Op hetzelfde moment is ze in een groen veld gehuld en als de gloed verdwijnt staat ze plots in een kleine centrale. Een jonge vrouw komt op haar toe en glimlacht even: ‘Mijn naam is Veanya. Heeft Sorane jou ook uitgenodigd, Meysane?’ ‘Hoe weet u wie ik ben?’ stamelt ze verbaasd en kijkt om zich heen. Anya heeft het mij laten weten nog voor je in het overbrengersveld stapte. ‘Waar ben ik hier?’ ‘In een basis. Je man is al een paar maal hier geweest om te studeren, want hij wil zo snel mogelijk bijleren.’ Meysane slikt even. ‘Niet zo droevig kijken, meid. Je man houdt van jou, hij zal je wel vergeven. Maar ik heb van hem gehoord dat je in de ruimteacademie wilde, maar geweigerd werd.’ ‘Dat is juist. Het was mijn grote droom, die ik niet meer zal kunnen waarmaken.’ ‘Ik geloof dat je je man en ook Anya niet goed begrepen hebt, Meysane. Je bent hier niet op vakantie. Het enige wat de Tiren, waar we allen naartoe gaan, mist is een bemanning. Je man wil daar deel van uitmaken en doet er alles voor om te slagen. Sorane heeft je een hypsoon gegeven, daardoor sta jij voor dezelfde keuze. Dus als je je droom toch wil waarmaken, dan zal je moeten studeren om deel uit te maken van de bemanning.’ ‘Ik, aan boord van een schip in de ruimte. Dat meen je niet.’ ‘Nee, misschien meen ik dat niet. Maar…,’ zegt Veanya, terwijl ze Anya een overbrengersveld laat vormen. Meysane merkt dat ze plots door een groen licht omgeven wordt en als het verdwijnt zijn ze beiden ergens anders. ‘Al terug, Veanya,’ hoort ze een stem zeggen. ‘Maar even, Aron. Deze dame gelooft met niet zo. Dus bracht ik haar maar hier.’ ‘Waar zijn we nu weer?’ ‘Mag ik je aanraden om eens naar buiten te kijken.’ Aarzelt wendt Meysane haar hoofd en schrikt. Ze zijn door water omgeven. Ze kan ook enkele vreemde diepzee dieren zien zwemmen. ‘Vergeet echter niet dat het een harde leerschool zal worden. Wie blijft, zal hard moeten studeren nen trainen om klaar te zijn op het moment dat de Tiren naar het Amazonegebied vertrekt,’ hoort ze de vrouw zeggen. Verbaasd kijkt Meysane Veanya aan. ‘Kom, we gaan terug naar de basis. Lo-arna zal al op ons aan het wachten zijn.’ Terwijl ze een overbrengersveld vormt, wendt ze zich tot Aron. ‘Ik zie jullie later wel, Aron.’ Even later materialiseert ze met Meysane in de centrale van de basis. ‘Je bedoelde daareven toch het grote amazone rijk niet?’ ‘Juist, dat bedoelde ik. Als je blijft zal je misschien voor het eerst in je leven amazones ontmoeten. Maar het duurt nog wel een tijdje voor we vertrekken.’ Even zegt Meysane niets. ‘Als mijn man blijft dan ik ook,’ fluistert ze dan. ‘Grappig, je man zei juist hetzelfde,’ zegt een vrouw die juist binnenkomt. Meysane kijkt om. ‘Welkom, Meysane. Mijn naam is Lo-arna.’ Meysane knikt even, maar vraagt: ‘Kent u mijn naam ook al, mevrouw?’ ‘We staan allen in verbinding met Anya, Meysane. En je man heeft mij ook een beschrijving gegeven. En hij heeft dat zeer goed gedaan, want ik herkende u dadelijk.’ ‘Mag ik werkelijk blijven, mevrouw?’ ‘Zeg maar Lo-arna, zoals iedereen. Ik ben pas de commandante van de Tiren, als we eindelijk aan boord van dat schip zijn. En Sorane, die hier de grote baas is, spreken we allen met haar voornaam aan.’ ‘Sorane?’ ‘Je zal haar nog wel ontmoeten, want zij heeft je dat Pentagon gegeven. En dat geeft ze alleen aan diegenen die ze vertrouwt.’ ‘Wat moet ik hier doen? Op mijn man en kinderen passen zoals een gewone vrouw.’ ‘Dat denk ik niet, Meysane. Tenzij je dat wil. Als je een plaats aan boord van dat schip wil bemachtigen, dan zal je wel een zware leerstof moeten verwerken. Maar volgens de gegevens die ik over u heb, hebt u altijd al de wens gehad om de ruimte te verkennen.’ ‘Al vanaf ik voor het eerst in de luchtmacht dienst nam. Ik bracht het tot Luitenant, maar toen ik geweigerd werd voor de ruimtevloot, raakte ik aan lagerwal. Als mijn man mij toen niet geholpen had, dan was ik er zeker aan ten onder gegaan. Het is altijd mijn doel geweest om te ruimte te verkennen. Maar ik werd afgekeurd.’ ‘Bij het Enuroonse ruimteonderzoek wel, Meysane. Maar dat jij de toestemming hebt van Sorane, zoals ik al zei, om hier voor mij te staan, wil zeggen dat je aanvaard bent.’ Een slikt Meysane, maar knikt dan maar. ‘Is dat werkelijk waar, Lo-arna?’ ‘Mag ik haar naar hun woonruimte brengen, Commandante?’ ‘Doe maar, Veanya. Leg haar ook een paar noodzakelijke dingen uit.’ ‘Zal ik doen. Kom, Meysane, volg me maar.’ De vrouw van Noran volgt de jonge vrouw aarzelend. ‘Waarom noemde die andere vrouw commandante?’ ‘Omdat Sorane haar, gesteund door Tara, die post gegeven heeft. En Lo-arna is een gewezen Volkor.’ Als ze de centrale willen verlaten, schrikt Veanya even. Arjina en Dargo komen juist binnen. ‘Waarom schrik je, Veanya? We bijten niet hoor.’ Veanya kijkt Arjina in de ogen. ‘Ik heb je bijna echt gedood, Arjina. Daarom schrok ik zo.’ ‘Dat gevecht is voorbij. Jij bent geen volkor meer. Dus kunnen we net zo goed vriendin zijn,’ zegt Arjina en reikt haar rechterhand aan. Veanya kijkt er even naar, dan herinnert ze zich een hand geven de gewoonte is op Enuron. Ze drukt de hand stevig, maar schrikt weer als Arjina haar omarmt. ‘Zo, dat is ook alweer voorbij, vriendin en medestrijdster.’ Veanya ziet Dargo glimlachen en knikken. ‘Ik moet verder. Meysane hier wil naar haar woonruimte.’ ‘We zien elkaar nog wel. Tot later dan,’ zegt Dargo. Veanya geeft Meysane een teken en beiden gaan verder de gang in. ‘Wat bedoelde je daareven dat Sorane hier de grote baas is? Mijn man sprak soms van Sorane Cobanon. Als dat de Sorane is die u bedoelt, moet die toch in de gevangenis zitten:’ ‘Dat is de Sorane die ik bedoel. En zij is de grote baas omdat deze basis, de kruiser op de zeebodem en de Tiren van haar zijn.’ ‘En ze zit toch in de gevangenis. Als ze haar veroordelen, dan…’ ‘Sorane is zo vrij als een vogel, Meysane. Het behoort tot haar plan.’ ‘Dat snap ik niet?’ ‘Ik kan u ook niet meer uitleg geven. Alleen Sorane kan dat.’ Plots blijft Veanya echter staan. ‘Wil je te voet gaan of nemen we de overbrenger, Meysane?’ ‘Is het dan zo ver?’ ‘In deze basis zijn de afstanden nog niet zo groot, maar als we naar de Tiren gaan, dan kom je pas in een echt schip. Dat schip is ongeveer half zo groot als het schip waar jij op dienst wilde nemen bij de Enuroonse vloot. Dus je begrijpt, dat wie daar even wil wandelen te voet kan gaan, maar meestal wel de overbrenger neemt.’ ‘Misschien kunnen we nu ook beter de overbrenger nemen, Veanya. Ik wil tijdig terug zijn om mijn man om vergeving te vragen.’ ‘Misschien kan je hem hier wel verrassen, want hij heeft deze avond een training te volgen. Hij heeft het in zijn hoofd gezet om een officier aan boord van een kruiser te worden.’ ‘Zijn hier andere kruisers in deze basis?’ ‘Niet hier. Maar aan boord van de Tiren wel. Zelfs verschillende eskadrons. Maar we hebben niet genoeg mensen om alle toestellen te bemannen,’ zegt Veanya, terwijl ze een overbrengersveld vormt. Beiden stappen erdoor en belanden in de woonruimte van Noran. Met stijgende verbazing loopt Meysane door de ruimte. Deze heeft de grote van een kleine flat, alles wat nodig is, lijkt aanwezig. Tijdens haar aspirantenopleiding aan boord van een Teraans schip kreeg ze een kleine cabine toegewezen en die moest ze dan ook nog delen met een andere vrouw. Die vrouw Irena Kosolov werd later een goede vriendin van haar. Maar zij is echter wel tot de academie toegelaten. ‘Waar zou die nu zijn?’ vraagt ze zich in stilte af. Plots schuift de toegangsdeur open en de jonge vrouw die binnenkomt, blijft verrast staan. ‘Ruslyna, ben jij hier ook?’ vraagt Meysane schrikkend. ‘J..ja, ik hoopte dat je ooit zou komen, maar…’ ‘Sorane heeft haar goedgekeurd, Ruslyna,’ hoort ze de stem Anya zeggen. Even kijkt Ruslyna naar het halogram en dan weer naar schoonzus. ‘Wauw, wat zal mijn broer opgelucht zijn. Hij denkt je hem verlaten hebt.’ Meysane trekt een droevig gezicht. ‘Dat spijt me, ik dacht hij vreemdging.’ ‘Tja, Anya is een zeer mooie vrouw en dan heb je Tara nog niet ontmoet. Zelfs ik zou op haar verliefd kunnen worden. Maar geen van beiden zijn echt.’ ‘Tara, wie is….’ ‘Iemand zoals, Anya. Die ken je toch al?’ Meysane glimlacht even. ‘O, zo iemand bedoel je. Maar jij had toch een vriendje. Is die hier ook?’ ‘Kinen, bedoel je?’ Meysane knikt. ‘Die is nog in de stad een paar dingen in orde brengen, maar hij komt ook over een paar dagen,’ zegt Ruslyna en gaat naast Veanya in de zetel zitten. De drie vrouwen beginnen elkaar hun wedervaren te vertellen. Meysane raakt meer en meer in de ban van deze nieuwe wereld, waar zij en haar man in terecht gekomen zijn. Al snel begint ze, met groeiende interesse, vragen te stellen. De tijd vliegt echter snel voorbij. Intussen doet de jonge advocate op Enuron haar best om haar cliënte te verdedigen, hoewel ze Sorane niet kan vergeven voor wat ze haar zus aangedaan heeft. Maar ook Erine zou het niet goedkeuren als ze haar gevoelens boven haar werk zou plaatsen. Daarom doet ze zoveel mogelijk haar best, maar de tegenstanders beginnen haar meer en meer als een gevaar te zien, want ze willen dat Sorane de doodstraf krijgt. Plots schrikt Sorane. Aqunok zit tussen de toeschouwers en hij heeft telefonisch juist het adres van Anaya doorgegeven. Hij beseft, terwijl hij zijn telefoon neerlegt, niet dat Sorane op de hoogte van zijn plannen. Nog deze avond moet haar advocate eens goed aangepakt worden en ze krijgen ook nog de vrije hand.
Categorie: Uncategorized
14. De aanslag
Als ze op het voetpad naar de zwevers toe stappen, reageert Sorane plots. Ze springt achteruit, tegen Malon aan, terwijl ze roept: ‘Raya in dekking.’ Met een harde klap komen Malon en Sorane op de grond terecht. In de muur boven hen slaan de capsules in. Sorane rolt dadelijk opzij en richt zich op. Malon heft zijn hoofd op en kijkt Sorane, die alweer gehurkt zit, verschrikt aan. Als zij niet gereageerd had, dan zouden ze nu beiden dood op het voetpad liggen. Dan hoort hij schoten en ziet Raya naar de overkant van de straat schieten. Snel richt hij zich op en trekt zijn wapen. Heel even werpt hij een blik over de zwever, waarachter ze dekking vonden. Dan hoort hij deuren dichtslaan en een motor starten. Hij ziet een zwever zich van de grond verheffen en de straat in zweven. Vanuit de zwever wordt er nu ook gevuurd. Deze maal op Raya, die zich in dekking laat vallen. Ook Malon schiet en raakt de schutter. Sorane wil de schutters niet laten ontkomen en concentreert zich, zonder dat iemand het merkt. Aan de hoek van de straat valt de motor van de zwever plots uit en komt met een klap op de straatstenen terecht. De verschrikte bestuurder draait aan het stuur, terwijl hij de motor opnieuw wil starten, maar die start niet. De snelheid van de zwever vermindert schuivend tot hij tegen een geparkeerde zwever opbotst. De drie inzittenden willen naar buiten, maar de deuren klemmen. Ze weten niet dat Sorane ze met telekinese blokkeert. ‘Werp jullie wapens weg,’ roept Raya op dat moment. De mannen doen wat hun gezegd wordt en werpen hun wapens naar buiten. Dan worden ze door de toegesnelde agenten uit de zwever gesleurd en nogal hardhandig naar de cel gebracht. De man de Malon raakte, zit dood in de zwever. Sorane loopt op Raya toe, die aan haar arm geraakt is. Malon volgt haar op de voet. Dan bemerkt hij de wonde in Raya’s linkerarm en schrikt even. Maar voor hij iets kan opmerken, vraagt Sorane: ‘Hoe is het met Erine, agent Garent?’ Even weet Malon niet wat te zeggen, want die vraag had hij op dit ogenblik niet verwacht. ‘Dat weet ik niet. Niemand mag nog bij haar, sinds jij in het ziekenhuis geweest bent. Zelfs de commandante weet niet wat er met haar aan de hand is. Hopelijk heb jij haar niets gedaan, want dan kan geen enkele rechter je van de dood redden. ‘Zou je mij doden, Malon? Zelfs als ik mij niet verdedig en dan nog geboeid ook. Dat zou moord zijn.’ ‘Daar weet jij alles van, jij bent altijd een moordenares geweest, Sorane. Maar ja, je hebt wel gelijk. Ik weet niet echt of ik het zou kunnen.’ Maar Sorane kijkt hem zelfs niet aan. Ze heeft alleen oog voor Raya, die verbaast naar het kleine Pentagon in haar hand staart, dat ze juist van Sorane kreeg. ‘Al mijn mensen hebben een Hypsoon, zoals dit apparaat genoemd wordt. Het zal je helpen en beschermen. Ik vraag maar een ding, maak je los van je verleden en laat je familie weer trots zijn op hun dochter,’ hoort ze de telepathische stem van Sorane. De roodharige kijkt haar even aan, terwijl Raya naar haar wonde tast. ‘Het is niet zo erg, Raya. Alleen een vleeswond, maar toch kan je het beter laten verzorgen,’ zegt Sorane, terwijl ze nog steeds de omgeving telepathisch scant. Maar er dreigt geen gevaar meer. Malon en Raya verlaten met hun gevangene de plaats van de aanslag. Als Malon de zwever start en wegvliegt, hoort hij Raya vragen. ‘Wat moet ik hiermee?’ ‘Achteraan tegen je hals drukken, Raya. Ik heb er maar eentje bij me, want anders zou ik Malon er ook eentje geven.’ ‘Waarvoor dient dat, Sorane?’ ‘Dat is voor later. Alleen moet je niet schrikken als je Anya ontmoet.’ ‘Wie dat nu weer?’ ‘Vermoedelijk zal je haar thuis voor het eerst ontmoeten. Maar als het nodig is zal ze wel ingrijpen,’ zegt Sorane geheimzinnig. Raya kijkt de gevangene met een vreemde blik aan. Maar Sorane wendt haar blik af en kijkt door het raam naar buiten. ‘Deel jij nu ook al geschenken uit, Sorane?’ vraagt Malon van achter het stuur zonder om te kijken. ‘Mag ik dat ook al niet meer, Malon?’ ‘Dat mag je zeker, maar wij zijn je vrienden niet. Dus ik ben agent Garant voor jouw.’ ‘Nog niet, agent Garant, maar ooit zal je aan mijn zijde staan, als er gevochten wordt,’ hoort Raya haar fluisteren en staart haar opnieuw aan. Maar Sorane doet alsof ze het niet merkt. Intussen naderen ze de rand van de stad. Hier is een schuiladres, dat maar weinig mensen kennen. Malon is er een van. Langs een smal straatje zweeft Malon de zwever uit het zicht en parkeert op een koertje achteraan. Als ze het kleine huisje betrekken, wijst Malon naar een deur, die naar de kelder leidt. Raya duwt Sorane de trap af en maakt haar boeien los. Met de boeien in haar hand haast ze zich weer naar boven en sluit de deur achter zich. Sorane hoort het slot klikken. Dan kijkt ze om zich heen en merkt dat de ruimte volledig ingericht als verblijf voor twee personen. Terwijl Sorane haar nieuwe woonst verkent, laat Raya Malon naar haar wonde kijken. Sorane heeft gelijk, collega. Het is alleen een ongevaarlijke vleeswonde. Maar het lijkt me toch beter dat ik ze even ontsmet en verbindt. Terwijl Malon een verband om de wonde legt, gebeurt het plots. Voor ze het beseffen kussen ze elkaar. Sorane die intussen op haar bed ligt, glimlacht als ze hun telepathische gedachten observeert. Op hetzelfde moment is ze verdwenen. Maar Raya rukt zich los van Malon. ‘Ik moet gaan, Malon.’ ‘Waarom?’ ‘Ik voel mij tot jou aangetrokken, maar ik kan en wil je niet in mijn problemen betrekken, Agent Garent. Verbaasd kijkt Malon haar aan. ‘Laat mij je helpen, Raya.’ ‘Nee, Malon. Ik kan het wel alleen aan. Wil jij toekijken dat Sorane er niet vandoor gaat? Ik moet een uurtje of zo weg, want ik heb een afspraak met een dokter.’ ‘Ben je ziek?’ ‘Niet lichamelijk, maar ik sta al een tijdje onder psychologische begeleiding,’ zegt ze nog. Dan haast ze zich door de deur en in de hall blijft ze even tegen de muur leunen, want ze voelt zich even te zwak. Ze moet moeite doen om niet terug naar binnen te gaan en Malon alles te vertellen. Maar ze vreest echter dat ze hem zou verliezen, want toen hij haar kuste, besefte ze dat ze beiden meer voelen dan alleen een aantrekkingskracht. Maar ze moet dit alleen oplossen. Vastberaden maakt ze zich los van de muur en haast zich naar beneden langs de trap. Met haar zwever zweeft ze even later weg. Kilometers daarvandaan is Sorane gematerialiseerd. Even kijkt ze telepatisch scannend om zich heen. Ze zucht als ze vaststelt dat ze alleen is. Dan concentreert ze zich en langzaam verandert haar uiterlijk in Jakira. Uit de gedachten van de moordenaar kon ze opmaken wie hem gehuurd had. Zijn naam is Lucon Deranoy. Meer dan twee uur scant ze haar omgeving naar die naam in de gedachten van mannen en vrouwen, die bij de organisatie van Aqunok horen. Zo komt ze langzaam zeker achter zijn verblijfplaats. In de gedaante van Jakira gaat ze achter hem aan en grijpt hem te midden van zijn mensen. Ze zijn verdwenen voor iemand iets kan doen. Maar van hem kan ze niet te weten komen wie de opdrachtgever is, maar hij denkt wel aan zijn laatste opdracht die hij aan enkelen van zijn mannen gaf. Een vrouwelijke agent oppakken en naar zijn meerdere brengen. Jakira/Sorane schrikt als ze dit te weten komt. Ze dringt opnieuw zijn gedachten binnen, maar deze maal spaart ze hem niet. Ze wil de naam van de agente te weten komen, samen met zoveel mogelijk gegevens. De man kreunt van de pijn, die plots vermindert als de blondine vindt wat ze zoekt. Die agente is Raya Verodin. Als de man zijn ogen weer opent, is hij alleen. Van Jakira is er geen enkel spoor meer. Sorane/Jakira beseft dat ze te laat zal komen en concentreert zich. Al snel heeft ze Raya die een uurtje eerder het schuiladres heeft verlaten. Uit haar gedachten kan ze opmaken wat er gebeurd is. Zij vloog met de zwever naar haar huis, maar onderweg werd ze plots klemgereden. Enkele huurlingen sleurden haar uit de zwever en duwden haar in een andere. Enkele mensen willen hulp bieden, maar de huurlingen openden het vuur. Twee mannen en een vrouw sprongen verschrikt achteruit. Enkele anderen werden gewond. Dan raasden ze in volle vaart weg. Terwijl de mannen met hun gevangene over de weg zweven, activeert Sorane de Hypsoon van Raya. Als de zwever meer dan een uur later gestopt is, wordt de agente een gebouw binnen geduwd. Een paar minuten later staat ze voor een van de grote bazen van de organisatie. ‘Raya Verodin, jij wordt door onze organisatie betaald om ons bepaalde gunsten te verlenen. Maar vandaag heb jij onze plannen verijdeld, om Sorane Cobanon uit de weg te ruimen. Dat begrijp je toch wel.’ Raya slikt even en kijkt even naar de mannen die links en rechts van haar staan. ‘Ja, dat begrijp ik. Alleen werk ik niet meer voor misdadigers, man.’ ‘Sinds wanneer dan, verleden week heb je nog geld aangenomen. Vertel me dus geen fabeltjes.’ ‘Een paar dagen. Je vergeet dat ik altijd een agente geweest ben en het is mijn taak om misdadigers voor het gerecht te brengen.’ ‘Dat heb je vandaag bewezen, agente Verodin.’ ‘Mijn overste wil je dood. Tenzij je bewijst dat je ons nog steeds trouw bent. Om die trouw te bewijzen moet je Sorane Cobanon doden.’ Verbaasd kijkt Raya de man aan. ‘Mijn gevangene doden, dat kan ik niet, man. Dan vlieg ik een paar uur later de cel in.’ ‘En dan. Nog een paar uur later ben je alweer vrij, agente. Daar zorgen wij wel voor.’ Nadenkend kijkt Raya naar de vloer. ‘Zou ze het doen of… Nee, ik kan het niet. Mijn ouders zouden mijn arrestatie misschien tijdens de nieuwsberichten zien. En als Malon het hoort, zal ik hem zeker verliezen,’ denkt ze. ‘Ik ben geen moordenares. Ik denk niet dat ik een ongewapende kan doden. Misschien kan je beter iemand anders sturen, als ik er niet ben. Ik kan er wel zorgen dat mijn partner ergens naar toe is.’ ‘Dat zouden we kunnen. Maar ik wil dat jij het doet, om zoals ik al zei je trouw te bewijzen. Weiger je dan moet je tot mijn spijt meedelen, dat alleen een dode uit de organisatie stapt.’ Als Raya niets zegt, knikt de man. ‘Ook goed. Zeg je laatste gebeden maar. Levend geraak je hier niet meer weg.’ De agente staat daar als verstijfd en staart de misdadiger na, die naar de uitgang toe loopt. Ze voelt dat ze stevig vastgegrepen wordt bij haar beide armen. Dan verschijnt plots een grijnzend gezicht voor haar ogen. ‘Vaarwel, agente. Heb jij je gebeden al gezegd?’ ‘Wat wil…..’ stamelt Raya, als ze plots in een donker zwart rond gat kijkt dat voor haar ogen zweeft. ‘Nog een kans, agente. Dit wapen is niet met verdovende capsules geladen, maar met capsules met een dodelijke stof. Ze noemen die stof Onvar en de gevolgen zijn vreselijk.’ Even schrikt Raya, maar schud haar hoofd, terwijl ze met droevige gedachten aan Malon denkt. ‘Dus je bent niet van gedachten veranderd. Of wil je toch liever niet in leven blijven.’ ‘Ik zal mij nooit verlagen tot een moord. Doe wat je moet, maar je zal voor de rest van je leven op de vlucht zijn,’ zegt ze met trillende stem, maar ze kijkt met angstige ogen naar het zwarte gat voor haar. De man kijkt even naar zijn baas en ziet hem knikken, terwijl hij zich afwendt. De schutter grijnst als hij de trekker overhaalt. Een lange vuurstraal schiet op het hoofd van de weerloze agente toe. Raya voelt echter niets en merkt dat ze haar allen verbaasd aanstaren. Ze ziet hen echter door een lichtgevend veld. De afgevuurde capsule werd dadelijk tot stof herleidt. ‘Raya, kom tot jezelf,’ hoort ze in haar hoofd zeggen. Ze snapt niet hoe dat komt, maar ze voelt plots dat ze iets in haar rechterhand heeft en heft haar hand omhoog. Verbaast staart ze naar het vreemde wapen. Intussen zijn de drie anderen ook van hun verbazing bekomen en ze springen opzij, terwijl ze hun wapens op de agente richten. Maar Raya reageert juist op tijd en laat zich vallen, waardoor maar een paar capsules door het scherm opgevangen worden. De rest vliegt over haar heen. Ze rolt over de vloer, terwijl ze haar wapen op een van de schutters richt. Als ze op de vuurknop drukt, schiet een energiestraal op de man toe. Dodelijk getroffen zakt hij in elkaar. Raya wordt intussen hevig onder vuur genomen door de twee anderen, terwijl ze gebukt naar een dekking rent. De twee schutters snappen er niets van. De agente lijkt door iets vreemds beschermt te worden, maar wat weten ze niet. Als Raya achter een dekking knielt, beantwoordt ze het vuur van de twee schutters. ‘Pas de instelling aan, Raya. Dan worden ze alleen verdoofd,’ zegt de stem weer. ‘Hoe doe ik dat?’ vraagt ze. ‘De druktoetsen aan de achterzijde van het wapen.’ Raya bukt zich en kijkt of ze iets kan vinden en ziet vijf toetsen. De onderste is langer en geeft een beetje licht. ‘De onderste is de dodende stand. De vier erboven stellen, van links naar rechts, de verdovingsgraad in. Ik raad aan om de hoogste graad in te stellen.’ Raya drukt snel op de uiterst rechtse knop. ‘Pas op. Je aanvallers zijn van plaats veranderd. Eén bevindt zich links van ons achter de rekken en de andere rechts achter de tonnen,’ zegt de stem weer. Op hetzelfde moment ziet ze een doorzichtig 3d scherm voor haar ogen, waarop de plaatsen aangegeven zijn van de twee schutters. ‘Hoe kom ik daaraan?’ denkt ze heel even verbaasd. De man achter de tonnen richt zich het eerst op en vuurt. Raya richt dadelijk haar wapen en vuurt eenmaal en draait zich bliksemsnel om. De man achter de rekken ziet zijn kans en opent het vuur. Door de inslag van de schoten vliegt Raya achteruit, waardoor haar schot mist. ‘Tegenover dit wapen sta je machteloos, agente. Je kreeg mijn twee maten te pakken, maar mij krijg je niet,’ roept de man uit, terwijl hij op de plaats blijft vuren, waar Raya viel. Maar Raya is al opzij gerold en staat geruisloos op. ‘Pas op, meesteres. Het scherm is zo goed als uitgeput. Het moet weer opgeladen worden,’ hoort ze de vreemde stem zeggen. Even aarzelt Raya, maar stapt dan toch vooruit. Als de man vanachter zijn dekking op de plaats toe stapt, waar Raya moet liggen, fluit de agente kort. De schutter schrikt even en kijkt om. Maar een kans om te reageren krijgt hij niet. Raya raakt hem met een schot vol in de borst. Verlamd zakt hij in elkaar. Even kijkt Raya nog naar hem en rent dan achter de anderen aan. Haar Hypsoon wijst haar de weg op het 3d scherm, waar Raya nog wel een beetje moeite mee heeft, want ze is zoiets niet gewoon. Toch begint ze er al snel aan te wennen en vordert snel. Met de hulp van haar Hypsoon volgt ze zelfs een andere weg, waardoor ze plots voor de misdadigers staat. De vier mannen merken haar dadelijk op en schrikken even. ‘Verdomme. Ze is... Dood haar,’ roept de baas uit en werpt zich op de grond. Zijn mannen openen dadelijk het vuur, maar Raya staat al niet meer op dezelfde plaats. Van op de vloer vuurt ze driemaal en driemaal is het raak. Verlamd storten ze alle drie neer. De agente staat langzaam op en loopt op de baas van de bende toe. ‘Pas op, een sluipschutter links,’ hoort ze de stem in haar hoofd. Even verstart ze, maar voor ze kan reageren, wordt ze door een straal geraakt. Ze doorboort haar rechterlong. Door de klap stort ze neer. Raya moet moeite doen om het bewustzijn niet te verliezen. Maar ze slaagt erin. Ze hoort de schutter naderbij komen. ‘Je was goed, agente. Maar toch net niet genoeg,’ zegt de man, als hij merkt dat ze nog bij bewustzijn is. Raya probeert om haar wapen omhoog te heffen, maar het lukt haar niet. De baas is intussen naderbij gekomen en schopt het uit haar hand. ‘Mooi, die kan niets meer ondernemen. Knal nog snel een capsule door haar mooie hoofdje,’ zegt hij spottend.
13. De moordenaar
Op dat moment naderen politie en brandweerzwevers. Idar activeert een overbrengersveld en als de politiezwevers tot stilstand gekomen zijn ze alle drie en hun laatste Volkors verdwenen. Sorane heeft de agenten ook gezien en wankelt naar een stuk wand toe, dat nog recht staat. Maar ze wordt opgemerkt en is plots omringt door agenten. Ze wordt met handboeien geboeid en naar de zwevers gebracht. Dan ziet ze Malon op zich toekomen. ‘Eindelijk hebben ze je gegrepen, huurmoordenares. Nu alleen je blonde medeplichtige nog.’ De roodharige kijkt de agent aan en herkent hem dadelijk. ‘Dat ben ik niet meer, Malon. En die blonde is onze gezamenlijke vijand. Haar naam is Jakira. En zij geeft de bevelen aan Aqunok.’ ‘Jakira en de rest van haar naam?’ ‘Die heeft ze niet, Malon.’ ‘Goed dat we dat weten. Dan zetten we die op de opsporingsbevelen.’ ‘Je doet maar, Malon. Grijpen kan je haar toch niet. Je beseft toch wel wat ze met Erine gedaan heeft. Dat kan ze ook met jou of elke agent die haar in de wegstaat. En vergeet niet dat ze ervan geniet.’ Malon slikt even. ‘Denk je dat dat mij afschrikt, Sorane. Ik vraag me af of jij nog wel bij je verstand bent. Aqunok is de grote baas. Die Jakira werkt voor hem, niet omgekeerd.’ ‘Schrikt maar niet als wat ik zeg juist blijkt te zijn, agent Garent.’ Malon grijnst even. ‘Ik wil Je collega Erine Rand spreken, agent Garent.’ ‘Je bent onze gevangene, Sorane. Jij hebt niets te willen en je krijgt haar zeker niet te spreken. Door uw schuld ligt Erine in het ziekenhuis? En ze is er niet zo best aan toe.’ ‘In het ziekenhuis, dus het is toch waar.’ ‘Wat waar, vrouw. Je blonde vriendin heeft mijn partner zwaar toegetakeld. Je maakt mij wijs dat jij dat niet weet.’ ‘Ik weet het inderdaad niet, agent. Maar als ze echt in het ziekenhuis ligt, dan moet ik haar zeker bezoeken.’ ‘Jij moet niets, Sorane. En aks je toch in het ziekenhuis zou raken, denk je dan dat de dokters je zullen toelaten. Jij bent een huurmoordenares, dat moet je toch beseffen. Weet je soms niet dat ze haar handen, om haar leven te redden, moesten afzetten. En ze schijnt ook nog zwaar ziek te zijn. Iets met groter wordende purperen vlekken.’ Sorane kijkt Malon aan en vraagt met gespeelde verbazing ‘Haar handen kwi..? Purpere…? Wat is er gebeurd?’ ‘Die blonde. Hoe weet ik niet, maar ze verbrijzelde haar handen en voeten. Maar veel maakt dat niet uit. Ze gaat fel achteruit, door die vreemde ziekte. Ze kunnen maar niet achterhalen wat het is.’ Maar Sorane lijkt het niet te horen. Ze staat daar maar voor haar uit te staren. ‘Erine haar handen en voeten. Jakira zei iets van purperen vlekken. Dat moet het gif Onvar zijn. Dus je sprak de waarheid, verdomde kloon...’ ‘Daarom wil ik haar zien, agente. Ik ken haar ziektesymptomen.’ ‘Je kent haar zie… Hoe?’ ‘Die blondine genoot ervan toen ze het mij meedeelde.’ ‘Ach zo. Eindelijk beken je dat ze je medeplichtige is.’ ‘Nee, ik was haar gevangene. Maar ik kon me bevrijden.’ ‘En wij moeten dat geloven,’ zegt de agente. Zonder dat Malon of de andere agenten het merken, heeft hun gevangene telepathisch contact heeft met de elf vroegere soldaten. Ze schrikt even als ze hun toestand beseft. De Volkors die door hen gered werden willen hen nu arresteren en aan hun meesteres uitleveren. ‘Lo-arna, schrik niet. Nirin zal jullie Symbiont opladen, waardoor een straling uitgezonden zal worden die de andere Volkors zoals jullie zal bevrijden.’ ‘Sorane, wat bedoel je?’ ‘Je zal het dadelijk weten, Lo-arna,’ denkt ze nog telepathisch. Heel even wordt Sorane in een licht blauw licht gehuld als het verdwijnt licht het lichaam van de elf Volkors lichtblauw op. De Volkors met zwarte ogen schrikken als de straling naar hen toeschiet. Maar op hetzelfde moment beginnen hun symbionten de controle te verliezen, tot ze plots na ongeveer twee minuten geruststellende gedachten ontvangen van hun symbiont. Meer dan een minuut staan ze daar bewegingloos. Als ze dan naar elkaar kijken, merken de hun ogen helemaal wit zijn in plaats van zwart. En dan wordt dat wit langzaam doorzichtig waardoor ze voor het eerst sinds jaren hun normale pupillen kunnen zien. ‘Wat hebben jullie gedaan?’ vraagt een van hen. ‘Jullie symbiont zijn oorspronkelijke gedaante weergegeven, Gewezen Volkor. Daardoor zijn jullie zijn dwang bevrijdt en weer vrij om te gaan waar jullie zelf willen.’ ‘Wie zegt dat wij dat willen?’ ‘De meesten van ons, Eronso.’ zegt een stem achter hem. Even slikt hij, want nu de dwingende instructies, waar hij niet kon aan weerstaan, weg zijn, voelt hij zich vrij en ongebonden. Dan knikt hij. ‘Wie gaf jullie die macht?’ vraagt een andere Volkor. ‘Sorane, die onze medestrijdster is.’ ‘Is zij dan zo machtig dat jullie haar moeten dienen?’ ‘Misschien is ze machtig, Eronso. Maar ze wil aan onze zijde strijden en wij aan de hare. Daarom steunen wij haar allen. Of jullie dat ook willen, moeten jullie zelf beslissen.’ Enkelen van de Volkors stappen naar de groep van Lo-arna toe en ze zeggen alsof ze één mens zijn. ‘Wij voegen ons bij jullie?’ ‘Ik ben Commander Lo-arna. Welkom,’ zegt ze en kijkt de rest aan, ’En jullie?’ ‘Wij dienen de meesteres nog steeds, Commander.’ ‘Voor die blonde kloon zijn jullie nu een gevaar. Ze zal jullie niet dulden, omdat jullie geen genadeloze slaven meer zijn.’ Dan verlaten we deze planeet. ‘Alleen samen kunnen we overleven, Eronso. En later naar onze eigen volkeren in de Melkwegen terugkeren.’ ‘Het zij zo, Lo-arna. Maar wie zal ooit onze gruwelijke daden vergeven.’ ‘Niemand, Eronso. Diegenen die de symbiont nooit gedragen, zullen het nooit begrijpen. Maar jullie kunnen een nieuwe weg inslaan en mensen helpen om de zwarte weg te bestrijden, zoals wij.’ ‘En daarom steunen jullie die Sorane.’ ‘Het is haar weg die we volgen.’ ‘Voorlopig moet dat dan maar. Maar zodra ik een kans krijg, verlaat ik deze planeet.’ Lo-arna knikt even en wend zich tot een van haar mensen. ‘Aron, wil jij verslag uitbrengen bij Sorane.’ ‘Zeker, Commander,’ zegt de man en zondert zich af. Even concentreert hij en laat dan Anya contact opnemen met Sorane. ‘Ik moet van Lo-arna melden dat de nieuwe Volkors ons voorlopig steunen. Maar Lo-arna wil weten of we u moeten bevrijden, Meesteres?’ ‘Nee, Aron. Ik wil dat jullie allen met Dargo en Arjina naar mijn basis gaan en daar op mij wachten. Ik heb een plannetje omdat ik wil weten wie hierachter zit, al heb ik mijn vermoedens. Jullie Hypsoons hebben de coördinaten.’ ‘Uw wil is voor ons een bevel, meesteres.’ ‘Aron, hou eens op met mij meesteres te noemen. Noem mij Sorane zoals al de mensen van mijn groepje.’ Even slikt Aron. ‘In orde, Sorane. Wij hebben allemaal een besluit genomen. Ook diegenen die niet tot uw groep wilden behoren, zijn nu van gedachten veranderd. Een aantal nieuwelingen steunt ons ook,’ zegt een andere gedachte stem. ‘Dat weet ik, Geon. Ik ben een telepate. Doe wat ik gezegd heb, jullie Hypsoon zal jullie naar de basis en jullie lotgenoten overbrengen. Anya zal jullie opvangen. Ik moet…’ denkt Sorane nog, maar verbreekt het contact als ze de stem van Malon hoort zeggen: ‘Sorane, heb je mijn vraag niet gehoord?’ De roodharige draait haar hoofd en kijkt de agent vragend aan. ‘Ik vroeg waar je medeplichtige is.’ ‘Wie?’ ‘Die Jakira, zoals jij haar noemt, Sorane. Zij wordt gezocht door de politie. Je weet toch nog waarom. Met haar hulp kon je in dat winkelcentrum ontsnappen. Deno hebben we gearresteerd.’ ‘Nogmaals, die vrouw is mijn medeplichtige niet, Malon. Mag ik nog een vraagje? Weet je waar Deno is?’ ‘Die zit in de gevangenis op zijn vonnis te wachten. Maar jouw straf zal veel zwaarder zijn dan de zijne. Door je poging om Deno te bevrijden, zijn alle kwijtscheldingen ingetrokken. Ze eisen levenslang, maar misschien krijg je zelfs de doodstraf.’ Sorane kijkt hem met een vreemde doordringende blik aan en weet uit zijn gedachten dat hij de waarheid spreekt. ‘Weet Seana Vergan het al van Erine?’ ‘Ja, ze is bij haar in het ziekenhuis. Ook zij heeft een hand verloren. Beiden hebben dat te danken aan die blondine.’ ‘Ik moet het nogmaals vragen, agent Garent. Wil je even bij het ziekenhuis stoppen en mij even met Erine laten spreken?’ ‘Zelfs agente Vergan zal je niet toelaten, Sorane. Ze heeft gezworen om je medeplichtige te doden en jou wil ze in de gevangenis zien. Het lijkt me dus beter dat ik je zelf naar de gevangenis breng.’ Sorane zegt niets meer. Wat moet ze doen? Ontsnappen of het pas in haar opgekomen plan uitvoeren. Hierdoor worden al het allemaal een beetje ingewikkelder, maar ze besluit toch om er mee door te gaan zolang ze kan. ‘Kom, Sorane. We gaan,’ hoort ze Malon zeggen. Ze volgt hem naar een zwever, waar een vierendertigjarige vrouw op hen staat te wachten. ‘Brengen we die moordenares weg, Malon?’ ‘Ja, ze verwachten ons op het politiebureau.’ ‘Wie is die vrouw?’ vraagt Sorane, terwijl ze het in feite al weet. ‘Dit is Raya Verodin, mijn nieuwe partner,’ antwoordt Malon. Raya grijpt Sorane bij de arm vast en trekt haar naar de zwever toe. Malon opent de deur en zegt: ‘In de zwever, Sorane. Of moet ik een beetje helpen,’ sist Raya. Sorane kijkt de agente recht in de ogen en blijft staan, terwijl ze haar diep scant. Zo komt ze veel te weten over de agente. Die schrikt van haar blik en hoort de roodharige kalm fluisteren. ‘Raak me niet meer aan of je kunt samen met mij de gevangenis in, agente Verodin. Mijn oude vriend Gonlo Verodin zou zich in zijn graf omkeren, als hij wist wat jij geworden bent.’ Raya kijkt Sorane verschrikt aan. Ze kan de spot in de gefluisterde woorden van hun gevangene bijna voelen. Het is alsof ze weet wat ze uitspookt. ‘Wie is die Gonlo Verodin? Iemand van haar famillie of een bekende van Sorane?’ Sorane is intussen op de achterbank gaan zitten en kijkt de agente spottend aan. ‘Dat is iemand van lang voor jou tijd, Raya. Je stamt rechtstreeks van hem af.’ Malon kijkt verbaasd naar Raya en loopt op haar toe. ‘Wat heeft ze gezegd? Bedreigt ze je.’ ‘Nee, partner. Dat niet. Laat maar, het is niets,’ zegt Raya kalm, maar innerlijk trilt ze van woede. ‘Hoe weet onze gevangene zoveel van mij? En wie is die Gonlo. Een voorvader? Dat kan toch niet of toch? En zelfs als dat waar is. Hoe kan Sorane zijn naam weten?’ Terwijl Malon de deur dicht duwt en haar nakijkt loopt ze naar de andere kant van de zwever toe. Als Malon instapt, durft ze hem niet aan te kijken. De agent kijkt even om naar Sorane, maar die trekt haar schouders op. ‘Wat heb je gezegd?’ ‘Alleen maar dat ze me niet mocht duwen, anders zou het haar slecht bekomen.’ Even kijkt Malon nog naar zijn nieuwe partner, maar die blijft voor zich uit staren. ‘Jij moet het weten, Raya. Ik kan je niet helpen als je niets wil zeggen,’ probeert Malon nog, maar agente blijft zwijgen. Even later zweeft Malon achter een andere politiezwever de baan op. Een zwever zweeft voor hen, terwijl ze door twee andere zwevers gevolgd worden. Plots vraagt Sorane opnieuw: ‘Malon, je weet dat ik om Erine gaf. Maar het is belangrijk dat ik haar kan spreken. Ik geef je mijn woord, dat ik niet zal proberen te vluchten.’ De agent hoort haar woorden, maar antwoordt niet. Hij kijkt haar zelfs niet aan. Als ze de stad inrijden, vraagt Sorane het nog eens. ‘Waarom wil jij haar zien? Wat voor nut heeft dat? Of wil jij genieten van wat jouw medeplichtige gedaan heeft.’ ‘Nee, Malon. Ik wil haar vergiffenis vragen.’ ‘Denk je dat ze zich daardoor beter zal voelen. Al wat ze wilde, was, na een vreselijke tijd in het ruimteleger, een goede agente zijn. Ze hielt ervan en nu is ze haar handen kwijt. Om nog maar niet over die ziekte te spreken. En jij wil vergiffenis.’ ‘Agente Vergan zal het haar wel vragen, Agent Garant.’ ‘Ben je daar zeker van? Nu ze weet dat je medeplichtige, die haar rechterhand verbrijzelde, je heeft willen bevrijden.’ ‘Ze zal haar toestemming geven als ik haar de waarheid vertel, agent.’ ‘Denk je dat dat voldoende is?’ ‘Dat zal je alleen weten als je mij tot bij Erine brengt, agent Garant. Als ik dan toch de doodstraf krijg, zoals jij zegt, dan is dit mijn enige kans om haar te zien. Of denk je dat ze mij nadien nog uit de gevangenis zullen laten.’ ‘Nee, dat denk ik niet. Je komt alleen nog buiten om naar de rechtbank te gaan. Dan knikt Malon. ‘In orde. Maar probeer niet om te ontsnappen. Want als ik achter je aankom, dan is het om je te doden.’ ‘Ik geef je mijn woord, agent, al geloof ik niet dat je dat, van doden, neemt. Jij bent geen gevoelloze moordenaar. Zelfs Raya hier, is dat niet.’ Raya kijkt Sorane verschrikt aan, dan zegt ze: ‘Malon, ik denk niet dat ze woord zal houden. We kunnen beter...’ merkt Raya plots op. Maar Sorane’s spottende blik en haar fluisterende stem maakt een einde aan haar protest. ‘Steekpenningen aannemen, Raya, je bent het niet waart om agente te zijn.’ Even kijkt ze Sorane ontstelt aan en zegt: ‘Of misschien toch wel, Malon. Misschien heeft Sorane wel gelijk. Ik hoop alleen dat ze haar woord houdt.’ ‘Als ik mijn woord geef, dan houd ik dat altijd, agente. Doe jij dat ook?’ Weer voelt Raya de spottende, maar ook dreigende klank in haar stem. Die Sorane lijkt veel over haar te weten. Ze snapt niet hoe dat kan, maar op de ene of de andere manier moet ze hier iets aan doen. ‘Haar vermoorden... Nee, dat kan ik niet doen, dan zou ik de goede naam van mijn familie nog meer... En ik zal het nooit kunnen, zeker niet als ze geboeid en ongewapend is.’ ‘Door die gedachten stijg je in mijn aanzien, agente Verodin,’ hoort ze een stem in har hoofd zeggen. Even kijkt ze naar Sorane, maar die lijkt geen aandacht voor haar te hebben. Intussen heeft Malon instructies aan de andere zwevers doorgegeven en de zwever voor verandert van richting en zet koers naar het ziekenhuis. Sorane, die haar gedachten gevolgd heeft, beseft dat er toch nog iets goeds in de agente zit. Ze dringt dieper de gedachte van Raya binnen en komt al snel te weten wat er gebeurd is. Ooit heeft ze een dief uit medelijden laten ontsnappen, maar die dode later twee kinderen. Dat heeft ze zichzelf nooit vergeven. De broer van die dief bleek een zware gangster te zijn, die haar nu betaald om altijd maar zwaardere klusjes op te knappen. De man is op de hoogte van haar fout. Een kwartier later stoppen de zwevers op de parking van het ziekenhuis. Malon, Sorane, Raya en twee agenten lopen naar binnen. ‘Ik ga even naar het toilet,’ zegt Raya en haast zich weg. ‘Mag ik je nieuwe partner even vergezellen?’ Even kijkt Malon Sorane aan. ‘Ga maar, Sorane. Maar ik blijf aan de deur wachten.’ ‘Misschien overweldig ik je nieuwe partner wel, Malon.’ ‘Waag dat maar niet, roodkop.’ ‘Jaag me geen angst aan, mannetje, of ik dien een klacht in.’ ‘Jaja.. Je doet maar, meid. Maar ik ben er gerust in. Raya is een harde meid.’ ‘Hela, je bent toch niet een beetje verliefd op haar.’ ‘Als ik dat moet bekennen, roodje. Ja, al zeer lang, maar zij was getrouwd met een oude vriend.’ ‘Was getrouwd?’ ‘Ja, hij werd gedood, toen hij een gewapende overval wilde voorkomen. Raya liet zich toen overplaatsen. Pas een paar dagen geleden zagen we elkaar terug.’ ‘Ach zo, waarom waag je je kans dan niet? Misschien wil ze wel?’ ‘Dat zijn jouw zaken niet, Sorane Cobanon.’ ‘Ga nu maar naar binnen, want als Raya naar buiten komt, dan gaan we.’ Sorane glimlacht even en stapt naar binnen. Raya die haar handen staat te wassen, kijkt verbaasd op. ‘Jij ook, roodkop.’ ‘Iedereen moet weleens, agente.’ ‘Je hebt er toch niets tegen dat ik hier blijf, want ik vertrouw je niet.’ ‘Niet echt, Raya,’ zegt Sorane met een glimlach en sluit de deur achter zich. Raya maakt van de gelegenheid gebruikt om haar make up in orde te maken. ‘Wist jij dat Malon een boontje heeft voor jou?’ vraagt Sorane als ze terug uit het hokje komt. ‘Niet echt…’ ‘Ik denk dat hij op je valt, dat heb ik aan zijn blik gezien als hij naar jou kijkt. Maar als ik zeg wat ik over jou weet, dan sluit hij je zelf in een cel op.’ Raya slikt even. ‘Ben je klaar, Sorane?’ vraagt ze nogal stroef. ‘Bijna, meid.’ Een paar minuten later lopen ze met Malon door de lange gang tot ze een verpleegster tegenkomen. Die brengt hen naar de kamer waar Erine ligt. De gewonde agente is bij bewustzijn, als Malon met zijn gevangene binnenkomt. Naast het bed zit Seana met haar rechterhand in een verband. Zij kijkt de geboeide Sorane verbaasd aan. Dan verandert haar blik in woede. ‘Hebben jullie die dubbelgangster kunnen grijpen?’ ‘Door een toeval, we waren juist op de juiste plaats. En onze vriendin hier kon niet meer weg.’ ‘Mag ik een paar minuten met haar en Seana alleen zijn?’ vraagt ze. Malon kijkt Erine even aan en maar die ligt daar rillend van de pijn die haar lichaam teistert.’ Seana merkt het. ‘Erine is zwaar ziek, Malon. En de dokters vinden niet wat het is. Misschien dat Ena Ros haar zou kunnen helpen, maar waar is die ergens’ ‘Heb je haar ook al ontmoet?’ ‘Ja, een tijdje geleden in dit ziekenhuis.’ ‘Ik vind haar ook vreemd. Ze lijkt overal op te duiken als ze nodig is. Misschien dat ze haar in het noorden, waar ze vandaan komt, beter kennen.’ ‘Zou kunnen, maar ik heb nergens gegevens van een agente Ena Ros kunnen vinden. Het lijkt wel alsof ze niet bestaat.’ ‘Niet bestaat?!? Ben je daar zeker van?’ ‘Ja, al is het maar een vermoeden.’ Even kijkt Sorane Seana recht in de ogen. Dan glimlacht ze. ‘Mag ik nu Erine zien?’ Seana knikt. ‘En ik wil dat je blijft, Seana.’ ‘Ik blijf zeker, Sorane. Want ik vertrouw je niet alleen bij Erine, die daar hulpeloos ligt.’ ‘Ik ben hier niet om Erine kwaad te doen, Seana. En jij bent me nog iets verschuldigd.’ Even kijkt Seana naar Sorane en glimlacht. ‘Je hebt gelijk Sorane. Ik dank mijn leven aan jou of was het je dubbelgangster. Maar verwacht geen tweede gunst van mij.’ ‘Ik heb het al een paar maal moeten zeggen, Seana. Ik heb geen dubbel ergens rondlopen.’ ‘Dat is juist, Sorane. De andere die op twee druppels wat op jou lijkt, is dood.’ ‘Die andere is niet dood, agente. Ze staat voor jou.’ Seana schudt haar hoofd, want ze beseft dat er een deel van haar opdracht vanzelf opgelost werd. ‘Dubbelgangster of niet, ze hebben haar eindelijk gearresteerd,’ denkt ze. ‘Hopelijk doe je een poging om te vluchten, Sorane. Want ik zou je graag zelf inrekenen.’ ‘Dat ze dat maar niet waagt, agente,’ zegt Malon. Even loert Sorane naar Malon en zegt: ‘Ik zal haar dat plezier spijtig genoeg niet kunnen gunnen, Agente Vergan. Ik moet mijn belofte aan Agente Garent houden. En ik wil zijn nieuwe partner bewijzen ze op de verkeerde weg is.’ Even kijkt Malon naar Raya, maar die doet alsof ze ergens anders is. Seana, die haar aan de pols verbonden rechterarm in een draagverband draagt staat moeizaam op en kijkt naar Erine. Ze merkt niet dat Sorane even glimlacht. ‘Sorane wil je zien, lieveling. Ik wacht buiten de kamer wel tot ze naar buitenkomt,’ zegt ze. Maar Erine kijkt haar zelfs niet aan. Ze kan de tranen in haar ogen zien. Erine huilt. Even kijkt Sorane naar de zus van Deno. ‘Vertrouw je mij nu ineens wel, Seana?’ ‘Sorane, ik vertrouw je op je woord. Maar als je het breekt dan kom ik achter je aan.’ De roodharige knikt en kijkt even naar Seana, die niet goed weet wat te doen. ‘Waarom is ze niet meer geboeid, agent Garent?’ vraagt Seana plots. Verschrikt kijkt hij naar zijn gevangene en merkt dat ze haar beide handen vrij heeft. Sorane wendt zich tot Malon en geeft hem haar handboeien. ‘Ik dacht dat ik die mocht uitdoen. Het spijt me. Maar om je gerust te stellen. Agente Vergan zal wel een oogje op mij houden.’ Malon kijkt haar even verbaasd aan en merkt dan de boeien op, die ze in haar rechterhand vasthoudt. ‘Hoe krijg jij die toch uit?’ stamelt hij. ‘Dat is een van mijn speciale gaven. Maar ik heb mijn woord gegeven, dus zal ik er niet vandoor gaan,’ antwoordt Sorane en gaat dichter naar het bed toe. ‘Ik heb het al gezegd, als ze ontsnapt, is ze voor mij, agenten,’ zegt Seana. Raya kijkt haar strijdlustig aan. ‘Dat zal ze niet, als ik erbij ben,’ zegt ze hard en legt haar rechterhand op haar wapen Seana grijnst even, want ze kent de snelheid van de andere Sorane nog van toen ze haar leven redde en om met haar van plaats te ruilen, moet haar dubbelgangster, als ze dat is, even goed zijn.’ ‘Wie mag jij dan wel zijn?’ ‘Seana is federaal agente en de zus van Deno, Raya. En Erine is haar vriendin.’ Even werpt Raya een blik op de roodharige en wendt zich dan tot Seana. ‘Is Deno Vergan uw broer? Het spijt me, maar hij heeft een moord gepleegd. En, zoals Sorane hier, zal hij zich ook voor de rechtbank moeten verantwoorden voor zijn daden. Het staat zo goed als vast dat Sorane naar haar strafvermindering kan fluiten.’ ‘Mijn broer is geen moordenaar, agent Verodin. En de dubbelgangster of de echte Sorane hier heeft mijn leven gered, dus ik ben haar nog iets verschuldigd. Maar die blondine. O, die kan beter onder mijn ogen uitblijven. Ik haat haar met heel mijn wezen.’ Dan merkt ze dat Sorane haar scherp aankijkt. ‘Bedwing je haat, Seana. Volg de witte weg, zoals ik, want anders zal je Erine verliezen,’ zegt ze, terwijl ze denkt: ‘Ik kan beter open kaart spelen met Seana en Erine.’ Dan hoort ze Raya vragen. ‘Hoe kent u mijn naam, agente Vergan?’ Seana kijkt de agente aan twijfelt even, want een van haar minder dringende opdrachten gaat over deze agente in een corruptie dossier. ‘Ik zeg er niets van. Als Raya Verodin schuldig is, wil ik haar zelf arresteren. Ze mag niet vluchten.’ denkt ze. ‘Ik ben een paar maal in het district geweest, waar tot over enkele weken werkte. Ik zag je naam en onder je portret op een van de borden, waar jullie taken op vermeld werden. Een mooie vrouw zoals jij vergeet ik niet gauw.’ Raya kijkt haar met een vreemde blik aan. ‘Niet zo vreemd kijken, Raya. Seana valt op vrouwen,’ zegt Sorane glimlachend. ‘Moet je dan alles verraden, roodkop?’ zegt Seana met een verontwaardigde blik. ‘Het is niets, agente Vergan. Maar vergeet niet dat ik mannen om mijn vinger kan wringen. Vrouwen zullen nooit meer zijn dan vriendinnen om mee te praten.’ ‘Laat Malon dan maar oppassen, agente Verodin, want hij is een man, als je het nog niet moest gemerkt hebben.’ Raya wordt rood tot achter haar oren, als de woorden van Seana tot haar doordringen. Ze merkt dan dat Sorane haar indringend aankijkt en glimlacht. Maar dan wendt de roodharige zich tot Seana. ‘Mag ik Erine nu zien, Seana? Straks komen we nog te laat in de gevangenis. Misschien denken ze dan dat ik er met Malon en Raya vandoor gegaan ben. Want ik heb geld genoeg verdiend om hen allebei om te kopen.’ Seana glimlacht. ‘Zeg maar niet dat je daar nog niet aan gedacht hebt. En vergeet het niet meer. Je spreekt me aan met Agente Vergan. Niet Seana. Dat mogen alleen mijn vrienden’ ‘Nee, agente Vergan. Mijn woorden waren als een grapje bedoelt.’ ‘Je zegt maar, Sorane.’ ‘Mag ik nu even alleen met Seana en Erine praten, Malon?’ ‘Zo zonder je boeien aan,’ zegt Malon knikkend. Sorane glimlacht. ‘Ik kom een belofte altijd na, Malon. Dus jullie hebben beiden niets te vrezen.’ Malon knikt dan even. ‘En jij Raya. Kom je.’ Raya knikt aarzelend. Even kijkt Malon nog naar de zus van Deno, als zijn blik op haar verbonden rechteronderarm valt, voelt hij zijn woede weer stijgen. Dan verlaat hij de kamer en laat beiden alleen bij de zieke. Als Sorane naar Seana kijkt, staart die nadenkend naar de vloer. ‘In gedachten, agente Vergan.’ Seana beseft intussen dat Sorane gelijk heeft. Alleen snapt ze niet hoe zij het van haar en Erine weet. Even denkt ze aan die agente Ena Ros, die zei ook al iets in die zin. ‘Zouden die iets met elkaar te maken hebben?’ denkt ze en kijkt verbaasd naar de roodharige, die haar aankijkt. ‘Misschien kom je straks nog wel op de juiste gedachte, Seana.’ Sorane glimlacht even, terwijl de zus van Deno haar met grote ogen aankijkt. ‘Nog steeds raadseltjes vertellen in plaats van duidelijke taal. ‘Ik denk dat Erine je steun hard nodig zal hebben, terwijl ik met haar praat, Seana.’ ‘Ook goed, Sorane. Eerst wil je mij weg en nu...’ En ook nog dit. Je moet je gezonde hand voor mij niet verbergen. Seana kijkt haar verschrikt aan. ‘Hoe weet jij dat mijn hand gezond is? Dat weten buiten mij nog maar twee mensen, Sorane. Erine en een zekere Ena Ros. ‘Je zoekt die Ena Ros, de agente, Seana. Je wil haar vragen om Erine te helpen zoals ze jou geholpen heeft. Je hebt dat idioot verband om je rechterhand niet nodig.’ ‘Wat? Hoe weet j…? Weet jij waar Ena Ros zich bevindt.’ ‘Ja en ik weet zelfs dat je hoop, dat zij die vreemde ziekte kan genezen,’ onderbreekt Sorane haar. ‘Jij?? Hoe…’ ‘Dat wil ik nu juist uitleggen.’ ‘Oké, roodkop, mijn dorst kan wel even wachten.’ ‘Eerst onze vriendin hier, agente.’ ‘Al heb jij mij leven en eerder ook nog dat van Erine gered. Toch ben jij onze vriendin niet, moordenares.’ Sorane werpt even een blik op Seana en gaat dan naast het bed zitten. Erine weet niet wat te zeggen, nu Sorane haar alleen maar aankijkt. Ze kijkt even naar haar vriendin, die plots zegt: ‘Sorane, Je zei dat je wist waar die agente Ena Ros is. Maar je moet dan ook weten dat die Ena Ros zeker geen agente kan zijn, want een agente met die naam is nergens in de archieven te vinden.’ ‘Ik weet dat ze niet echt bestaat, Seana.’ ‘Hoe kan ik haar dan vinden als ze niet bestaat en ze heeft zelfs mijn hand opnieuw gevormd.’ ‘Dat weet ik, Seana. Misschien begrijp je het pas, als ik Erine…’ ‘Geen raadseltjes meer, roodkop. Ik ga dan toch maar beter iets te drinken halen.’ ‘Denk eens na, Seana. Een paar weken hoorde je een vreemde stem uit het niets zeggen dat als Ena Ros of Sorane vond. Je ze allebei gevonden hebt.’ ‘Hoe wee…’ ‘Dat was mijn telepatische gedachten naar jou.’ ‘Ik ben je raadseltjes moe, moordenares. Vermoei Erine maar niet te veel met praten.’ Als Seana naar de deur toestapt, zegt Sorane streng: ‘Blijf hier, Seana. Erine heeft nu op dit ogenblik je hulp en steun nodig.’ ‘Sorane, wat bedoel je?’ vraagt de gewonde. Maar Sorane kijkt alleen naar de zus van Deno. De brunette kijkt Sorane even aan en schrikt van haar ogen, die van kleur lijken te veranderen. Van groen naar blauw, dan rood en weer groen. Dan knikt ze, na een lichte aarzeling. ‘Doe dat verband maar van je pols, Seana. Ik weet van je nieuw gevormde hand.’ ‘Wat? Weet je dat ook al?’ ‘Waarom zou ik dat niet weten, Seana? Soms verschijn ik in een andere gedaante. Je kent me in een van die gedaanten als agente Ros’ Seana kijkt Sorane nadenkend aan en glimlacht even, terwijl ze denkt: ‘En dat moet ik geloven, Sorane. Je lijkt er zelfs niet van ver op haar, roodkop.’ Dan zegt ze: ‘Ik blijf nog wel even. Erine is me dierbaarder dan mijn dorst. En je hebt gelijk, ze heeft me nu meer dan ooit nodig, de dokters denken dat ze stervende is. Ze staan machteloos tegen deze vreemde ziekte doen. Alleen haar pijn kunnen ze dempen, maar niet echt wegnemen.’ Even kijkt Sorane naar de zieke vrouw, die ze als een vriendin ziet. Seana merkt haar blik ook op en zegt: ‘Ik zie dat jij ook om haar geeft, roodkop.’ Sorane knikt. ‘Ze is een goede agente, zoals jij Seana.’ ‘Dat was ze, Sorane. Ze moet het geweten hebben, want ze zei, op de eerste dag dat ze haar opnamen, dat ze maar een week had. En er zijn iets meer dan vier dagen voorbij. Ik denk dat ze het juist had, want ze gaat fel achteruit. Hopelijk kunnen de dokters nog tijdig een oplossing vinden,’ fluistert Seana en blijft tegen de wand aanleunen. Dan ziet ze Sorane haar hoofd schudden. ‘Seana, ik ken dat gif. Het wordt op verschillende planeten Onvar genoemd. Er is nooit een geneesmiddel tegen gevonden. Die kloon heeft haar een verdunde hoeveelheid gegeven. Daarom gaat het zo langzaam.’ ‘Zo langzaam, roodkop. Ben je wel goed bij je hoofd?’ ‘Ja, onverdund was Erine al na een paar minuten dood geweest. Ik vermoed dat het de bedoeling was van Jakira, dat jij haar voor je ogen zag sterven.’ Even zegt Seana niets, maar staart Sorane aan. ‘Wat dan is het… Nee, dat mag niet waar zijn,’ roept de zus van Deno uit. ‘Stop, agente. Ik moet heb al mijn aandacht nodig om te doen wat ik kan en wil doen.’ ‘Kan en wil. Wat bedoel je toch steeds?’ fluistert Seana en kijkt Sorane verbaasd aan. Maar die gaat naast Erine op een stoel zitten en richt haar blik op Erine. Seana merkt dat ze de rechteronderarm van de zieke vastneemt en het verband losmaakt. ‘Dat deed die Ena Ros ook en dan nog op dezelfde manier? Hoe is…’ Sorane die de gedachten van Seana telepathisch observeert, glimlacht en zegt: ‘Agente Vergan. Spel die naam van die Koreaanse agente eens omgekeerd.’ De zus van Deno zegt niets, maar staart Sorane indringend aan. Als Sorane het verband van de linkerarm van Erine begint te verwijderen, staart die naar haar rechteronderarm. Terwijl haar tranen over haar wangen glijden, wend ze haar hoofd naar Sorane. ‘I..k wi..l j…jou niet haten, So..rane. Maar die blo…nde, die….’ ‘Zuiver jezelf van de haat, Erine. Anders zal je eraan ten onder gaan.’ ‘Ve..el ti..jd h…heb ik nie..t m..eer. Ik wil..de je arrester..en, Soran..e. Maar nu ka..n ik da…,’ zegt ze met een gezicht vertrokken van pijn. Maar plots voelt ze zich vreemd als de kracht van Sorane doorheen lichaam stroomt en kijkt naar de hand die opnieuw haar rechteronderarm vasthoudt. Ze voelt eerst haar rechterarm hevig tintelen en iets later ook haar linker. Meer dan vier minuten heeft ze dat gevoel. Plots ziet ze de schrikkende blik van Seana, die op haar armen gericht is. ‘Sorane, wat doe…,’ hoort ze haar vriendin stamelen. Terwijl ze met verschrikte blik naar Sorane kijkt, verandert het gevoel. Het lijkt uit te breiden over heel haar, door ziekte geteisterd, lichaam. En het tintelende gevoel wordt veel heviger. Het wordt zo hevig dat ze niet merkt dat de pijn, die ze had, niet meer lijkt te voelen. Opnieuw merkt ze de verschrikt blik op van Seana, die plots de purperen huid langzaam voor haar ogen ziet veranderen in normale huid. De etterende wonden groeien langzaam dicht, terwijl ze hun purperen kleur verliezen. Dan kijkt ze naar de roodharige. ‘Sorane, wat doe je…?’ vraagt ze nog eens verbaasd. ‘Wat ik moet en wil doen, Seana. Denk maar aan uw hand, die heb ik ook, in een andere gedaante, opnieuw gevormd. Laat me nu. Ik moet me diep concentreren.’ Seana slikt even, terwijl ze haar gedachten probeert te ontwarren. ‘Opnieuw gevormd, maar dat was toch Ena R…of S.o.r.a.. Sorane.’ ‘Jij bent die Ena Ros.’ Ze ziet de roodharige knikken, terwijl ze nog steeds twijfelt, want een Halo opwekker is zeer duur. ‘Zou het dan toch waar zijn?’ vraagt Seana zich af. Meer dan vijftien minuten zitten alle drie zo voor de ogen van Malon, die door het raam naar hen kijkt. Hij kan Erine echter niet duidelijk zien. Ze ligt achter Sorane in haar bed. Slikkend kijkt Seana weer naar de blanke huid van Erine, die steeds meer een gezonde kleur krijgt. Ze merkt dat Erine haar aanstaart. ‘Haar gezicht, dat kan toch niet,’ fluistert Seana, terwijl ze de laatste stukjes purperen huid ziet veranderen in haar normale huidskleur. Dan dringt het pas tot haar door wat Sorane zei. ‘Mijn hand, wat bedoel je? Gebruikte je een halo-opwekker? Maar dat zouden de scanners toch gemerkt hebben.’ ‘Bijna juist, agente. Ik ben ook een transvormer,’ zegt Sorane. ‘Ik snap je niet. Wat bedoel je?’ Even glimlacht Sorane. ‘Je verstand ontkent nog steeds wat je met je eigen ogen gezien hebt, agente. Maar straks zal het misschien wel tot je doordringen.’ Erine weet niet waarom, maar ze voelt zich plots veel beter. De pijn, die ze over heel haar lichaam steeds erger voelde worden, is ook zo goed als weg. Alleen de plaats waar ze haar handen moesten afzetten tintelt nog hevig na. Dan laat Sorane haar onderarm los en staat op. Seana ziet de blik van Sorane op zich gericht. ‘Ik denk dat ik je raadselachtige woorden een beetje begin te begrijpen Sorane Cobanon. Maar ik kan nog steeds niet geloven dat jij dezelfde als Ena Ros bent.’ ‘Hier kan ik het niet bewijzen, Seana. Maar je moet me geloven. Je ontdekte toch zelf dat er iets vreemd was aan die Koraanse agente. Nergens kon haar naam op de lijsten van de federale politie vinden.’ ‘Dat heb ik, Sorane. Maar ik heb haar zelf gezien.’ ‘Zoals ik al eerder liet blijken, was ik dat in een ander uiterlijk.’ Met grote ogen staart de zus van Deno de roodharige aan. ‘Droom ik of niet?’ ‘Nee, je droomt niet. Maar later zal ik je alles wel uitleggen, Seana. Die twee agenten buiten zullen al wel ongeduldig worden. Ik wil niet dat ze kwaad worden.’ ‘En dan. Kunnen ze niet een beetje langer wachten, Sorane?’ antwoordt Seana vragend. ‘Misschien wel, Seana. Maar…’ Meer kan Sorane niet zeggen, want de zus van Deno omarmt haar. ‘Dank je, Sorane. Ik hoop dat ik ooit iets terug kan doen.’ ‘Dat kan je, Seana. Laat die Jakira aan mij over. Als de tijd gekomen is dan zal ze mij op haar weg vinden.’ ‘Dat zal Erine misschien niet willen.’ ‘Sorane, wat heb je met me gedaan? Mijn armen tintelen als de hel,’ zegt Erine, terwijl ze beseft dat haar stem veel vaster klinkt. ‘Vraag het eens aan je vriendin, Erine.’ Verbaasd kijkt Erine Sorane aan. Plots doet de verpleegster de deur open en zegt: ‘De patiënte heeft haar rust nodig, dames.’ Sorane knikt even en wend zich tot de ‘zieke’ en haar vriendin. ‘Ik ga nu maar, vrienden.’ Als Sorane aan de deur is, draait ze zich nog even om en kijkt naar Seana. ‘Nogmaals, dank je. Vrouwe Cobanon.’ ‘Maak me niet kwaad, Seana. Mijn voornaam is voldoende.’ ‘Seana,’ fluistert Erine op dat moment. ‘Wat is er, lieveling.’ ‘Ik… de pijn is weg. En het lijkt dat ik mijn vingers kan bewegen… Maar ze tintelen zo hevig. En mijn voeten ook.’ Seana slikt even. ‘Ik weet het, Erine. Ik zag je handen weer aangroeien, zoals mijn hand weer aangroeide. Die tintelingen gaan wel over,’ zegt Seana, maar verstart als ze de bewegende handen opmerkt, die Erine omhoogsteekt. Dan trekt ze het laken opzij en merkt dan ook Erine’s voeten weer hersteld zijn. ‘Was het allemaal een droom of een nachtmerrie?’ ‘Nee, Erine. Je bent weer helemaal in orde, dankzij Sorane.’ ‘Sorane?’ ‘Ik leg het je later wel uit. Hier hebben we te veel toeschouwers.’ Ook de verpleegster komt uit haar verstarring en stapt op het bed toe. Ze tast naar de handen van Erine en zegt: ‘Hoe is dat mogelijk? Ze zijn echt. Dat kan toch niet waar zijn. Ze hebben ook je voeten moeten afzetten en nu…. Dank de goden, agente.’ Dan schrikt ze. ‘Hé, Dat kan toch niet. Ook de purperen vlekken zijn er niet meer.’ Dan kijkt ze Seana aan en vraagt: ‘Wie was die vrouw die hier bij jullie was?’ ‘O, dat was een gevangene, die ons even kwam bezoeken,’ antwoordt Seana, terwijl ze het verband om haar hand weer losmaakt. ‘Wat doe je? Als zij dit gedaan heeft, dan is ze vast een zeker een van de hoogste goden.’ ‘Niets erg, verpleegster. En ik denk dat je het niet moet wagen om die roodharige Hera te noemen. En dat verband hier, droeg ik om mijn hand verbergen voor de dokters hier, maar ik denk dat zal niet meer nodig zal zijn.’ ‘Dank u, Hera,’ fluistert de verpleegster, terwijl ze haar hoofd schudt. Dan bekommert ze zich om Erine, die moeite doet om rechtop te gaan zitten. Seana glimlacht even als ze de oudere vrouw naar Erine ziet staren. Haar huid is gaaf en gezond. Erine merkt hun blik op en richt zich moeizaam op tot ze geholpen door de verpleegster rechtop zit. Verschrikt staart ze opnieuw naar haar handen, die ze kan bewegen. Maar dan pas merkt ze dat haar armen en benen een gezonde kleur hebben. En Seana heeft gelijk, beseft als ze naar haar voeten staart, terwijl ze haar tenen beweegt. ‘Seana, ik.. Die vreselijke pijn is echt weg. Hoe is dat..??? Ik voelde daarstraks al, dat er iets anders was, toen Sorane naast mij zat,’ fluistert ze. Dan probeert ze haar vingers opnieuw te bewegen en ziet ze met eigen ogen reageren. Seana laat zich op het bed zakken en grijpt de rechterhand van Erine. Even verwachte ze dat haar hand erdoorheen zou gaan, maar ze voelt echte huid, met spieren eronder. De verpleegster kijkt naar hen en begint nu pas volledig te beseffen dat er hier iets gebeurd is, dat onmogelijk kan. Voor Seana haar kan tegenhouden drukt ze de alarmknop in. Buiten schrikken ze, behalve Sorane, die haar handen naast elkaar naar Malon uitsteekt. Nogal hardhandig klikt hij de boeien om haar polsen. ‘Waag het niet om deze maal je boeien los te maken, schatje. Anders…’ ‘Ik ben je schatje niet, agent. Je bent zelfs mijn type niet. En ik wil niet dat Raya nog kwader op mij wordt dan ze al is,’ spot de roodharige. Even kijkt Malon naar Raya en wend zich dan ruw tot hun gevangene: ‘Dat je dat maar weet, Sorane. Maar door jou ligt mijn vroegere collega daar in de kamer en dat zal ik je niet zo snel vergeven.’ ‘Dat is mijn schuld niet, agentje.’ Malon werpt een woedende blik op Sorane, maar ziet nog enkele verplegers voorbijlopen. ‘Wat is er gaande?’ vraagt Malon aan een van hen. Een man blijft staan en antwoordt: ‘Ik weet het niet. Er is iets met die agente. Het bezoek zal misschien te veel voor haar geweest zijn, denk ik.’ Als Malon terug wil gaan, zegt de man. ‘Nee, blijf hier. Je kunt beter later terugkomen, agent, want ze laten je nu toch niet toe.’ Even kijkt Malon Sorane aan. ‘Jij blijft hier. Ik ga kijken wat er met Erine is,’ roept hij. Maar als hij de gang wil binnenstappen, wordt hij door een verpleegster tegengehouden. ‘Niemand mag hierbinnen, agent. Alleen rechtstreekse famillie mag bij haar.’ Verbaasd kijkt Malon eerst naar de verpleegster, maar dan werpt hij een blik in de kamer. Hij ziet Erine rechtop zitten op het bed en hem gelukkig aankijken. De agente, Seana, staat naast het bed van zijn gewonde collega en lijkt haar te ondersteunen. Malon schudt met zijn hoofd. Dan kijkt hij naar een dokter, die de armen en handen van Erine betast. ‘Handen, Ze heeft toch. Nee, dat kan toch niet. Het lijkt wel alsof ze handen heeft,’ denkt hij ontsteld. Even wendt hij zijn blik naar Raya en fluistert: ‘Erine haar handen…. Hoe is dat mogelijk? Ze heeft handen.’ ‘Je droomt, Malon?’ zegt Raya. ‘Iedereen weg uit deze sector,’ horen beiden een dokter roepen. Even kijkt Seana om en staart naar Sorane. Raya die haar aankijkt, merkt haar dankbare blik op. Maar zij beseft dadelijk dat die niet voor haar bedoeld is. Schrikkend merkt ze dat de federaal agente naar haar gevangene, die naast Malon staat, kijkt. ‘Wat is daar gebeurd? Waarom kijkt die zo dankbaar naar onze gevangene?’ vraagt zij zich af. ‘Kom, het wordt tijd dat je in de gevangenis, waar je thuishoort, beland. Ik wil zo snel mogelijk terug zijn,’ zegt Malon en geeft Sorane een duw. Als Malon met Sorane en de twee agenten naar hun zwever toe stapt, doet Raya alsof er niets gebeurd is. ‘Wat is daar gebeurd, Sorane?’ ‘Ik deed wat ik nodig vond, Raya.’ ‘Wat je nodig vond? Wat bedoel je?’ ‘Later zal je het misschien begrijpen, agente,’ zegt Sorane koel, want ze weet dat Raya Verodin intussen telefonisch contact gehad heeft met de man die haar steekpenningen betaald. Van hem moet alles in het werk stellen om Sorane te laten doden of het desnoods zelf doen. Raya kijkt Sorane aan, als ze voorbij stapt. Maar schrikt weer van die vreemde blik. Het is alsof die roodharige het weet. Maar dat kan niet, ze zal toch geen telepate zijn. ‘Je bent met gedachten op de juiste weg, Raya. Ik zou je niet aanraden om die opdracht uit te voeren, want dan kan je niet meer helpen. Wees maar niet verbaasd, zolang je niet door en door slecht bent, verdien je hulp,’ hoort ze plots een vreemde stem in haar gedachten. Verschrikt kijkt ze om naar Sorane die juist instapt. De roodharige kijkt haar niet aan, maar gaat op de achterbank zitten. Malon stapt ook in en zegt: ‘Kom, Raya. Start de motor.’ Maar de agente keert zich naar Sorane: ‘Een vraagje, roodkop?’ ‘Vraag maar,’ ‘Waarom omarmde die federaal agente jou daarstraks?’ ‘O, dat. Ze wilde me bedanken, omdat ik een tijdje geleden haar leven gered heb.’ ‘Daar heb ik iets van gehoord. Maar ik vraag me af waarom je het gedaan hebt.’ ‘Soms verdienen mensen mijn hulp, Raya Verodin.’ Raya richt haar blik op haar collega en ziet hem knikken. Dan start ze de zwever en rijdt de baan op. Een uur later lopen beide agenten met Sorane tussen hen in het politiebureau binnen. Tot haar hoorzitting wordt ze hier opgesloten. Sorane werkt mee met de agenten en beantwoordt de meeste vragen. Maar een week later komt een agent in de nacht naar de cel van Sorane toe en kijkt naar binnen. ‘Jammer van die mooie meid,’ denkt hij en richt zijn wapen op de slapende vrouw. Maar op het moment dat hij wil afdrukken, is ze er niet meer. Ontstelt staart hij naar de lege cel. Hij begrijpt er niets van. ‘Een kans, moordenaar. Je wapen neer en je blijft in leven,’ hoort hij een stem in zijn hoofd. Dan ziet hij de roodharige in de cel voor hem staan. ‘Jij, hoe kom jij!!!?’ roept hij uit en richt het wapen op de gevangene. Op hetzelfde moment heeft hij geen wapen meer, maar Sorane heeft het vast in haar hand. Ze houdt het op hem gericht. ‘Dacht je dat tralies mij tegenhouden. Geef mij de sleutels van de cel,’ hoort hij haar zeggen. Langzaam doet hij wat Sorane eist. ‘Jij wilde mij doden, moordenaar, want een agent ben je niet. Jij hebt de agent in de steeg achtergelaten. Gelukkig leeft hij nog, anders zou je hier dood voor de cel liggen.’ Even kijkt hij naar de gevangene en hoort haar zeggen. ‘Naar buiten en snel.’ Maar als ze de hall inlopen, waar op dat moment maar vijf agenten aanwezig zijn, schrikken die allemaal. ‘Laat de wapens waar ze zijn en sluit deze moordenaar op. Jij daar, ga je collega helpen, hij ligt bewusteloos in de steeg,’ horen ze haar zeggen. Een agente loopt naar buiten, terwijl een andere naar Sorane en de moordenaar toe stapt. ‘Laat dat wapen zakken, Sorane.’ De agent heeft echter alleen oog voor het wapen in Sorane’s hand en plots grijpt de moordenaar hem vast. Met een ruk beland de agent tegen Sorane, die achteruit wankelt en haar wapen verliest. Het schuift over de vloer tot het tegen het bureau botst. De moordenaar haast zich naar de deur toe, waar een agente juist met haar collega naar binnenkomt. ‘Onze gevangene zegt de waarheid, die man draagt het uniform van Dosan, die bewusteloos ligt. Hij is geen agent,’ zegt ze nog, voor ze de man opmerkt. Voor ze kan reageren, wordt ze door de moordenaar vastgegrepen. Bliksemsnel heeft hij haar wapen uit haar holster getrokken en duwt de loop tegen het hoofd van de agente. ‘Al uw wapens op de vloer en snel, of deze hier moet het met haar leven bekopen,’ beveelt hij. De agent die tegen Sorane aanbotste, staat langzaam op en kijkt Sorane even aan. Hij ziet haar knikken, al snapt hij niet waarom. Dan kijkt hij naar de moordenaar en ziet de angst in de ogen van zijn vrouwelijke collega. ‘Doe wat hij zegt.’ De anderen kijken hem verbaasd aan, maar leggen hun wapens voorzichtig op de balie. Sorane kijkt om zich heen, alsof ze het wapen zoekt dat ze verloren heeft. Ze doet alsof ze nu pas ziet waar het ligt. De moordenaar heeft het ook gemerkt en lacht. ‘Waag je kans, Sorane. Maar zelfs als je het wapen in handen krijgt, zal je eerst de agente moeten doden, voor je mij kan raken.’ ‘Denk je dat het leven van een agente mij kan schelen, moordenaar,’ zegt Sorane, terwijl ze op een fout van de man wacht. Met glimlacht weegt ze de capsules losjes in haar rechterhand vast, want ze heeft de capsules uit het wapen al geapporteerd. ‘Toch wel, Sorane. Jij hebt nooit mensen neergeschoten, die het niet verdienden.’ ‘Niet als het om mijn leven gaat, Marcon Verdesh. En ik mis nooit.’ ‘Wat... hoe weet jij..’ zegt de man verbaasd, waarbij zijn wapen een seconde van richting verandert. Als hij zijn fout beseft en naar Sorane kijkt, staat ze daar nog steeds naar hem te kijken. Dan glimlacht ze, terwijl hij het wapen weer tegen de agente haar hoofd drukt. ‘Leg het wapen neer, Verdesh. Dit is je laatste kans.’ De man grijnst echter, terwijl hij een stap achteruit doet en de agente meetrekt. De agente merkt echter de zelfverzekerde blik op van de roodharige gevangene. Dan merkt hij dat ze acht capsules naast elkaar op het bureau voor een verbaasde agent legt. ‘Schiet maar, man. Je wapen is niet geladen,’ zegt Sorane koel, terwijl ze een telepatisch bericht naar de agente zendt. ‘Hij kan niet meer schieten, agente. Schakel hem uit,’ hoort de vrouw een vreemde stem in haar hoofd zeggen. Even aarzelt ze, want als ze iets onderneemt kan het haar dood zijn. Weer kijkt ze naar Sorane en ziet haar knikken. Dan keert ze zich met een ruk om en slaat het wapen omhoog. In een reflex drukt hij af, maar iedereen hoort de droge klik van het wapen. De man wijkt verbaasd weer achteruit en slaagt erin om het wapen in de hand te houden. Opnieuw richt hij op de agente, maar weer volgt een droge klik. ‘Verdomme,’ vloekt hij en wil het wapen als slagwapen gebruiken, maar de agente heeft haar wapenstok gegrepen en slaat toe. Ze raakt hem zeer precies op zijn pols. Van pijn moet hij het wapen loslaten. Dan haalt ze weer uit en raakt hem hard tegen het hoofd. Verdesh wankelt achteruit, maar voor hij zich kan herpakken, wordt hij door twee agenten vastgegrepen. ‘Ik weet niet wat je hier kwam zoeken, man. Maar je hebt een agente bedreigd, dat zal je duur te staan komen.’ Intussen heeft de agente haar wapen dat op de vloer lag, weer opgepakt. Maar als ze zich omdraait, kijkt ze naar het wapen in de hand van Sorane. Dan loert ze even snel naar haar collega’s, maar niemand van hen heeft een wapen vast. Ze aarzelt, want Sorane staat voor haar snelheid bekend. ‘Zou ik het proberen? Heb ik wel een kans tegen die huurmoordenares?’ Maar als de agente het wapen op Sorane wil richten, beseft ze dat het lichter is dan normaal. ‘Verdomme, de gevangene had gelijk. Het is werkelijk niet geladen. Hoe kan dat nu? Ik heb deze morgen de capsules toch gecontroleerd.’ denkt ze verbaasd. Ze weet echter niet dat Sorane hun omgeving niet vergeten is. Ze ontdekt een gewapende man langs de overzijde van de straat, maar die is niet alleen. Die mannen hebben gemerkt dat Verdesh niet geslaagd is en naderen nu het kantoor. Ze zijn vast besloten om iedereen te doden om Sorane neer te leggen. Terwijl ze naderen spannen ze de grendels van hun zware wapens. ‘Er zijn er nog. In dekking allemaal,’ roept, Sorane terwijl ze op de agente toespringt. Die probeert met haar wapen te slaan, maar Sorane duwt het opzij. Beiden storten naast elkaar op de vloer. Enkele agenten zien de gedaanten in de deuropening verschijnen en grijpen hun wapens van de balie. Gelukkig voor hen zien de schutters Sorane dicht voor hen recht kruipen en willen haar als eerste uitschakelen. Maar de roodharige heeft het wapen van de als agent verkleedde moordenaar in haar linkerhand. Even concentreert ze zich en een van de twee mannen vliegt achteruit tot tegen de muur, waar hij in elkaar zakt. De andere richt zijn wapen, maar Sorane laat zich achterover op de agente vallen. De agente rolt echter bliksemsnel opzij, maar gelukkig is ze juist niet snel genoeg. Sorane valt op haar linkerarm, waardoor het scherm dat Sorane omgeeft ook haar lichaam beschermd. Sorane concentreert zich intussen spant het wapen in haar rechterhand. Ook de agente hoort de klik en kijkt verschrikt naar het wapen. De eerste man is de enige die kan vuren, meer dan tien stralen raken het scherm, maar brengen geen schade toe. Dan schieten twee vuurstralen naar de man en een andere achter hem. Twee capsules steken in de borst van de eerste, terwijl de derde capsule zich in de rechterschouder van de tweede boort. Langzaam laat hij zijn wapen vallen en wankelt hij opzij, terwijl hij Sorane van angst aanstaart. Dan daagt de derde op. Maar die krijgt geen kans om zijn wapen te richten. Hij ziet twee wapens op zich gericht. Toch probeert hij het, maar iets houdt het wapen vast. Hij krijgt het niet omhoog. Machteloos moet hij toestaan dat het wapen uit zijn handen gerukt wordt. Een paar seconden later ligt hij op de vloer naast zijn dode maat op de vloer. Een agent slaat snel een handboei om zijn beide polsen. Twee anderen bekommeren zich snel om de gewonde. ‘Deze is er geweest,’ zegt iemand die naast de, op de vloer liggende, moordenaar knielde. De agente is intussen recht gekropen en houdt haar pijnlijke rechterarm vast. Met angstige ogen staart ze naar Sorane die een wapen, dat het hare niet is, aanreikt. ‘Mijn wapen. Dat moet het wapen van die moordenaar zijn,’ denkt ze. Ze durft het niet aannemen, uit vrees dat Sorane iets van plan is. Ze weet dat ze nooit een ongewapende tegenstander gedood heeft, maar als ze het in haar hand heeft, dan is ze wel gewapend. ‘Er ontbreken enkele capsules, agente Losoro,’ zegt Sorane glimlachend en legt het naast haar op de tafel. Ze snapt er niets van. ‘Kom, laat me je helpen. Ik hoop dat ik je niet te veel pijn gedaan hebt, toen ik op je arm viel.’ Nu pas voelt ze de pijn in haar arm weer, want de klap was hevig. ‘Het doet een beetje, pijn. Ik was niet snel genoeg weggerold. Morgen zal die wel een beetje blauw uitslaan. Maar over een paar dagen is dat wel weer over.’ Sorane glimlacht even, terwijl ze de agente rechtop helpt. Die merkt niet dat Sorane zich even concentreert, terwijl haar arm heel even in een groen licht gehuld is. Haar collega’s staren hun gevangene aan. Ze weten niet wat te doen. Sorane heeft nog een wapen en staat nabij hun vrouwelijke collega. Van hun gerichte wapens lijkt de huurmoordenares niets aan te trekken. Ze zien allen het wapen dat ze op haar rug achter haar riem gestoken heeft. Als ze schieten en hun gevangene springt opzij, dan raken ze zeker, agente Losoro. Dus heeft Sorane in feite het leven van hun collega in handen. Die kijkt hen echter radeloos aan. Ze weet niet wat te doen. Haar wapen ligt naast haar, maar ze aarzelt om het vast te nemen. Sorane kijkt hen glimlachend aan en laat de agente los, die zich nu een beetje herpakt heeft. ‘Ga maar, Ruslyna Losoro en neem je wapen maar van de tafel. Maar je kan het beter opnieuw laden, want je weet maar nooit,’ fluistert Sorane, zodat alleen de agente het kan horen. Dan loopt Sorane naar de balie toe en legt het wapen, dat ze op haar rug achter haar riem had steken, neer. Als ze zich omdraait, staart ze in de verbaasde ogen van de agenten om haar heen. ‘Breng me maar weer naar mijn cel. Ik wil een beetje slapen,’ horen ze haar verbaasd zeggen. De agenten snappen er niets van. In haar plaats zou ieder van hen er vandoor gegaan zijn. Maar ze weten niets van Sorane’s plan. Ze wil voor de rechtbank verschijnen om de aandacht te trekken en intussen meer over de misdadigers te ontdekken. Als ze in de cel zit, denken ze dat ze ongevaarlijk is. ‘Breng die drie naar de cellen aan de andere kant. Ik sluit deze wel weer op,’ zegt agente Losoro snel, want ze wil Sorane iets vragen. Haar collega’s kijken hen na als ze naar de cellen toelopen. ‘Nu geeft ze ook al bevelen,’ zegt een van hen lachend. Sorane stapt de cel in en kijkt de agente aan. ‘Dank je,’ fluistert de agente, terwijl ze de cel afsluit. ‘Ze kwamen om mij te doden, Ruslyna Losoro. Ik deed het niet voor jou persoonlijk.’ ‘Dat maak je mij niet wijs, Sorane. Je kon aan de achterzijde gemakkelijk weg, Die drie moordenaars zouden te laat gekomen zijn om je te raken.’ ‘Dat is zelfs niet bij me opgekomen, Ruslyna. Als ik dat gedaan had, dan lag jij samen met enkele van je collega’s dood op de vloer.’ ‘Je wil me toch niet vertellen dat ons leven voor jou belangrijk is.’ ‘Elk leven van een onschuldige is belangrijk, Ruslyna.’ De agente kijkt haar met een vreemde blik aan. ‘Hoe is het met je arm?’ vraagt Sorane om de aandacht even af te leiden. ‘Beter. Het lijkt me niet zo erg te zijn als ik eerst dacht.’ Even glimlacht Sorane geheimzinnig. ‘Toch is er iets vreemds met jou Sorane Cobanon. Toen ik op de vloer lag, zag ik de vuurflitsen op ons beiden toeschieten, maar we werden geen van beiden geraakt. ‘Tja, agente. Ik bezit nog wel een paar geheimpjes, die ik liever voor mezelf hou.’ Even kijkt de agente haar vragend aan en knikt dan maar. Sorane kijkt haar na en glimlacht. Ze moesten eens weten hoe gevaarlijk ze wel is. Een paar minuten later zit Sorane opnieuw opgesloten, maar in het bureau wordt er druk over haar gepraat, terwijl er snel opgeruimd wordt. De dode wordt de volgende morgen heel vroeg door de lijkschouwer opgehaald. Rond negen uur brengt een agent een blad met eten en een kop dampende koffie. Tot de verbazing van Sorane opent hij de deur en brengt het haar cel in. Met zijn rug naar haar toe, plaats hij het op het kleine tafeltje. Aarzelend draait hij zich daarna naar Sorane toe. ‘Ik wil je bedanken, mevrouw Cobanon. Uit wat agente Ruslyna Losoro mij verteld heeft, heb jij haar en enkele anderen min of meer het leven gered.’ ‘Ze wilden mij doden, agent. Dat kon ik niet toelaten.’ ‘Iets in mij wil dat niet geloven. Jij moet om mensen geven, al heb je er velen gedood.’ ‘Dat is juist, ik geef om eerlijke en onschuldige mensen, agent.’ Even kijkt de agent Sorane in de ogen en vraagt dan: ‘Waarom ben je er niet vandoor gegaan?’ Sorane, die de man gescand heeft, weet al veel over hem en glimlacht. ‘Ik zit hier uit vrije wil, Noran.’ De agent kijkt haar verbaasd aan. ‘Hoe weet jij mijn naam?’ ‘Ik weet nog veel meer, agent. Ruslyna is je jongere zus. Na de dood van jullie ouders heb jij je om haar bekommerd en gesteund zodat ze de agente werd, is die ze wilde zijn.’ ‘Ben jij een telepate?’ ‘Onder andere?’ ‘Wat bedoel je met onder andere?’ Even twijfelt Sorane, maar dan neemt ze een besluit. Zijn zus heeft vermoedelijk al wel een paar vermoedens, want ze was verbaasd als ze zo goed als geen pijn in haar arm meer voelde. Deze man is een strijder, dat voelt ze. ‘Ik wil jou en je zus eens samenspreken, Noran.’ ‘Dan zal je wel een tijdje moeten wachten, want ze is vrij van dienst.’ ‘Je wilde weten wat ik met onder andere bedoelde, Noran. Geef me eens een hand.’ De agent aarzelt, want deze vriendelijk lijkende vrouw, is toch een gevangen moordenares, die voor de rechtbank moet komen. Even kijkt hij naar haar uitgestoken hand en aarzelend drukt hij die stevig. ‘Hm, een stevige handdruk, agent. Als je toestemt zal je vermoedelijk een goede aanwinst zijn.’ ‘Wat bedoel je nu we…,’ zegt hij nog alvorens zijn omgeving veranderd. Dan kijkt hij recht in de ogen van zijn zus, die hem met verschrikte blik aanstaart. ‘Sorry, Ruslyna. Ik wilde je niet laten schrikken,’ zegt Sorane zachtjes. Nu merkt Ruslyna Sorane pas op. ‘Jij, hoe kom jij hier?’ ‘Teleportatie, Ruslyna.’ ‘Wat. Je gaat me toch niet zeggen dat jij…’ ‘Dat is wat ik bedoel, Noran.’ ‘Maar waarom zit jij dan in de gevangenis.’ ‘Dat is mijn plan. Ik zit machteloos in mijn cel, terwijl ik in een andere gedaante de misdadigers het vuur aan de schenen leg.’ ‘Dat is…’ ‘Wat een plan, Sorane? Daar zou ik nooit op gekomen zijn.’ ‘Maar als ze je veroordelen.’ ‘Maakt niet uit. Jullie hebben de middelen nog niet om mij op te sluiten.’ ‘En dat zeg je zo gewoon tegen ons. Ben je niet bang dat wij je geheim verklappen?’ Sorane kijkt Noran even aan en stapt naar de tafel toe. Daar legt ze twee Pentagons neer. ‘Die zijn voor jullie. Maar pas op. Als je ze draagt, gaat er een nieuwe wereld voor jullie open.’ Ruslyna neemt er eentje op en staart er verbaast naar. ‘Ziet er ongevaarlijk uit.’ ‘Weet je nog die stralen die naar ons op de vloer afgevuurd werden. Mijn hypsoon heeft ons beiden beschermd, omdat ik op je arm lag.’ Ruslyna slikt even. ‘Dus was er toch iets, dat ze tegen hield?’ Ze ziet Sorane met een glimlach knikken. ‘Wat is een hypsoon?’ ‘Dat Pentagon wordt zo genoemd, Noran. Druk het achteraan tegen je hals, dan zal je met Anya kunnen communiceren.’ ‘Anya?’ zegt Ruslyna, terwijl ze het pentagon tegen haar hals plaats zoals Sorane gezegd heeft. Op dat moment ziet ze een mooie vrouw op enkele passen van haar opgebouwd worden. ‘Ben jij Anya?’ vraagt ze. Noran keert zich om in de richting dat zijn zus kijkt, maar ziet niets. ‘Alleen dragers van een hypsoon zien deze halografische voorstelling van jullie hypsoon.’ Verbaasd kijkt Noran Sorane aan. Dan drukt hij het voorwerp tegen zijn hals en staart naar de mooie vrouw, die dadelijk zichtbaar wordt. ‘Mag ik jullie nog iets laten zien, vrienden?’ zegt Sorane en neemt hun hand vast. Op hetzelfde moment zijn ze ergens in iets dat op een centrale lijkt. ‘Hai, Sorane. Weer nieuwe kandidaten.’ ‘Juist, Aron. Wijs hun een voorlopige woonruimte aan. Ik weet zeker dat ze zich hier op hun plaats zullen voelen, al doen ze nog een tijdje dienst als agenten. Maar hun korte tijd hier moet hen de kennis geven die ze nodig hebben om te beslissen dat ze blijven, zoals mijn wens is.’ ‘Blijven, Sorane. Waar zijn we dan?’ ‘In een kleine kruiser, diep onder water op de zeebodem, agente,’ antwoordt Aron. ‘Op de zeebodem?’ fluistert Noran, maar schrikt als hij zijn ontstelde zus naar een scherm ziet wijzen. Ze zien beelden van de rotsen buiten. Maar ze zijn ook door water omgeven. Ze zien enkele diepzeevissen voorbijzwemmen. Even zeggen beiden niets. ‘Aron. Lukt het programma?’ ‘Voorbeeldig, Sorane. Dankzij onze jaren ervaring maken we zeer snel vorderingen. En je beide vrienden zijn goede leermeesters. Alleen slagen zij er niet hun evenbeelden te verslaan.’ ‘Dat komt nog wel, kapitein?’ ‘Dat ben ik nog steeds niet?’ ‘Waar is Lo-Arna?’ ‘Met een paar anderen in de basis nabij de hoofdstad. Ze volgen een speciale opleiding van Tara. Iets in verband met schip in een baan om de zon.’ ‘Dus ben jij hier de kapitein, Aron, zoals ik zei.’ Even slikt Aron. ‘Dank je, Sorane.’ ‘Niet zo snel. Tara moet uit je resultaten tot hetzelfde besluit komen. Pas dan kan ik je die status toekennen.’ Even kijkt Aron naar zijn lotgenoten die zich in de centrale bevinden. Serin knikt hem glimlachend toe. ‘De anderen zullen ook wel instemmen, Aron,’ zegt ze. Even kijk Sorane naar de vroegere volkor en knikt haar toe. Dan richt ze zich weer tot de man: ‘Aron. Als kapitein heb jij het bevel van deze kruiser. En Serin zal een goede eerste officier worden, denk ik. Ik wil dat jullie beiden vier anderen van deze groep uitkiezen om een voorlopige bemanning te vormen. De anderen voegen zich bij Lo-arna.’ Aron knikt alleen maar. ‘Dank u, Sorane.’ Glimlachend kijkt de roodharige naar Serin en zegt: ‘Tara heeft je aanbevolen, Serin. Maar ik heb je daarnet even gescand, waardoor ik weet dat de capaciteiten hebt. Misschien word je later wel commandante van een kruiser.’ ‘Dank u, Hera.’ ‘Pas wel op, Serin. Ik ben maar een normaal mens, zoals jij. Noem me dus Sorane zoals iedereen in de groep.’ Even schrikt Serin, maar knikt dan. Noran en zijn zus hebben verbaasd naar het gesprek geluisterd. En schrikken op als ze Sorane horen zeggen: ‘Kom allebei.’ Dan zijn ze alle drie verdwenen. In een woonruimte van de basis materialiseren ze. Beiden agenten kijken om zich heen. ‘Voor jou is een woonruimte hier rechtover ter beschikking, Ruslyna. Maar je kan ook een andere kiezen, voor zover die nog vrij is.’ ‘Ik kan niet, Sorane. Hoe graag ik ook zou willen?’ ‘Ruslyna, ik weet dat je pas een drietal maanden getrouwd bent. Maar als Kinen wil kan hij je vergezellen. En de vrouw en twee kindjes van je broer kunnen ook komen als ze willen.’ ‘Ik weet niet of Meysane gaat toestemmen, Sorane. En ik ben me aan het afvragen wie jij nu werkelijk bent. Een gevangen moordenares of iemand anders. Wie heeft er nu een eigen schip.’ ‘Daar kom je nog wel achter, Noran. Ik heb mensen nodig om dienst te doen op het schip dat in een baan om de zon cirkelt, waar jullie allen over een paar maanden naartoe gaan. Maar alleen als jullie zelf willen. Ik wil niemand tot iets dwingen.’ ‘Een schip in een baan om de zon? En dat schip, op de bodem van de zee, dan?’ ‘Dit is maar een lichte kruiser, agent,’ merkt Aron op. Noran en Ruslyna kijken hem verbaasd aan. ‘Dat klopt, Noran. De Tiren bevindt zich in een baan om de zon. Het is mijn bedoeling dat Lo-arna het bevel op zich neemt.’ ‘Ik snap er niet zoveel van, Sorane. Je zit in de cel als die huurmoordenares of haar dubbelgangster. Maar je zit niet echt gevangen. En je bezit ook een klein en een groter schip.’ Sorane knikt even. ‘Ja, als jullie willen, kunnen jullie beiden en je geliefden deel uitmaken van de bemanning. Ik heb mensen nodig om dienst te doen op die schepen.’ ‘En je acht ons gewone agenten daar bekwaam voor,’ zegt Ruslyna en kijkt haar broer aan. ‘Met de gepaste opleiding wel, Ruslyna. En je moet ook denken aan Meysane, je vrouw, Noran. Je weet dat ze teleurgesteld was toen ze afgewezen werd voor het ruimteprogramma.’ Even kijkt hij zijn zus aan. ‘Weet u dat ook al, Sorane?’ Als de roodharige knikt en glimlacht, denkt hij even aan zijn vrouw een paar jaar geleden. Op een dag ontmoette hij Meysane in een bar. Ze zat daar naar een glas sterke drank en bijna volle fles te staren. Ze twijfelde toen of ze zich zou bezatten om haar teleurstelling te vergeten. Ze raakten aan het praten en de weken die volgden brachten hen steeds nader tot elkaar. Door hem kreeg ze weer moed om verder te leven en nu vier jaar later zijn ze gelukkig met elkaar. ‘Praat met je vrouw, Noran. Ik denk dat ze aan boord van de Tiren wel een geschikt plaatsje zal vinden om haar droom werkelijkheid te laten worden. Misschien krijgt ze haar eigen schip wel.’ Nadenkend knikt Noran even. ‘Een eigen schip. Zou ze daar werkelijk bekwaam voor zijn, Sorane?’ ‘Dat is iets dat Anya pas onderzoeken, als je vrouwtje een Hypsoon draagt, Noran. Maar jij moet dan wel instemmen. Want het leven aan boord van een echt ruimteschip is helemaal anders dan als politieagent op Enuron.’ ‘Ik zou wel willen, Sorane. Maar Kinen overtuigen zal niet zo eenvoudig zijn,’ fluistert Ruslyna. ‘Zo zeker ben ik daar niet van, Ruslyna. Als je bij de groep blijft, zal je leven helemaal veranderen, want er is veel te ontdekken. Als ik uit je gedachten kan opmaken, dan is Kinen aan het studeren voor geschiedkundige. Aan boord van de Tiren bevinden zich gegevens van ver voor de tijd van de eerste beschavingen en niet alleen in verband met Enuron. Maar ook gegevens over vele andere werelden.’ Ruslyna kijkt haar broer aan en merkt aan zijn blik dat hij al een beslissing genomen. Zijn ogen lijken te fonkelen. ‘Praat er eerst met je vrouw over, broertje, voor je een beslissing neemt. Ik zal dat ook voorzichtig met Kinen moeten doen.’ ‘Dat zal ik zeker doen, zusje. Als Meysane instemt, dan moeten we verhuizen, denk ik.’ ‘Dat is zeker, Noran. Hier aan boord leidt je een ander leven, dan op Enuron. Je werkt voor de groep en je vrienden aan boord en niet om geld te verdienen.’ ‘Kan je ons terug brengen, Sorane?’ vraagt Ruslyna. ‘Ja, zeker. Ik moet trouwens naar de cel, want ze komen mij halen geloof ik. Schrik niet Ruslyna. Je bent dadelijk weer in je appartement. Misschien kan je deze avond met je kersverse man eens naar je broer gaan om te praten.’ Sorane geeft de hypsoon van Ruslyna een bevel en Anya vormt een overbrengersveld om de agente. ‘Zal ik doen, Sorane,’ zegt Ruslyna nog, voor ze verdwijnt. Dan geeft Sorane de broer van Ruslyna een hand en beiden staan even later weer in de cel. ‘Juist op tijd geloof ik, Noran. Ik geloof dat Raya en Malon onderweg zijn,’ zegt Sorane terwijl ze even op de klok in de gang kijkt. Het is juist tien voor tien.’ ‘Raadpleeg Anya deze avond eens, zij kan je veel meer uitleg geven, Noran. Ze zal je ook naar de basis kunnen overbrengen als je het wenst. Maar alleen in jullie vrije uren. Anya zal mij op de hoogte houden van jullie beslissing. En als het nodig is, krijgt je vrouw ook een hypsoon. En Kinen zal ik vermoedelijk ook een moeten geven.’ ‘Dank u, Sorane. Als je schip werkelijkheid is, zal Meysane dat wel dadelijk willen zien. Het is haar droom om de ruimte te verkennen.’ ‘Dan zal ze haar hart kunnen ophalen, Noran. Voorlopig moet ze tevreden zijn met de kruiser. Maar later zal jullie training verdergezet worden aan boord van de Tiren om klaar te zijn als we naar het Amazonegebied vertrekken.’ ‘Het Amazonegebied… Je bedoelt toch het rijk van de elf koninginnen niet.’ Sorane glimlacht even, terwijl ze knikt. Dan geeft ze een teken om te zwijgen, want er naderen stemmen. De agent kijkt haar verbaasd aan, als haar kleding verandert. ‘Je wendt er nog wel aan, Noran. Als je thuis bent en uit het bad komt, laat je Anya kleding vormen, dan kan je dit ook.’ ‘Kan Anya dat werkelijk?’ vraagt hij verbaast, terwijl hij naar Sorane staart, die in haar ondergoed gekleed is. De roodharige knikt, terwijl ze in haar bed kruipt en de deken over haar haar lichaam trekt. Even wil de agent nog iets zeggen, maar dan hoort hij de stemmen ook. Even later staan Malon en Raya voor de cel van Sorane, die hen nieuwsgierig aankijkt. ‘Heeft de gevangene nog niet gegeten, agent?’ vraagt Raya. ‘Ik heb het juist gebracht, sir,’ antwoordt Noran, met een lichte glimlach. ‘Dan zal ze later moeten eten, want we moeten haar dadelijk wegbrengen. Kom, Sorane sta nu eens eindelijk op.’ De roodharige glimlacht even en slaat het deken op zij en staat op. Ze merkt dadelijk de vreemde blik op van Malon. ‘Dacht jij dat ik met mijn kleren aan ga slapen, agent.’ ‘Ik…nee.,’ stottert hij, terwijl hij haar blijft aanstaren. Ze ziet er sexy uit in dat kanten ondergoed setje, die tot halverwege haar dijen komt. ‘Kom, Malon. Laat haar eerst aankleden, ze wil je van je stuk brengen en dat is haar nog gelukt ook, zo te zien,’ zegt Raya hees. Malon rukt zijn gedachten los van de begeerlijke Sorane. Dan denkt hij weer aan de feiten die hem verteld zijn over wat er gisteren gebeurd is. Hij knikt alleen maar even naar Raya en blijft voor zich uitstaren. ‘Ik snap er niets van. Waarom is Sorane er gisteren niet vandoor gegaan? Ze had de kans kunnen benutten. En toch hielp ze liever de aanwezige agenten. Ze redde zelfs enkelen het leven,’ denkt hij. ‘Waaraan dank ik jullie bezoek?’ vraagt Sorane op dat moment. ‘We willen weten wat gisteren in de namiddag gebeurd is?’ ‘De killer en zijn collega’s kwamen om mij te doden, maar ik was hun te vlug af. De rest kan je ook aan de agenten vragen. Ik wil nu rustig kunnen eten.’ ‘Je hebt geen keuze, Sorane. We hebben opdracht om je ergens anders heen de brengen. Want bij het gerecht willen ze niet dat jij gedood wordt, voor je proces kan doorgaan. Ze willen je zien terechtstaan,’ zegt Malon, terwijl hij even slikt. Sorane, nog steeds in haar ondergoed, glimlacht. ‘Ben je zo bezorgd voor mijn welzijn, agent Malon?’ ‘We volgen alleen de bevelen op, roodkop,’ zegt Raya koel. ‘Draai je maar om, dan kan ik mij aankleden.’ Raya kijkt Sorane aan en zegt spottend: ‘Plots zo verlegen Sorane. Dat had ik niet van u gedacht.’ ‘Wat zou Malon zeggen als hij wist wat jij uitspookt. Ja, ik weet dat jij een beetje verliefd op hem bent,’ hoort ze de stem van Sorane in haar hoofd. Raya weet niet wat te doen en loopt naar de deur. ‘Ik moet even naar...’ hoort Malon haar nog zeggen en kijkt haar verbaasd na. Als hij naar Sorane kijkt, is deze al helemaal aangekleed. ‘Hoe heeft ze dat zo snel gedaan?’ vraagt hij zich af, terwijl de celdeur opendraait. Sorane loopt naar buiten en steekt haar handen uit. Malon sluit aarzelend de boeien om haar polsen, terwijl hij de glimlachende blik opmerkt van Noran. ‘Wat sta jij daar te glimlachen, agent. Maak je uit de voeten. Voorlopig moet je onze gevangene hier geen eten meer brengen. Noran knikt verschrikt en haast zich weg. Malon merkt dat de man even naar Sorane knikte, maar zoekt er niets achter. Dan duwt hij Sorane vooruit en loopt achter haar aan naar het bureau. De agenten kijken Sorane met gemengde gevoelens aan. Niemand zegt iets als ze door het vertrek naar de uitgang lopen.
12. De Droak
Als Sorane in de bergen materialiseert, is ze samen met de elf soldaten, die vroeger tot de zwarte wacht behoorden. Zij kijken verbaasd en verschrikt om zich heen. Dan zien ze Sorane staan, die hen glimlachend aankijkt, terwijl de lichtblauwe gloed langzaam verdwijnt. Intussen scant de roodharige de gedachten van de elf Volkors? Een van de dingen die ze te weten komt is hun namen. ‘Hoe?’ stamelt een van hen vragend. ‘Een overbrengersveld, daar hebben jullie toch al ervaring mee, Zavon.’ ‘Wat wilt u van ons?’ vraagt een andere. ‘Ik heb getrainde strijders nodig, Oran. Misschien zijn jullie wel geïnteresseerd.’ ‘Waarom zouden wij? Wij horen geen van allen op deze planeet thuis.’ ‘Ik heb het niet over deze planeet, Serin. Ik ben van plan mijn strijd tegen de zwarte machten te hervatten, maar ook ik heb hulp nodig.’ ‘We zijn pas van die afschuwelijke symbiont bevrijdt. Ik dank de goden dat.…’ ‘Ik denk niet dat je de goden moeten bedanken, Zavon. Maar Sorane. Zij heeft ons bevrijdt.’ ‘Heeft zij... Nee, Inara. Dat kan zij niet...’ ‘Toch wel, Zavon. Ik voel het. Die Jakira zal het niet gedaan hebben en de Droak ook niet.’ ‘Misschien de goden.’ ‘Er zijn geen goden, Zavon. Alleen diegenen die zich een goddelijke status toemeten. Maar ook zij, zijn maar gewone mensen. Alleen bezitten ze gaven die alle geëvolueerde espers hebben. Maar sommigen van ons gebruiken deze gaven in dienst van de goede krachten.’ De elf kijken Sorane verbaasd aan. ‘En jij denkt zeker een van die strijders te zijn.’ ‘Ik ben er een geweest, Geon. En ik wil er terug een worden. Maar ik kan alle hulp gebruiken die ik kan vinden.’ ‘Wat kan jij doen? Zelfs Jakira die Tor-ka dode, vond uiteindelijk de dood. Die kloon naam haar plaats in, maar ze greep de macht en dwong ons haar te dienen.’ ‘Jakira is niet dood, Geon. Ze maakt nu deel uit van mijn identiteit,’ zegt Sorane bijna fluisterend. ‘Is dat waar?’ Even scant Sorane de vrouw en zegt dan met een glimlach: ‘Ja, Lo-arna. Dankzij de hogere machten leef ik nog steeds. Maar ook zij zullen een bedoeling hebben achter dit alles.’ Even kijken de vroegere volkors Sorane aan. ‘En toch vraag ik mij af of ik jou wel wil dienen, roodkop. De dood van de twee moedige strijders, van wie jij zegt dat ze je vrienden waren, doet je blijkbaar niets.’ ‘Dat doet me zeker iets, Lo-arna. Maar om klonen kan ik echter niet rouwen.’ ‘Klonen, Sorane.’ De roodharige glimlacht even en wijst naar twee gedaanten rechts achter haar. Als Lo-arna en de anderen in die richting kijken, zien ze een man een en vrouw naderen. Beiden dragen nog altijd de sporen van het gevecht. ‘Sorane Nador, wat… hoe heb jij…,’ zegt de man en activeert zijn energiezwaard. Langzaam keert Sorane zich naar beiden toe. ‘Scan mij, Dargo,’ zegt ze. ‘Dargo, laat dat. Sorane is geen vijand.’ De man kijkt zijn gezellin in de ogen. ‘Hoort ze dan niet bij die daar?’ ‘Nee, en zij zijn ook geen vijanden meer.’ Even aarzelt Dargo, maar dan deactiveert hij zijn zwaard. ‘Waarom moet ik je scannen, roodkop?’ ‘Omdat ik ooit blond was, beste vriend. Hoe is het met Unka, mijn zus?’ ‘Hoe is het met Unka, je zus. Wie? Jakira,’ stamelt Arjina. Maar Dargo scant Sorane telepatisch, tot hij plots op Sorane toestapt en haar omarmt. ‘Een andere gedaante, maar nog steeds dezelfde, Jakira.’ ‘Je hebt het mis, Dargo. Sorane is niet echt onze gewezen vriendin, ze is nu veel meer.’ Dargo kijkt verbaasd naar Arjina, die naar Sorane staart, terwijl ze op haar toestapt. ‘Je linkerhand is niet echt helemaal genezen, vriendin,’ zegt de roodharige. ‘Dat kan ik later wel als ik op krachten gekomen ben.’ Sorane glimlacht even en neemt de linkerarm van Arjina vast. Dadelijk verspreid het groene licht zich over de arm en het lichaam van de ‘jonge’ vrouw. Arjina staart Sorane in de ogen, terwijl ze haar krachten voelt toenemen en haar wonden helen. Als Sorane haar hand loslaat staart ze er even naar, terwijl ze beseft dat ze lichamelijk weer in orde is. Dan stapt ze op haar vriend toe. ‘Sorane is onze vijand niet, Dargo,’ zegt ze, terwijl ze een kus op zijn mond drukt. Even beantwoordt hij haar kus. Dan wendt hij zich tot Sorane: ‘Dank je, roodkop.’ ‘Wie bedoel je? Mij of Sorane.’ ‘Allebei, Arjina?’ ‘Nog steeds samen, zie ik.’ Dargo knikt. ‘Alweer een tiental jaar, Sorane. Al gaan we soms wel eens met anderen om. Toch dooft onze liefde voor elkaar nooit uit.’ ‘En jij, Sorane. Heb jij geen vriendje?’ ‘Ik denk het, maar dat is voor later.’ ‘Later, je kan maar beter niet te lang wachten.’ ‘Er zijn belangrijker dingen, Arjina.’ ‘Al leven we nog zolang, Sorane. Toch hebben we moeten vaststellen dat elk ogenblik kostbaar is. En dat moet je koesteren.’ ‘Wijze raad, Arjina. Maar de weg naar mijn bestemming is nog lang.’ ‘Jouw bestemming, Sorane?’ vraagt Dargo. ‘Delos, mijn weg leidt naar Delos.’ Zowel haar vroegere vrienden als de vroegere Volkors staren haar ontsteld aan. ‘Al diegenen die dat zochten hebben hun leven verspeelt, Sorane. Ze zijn allen ten onder gegaan, zelfs machtigen die zich goden noemden.’ ‘Maak alstublieft die fout niet, beste vriendin. Niet nu we je weergevonden hebben.’ ‘Er is geen andere weg voor mij, Arjina. Ik moet die weg volgen.’ ‘Dan zullen wij je verliezen, Sorane en deze maal misschien voor altijd.’ ‘Hera, je vrienden hebben misschien gelijk. Denk er eens diep over na.’ ‘Lo-arna. Wil je mij soms kwaad maken? Ik heb je gevraagd om mij nooit Hera te noemen. Ik ben jou gelijke, zoals jij mijn gelijke bent.’ ‘Het spijt me, Sorane. Ik wil aan jou zijde strijden.’ ‘Dat weet ik. Maar ik moet de weg naar Delos volgen, zelfs als die naar het einde leidt.’ Even is het stil in de groep. ‘Mijn steun heb je.’ ‘Dank je, Lo-arna. En je lotgenoten ook. Maar denk er wel aan. Op dit moment kunnen jullie nog terug, maar na je beslissing niet meer.’ ‘Ik doe niet mee. Zij is geen haar beter dan die valse kloon. Als we toestemmen dan zijn we opnieuw slaven, maar dan in haar dienst.’ ‘Dat nooit, Oran. Jullie kiezen uit vrije wil.’ ‘Uit vrije wil?’ ‘Konden jullie kiezen om een symbiont te dragen.’ ‘Niet echt, nee.’ ‘Oran, ik vraag jullie juist te kiezen. Kies voor nee en je bent vrij om te gaan. En als het nodig zal ik zelfs zorgen dat jullie allen deze planeet kunnen verlaten.’ ‘Ja, maar…’ ‘Er is geen maar, Zovan. Ik wil geen willoze slaven, maar strijders die naast mij strijden. Ik voel dat enkelen onder jullie al een sterke esper aanleg hebben. De training, die jullie zullen volgen, zal deze gaven nog meer versterken. Houd die gaven echter onder controle, maar laat ze je nooit overheersen.’ ‘En toch dragen wij nog steeds een symbiont, al zijn impulsen anders dan vroeger.’ ‘Dat is nodig, Zovan. De witte symbiont zal jullie niet overheersen, maar eerder begeleiden om te voorkomen dat jullie zelfmoord plegen. Later als het niet meer nodig is, zal je symbiont zijn eigen weg gaan.’ ‘Sorane, wij hebben dingen gedaan, die je doen verbleken. Nooit kunnen wij dat nog goed maken.’ De roodharige wendt haar hoofd naar de vrouw. ‘Veanya, ik ben een telepate. Ik weet wat jullie gedaan hebben, omdat ik tot diep in jullie binnenste kan kijken. Maar daardoor weet ik ook dat jullie zoiets nooit uit vrije wil zouden kunnen of willen doen. De echte schuldige zijn de zwarte symbionten en hun meesters, die zich goden wanen. Zij misbruiken vele miljarden wezens van vele verschillende volkeren om hun doel te bereiken.’ De soldaten kijken Sorane verbaasd aan. ‘Weet jij dan alles? Je lijkt wel een goddelijk wezen.’ ‘Nee, dat ben ik niet, Geon. Ik ben een mens zoals jullie, maar ook een esper. Maar zelfs een esper is niet almachtig. Sla hier een kamp op en denk er eens goed over na. Wie weigert is vrij om te gaan.’ ‘En die Tena. Die ons wil doden.’ ‘Laat dat mijn zorg zijn, Lo-arna. Zij denkt dat haar twee vrienden, die ooit ook de mijne waren, gedood zijn. Maar voorlopig moet dat ook zo blijven.’ ‘Sorane, dat meen je niet. Tena moet weten wat er gebeurd is, anders slaat ze volledig de zwarte weg in uit haat voor jou, die ze als moordenares ziet.’ ‘Als de tijd gekomen is, zal ze het weten, Dargo. Als ik jullie nu tot bij haar zou brengen, dan zou het weleens kunnen dat ze jullie aanvalt in plaats van te begroeten.’ ‘Maar!’ ‘Nee, Arjina. En ik wil ook niet dat Jakira te weten komt, dat ze klonen gedood heeft. Daarom blijven jullie hier. Ik wil dat je mijn nieuwe medestrijders het gebruik en de mogelijkheden van onze hypsoon bijbrengt.’ ‘Hypsoons, dragen zij er een.’ ‘Over een paar ogenblikken wel, Dargo,’ zegt Sorane terwijl ze naar de grond wijst. Op die plaats zien ze een aantal hypsoons materialiseren. Zodra ze allen stoffelijk geworden zijn beweegt Sorane haar hand en de Hypsoons razen op de vroegere volkors toe. Die kijken er verbaasd naar. ‘Wie aan mijn zijde wil strijden, mag er een nemen. De…..’ ‘Mogen daar even onder ons over beraadslagen, Hera Sorane,’ vraagt een volkor. ‘Geen probleem, Ertun. Neem je tijd.’ De man slikt even en knikt. ‘Zijn dit geen Yomons, Hera Sorane?’ ‘Min of meer, Lo-arna, maar ze zijn veel meer dan dat.’ ‘Dan moeten wij dit weigeren, Hera. Een dienaar heeft niet het recht om die te dragen.’ ‘Wel als ik jullie allen waardig vind, Lo-arna. En ten tweede. Jullie en vele anderen dienen mij niet. Ik sta overal tussen en met jullie, ook in tijden van gevaar. ’ Even zegt Lo-arna niets, dan vraagt ze. ‘Vind je ons gewone dienaren waardig, Hera?’ ‘Niet als jullie mijn Hera blijven noemen. Ik heb een naam zoals ieder van jullie. Voor mij zijn jullie allen, zelfs diegenen die niet aan mijn zijde willen strijden, evenwaardig. Al heeft iedereen wel andere talenten en vaardigheden.’ ‘Dat is…’ ‘Ik weet het. Ik ben niet zoals die “goden” die jullie dienden. Ik weet dat jullie allen met afgrijzen terugdenken aan wat jullie gedaan hebben. Maar die tijd is voorbij, al zullen jullie allen hulp nodig hebben om het te verwerken, dat weet ik. Daarom dragen jullie nog steeds een Symbiont, die jullie als een soort boete bijstaat, tot het niet meer nodig is.’ Even kijkt Lo-arna om naar de anderen en neemt als eerste een Hypsoon op. ‘Wij zullen u allen trouw aan uw zijde strijden, Hera?’ zegt een man. ‘Niemand dient mij, vrienden. Het is mijn wens dat jullie allen aan mijn zijde strijden. Maar dat laat ik aan jullie om te beslissen. Ik heb maar een wens. En nogmaals, noem me bij mijn naam in plaats van Hera of Hera Sorane.’ Dan ziet ze Arjina en Dargo naderen. ‘Hoe kom jij aan deze Hypsoons?’ vraagt Dargo. ‘Tara, het halogram van Delos, in de basis heeft me als gevolmachtigde herkent.’ ‘Wie is dat nu weer, Sorane.’ ‘Anya kennen jullie al. Maar zij staat onder bevel van het halogram met de naam Tara, die in een ver verleden geschapen werd op Delos door de echte Tara Niyanta.’ ‘Dat moet je ons later toch wel eens uitleggen.’ ‘Tara zal wel op al jullie vragen antwoorden als jullie erom vragen.’ Dargo knikt even, maar hoort zijn vriendin vragen. ‘Geef jij nu de bevelen, Sorane.’ ‘Nee, het is een verzoek, Arjina. Lo-arna en haar mensen moeten zich voorbereiden om mij te vergezellen op mijn weg tot diep in het Amazonegebied.’ ‘En wat met Anya,’ vraagt Arjina. ‘Ook voor hem en jullie andere vrienden zijn jullie voorlopig allebei dood.’ ‘Dat kan je niet menen, Sorane.’ ‘Ik heb jullie lange leven gered, dus zijn jullie mij iets verschuldigd, denk ik. En Jakira is op dit ogenblik te machtig, ook voor mij. Doe wat ik vraag en misschien zullen we over enkele jaren weer voor haar staan. Ook jullie kunnen een aanvullende opleiding volgen, onder begeleiding van Tara of Anya. ‘Opleiding. We horen tot de beste vechters in de Melkweg, Sorane. Dat moet jij toch weten.’ ‘Dat klopt, maar nu moeten jullie beiden, jullie eigen evenbeelden verslaan. Zodra jullie daarin slagen, zijn jullie klaar om de strijd aan te gaan.’ ‘We moeten dus onszelf verslaan, zeg je. Maak je soms een grapje?’ ‘Nee, Dargo. Jullie Hypsoon is aangepast, dus vraag Anya maar of ik grapjes maak.’ ‘En Anya die wij kennen? Als die met ons contact opneemt.’ ‘Dat kan niet meer, Arjina. Het contact met jullie Anya is voorlopig verbroken. Pas als ik met haar gepraat heb en haar alle gegevens van Tara doorgegeven heb. Pas dan kan het contact hersteld worden.’ ‘We zullen doen wat je vraagt, Sorane.’ ‘Dargo, ben je zeker?’ ‘Ja, Arjina. We blijven voorlopig hier aan de zijde van onze oude vriendin.’ ‘Ik volg je, lieveling.’ ‘En wij, Sorane.’ ‘Als jullie met mij willen strijden dan vormen jullie samen met mijn twee vrienden hier een groep die samen traint voor hetzelfde doel.’ ‘Zij hebben mensen van ons gedood, Sorane. Dat…’ ‘Dat hebben ze niet, Geon. Dat was mijn schuld, omdat ik iets te laat ter plaatse was. Diegenen die gedood werden, vielen omdat ze in de macht van de zwarte symbiont waren. Het was niet hun schuld, maar er is niets aan te veranderen.’ ‘En als Tena ons vindt.’ ‘Ze ziet jullie als medeplichtigen, Lo-arna. Ze zal mij als eerste willen. Ik bekommer me wel om haar. Tena zal jullie nooit kunnen opsporen waar ik jullie allen naar toe zend. En als ze jullie toch moest vinden, dan zal ze wel tot inkeer komen, als ze voor haar beiden levende vrienden staat.’ Even kijkt de gewezen volkor naar Dargo en glimlacht even. ‘Waar breng je ons dan naartoe?’ Sorane kijkt Lo-arna aan. ‘Naar een kruiser, die zich al heel lang onder de zeebodem verscholen is. ‘Hoe komt die daar?’ ‘Mischien kunnen jullie dat uitzoeken, vrienden. Ik weet alleen dat hij er is.’ ‘Vertrouwt u ons aan boord van die kruiser, Sorane. Misschien gaan we er wel vandoor?’ Sorane kijkt de man met de naam Mentar aan en glimlacht. ‘Ik vertrouw jullie allen, Mentar. Alleen met mijn hulp zullen jullie er ooit in slagen om jullie famillie te bereiken. Dat is ook een van de redenen dat ik alles moet doen om te slagen en daarvoor heb ik mensen zoals jullie nodig om mij te helpen.’ ‘Wie zegt dat wij dat willen?’ ‘Het is noodzakelijk. Lo-arna. Ik zowel als jullie moeten ons voorbereiden, voor wat ons te wachten staat. Alleen samen kunnen we overleven. Want dat is de enige weg, die naar jullie volledige vrijheid kan leiden. Later kunnen jullie kiezen, blijven of gaan waarheen hij of zij wil.’ ‘Dat begrijp ik, Sorane. Ik heb je de naam van Anya al horen vernoemen, maar wie is dat?’ ‘Anya is het Halogram dat zij gebruik om te communiceren met levende wezens. Wil je meer weten, vraag het haar. Ze zal je alle uitleg geven die jullie wensen.’ ‘Wij zijn getrainde vechters, waarom moeten wij trainen?’ ‘Lo-arna, ik wil dat jij de commandante van de Tiren, die in een baan om de zon cirkelt, wordt. Maar eerst moeten jullie de techniek en de mogelijkheden van dat schip kennen. Zonder een bemanning met de nodige kennis is dat schip waardeloos in onze strijd. Anya zal een selectie maken van diegenen die jullie zullen vergezellen.’ ‘Ik? Commandante van een schip, Sorane. Ben je zeker dat ik daar bekwaam voor ben?’ ‘Ja, Niet ik alleen acht je bekwaam. Maar ook Anya heeft you aangewezen. En zij heeft meer gegevens over jullie, dan ik. Maar dat is voor later.’ ‘We zullen doen wat je vraagt, Sorane.’ ‘In orde. Ik zie jullie over enkele weken dan moeten jullie klaar zijn om als eerste de Tiren te betreden sinds duizenden jaren.’ ‘Wat zeg je, duizenden jaren. Hoe oud is dat wrak al wel niet?’ zegt Lo-arna. ‘Dat is voor later, Lo-arna. Er zijn nu enkele belangrijkere zaken af te handelen.’ En wij?’ vraagt Arjina. ‘Jullie horen nu voorlopig bij deze groep, vrienden. Train met hen, maar Lo-arna voert het bevel.’ Dargo slikt even en knikt Lo-arna dan toch toe. ‘Wat gaat u doen, Sorane?’ ‘Nog iemand anders proberen te overtuigen om zich bij ons aan te sluiten, Inara,’ zegt Sorane, terwijl ze een andere volkorvrouw aankijkt, glimlachend en teleporteert. Als Sorane in een smalle steeg materialiseert, nabij het politiebureau, hoort ze verschillende sirenes. Snel verlaat ze de steeg en loopt het voetpad op. Enkele politiezwevers rijden met loeiende sirenes op de straat voorbij. Even weet ze niet wat te doen, maar dan ziet een beetje verder een taxi stoppen en een koppel uitstappen. Snel transformeert ze in Ena en loopt er ernaartoe en stapt in. ‘Volg die politiezwevers,’ zegt ze. De bestuurder kijkt haar even aan en rijdt dan weer de straat op. Ena stelt vast dat ze naar het oosten rijden. Plots ziet ze de politiezwevers halthouden. ‘Stop hier maar, langs de kant,’ zegt ze en geeft de man een briefje van honderd Enu. Even kijkt de man haar verbaasd aan en wil iets zeggen. ‘Laat maar, geef je twee kinderen er een mooi geschenk mee,’ zegt Ena en stapt uit. De bestuurder kijkt even naar het geld en dan naar de Koraanse die tussen de omstanders verdwijnt. Ena haast zich verder, maar wordt door enkele agenten tegengehouden. Maar ze laat haar kenteken van speciaal agente zien. Terwijl Ena verder loopt, zegt een van de agenten. ‘Wat komt die hier doen?’ ‘Wat bedoel je?’ vraagt zijn maat. ‘Dat is een Koraanse, maar ze moet zich opgewerkt hebben, want ze is ook een geheime agente. Als die opduiken is er meer aan de hand.’ ‘Misschien hebt gelijk, maar wat zou ze hier te zoeken hebben. Het is toch maar gewoon een moord.’ ‘Ja, maar door een agent. Gelukkig hebben ze hem. Het is wel vreemd, ik had dat nooit van hem gedacht.’ Als Ena de plaats van de arrestatie van Deno bereikt, ziet ze twee detectives, die haar bekend voorkomen. Ze ziet ook Deno, die met handboeien aan tegen een zwever aanleunt. Snel loopt ze de winkel in, zonder dat beide agenten of Deno haar opmerken. Door het venster houdt ze beide even in het oog. ‘Erine kent ze, maar de man niet echt al komt hij haar wel bekend voor. De oude Sorane moet hem gekend hebben. Maar hoe was zijn naam nu weer.’ denkt ze, maar dan komen de herinneringen terug, ‘Nu weet ik het. Zijn naam is Malon Garent, de collega van Erine. Dat maakt het er niet gemakkelijker op.’ ‘Zou Seana hier ook ergens zijn?’ denkt ze en glimlacht dan. Even aarzelt ze maar dan scant ze telepathisch haar omgeving. Daarbij stoot ze op de gedachten van Erine, die denkt aan de moord die ze Deno heeft zien plegen. Maar toch heeft ze haar twijfels. Maar de andere agenten en haar collega denken nog steeds dat Deno die en enkele andere moorden gepleegd heeft. Ena/Sorane ziet maar een oplossing en dat is, hun gevangene wegbrengen voor er een schietpartij uitbarst. Snel kijkt Ena om zich heen en verlaat ze even later de winkel en loopt in een boog op Deno toe. Ena kijkt Deno even aan en zegt: ‘Kom, we moeten snel zijn, voor ze iets merken,’ fluistert ze. Deno kijkt haar verbaasd aan en voelt plots dat de boeien van zijn polsen verdwenen zijn. Verschrikt kijkt hij de geheimagente aan. ‘Wat doe…?’ fluistert hij. ‘Later, Deno. Volg me,’ hoort hij haar zachte stem zeggen. Aarzelend volgt hij haar, maar als ze een tiental meter verder zijn, roept agent Garent. ‘He, agent Ros, wat ben jij van plan met de gevangene?’ ‘De federalen willen deze man ook, Agent Garent.’ Erine trekt haar wapen en richt het op de agente. Ena beseft dat Erine niet weet dat Ena geen echte federaal agente is. ‘Ik had haar dat moeten zeggen,’ denkt ze niet goed wetend wat te doen. ‘Dat zal niet gebeuren, hij heeft hier een moord gepleegd? Handen omhoog. Allebei.’ Deno draait zich langzaam om, terwijl hij zijn handen omhoogsteekt. De agente naast hem doet hetzelfde. Maar plots voelt Ena/Sorane een vreemde straling, die haar krachten verzwakken. Ze concentreert zich nog krachtiger, zodat zweetdruppels op haar voorhoofd verschijnen. Het is echter tevergeefs, de straling verzwakt haar krachten meer en meer tot ze plots verandert in Sorane. ‘Wat? Sorane? Jij? Hoe is dat mogelijk... jij bent toch de dubbel niet...’ stamelt Erine. De roodharige maakt van de kans gebruik en grijpt snel opnieuw de hand van Deno. Op hetzelfde moment zijn beiden verdwenen. Maar het is niet meer dan een wanhoopsdaad. De straling heeft haar te zeer in haar greep en een veertigtal meter verder materialiseren ze plots. Beiden wankelen van de schok. Deno kan Sorane nog juist vastgrijpen, voor ze op de grond neervalt. Snel kijkt hij om zich heen en schrikt. Een agent die de toeschouwers moet tegenhouden, heeft hen opgemerkt en roept: ‘Wie...Waar komen jullie zo plots vandaan?’ De anderen agenten hebben het echter gehoord en kijken in hun richting. Ook Erine en Malon. ‘Ik snap niet hoe, maar daar zijn ze,’ roept Malon uit. Deno ondersteunt Sorane en probeert een winkelgalerij te bereiken. Maar Erine en Malon komen op hun hoede dichterbij. ‘Jij ontkomt niet meer, Deno Vergan. En die vrouw die op Sorane lijkt ook niet. Ze ziet er niet al te best uit.’ ‘Laat me maar los, Deno. Ik heb mijn krachten een beetje overschat. Die sprong was er te veel aan,’ zegt Sorane. De vroegere agent laat haar arm los en kijkt de roodharige aan. Sorane richt haar blik op Erine en Malon, die hun wapens op hen gericht houden. De andere agenten kijkt ze zelfs niet aan. ‘Kom niet dichterbij, vrienden. Deno heeft mijn hulp nodig.’ ‘Wij zijn je vrienden niet, roodje. Steek je handen omhoog, dubbelgangster, anders...’ dreigt Malon. Sorane probeert intussen haar krachten geconcentreerd te richten. ‘Nee, agent Garent. Ik kan mij niet laten arresteren. Niet op dit moment,’ zegt ze nog en grijpt opnieuw de hand van Deno. Op hetzelfde moment worden beiden onstoffelijk. Maar een hevige pijn schiet doorheen het lichaam van Sorane. Het lijkt wel alsof ze uit elkaar gerukt wordt. ‘Blijft staan allebei, of...’ roept Malon. Erine, Malon en de andere agenten zien hen, door de glazen deuren, een paar meter verder materialiseren. Sorane wankelt en zakt kreunend in elkaar. Deno kan zich met moeite staande houden en botst tegen een glazen wand. ‘Kom, deze maal hebben we hen. Hun overbrenger laat hen in de steek.’ zegt Erine, die als eerste van haar verbazing bekomen is. Toch is ze nog in het stadium, dat ze de dingen die ze voor haar ogen zag, probeert te verwerken. Als Erine, Malon en enkele andere agenten de galerij instappen, blijven ze verbaasd staan. De vrouw die, als een tweelingszus op Sorane lijkt, ligt roerloos op de vloer. Deno kijkt hen met een pijnlijke blik aan, terwijl hij naar Sorane toe wankelt. Maar op dat moment materialiseert een jonge blonde vrouw naast de bewusteloze Sorane. Deno blijft verschrikt staan en voelt zich plots omhoog zweven. Een gedachte van de blondine is genoeg om hem door de lucht naar de agenten, te laten vliegen. Ze vallen allen door de klap als hij tegen hen aanbotst, maar Deno rolt half bewusteloos over hen heen tot voor de voeten van Erine. ‘Die daar is voor jullie. Sorane is voor mij,’ zegt ze op bevelende toon. ‘Nee, Sorane is…’ zegt Erine, en richt bliksemsnel haar wapen op de vrouw. De blonde grijnst en zegt spottend. ‘Tegen mij heb je geen enkele kans, agente. Evenmin als je vriendin er eentje had. Hoe is het met de resten van haar hand?’ Erine schrikt van haar woorden. ‘Nu merkt ze pas de lange blonde haren op. Jij bent dat monster, dat Seana…..’ Erine voelt de woede in haar toenemen en richt haar wapen. ‘Aha, dus die Seana houdt werkelijk van jou. Doet wat van haar hand overblijft nog pijn, schatje. Moest dat niet het geval zijn, dan zal ik haar nog meer pijn doen, door van jouw pijn te genieten. Ik heb je een tijdje geleden gewaarschuwd om nooit een wapen op mij te richten. Ben je dat vergeten?’ Uit de hand van de blondine schiet een energiestraal op Erine toe. De agente springt opzij, maar te laat. Ze wordt geraakt door de energie die dadelijk een flitsende bel om haar vormt. Enkele omstaanders zien haar lichaam schokken en trillen van de pijn en horen haar kreten. Als de energiebel na een dertigtal seconden in het niets oplost, zakt Erine half bewusteloos in elkaar van uitputting, want het heeft veel van haar krachten gekost. Maar dan voelt ze de krachten van de blonde naar haar grijpen. Die krachten houden haar uitgeputte lichaam rechtop. Erine, die haar krachten langzaam voelt terugkeren, kijkt de blonde met grote ogen aan. Dan ziet ze de blondine glimlachen, als ze haar wapen op de blondine probeert te richten. Een gedachte van de blondine is genoeg en het wapen wordt uit haar hand gerukt. Voor haar ogen ziet de agente haar wapen in elkaar geperst worden door onzichtbare krachten. Wel merkt ze dat enkele agenten naar haar staren. Alleen Malon reageert en spring vooruit, maar de blondine werpt hem met haar telekinetische krachten achteruit. Dan stapt ze op Erine toe. ‘Je kan beter naar mij kijken, agente Rand. Ik ben je vijand. Mag ik ook nog even vragen hoe het met je vriendin, Seana, is? Doet haar hand nog pijn?’ ‘Monster…?’ ‘Je hebt gelijk, agente. Ik ben een monster voor iedereen die tegen mij is. Maar jij hebt vandaag een wapen op mij durven richten, terwijl ik je gezegd had dat nooit te wagen,’ hoort ze de blondine zeggen. ‘Ik… Nee…’ ‘O, jawel. Erine Rand. Alleen zal het wel een beetje pijn doen voor ik stop met genieten van jouw pijn.’ Erine ziet dat Jakira haar ogen sluit en kreunt van de vreselijke pijnen die door haar handen en voeten schieten als de beentjes verbrijzeld worden. Dan trekt de blondine haar krachten terug en grijnst naar haar slachtoffer. ‘Ik zou je helemaal fijn kunnen knijpen, Agente Rand, maar ik wil dat je langzaam voor de ogen van je machteloze liefje, Seana Vergan, sterft. En daar geef ik je ongeveer een week voor.’ Met angstige ogen kijkt Erine naar wat ooit haar handen en voeten waren, maar nu een vormloze brij bloedend vlees en gebroken botjes. Dan ziet ze Jakira naast haar knielen en plots voelt ze een prik in haar dij. ‘Wat doe je?’ ‘Doe je liefje de groeten van mij, Erine Rand. Maar haast je want je hebt nog ongeveer een week, voor je lichaam van binnenuit openscheurt. Dus ik raad je aan om die tijd nog goed te gebruiken, al zal dat met die handen moeilijk zijn.’ Op dat moment vuurt Malon naar de blonde. Even grijnst die en terwijl de capsules op het scherm dat haar omgeeft inslaan, merkt ze dat de op de grond liggende Sorane haar arm op haar gericht houdt. In de hand van Sorane vormt zich voor haar ogen een vuurbal en plots schiet die op haar toen. Jakira wankelt als ze geraakt wordt, maar valt echter niet. Dan springt ze op de in elkaar gezakte roodharige toe. Door een waas ziet Erine dat ze Sorane’s dubbelgangster vastgrijpt en verdwijnt. ‘Nee, ii…kk.,’ fluistert ze nog, terwijl ze op Malon en de anderen agenten toe wankelt. Malon probeert haar te ondersteunen. ‘Opzij, agent. Of wil je dat ze doodbloedt,’ zegt een stem naast Malon. Enkele verzorgers bekommeren zich ontstelt om de handen van de agente. Maar veel kunnen ze niet doen. Malon komt op haar toe, maar moet machteloos toekijken, hoe ze de verbrijzelde handen proberen te verbinden. ‘Malon, wil je Seana Vergan halen?’ hoort hij zijn collega fluisteren. Even kijkt hij in haar ogen en knikt. Een tweede verpleger bekommert zich om de gewonde en schakelt zijn toestel in. Even aarzelt hij, maar dan neemt hij een op een pistool lijkend apparaat en spuit de inhoudt over wat eens de handen van Erine waren. Het bloeden stopt dadelijk, maar nu moeten ze haar nog in de ziekenzwever krijgen. ‘Om haar leven te redden kunnen we maar een ding doen, haar handen…’ ‘Nee, ik wil ze niet verliezen,’ fluistert Erine zwak, voor ze het bewustzijn verliest. Een dertig minuten later zijn de onderarmen van Erine met een noodverband verbonden. ‘Het spijt me, Agent. De beenderen van je collega waren tot kleine stukjes verpulvert. Niemand kon die weer samenvoegen. We moesten wel om haar leven te redden.’ ‘En daarom hebben jullie haar handen… Ze wilde dat niet.’ ‘Dan was ze doodgebloed.’ Even knikt Malon. ‘Die vreemde kleine vlekken die ze op haar lichaam heeft, wat zijn dat?’ ‘Ik weet het niet. Maar ik het ziekenhuis zullen ze dat wel achterhalen,’ zegt een verpleger slikkend. ‘Ze leeft nog, maar ze moet zo snel mogelijk naar het ziekenhuis.’ Malon, die beseft dat hij niets voor Erine kan doen, schrikt op en kijkt naar Deno, die nog steeds wankelend tegen de wand leunt. Ook die kijkt ontstelt naar de agente. Dan zegt hij: ‘Sla die moordenaar in de boeien. Die mag niet ontkomen.’ Terwijl enkele agenten de half verwarde Deno opnieuw vastgrijpen. Komen enkele verplegers toegelopen. Zij en hun maten leggen Erine voorzichtig op een draagberrie en haasten zich naar de ziekenzwever toe. Malon kijkt hen na, terwijl de zwever tussen de politiezwevers door naar de hoofdstraat weg raast. Deno wordt intussen in een politiezwever geduwd en twee agenten in uniform stappen in. ‘Wacht even. Ik ga ook mee. Hij mag deze maal niet ontsnappen,’ zegt hij en stapt naast Deno in de zwever. ‘Waar is Sorane?’ vraagt Deno plots, als de zwever links afslaat. ‘Die dubbelgangster is verdwenen, samen met jullie medeplichtige.’ ‘Medeplichtige, wie?’ ‘De blondine die mijn partner zwaar toetakelde. Zij verdween samen met die dubbel van Sorane voor we konden ingrijpen.’ ‘Dat is Sorane’s medeplichtige niet, Malon. Dat blonde monster is de doodsvijand van Sorane. Ik moet…’ ‘Niets, Deno. Jij komt voor de rechtbank wegens moord. We hebben beelden van een straatcamera gevonden. Zelfs zonder de getuigenis van Erine zijn er bewijzen zijn er genoeg, dus uw veroordeling staat zo goed als vast. Alleen een heel goede advocaat kan je nog van de doodstraf redden.’ ‘Ik heb niemand vermoord, Malon. Wie het gedaan heeft, weet ik niet, maar ik in ieder geval niet.’ ‘En de bewijzen dan?’ Deno trekt zijn schouders op en kijkt uit het raam naar buiten, terwijl inziet hoe hopeloos zijn situatie is. Aan de omgeving merkt hij dadelijk dat ze het politiebureau naderen. ‘Hoe zou het met Sorane zijn nu ze zich in handen van die blondine bevindt. Kon ik dat maar uitzoeken?’ denkt hij. ‘Hoe weet jij mijn naam, Deno Vergan?’ ‘Van Erine zelf.’ ‘Ken jij haar dan? Verdomme, Nu snap ik het. Erine heeft jou bij die moord betrapt en… Ja, dat kan niet anders. Jullie wilden Erine als getuige uit de weg ruimen.’ Even kijkt Deno de man verbaasd aan. ‘Ten eerste, ik heb die moord niet gepleegd en ten tweede, ik ken jouw naam van mijn zus, die federaal agente is. Seana en Erine werken samen aan de zaak van het verdwenen lichaam van Sorane Nador.’ ‘Zelfs als dat waar zou zijn, dan wil ik weleens weten waarom die dubbelgangster van Sorane Nador jou kwam helpen.’ ‘Ze kwam mij niet helpen, agent. Maar ze kwam om mij een voorstel te doen. Ik was echter al gearresteerd. Daarom probeerde ze mij te bevrijden.’ ‘En toen kwam die blondine toevallig helpen, Vergan.’ ‘Die kwam niet helpen, Malon. Die blondine is Sorane’s vijand.’ ‘En dat moet ik geloven, man. Nee, mijn vermoeden is juist. Werken jullie samen om getuigen uit de weg te ruimen. Alleen zijn jullie niet geslaagd. Er zijn nog beelden van de moord en jij bent nog steeds onze gevangene. Sorane en haar blonde medeplichtige zullen ons niet ontkomen.’ ‘Ik hoop het, agent. Want dan zal blijken dat ik onschuldig ben.’ ‘Je kan dat volhouden zolang je wil, Vergan. Maar je vliegt de gevangenis in en ik hoop voor zeer lang.’ Deno slikt even, want zelfs zonder de getuigenis van Erine ziet het er voor hem niet goed uit. ‘Is Seana Vergan werkelijk jouw zus, Vergan?’ ‘Ja.’ ‘Weet jij waar die is?’ ‘Ergens in de stad, ze oefent haar job uit, denk ik.’ ‘Ooo… Ja, ze is federaal agente, zei je. Maar Erine heeft gisteren nog gezegd dat ze een hand… En nu Erine. Zou die blonde jouw zus ook onderhanden genomen hebben?’ ‘Ik weet het niet. Wat is er met mijn zus?’ ‘Haar rechterhand is ze kwijt en ik denk dat die blonde ook jouw zus “behandeld” heeft.’ ‘Is mijn zus haar hand… Nee, dat mag niet waar zijn.’ ‘Waarom zou Erine liegen, Vergan?’ ‘Laat me gaan, Malon. Ik moet naar mijn zus.’ ‘Nee, jij gaat de gevangenis in. Daar kan je zus je komen bezoeken als ze wil.’ ‘Ik moet…’ ‘Niets, Vergan. Als je moest weten waar je zus ergens is, zeg het dan.’ ‘Hoe zou ik dat weten? Ik heb haar al een hele tijd niet meer gesproken, man. Ik wist zelfs niet dat ze gewond werd. Maar waarom wil je weten waar ze is?’ ‘Mijn gewonde collega vroeg naar haar.’ Intussen hangt Sorane aan twee kettingen aan het plafond vastgebonden in een hangar. De blonde Jakira staat haar grijnzend aan te kijken. Terwijl een van haar aanhangers een apparaat inschakelt, waardoor Sorane naar beneden zakt, tot haar voeten bijna de vloer raken. ‘Deze maal ontkom je niet meer, Sorane, Jakira of noem je nu Megan. Die band die je om je hoofd draagt, schakelt je krachten volledig uit,’ spot Jakira. Sorane’s ogen lijken haar te doorboren, terwijl ze aan haar boeien trekt. ‘Dat heeft geen enkel nut, Sorane. Je zal die nooit kapot krijgen. Bereid je maar voor op de dood,’ zegt de blondine. ‘Je weet nog niet echt wie ben, Jakira. Je denkt een machtige te zijn, maar zelfs de echte Jakira was een zeer ver gevorderde esper. Maar ze was geen machtige.’ Met een ruk kijkt de kloon, Sorane aan. ‘Nee, dat was ze zeker niet. Maar jij bent nu aan mij overgeleverd, roodkop. Je krachten mag je vergeten en mijn bondgenoot wil een paar dingen van je weten. Zelfs je hypsoon kan je nu niet helpen. De band schakelt die ook uit.’ ‘Merk je dat nu pas, kloontje. Ik hang hier zonder kleren te genieten.’ ‘Droom maar verder, Jakira. Hoop maar dat Torn je in leven laat, voor hem ben je maar een nietige kloon.’ De blondine grijnst. ‘Torn, die denk een machtige te zijn. Alleen is hij zo machtig niet als hij denkt, Sorane. Misschien zal ik jouw lichaam ook voor zijn ogen even fijnknijpen, zoals ik met de handen van Erine Rand gedaan heb. De rest van haar lichaam daar zorgt het gif wel voor.’ Sorane verstijft als ze de blondine aankijkt. ‘Gif?’ ‘Ja, gif, Sorane. Het dodelijkste gif dat er bestaat. Onvar, maar dan in een verdunde vorm. Ze heeft nog maximum een week te leven. Maar haar laatste dagen zal ze voor de ogen van Seana Vergan vreselijk pijnen leiden. Toch vind ik het spijtig dat jij er niet bij kan zijn, als ze eindelijk door haar dood, van haar leiden verlost wordt.’ ‘Erine noemde je een monster, maar je bent nog veel erger dan dat. Jij bent een duivelin.’ ‘Je moest eens weten hoe zeer je gelijk hebt, Sorane. Je zou in de grond kruipen van angst.’ Sorane kijkt de blondine in de ogen en zegt sissend: ‘Verwijder die halsband, Jakira. En bewijs dat je ook maar een klein beetje moed in je lichaam hebt.’ Even gaat er een schok doorheen de blondine, maar dan grijnst ze. ‘Haha.. Je wil mij woedend maken. Denk je werkelijk dat je niet zult praten, lief schatje. Je zal zelfs zingen, als de Droak je behandelt. Al heb je misschien gelijk. Voor Torn ben ik maar een nietige kloon. En toch zou hij beven als hij wist wie ik werkelijk was.’ ‘En wie ben je dan werkelijk?’ ‘Dat zou je graag weten, hé Sorane. Maar voorlopig moet ik mij van dit kloon lichaam bedienen. Maar over korte tijd zullen mijn oude dienaren mij terug dienen en dan kan ik met hun hulp mijn oude lichaam weer opbouwen,’ zegt de blondine grijnzend. Sorane ziet het niet, maar staart nadenkend naar de vloer. Jakira kijkt met een vreemde blik op haar neer en zegt: ‘Heb je me wel gehoord?’ Maar nog steeds zegt Sorane niets. Jakira trekt dan maar haar schouders op. Niet beseffend dat ze wel even wou schrikken als ze zou weten dat Sorane door de krachten van Megan ook een anti is. Die antikrachten dringen de hoofdband binnen en op hetzelfde moment is die uitgeschakeld. Jakira die hier niets van gemerkt heeft, knikt even naar haar volgelingen. Deze brengen de voorgeschreven groet uit en verwijdert zich. Telepathisch zoekt Sorane intussen naar Deno en schrikt als ze uit zijn gedachten opmaakt, dat Jakira de waarheid gesproken heeft. Erine Rand is zwaargewond naar het ziekenhuis gebracht is. En hij heeft gemerkt dat de agente een groeiend aantal vreemde blauwe vlekken op haar lichaam had. ‘Ik moet naar haar toe en zo snel mogelijk,’ denkt ze en kijkt Jakira recht in de ogen. ‘Maak me los en we...’ ‘Nee, Sorane zo gek ben ik niet meer. Je krijgt geen enkele kans. Zodra Torn terug is, nemen we je onderhanden. Bereid je maar voor, want ik vrees dat je het hard te verduren gaat krijgen.’ ‘Ach zo. Jullie willen dus iets van mij. Mag ik weten wat?’ ‘Dat zal Torn wel meedelen. Ik mag niets zeggen.’ ‘Jij mag niets zeggen. Dat snap ik niet. Jij bent naar je eigen zeggen de machtigste in dit deel van het heelal. Waarom neem je dan van die Droak bevelen aan? Hoe kan Torn bevelen geven aan diegene die de bevelen zou moeten geven?’ vraagt Sorane, terwijl ze merkt hoe hard haar woorden Jakira treffen. De blondine heeft haar handen tot vuisten gebald. Plots draait ze zich om een loopt zonder iets te zeggen weg. Sorane kijkt om zich heen en merkt de detectors op, die overal in het gebouw aanwezig zijn. Langzaam laat ze zich op haar knieën zakken en blijft met haar rug leunend tegen de paal zitten. Zonder de detectors dit kunnen detecteren, concentreert ze zich en honderden kilometers daarvandaan vormt ze een kloonlichaam. De elf soldaten, die vroeger in dienst stonden van Jakira, kijken verschrikt toe hoe Sorane’s lichaam uit de grond lijkt op te rijzen. Plots kijkt Sorane hen aan. ‘Ik heb jullie hulp nodig, vrienden,’ horen ze haar zeggen. Lo-arna loopt op Sorane toe. ‘U hebt onze hulp nodig, Sorane.’ ‘Ja, ik bevind mij op dit moment in handen van jullie vroegere meesteres. De valse Jakira is echter een ondergeschikte van Torn, de Droak. Jullie zijn de enigen, die voldoende getraind zijn om het tegen hen op te nemen.’ ‘U staat hier toch voor ons. Hoe kan dan...’ ‘Ik spreek tot jullie door middel van een kloonlichaam, Lo-arna. De tijd dringt. Kan ik jullie hulp rekenen?’ Lo-arna kijkt even om naar de anderen, die knikken. Dan richt de vrouw zich opnieuw tot Sorane: ‘Vier van ons zijn van plan om ons bij u aan te sluiten, de anderen willen liever een andere weg inslaan. Maar eerst willen we die Jakira samen ten val brengen. Daarna gaan beide groepen hun eigen weg.’ ‘In orde, Lo-arna. Maar trek die lelijke zwarte kledij uit. Ik heb de Hypsoon van jullie allen volledig geactiveerd.’ ‘Onze uniformen uittrekken. We zouden niet liever willen, maar dan...’ ‘Doe het, vrienden. De Hypsoons zorgen wel voor nieuwe kleren.’ ‘Onze hyps… Hoe dan?’ ‘Dat kom je zo dadelijk te weten, Serin.’ Even kijkt Serin naar Lo-arna, maar die trekt juist haar bloeze uit. Dus trekt ze maar haar schouders op en begint haar uniformjas los te maken. ‘Niet al te verlegen, zo te zien.’ ‘Dat is juist, Sorane. We hebben elkaar aan boord van de Volkor schepen al vele malen naakt gezien, telkens we van een missie terugkeerden.’ Terwijl ze Sorane aankijken neemt Lo-arna als eerst een Hypsoon van de grond en even later staan ze naar elkaar te kijken in hun nieuwe ijsblauwe uniform. Allen hebben ze plots een nieuw energiezwaard aan hun zijde. ‘Hoe is dat mogelijk?’ vraagt een van hen. ‘De Hypsoons maken deel uit van een zeer oude techniek, Aron. Zij hebben vele mogelijkheden, waaronder jullie kledij en wapens vormen.’ ‘De naaste medewerkers van de meesters hebben er ook zo een, Sorane. Ze noemen dat een Yomon.’ ‘Misschien, Lo-arna. Maar deze zijn toch verschillend. Schrik maar niet te fel,’ glimlacht de Sorane kloon. Op hetzelfde moment zijn ze de elf soldaten even in een lichtgroen energieveld gehuld, dat een paar seconden later verdwijnt. Het groepje kijkt verbaasd om zich heen ze zijn ergens anders. Maar ze stellen nog iets anders vast. ‘Niemand kan jullie waarnemen. Jullie zijn onzichtbaar, zowel voor het menselijk oog als voor de detectors. Zolang jullie niet tegen iets op botsen, weten ze niet dat jullie er zijn,’ horen ze allen de stem van hun Hypsoon zeggen. ‘Dat ding in onze nek kan nog praten ook,’ merkt Geon op. ‘Zeker kan ik praten, Geon,’ zegt een mooie blondine, die uit het niets omgebouwd wordt. ‘Een vrouw, Wie ben jij?’ ‘Zoals mijn gebieder, Sorane al zei, is mijn naam Anya. Ik ben de zichtbare gedaante van dat ding, zoals jullie mij noemen aan jullie hals.’ ‘Pas maar op dat die daar je niet zien, Anya,’ zegt Lo-arna. ‘Alleen een drager van een hypsoon kan mij in deze halografische gedaante waarnemen, Kapitein.’ ‘Gelukkig ben je maar een halografische gedaante.’ Even glimlacht Ayna. ‘Ooit leefde deze vrouw echt, vrienden. Sommigen vochten zelfs om haar hand. Maar dat is zeer lang geleden.’ ‘We kunnen ons beter concentreren op wat Sorane van ons verwacht.’ ‘Het is niet omdat jij haar wil dienen, Lo-arna, dat wij dat wensen.’ ‘Sorane heeft beloofd om ons te helpen om vrij te zijn. Ieder van ons zal dan vrij kunnen kiezen, wat hij of zij wil doen.’ ‘Dat beseffen we allen, maar ik en drie anderen willen zo snel mogelijk deze planeet verlaten.’ ‘Daar hebben jullie Sorane voor nodig, Kregon.’ De man knikt even. ‘Jij hebt nu de hoogste rang, omdat Loroso, door die Arjina, gedood werd, Lo-arna.’ ‘Ik heb zo goed als geen famillie meer, Kregon. En diegenen die er nog zijn, kennen me al lang niet meer.’ ‘Misschien heb je gelijk, Lo. Je was al meer dan driehonderd jaar een Volkor en ik maar een twintigtal jaar minder. En onze vrienden hier zijn er niet veel beter aan toe. Zelfs Grino is al twintig jaar van zijn famillie en volk gescheiden.’ ‘Dan lijkt het mij voor jullie ook het beste om jullie zoals ik bij Sorane aan te sluiten.' Even praat Kregon met enkele anderen en keert terug naar Lo-arna. Daar springt hij in houding en zegt: 'Je kan voorlopig op ons rekenen, Sergeant.’ ‘Laat dat Sergeant maar, Kregon. We zijn toch geen Volkors meer.’ ‘Gelukkig niet, Revon. Maar we zijn wel weer sterfelijk,’ zegt een vrouw, maar schrikt toch als zij iemand hoort giechelen. ‘Wie was dat? Hebben jullie dat gegiechel niet gehoord?’ ‘Je beeld je van alles in, Tricy.’ De man knikt en glimlacht: ‘We kunnen ons beter verspreiden, Lo-arna,’ zegt een andere gewezen Volkor. Lo-arna knikt en geeft een paar tekens met haar hand, die ze allen kennen. Dan verspreiden ze zich en zien verschillende van hun vroegere lotgenoten rondlopen. ‘Die zijn nog steeds onder invloed van die symbiont,’ zegt Zavon. Even blijft een van de, in het zwartgeklede, soldaten staan, alsof hij iets gemerkt heeft. Ze zien hem om zich kijken, maar plots gaat hij verder naar de anderen toe. Die staan op een rij voor Sorane. Maar op dat ogenblik komt Jakira, met enkele van haar volgelingen terug binnen. Ze lopen op Sorane toe. ‘Hier zijn we weer, Sorane. Bereid je voor op een harde tijd. Heer Torn kan elk ogenblik aankomen,’ spot de blondine. ‘Waarom dood je me niet dadelijk?’ ‘Dat zal je dadelijk wel duidelijk worden. Het is de wil van Torn.’ ‘Wat bedoel je?’ vraagt Sorane. Jakira antwoordt echter niet, maar geeft een teken aan haar aanhangers. Sorane kijkt die mannen en vrouwen even aan en scant hen. Ze stelt vast dat vier mannen en twee vrouwen uit vrije wil Jakira dienen. Zij zijn geen dragers van de zwarte symbiont. Zonder dat Jakira het merkt, zend ze een telepathisch bericht naar Lo-arna. Hierdoor zijn haar nieuwe vrienden op de hoogte van haar ontdekking. Op dat moment materialiseert Torn met vier lijfwachten. De Droak heeft de gebonden Sorane dadelijk opgemerkt. Tevreden loopt hij op Jakira toe. ‘Je stijgt weer een beetje in mijn aanzien, kloon. Je bent erin geslaagd om die huurmoordenares te grijpen. Maar ben je zeker dat ze in onze macht is.’ ‘Zeker, heer. Ze heeft een anti-esperband aan. Ze is ongevaarlijk zolang ze die band draagt,’ antwoordt Jakira, terwijl ze haar handen woedend tot vuisten balt. Torn kijkt Sorane aan en wendt hij zich tot Jakira: ‘Is die esperband wel nodig?’ ‘Domme vraag, Heer. Omdat ze een esper is.’ ‘Een esper. Hoe is dat mogelijk?’ denkt hij en kijkt de blondine even wrevelig in de ogen, maar zegt niets. Dan keert hij zich weer tot Sorane. ‘In orde, dan kunnen we beginnen met de ondervraging. Ik volg het spoor naar Delos. Sorane. Wat weet jij daarover en probeer me maar niets wijs te maken. Zelfs de kleinste details wil ik weten,’ zegt Torn. Zelfs Jakira schrikt van zijn vraag. De echte Jakira was van het bestaan van Delos op de hoogte, maar kende de weg niet. Als dat wel het geval was, dan zou zij het ook weten. Dan wendt hij zich tot Jakira. ‘Jakira, ik hoop dat je voorbereidingen getroffen hebt om haar te doen praten. Anders zal ik je eraan moeten herinneren wie hier de baas is.’ De blondine schrikt op en kijkt naar de Droak. Zelfs Sorane kan de minachting voor de kloon voelen, die in zijn woorden doorklinken. Maar Jakira glimlacht alleen maar en balt haar vuisten. ‘Alles is klaar, Droak,’ sist Jakira. Met een ruk kijkt Torn, Jakira aan, want iets in haar stem waarschuwde hem. Maar het is al te laat. Op hetzelfde moment wordt de Droak door een veld omgeven zodat hij niets meer kan doen. Hulpeloos en bevend van woede ziet hij zijn lijfwachten een voor een neerstorten. Dan kijkt hij Jakira met minachtende blik aan. ‘Wat wil je, kloon? Denk je dat dit ongestraft blijft. Als ik vrij kom, dan...’ ‘Jij komt hier nooit meer weg, Droak,’ roept Jakira uit en activeert haar energiezwaard. Bliksemsnel slaat ze toe en splijt de Droak in twee stukken. ‘Dat had je beter niet gedaan, Jakira. Samen waren jullie misschien sterk genoeg, maar jij alleen hebt geen enkele kans tegen mij.’ Jakira verstijft even, maar draait zich dan langzaam om. ‘Sorane, hoe...’ ‘Al heb je de krachten van de echte Jakira, kloon, Maar ook Megan maakt nu deel van mij uit,’ glimlacht Sorane. Jakira schrikt even en kijkt Sorane verward aan, maar plots herpakt ze zich. ‘Nee, Sorane. Je hebt gelijk, alleen tegen jou en je elf nieuwe vrienden heb ik geen kans. Je dacht toch niet dat ik hen niet opgemerkt had. Maar die kans komt nog wel. Jullie zitten in de val,’ zegt ze spottend. Op hetzelfde moment is Jakira, samen met haar zes vrijwillige dienaren verdwenen. Tegelijkertijd stormen meer dan honderd zwarte wachters naar binnen. De dienaars van Torn. Sorane’s Hypsoon meldt, dat de overbrengers door een stoorstraling niet gebruikt kunnen worden. Even weet Sorane niet wat te doen. Het was een fout om Lo-arna en de vroegere volkors naar hier te halen. Maar misschien was dat Jakira’s bedoeling. Nu zitten ze in de val, of ze moet hen aan hun lot overlaten. Ze kan nog altijd teleporteren. De elf soldaten zijn intussen zichtbaar geworden en stappen met geactiveerde wapens op haar toe. ‘Meesteres, breng uzelf in veiligheid,’ zegt Lo-arna. Sorane kijkt de vroegere volkor aan. ‘Mij uit de voeten maken, Lo-arna. Je merkt dadelijk dat je mij pas kent. Ik ben zoiets als jullie kapitein en een kapitein verlaat als laatste het schip,’ zegt Sorane lachend en activeert haar wapen. De elf kijken Sorane met een vreemde blik aan. Dit hadden ze nooit verwacht. Hun onsterfelijke meesters dachten altijd eerst aan hun eigen veiligheid. Hun soldaten dienden om te vechten, desnoods tot de dood. Maar Sorane lijkt anders, zij wil samen met hen de vijand trotseren. Sorane die hun gedachten observeert, glimlacht even. Dan richt ze haar blik op de drie Droaks die haar naderen. De zwarte wacht is intussen gegroeid tot meer dan vijftig. Zij nemen echter een afwachtende houding aan. ‘Jij hebt onze meester op een laffe wijze gedood, Sorane Cobanon. Bereidt u voor op een zware straf.’ ‘Ik heb jullie meester niet gedood, Idar. Ik dood alleen tijdens een eerlijk gevecht. Al vele Droaks zijn door mijn hand gedood,’ zegt de roodharige, terwijl haar telepathische krachten door de omgeving schieten op zoek naar de bron die de storing veroorzaakt. ‘Jij, Sorane. Een gewone huurmoordenares. Jij bezit de macht niet om een Droak zelfs maar te verwonden.’ ‘Misschien verras ik je wel, Her Idar.’ Even kijkt de Droak Sorane met ene vreemde blik aan en grijnst plots. ‘Dood hen allen,’ roept Idar bevelend. De zwarte wachters activeren hun energie wapen en storten zich op de medestrijders van Sorane. Die moeten dadelijk voor hun leven vechten. Een van de lijfwachten van Idar duikt met twee energiezwaarden gewapend op Sorane toe. Maar die weerstaat tot zijn verbazing zijn aanvallen en verwond hem zelfs tweemaal. Even kijkt hij naar zijn meester, maar die kijkt naar Sorane, die haar zwaard laat zakken. Verward kijkt hij haar aan. Van deze kans zou hij dadelijk gebruik maken om zijn tegenstander te doden. Maar Sorane lijkt alleen maar te wachten tot Riga haar weer aanvalt. ‘Ik dood niet om te doden, Idar. Alle leven is kostbaar. Als, Riga, je liefje mij aanvalt dan zal ik mij verdedigen.’ ‘Stop, deactiveer jullie wapens.’ Verbaasd voeren ook de zwarte wachters, die medestrijders van Sorane in het nauw gedreven hebben, door hun grotere aantal, die bevel uit en wijken achteruit. Op een teken van Sorane doen Lo-arna en de anderen hetzelfde. ‘Idar, jij bent nu de nieuwe leider van Torn’s gebied. Jij hebt de plicht om zijn moordenaar de straffen.’ ‘Dat zal ik doen, Sorane. Jij komt hier alleen als gevangene of dood buit...’ zegt Idar, maar schrikt als een gedaante uit het lichaam van Sorane lijkt te stappen. De blondine kijkt Idar, die schrikt recht in de ogen. ‘Jakira, jij bent… Wie is die andere dan?’ Een andere gedaante maakt langs de andere zijde van Sorane los van haar lichaam. ‘Een kloon, Droak,’ zegt deze roodharige. ‘Wie ben jij nu weer?’ ‘Ooit leefde ik als Megan en bevrijde mijn volk uit de handen van Locni.’ ‘Was jij die machtige, Hera?’ Maar de vrouw zegt niets meer. Zowel zij als de blonde Jakira vloeien weer samen met Sorane. ‘Droak. Ik ben of liever ik was vroeger Jakira en nog vroeger Megan, maar dat was vele duizenden jaren geleden. Toen Sorane stierf vloeiden haar en onze identiteiten samen en keerden weer in het dode lichaam van Sorane Cobanon. Zo kwamen wij hier samen met identiteit van Sorane in haar lichaam terecht en begonnen de wonden te genezen.’ ‘Zelfs als het waar is wat je zegt, dan verandert het niets aan het feit dat jij en je kleine groepje verraders, ten dode opgeschreven zijn. Vandaag worden mijn gevallen broeders eindelijk gewroken.’ ‘Aan jullie de keuze, Idar. Maar vergeet niet, dat als ik er toch in zou slagen om jullie te overwinnen. De kloon de macht over jou rijk in handen krijgt. En dan is nog maar de vraag of jij jouw gezellinnen, Riga en Grivane, dood aan je voeten wil zien liggen.’ Even kijkt de Droak naar zijn beide lijfwachten en schudt plots zijn hoofd. ‘Die roodkop maakt geen kans tegen ons beide, Her Idar.’ ‘Het spijt me, Grivane, maar je hebt ongelijk. Je mag niet vergeten dat de dood onherroepelijk is en ik voel dat je, samen met Riga naar het terugzien van jou en haar kinderen verlangd.’ De twee vrouwelijke Droaks kijken hun man aan. ‘Geef het bevel, Idar,’ zegt Riga. Sorane zucht op dat moment opgelucht, als ze het kleine toestel ontdekt, dat een vijftigtal meter rechts van haar zijn werk uitvoert. Ze hoort de Droak van ver zeggen. Tot de verbazing van beide Droak vrouwen, schudt Idar zijn hoofd en zegt: ‘Je hebt gelijk, Sorane. Dat risico kan ik niet nemen. Eerst die kloon en dan kom jij aan de beurt.’ ‘En denk jij dat ik hier ga wachten,’ zegt Sorane spottend, terwijl ze op hetzelfde moment het apparaat doet kortsluiten. ‘Nee, dat verwacht ik...’ ‘Lafaards. Zo te zien weigeren jullie elkaar af te slachten. Gelukkig had ik dit voorzien, beste, ten dode opgeschreven, vrienden. Nog tien seconden en dan BOEM!!!’ horen ze plots de stem van de Jakira kloon. Sorane reageert dadelijk en geeft een bevel aan de hypsoons van haar nieuwe medestrijders. Maar ook de elf gewezen Volkors hebben nog sneller gereageerd. Ze hebben paar andere vijanden met zwarte ogen bij hun hand gegrepen en dematerialiseren samen met hen. Sorane blijft alleen achter en concentreert zich. De drie Droaks zien zich plots, met enkele zwarte wachters die zich binnen de reikwijdte van het veld bevonden, gevangen in een energieveld, terwijl op hetzelfde moment heel het gebouw door verschillende ontploffingen vernietigd wordt. De zwarte wachters zijn dadelijk dood, maar als de branden langzaam uitdoven, blijken Sorane en de drie Droaks en enkele wachters nog steeds levend en wel te zijn. Sorane begint te wankelen. Ze kan het energiescherm om haar zelf en de Droaks niet in stand houden. Een van de Droaks richt zijn wapen op Sorane, maar Idar zegt: ‘Nee, laat haar. Sorane heeft ons leven gered, al heeft ze er haar eigen redenen voor. Ik beloon haar hiervoor met uitstel. We rekenen later wel met haar af.’
11. De zwarte weg
Een paar uur eerder hebben Dargo en Arjina het spoor van de valse Jakira gevonden en bijten zich erin vast. Als ze de gezochte naderen, merken ze de vreemde gedaanten niet op, die hen bespieden. In het midden van een grasvlakte zien ze Jakira plots staan. De blondine staat uitdagend naar hen te kijken. Arjina slikt even. Het is alsof ze hun ‘dode’ vriendin voor zich zien staan. ‘Is dat echt Jakira, Dargo?’ ‘Uiterlijk is ze Jakira, maar het is onze vriendin echter niet, Arjina. Onze vriendin is al vele jaren dood.’ Ze activeren hun energiezwaarden en lopen op hun hoede naar hun tegenstandster toe. Plots voelen ze echter een tinteling, als ze door een onzichtbaar veld lopen. Dan klinkt de spottende lach van Jakira in hun oren. ‘Nu heb ik jullie allebei in de val. En levend komen jullie hier niet meer uit,’ roept Jakira uit. Arjina en Dargo kijken elkaar even aan. Ze beseffen beiden dat ze te roekeloos geweest zijn. ‘Mag ik een beetje spelen, beste vrienden?’ vraagt Jakira spottend en geeft een teken met haar linkerarm. ‘Ik heb hier enkele volgelingen die nog moeten bewijzen dat zij het waart zijn om mij te mogen dienen.’ Dargo merkt als eerste de, in het zwartgeklede, volkors op, die om hen heen tussen de bomen uit komen. Allen zijn ze met energiezwaarden gewapend. ‘Doe jullie uiterste best en laat me genieten van het schouwspel. Let wel op, vrienden. Deze soldaten werden speciaal getraind om jullie gebroed uit te schakelen.’ Dargo, die de sterkste telepaat is van beiden, probeert snel contact op te nemen met hun vrienden. Maar door het antiparaveld, waar ze doorheen liepen, lukt het niet. ‘Nutteloos, vriendje. Niemand kan jullie meer helpen,’ spot de blondine, die de poging van Dargo waarnam. Dan worden ze door zwaardvechters aangevallen. Dargo en Arjina moeten al hun kunnen boven halen om de aanvallers te weerstaan. Rug aan rug, verdedigen ze zich. Toch heeft Jakira zich misrekend. Arjina duikt plots onder enkele aanvallers door, die volledig verrast worden. Als ze zich omdraaien, kent de roodharige geen genade meer. Ze breekt compleet doorheen hun verdediging. Drie van hen moeten het met de dood bekopen, terwijl Arjina nu moet wijken onder de slagen van de overblijvenden. Dargo heeft intussen ook van de aarzeling gebruik gemaakt en heeft zich uit de kring kunnen bevrijden. Een van zijn belagers ligt achter hem dood in het gras. De overblijvenden verspreiden zich en vallen in paren hun prooi aan. Zo wisselen ze elkaar af in een poging om de tegenstander uit te putten. Maar Dargo doorziet hun bedoeling en werpt plots enkele cruns op hen toe. Enkele reageren te laat en voelen de vlijmscherpe ruitachtige werptuigen in hun borst dringen. Zieltogend storten er vier neer. Drie anderen wijken gewond achteruit, terwijl hun resterende maten Dargo in groep aanvallen. De ‘jongeman’ moet bliksemsnel achteruitwijken en merkt op dat moment dat Arjina in het nauw gedreven wordt. Arjina is gevallen en probeert zo goed als ze kan de slagen van haar belagers te ontwijken. Ze is echter al verschillende malen geraakt en bloed uit verschillende kleine wonden. Jakira kijkt intussen glimlachend toe, maar als Arjina langzaam maar zeker rechtop geraakt, balt ze haar handen tot vuisten. Woedend kijkt ze toe, terwijl ze meer dan tien van haar volgelingen dood of gewond in het gras ziet liggen. Plots wordt Dargo in zijn dij geraakt en wankelt achteruit. Toch houdt hij zich staande en weerstaat de aanvallen van zijn vier overblijvende tegenstanders. Arjina heeft nog maar drie belagers voor zich en deze kan ze met moeite aan. Arjina schrikt als ze de kreet van Dargo hoort. Ze ziet hem op zijn knieën zitten met beide dijen zijn vol bloed. Maar toch merkt ze de vechtlust in zijn ogen. Even is ze haar concentratie kwijt en voelt een hevige pijn in haar linkerzijde. Ze beseft dat ze geraakt is en tast naar de wonde. Arjina kijkt een mannelijke en twee vrouwelijke tegenstanders aan. Ze grijnzen haar toe. ‘Jij en je vriend zijn goede vechters, Arjina. Maar zoals je weet komt voor iedere strijder ooit het einde. De ene al vroeger of later dan de andere.’ Arjina laat haar wapen zakken, terwijl ze haar hand tegen de wonde drukt. Zonder dat ze het merken, probeert ze haar wonde te genezen. Hoewel het bloeden stopt, lukt het haar toch niet helemaal. ‘Arjina, hebben jullie genoeg gehad? Of wil je mij nog een tijdje amuseren, door als een gewonde worm door het gras te kruipen,’ spot Jakira. Arjina kijkt om naar Jakira. En roept: ‘Jij laat je dienaren je vuile werk opknappen, kloon. Je bent te laf om het zelf tegen mij of Dargo op te nemen,’ roept Arjina, Jakira toe. ‘Te laf. Denk je dat? Ik kan je met een gedachte verpulveren, maar ik gun mijn tegenstanders een eerlijk gevecht.’ ‘Een eerlijk gevecht, laat me niet lachen. Ik sta verstomd dat je dienaren een laffe heerseres willen dienen.’ ‘We moeten, Arjina. Ze bezit de status van onze vroegere meester. Door haar beheerst de symbiont ons lichaam,’ hoort ze een van de vrouwen achter haar zeggen. Arjina kijkt moeizaam om en antwoordt. ‘Jullie meester diende de verkeerde zijde. Maar hij was tenminste geen lafaard. Hij stierf als een krijger door de hand van een huurmoordenares. Jullie nieuwe meesteres is maar een flauwe kloon van onze vriendin. Ze moet haar macht nog bewijzen, als ze al macht heeft.’ Dan kijkt ze terug naar Jakira en merkt dat die haar handen tot vuisten gebald heeft ‘Jij wilt mijn macht voelen, Arjina. Misschien heb je gelijk. Dit lichaam mag dan een kloon zijn, maar ooit was ik een machtige waar velen voor beefden.’ ‘Beefden, kloon. Voor jou heeft nooit iemand gebeefd.’ ‘Zwijg, Arjina. Jullie hebben genoeg van mijn tijd verspilt. Maar ik heb genoeg van jullie nederlaag genoten,’ roept Jakira uit en concentreert zich. Maar dan voelt ze plots een vreemde uitstraling in haar buurt. Verrast kijkt ze om zich heen, maar ziet niets verdachts. Tot ze plots naar haar volgelingen kijkt. De zwarte symbiont, die hen beheerst, wijkt uit hun lichaam. Haar volgelingen deactiveren hun energiezwaarden en kijken haar vol woede aan. Een van de zwarte symbiont, die nu vloeibaar door het gras, in haar richting schuift, trilt van de pijn, die ze tot diep in haar lichaam voelt. Maar plots voelt ze dat de zwarte symbiont veranderend. Ook de kleur van de ogen van haar dienaars wordt steeds meer lichter grijs, tot het helemaal wit is. ‘Dat kan toch niet,’ fluistert ze. Ze beseft echter dat deze vreemde kracht hen bevrijd heeft van de overheersing van de zwarte Symbiont. Hoe dat mogelijk is, is haar een raadsel. Maar dan merkt ze iets ontstellends op. Haar elf ondergeschikten, die nog leven, staren haar met vreemde blikken van woede en haat aan, gemengd met het besef van hun verschrikkelijke daden. Vier van hen richten hun wapen op zichzelf. Ook Arjina en Dargo zien het gebeuren en kijken verbaasd toe. Plots ziet ze de witte brij weer in elf delen veranderen en elk deel vloeit naar hun vroegere volkor toe. De elf worden rustiger van zodra ze de kalmerende impulsen van hun symbiont waarnemen. Jakira beeft van woede, maar ze weet niet wat er gebeurd is. ‘Dood hen,’ roept ze uit. ‘Wij dienen u niet meer, kloon. Wij zijn terug vrij. Ook diegene die wij beheersen zijn, zijn vrij,’ zeggen ze allen gelijktijdig alsof ze een persoon zijn. Ze staat er alleen voor. Maar ze is niet voor niets het machtigste wezen in dit deel van het heelal. ‘Ooo, wat zullen die twee en haar volgelingen boeten. Ze wilden haar macht zien. Geen probleem. Ik zal mijn macht tonen, voor ik hen verpulver,’ denkt ze. Arjina en Dargo die de vreemde straling plots voelden wijken, krijgen langzaam hun krachten terug. Arjina is de eerste die op Jakira toeloopt. ‘Nu gaat het tussen ons beiden,’ glimlacht ze. Jakira kijkt de roodharige met bliksemende ogen aan en haalt uit met haar hand. Een vuurbal schiet op Arjina toe, maar deze kan hem ontwijken. Toch voelt ze dadelijk dat ze nog niet helemaal hersteld is. Voor volgende vuurbal kan Arjina maar op het nippertje opzij springen, maar de derde raakt haar rechterbeen. Ze krimpt in elkaar van de pijn, terwijl ze op de grond valt. Als Jakira op haar toe stapt. ‘Jij wilde mijn macht voelen, Arjina. Bereid je maar voor om voldoende weerstand te bieden, anders kan ik er niet van genieten.’ ‘Ben je mij vergeten, kloon?’ Kalm draait de blonde vrouw zich om en kijkt Dargo aan, die licht wankelend voor haar staat. ‘Haha. Heb je nog niet genoeg? Zelfs samen zijn jullie nog niet sterk genoeg om mij te verslaan. Jullie en je maten zijn ten dode gedoemd. Ik zal mijn vroegere meester wreken. Jullie bloed zal ik aan hem schenken, om hem te eren. En dan word ik zijn gelijke.’ ‘Dat wil ik eerst nog zien, Jakira. Of heb je een andere naam, kloon,’ sist Dargo. ‘Nee, van af nu ben ik de enige echte Jakira en jullie overleven deze dag niet,’ lacht Jakira en concentreert zich even. Dargo krimpt ineen van de pijn, maar valt haar plots aan met al zijn krachten, maar dadelijk beseft hij dat zijn kracht niet voldoende is. Half bewusteloos zakt hij neer in het gras. ‘Jij komt straks aan de beurt, eerst je vriendin en medestrijdster. Als zij sterft, zal je misschien beseffen hoe nutteloos jullie strijd is,’ zegt Jakira, terwijl ze zich lachend tot Arjina wendt, die met haar energiezwaard stevig in de hand op haar toekomt. Jakira activeert grijzend haar energiezwaard en wacht de aanval van Arjina af. Arjina beseft dat ze geen van beiden tegen deze kloon van hun ‘dode’ vriendin op kunnen. Toch geeft ze de strijd niet op. Tweemaal wordt ze zwaar geraakt en moet dan onder een regen van slagen steeds meer wijken. ‘Genoeg gespeeld, Arjina. Nu wordt het tijd om af te rekenen,’ grijnst Jakira, terwijl ze twee stralen van Arjina’s wapen wegslaat. Met drie slagen brengt ze Arjina uit haar balans en slaat bliksemsnel toe. Ontstelt staart Arjina naar haar rechterarm, die met haar geactiveerde energiezwaard in haar hand op de grond valt. Dan kijkt ze naar ‘Jakira’. Maar deze duwt snel de punt van haar energiezwaard tegen de borst van de roodharige. ‘Zeg je gebedje op, meid. Snel, je hebt juist drie seconden.’ ‘Kloontje. Ik zou mijn vroegere vriendin nog maar even in leven laten, anders geef ik je zelfs de kans niet op een eerlijk gevecht,’ horen ze plots een stem. Jakira draait zich langzaam om en kijkt naar de onbekende vrouw die ligt wankelt, als gevolg van haar teleportatiesprong door het scherm. ‘Wie ben jij nu weer? Haha, nu herken ik je… Sorane Nador, de huurmoordenares of haar dubbel. Hoe ben jij door het scherm geraakt?’ ‘Ik ben geen dubbelgangster, kloon.’ ‘Dan zou jij dood en begraven moeten zijn. Heeft mijn dienaar je dan toch gemist?’ ‘Toch niet, kloon. Aqunok miste niet. Maar de goden wilden mij niet, blonde.’ ‘Als een geestelijk wezen kan je niet veel doen, Sorane Nador.’ ‘Sorane Nador is niet meer, kloon. Ik ben nu Sorane Cobanon.’ ‘Dus hadden ze op het nieuws gelijk. Dus toch een dubbel samen of lieg je soms.’ ‘Ik heb het al gezegd, jij die op mijn vroegere indentiteit als Jakira lijkt. Er is nooit een dubbelgangster geweest.’ Even lijkt Jakira te schrikken, maar dan lacht ze even. ‘En toch ben je hier alsof je nog in leven bent. Hé, wat zeg je? Vroegere indentiteit? Wat bedoel je nu weer.’ ‘Twee schoten maakten een eind aan mijn leven, maar dat was mijn bestemming. Toen ik in de witte sfeer Megan en Jakira ontmoette, werden wij een waardoor ik herinnerde wie ooit geweest ben,’ antwoordt Sorane. ‘Megan en Jakira. Haha... Die zijn al lang geled…,’ zegt Jakira grijnzend, maar dan drinkt de betekenis van wat de roodharige juist zei tot haar door. Plots staart ze de roodharige verschrikt aan. ‘Verdomme…Drie delen van de negen…Jin…. Nee, dat mag niet gebeuren.’ ‘Tot de dood, kloon,’ hoort ze Sorane zeggen, terwijl die haar energiezwaard activeert. De blondine kijkt haar even nadenkend aan en fluistert: ‘Maakt Megan werkelijk een deel van jou uit?? Dat is onmogelijk.’ ‘Goed geraden. Ooit was ik de machtige Megan en ook diegene die ooit aan de zijde van Arjina en Dargo als Jakira gestreden heeft, kloon. Je hebt zelfs geen eigen lichaam kunnen vormen; Dus zo machtig ben je niet. Verdedig je.’ Het gevecht barst in alle hevigheid los. Sissend botsen de zwaarden tegen elkaar en zoemen door de lucht. Geen van beiden raakt door de verdediging van haar tegenstandster. Alleen heeft Sorane het moeilijk om tegen haar eigen evenbeeld te vechten, ook al is het een kloon. ‘Ze is niet slecht, die Sorane Cobanon. Waar zou ze zo hebben leren vechten?’ merkt Dargo op, terwijl hij toekijkt hoe de roodharige de aanvallen van de blondine opvangt. ‘Ze zei iets van Megan en Jakira. Wat bedoelde ze daarmee?’ ‘Dat zullen we haar moeten vragen, als ze dat gevecht kan overleven, Arjina.’ Intussen geneest hij zijn wonden. Ook Arjina concentreert zich hard en langzaam groeit haar arm opnieuw aan. Plots zien ze een steen tussen het gras omhoog zweven en recht op Sorane toeschieten. Arjina wil net een waarschuwing roepen, als ze Sorane opzij ziet duiken. Jakira is even verrast, maar toch kan ze, zij het op het nippertje, zichzelf half onstoffelijk maken. De steen schiet door haar heen, maar Sorane gunt haar geen tijd en valt met een regen van slagen aan. Jakira moet deze maal wijken. Steeds verder naar de bosrand toe. Beiden raken elkaar soms, waardoor ze lichte wonden hebben. Jakira werpt plots een energiebal op Sorane toe. De roodharige vangt hem echter op en laat hem met een grote boog op Jakira toe schieten. De blondine heeft het tijdig gemerkt en nog voor ze opzij springt, schieten twee energiegolven op Sorane toe. Terwijl Jakira de bol met gemak kan ontwijken, duikt Sorane ook opzij, waardoor de energiegolf haar mist, maar de andere raakt haar lichtjes. Wankelend probeert ze haar evenwicht te behouden. Jakira ziet echter haar kans en stort zich op Sorane. Die wordt in het nauw gedreven door de zware slagen, die ze maar op nippertje kan opvangen met haar energiezwaard. Jakira zet nu alles op alles, nu ze merkt de Sorane zo verzwakt is. ‘Je was misschien ooit een machtige, Sorane. Maar nu ben je mijn mindere. Zweer mij trouw en je zal voor eeuwig leven.’ ‘Een kloon trouw zweren. Heb je nog wensen voor ik je in stukken hak?’ Jakira grijnst. ‘Doe het, Sorane. Maar ik vrees dat jij een paar stukken gaat verliezen voor ik je dood.’ Tussen beiden barst opnieuw een hevig gevecht los, maar al snel beseft Sorane dat ze te zwak is. Deze kloon bezit haar oude vaardigheden. Dan haalt de blondine hard uit. Sorane probeert de slag nog op te vangen, maar het energiezwaard wordt uit haar hand geslagen. De cilinder schakelt zichzelf uit en rolt door het gras weg en verdwijnt. ‘Vaarwel, Sorane,’ roept Jakira spottend uit. Vlak na haar uitroep, merkt ze de reactie van Sorane op en probeert nog opzij te springen, maar het is te laat. Twee energiebollen schieten vlak na elkaar uit de rechterhand van Sorane. De eerste raakt haar vol, terwijl de tweede haar schouder raakt. Jakira wordt achteruitgeworpen en beland kreunend op haar rug. Haar wapen rolt uit haar hand, terwijl een nieuwe cilinder in de hand van de roodharige gevormd wordt. Als Sorane op haar tegenstandster wil toestappen, doet een hevige aardbeving de grond daveren. Sorane valt en rolt naar een opengebarsten spleet toe. Arjina en Dargo zien haar erin verdwijnen. Ook de kloon kijkt verschrikt toe, terwijl ze zich met moeite rechtop gaat zitten. Ook zij lag bijna in de diepte. Even is naast de blondine een vreemde gedaante zichtbaar. ‘Een Droak,’ fluistert Arjina. ‘Die is er geweest. Nu jullie,’ zegt de Droak lachend, terwijl Jakira wankelend rechtstaat. Dan raast de Droak op Dargo toe. Die is al fel verzwakt door het gevecht tegen de Volkors en de kloon, maar toch houdt hij tot de verbazing van de Droak, stand. Hij brengt hem zelfs een verwonding toe. Maar dan is de Droak iets te snel en doorboort de borst van Dargo. Verschrikt en ontsteld ziet Arjina hem in elkaar zakken. Ze loopt op hem toe en knielt naast hem met tranen in de ogen, want haar vriend die vele jaren ouder dan zijzelf is dood. ‘Hallo Arjina. Je verlangt ernaar om weer bij hem te zijn, zie ik.’ Arjina krijgt het ijzig koud, als ze langzaam rechtstaat. Eerst kijkt ze naar de Droak en dan naar Jakira, die dichterbij komt. Met haar genezen rechterarm wijst ze naar haar energiezwaard, dat dadelijk op haar toeschiet. ‘Een nieuwe arm, Arjina. Wauw, daar moet ik dadelijk iets aan doen.’ Arjina fluistert: ‘Ik zal je doden, kloon.’ De roodharige vrouw zet al haar mogelijkheden in en Jakira ondervindt dat ze nog steeds een geducht tegenstander is. Maar plots is Arjina niet snel genoeg. Het zwaard van Jakira gaat door haar linker onderarm, waar door ze haar hand en pols verliest. Even verstart ze, maar dat is voor de blondine voldoende. Bliksemsel slaat ze toe. Ook Arjina’s genezen rechterarm, rolt weer in het gras. Arjina staart verschrikt naar Jakira, terwijl ze beseft, dat haar lange leven ten eind loopt. Maar Jakira blijft haar gewoon spottend aankijken en zegt met een dreiging in haar stem. ‘Zweer mij trouw, Arjina. En ik spaar je leven.’ ‘Dat is iets dat nooit zal gebeuren, kloontje,’ roept Arjina uit en concentreert zich diep. Haar linkerhand, groeit opnieuw aan, terwijl haar rechterarm vorm begint te krijgen. Dan reikt ze naar haar energiezwaard dat in het gras ligt. Als het naar haar toeschiet, reageert Jakira nog steeds niet. ‘Jij waagt om mij telkens weer, kloon te noemen, Arjina. Zeg niet dat ik je geen kans gegeven heb.’ Dan stapt Jakira op haar slachtoffer toe. Arjina doet alle moeite om haar wapen te heffen, maar ze krijgt het niet omhoog. Jakira houdt haar telekinetisch in een harde greep vast. Even blijft kloon haar grijnzend aankijken. ‘Doe Dargo de groeten,’ hoort ze de blondine zeggen. Arjina concentreert zich hard, maar het mag niet baten. De blondine is te sterk. Met een snelle beweging slaat Jakira toe, terwijl ze Arjina loslaat. Arjiana probeert nog snel achteruit te springen, maar ze reageert niet snel genoeg. Haar hoofd rolt door het zachte gras, terwijl haar lichaam in elkaar zakt. Even kijkt ze naar het hoofd van Arjina en richt zich dan tot de Droak en merkt dadelijk zijn afwijzende blik op. Ze voelt haar woede stijgen, maar haar tijd is nog niet gekomen. Dan kijkt ze naar de Volkors. ‘Nu komen jullie aan de beurt, verraders.’ ‘We zullen ons leven duur verkopen, Hera.’ ‘Denken jullie dat ik jullie de dood van een krijger gun. Nee, dat nooit. Alleen trouwe krijgers genieten van die eer. Jullie zullen van pijn voor mij voor mij kruipen en om genade smeken…,’ bromt Jakira, maar dan merkt ze telepatisch de gedachten van Sorane op die achter Droak uit de barst in de grond omhoog zweeft. ‘Pas op, Her,’ roept ze. Maar de Droak glimlacht alleen maar als hij een overbrengersveld activeert voor hem en de blondine. ‘Die grijnst echter en zegt: ‘Dit behoort tot mijn plan, kloonvrouw. Kom…’ Voor Sorane iets kan doen zijn beiden verdwenen. Sorane blijft alleen staan en kijkt naar haar vrienden. ‘Laat hen maar.’ Twee vrouwen lopen naar Dargo toe. Maar ze zien dadelijk dat hij dood is. ‘Deze man is dood, Hera.’ Sorane slikt even, want als ze het lichaam van Arjina ziet liggen, beseft ze dat haar plannetje gelukt is. De elf kijken haar verbaasd aan, want de tranen rollen over de wangen van de roodharige naar beneden, maar toch glimlacht ze heel even. ‘Vaarwel, kloonvrienden,’ horen ze haar fluisteren. Op dat moment materialiseert een andere roodharige. ‘Blijf van hen af, vervloekte moordenaars,’ roept die uit, terwijl ze haar wapen activeert. De twee Volkor vrouwen, richten zich op en wijken achteruit. ‘Verdomme, huurmoordenares. Hoort dat uitschot bij jou?’ ‘Nee, Tena. Wij hebben geen van allen met deze doden te maken. De kloon van onze vriendin Jakira dode beiden.’ ‘De kloon van….. Ik zie geen kloon, Sorane Nador.’ ‘Hoe je geslaagd bent hen te doden weet ik niet, moordenares. Maar ik zal hun dood bestraffen.’ ‘Ik heb hen niet gedood, Tena. De evenbeelden van die klonen waren zoals jij mijn vrienden in een ver verleden.’ ‘Evenbeelden zeg jij. Je bent niet meer dan, een laffe moordenares en vrienden. Laat me niet lachen, dat zijn we nooit geweest. Verdedig je of ik…’ ‘Sorane spreekt de waarheid, Hera Tena.’ ‘Je medeplichtigen liegen, Sorane. Verschillende van die daar liggen dood in het gras. Dat zegt genoeg. Zo te zien heb je volkors gebruikt om mijn twee dierbare vrienden af te matten en dan heb je gewoon afgemaakt.’ Van woede stormt Tena met geactiveerd energiewaard op Sorane af. Sorane wil echter geen gevecht met haar, dus geeft ze een snel beveel aan haar hypsoon en zoveel zij als de bevrijde Volkors lossen in het niets op.’ Trillend van woede laat Tena haar energiezwaard zakken en schakelt het uit. Dan knielt ze met tranen in de ogen naast Dargo, die meer dan tienduizend jaar haar medestrijder was, en sluit zijn ogen. Dan richt ze zich op en wankelt naar Arjina, de dochter van Quana, die ooit een van haar beste vriendinnen was. Naast het hoofd van Arjina, valt ze op haar knieën. Het is te veel voor haar. Ze kent hen al duizenden jaren en nu liggen ze hier dood zoals ieder ander levend wezen op de grond. ‘Ik zal jullie wreken, vrienden. Sorane en haar moordenaars zullen door mijn hand sterven, al is het mijn laatste daad in mijn lange leven,’ fluistert ze, terwijl de haat zijn invloed diep in haar binnenste vergroot. Tena beseft echter niet dat ze langzaam, maar zeker naar de zwarte weg afdrijft. Even kijkt ze om zich heen en merkt in de verte de bergen op. ‘Anya, ik heb je hulp nodig,’ fluistert ze. Naast haar wordt Anya, het uiterlijk van haar Hypsoon, opgebouwd. ‘Ik weet niet of ik je nog als medestrijder kan aanvaarden, Tena. Je haat stijgt.’ ‘Ik wil alleen mijn twee vrienden een voorlopige rustplaats geven.’ Een paar seconden zegt Anya niets. ‘Twee kilometer van hier aan de rand van de rotsen is een ruimte onder grond.’ ‘Wil je ons daarnaartoe overbrengen, Anya.’ Dadelijk worden de lichamen van Dargo en Arjina in een groen veld gehuld en dematerialiseren. Iets later volgt Tena. In de onderaardse grot staart ze naar haar beide dode vrienden. Ze neemt het hoofd van Arjina aarzelend in haar handen en legt het boven haar lichaam, waar het zou moeten liggen. ‘De moordenares en haar dienaren zal ik opsporen en doden, vrienden. Dat zweer ik,’ fluistert ze. Als ze zich omdraait merkt ze niet dat de lichamen van Dargo en Arjina tot stof vervallen. Buiten voor de grot blijft ze staan en hoort plots een stem zeggen: ‘Het spijt me, Tena. Ik heb je lang gediend, maar ik vrees dat die tijd voorbij is. Wie de zwarte weg betreedt, kan mijn meesters niet meer zijn.’ Tena schrikt op en beseft dat haar kleren langzaam verdwijnen. ‘Anya, nee. Dat kan je niet doen.’ Maar Anya antwoordt niet meer. Tena hoort iets zacht op de vloer van de grot vallen en merkt het pentagon op, dat ooit het hare was. ‘Anya, alstublieft ik heb je nodig,’ fluistert ze. ‘Jij wil je vrienden wreken, Tena. Maar diezelfde vrienden zouden zich nu van je afkeren. Zij bleven tot het einde de witte weg volgan, maar jij niet meer. Want wraak behoort tot de zwarte weg, die jullie allen bestreden in een ver verleden.’ Tena kijkt naar het pentagon en bukt zich. Aarzelend neemt ze het pentagon op en beseft dat ze niets meer heeft. Geen kleren, geen geld, geen wapens en zelfs eigen innerlijk heeft ze verraden. En dat is volledig de schuld van Sorane en haar moordenaars. ‘Nee, Tena. Dat is hun schuld niet. U wil geen gerechtigheid meer, maar wraak. U bent de schuldige.’ ‘Als je me niet wil helpen, Anya. Zwijg dan maar,’ zegt ze met een stem die trilt van woede. Woedend stampt Tena met haar voet op de vloer. Dan kijkt ze even om zich heen. Maar ze bevindt zich in een afgesloten ruimte. Even concentreert ze zich en dematerialiseert. Want ze moet ergens kleding zien te vinden. Na een zestal sprongen materialiseert ze onopgemerkt in een pashokje van een kledingdzaak in de stad. Het hokje naast het hare is bezet, maar de vier anderen zijn leeg. Door de ogen van enkele mensen kijkt ze naar de kledij tot ze iets geschikts vindt. Een gedachte is genoeg om een slipje en en beha in de kleur die ze altijd al mooi vond, te apporteren. Met moeite kan ze de beha vastmaken, want het is zeer lang geleden dat ze er nog een echte aan had. Ze is gewoon dat die door Anya gevormd werd. Met het slipje heeft ze het makkelijker. ‘Nu nog een lange broek, een hemdje en een jasje,’ denkt ze. Een paar minuten later is ze weer verdwenen alsof ze er nooit geweest is. Alleen heeft ze een probleem, er stonden beveiligingscanners. Hierdoor werd haar aanwezigheid gedectecteerd en doorgestuurd naar de beveiligingsfirma, die de gegevens in beelden omzetten.
10. De familie van Jouna
Aenon kijkt haar verbaasd aan en steekt zijn hand uit. De roodharige grijpt ze vast en op hetzelfde moment zijn ze beide verdwenen. Nog voor de ouders van Jouna van hun verbazing bekomen zijn, is Sorane alweer terug. ‘Ik dacht er pas aan. Ik denk dat Jouna jullie ook zal willen weerzien,’ zegt ze. De man en de vrouw kijken haar verschrikt aan. ‘Wat was dat? Je verdween gewoon met…’ stamelt de man, maar dan wordt alles donker om hem heen. Als hij weer kan zien, dan staan ze in de villa van Sorane in het dorpje Mogwan. Aenon, die al in een zetel gaan zitten is, lacht: ‘Een overbrenger. Hoe kom jij aan zo een ding? Zoiets is zeer duur, Sorane.’ Als Sorane iets wil zeggen, gaat de Aenon verder: ‘Zeg maar niets. Je verdiend geld alsof het aan de bomen groeit. En zo te zien geniet je hier lekker van je misdaadgeld, Sorane.’ De roodharige antwoordt er niet op. Ze glimlacht alleen even. ‘Dit is jullie voorlopig onderkomen. Morgen zal ik aan het bestuur van het dorp vragen om jullie een nieuw verblijf ter beschikking te stellen.’ ‘Heb je de bestuursleden van het dorp ook al omgekocht, schatje?’ Kalm kijkt Sorane de jongeman aan. ‘Gelukkig voor jou ben ik in een goede bui, anders zou ik je een lesje leren, jongeman.’ ‘Een lesje. O, ik snap het al. Je wilt je gevechtskunsten eens vertonen. Dat is niet nodig, ik zwijg al.’ Sorane glimlacht. ‘Gelukkig gebruik jij je verstand. Een blauw oog staat je niet zo, denk ik.’ ‘Laat maar, Sorane. Maar ik zou graag weten waar je dat onzichtbaar overbrengersveld gekocht hebt, want een veld als dat is toch meestal groen of blauw gekleurd.’ ‘Een onzichtbaar overbrengersveld? Bestaat dat wel, Aenon. Maar waarom zou ik het uitleggen? Jij bent al vele jaren geïnteresseerd in paranormale verschijnselen, dus moet je ook vermoeden wat ik ben.’ ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je teleportatie kan toepassen.’ ‘Ik ben een esper, Aenon. Jouna ook, al moet zij nog veel oefenen. ‘Jouna, een esper. Wat bedoel je?’ vraagt Dane. ‘Leg jij, maar uit wat een esper is, Aenon. Ik heb andere dingen te doen.’ ‘Ik moet uitleggen...’ stamelt de jongeman, maar de roodharige stapt op Ven toe en neemt zijn beide handen in de hare. Verbaasd kijkt hij haar aan, als hij haar krachten naar hem voelt grijpen. Hij probeert zijn handen los te trekken, maar het lukt hem niet. Langzaam voelt hij zijn blik opklaren, terwijl Sorane’s krachten de alcohol in zijn bloed transformeert tot iets onschuldigs. Als ze zijn handen losmaakt, wordt hij bleek als hij nu pas ten volle beseft wat hij gedaan heeft. ‘V..er..geef m..e, lieveling. Ik was mezelf niet meer,’ zegt hij, terwijl hij naar Dane kijkt. Sorane doet een stap opzij en wendt zich tot de moeder van Jouna. ‘Dane, wil jij je man even opknappen, want hij zou zich schamen als zijn dochter hem zo zou zien. In de slaapkamer vind je wel kleren die je man zullen passen, denk ik.’ Even lijkt het alsof Ven haar en bitsig antwoordt wil geven, maar hij beseft dat die huurmoordenares gelijk heeft. ‘In deze toestand zal ik Jouna nooit kunnen overtuigen om zich van Sorane af te keren,’ denk hij. Hij ziet Sorane echter glimlachen, voor ze zich concentreert. Voor zijn ogen ziet hij haar verdwijnen. Ook Dane en Aenon staren naar de plaats waar ze stond. ‘Kom, schat. Die misdadigster, als ze er eentje is, heeft gelijk. We moeten je zo snel mogelijk weer toonbaar maken.’ ‘Als ik kon zou ik die roodkop een lesje leren, maar ik vrees dat ze de vechtkunst te goed beheerst.’ ‘Zet die gedachte maar uit je hoofd, Aenon. Denk eerder aan mijn dochter. Hoop maar dat ze je vergeeft. Want zo te zien hou je nog steeds van haar.’ Even kijkt de jongeman Dane aan en knikt nadenkend. Want hij wil koste wat kost Jouna uit de klauwen van die roodkop halen. Zelfs als zij hem niet kan vergeven. Dane en Ven stappen de badkamer binnen, waar Dane haar man helpt om zijn vuile kleren uit te trekken. Maar als ze nieuwe kleren gaat zoeken, vindt ze niets in de kasten. ‘Dat moet Sorane toch weten.’ ‘Dane, kom eens snel,’ hoort ze haar man roepen. Als ze de kamer weer instapt blijft ze verrast staan. Haar man staat daar gekleed in een kostuum dat pas gewassen lijkt. ‘Waar heb je dat vandaan, Ven?’ ‘Dat weet ik niet. Ik nam een van deze drie dingen van het tafeltje in mijn hand en ik had plots dit kostuum aan,’ zegt Ven. ‘Hoe kan???’ Maar kijkt nu goed, Dane,’ zegt Ven weer, terwijl hij het pentagon op het tafeltje neerlegt. Zodra hij het loslaat verdwijnen zijn kleren. Aarzelend neemt hij het weer op en weer heeft hij hetzelfde kostuum aan. Met een nadenkend blik kijkt Dane even naar de twee Pentagons die op de tafel liggen. ‘Ik ben Anya, uw dienares. De gebieder heeft mij voor jullie beiden en Aenon klaargelegd.’ Ven staart de mooie vrouw, die voor zijn ogen opgebouwd werd, verbaasd aan. Dan merkt ook nog dat Dane hem met een vreemde blik aankijkt. ‘Waar kom je vandaan?’ Anya zegt echter niets, ze wijst alleen op de twee Pentagons die nog op het tafeltje liggen. ‘Dat ben ik,’ hoort hij haar zeggen. ‘Dane, wil je een van die Pentagons daar opnemen? Anya zegt dat je haar dan ook zult zien.’ ‘Anya, wie is Anya?’ ‘Ze zegt dat je dat pas zult weten als je doet wat ze vraagt.’ Aarzelend kijkt Dane naar de twee Pentagons en met trillende hand neemt ze er eentje in haar hand. Op het hetzelfde moment ziet ze Anya staan. ‘Wie is??’ ‘Ze noemt zich Anya, Dane. Maar ze lijkt niet echt te bestaan.’ ‘Dat zal ik later wel uitleggen, Dane. Om kleding te vormen, moet je wel even je stoffelijke kleding verwijderen. Ik kan eerder welke stijl die je wenst vormen,’ hoort ze in haar gedachten zeggen. ‘Kan jij dat werkelijk? En dat is voor ons.’ ‘Dat is de wens van de gebieder, Ven. De derde is voor Aenon. Je moet mij achteraan in je hals plaatsen.’ ‘En onze dochter.’ ‘Zij draagt mij al een tijdje.’ ‘Wat?’ ‘Je kan zelfs met haar praten, als je het wil en je dochter toestemt, Dane.’ Dane drukt het als eerste aarzelend tegen haar hals en voelt dat het zich aanpast. ‘Wat is dat voor iets? Ik zie er zelfs niets meer van, Dane. Het lijkt wel alsof je het niet draagt. ‘Zeg, vrouwtje. Ik vraag me wel af, wat er gebeurt als dat ding uitvalt.’ Even kijkt Dane haar man verschrikt aan. ‘Wat je man vreest is niet mogelijk, Dane. Alleen als je mij zou verwijderen, dan sta je in een paar seconden in je blootje.’ ‘In ons blootje? Dat..’ ‘Dan kunnen we beter reservekleding in de buurt hebben, Anya. Want ik zou niet graag in het midden van de straat zonder kleding willen vallen.’ ‘Zoals ik zei, zolang u mij draagt hebt u niets anders nodig, Ven.’ Even kijkt de man Anya aan en ziet haar in het niets oplossen. ‘Kom, we gaan snel deze aan Aenon geven. Ik hoop dat bij hem geen mooie vrouw verschijnt,’ zegt Dane met een glimlach. ‘Ik ook, want als Sorane het juist heeft, dan kan hij er niet van afblijven.’ Dane schrikt van de woorden van haar man. ‘Je hebt gelijk, Ven. Maar als hij Jouna wil, zal hij wel moeten of ze vergeeft hem nooit.’ Als beiden de kamer verlaten, botsen ze bijna op Aenon, die komt kijken waar ze blijven. ‘We gingen juist naar beneden, Aenon. Maar ik moet je dit geven.’ Verbaasd kijkt de man naar het pentagon in de hand van Dane. ‘Ga binnen, jongeman en druk dat ding tegen de achterzijde van je hals,’ zegt Ven lachend. ‘Vergeet niet om je eerst uit te kleden, Aenon. Wij hebben dat ook even moeten doen.’ Aenon neemt het Pentagon aan en kijkt het echtpaar even na, als ze naar de lift toestappen. Dan stapt hij de kamer in en ziet de kleren van Ven en Dane op een stapeltje liggen. Nieuwsgierig kijkt hij naar het pentagon in zijn hand. Op hetzelfde moment wordt Anya gevormd. Verschrikt kijkt hij de mooie vrouw aan. ‘He, wie ben jij nu weer?’ ‘Ik word Anya genoemd, Aenon. Maar als ik je goede raad mag geven. Raak me nooit aan, als je van Jouna houdt en niet wil schrikken.’ Op dat moment verandert de gedaante in Jouna. Hij kan haar alleen maar aankijken. ‘Ben jij echt of beeld ik het mij in?’ vraagt hij. Tot zijn verbazing antwoordt die Jouna. ‘Je beeld je niets in. Ik vermoed dat Sorane jou ook een hypsoon gegeven heeft. Daardoor kan ik jou voor mij zien staan en jij mij, zodat we over grote afstanden tegen elkaar kunnen praten.’ ‘Dat Pentagon is dat het ding dat je hypsoon noemt, schat.’ ‘Schat, Aenon. Ik was dat ooit. Maar dat is voorgoed voorbij. Ik zal Anya verbieden dat jij nog met mij contact kunt opnemen. Ik wil je nooit meer zien,’ zegt Jouna. ‘Het spijt me, Aenon. Je hebt me te veel pijn gedaan,’ hoort hij haar nog zeggen, voor haar gedaante helemaal verdwenen is. Dadelijk na haar woorden, verandert de gedaante weer in Anya. ‘Ik wil haar terug voor me zien en met haar praten.’ ‘Dat kan ik niet meer. Jouna heeft je geblokkeerd, alleen als zij die opheft kan ik je met haar in contact brengen. Ik kan haar niet meer voor jou oproepen.’ Even stampt hij met zijn voet op de grond. ‘Als je me maar kon vergeven, lieve Jouna.’ Intussen is Sorane in de basis gematerialiseerd en bestudeert de vorderingen van haar volgelingen. Gayna heeft de lessen van Anya aandachtig gevolgd en haar espergaven al aardig onder de knie. Ook Serdon en Kaeka hebben zich van hun beste kant laten zien. Maar zij waren al getrainde vechters, alleen in dienst van misdadigers. Of zij zich allebei in Sorane’s omgeving kunnen waarmaken, weet Sorane echter niet. Alleen de ouders van Gayna, Teron en Eluna, al hebben ze hun uiterste best gedaan, zullen nooit echte strijders worden. Eluna blinkt echter uit in computerkunde en elektronica, terwijl Teron vermoedelijk binnenkort een navigatie expert kan zijn. Sterrenkaarten lijken hem te boeien, wat ook niet anders kan. Want hij houdt zich al van jonge leeftijd bezig met Astronomie en planeetkunde. ‘Wat zal hij staan kijken, als we binnenkort naar de Tiren gaan,’ denkt Sorane innerlijk lachend. ‘Sterrenkaarten, Sorane. Wat kunnen we daarmee doen? En wat is de Tiren?’ vraagt Gayna plots. ‘Veel vragen voor een jonge meid, Gayna. Maar dat is een verrassing voor later, als jullie allemaal klaar zijn voor het grote werk,’ glimlacht Sorane. Het meisje kijkt haar echter met een nieuwsgierige blik aan. ‘Nee, meisje. Vandaag kom je niets meer te weten. En niets aan je ouders of je vriendinnen zeggen, want dan is het geen verrassing meer.’ ‘Ik zal niets zeggen, Commandante,’ zegt Gayna met lichte spot. Sorane geeft haar een teken. ‘Kom, we gaan naar de eetzaal.’ De volgende dag staat Sorane vroeg op en bespreekt een paar dringende zaken Teron en enkele anderen. Rond negen uur staat Sorane op en neemt afscheid van haar vrienden. Even wuift ze met haar hand en dan is ze weer verdwenen. Vlak voor Aenon materialiseert ze. Van schrik doet hij een stap achteruit. ‘Ben je gek, Sorane? Ik had me dood kunnen schrikken.’ ‘Oeps, foutje. Je hebt gelijk. Jouna zou mij vermoedelijk nooit vergeven, als je door mijn schuld, onder haar mes komt te liggen.’ ‘Onder haar mes? Ik geloof zelfs niet dat ze je het kwalijk zal nemen, Sorane. Ze haat me en terecht, want ik had zelfs niet in een dronken bui met Mida in bed mogen duiken.’ ‘Ze haat je niet echt, Aenon. Ze geeft nog steeds om je, al wil ze dat, uit trots, niet toegeven. Maar ik kan mij er niet tussen mengen. Jullie beiden moeten dat oplossen.’ ‘Ergens voel ik dat je mij hoop wil geven, Sorane. Alleen daarom geef ik het nog niet op.’ ‘Je geeft het wel op, Aenon. Tenminste voor een tijdje. Jouna heeft al haar tijd nodig voor haar studies, want ik wil dat ze slaagt.’ ‘Ik moet dus gewoon verdwijnen.’ ‘Zoiets, Aenon. Ik heb een opdracht voor u, want Jouna wil bij mijn groep blijven. Als het moest goedkomen tussen jullie, dan zal ik jou ook moeten opnemen. Daarom zend ik je naar mijn kleine basis in de bergen. Daar kan je een opleiding kiezen, die je bevalt, maar doe wel je uiterste best.’ ‘Waar haal je het idee vandaan dat ik mij bij jou wil aansluiten, Sorane?’ ‘Jouna heeft toegestemd en haar weg zal haar ver hier vandaan brengen. Dus als je haar gezel wil worden, dan zal je moeten kiezen.’ ‘Tenzij ik haar van je afsnoep, Sorane.’ ‘Dat zal je veel moeite kosten, Aenon. Jouna leert elke dag vele dingen, die ze nergens anders kan leren. Over enkele maanden vergezelt ze mij naar Yharven.’ ‘Yharven? Wat is dat voor iets?’ ‘Een planeet diep in het Amazonegebied, Aenon.’ ‘Wat? Nee, dat mag je niet toelaten, Sorane. Dan zie ik haar nooit meer terug.’ ‘Waarom niet? We blijven daar niet voor eeuwig, jongeman.’ Even zegt Aenon niets meer, want zijn gedachten razen door elkaar. ‘Ga naar de basis, Aenon en laat je verrassen, want ik vermoed dat je nadien niet meer weg wil.’ ‘Niet meer weg willen, Sorane. Dat wil ik nog weleens zien. Maar goed ik ga wel. Wat moet ik doen?’ ‘Nog niets, jongeman. Ik zal Anya de nodige bevelen geven. En zodra alles klaar is, dan zie je mij pas weer als je voor de eerste proeven geslaagd bent.’ ‘Proeven?’ ‘Je kan het ook examen noemen, Aenon. Maar dat is voor later.’ ‘Als je maar weet, dat je van mij geen huurmoordenaar kan maken, dan ga ik.’ ‘Kom, we gaan Ven en Dane halen. Het wordt tijd dat we hun dochter eens gaan bezoeken,’ glimlacht Sorane. ‘Mag ik Jouna werkelijk zien?’ ‘Ik heb het je toch al gezegd, Aenon. Waarom zou je haar niet mogen zien? En je hebt door je hypsoon al een kort gesprekje met Jouna gehad.’ Aenon staart haar na als ze weer naar binnen gaat, dan volgt hij haar. Sorane glimlacht even, maar antwoordt er niet op. ‘Zijn jullie allen klaar, Dane?’ vraagt Sorane als ze de woonkamer binnenkomt. Dane kijkt haar niet onvriendelijk aan en knikt even. ‘Mijn man is even iets halen,’ zegt ze dan. Als ze Aenon opmerkt, vraagt ze: ‘Ga jij ook mee?’ Aenon knikt alleen, want de angst om wat er gaat gebeuren als hij voor Jouna zal staan, schrikt hem een beetje af. Dan komt Ven binnen met een klein pakje in zijn hand. ‘Dat is voor mijn dochter, Sorane. Want ik wil alles in het werk stellen om haar hier weg te halen. Een luxeleven zoals jij leidt, is niets voor haar.’ Sorane glimlacht even, want ze merkt dat Ven haar nog steeds niet gelooft. Een paar minuten later loopt het groepje van vier mensen door de straten. Dane en Ven merken al snel, tot hun verbazing, dat de mensen geen angst hebben van Sorane, maar ze groeten haar met eerbied en respect. ‘Niet zo verbaasd kijken, vrienden. Ik heb mijn geld nuttig besteed. Iedereen heeft een job en krijgt les op school. Vroeger was hier een dokter voor alle mensen. Nu is er zelfs een ziekenhuis en een onderzoekcentrum.’ ‘Wat wil je er dan voor terug?’ ‘Niets, Aenon. Als ik zou stoppen met mijn beroep, wilde ik mij hier terugtrekken. Maar ik wist niet dat het lot mij een andere bestemming zou geven. Ik kwam dood op de operatietafel van jullie dochter terecht. Je had haar gezicht moeten zien, toen ik mij weer oprichtte.’ ‘Is het dan toch waar? Ik begon al te twijfelen een de juistheid van de nieuwsberichten. Bijna op alle kanalen was het te zien dat ze je lichaam wegbrachten uit het gerechtsgebouw. Later waren er opnieuw beelden van jou te zien. Ze dachten toen aan een dubbelgangster, waar de dode Sorane Nador mee samenwerkte.’ ‘Er is geen rondlopende dubbel van mij, Dane. Maar de rest kan je dochter beter uitleggen. We zijn er,’ zegt de roodharige. De drie volgen haar het ziekenhuis binnen en dan door verschillende gangen en een lift. Ook hier merken ze dat de mensen Sorane groeten als ze voorbijstappen. Dan blijft Sorane plots staan voor groot venster Ze kijken door het venster in een grote zaal binnen, waar verschillende zieken liggen. Een dokteres is met behulp van verplegend personeel enkele mensen, die een ongeluk hadden of een ernstig ziek zijn, aan het helpen. ‘He, Ven. Zie je dat, dat is Jouna.’ ‘Ja, schat. Ik zie het. Sorane, je gaat me toch niet zeggen dat ze patiënten behandeld.’ ‘Toch wel, Ven. Met de middelen die we hier ter beschikking hebben, zoals hypnoscholing, enz. kan je op korte tijd veel leren. En Jouna blinkt ook nog in vele dingen uit.’ ‘Hypnoscholing, dokter. Wat bedoel je? En wij dachten, dat je van haar een…’ ‘Iemand zoals ik was, Dane. Ik heb het al gezegd. Die Sorane is dood, al zal het lang duren voor ik die last kwijt ben.’ Sorane merkt dat Aenon haar aankijkt, maar zegt niets. ‘Blijf jij hier wachten, tot ik je roep. Kom, Dane en Ven. Ik geloof dat ze blij zal zijn om haar ouders weer te zien.’ Dane en Ven volgen Sorane naar binnen. Aenon blijft alleen achter. Jouna schrikt als ze Sorane en haar ouders opmerkt. Even wil ze zich omdraaien, maar kijkt even naar Sorane en ziet haar nee schudden. Haar vader blijft voor haar staan. ‘Vergeef mijn woorden, dochter,’ fluistert hij met tranen in de ogen. Even zoekt Jouna naar de juiste woorden. ‘Ik ben ze al vergeten, vader. Maar je zal je bij Sorane moeten verontschuldigen. Zonder haar hulp zou ik hier niet zijn en ik wil blijven.’ ‘Blijven, Jouna. Ben je zeker?’ ‘Er is hier veel te leren, vader. Veel meer dan in de andere ziekenhuizen in het land. Hier ben ik diegene die ik wilde zijn en misschien nog veel meer.’ ‘Ik wil je dit opnieuw geven, dochter.’ Jouna kijkt naar het pakje dat haar vader haar aanreikt. Voorzichtig maakt ze het open en staart naar het kleine popje, dat het eerste geschenk was dat ze van haar vader kreeg. ‘Ik wil je terug als mijn dochter, Jouna. Misschien kan je mijn woede vergeven. Wat ik ook zeg, je zal altijd onze dochter blijven.’ Dan omarmt Ven Jouna en voelt even haar aarzeling, maar dan slaat ze haar armen om hem heen. ‘Dank je voor je komst, papa,’ fluistert ze. Als ze zich van haar vader losmaakt, kijkt ze haar moeder aan. Ook in haar ogen ziet ze tranen van geluk en trots in haar ogen. ‘Kom alstublieft naar huis,’ zegt Dane. ‘Dat kan ik niet, moeder. Mijn leven ligt hier in deze stad en de groep van Sorane.’ ‘Meen je dat werkelijk, Jouna.’ Jouna kijkt haar vader aan. ‘Ik heb veel aan Sorane te danken, vader. Dankzij haar ben ik geen verpleegster meer, maar assistent-dokteres. Als ik slaag in mijn verdere studies dan zal ik eindelijk mijn droom kunnen waarmaken.’ Dane kijkt Sorane aan en wil iets zeggen. ‘Ik doe alleen wat ik meen te moeten doen, Dane Vaneron. Zoals ik al zei ben ik niet meer diegene die jullie denken.’ ‘Dat begin ik ook te geloven, Sorane. Maar ik vraag me af wat haar verdere weg zal zijn.’ ‘Jullie dragen een hypsoon, vraag het maar even en je zal een berg van gegevens te verwerken krijgen.’ ‘Dan kan ik dat beter eens doen als het rustiger is,’ zegt Dane lachend. ‘Je kan op dat moment best gaan, zitten, moeder. Want de kennis van Anya reikt tot ver in het verleden. Minstens twintigduizend jaar en vermoedelijk nog veel verder,’ merkt Jouna op, terwijl ze naar haar moeder toestapt. Even staart Dane haar dochter aan of ze gek geworden is. ‘Kennis, twintigduizend jaar? Wat bedoelt ze nu?’ ‘Ik besta al veel langer dan twintigduizend jaar, Dane. En elke dag neemt mijn kennis toe,’ hoort ze Anya in haar hoofd zeggen. ‘Anya, is dat werkelijk waar?’ stamelt Dane vragend. Dan voelt ze de armen van haar dochter om haar heen en kijkt haar gelukkig gezichtje. ‘Anya is een computer intelligentie, moeder. Dankzij haar kennis zal ik ooit mijn dromen kunnen waarmaken.’ Even knikt Dane nadenkend en buigt zich dan naar Jouna toe. Jouna hoort haar moeder iets fluisteren en kijkt naar het grote venster. Ze ziet maar een vage vorm, van de man die achter het venster staat, maar weet dat het Aenon is. Maar weer voelt ze de pijn, diep in haar binnenste, dezelfde pijn die ze voelde, toen ze hem bij die vrouw in bed betrapte. Even is ze in tweestrijd, maar dan wendt ze zich af en kijkt naar haar vader. Sorane kijkt haar aan. Het lijkt wel alsof ze hem niet wil zien. ‘Jouna, praat alstublieft eens met Aenon. Dat is al wat hij vraagt. Ik weet dat je nog van hem houdt, al ben je gekwetst,’ denkt ze naar de jonge vrouw. Jouna werpt even een blik op Sorane en zegt dan nog snel iets tegen haar vader. ‘Ik moet blijven, vader. Maar ik zal jullie beiden zoveel bezoeken als ik kan.’ ‘Door mijn woede ben ik alles kwijt, dochter. Mijn job, zelfs de afbetaling van ons huis staat op de helling.’ Even zegt Jouna niets, want dat is slecht nieuws. Dan kijkt ze naar Sorane en ziet haar instemmend knikken. ‘Verkoop het huis, pap. Sorane kan je eender welke job bezorgen die je wenst. Hier in Mogwan kunnen we allemaal gelukkig worden. Alleen Aenon zal ik moeilijk kunnen vergeven. Maar ik moet hem te woord staan.’ ‘Vergeef hem, Jouna. Een foutje mag je geluk niet in de weg staan,’ zegt haar moeder. Vanuit haar ooghoek ziet ze Aenon langs de buitendeur het ziekenhuis verlaten. ‘Ik moet gaan, papa. Ik zie jou en moeder straks wel.’ Dan haast ze zich naar buiten. Aenon, die al op weg is naar de straat, hoort plots een bekend stem achter hem roepen. Aarzelend draait hij zich om en kijkt Jouna schuw aan, terwijl ze op hem toe stapt. ‘Aenon, je weet dat ik je nog niet echt kan vergeven. Maar als je wil praten.’ ‘Biedt je vriendschap aan, Aenon. Als je van haar houdt, geef je haar de ruimte om je opnieuw te leren kennen. Misschien zal ze je ooit wel vergeven. Overhaast echter niets,’ hoort hij een vreemde stem in zijn hoofd zeggen. Sorane wendt zich dan tot Ven en Dane. ‘Als ze met elkaar praten, zit er altijd een mogelijkheid in dat het goed komt. We kunnen beiden beter een tijdje alleen laten.’ Ven kijkt Sorane even aan, maar durft haar niet in de ogen kijken. ‘Dat denk ik ook, Sorane,’ zegt Dane. ‘Ven, kijk me aan. Jouna zou niet willen dat ik jullie aan je lot overlaat. Ze heeft gelijk. Misschien kunnen jullie je huis in de stad verkopen en naar hier verhuizen. Ik kan jullie een plaats in mijn organisatie aanbieden.’ ‘Nee, Sorane. Dat kan ik niet. Ik heb dingen gezegd, waar ik nu veel spijt van heb. Ik kan je hulp niet aanvaarden.’ ‘Ik begrijp het, Mijnheer Vaneron. Maar je wist toen nog niet wat je nu weet. Wees dan voor een paar dagen mijn gasten en beslis dan als je mijn mensen hebt leren kennen.’ ‘Misschien kunnen we een paar dagen verlof nemen. Je hebt toch geen job op het moment, schat,’ zegt Dane. ‘In orde, Sorane. We nemen uw uitnodiging aan. Ik wil nog een tijd een oogje houden op onze dochter.’ Sorane kijkt plots om zich heen. Ze voelt zich onrust. Ergens lijkt ze een telepathische kreet om hulp te horen, maar het is onduidelijk, wie of waar. Snel concentreert zich heel diep. Terwijl Dane en Ven haar verbaasd aankijken, dringen haar gedachten cirkelvormig doorheen haar omgeving. Toch vindt ze niets. ‘Kom, we gaan eens kijken naar onze dochter en Aenon. Misschien hebben ze beiden onze steun wel nodig,’ hoort ze Ven zeggen, terwijl ze zich onrustig blijft voelen. Aarzelend volgt ze hen naar buiten, waar beiden verschrikt naar een bedrukt kijkende Aenon, staan kijken. De jongeman kijkt hun dochter ontsteld aan. ‘Vergeven, kan ik je, Aenon. Maar vergeten zal ik het niet zo snel.’ ‘Jouna, zeg me wat ik moet doen om het goed te maken.’ ‘Ik vrees dat het daarvoor te laat is. Je wilde praten. Daar heb ik aan toegegeven, maar meer dan een vriendin kan je niet meer zijn.’ ‘Zelfs geen goede vriendin, Jouna.’ ‘Nee, zelfs dat niet, Aenon.’ ‘Vader, kan jij met moeder en Aenon in de inkomhal wachten tot mijn dienst erop zit. Daarna zal ik Sorane’s verzoek inwilligen,’ zegt Jouna, als ze haar ouders opmerkt. ‘Wie is die Sorane toch? We kennen haar alleen als een huurmoordenares, maar is ze dat nog wel.’ ‘Dat leg ik deze avond wel uit, papa. We moeten eens met elkaar praten, want ik wil bij Sorane’s mensen blijven.’ ‘Wat? Dat heb je al gezegd, maar ben je daar wel zeker van, Jouna. Ik...’ ‘Ik doe wat ik wil, Aenon. Wat jij doet moet je zelf weten. Ik hoop dat Sorane niet op het idee komt om jou in mijn buurt in te delen, want dan ben ik dadelijk weg.’ Even kijkt Aenon haar ontsteld aan. Want dat is nu juist wat Sorane voorgesteld heeft. Dan draait hij zich om en haast zich naar buiten. Jouna volgt hem met haar ogen, ze heeft al spijt van haar woorden. Haar hart gaat als een razende te keer. ‘Ben je niet te hard voor hem, dochter?’ ‘Misschien, moeder. Maar het doet nog steeds pijn.’ Dane ziet de tranen in de ogen van haar dochter en beseft dat ze Aenon het liefst zou na lopen, maar haar trots laat dat niet toe. ‘Als dat nog maar goed komt,’ denkt ze, terwijl Jouna zich weer naar de operatiezaal begeeft. Dan kijkt ze Ven aan die naar haar toekomt. ‘Dane, kan je mij vergeven. Ik werd helemaal gek, van het idee dat onze dochter met die Sorane meeging.’ ‘Laat maar, lieveling. Ik begrijp het wel. Ik was toen ook niet zo gelukkig met het idee.’ ‘Wie is die Sorane toch?’ ‘Dat komen we nog wel van onze dochter te weten als ze ons straks komt halen. Maar ik heb de indruk dat ze in goede handen is.’ ‘Ik ook. Maar ik hoop dat het weer zoals vroeger wordt tussen onze dochter en ons. Ik besef nu dat ik haar veel pijn gedaan heb, toen ik haar het huis uitzette.’ ‘Ik denk dat ze je al vergeven heeft, Ven. Alleen Aenon zal een harde tijd tegemoet gaan, als hij Jouna wil, denk ik.’ ‘Hopelijk, want ik kan zien dat hij van Jouna houdt. Wat er juist gebeurd is tussen hem en onze dochter doet hem ook veel pijn.’ ‘We zullen het moeten afwachten. Misschien draait het goed uit, lieve schat,’ glimlacht Dane. Aenon is helemaal van de kaart en rent bijna naar buiten, maar plots hoort hij de stem van Sorane achter zich. ‘Waar ga je zo snel heen, jongeman?’ Hij draait zich naar haar toe en fluistert: ‘Ik moet hier weg, Sorane. Ik denk niet dat het met Jouna ooit nog goedkomt.’ ‘Wat denk je over het aanbod dat ik je een paar dagen geleden gedaan heb, Aenon.’ ‘Dat was toen verleidelijk, maar nee. Ik kan het niet.’ ‘Geef je zo snel de moed op, Aenon. Ga op mijn aanbod in en voeg je bij enkele van mijn vrienden in de basis. Als je slaagt, kan je Jouna trots tegemoet treden, want dan heb je iets bereikt in je leven.’ ‘Ergens voel ik dat je gelijk hebt, Sorane. Tot nu kon ik maar kort een job houden, Ik voelde me na een tijdje zo rusteloos, omdat het mij niet boeide.’ ‘Dan zal dit voor de juiste weg zijn, Aenon. Mijn basis is maar een klein deel van wat je te wachten staat. Maar let wel. Het kan zeer gevaarlijk worden.’ ‘Gevaar schrikt me niet af. Over straat wandelen is ook gevaarlijk.’ ‘Misschien klopt dat wel voor een klein deel, Aenon. Maar wat je wacht is helemaal iets anders.’ Aenon kijkt haar niet begrijpend aan. ‘Onze weg zal uiteindelijk naar de ruimte leiden, Aenon. En veel verder dan wat je je op dit ogenblik zou kunnen indenken.’ ‘De ruimte, zeg je? Ik weet niet wat je juist bedoeld, Sorane. Maar ik wil het wel proberen. Misschien boeit het mij wel, zoals jij schijnt de denken.’ ‘Dat is iets dat voor jezelf zal moeten uitzoeken.’ ‘Ik ben uw man, Sorane.’ ‘Nee, Aenon. Jij wil Jouna en ik denk dat ik Deno wil. Dus mijn man kan je niet echt zijn. Maar je zal jezelf voor mij en Jouna moeten bewijzen. Dus volg het programma van Anya aandachtig.’ ‘Ik zal het doen, Sorane. Waar moet ik mij melden?’ ‘Bij Anya,’ zegt Sorane nog en dan wordt alles zwart om hem heen. ‘Hé, eindelijk een echte knappe man opgedoken,’ hoort hij een zachte stem zeggen. Voor hem staat een knap zeventienjarig meisje, die hij verbaasd aankijkt. ‘Mijn naam is Gayna,’ zegt ze. Aenon slikt even. ‘Ik ben Aenon,’ stamelt hij. ‘O, het gewezen vriendje van Jouna.’ ‘Ken jij Jouna?’ ‘Niet echt. Maar Anya wel.’ ‘Zie jij haar ook.’ ‘Zoals iedereen die een hypsoon draagt, Aenon. Kom nu maar snel mee. Anya zal je een woonruimte moeten aanwijzen. Over een uurtje eten we allemaal.’ ‘Zijn er dan nog meer?’ ‘Een twintigtal, Aenon. Je zal straks wel kennis met hen maken. Ze volgen verschillende opleidingen in functie van hun mogelijkheden en interesses.’ ‘Is hier dan zo veel te leren?’ vraagt Aenon. Aenon werp even een blik naar de nieuwe omgeving en volgt het meisje dan maar. Sorane staart even naar de plaats waar Aenon stond, maar weer voelt ze die onrust, maar nu veel duidelijker. Opnieuw scant ze de omgeving. Steeds verder en verder tot ze plots een gedachte waarneemt. Nu ze richting weet scant ze daarin verder en hoort een zwakke roep om hulp komt. Met al haar kracht stuurt ze haar gedachten naar het nieuw doel, tot ze op een barrière stuit. Ondanks haar kracht kan ze er niet doorheen dringen. Daarom laat ze haar telepathische gedachten de omgeving ervan doorgronden. Plots komen de gedachten van Jakira duidelijk tot haar door. ‘Die twee heb ik in mijn val. Lang zullen ze het niet meer maken. Dargo is al gewond en Arjina kan bijna niet meer op haar benen staan. Haha. Zij zijn de eersten van de overlevenden die eraan zullen geloven.’ Ontsteld opent ze haar ogen en staat op. Even kijkt ze besluiteloos om zich heen, maar dan herpakt ze zich. Jouna en Aenon, die juist binnenkomen, kijken haar vragend aan. ‘Anya, kan jij met Jouna haar ouders voorlopig in mijn villa onderbrengen. Geef hun één van de lege kamers. Ik moet weg,’ zegt ze telepathisch snel. Voor Anya kan antwoorden, is Sorane verdwenen. Dane en Ven die juist weer naar het gebouw toelopen, schrikken even. ‘Aan die overbrengers zal ik toch moeilijk aan kunnen wennen, Dane,’ hoort ze haar man zeggen. ‘Zoals Sorane al zei, Ven, zijn we een nieuwe wereld binnengetreden. Het wendt wel, denk ik.’
9. Geevy
Haar nieuwe vrienden kijken verrast toe, hoe Sorane haar lichaam traint. Zij hebben het allang opgegeven. Sorane voelt zich gelukkig in haar nieuwe leven. Toch mist ze iets in haar leven. Een man waarop ze als het nodig is kan steunen. Even gaan haar gedachten naar die nacht met Deno Vergan. Dan schudt ze haar hoofd. ‘Dat is voor later,’ denkt ze en gaat op de vloer zitten. Daar concentreert er zich. ‘Wordt ze nooit moe?’ ‘Sorane was een van de besten, Heneva. En ze wil dat weer worden,’ zegt Liese. ‘Ik maak me wel zorgen. Ze wil te veel ineens,’ merkt Jouna op. ‘Jij bent er toch om haar te helpen, dokter in spe.’ ‘Soms wel, Heneva. Maar ik ben ook veel in het ziekenhuis en dan kan ik te laat komen.’ ‘Sorane weet wel wat ze doet, Jouna.’ Toch is de roodharige uitgeput als ze eindelijk gaat slapen. Jouna die haar observeert, merkt het en begint zich nog meer ongerust te maken. Als ze Sorane erover aanspreekt, antwoordt die: ‘Je hebt gelijk, Jouna. Ik wil te veel en te snel. Maar ik heb maar weinig tijd.’ ‘Als je instort dan verlies meer tijd dan je gewonnen hebt.’ Even kijkt Sorane haar vriendin met een ernstige blik aan. ‘Een goede raad, dokter. Ik zal het een beetje kalmer aandoen.’ ‘Misschien kan je eens bij je mannetje gaan ontspannen.’ ‘Ontspannen? Noem jij dat zo?’ Jouna glimlacht. ‘Niet echt. De laatste maal met Aenon hebben we beiden bijna de hele dag geslapen.’ ‘Wordt het geen tijd om een keuze te maken. Hem vergeten of het weer goedmaken.’ ‘Ik weet het niet. Ik denk nog zeer veel aan hem en als hij niet met die andere…..’ ‘Dan zou je nog met hem samen zijn?’ ‘Dat denk ik wel. Maar zeker weet ik het niet.’ ‘Klaar je gedachten eens op, Jouna. En probeer een beslissing te nemen.’ ‘Misschien doe ik dat wel, Sorane. Ik moet ook nog studeren, anders is je steun voor niets geweest.’ ‘Je haalt het wel, meisje.’ ‘Ik hoop het. Al heb ik het nu dokter-assistente gebracht, ik heb nog een lange weg te gaan.’ ‘Je hebt gelijk, maar toch kan je trots op jezelf zijn. En ik vermoed dat je ouders je ook wel volledig zullen steunen.’ Jouna knikt. ‘Ik hoop dat ze het goed maken. Ik ben tegen mijn vader nogal te keer gegaan die dag.’ ‘Misschien kan ik hen uitnodigen.’ ‘Nee, Sorane. Ik kan hen niet onder de ogen komen, voor ik geslaagd ben. Ik wil zeker mijn vader bewijzen dat ik gelijk had om met je mee te gaan.’ ‘Weer die trots, Jouna. Je hebt al bewezen dat je gelijk had, want in de hoofdstad zou je nog minstens twee jaar als verpleegster gewerkt hebben.’ ‘Eerst wil ik slagen, Sorane en dan pas zal ik hen bezoeken.’ Sorane knikt even, al zou ze het liever anders willen. ‘Laat ons maar gaan slapen.’ Met een glimlach knikt Jouna en volgt Sorane naar boven. ‘Ook naar jullie bedje toe,’ vraagt Liese, die van de badkamer komt. Twee weken later zit Sorane s’avonds alleen in de villa concentratieoefeningen te doen. Elke dag scant ze een paar minuten naar het gedachtepatroon van Geevy en plots glimlacht ze. ‘Ik heb haar. Ik weet waar Geevy is,’ denkt ze. Het vroeger liefje van haar broer bevindt zich in een afgelegen chalet, die aan haar ouders toebehoort. Geevy zit aan de tafel met haar hoofd in de handen. Haar gedachten zijn bij die Jenan, waarvan ze hielt, maar die ze met die vreemde mooie vrouw betrapte. Nooit wil ze die nog terugzien. Hij heeft haar zoveel pijn gedaan met leugens over haar. Maar toch houdt ze nog steeds van hem. Een gedachte van Sorane is voldoende om te dematerialiseren. Plots schrikt Geevy op als ze iemand aan de deur hoort kloppen en schrikt op. ‘Wie kan dat zijn? Hier komt nooit niemand?’ denkt ze. Ze grijpt een lang mes, dat boven de haard hangt en loopt voorzichtig naar de deur toe. Als ze op haar hoede de deur opent, is ze klaar om zich te verdedigen, als het nodig moest zijn. Maar ze staart recht in de ogen van een roodharige die ze een paar maal ontmoet heeft. Schrikkend laat ze het mes zakken. ‘De zus van Jenan. Maar die is toch neergeschoten,’ denkt ze en vraagt verbaasd. ‘Leef jij nog, Sorane?’ ‘Zoals je ziet wel, Geevy.’ hoort ze de vrouw zeggen, terwijl ze het mes opnieuw laat zakken. ‘Ga weg, Sorane. Ik wil niemand zien, zeker de zus van die man niet.’ ‘Jij houdt nog steeds van mijn broer, Geevy. Dat voel ik.’ ‘Gevoelens kan een mens niet zomaar wegwerpen, Sorane.’ ‘Dat is juist, Geevy. En Jenan ook niet. Zijn liefde voor jou is even sterk als jouw gevoelens voor hem. Jenan heeft jou nodig.’ Geevy aarzelt, maar dan zegt ze: ‘Als hij van mij hielt, dan had hij die vrouw nooit aangeraakt. En mij zeker niet zo vals beschuldigd dat ik in bed zou duiken met andere mannen.’ ‘Geevy, ik ben niet meer diegene die ik voor mijn dood was. Jenan kan voor mij niets verbergen als ik het niet wil.’ ‘Dus je was werkelijk dood?’ ‘Ja, maar de ‘goden’ wilden het niet toestaan, zou ik zeggen.’ ‘Dan heb je geluk, dat ze je bijstaan als het nodig is. Maar ik wil je broer nooit meer zien.’ ‘Ik wil jouw versie van het verhaal, dat mijn broer mij vertelde eens horen.’ Even kijkt Geevy Sorane aan. ‘Kom binnen en neem plaats, Sorane.’ Geevy gaat tegenover de roodharige in een zetel zitten. Dan begint ze met trillende stem te vertellen. Een paar minuten later kijkt Sorane nadenkend voor zich uit. Dan zegt ze: ‘Deriva moet met een haloprojector jouw gedaante aangenomen hebben, meisje. Jenan moet gedacht hebben dat hij jou zag, toen hij je betrapte. Daardoor was hij ervan overtuigd dat jij ontrouw was. Een paar maanden na jullie ruzie kwam Deriva in zijn leven en speelde haar rol van hulpeloze vrouw zo goed dat ze hem niet zoveel moest beïnvloeden om hem op haar verliefd te laten worden.’ ‘Dat snap ik niet. Wat bedoel je daarmee?’ stamelt de vrouw. Sorane duwt de deur verder open en stapt naar binnen. ‘Die Deriva moet ook nog een hypno of zoiets zijn. Jenan denkt nog steeds aan jou als iemand die zijn liefde misbruikt heeft. Hij weet niet dat Deriva hem beïnvloed. En die vrouw voedt zijn ²gedachten dat jij hem bedrogen hebt.’ Geevy kijkt haar met niet begrijpende blik aan. ‘Gedaanteverandering en hypnotisch beïnvloeding. Je bent niet goed bij je hoofd, Sorane. Ben je gek of zoiets? Je denkt toch niet dat ik dat geloof.’ ‘Deriva is goed, Geevy, maar toch heeft hij twijfels want hij denkt nog steeds aan die tijd met jou. Dus moest ze zich aanpassen en hem telkens opnieuw ‘jouw daden’ voor zijn ogen brengen. Daardoor zet ze zijn liefde die hij voor jou voelde om in woede, die op jou gericht is.’ ‘En dat moet ik geloven, Sorane. Je probeert de daden van je broer goed te praten.’ ‘Zou ik dan zoiets verzinnen, Geevy? Wat ik zeg is de waarheid. Jij zag hen beiden samen, misschien per toeval, of Deriva heeft dat gepland. Jij ging er woedend vandoor, zonder mijn broer nog te zien. Voor Deriva was dat een zorg minder en dat was jouw geluk, want anders had ze je vermoedelijk om het leven gebracht.’ Geevy staart Sorane ontsteld aan. ‘Wie is die Deriva dan? Waarom zou ze mij vermoorden, als zij Jenan al voor zichzelf had?’ ‘Omdat Jenan nog steeds van jou houdt, meisje.’ Geevy staart Sorane aan. Ze kan niet geloven wat Sorane zegt, maar waarom zou ze liegen. ‘Hou je genoeg van hem om voor Jenan te vechten, Geevy?’ ‘Ik weet het niet, Sorane. Hoe kan iemand tegen zijn wil gedwongen worden om…. Nee, dat geloof ik niet.’ Sorane kijkt Geevy aan en zegt, terwijl ze opstaat: ‘Mag ik je iets vragen, Geevy, maar ik wil een eerlijk antwoordt.’ ‘Zeker.’ ‘Ben ik een koningin?’ ‘Nee, Sorane. Daar ben ik wel zeker van.’ ‘Zou je voor mij knielen?’ ‘Je bent nog gekker dan in dacht. Ik zal nooit voor jou knielen, Sorane, zelfs al ben je een geest of zo.’ Maar Sorane zegt niets meer. In plaats daarvan sluit ze haar ogen. Hoeveel moeite Geevy ook doet om het te voorkomen, ze staat ook recht en stapt wankelend naar Sorane toe. Met al de kracht dat ze in zich heeft, probeert ze rechtop te blijven, maar ze knielt voor Sorane en buigt onderdanig haar hoofd. ‘Ga op je buik liggen, kruip voor je meesteres over de vloer en kus mijn rechtervoet.’ ‘Het spijt me, Geevy. Maar ik moet je overtuigen,’ denkt ze. Geevy kruipt naar de eettafel en dan, terwijl ze moeite doet om te stoppen, naar de roodharige toe. Maar ze kan niet stoppen, iets dwingt haar om de woorden van Sorane te gehoorzamen. Voor de benen van de vreemde vrouw houdt ze halt en buigt haar hoofd naar de rechtervoet toe. Ze verzet zich met al haar macht, maar tevergeefs. Als ze haar lippen op het leer van de schoen drukt, hoort ze koele stem van de vrouw zeggen: ‘Opstaan, slavin.’ ‘Hoeveel moeite Geevy ook doet, ze houdt het maar een paar seconden vol voor ze moet toegeven en langzaam opstaat. ‘Neem die fles met water en giet die over je hoofd.’ ‘Ja, meesteres,’ hoort ze zichzelf tot haar ontstelling fluisteren. Dan neemt Geevy de les en draait de dop eraf. Maar als ze die boven haar hoofd wil uitgieten, laat Sorane haar los uit haar hypnotische ban. Even staat ze daar met de fles boven haar hoofd. Dan laat ze de fles kalm zakken en zet ze weer op de tafel neer. Verbaasd kijkt ze Sorane aan. ‘Hoe is…’ ‘Begrijp je nu wat Jenan ongeveer doormaakt, meisje.’ Even staart de jonge vrouw Sorane aan. ‘Ik kon het niet weerstaan, al wilde ik niet knielen of kruipen en zeker je voet niet kussen. En dan dat met die fles… Ben jij een godin, Sorane?’ ‘Nee, Geevy. Zelfs diegene die zich goden en godinnen noemen, zijn dat niet. Alleen hebben we dezelfde krachten, maar ook die zijn niet goddelijk. Elk levend wezen zal die ooit machtig worden in zijn evolutie. Maar velen zullen vallen voor de zwarte weg en deze krachten gebruiken om hun macht te vergroten.’ ‘Duizenden jaren geleden, in een ander leven, vocht ik zij aan zij met mijn vrienden tegen deze zwarte krachten. Maar zelfs ik, werd als Jakira gedood. Diegenen die de zwarte machten aanbidden, wonnen die strijd uiteindelijk, maar ik zal nooit opgeven. Dat is de reden waarom ik een groep vorm om mijn eeuwige strijd verder te zetten. ‘Dat gaat mijn petje te boven Sorane. Als je die Jakira uit de geschiedenis boeken bedoelt, dat was een blondine. En jij als Jakira. Nee, ik kan je moeilijk als een blondine voorstellen. Je weet dat een mens maar een leven heeft. Dat is niets voor mij Sorane.’ ‘Dat wordt gezegd, Jouna, maar ik weet dat ik en ook jij meerdere levens achter de rug hebt.’ ‘Dus hebben al de geleerden het mis, Sorane. Dat geloof ik niet zo maar.’ ‘Als je naar Jenan terugkeert, zal je vermoedelijk anders gaan denken.’ ‘Terugkeren naar je broer. Ik weet niet wat ik daar moet…’ ‘Je houdt nog steeds van hem.’ ‘Ik weet het niet, Sorane,’ zegt Geevy hees. ‘Jenan, Reysa en ik hebben onze ruzie bijgelegd. Jij houdt van mijn broer en beiden hebben besloten om mij te helpen op mijn nieuwe weg. Maar ik wil je niet voor de keuze stellen. Mijn nieuwe groep of de liefde van Jenan.’ Slikkend kijkt Geevy Sorane aan. ‘Sorane, ik weet dat je broer van jou houdt, zoveel als je van een zus kan houden. En Reysa zal dat ook weer doen.’ ‘Zoals ik zei, is onze ruzie is al opgeklaard, Geevy.’ ‘Wat dat is goed nieuws voor jullie?’ ‘Je hebt wel een paar dingen gemist. Maar nu wil ik dat ook jij weer de weg van de liefde volgt. Er is een plaats voor jou in mijn groep, maar alleen samen met Jenan als jullie voor elkaar kiezen. Dat moet je mij beloven, Geevy.’ Geevy staart Sorane aan. ‘Dat beloof ik, Sorane. Maar je moet mij toestaan om al mijn liefde in te zetten om Jenan te overtuigen.’ ‘Daar kan ik mee leven, Geevy. Dus als ik je goed begrijp ga je met me mee om die Deriva eens goed de waarheid te zeggen,’ zegt Sorane vragend. Even aarzelt Geevy nog, maar dan trekt ze haar schouders recht en zegt: ‘Gaan we of blijven we hier nog lang praten. Mijn zwever staat achter het chalet. Ik wil zo snel mogelijk bij Jenan zijn, want die heks wil ik geen minuut langer in zijn buurt.’ ‘Als je ooit tot mijn groep zou willen toetreden, dan zal je wel een paar dingen moeten gewoon worden, meisje,’ glimacht Sorane en grijpt snel de hand van de vrouw vast. ‘Wa…,’ zegt Geevy nog. Geevy staart verbaasd naar Sorane, als ze in de villa van Jenan materialiseren. ‘Wat was dat?’ ‘Ik ben een esper en een teleportrice, meisje. Ik kan met een gedachte eender waar naartoe gaan.’ ‘Gelukkig kon ik dat niet, want dan had jij me nooit gevonden?’ ‘Ooit zal je dat misschien wel kunnen, meisje. Maar nu moeten we ons concentreren op mijn broertje of wil je dat niet meer.’ ‘Eerst wil ik die vrouw zien, Sorane. Maar om haar eens goed de waarheid te zeggen. En dan kan zelfs jij mij niet meer tegenhouden om Jenan terug te winnen.’ ‘Ik vrees dat dat niet nodig zal zijn, Geevy. Jenan komt naar beneden,’ hoort ze de stem van Sorane, zonder dat de roodharige haar lippen beweegt. Dan lijkt Sorane voor haar ogen te verdwijnen en een paar seconden later is ze alleen. Verbaasd kijkt ze om zich heen, maar dan valt haar blik op de trap. Daar staat Jenan, gekleed in een badmantel. Verbaasd staart hij haar aan. ‘Jij. Hoe kom jij hier? Wie heeft je binnengelaten? Heb je mijn woorden niet begrepen. Ik wil je nooit meer zien,’ zegt Jenan trillend van toenemende woede. Weer ziet hij de beelden van zijn Jouna in de armen van die man voor zijn ogen voorbijtrekken, maar langzaam merkt hij toch een verschil. De vrouw in de arm van die man, begint steeds meer op iemand anders te lijken. ‘Ik hou nog steeds van jou, Jenan?’ ‘Dat had je moete… Deriva wie? Wat is er gaande?’ ‘Wat is er, Jenan? Ik ben Geevy…’ ‘Geevy… Nee, j…Jee… bedroog me… of nee.. Deriva…,’ fluistert Jenan. ‘Lieveling, waar blijf je?’ vraagt een stem bovenaan de trap. Jenan kijkt naar de vrouw die voor hem staat en dan naar boven en weer naar de vrouw die voor hem staat. ‘Wat is er toch, Jenan? Je staat daar zo gek te doen.’ ‘Deriva, J…iijjj was het.. Niet Geevy… Hoe is da…’ fluistert Jenan plots, terwijl hij naar een stoel toe wankelt. Hij moet gaan zitten. Geevy helpt hem. ‘Wat is? Waar is die Deriva?’ ‘B..boven…’ ‘Lieg alstublieft niet tegen me, Jenan. Ik zag je met die andere…’ ‘Er is geen andere, lieveling. Ik was de hele tijd bij… Nee, dat kan niet, Deriva. Ik noemde je Deriva. Wat is er met mij gaande?’ Deriva heeft intussen haar wapen uit haar riem, die op een tafeltje ligt, genomen, want ze beseft dat er beneden iets gaande is, dat ze niet onder controle heeft. Langzaam daalt ze de trap af. Ze schrikt als ze Jenan en Geevy ziet zitten. Dadelijk beseft ze dat ze Jenan niet meer volledig onder haar invloed staat. Als Jenan omkijkt, weet ze het zeker. ‘Verdomme. Ik had je toen moeten opsporen en doden, Geevy,’ zegt ze woedend en richt haar wapen. ‘Als je schiet, kan zelfs T’naka je niet meer helpen, Deriva,’ klinkt plots een stem in haar hoofd. Verschrikt kijkt ze om zich heen, terwijl ze haar wapen nog steeds op Jenan en Geevy gericht houdt. Dan ziet ze Sorane zichtbaar worden. ‘Je spel is voorbij, Deriva. Leg je wapen neer.’ ‘Heb je een deflector buit gemaakt, roodkop?’ grijnst Deriva, ‘Ik weet dat je snel bent, Sorane. Zelfs jij bent niet snel genoeg om een energiestraal tegen te houden.’ ‘Als ik de dood kan overwinnen, Deriva. Dan zou jij toch moeten beseffen dat ik je zonder zelfs te bewegen kan tegenhouden. Probeer maar als je wil, maar verwacht geen genade van mij, als je afdrukt.’ Deriva kijkt in de ogen van Sorane en begint te beseffen, dat hier een andere Sorane voor haar staat. ‘Wie of wat ben jij, roodkop?’ ‘Vraag het aan je meesteres, Deriva. Als je ooit nog eens voor T’naka staat, vraag haar dan of zij Jakira nog herinnert.’ Deriva schrikt weer hevig, want dat haar meesteres T’naka is, weet niemand op deze planeet. Zelfs die machtige kloon van Jakira niet. ‘Dacht dat ik je niet kan scannen, Deriva. Als ik eerder geweten had, welk spel je speelde dan had ik je al eerder grondig gescand. ‘Wat heeft dat voor belang, roodkop?’ zegt Deriva die zich herpakt heeft. ‘Ooit was ik de echte Jakira, T’naka deed zich in de gedaante van N-jora voor als mijn vriendin. Daardoor kon ze mij met Onvar besmetten. Maar mijn identiteit kon ze niet doden, dus sta ik hier als een deel van Sorane.’ Deriva’s hand trilt. Als deze roodkop de waarheid zegt, dan heeft ze geen enkele kans. ‘Als je je wapen neerlegt, mag je zelfs gaan, Deriva. Met een beetje geluk blijf je uit de handen van die kloon. Misschien kan je zelfs de planeet verlaten en T’naka zeer belangrijk nieuws brengen. Maar voeg er dan bij, dat ik haar zal opwachten.’ Deriva kijkt even naar de vloer en steekt dan haar wapen in haar schouderholster. ‘Meen je, wat je zegt, Hera Sorane?’ ‘Wat ben je opeens beleeft, dienares van T’naka. Ga maar. Ik zal je niet tegenhouden. Maar als ik je ooit nog zie of ik hoor dat jij je in deze streek nog durft vertonen. Dan zal ik niet zo genadig zijn.’ ‘Als ik terugkom, Sorane. Dan zal dat met de macht van mijn meesteres zijn.’ ‘Doe dat dan maar als je het niet laten kunt, Deriva. Verdwijn nu voor ik van gedachten verander.’ Deriva draait zich om en gaat langzaam de trap op. Daar kleedt ze zich zo snel ze kan aan. Even wil ze nog iets ondernemen, maar ze hoort de gedachtestem van Sorane weer: ‘Dacht je soms dat ik je vergeten was, Deriva.’ Even later stapt ze weer naar beneden en staart even naar Sorane. Dan stapt ze naar buiten en gebruikt haar overbrenger. ‘Van die zijn we af.’ ‘Wie was die Deriva, zus?’ vraagt Jenan met trillende stem. ‘Iemand die je in zijn ban had, lieveling,’ antwoordt Geevy in de plaats van Sorane. Jenan kijkt Geevy aan en schudt zijn hoofd. ‘Ik had het moeten voelen. Het spijt me, Geevy. Ik kan niet…,’ zegt Jenan en haast zich naar boven. Geevy kijkt Sorane even aan. Ze weet niet wat te doen. ‘Hier kan ik je niet bij helpen, meisje. Ik weet dat hij nog evenveel van jou houdt, maar ik voel dat hij het zichzelf niet zo gemakkelijk zal vergeven.’ De jonge vrouw staat daar besluiteloos. Ze weet dat Jenan geen enkele schuld treft. Maar zelf heeft ze ook haar twijfels aan hun samenzijn. ‘Kom eerst in reine met jezelf, Geevy. Zoek uit wat je wil en als je voor Jenan kiest, helpt hem dan zijn vertrouwen te herwinnen.’ Geevy knikt even en kijkt naar een portret van Jenan en Deriva, dat op de kast staat. Ze pakt hem op en werpt hem tegen de vloer in stukken. ‘Ik weet wat ik wil, Sorane. Je broer zal de mijne worden.’ Sorane glimlacht: ‘Weet je wel hoezeer jij nu op een amazone lijkt, Geevy. Veel geluk,’ zegt Sorane nog. Verbaasd staart de jonge vrouw naar de plaats waar de roodharige stond en glimlacht. ‘Een amazone ben ik echter niet, Sorane. Maar ik zal vechten voor Jenan en ons geluk als het nodig is,’ denkt ze. Dan gaat ze naar boven en gaat naast de ontredderde Jenan zitten. Ze slaat een arm om zijn trillende schouders en fluistert: ‘Ik heb je niets te vergeven, Jenan. Je zus heeft mij zelf laten voelen wat jij ongeveer doorstaan hebt. Deriva is de schuldige, niet jij.’ ‘Ik weet het niet, Geevy. Misschien ik had het moeten weten.’ ‘Laat ons praten, Jenan. We moeten dit te boven komen.’ ‘Ik heb gehoord wat je tegen mijn zus zei, Geevy. Je zal vechten, maar wil ik dat wel. Ben ik jouw liefde nog wel waart?’ Geevy kijkt hem recht in de ogen. ‘Je stiefzus stamt af van amazones, Jenan. Toen ik daarstraks die woorden tegenover Sorane zei, antwoorde zij dat ik als een amazone gesproken had. Daarom ga ik je een belangrijke vraag stellen.’ Jenan staart haar verbaasd aan. ‘Ik ben van jou, als jij van mij wil zijn.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Dat is een wat ze bij de amazones ongeveer zeggen, als ze iemand ten huwelijk vragen. De man of de vrouw zegt dan ongeveer hetzelfde.’ ‘Jij wil met mij… Je bedoelt… Dat je mijn vrouw wil worden.’ ‘Met heel mijn hart, Jenan.’ Sorane’s broer neemt Geevy bij de schouders vast en kijkt haar in de ogen. Hij ziet aan haar verlangende blik dat ze het meent. Even wil hij nog afwijzend reageren, maar hij wil haar ook. Hij weet niet wat te zeggen en knikt alleen maar. Dan slaat zij haar armen om zijn nek. Even kijkt ze hem aan voor ze hem vurig kust. Als Jenan haar kus beantwoordt, vallen hun eerste kledingstukken op de vloer. Een minuutje later zweven ze in elkaars armen in de lift omhoog. De volgende morgen besluiten Geevy en Jenan om naar Reysa te gaan. Ze willen het goede nieuws met haar en Reno delen. Maar als Jenan de zwever op de parking voor de deur merken ze dat ze bezoek is. Reyna en Reno, die allebei in een ochtendjas gekleed zijn, merken hen op en komen hen begroeten. ‘Zijn jullie weer samen, broertje?’ ‘Ja, daar onze zus voor gezorgd.’ ‘Sorane. Had ik wel kunnen denken. En Deriva?’ ‘Die ging er maar snel vandoor. Waar ze nu is weet ik niet.’ ‘En jij Geevy. Je was toen zo plots weg.’ Op dat moment wordt er gebeld. ‘Ik doe wel even open, Reysa.’ De zus van Jenan knikt en glimlacht als Geevy zegt. ‘Deze maal niet, Reysa. Nu wil ik zo snel mogelijk een dikker wordend buikje zoals jij.’ ‘Een kindje bedoel je?’ Geevy knikt. ‘Dus jullie hebben al een beetje geoefend.’ ‘Ja, zusje. Zodra Deriva er vandoor was.’ ‘Haha, broertje. En…’ Jenan merkt dat Reno, vergezeld van Leyna, de zus van Seana en Deno, en haar vriend Lyco de salon inkomt. ‘Nog twee bezoekers, lieveling,’ zegt hij. Reysa kijkt om en glimlacht even als ze beiden opmerkt. ‘We waren in de buurt, toen Jenan en zijn vroegere vriendin hier aankwamen. Dus wilden ze eens komen kijken wat er gebeurd was.’ ‘Dag, Leyna. Weet je al dat mijn broer weer met Geevy samen is?’ vraagt Reysa. ‘Zijn die weer… Dat is goed nieuws voor jullie beiden. En Deriva.’ ‘Dank zij Sorane is die voorgoed weg.’ Leyna kijkt Geevy in de ogen en knikt. ‘Om op je vraag te antwoorden, zus. Ik heb het soms nog moeilijk. Deriva ligt nog vers in mijn geheugen, maar Geevy hoort vanaf nu bij mij.’ ‘Wat bedoel je? Willen jullie trouwen?’ ‘Ja, Leyna.’ De zus van Jenan kijkt Geevy aan en stapt op haar toe. ‘Welkom in onze famillie, zusje,’ zegt ze, terwijl ze Geevy omarmt. ‘Weet Sorane het al?’ ‘Nee, Reno. Maar ze zal het al wel vermoeden, denk ik.’ ‘Ze is een telepate, Jenan. Dus voor haar kan je niet veel verbergen.’ ‘Och, dat had ik even vergeten.’ ‘Ik niet, Jenan. Anders had ze mij niet gevonden daar alleen in die hut.’ ‘Dat moet je ons eens vertellen, schat.’ ‘Dan kunnen we beter gaan zitten,’ zegt Reysa met een glimlach. In de hoofdstad hebben Erine en Seana de zoektocht naar Sorane en Ena Ros nog niet opgegeven, maar ze merken niet dat ze beslopen worden. De man richt zijn wapen op Erine’s rug en grijnst, als hij zijn scherpschutters wapen omhoog brengt tot het op haar achterhoofd richt. Dan buigt hij zijn vinger om de trekker. Hij heeft echter niet gemerkt, dat door het bewegen van zijn wapen even een weerkaatsing weerspiegeld. Seana, die naar Erine kijkt, merkt het echter wel en reageert dadelijk. Maar ook haar hypsoon heeft de man bemerkt en reageert. Seana rukt de agente aan haar arm opzij en nog nooit heeft ze haar wapen zo snel getrokken. Ze vuurt nog voor het schot van de onbekende afgaat. Ze raakt echter het wapen in plaats van hem. De straal raakt de schouder van Seana, maar kaatst op het scherm, dat om haar heen opgebouwd wordt, af. Erine, die over de grond rolt, ziet Seana schieten. Haar schoten dwingen de man zijn wapen te laten vallen. Maar hij geeft het nog niet op. Hij grijpt naar de twee wapens in zijn riem holster. ‘Dan maar allebei,’ grijnst hij, terwijl hij zijn gedaante verandert in het uiterlijk van Deno. Dan springt hij vooruit en vuurt met beide wapens op Erine. Maar Seana duikt tot voor haar collega en richt haar wapen. ‘Deno, wat?’ stamelt Seana verschrikt, waardoor ze even verstijfd. ‘Seana, nee…’ roept Erine uit, als haar vriendin vol in de borst geraakt wordt. Ze valt echter niet neer en in een automatische reactie schiet ze tot Erine’s verbazing echter terug. Even voelt de aanvaller een schok aan zijn rechterschouder als ze hem raakt. Als hij wegduikt, vuurt hij nogmaals en raakt opnieuw. Maar weer nutteloos. Hij glimlacht even en activeert zijn eigen energiescherm. ‘Verdomme, die agente moet ook een scherm dragen. Waar heeft ze dat vandaan gehaald?’ ‘Maar ik kan niet opgeven. Die Erine Rand moet ik doden. Die andere komt later wel’ Terwijl Seana moet herladen, begint Erine te vuren. Maar de onbekende is al weggeslopen. ‘Dat is toch je broer, Deno,’ roept Erine. ‘Mijn broer zou niet op mij schieten. Die moordenaar gebruikt een haloprojector of zoiets,’ roept Seana terug, terwijl ze een voorwerp uit haar riemzakje neemt. ‘Vang dit en druk het snel tegen de achterkant van je hals,’ roept Seana en werpt het pentagon naar haar vriendin. De agente kan het nog juist opvangen, maar wordt hierdoor door de moordenaar opgemerkt. Die vuurt met zijn beide wapens, maar nu Erine het pentagon vastheeft, wordt ze plots beschermd. Zijn schoten worden door een scherm opgevangen. Maar ze schrikt en duikt weer weg achter haar dekking. Seana heeft echter opgelet en zijn schaduw maak haar op de moordenaar attent. Ze vuurt op hem, haar stralen raken hem niet echt. ‘Nieuw wapen gevormd, Seana,’ hoort ze een stem plots zeggen. Verbaasd kijkt ze om zich heen. Erine heeft het gevaar nu ook bemerkt en rent naar een betere dekking. De onbekende vloekt en vuurt naar de agente en raakt het scherm meerdere keren, voor ze achter een muurtje kan wegduiken. ‘Mijn doelwit is ongevaarlijk, dus eerst die andere,’ denkt de onbekende. Maar als hij op Seana wil richten, opent Erine nu ook het vuur. Hierdoor schrikt Seana op en merkt dat Erine op dat moment weer geraakt wordt. Haar scherm houdt echter stand. Seana vuurt als een wilde naar de schutter, om de aandacht van Erine af te leiden, terwijl ze recht op hem afstormt. Die ziet haar komen en richt kalm zijn beide wapens. Maar als hij vuurt, duikt ze juist opzij en rolt een paar maal over kop. Als ze achter een muur verdwijnt, richt hij zijn wapen op de andere zijde. Maar ze komt niet tevoorschijn. Op zijn hoede sluipt hij tussen de struiken door in de richting van Seana. Maar die heeft, gemerkt dat ze een vreemde cilinder aan haar zijde heeft hangen. Ze neemt hem vast in haar linkerhand en kijkt er even naar. ‘Wapen? Is dit een wapen?’ fluistert ze. ‘Druk de rode knop boven aan in, Seana. Maar richt hem niet naar je toe,’ zegt de stem weer. Dadelijk doet ze het en een blauwe energiestraal met een lengte van ongeveer een meter twintig vormt zich uit de cilinder. ‘Wauw, een energiezwaard. Gelukkig heb ik, als agente, met een politieknuppel leren vechten,’ denkt ze. ‘Pas wel op, Seana. Tegen een energiezwaard is het door mij opgewekte scherm nutteloos.’ ‘Begrepen, Anya,’ zegt ze fluisterend. Als de schutter haar opmerkt is, duikt ze op hem af van de plaats waar ze achter de muur verdween. Hij schrikt als hij haar energiezwaard opmerkt. Hoe ze aan dat wapen komt, weet hij niet. Dadelijk laat hij zijn rechter wapen vallen en grijpt de cilinder aan zijn zijde, maar hij is te verrast. Met moeite kan hij haar eerste slagen opvangen en probeert achteruit te wijken. Maar Seana geeft hem geen kans en plots doorboort haar energiezwaard zijn scherm, zijn arm en borst. Rochelend zakt hij in elkaar, terwijl zijn gedaante opnieuw verandert. Even zucht Seana opgelucht, want ze zou niet graag haar broer dood voor haar voeten zien liggen. Ze staart naar het onbekende gezicht, dat vertrokken is van de pijn en de inspanning om zijn opdracht alsnog uit te voeren. Ze merkt dat zijn wapen weer omhoogkomt en reageert dadelijk. Haar schop slaat het wapen uit zijn linkerhand. Dan zakt de man op de stenen en kreunt luidt. ‘V..erg…eef me mee…steres……,’ hoort ze hem fluisterend kreunen. ‘Wie ben jij?’ vraagt ze snel. ‘Kkk…eeeennn ooo ss.. Mii jjjj nnnn mmeeee…’ stamelt hij nog voor de dood hem in zijn greep krijgt. ‘Hoe kom jij aan dat wapen, Seana?’ vraagt een stem achter haar plots. Seana kijkt om en merkt Erine op die op haar toekomt. ‘Weet ik niet? Ik had dat plots,’ antwoordt Seana, maar schrikt als het wapen alweer in het niets oplost. Even staart ze naar haar lege hand. ‘Wie is dat?’ ‘Ik meende iets van Kenos en meesteres te verstaan.’ ‘Dus die blondine wil me dood.’ ‘Ik denk het, Erine. Kom, we moeten hier weg. Misschien zijn er nog meer.’ ‘Waarom deed hij zich als je broer voor?’ ‘Ik denk eerder dat hij jou moest uitschakelen, Erine. Ik was maar een toemaatje, dat te gevaarlijk werd.’ Even kijkt Seana nog even naar de dode. ‘Jij hebt Deno een moord zien plegen. En die man wilde je doden in zijn gedaante.’ ‘Seana, je wil toch niet zeggen dat Deno de schuld moest krijgen.’ ‘We denken beide hetzelfde, Erine. Maar die Kenos had geen rekening gehouden met het feit dat een van ons hem zou kunnen doden.’ ‘Dan heb ik geluk gehad, dat we beiden zijn gaan samenwerken. Was dat niet gebeurt, dan zou ik hier alleen geweest zijn.’ ‘Gelukkig maar, Erine. We moeten Ena Ros bedanken, want zij heeft mij die Pentagons gegeven.’ ‘Ena Ros weer. Wat is die Koreaanse agente toch vreemd. Ze gaf jou je hand terug en…. Het lijkt wel alsof ze alles voorziet.’ ‘Dat kan ze vermoedelijk niet echt, Erine. Maar ze wil ons helpen, dat is zeker. Alleen vraag ik mij af waarom.’ ‘Dan moeten we haar zien te vinden, Seana.’ ‘Dat proberen we al een tijdje, Erine. Maar we zijn nog geen stap dichter bij haar gekomen. Ze daagt tekens op iemand haar nodig heeft.’ ‘Vind je dat niet vreemd?’ ‘Je hebt gelijk, vreemd is het wel. Kom, we maken ons uit de voeten.’ Erine slikt even en volgt dan snel haar vriendin. Met grote snelheid rijden ze weg en bereiken tegen de avond de villa van Seana. Als ze Erine de deur achter haar dichtduwt, schrikken ze beiden als een bijna doorzichtige vrouw zichtbaar wordt. ‘Wie...??’ ‘Ik ben Anya, jullie dienares,’ zegt ze. ‘Waar kom jij zo plots vandaan?’ ‘Mijn gebieder gaf jou twee Pentagons, Seana. Eentje voor jou en eentje voor Erine. Ik ben een halogram dat door een Pentagon geschapen wordt om te communiceren.’ Verbaasd neemt Erine haar pentagon uit haar zak en bekijkt het nog even. Dan drukt ze het achteraan tegen haar hals, zoals ze Seana daarstraks, tijdens het gevecht, heeft horen roepen. ‘Zijn die Pentagons eigendom van Ena Ros? Maar hoe komt zij daaraan?’ ‘Mijn gebieder kan mij aan iedereen schenken die ze waardig acht om mij te dragen.’ zegt Anya. ‘Wie is Ena Ros, Anya?’ ‘Dat is aan de gebieder om dat aan jullie mee te delen. Ik heb daar geen bevoegdheid toe.’ ‘Is Ena Ros je gebieder?’ vraagt Seana. ‘Dat is iets wat mijn gebieder jullie moet uitleggen,’ zegt Anya nog, voor ze verdwijnt. Seana en Erine kijken elkaar even aan. ‘Dat ding kan nogal vreemde dingen, Erine. Zelfs wapens vormen.’ ‘Kwam je zo aan die cilinder van daarstraks, Seana?’ ‘Ik denk het. Het ging gewoon door zijn scherm heen.’ ‘Spijtig dat hij dood is. Misschien waren we van hem te weten gekomen wie hem gezonden heeft.’ ‘Ik kende toen de kracht van dat vreemd wapen niet, Erine. Maar echt spijt heb ik echter niet. Hij wilde jou doden. Dat weet ik zeker.’ Erine staart even naar de grond. ‘Waarom zag hij er eerst als jouw broer uit?’ ‘Dat raadsel heeft hij mee in de dood genomen, Erine.’ ‘Ik denk dat ik het weet, Seana. Hij wilde dat iemand hem, als jouw broer, opmerkte.’ ‘Da…dat zou kunnen. Als hij geslaagd was zou iedereen denken dat mijn broer jou gedood had. Zelfs ik zou ervan overtuigd geweest zijn.’ ‘Nu begin ik echter te twijfelen of ik jouw broer wel de moord in de stad heeft gepleegd.’ ‘Wie zou daar dan achter zitten?’ ‘Misschien die Jakira, die je hand zo toetakelde.’ Even gaat er een rilling door Seana, als ze weer aan die pijn terugdenkt. ‘Dat is nog iets dat we zullen moeten uitzoeken, Seana. Eerst hebben we nog een taak die we op ons genomen hebben, Seana. We moeten die dubbelgangster van Sorane opsporen en arresteren,’ zegt Erine. ‘Dat zal niet zo eenvoudig zijn. Misschien moeten we Ena Ros ook zien te vinden, want zij heeft krachten die maar een paar mensen en goden bezitten.’ ‘Is zij diegene die je hand genezen heeft?’ ‘Genezen, Erine. Ik had geen hand meer na de operatie. Ze vormde met haar krachten een nieuwe hand.’ Even slikt Erine. ‘Dan moeten we voor haar oppassen. Wie weet wat ze van ons wil?’ ‘Iets zegt me dat ik haar kan vertrouwen. Dat Pentagon heeft ons ook geholpen met die moordenaar.’ ‘Dat is juist. Seana. Maar wat is haar bedoeling achter dit alles.’ ‘Misschien kan Anya ons zeggen waar ze is?’ ‘Ze zal vermoedelijk zeggen dat ze daar geen bevoegdheid voor heeft.’ ‘Anya, antwoordt,’ zegt Erine. Maar Anya laat niets van zich horen. Glimlachend kijkt Erine Seana aan. ‘Zie je wel, dat ik gelijk heb?’ ‘Ook goed, Erine. Maar ik wil weten waarom ze dat doet. Dus hebben we twee taken. Sorane en die Ena Ros.’ ‘Geen van beiden zal een gemakkelijke klus worden, Seana.’ ‘Vindt een van beiden en je vindt hen allebei,’ horen beiden een stem giechelend zeggen. ‘Wat bedoel je Anya?’ vraagt Erine. ‘Dat was ik niet, agenten. Maar de stem van de gebieder.’ ‘Weer die gebieder? Aan de stem te horen is die vrouwelijk. Of is dat een truck om ons te misleiden.’ ‘Mogelijk,’ zegt Anya, waarbij zowel Erine als Seana het gevoel hebben alsof har woorden een spottende klank hadden. ‘We zullen maar best eens goed uitrusten.’ ‘Dat lijkt me een goed idee Erine. Maar dan wel apart.’ Even kijkt Erine Seana verbaasd aan en ziet haar glimlachen. ‘Je hebt gelijk, schat. Anders zou er niet veel van slapen komen, denk ik.’ ‘Eerst iets eten en dan onder de wol kruipen.’ ‘Dat zeker, want mijn maag knort.’ Sorane is intussen gematerialiseerd in de buurt van de woning van Jouna’s ouders. Jouna weet niet dat Sorane hen bezorgd in het oog houdt, want het gaat niet goed met hen. Toch kan ze uit de gedachten van Dane opmaken dat ze vijf weken geleden gelukkig weer thuis is gekomen, nadat ze in het ziekenhuis onderzocht werd. De dokters konden het niet verklaren, maar er is geen spoor meer van de aftakeling van haar heup. Ook Ven was gelukkig, maar een week later veranderde dat zeer snel. Wat er gebeurd is met zijn dochter, waar hij nog steeds van houdt, zorgde ervoor dat het op zijn werk slechter en slechter ging. Een week geleden werd hij ontslagen. Een paar dagen daarna kwam hij dronken thuis. Wat zijn vrouw ook probeerde hij bleef drinken. Als Sorane onzichtbaar in het huis rondloopt, schrikt ze. Door het venster ziet ze beiden tegen over elkaar staan. Straalbezopen staat de man voor zijn vrouw, die van angst achteruit wijkt. Jouna’s vader heft zijn hand, die hij tot een vuist gebald heeft, op. ‘Ik wil mijn flessen. Waar heb je ze verstopt, Dane?’ hoort ze hem vaag roepen. Maar nog voor hij toeslaat, trekt de vlaag van waanzin voorbij. Hij laat zijn hand zakken en wankelt achteruit. Snikkend zakt hij in de zetel, terwijl Dane, zijn vrouw langzaam aarzelend op hem toe stapt. Sorane haast zich naar buiten en belt aan. De moeder van Jouna schrikt op en kijkt naar de deur. ‘Wie kan dit nu nog zijn?’ fluistert ze. Als Sorane voor de tweede maal belt, staat ze toch op en opent even later de deur. Dane verstart als ze Sorane herkend. ‘Jij. Wat kom jij hier doen?’ vraagt ze afwijzend. ‘Jullie helpen.’ ‘Ons helpen. Haha. Je hebt onze dochter afgenomen en…’ ‘Dane, jij en je man hebben hulp nodig. Als Jouna daareven door het venster zou gekeken hebben, in plaats van ik, dan zou ze zich voor haar vader schamen.’ ‘Heb jij staan kijken… Verdomme, Sorane. Waarom bemoei jij je toch altijd met anderen? Jij bent de oorzaak dat mijn man zijn werk verloor.’ ‘Ik kan zorgen voor een nieuwe job, Dane.’ ‘Een job, bij jou. Daar zal Ven nooit willen aan denken. Je kan beter maken dat je wegkomt, voor mijn man komt kijken wie gebeld heeft.’ ‘Dat kan ik niet, Dane. Je dochter heeft mij verboden om mij om jullie te bekommeren, uit trots. Maar dat kan ik echter niet. En zeker niet nu ik jullie hier zo zie. Jouna zou mij nooit vergeven, als ik jullie niet hielp.’ ‘Wat maakt dat uit, nu ze onder jouw invloed staat?’ ‘Dane, je moest eens zien hoe gelukkig je dochter is. Ze studeert hard en zal haar doctoraat zeker halen. Alleen mist ze jullie, al wil ze dat niet toegeven.’ ‘Doctoraat? Wat heb je met haar gedaan?’ ‘Ze doet het werk dat ze het liefst doet, mensen genezen. Dat is wat jullie ook wilden.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Als ik het niet mis heb, is ze op dit moment assistent dokteres.’ ‘Wat? Waarom lieg je toch altijd, mevrouw Cobanon?’ ‘Waarom zou ik moeten liegen, Dane? Als jullie willen dan breng ik jullie dadelijk tot bij haar, dan kan je het met eigen ogen zien.’ ‘Maak dat je wegkomt of ik druk af,’ roept Jouna’s vader, die wankelend naar buiten komt. Sorane kijkt hem aan en merkt dat hij een geweer, dat met capsules geladen is, in handen heeft. Maar hij staat onvast op zijn benen, waardoor de loop heen en weer zwaait. Sorane beseft, dat hij als hij schiet, ook zijn vrouw zal raken. Het is echter te laat om de capsules onklaar te maken. Snel laat ze Anya een energiescherm omheen zichzelf en Dane vormen. Net op tijd. Luidt klinkt de knal doorheen de smalle gang. De golf mini capsules slaan in op het onzichtbare scherm en barsten open. De stukjes ervan vallen rinkelend op de vloer. De man laat van schrik het wapen vallen en staart naar Sorane en zijn vrouw. ‘Hoe.. Wat… nee, wat heb ik gedaan?’ roept de man met trillende stem uit. Zijn vrouw kijkt Sorane met grote ogen. ‘Wat was dat?’ ‘Niets belangrijks, Dane. Help je man. Hij heeft je nu nodig.’ De vrouw kijkt Sorane even onderzoekend aan, maar loopt naar haar man en helpt hem naar de salon toe. Ze laat hem in de zetel zakken en slaat een arm om de schouders haar huilende man. ‘Wat heb ik gedaan, lieve schat? Je had dood kunnen zijn.’ ‘Iets heeft mij en Sorane beschermd, Ven. Ik denk dat mevrouw Cobanon ons een beetje uitleg verschuldigd is.’ ‘Dat zal wel nodig zijn, Mevrouw Vaneron,’ zegt Sorane, terwijl ze beiden naar binnen volgt. ‘Dat denk ik ook, Sorane. Ik zal je maar zo blijven noemen, al denk ik dat ik u beter met Hera zou aanspreken.’ Dan gaat de moeder van Jouna naast haar man zitten. ‘Waag dat niet, mevrouw’ zegt Sorane met een glimlach, terwijl ze in de deuropening blijft staan. ‘Noem me maar, Dane. Anders moet ik je toch liever met Hera aanspreken.’ ‘Dat je dat maar laat, Dane. Ik hou niet van titels.’ ‘Toch wil ik iets weten. De dag dat Jouna met u meeging, was ik nog zwaar ziek, maar toen jullie wegwaren plots weer gezond. Na onderzoek bleken mijn beenderen geen enkel teken meer van verval te vertonen.’ Even glimlacht Sorane. ‘Ik doe altijd wat ik denk te moeten doen, mevrouw. Mijn verwijderde organen herstellen kosten me meer krachten, dan toen ik je ziekte bestreed.’ ‘Dus mijn vermoeden was juist.’ ‘Ik moest je helpen, om Jouna.’ ‘Is het werkelijk waar, dat onze dochter verder studeert?’ Sorane knikt. ‘Zoals ik zei, is Jouna nu assistent-dokteres, Dane. En over een tweetal maanden start ze haar studies in een paar specialisaties die ze gekozen heeft.’ ‘Kom hier naast ons zitten en vertel een beetje over haar en haar werk.’ Als Sorane de salon wil binnenstappen, klinkt achter haar een bevelende stem. ‘Wat is hier gaande? Ik hoorde een schot.’ Als Sorane omkijkt, herkent hij haar van de beelden op de teevee. ‘Jij,’ roept hij en grijpt naar zijn wapen. ‘Halt, jongeman. Laat je wapen in je holster. Ik ben hier om te helpen.’ Met het wapen half uit zijn holster, zegt hij: ‘Jij bent diegene die Jouna heeft meegenomen. Haar ouders…’ ‘Nee, Aenon. Steek alstublieft dat wapen weg. Mijn man heeft onze dochter het huis uitgezet. Daarom ging ze uit vrije wil met Sorane mee. Dat is de waarheid, al keurde ik het niet goed. Ven heeft spijt van wat hij gedaan heeft en mist haar. Daarom is hij na zijn ontslag beginnen drinken.’ De jongeman kijkt even naar Sorane en dan naar de smekende ogen van Dane. Even twijfelt hij, maar dan laat hij zijn wapen weer in zijn holster glijden. ‘Ik hoop dat je mijn vriendin goed behandeld hebt, Cobanon. Anders krijg je met mij te maken. Sorane kijkt hem glimlachend aan. ‘Jouw vriendin, Aenon. En dat terwijl ze jou nooit meer wil zien. Ik vraag me af wat jij haar aangedaan hebt. Jouna is gelukkiger waar ze nu is.’ Aenon kijkt Sorane verschrikt aan, want hij beseft ze gelijk heeft. ‘Jouna is mijn vriendin en maakt nu deel uit van mijn pas opgerichte organisatie, Aenon.’ ‘Ze zouden je moeten opsluiten, Sorane. Misschien geraakt Jouna, dan uit je bederfelijke invloed.’ ‘Je houdt van haar, dat voel ik. Maar je hebt haar bedrogen,’ merkt de roodharige op. ‘Aenon, is dat waar? Is het daarom dat mijn dochter je aan de deur gezet heeft?’ De jongeman durft de moeder van Jouna niet aankijken, maar knikt lichtjes. ‘Ja, ik was dronken die jonge vrouw ook. Ik hoop dat Jouna mij ooit vergeeft.’ ‘En toch hou je van haar, Aenon. Ik weet dat het je wens is om met haar te praten. Misschien zal ze je vergeven als je voor haar staat en alles opbiecht,’ vraagt Sorane plots. ‘Ja, dat wil ik zeker. Maar dat zal jij niet toelaten.’ ‘Waarom niet?’ ‘Zou je dat dan doen, terwijl je weet dat ik als ik de kans krijg haar uit je handen zou halen.’ ‘Die kans krijg je, Aenon. Alleen denk ik niet dat je het zult proberen, als je ziet hoe gelukkig ze is. Alleen heeft ze verdriet om iets dat ik eerst niet kon achterhalen. Maar dat is mij nu duidelijk geworden.’ ‘Dat zullen we nog eens zien.’ ‘Geef me een hand, jongeman,’ zegt Sorane.
8. Misleiding
Verschrikt kijkt Sorane om en staart naar de vrouw die achter haar staat. ‘R..eysa,’ fluistert ze, terwijl haar zus haar met grote ogen aanstaart. Even weet ze niet wat te zeggen, want ze heeft een fout gemaakt. Ze had de gedaante van Ena terug moeten aannemen. Maar daar is het nu te laat voor. ‘SORANE!!!!!! Je bent het werkelijk, zus,’ brengt de jonge vrouw hees uit. Sorane slikt even, want ze weet niet goed wat te zeggen. ‘Als je haar dubbel zou zijn, dan gelijk je als twee druppels water op haar.’ Maar Sorane schudt haar hoofd. ‘Ja, Reysa. Ik ben het echt.’ Even slikt Sorane’s zus. ‘Wat zeg je? Nee, jij kan mijn zus niet… Of toch… Jij moet echt mijn zus zijn. Dus die ander werd…’ ‘Nee, Reysa. Er is geen dubbelgangster. Dat hebben ze moeten verzinnen omdat ze niet konden verklaren waarom mijn lichaam verdween en daarna nog opgemerkt ben. Maar ik ben ook nog steeds in leven, zoals je ziet.’ Reysa wankelt even, want het nieuws heeft haar hevig geschokt. ‘J…je bent in leven? Maar dat kan toch niet. Je lag daar toch dood voor mij en Jenan.’ Jouna ondersteunt haar snel. ‘Ik ben Jouna Vaneron, mevrouw.’ ‘Bent u niet die verpleegster die…’ ‘Ja, dat ben ik. Maar ik werd ontslagen. Volgende week begin ik, dankzij je zus, in het ziekenhuis van Mogwan, mevrouw Nador.’ Even kijkt Reysa naar de verpleegster. ‘Ik heb mijn zus toch dood op de tafel zien liggen, herhaalt ze nogmaals. Dit moet een droom zijn.’ ‘Dat het een droom was, dacht ik eerst ook, mevrouw. Ik zag met ontstelling dat deze dode dame plots haar ogen opende en zich oprichtte. Ik moest haar zelfs helpen, want ze kon bijna niet op haar benen staan.’ Reysa staart Jouna met een verbijsterde blik aan, alsof ze gek is. ‘Zijn jullie beiden gek? Dat is toch niet mogelijk.’ ‘Ik geloofde toen mijn ogen niet, mevrouw Nador. Maar je zus leefde echt. Haar wonden zag ik voor mijn ogen genezen tot ze er niet meer waren. Er was zelfs geen litteken achtergebleven.’ Reysa kijkt van de een naar de andere en staat op instorten. ‘Maar je organen. We hadden toestemming gegeven om die te gebruiken.’ Sorane wendt haar hoofd even naar Jouna. ‘Niets daarover zeggen. Reysa is er niet goed van,’ denkt ze naar de verpleegster. Die knikt echter en zegt: ‘Voorzichtig, Sorane. Je zusje krijgt een kindje.’ Sorane schrikt even, want wat haar zus nu te verwerken krijgt, kan haar baby in gevaar brengen. Snel stapt ze op Reysa toe en neemt de hand van Reysa. Even concentreert ze zich en zend versterkende impulsen door de hand en arm van haar zus. Reysa voelt haar maag weer op orde komen en hoort haar zus Sorane zeggen: ‘Is dat werkelijk waar, zus? Ben je in verwachting?’ ‘Ja, al drie maanden. Ik en Reno zijn zo gelukkig met elkaar. Maar hij weet het nog niet.’ ‘Reno? Je was toch met Ferino samen.’ Reysa trekt haar arm weg en doet een stap achteruit. ‘Die zie ik al meer dan een jaar niet meer, Sorane Ik betrapte hem met een andere meid en gaf hem de bons. En toen ik zeven maanden later Reno ontmoette.’ Even kijkt Sorane nadenkend naar haar zus. ‘En je viel voor hem.’ ‘Nee, niet op dat ogenblik, Sorane. Ik was nog niet aan een andere man toe, omwille van Ferino. Pas na een maand of drie vier, waarbij ik eerst aarzelend uitging met Reno, dat hij me op een dag kuste. En die kus was het begin van een nieuw leven voor mij.’ ‘Mag ik jullie beiden veel geluk met elkaar wensen, zusje? Maar word het niet stilaan tijd om te zeggen dat je in verwachting bent,’ zegt Sorane, terwijl ze haar zus even omhelst. Haar zus knikt. ‘Alleen heb ik er de moed niet toe.’ ‘Houdt hij niet van kinderen?’ ‘Jawel, maar hij wilde nog even wachten. Hij heeft het zeer druk met zijn onderzoeken.’ Weer kijkt Reysa Sorane aan en begint nu pas echt te beseffen dat ze het werkelijk is. ‘En nu moet ik hem ook nog zeggen dat ons zusje nog in leven is.’ Even glimlacht Sorane en wendt dan haar blik op Jouna. ‘Reysa, Jouna is nu een studente geneeskunde in het ziekenhuis van Mogwan.’ Haar zus knikt even. ‘Haar naam kende ik nog niet, Sorane. Zoals ik al zei, heeft deze verpleegster mij en onze broer, toen jij in het dodenhuis lag, begeleid.’ ‘Dat was me al duidelijk, Reysa.’ ‘Het is bijna niet te geloven. Je had toch twee wonden in je borst en je leeft werkelijk. Hoe is dat toch mogelijk? Wilden de goden je soms niet tot het dodenrijk toelaten?’ ‘Misschien is dat wel zo, zus. Kom je mee naar mijn villa. Dan kan ik een paar dingen uitleggen. Jouna hier woont voorlopig bij mij en enkele anderen in.’ ‘Ik wil alles weten, Sorane. Maar ik niet alleen, ook onze broer Jenan.’ ‘Bel hem even op, maar zeg dat je iets over mij te weten gekomen bent of zoiets. Maar zeg nog niet dat ik er ben.’ Terwijl Reysa nog eens, met een ongelovig gezicht, naar Sorane kijkt, neemt ze haar smartphone en selecteert de naam van haar broer. Na een minuut of drie, zegt Reysa: ‘Jenan was er niet, maar zijn vriendin, Deriva, nam op. Ze zullen beiden komen, Sorane.’ ‘Dat is goed, zus. Ik wil dat jullie beiden op de hoogte zijn, want ik hou van jullie allebei. Wie is Deriva? Jenan had toch een vriendin Geevy. Als ik het goed begrepen had, dan gingen ze toch trouwen.’ Reysa knikt. ‘Geevy is er vandoor gegaan, nadat ze door Jenan aan de deur gezet was. Wat er gebeurd is weet ik niet, maar Geevy heeft huilend bij mij thuis in de zetel geslapen, nadat Jenan haar de deur gewezen had. Ze wilde echter niet zeggen wat er gebeurd was. Ik kon niet meer vragen want ik moest naar mijn werk. En toen ik die avond terugkwam was ze weg. Ik heb haar sindsdien niet meer gezien. En een paar weken later dan ontmoette Jenan een verlamde vrouw. Onze broer raakte opnieuw verliefd en hielp haar om te genezen. Die vrouw, Deriva zou door de nieuwe technieken, die ze in het ziekenhuis hier in Mogwan gebruiken, genezen zijn. Een tweetal maanden later bleken beiden verliefd op elkaar te zijn.’ Sorane kijkt haar zus even met een nadenkende blik aan, want haar broer hielt zielsveel van Geevy en nu zou hij een andere hebben. Ze herinnert die Deriva, want ze heeft haar een paar maanden geleden al eens ontmoet. ‘Wel jammer, want ik mocht Geevy wel,’ fluistert Reysa nog en merkt dat haar roodharige zus haar aankijkt. ‘Waarom zei je genezen moeten hebben, zusje?’ ‘Omdat ik later in het ziekenhuis geweest ben. Ze hebben er geen gegevens over Deriva’s genezing. Ze is nooit in Mogwan behandeld. Maar ons broertje gelooft me niet.’ Verbaasd kijkt Sorane naar haar zus. Dit nieuwtje maakt haar nog meer bezorgd, want een ding weet ze zeker. Geevy hielt van haar broer. ‘Daar wil ik het fijne van weten, zusje,’ denkt ze. ‘En je vriendin hier. Weet zij ook wie jij echt bent?’ ‘Ja, Jouna weet wie ik ooit was en wie ik wil worden of beter gezegd geworden ben.’ Even slikt Reysa, terwijl ze de vreemde blik van de verpleegster opmerkt, want ook zij begrijpt niet wat Sorane daarmee bedoelt. ‘Mevrouw Nador, kom mee naar binnen. Sorane heeft veel uit te leggen, maar ze geeft veel om jullie.’ ‘Dat weet ik. Mag ik je Jouna noemen? Want iets zegt me dat we in de toekomst misschien vriendinnen zullen zijn.’ ‘Dat hoop ik ook, Reysa.’ Dan kijkt ze weer naar haar roodharige zus en slikt even. ‘Maar het is moeilijk te verwerken, want het bericht van de dood van mijn zus was een zware klap voor mij en Jenan. En toen bleek ook nog dat haar dode lichaam verdwenen was. Sommigen grapten, waarmee ik niet kom lachen, dat ze gaan lopen was. Maar nu blijkt dat ze het juist hadden. Mijn zus is werkelijk gaan lopen.’ ‘Zoiets, Reysa. Maar gaan lopen was het niet echt. Al heb ik haar wel met haar eerste stappen geholpen. Ze was verdwenen toen ik met enkele dokters terugkwam.’ Even kijkt Reysa naar Jouna en zegt: ‘Ga maar binnen. Ik blijf hier nog een beetje in de omgeving rondwandelen, want dit moet ik toch alleen verwerken.’ Sorane knikt. ‘Ik hoop dat je er bent, als Jenan aankomt, want het zal voor hem een even grote klap zijn als voor jou.’ Reysa knikt met een zwakke glimlach. Sorane en Jouna kijken nog even naar Reysa en gaan dan naar binnen. ‘Dit heeft je zus zwaar getroffen, Sorane.’ Sorane knikt even. ‘Ik weet het, Jouna. Ik had moeten voorzien dat ik haar of mijn broer tegen het lijf zou kunnen lopen. Ik had me in deze buurt in Ena Ros moeten veranderen.’ ‘Dan had je zus niet geweten dat je nog in leven was. Misschien was dat nog veel erger geweest.’ Even kijkt Sorane Jouna aan en knikt dan. ‘Misschien heb je gelijk. Reysa heeft hulp nodig en ik weet wie kan helpen.’ ‘Hoe weet je dat?’ ‘Telepathie, Jouna. Ik weet waar haar nieuwe vriend Reno zich bevindt. Tot over een paar minuten.’ Even staart de verpleegster naar de plaats waar Sorane stond. Dan zucht ze en loopt naar het raam. Met nadenkende ogen kijkt ze naar de gedaante van Sorane’s zus, die over het gras wandelt. Na een korte aarzeling stapt ze naar buiten en gaat met Reysa praten. Intussen is Sorane gematerialiseerd in de omgeving van de villa waar haar zus woont. Ze heeft gelijk. Er is iemand in de woning. Ze scant de man, die aan een tafel zit te lezen, wachtend op zijn vriendin. Even aarzelt ze, maar dan stapt ze op de deur toe en belt aan. Even later opent Reno de deur. ‘Ik ben de zus van Reysa en Jenan, kan ik je even spreken.’ zegt de roodharige. ‘Er is toch niets met haar.’ ‘Nee, ze maakt het goed. Maar ze is door mij in de war.’ Reno verstart op dat moment. ‘Je zei zus, Maar dat kan niet. Reysa’s zus is dood. Jij moet die tweede Sorane zijn. Maar je lijkt als twee druppels water op die dode.’ ‘Ik ben Sorane Nador of Cobanon, Reno. Maar ik was daar niet om de rechter doden. Mag ik binnenkomen?’ ‘Nee, dubbelgangster of niet, maar je bent een huurmoordenares. Dit huis is van Reysa Nador mijn vriendin. Ik weet niet wat je wil, maar binnen kom je niet.’ ‘Reysa is mijn stiefzus, Reno. Ik zou haar nooit iets aandoen. Ze stond plots voor mij en schrok hevig. Ik heb je hulp nodig om haar te helpen. Misschien kan jij haar steunen om het te aanvaarden.’ ‘Of je het echt bent, daar kan ik niet over oordelen, want ik heb haar zus alleen maar als dode op foto’s gezien. Reysa zei dat je door capsules doorboort op de tafel lag.’ Sorane stapt plots vooruit en is binnen voor Reno kan reageren. Met gebalde vuisten kijkt hij haar aan. ‘Ik begrijp je woede, Reno. Maar ik ben de Sorane van vroeger niet meer. Jij bent een onderzoeker naar psy-krachten. Zoals jullie het noemen. Ik ben een esper. Je werkt in het onderzoekscentrum van de Mogwan.’ ‘Hoe weet je dat? Wat is een esper?’ ‘Telepathie, Reno. Geef me een hand. Mijn zus heeft je nodig, want jullie krijgen over een paar maanden een kindje,’ zegt Sorane, terwijl ze telekinetisch de deur sluit Reno staart haar verschrikt aan en ontspant zijn vuisten. ‘Je zei iets van... Is Reysa zwanger?’ ‘Ja, Reno. Nog maar kort, maar er groeit al een levend mensje in haar.’ ‘Reno grijpt snel zijn jas en trekt hem aan. Dan kijkt hij even naar de sleutels van zijn zwever. Maar voor hij ze kan gaan oprapen, zegt Sorane. ‘Reno, jullie onderzoek, staat nog maar in zijn kinderschoenen. Laat je sleutels maar liggen.’ De man draait zich om naar de roodharige en stamelt: ‘Ons onderzoek in de kinderschoenen zeg je, Sorane. Daar wil ik het later wel even over hebben. Maar nu moet ik mijn sleutels…’ Als hij Sorane op zich ziet toestappen, reageert hij te laat. Ze heeft zijn hand al vast. Beiden worden in een groen veld gehuld en lossen op in het niets. In de tuin van haar villa worden ze weer stoffelijk. Ze ziet een zwever op de oprit staan die er nog niet was toen ze teleporteerde. Even scant Sorane de omgeving en glimlacht even. Jouna heeft Reysa naar binnen gebracht, toen Jenan en Deriva aankwamen. Ze zitten allemaal met elkaar over wat Jouna over Sorane weet te praten. Reno wankelt achteruit en staart Sorane aan. ‘Wat was dat?’ ‘Een overbrengersveld.’ ‘Hoe kom je daaraan? Ze hebben dat pas een paar maanden geleden voltooit, maar er worden nog steeds testen mee uitgevoerd om te zien of het veilig is.’ Sorane glimlacht even, terwijl ze merkt dat Reysa niet meer in de tui, rondwandelt. ‘Deze techniek stamt uit een ver verleden, Reno. Later zal ik dat wel verklaren. Nu ontbreekt de tijd. Mijn vriendin Jouna heeft Reysa al een beetje gekalmeerd en zit binnen met haar te praten.’ ‘Is Reysa binnen?’ ‘Ja, volg me. We gaan ook. Ze zal blij zijn om je te zien.’ Als ze beiden naar binnen stappen, horen ze Reysa juist zeggen: ‘Het is werkelijk onze Sorane, broer. Ze zegt dat er geen dubbelgangster van haar rondloopt.’ ‘Dat is ontstellend. We hebben haar toch allebei zien liggen. Hoe kan zij nog in leven zijn?’ Dan merken ze Reno op en schuin achter hem Sorane. Aarzelend staat Jenan op en kijkt de roodharige aan. Hij kijkt haar diep in de ogen. ‘Je bent het werkelijk, Sorane,’ fluistert hij, terwijl hij haar van kop tot teen aankijkt. ‘En of ik het ben, broer.’ Met een stapt staat hij voor haar en slaat zijn armen om haar heen. ‘Ik wist het. Jij lag daar niet dood op de tafel,’ fluistert hij. ‘Het spijt me, Jenan. Je hebt het mis. Ik lag daar wel.’ Verschrikt laat hij haar los. ‘Laat me het uitleggen, Jenan. Daarom heb ik Reysa gevraagd om jullie te bellen.’ Aarzelend volgt Jenan zijn slanke zus naar de salon waar de anderen op hen zitten de wachten. Tot vroeg in de morgen zitten ze te praten over Sorane en later over de toekomstplannen van de zus en broer van Sorane. ‘Ik wil helpen, Sorane,’ zegt Jenan plots. ‘Dank je, broer. Ik zal je hulp goed kunnen gebruiken, want alleen kan ik zoiets niet organiseren.’ ‘Ik ook, Sorane. Als je het wil.’ De roodharige kijkt haar zus glimlachend aan.’ ‘Jij bent welkom, zus. Maar ik vrees dat jullie geen van beiden weten waar jullie aan beginnen.’ Dan kijkt Sorane even naar Jouna, want tijdens het gesprek voelde Sorane dat zij ergens verdriet om heeft als ze naar de gelukkige Reysa en haar vriend loerde. Beiden zijn met hun gedachten bij hun ongeboren kindje. Maar als Sorane Jouna scant, slaagt ze er niet in om de diepste gedachten van de verpleegster te weten te komen. ‘Je wil er niet aan denken, Jouna. Maar ooit kom ik kom wel te weten waarom je zoveel verdriet hebt.’ Plots vraagt de nieuwe vriendin van Jenan. ‘Hoe komt het dat jij hier zo een goede naam hebt, Sorane? In de rest van de wereld sta jij of je dubbel als een genadeloze moordenares bekend. ‘ Even kijkt ze allen een voor een aan en begint te vertellen. Ze begint met haar leven na de ruzie met Reysa en Jenan en hoe steeds meer geld, door opdrachten en diefstal van misdadigers, begon te verdienen. In het begin genoot ze van haar nieuwe rijkdom, maar plots veranderde iets. Ze ontmoette de ouders van Gerie, die niet veel hadden, maar toch hielpen. Niet lang daarna begon ze met haar geld de mensen in deze streek te helpen. Ze luisteren allemaal aandachtig naar haar worden. Ze konden met nieuw kapitaal een ziekenhuis, een school en enkele kleine fabrieken bouwen. Hierdoor hebben de meeste dorpelingen vast werk in hun buurt, terwijl ze vroeger moesten afzakken naar een grotere stad om werk te zoeken. Sorane benoemde enkele betrouwbare mensen, die het fonds, dat ze hiervoor gesticht had, beheerden. Hierdoor het dorp langzaam uitgroeide tot de kleine stad die ze nu is. Hoeveel ze besteedde weten maar een paar mensen in Mogwan. Maar op zeven jaar tijd veranderde het dorp en zijn omgeving helemaal en werd welvarend. Als Sorane stopt met praten, is het even doodstil. ‘Dank je om het ons ons te vertellen, Sorane. Jenan en ik waren al van een groot deel op de hoogte, maar nu zie ik pas wie jij bent. Je geeft om mensen, zoals wij allemaal hier.’ ‘Je moet me niet bedanken, zus. Ik vertel het jullie omdat ik jullie allen op de hoogte wil brengen van mijn leven voor mijn dood. Maar nu is alles verandert. Ik ben niet meer dezelfde die ik toen was. Reno hier heeft al een fractie van mijn gaven opgemerkt. Maar er is nog veel meer. En ik wil dat jullie allen daar deel uitmaken.’ ‘Wat bedoel je, Sorane?’ vraagt Jouna. ‘Ik ben van plan om een groep te vormen, die mij op mijn nieuwe weg zal helpen en bijstaan als het nodig is. En ik moet zo snel mogelijk naar Delos, want anders zal mijn nieuwe leven van korte duur zijn.’ ‘Wat? Sorane. Wat zeg je nu?’ ‘Ongeveer twee jaar, Jenan. Dan zou ik mijn greep op mijn lichaam kunnen verliezen. Alleen op Delos kunnen ze mij helpen.’ ‘Niemand weet waar Delos zich bevindt of wat het is, Sorane.’ ‘Ik ben de enige, Reno, die voldoende aanwijzingen heeft om de weg naar Delos vinden. Maar ik ben ook de enige die die weg kan volgen. Maar het is niet zonder gevaar.’ ‘Waarom kan je nu niet vertrekken, Sorane?’ Deriva staart Sorane aan, terwijl ze denkt: ‘Die roodkop zegt de weg naar Delos, waar velen al naar gezocht hebben, te weten Als dat klopt, dan moet ik te weten komen wat ze weet?’ De roodharige kijkt Jouna aan en zucht even. ‘Hier is iets op til. Daarom wil ik eerst mijn groep vormen die hier als ik weg ben een oogje in het zeil kan houden.’ Deriva kijkt Sorane even nadenkend aan. ‘Wat bedoelt ze nu weer? Ze kan toch niet weten wat Jakira van plan is. Ik moet meer te weten zien te komen,’ denkt ze, terwijl ze naar Jenan kijkt, die juist vraagt. ‘En jij wil dat wij tot die groep hier in deze stad behoren.’ ‘Ja, Jenan. Jij en Reysa hebben vroeger een harde leerschool doorstaan. Jullie zullen je mannetje wel kunnen staan. Maar ik heb nog andere mensen op het oog. Alleen moet ik hen op de hoogte brengen van wat ik wil. En hen dan overtuigen.’ ‘Dat is nogal wat, Sorane. En wat moet die groep dan uitvoeren.’ ‘Later zal dat wel duidelijk worden, Reysa. Nu is het nog te vroeg. Voorlopig blijven jullie allen een zo normaal mogelijk leven leiden. Intussen hebben ik nog vele dingen te doen.’ ‘Waar wordt onze groep dan ondergebracht, Sorane?’ De roodharige kijkt Deriva aan en scant haar nogmaals, maar ze slaagt er weer niet in om tot haar door te dringen. ‘Wie is die Deriva toch? Ik kan haar niet scannen en dat kan alleen een esper. Maar is zij er eentje. De vraag is of ik haar wel kan vertrouwen?’ denkt Sorane denkt Sorane en antwoordt op haar vraag: ‘Daar heb ik nog geen enkel idee van, Deriva. Ik heb alleen een stuk of zeven kandidaten. Er moeten er nog veel meer komen.’ ‘Als je wil doe ik ook mee. Voor ik verlamd raakte, was ik bij de speciale troepen. Getraind in infiltraties en opsporen van verdwenen mensen. Het was bij een van deze acties dat ik in mijn rug geraakt werd. Zo kwam ik in Mogwan terecht en ontmoette je broer.’ Sorane knikt even. ‘Dan ben jij al verder dan de anderen, Deriva. Misschien word je zelfs mijn vervangster. Maar zoals ik al zei zo ver zijn we nog lang niet.’ ‘Nu moet ik zeker blijven, want misschien wordt die Sorane wel gevaarlijker dan Jakira denkt. Want ze probeerde mij te scannen, dus is ze minstens een telepate. Of is het beter dat ze elkaar afmaken. Misschien is het toch beter dat ik mijn meesters T’naka op de hoogte breng, als ik haar kan bereiken,’ gaat het door de gedachten van Deriva. ‘We zien later wel. Maar ik zal eraan denken.’ De vrouw knikt even en kijkt naar haar horloge. ‘Het is al twee uur in de morgen, vrienden. Word het geen tijd om eens te gaan slapen?’ merkt Deriva op. ‘Dat is zeker, schat. Sorane, we gaan eens naar ons eigen bedje. Ik breng Reno en Reysa wel even naar hun nestje,’ zegt Jenan lachend. Sorane glimlacht, maar schrikt als ze zijn gedachten opmerkt. Hij lijkt Geevy, de vrouw van wie hij zoveel hielt al helemaal vergeten te zijn. Ze scant haar stiefbroer nog dieper een dieper, terwijl hij Deriva kust. ‘Hé, hij denkt dat Geevy hem bedrogen heeft. Dat kan ik maar moeilijk geloven? Ik weet zeker dat Geevy zielsveel van mijn boertje hielt. En nu houdt hij op zo’n korte tijd van een ander. Ofwel heeft Geevy hem zwaargekwetst of er is iets anders gaande. Kon ik zijn nieuwe liefde maar telepathisch scannen. Maar ik vermoed dat ze een esper zoals ik is. Minstens een hypno en een telepate. Welk speeltje speelt ze? Wie is ze werkelijk? Dat moet ik eens uitzoeken,’ denkt Sorane. Dan slaat de schrik haar om het hart. ‘Maar waar is Geevy gebleven, zou ze haar vermoord hebben,’ denkt ze. ‘Jenan, je was toch gelukkig met Geevy. Is er iets gebeurd?’ Sorane die Deriva in het oog houdt, merkt dat ze dadelijk een gespannen houding aanneemt. ‘Geevy, die heb ik betrapt met een andere man, zus. De volgende dag heb ik haar de deur gewezen. Gelukkig ontmoette ik Deriva hier een paar weken later in het ziekenhuis, waar ik behandeld werd voor de depressie waar ik in belandde, door het bedrog van Geevy.’ Deriva moet moeite doen om Jenan het beeld voor te spiegelen, dat ze over Geevy opgebouwd heeft in zijn geest. Hierdoor vergeet ze echter haar gedachten volledig af te sluiten. Sorane dringt dadelijk doorheen haar zwakke geestelijk barrière. Snel verkent ze de vele gedachten van Deriva. Geevy is er vandoor gegaan voor Deriva haar kon aanpakken. Ze heeft haar nog wel gezocht, maar niet meer gevonden. Ze werkt echter voor Jakira, maar ook voor iets of iemand anders. Een naam komt telkens weer op de voorgrond. T’naka. Maar wie dat is kan Sorane niet te weten komen. Plots kijkt Deriva haar in de ogen. ‘We zullen maar naar huis gaan, Deriva,’ zegt Jenan op dat moment en opent de deur van zijn zwever. ‘Kan je ons naar onze villa brengen, broer?’ vraagt Reysa. Jenan knikt: ‘Stap maar achterin, zusje.’ Even later kijkt Sorane de zwever na als die om de hoek draait. Een uurtje later zet Jenan zijn vriendin aan de ingang van het gebouw waar ze werkt af. ‘Tot straks, lieveling. Ik moet naar de hoofdstad.’ Deriva geeft hem nog even een kus en wuift ten afscheid. Dan gaat zij naar binnen en verdwijnt in de lift. Daar drukt zij een speciale code in. Even later begint de lift te dalen naar een verdieping die diep onder de grond is. Als zij uitstapt begroeten de mensen die er hun taken uitvoeren haar koel. Deriva trekt zich er niets van aan en haast zich naar het kantoor van haar opdrachtgever. Maar die is niet alleen. Jakira is er ook. Ze heeft haar nog niet echt ontmoet, maar wel al een paar maal gezien in de hoofdstad. Maar die blondine heeft nooit enige aandacht aan haar geschonken. Dat lijkt nu verandert, merkt ze dadelijk. Toch begint Deriva kalm aan haar rapport. De blondine kijkt haar onderzoekend aan. Alleen van Sorane zegt zij niets, want dat hoort niet tot haar opdracht. Zij wil echter eerst weten wat Sorane bedoelde, toen die zei dat ze de weg naar Delos kende. Want niemand, zelfs haar opdrachtgevers weten niet dat zij op macht uit is. Sinds zij voor T’naka werkt, is zij in aanzien gestegen en die zal haar rijkelijk belonen als ze haar de weg naar Delos kan wijzen. De lessen die zij van haar meesteres kreeg, hebben haar veel nut opgeleverd. Zo kan zij bijvoorbeeld haar gedachten volledig afschermen en is zij ook het gebruik van telekinese en telepathie leren kennen. ‘Ik heb al lang genoeg gediend. Of zou ik de macht van Delos voor mezelf opeisen. Zelfs T’naka weet niet dat ik ook anti-krachten hebt,’ denkt Deriva, terwijl haar gedachten zich richten op de toekomstige macht, die de hare zou kunnen zijn. ‘Hou je van die Jenan?’ vraagt de blondine plots. ‘Nee, Hera, die kan me gestolen, worden. In gedachten denkt hij dat ik Geevy, de vrouw van wie hij schijnt te houden, ben. Ik speel mijn rol zo goed als ik kan. Hij en de anderen vermoeden niet dat ik er ben om hem te observeren.’ ‘Dat is goed, Deriva. Als je slaagt, dan zal je beloond worden. Maar mislukt je, dan zal ik van je lijden genieten, vergeet dat nooit.’ Deriva kijkt de blondine schrikkend aan. Maar innerlijk glimlacht zij grijnzend. ‘Ik vrees dat je een verrassing te wachten staat, Jakira kloon,’ denkt ze, want zij weet al lang dat die vrouw de echte Jakira niet is. ‘Je kent mij nog niet, zie ik,’ hoort ze de blondine zeggen. Deriva schudt haar hoofd. ‘Mijn naam is Hera Jakira. Ik steun Aqunok hier, want hij moet mijn plannen op de planeet ten uitvoer brengen. En jouw taak blijft dezelfde. Observeer Jenan Nador en probeer te weten te komen of ze de dubbelgangster van Sorane Nador, als die bestaat, kennen. En ik wil alles over zijn onderzoek weten.’ ‘Dat is mijn opdracht, Hera.’ ‘Je weet wat ik en Aqunok verwachten, Deriva. Dus je mag gaan.’ Even trillen de handen van Deriva, nu ze als een ondergeschikte behandeld wordt. Maar ze slaagt erin om het te verbergen. ‘Ik zal slagen, Hera,’ zegt ze met trillende stem. Dan gaat ze naar buiten, terwijl Jakira haar nadenkend nastaart. Ze weet niet dat Jakira haar gespannen houding opgemerkt heeft. ‘Ze lijkt op een zekere macht uit te zijn. Is dat een goed teken of kan ze een gevaar betekenen? Ik moet die zo snel mogelijk eens dieper scannen,’ denkt de blondine voor ze zich tot Aqunok keert. Intussen in Mogwan. Er zijn een paar dagen voorbijgegaan. Op dit moment gaat Jouna voor het eerst naar haar nieuwe job in het ziekenhuis. Op de eerste dag is ze stipt op haar afspraak en wordt even rondgeleid door een knappe verpleger. Als hij haar begeleid naar de afdeling waar ze haar werk en opleiding zal krijgen, is ze verrast door de hoogstaande techniek, die ze er aantreft. ‘Dat wordt allemaal door een vreemde weldoenster mogelijk gemaakt, miss Jouna.’ ‘Ken je haar?’ ‘Nee, niemand hier, al denken sommigen wel te weten wie het is, maar toch zijn ze er niet echt zeker van.’ ‘Als ze liever buiten schot blijft, dan laten we het beter zo,’ zegt Jouna nadenkend, want zij weet al een tijdje wie het moet zijn, want Sorane heeft hier wel veel invloed. Nieuwsgierig laat ze de werking van verschillende apparaten uitleggen en waar ze voor gebruikt worden. Sommige dingen hebben ze zelfs niet in het ziekenhuis waar ze assistente was. Ze vraagt zich af hoe Sorane aan die apparatuur komt. Maar ze is gelukkig en krijgt zelfs de kans om te studeren. Met volle ijver wijdt ze zich van haar taak. Op een dag ziet Jouna, Sorane naderen. ‘Er is iets dat ik zeker nog moet doen, Jouna. Maar daar heb ik jouw hulp voor nodig.’ ‘Moet je dat nog vragen, Sorane? Ik sta bij jou in de schuld. Met wat kan ik je helpen.’ ‘Deno Vergan. Er is iets met hem, dat mij om een of andere reden aantrekt. En niet alleen door wie ik nu ben, maar door diegene die ik was. Toch is er iets dat mij vreemd voorkomt. Er moet nog iets of iemand geweest zijn, waar ik veel om gaf. Misschien een zoon of dochter.’ Nadenkend kijkt Jouna voor zich uit tot ze Sorane plots aankijkt. ‘Hé, wacht eens. Ik herinner me iets van een agent die dood werd teruggevonden. Zijn naam was. Alon… Ze spraken ook van Sorane Nador. Zij werd gezocht in verband met die moord.’ Dan schrikt Jouna, want Sorane wankelt en moet steun zoeken tegen de muur, als de herinneringen als een bom inslaan. Ze wankelt nog heviger dan begint ze te trillen. Een stortvloed aan herinneringen overvallen haar. Even lijkt het of haar lichaam licht uitstraalt. Jouna schrikt ervan en wijkt achteruit. Plots houdt het trillen op en het licht om haar neemt af. Als Jouna naar haar kijkt, lijkt Sorane’s blik veel helderder dan tevoren. ‘Ik weet…, Jouna. Jouw woorden hebben een groot deel van mijn herinneringen naar voor gebracht,’ zegt Sorane, maar dan herinnert ze zich de naam. ‘Alon… O, Alon. Wat hield ik veel van hem...’ ‘Wat zeg je, Sorane?’ ‘Je woorden hebben mijn herinneringen aan hem opgeroepen. Ik weet weer wie Alon was, Jouna. Ik moet toen veel van die man gehouden hebben. Ik vond hem dood, vermoord en ik dode zijn twee moordenaars uit woede.’ ‘Zoiets ongeveer werd ook in dat nieuwsverslag vermeld.’ Even kijkt Sorane Jouna aan, maar ze herinnert zich nog niet alles. ‘Nee, dat kan niet, want hij werd een bijna tien maanden geleden gedood. Maar hoe gaat het met jou.’ ‘Al veel beter. Ik leer elke dag bij en dan die vreemde hypno apparaten. En dat is nogal een nieuwigheid, binnen een maand of drie weet ik meer dan na vijf jaar studies. Alleen de praktijk, dat is nog een probleem.’ ‘Je kennis is nu het voornaamste. Later kan je zelf beslissen of je een andere taak in de groep op je neemt.’ ‘Toch heb ik spijt, dat ik geen afscheid van mijn vader genomen heb. Maar ik was toen zo kwaad. Weet je hoe het met mijn ouders gaat?’ ‘Nee, als je wil, kan ik weleens gaan kijken. Misschien kan je meekomen.’ ‘Dat zou ik op prijs stellen. Maar meekomen? Nee, dat kan ik nu niet aan. Ik hoop alleen dat ze het goed maken. ‘ ‘In orde. Dat is voor morgen.’ ‘Je hebt gelijk, Sorane. Het wordt tijd dat ik eens ga slapen.’ ‘Daar is het nog een beetje vroeg voor, Jouna. Ik zou je nog iets willen leren, als jij het wil.’ ‘Misschien wel. Wat wil je dat ik doe? ‘Ga eens tegenover mij zitten, zoals ik.’ Verbaasd voldoet Jouna aan Sorane’s verzoek en zit even later tegenover haar. ‘Concentreer je nu, eerst langzaam en dan steeds geconcentreerder.’ ‘Wat wil je doen?’ ‘Niet nadenken, doe het nu maar eens.’ Jouna kijkt Sorane even aan en begint zich dan te concentreren. Steeds dieper en dieper. Plots hoort ze de gedachten van Sorane die haar nog dieper laten wegzinken in een nieuwe wereld. Plots voelt ze de gedachten van Sorane zwakker worden, maar ze wil haar nog iets vragen. Ze probeert Sorane’s gedachten weer op te vangen en langzaam maar zeker worden deze duidelijker tot ze begrijpt wat Sorane denkt. ‘Heel goed, Jouna. Oefen dit maar, als je tijd hebt. Over een paar jaar of zo, zet je al je eerste stappen als esper in de wereld om je heen. En dan zal misschien zelfs mensen kunnen genezen zoals ik.’ Verschrikt opent ze haar ogen en kijkt de glimlachende Sorane aan. 'Ik, een esper, zoals jij. Dat kan ik nooit.' 'Toch wel, iedereen bezit die gaven, alleen heeft niemand er de tijd voor om ze te leren.' 'Het was alsof ik jouw gedachten kon lezen.' 'Dat heb je ook, dankzij mijn hulp, maar als je veel oefent, kan je het ook alleen. Misschien zelfs nog veel meer, want je hebt er aanleg voor.’ Op dat moment komen Liese en Viena binnen. 'Ha, Sorane. Mag ik jullie mijn nieuwe vriendin voorstellen.’ ‘Vriendin?' vraagt Jouna. 'Ja, wij hebben haar leren kennen toen Viena met haar ouders in Mogwan op bezoek kwamen.' 'Maar ik merk toch er meer tussen jullie beiden gaande is.' Liese glimlacht even, terwijl Viena en rode blos op haar wangen krijgt. 'Ja, maar ook om bij elkaar in te trekken.' 'Ach zo. Dan wens ik jullie veel geluk.' 'Stem je ermee in, Sorane?' 'Waarom niet? Misschien zijn jullie een beetje te jong om samen een toekomst op te bouwen, maar het is jullie keuze. Wat vindt je moeder en vader ervan?' 'Die weten het nog niet, Sorane. Maar als we hen bezoeken wil ik Liese voorstellen.' Even kijkt Sorane Viena aan. 'Ik heb er geen probleem mee, meisje.' 'Wij gaan slapen, meisjes. Jullie ook.' Ik ga Viena even naar huis brengen, Jouna.' 'Breng je ouders mijn besten wensen over.' Viena knikt en zegt: 'Zullen we doen.' Sorane kijkt Jouna aan, die nadenkend voor zich uitstart. Dan hoort ze Sorane zeggen: 'Maak je je zorgen over je ouders?' 'Min of meer, Sorane. Ik heb harde woorden tegen hen gezegd, maar ik meende ze niet echt.' Sorane knikt. ‘Ga nu maar slapen. Ze zullen je wel vergeven als ze zien wat jij hier zal gaan betekenen. Maar ik zal geregelde tijdstippen je ouders wel, zonder dat ze het merken, een bezoekje brengen.’ ‘Dat lijkt me ook beter.’ ‘Wacht even. Kan jij ook om mijn zusje, bekommeren, want, zoals je zelf al gezegd hebt, is die is ook in verwachting?’ ‘Daar wordt goed voor gezorgd, denk ik. Ik heb haar al een paar maal in het hospitaal opgemerkt. Maar ze is in behandeling bij Dokter Berosno.’ Sorane knikt. ‘Wil je haar toestand opvolgen?’ ‘Zal ik doen, Sorane. Tot morgen.’ ‘Slaap wel, Jouna.’ Een uurtje later kan Jouna nog steeds niet slapen. Plots schrikt Jouna als ze opnieuw die beelden ziet, die ze zag in het ziekenhuis. Een tijdje overloopt ze in gedachten de beelden. Tot ze opstaat en naar de kamer van Sorane stapt. Voorzichtig opent ze de deur en fluistert: ‘Sorane, ben je nog wakker?’ ‘Ja, Jouna. Is er iets?’ ‘Ik moet iets weten. Mag ik binnenkomen?’ ‘Kom maar op het bed naast me zitten en vertel,’ zegt Sorane glimlachend, terwijl ze het licht aandoet. ‘Ik zie soms beelden voor mijn ogen, maar ik weet niet of dat werkelijk gebeurd is?’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Toen ik in het ziekenhuis je wang even aanraakte zag ik beelden van jou. Maar je was ergens anders. Alles was er wit en je was niet alleen. Ook er waren twee blondines bij je was erbij. Eentje was gekleed en een andere even naakt als jij.’ Even kijkt Sorane haar verbaast aan. ‘Heb je dat gezien, Jouna?’ Jouna knikt. ‘Het was maar zeer kort. En toen leek het wel alsof die blonde in je lichaam samenging. En dan zei die andere blondine ook nog iets over Delos.’ Even kijkt Sorane nadenkend voor zich uit en kijkt dan weer naar haar nieuw vriendin. ‘De geklede blondine was Aveyana, Jouna. De andere ben ik ooit geweest en maakt nu deel uit van mijn innerlijke bewustzijn.’ ‘Was dat de godin Aveyana, die sommigen aanbidden. Bestaat die dan werkelijk?’ ‘Ja, ze bestaat. Maar ze is niet meer de vrouw die ik ooit kende.’ ‘Heb jij haar gekend? Hoe kan dat?’ ‘Misschien vertel ik dat ooit wel eens, Jouna, maar nu ontbreekt de tijd.’ ‘Je hebt gelijk, want ik vermoed dat het een lang verhaal wordt.’ ‘Zoiets, Jouna,’ zegt Sorane met een glimlach. Even aarzelt Jouna, maar dan vraagt ze: ‘Meende je wat daarstraks zei, dat ik mensen zou kunnen genezen, gewoon door me te concentreren. Kan jij dat dan?’ ‘Ik stond zelfs op uit de dood, Jouna. Alleen door mijn krachten, aangesterkt met die van mijn identiteiten Megan en Jakira, kon ik mijn lichaam genezen. Maar iedereen bezit die gaven, alleen neemt niemand de tijd om ze te leren.’ ‘Het was alsof ik jouw gedachten kon lezen.’ ‘Dat heb je ook, dankzij mijn hulp, maar als je veel oefent, kan je het ook alleen. Misschien zelfs nog veel meer, want je hebt er aanleg voor.’ ‘Dank je voor het korte gesprek, Sorane. Ik zal maar gaan slapen, anders kan ik er morgen niet uit.’ ‘Gelijk heb je. Ik moet ook mijn oogjes toe doen, denk ik.’ Even later sluit Jouna de deur achter zich en laat Sorane met haar gedachten alleen. De volgende morgen komt Jouna beneden en merkt dat Sorane al op is. Samen met Liese heeft ze een ontbijt klaargemaakt. Als Jouna tegen de avond van haar nieuwe werk terugkomt, merkt ze dadelijk dat er niemand thuis op het beveiligingsschermpje naast de binnendeur. Juist als ze in de keuken iets te eten klaargemaakt heeft, komt Liese met Heneva binnen. ‘Had ik geweten dat jullie ook zouden thuiskomen, had ik een beetje meer klaargemaakt.’ ‘Niet nodig, Jouna. Wij hebben beiden al gegeten in een restaurantje hier dichtbij.’ ‘Beiden op een date?’ ‘Nee, al is Liese wel een mooi vrouwtje geworden. Ik val niet echt op haar.’ ‘Zo te horen heb ik mij vergist.’ ‘Dat is niet erg, Jouna. Vergissen is menselijk,’ zegt Liese, terwijl ze een doos met soep uit de kast neemt. Een uurtje later zit Jouna met Heneva in een zetel naar het nieuws op Tv te kijken, als, Sorane plots stoffelijk wordt. Als Jouna haar opmerkt, staat Jouna op en hoort Sorane zeggen: ‘Mag ik je nog een gunst vragen?’ Verbaasd kijkt ze de roodharige aan. ‘Alles wat je wil, Sorane. Jij hebt al veel voor mij gedaan.’ ‘Ik heb al eerder gevraagd of je mij met Deno wil helpen. Zou dat vandaag kunnen, ik heb een afspraak met Deno om 20.00 uur deze avond?’ ‘Geen probleem, Sorane. Maar war..’ ‘Ik zou graag hebben dat jij met hem praat over wat er in het ziekenhuis gebeurd is.’ ‘Kan jij dat niet?’ ‘Niet echt, Jouna. Ik heb hem al gezegd, dat Ena Ros niet echt bestaat, maar of hij dat begrepen heeft weet ik echter niet. Als ik plots in Sorane verander dan zou het weleens een zware klap kunnen zijn. Dus ik wil dat jij hem een beetje voorbereid.’ ‘Dat is geen probleem, want ik sta wel een beetje bij jou in de schuld.’ ‘Maar wees wel voorzichtig, want hij is diep in mij ontgoochelt om wat er in de nieuwsberichten over mij verteld wordt.’ ‘Dan heb jij hem veel uit te leggen.’ ‘Dat is juist. En het wordt tijd om dat eens te doen.’ ‘Deno, je bedoelt toch die agent die in het hospitaal was, toen ik ontslagen werd. Is hij dat?’ ‘Ja, ik ontmoete hem toen ik nog met Alon samen was. Maar een paar weken na Alons dood, is Sorane, ik dus, met hem in bed gedoken.’ ‘Je gaat toch weer niet met mij teleporteren, hé.’ Sorane glimlacht en grijpt snel haar hand vast. In de hal van het gebouw waar Deno een flat huurde met zijn collega’s materialiseren ze. Verbaasd kijkt Jouna Ena aan. ‘Hij kent Ena Ros, Jouna. Dus in deze gedaante kan ik mee naar binnen,’ geeft ze als uitleg. Als Deno de deur opent kijkt hij beide vrouwen verbaasd aan. ‘Agente Ros, ik dacht u alleen kwam.’ ‘We moeten iets uitleggen, agent Vergan. Jouna, hier maakt daar deel van uit, want zij was erbij toen het lichaam van Sorane verdween.’ Deno knikt. ‘Dat weet ik al. Wij zijn haar samen in het ziekenhuis gaan ondervragen.’ ‘O, dat was even uit mijn gedachten geglipt, mijnheer Vergan.’ Deno kijkt haar even met een vreemde blik aan. Dan zegt hij: ‘Kom binnen. Ik ben benieuwd naar wat jullie te vertellen hebben.’ ‘Als ze plaatsgenomen hebben in een van de zetels, vraagt Deno: ‘Willen jullie iets drinken. Een koffie of zo.’ ‘Als het kan wel, mijnheer Vergan.’ “En jij, mevrouw Ros.’ Sorane slikt even en knikt. ‘Liefst met een beetje melk.’ Deno knikt en gaat nadenkend naar de keuken. Hij is wel nieuwsgierig naar wat zijn beide gasten kunnen vertellen, dat hij zelf niet weet. Een hele tijd later heeft Jouna alles uitgelegd. ‘Dus jij zegt dat Sorane Cobanon nog in leven is.’ ‘Ja, mijnheer Vergan.’ ‘Dan wil ik haar spreken, want mijn zus heeft me vertelt dat Sorane onschuldig zou zijn en in werkelijkheid vermoord werd. De rechter zou Aqunok zijn. Al kan ik dat moeilijk geloven.’ ‘Sorane zegt dat je om haar geeft, mijnheer Vergan.’ ‘Ik gaf veel om haar, mevrouw. Maar ik weet niet wat ik van haar moet denken. Is het waar wat ze rapporteerden of heeft mijn zus gelijk?’ Even kijkt Jouna naar Ena, maar die durft niets zeggen. ‘Je moet geloven wat je hart je ingeeft, mijnheer Vergan.’ De man staart even voor zich uit. ‘Dan moet ik de woorden van Seana geloven. Maar ik heb Sorane vervloekt. Alleen weet ik niet of een dode nog iets kan horen.’ ‘Als Sorane’s ziel nog aanwezig was, misschien wel, mijnheer Vergan. Maar ze zal je woorden uit ontgoocheling wel vergeven.’ ‘Ik hoop het. Maar dat zal ik niet in dit leven te weten komen, denk ik.’ Dan merkt hij dat Ena hem met een vreemde blik aankijkt. ‘Deno, weet je nog drie dagen geleden toen ik deze afspraak maakte. Toen ik zei ik dat de agente Ena Ros niet bestond.’ Even kijkt Deno Ena aan. ‘Ja, ik dacht dat ik je verkeerd verstaan had.’ ‘Nee, dat had je niet. Ena Ros heeft nooit bestaan. Keer de volgorde van de letters eens om, Deno.’ In gedachten doet Deno wat Ena zegt en fluistert plots: ‘Soran… Nee, dat kan toch niet. Ben jij!!? Zit je hier werkelijk levend met ons te praten, Sorane?’ ‘Ja, mijnheer Vergan.’ Even staart Deno Jouna aan. Maar aan haar ogen kan hij zien dat ze het meent. ‘Deno,’ fluistert Ena slikkend, terwijl ze in Sorane verandert. Met grote ongelovige ogen zit Deno naar Sorane te staren. Dan richt hij zich naar Jouna. ‘En ik dacht dat u iets te maken had met een soort lijkenroof, mevrouw Vaneron. Wilt u mij vergeven?’ Jouna glimlacht. ‘In zekere zin was dat ook zo. Alleen leefde dit dode lichaam, dat naast mij zit, nog steeds. Ik hielp haar alleen rechtop zitten. Want zoals ik al zei, Sorane was zwak door het bloedverlies.’ Deno schudt even zijn hoofd. ‘Maar ze hadden toch de toestemming van je zus en broer om jou organen te verwijderen.’ ‘Dat is juist, mijnheer Vergan. Maar je had moeten zien hoe die voor mijn ogen weer aangroeiden.’ ‘Aangroeiden. Dat kan toch niet.’ ‘Deno, ik ben niet echt meer dezelfde dan wie ik voor mijn dood was. Ook ik moet nog aan deze nieuwe krachten wennen.’ ‘Droom ik nu, of zijn jullie beiden hier niet echt aanwezig.’ Sorane staat op en stapt naar Deno toe. Ze steekt haar hand uit en hij kijkt naar haar bewegende vingers. Aarzelend neemt hij haar hand vast en kijkt omhoog naar haar gezicht. Zo zit hij even naar haar te kijken. ‘Je bent het werkelijk, Sorane.’ Sorane gaat naast hem zitten en kijkt hem aan. ‘Ja, Deno. Ik ben in leven. Maar dat blijven, kan alleen als ik Delos kan bereiken. Daarvoor heb ik echter ook jouw hulp nodig.’ Deno zegt echter niets, maar grijpt haar plots vast en trekt haar tegen zich aan. Voor ze kan reageren voelt hij zijn lippen op de hare. Even wil ze zich terugtrekken, maar dan beantwoordt ze zijn kus met heel haar hart. Verbaasd en onwennig kijkt Jouna beiden aan. Ze kan zien dat beiden gelukkig zijn, nu ze elkaar opnieuw gevonden hebben. Even denkt ze aan haar gelukkige tijd en voelt een traan in haar ogen opwellen. ‘Was ik ook maar zo gelukkig,’ denkt ze, ‘Als Aenon mij maar niet bedrogen had met een ander, dan zouden we elkaar nog steeds liefhebben.’ ‘Wie is Aenon, Jouna?’ vraagt Sorane plots, terwijl ze zich van Deno losmaakt. Even verstart de verpleegster. ‘Hoe weet je d… o, zo… Die man bestaat voor mij niet meer, Sorane. Ik wil over hem niets zeggen.’ Even kijkt Sorane haar vriendin in de ogen, maar besluit om nu niets meer te vragen. Ze knikt even. Dan kijkt ze Deno even aan. ‘Kom jij ook mee met ons, Deno?’ ‘Nu, nog niet Sorane. Ik wil eerst mijn onschuld bewijzen.’ ‘Dan zal ik Jouna terugbrengen naar Mogwan, want ze heeft morgen een drukke dag, denk ik.’ ‘Naar Mogwan. Dan zie ik je pas morgen of zo terug.’ Sorane glimlacht even en geeft Jouna een hand. ‘Tot over een paar minuten,’ zegt ze nog. Voor de verschrikte ogen van Deno verdwijnen ze. ‘Daar zijn ze weer,’ zegt een stem achter een paar jonge vrouwen, als ze materialiseren in een groen veld. ‘Hai, Liese. Zijn dat je beide vriendinnen?’ zegt Sorane glimlachend. Liese knikt lichtjes. ‘Heneva en Sina,’ zegt de jonge vrouw, terwijl op beiden wijst. ‘Hai, Sina en jij ook Heneva. Ik heb jullie ook op het passagiersschip gezien, denk ik,’ begroet Sorane hen. Heneva knikt even en merkt Jouna naar hen glimlachen. ‘Ik ben Jouna Vaneron,’ zegt ze. ‘Blijf je?’ vraagt Liese intussen, terwijl beide meisje Jouna een hand geven. ‘Over een paar dagen kom ik terug, Liese,’ antwoordt Sorane en richt zich dan tot de verpleegster: ‘Jouna, ik ga nog een tijdje naar Deno, want we hebben veel bij te praten.’ ‘Bijpraten, noem jij dat, Sorane. Ik niet. Jij keek veel te verliefd naar die agent. Ga maar. Ik moet er morgen toch vroeg uit.’ Even trekt er een glimlach over haar gezicht, voor ze zegt: ‘Ik zie jullie later wel. Morgen ga ik eens bij je ouders kijken, zoals ik dat al een paar maal gedaan heb, zonder dat ze het merkten.’ ‘Oké, Sorane.’ ‘Ik zie je later, Jouna,’ zegt Sorane nog en lost op in het niets. Jouna kijkt de drie andere vrouwen, die haar verbaasd aankijken. ‘Sorane heeft het goed gemaakt met haar vriend en wil hem een beetje inwijden, denk ik.’ ‘Ik hoop dat het niet meer is dan inwijden, want als je Deno bedoelt. Daar is ze gek op, denk ik.’ Jouna kijkt Heneva even aan en glimlacht. ‘Hoe weet je dat?’ ‘Toen we haar een tijdje geleden op Oran II ontmoeten, was ze al gek op hem,’ zegt Liese. ‘Dan hoop ik maar dat ze hem niet verslindt.’ Verbaasd kijken de drie jonge vrouwen haar aan. Dan glimlachen ze ook, als ze doorhebben wat Jouna bedoelt. Die zegt op dat moment: ‘Ik ga slapen, want het is al laat. Ik moet morgen vroeg op.’ ‘Wij over een paar minuten ook, Jouna,’ merkt Sina op. Intussen staart Deno Sorane, nadat op een paar passen van hem materialiseerde. Meer dan een minuut staan ze elkaar met hun ogen af te tasten. ‘Ik heb dus niet gedroomd.’ ‘Nee, Deno. Ik sta werkelijk voor jou,’ fluistert Sorane. Beiden sluiten even hun ogen, terwijl Sorane weer die vreemde aantrekkingskracht voelt. Alleen weet ze nu meer over het waarom ze die gevoelens heeft. ‘Je moet weten dat ik op je verliefd was en nog steeds ben.’ ‘Ik geef ook veel om jou, Deno. Weet je nog, dat ik een tijdje de naam Guineva noemde, toen ik je aankeek.’ ‘Niet echt.’ ‘Ik weet nu dat jij die Guineva in een vorig leven was.’ ‘Ik.. in een vorig leven. Die Guineva was toch geen vrouw?’ ‘Ja, dat was ze zeker. En ik was een man, met de naam Achnac.’ ‘Achnac, daar heb ik ooit over gelezen, was dat geen goddelijk wezen?’ ‘Hij was een machtige, maar werd ten val gebracht door een verrader die op macht uit was. Bijna heel zijn familie werd nadien uitgeroeid.’ ‘Gelukkig herinner ik me daar niets van. Ik als vrouw??’ ‘Zo erg is dat niet, Deno. Maar ik hou van mannen, dus….’ Deno merkt dat ze hem plots met een verlangende blik aankijkt. Even aarzelt hij. ‘Sorane, ik…’ fluister hij, voor hij haar voorzichtig in zijn armen neemt. Dan kust haar. Een kus die ze dadelijk beantwoordt. Als ze elkaar iets later in de ogen kijken, grijpt Deno haar stevig vast en draagt haar naar de slaapkamer. Hij is wel even verbaasd als haar kleding zomaar in het niets lijkt op te lossen. Maar dan kust ze hem opnieuw, terwijl ze onhandig zijn hemd losknoopt. Met een glimlach werpt hij haar op het bed en kleed zich is een mum van, tijd uit. Even staren ze elkaar aan, terwijl Sorane rechtop gaat zitten en hem verleidelijk aankijkt. Als Sorane de volgende morgen wakker wordt, is Deno verdwenen. Op de tafel ligt een briefje. Terwijl ze haar kleding vormt, stapt ze langzaam op de tafel toe. Aarzelend neemt Sorane het op en leest het. - Ik kan niet blijven en je ook niet vergezellen, Sorane. Ik word van moord verdacht, die Erine mij heeft zien plegen. Ik weet niet wat er gebeurd is maar ik wil mijn onschuld bewijzen. Pas dan kan ik in alle vrijheid een beslissing over mijn verder leven nemen. Deno. - Langzaam knijpt ze met tranen in de ogen het papiertje dicht en steekt het in haar broekzak. Heel even denkt ze eraan om naar Deno te scannen, maar laat het dan toch maar. Langzaam kijkt ze om zich heen, voor ze dematerialiseert. Twee maanden gaan voorbij, terwijl Sorane en de anderen afwisselend trainen, mediteren en hypocursussen volgen. Ze is al verschillende malen bij de ouders van Jouna gaan kijken. Hun toestand verslechterde zienderogen in de weken nadat Jouna het huis verliet. Ven is ontslagen en beginnen drinken. Als ze het aan Jouna vertelt, komen er tranen in haar ogen, maar ze zegt: ‘Je moet je er niet mee bemoeien Sorane. Hier ben ik gelukkig, maar mijn vader heeft me diep gekwetst. Die vreselijke trots is iets dat ik van mijn vader geërfd heb denk ik. Voorlopig wil ik hen niet meer zien.’ ‘En later?’ ‘Dat is voor later, Sorane. Maar als je mijn vriendin wil blijven, dan laat je hen waar ze zijn, tot ik er klaar voor ben.’ ‘Ik zal doen wat je wenst, Jouna. Maar ik hoop dat ze het bijleggen.’ ‘Dat is hun schuld, Sorane. Ze hadden me moeten steunen, zoals jij mij steunde.’ ‘Je moet je vader vergeven, Jouna. Als hij geweten had, wat jij hier kan bereiken, dan was hij zeker niet uitgevlogen. Hij dacht dat ik van jou een huurmoordenares zou maken.’ ‘Genoeg over mij, roodkop. Hoe is het met jou en Deno?’ ‘Na die nacht heb ik hem niet meer gezien.’ ‘Hoe was het? Hebben jullie…’ Sorane knikt met een glimlach. ‘Ik besefte, toen ik in zijn armen lag, dat ik nog meer van hem hielt, maar toch moet ik afstand houden tot mijn gedachten opgeklaard zijn. En Deno heeft het ook moeilijk.’ ‘Denk er maar niet te lang over na, Sorane, anders raak je hem kwijt. Zoals ik de liefde van mijn leven kwijtraakte. Ik vond mijn opleiding belangrijker dan Aenon en hij begreep dat niet.’ ‘Waarom ga je niet naar hem toe?’ ‘Hij heeft een andere, Sorane. En ik wil hem niet meer zien.’ ‘Denk er ook maar goed over na, Jouna. Ik denk bijna elke dag aan Deno. Het enige dat ik nog van hem heb is dit,’ zegt Sorane en neemt het briefje dat ze nog altijd bewaard uit haar zak. Dan geeft ze het aan Jouna, die er even een blik opwerpt. ‘Ik kan hem begrijpen, Sorane. Hij wordt opgespoord, dus kan hij zich niet binden.’ Op dat moment komen Liese en Sina binnen. ‘We gaan een beetje trainen, Jouna. Kom je mee.’ ‘Vandaag niet, Liese. Ik ben nog te moe van gisteren, toen kon ik bijna niet meer op mijn benen staan.’ ‘Tja, Sorane heeft je nogal afgebeuld, hoorde ik.’ Een lichte glimlacht trekt even over het gezicht van Jouna. ‘En ik moet ook nog studeren.’ Liese en Sina knikken haar toe, terwijl ze zich naar buiten begeven.
7. Het gezin van Teron
Ena/Sorane die een zwakke telepathische roep om hulp van Gayna ontving, is intussen gematerialiseerd tussen de struiken naast het huis waar het gezin van Teron woont. Ze merkt twee gewapende mannen op, die buiten de wacht lijken te houden. Zij kijken haar met strenge ogen aan, als ze tussen de struiken uitstapt. Aarzelend richten ze hun wapens op haar. Ze loopt op hen toe, terwijl ze hun wapen laten zakken. ‘Vrouw, je hebt hier niets te zoeken,’ zegt een van de twee, terwijl zijn maat schrikt, als hij haar herkent. ‘Ben je mijn woorden vergeten, Utano?’ vraagt Ena dreigend, terwijl ze in Sorane veranderd. ‘N..nee, maar ik…,’ stamelt de man schrikkend, maar zijn vriend brengt zijn wapen opnieuw omhoog. Dadelijk vuurt hij, maar de capsules botsen tegen iets onzichtbaars die de vrouw lijkt te omgeven. Sorane heeft intussen deze man gescand en die verdiend geen enkele kans. Toch wil ze nog een poging wagen om hem voor het gerecht te brengen. Ze activeert snel haar energiewapen. ‘Laat je wapen vallen, man.’ Aarzelend kijkt hij aan, maar weer vuurt hij driemaal. Maar dan maakt een fijne energiestraal een eind aan zijn misdadig leven. Een tweede straal schiet langs de hand van Utano, die ook een kansje zag. Verschrikt laat hij zijn wapen vallen en kijkt even naar zijn pijnlijke hand. ‘Jij hebt nog iets goeds in jou, Utano. Daarom heb ik je gespaard. Maar een tweede kans krijg je niet. Wil je me tegenhouden of laat je me door?’ De jongeman is diep onder de indruk en doet een pas opzij, terwijl hij zijn tweede wapen wegbergt. Even loert hij naar zijn dode maat. Dan kijkt hij de jonge vrouw na en ziet haar door de voordeur stappen. Even later staat ze in de woonkamer en kijkt de aanwezigen een voor aan. Er zijn drie mannen en twee van de jongemannen die haar een tijd geleden overvielen, aanwezig. Teron ligt zwaar geslagen op de vloer. Eluna, zijn vrouw, wordt door een van de twee jongemannen vastgehouden en heeft een built op haar hoofd. Haar bloeze is gescheurd. Een van de twee heeft Sorane opgemerkt en slaakt een kreet. Het wordt plots doodstil in het vertrek. De drie mannen draaien zich naar Sorane en kijken haar lachend aan. ‘Dat is die vrouw, baas,’ roept een van de jongemannen uit. ‘Een bemoeial, denk ik. Odan, ze overschat zichzelf. Want ze is maar een vrouw alleen,’ zegt hij dreigend en wendt zich dan tot Sorane. ‘Wat heb jij hier te zoeken, vrouwtje?’ sist de leider. ‘Ik kwam om mijn vrienden te bezoeken en vind hen geslagen door een paar bandieten.’ ‘En dan, vrouwtje. Misschien wil jij ook een pak slag?’ ‘Dat zou kunnen. Maar eerst wil ik dat jullie de wapens neerleggen.’ ‘Ben je je leven moe, roodkopje? Maak je uit de voeten, dan overleef je deze dag misschien, of wil je dat we je even toetakelen,’ zegt de leider van de groep grijnzend. Sorane kijkt hem zelfs niet aan. Ze richt haar blik op beide jongemannen: ‘Als ik jullie was zou ik jullie buiten bij je vriend, Utano, voegen. Hij was verstandiger dan zijn collega, die mij wou neerschieten en nu dood op straat ligt.’ Een van de twee knikt en maakt aanstalten om naar buiten te gaan. ‘Neem Eluna en haar dochter mee. Deze drie willen dezelfde straf, als hun dode vriend daarbuiten.’ ‘Stop, Yron. Als jullie gaan, dan hebben jullie geen enkele kans meer in deze wijk.’ Maar de twee zijn onder de indruk van de woorden van Sorane en helpen de vrouw en haar dochter naar buiten. ‘Ik vrees dat u deze vrouw niet herkent, baas. Als deze huurmoordenares achter je aanzit, dan is je leven voorbij,’ merkt een van de twee op. Zijn baas kijkt Sorane plots met een angstige blik aan. ‘Ben jij die…’ Sorane knikt met een glimlach. ‘Wie heeft contract gegeven?’ ‘Ikzelf, Grivan Loderu. En ik ken geen medelijden.’ ‘Dat kan jij niet zijn. Je werd toch doodgeschoten,’ roept de man, terwijl hij onopgemerkt een teken geeft aan de twee anderen. De twee, die denken dat hun tegenstandster niets gemerkt heeft, trekken hun wapens. Maar de capsules lossen op in het energiescherm om Sorane. Dan activeert de roodharige haar wapen en de straal doorboort de schouder van een van de twee. Loderu probeert achter haar weg te komen, maar Sorane heeft het gemerkt en een gedachte is voldoende. Plots staat ze voor de man en slaat toe. Voor hij kan reageren raakt ze hem tegen de borst en naar adem snakkend wankelt hij tot tegen de muur. Op dat moment klinken politiesirenes. Snel verandert Sorane van uiterlijk in Ena. Dan merkt ze dat de mannen haar aanstaren. ‘Verbaasd,’ zegt Ena, ‘de halografische gedaante van Sorane Nador, boezemt meer angst in dan mijn uiterlijk, vind je niet.’ ‘Een Halo-opwekker. Hoeveel kost dat ding wel niet?’ ‘Veel, man. Maar het is soms nuttig, dat hebben jullie daareven wel gemerkt, denk ik. Je baas deed in zijn broek van angst.’ Even knikt de man met de schouderwond. Dan verandert de uitdrukking van zijn gezicht. Als hij de politiezwevers met een lichte schok tot stilstand ziet komen. Ena duwt hen naar buiten en laat haar kenteken zien. De agenten ontfermen zich snel over haar gevangenen. ‘Deze drie jongemannen willen getuigen tegen deze afpersers en drugverkopers. Ik sta voor hen in,’ zegt ze tegen een agent, die een van de drie boeien wil omdoen. Even knikt hij hen toe. ‘Dank deze agente maar, dat ze jullie wil helpen,’ zegt de agent koel en steekt de boeien weer weg. Als ze naar Teron en zijn gezin toeloopt, ziet ze plots Deno op haar toekomen. ‘Ena, hoe kom jij hier?’ roept hij uit. ‘Dit gezin had mijn hulp nodig, agent Vergan.’ ‘Ken jij hen dan?’ ‘Teron kwam mij een paar dagen geleden te hulp. Maar hij werd hiervoor hard aangepakt.’ ‘Gelukkig kwam jij dan op tijd.’ Ena glimlacht even. ‘Dan is alles in orde.’ ‘Ja, als je mij wilde helpen, dan moet ik je bedanken.’ ‘In zekere zin, Ena. Maar ik ga er nu maar snel vandoor, voor je op de gedachte komt om mij te arresteren.’ ‘Waarom zou ik, agent Vergan? Ik was hier voor Teron. Ik wist zelfs niet dat jij hier in de buurt was.’ ‘Je bent niet hier voor mij, maar je bent toch een federaal agente, Ena, zoals ik ooit was.’ ‘Ja en nee. Wat bedoel je met jou arresteren?’ ‘Erine zegt dat ze mij een moord heeft zien plegen. Hoe dat kan weet ik niet, want ik herinner me er niets. En toch had ik het moordwapen bij me.’ ‘Ik weet niet waarom, agent als je dat nog bent, maar ik geloof je. Ga naar Mogwan en meld je bij Jenan. Zeg maar dat ik je gestuurd heb. Hij zal je helpen. Dit is zijn adres.’ Verbaasd neemt Deno het papiertje aan dat Ena in zijn hand drukt. ‘Noem maar Deno, agente Ros.’ ‘Alleen als je mij Ena noemt, Deno.’ ‘Ik wil bewijzen dat ik niet schuldig ben, Ena. Waarom help jij toch altijd gezinnen in nood? De vorige maal deed je dat ook en dan was je plots verdwenen,’ zegt Deno nadat hij knikte. ‘Ik had in beide gevallen een schuld in te lossen.’ ‘Hopelijk zijn er niet te veel van die gezinnen, Ena. Anders heb je geen tijd meer om agente te spelen.’ ‘Er is er maar een wie ik nog iets schuldig ben, Deno.’ ‘Ken ik die?’ ‘Zeker, want dat ben jij.’ ‘Ik. Wat bedoel je?’ ‘Omdat ik je geloof. Jij pleegt geen moorden en ik wil weten waarom Erine zegt dat ze je de moord heeft zien plegen.’ ‘Het was haar niet alleen haar getuigenis, Ena. Er zijn ook beelden van. En hoe het mogelijk is weet ik niet, maar het was ook mijn wapen dat gevuurd had. En nu heb ik de politie en mijn collega’s achter mij aan,’ legt Deno uit, maar stopt met spreken als Ena zegt: ‘En toch wil je blijven?’ ‘Ik moet, Ena. Ik heb geen moord gepleegd. Maar ik wil uitzoeken wie het dan wel gedaan en waarom.’ ‘Wees dan voorzichtig.’ ‘Geef jij dan om mij?’ ‘Niet als Ena Ros, Deno Vergan.’ ‘Niet als… Wat bedoel je nu weer?’ ‘Ik ben je een verklaring schuldig, Deno. Er bestaat geen agente Ena Ros. Ga naar de flat waar je met je collega’s woonde. Ik zal je daar alles uitleggen.’ ‘Wie ben jij dan?’ ‘Op jullie oude flat, Deno. Niet eerder.’ Wanneer?’ ‘Over drie dagen rond 20.00u’ ‘Ik zal er zijn, Ena, tenzij ze me voordien arresteren.’ Even glimlacht ze. ‘Ik moet gaan, Deno. Ik heb nieuwe vrienden die naast mij willen strijden. Ik zie je wel op de flat,’ zegt Sorane/Ena geheimzinnig. ‘Waarom spreek jij in raadseltjes, Ena? Je vergeet dat ik mijn onschuld moet bewijzen.’ ‘Dat is uw beslissing, Deno. Ik moet gaan. Vergeet niet te komen,’ zegt Ena, met een droevige blik in haar ogen. Deno kijkt haar na, terwijl ze naar de hoofdstraat toestapt en zich in een taxizwever plaatsneemt. ‘Verdomme. Die Koraanse zei dat Ena Ros niet bestaat, maar wie is ze dan wel,’ gaat het door zijn gedachten. Even kijkt hij nog naar de taxizwever, waarin de agente stapte, maar dan valt zijn blik op enkele agenten die naderen. Langzaam draait hij zich om en zucht. Even vreest hij dat ze hem opgemerkt hebben, maar ze lopen hem gewoon voorbij. Enkele omstanders worden, over wat hier gebeurd is, ondervraagt, terwijl hij zich snel uit de voeten maakt. Intussen zweeft Ena, die opnieuw haar normale uiterlijk van Sorane aangenomen heeft, met Gayna en haar ouders in een taxi boven de weg. Een paar uur later bereiken zij de oostzijde. Als ze uitstappen hebben ze moeite om de roodharige te volgen. Telepathisch heeft ze Serdon al op de hoogte gebracht van hun komst. Hij en zijn zus komen op Sorane toe. ‘Je bent lang weggebleven, Sorane.’ De roodharige kijkt Serdon even aan en glimlacht. ‘Voor de verrassing van je leven, moet je ook wel een beetje geduld kunnen opbrengen.’ Kaeka kijkt Gayna even aan. ‘En wie zijn je nieuwe vrienden?’ Met een glimlach stelt Teron, zijn vrouw en dochter even voor. ‘Dit zijn Serdon en zijn zus Kaeka,’ zegt Sorane, terwijl ze een overbrengersveld voor de verbaasde ogen van haar nieuwe vrienden opent. De twee mannen, de twee vrouwen en het twaalf jaar oude meisje volgen de vierentwintigjarige jarige vrouw langs het smalle pad tussen de rotsen en blijven plots achter haar staan. ‘We zijn er,’ zegt Sorane. ‘Waar?’ zegt Teron. ‘Ik moet jullie eerst iets vragen, vrienden. Ik zoek mensen, die naast mij strijden en mensen die daarbij helpen om de opdrachten tot een goed einde te brengen. Hier en nu kiezen jullie voor een nieuw begin. Dat wil niet zeggen dat jullie daden in het verleden vergeten en vergeven zijn,’ zegt Sorane, terwijl ze even naar Serdon en Kaeka kijkt. ‘Je wil onze hulp om je assistentie te verlenen bij je huuropdrachten?’ ‘Nee, dat leven heb ik achter mij gelaten, Keaka.’ ‘Waarom heb je ons dan nodig?’ Sorane kijkt Serdon aan en glimlacht: ‘Een deel van mij streed in een vorig leven tegen de zwarte machten. En nu voel ik dat ik die strijd weer kan aanvatten. Maar daar heb ik hulp bij nodig.’ ‘En je wil ons en het gezin achter je, daarin betrekken.’ ‘Dat wil Sorane, Keaka. Maar ze wil dat jullie en mijn ouders er eerst over nadenken.’ Sorane draait zich naar Gayna toe. ‘Weer je telepatische gave gebruiken, Gayna. Ik zal me in het vervolg moeten afschermen.’ Dan wendt ze zich tot de anderen. ‘Gayna weet wat ik denk. Maar ik laat de beslissing aan jullie en haar ouders over.’ Beiden knikken. ‘Ik en Kaeka volgen je, Sorane.’ Even kijkt Kaeka haar broer met een kwade blik aan. ‘Ik neem mijn beslissingen zelf, broertje. Vergeet niet dat je mij en tijdje geleden neergeschoten hebt. Maar hij heeft wel gelijk, Sorane, het is mijn wens. Ik heb toch niets anders meer,’ fluistert Kaeka. Sorane kijkt Kaeka even aan en zegt ernstig: ‘Ik heb strijders nodig, Kaeka. Ik vraag het je nogmaals. Want deze weg zal lang een gevaarlijk zijn. Maar door deze weg te volgen, zal je weer trots op jezelf kunnen zijn. Ik wil je alleen toelaten, als het je echte overtuiging is. Meelopers kan ik genoeg vinden.’ Even kijkt Kaeka in de ogen van de roodharige. ‘Ik sta achter je, Sorane. En niet omdat mijn broer dat doet.’ ‘Wij ook, Sorane,’ zegt Gayna. Even kijkt Sorane naar het meisje. ‘Je ouders moeten dat beslissen, Gayna.’ ‘U zei dat je Gayna zou helpen om haar gaven onder controle te krijgen. Dat is iets wat wij niet kunnen, Sorane. Daarom geven we haar toestemming.’ ‘Dat zal ik zeker doen, Elura. Maar Anya en Tara zullen haar onder mijn toezicht helpen. Maar mijn vraag geld ook voor jullie beiden. Ik kan jullie een nieuw leven aanbieden en een baan als je het wenst.’ De vrouw knikt en kijkt even naar haar man. Dan richt Sorane zich tot Teron en ziet hem knikken. ‘Om op je vraag te antwoorden, Teron. We staan vlak voor een van mijn basissen.’ Al de leden van het groepje kijken Sorane verbaasd aan. Ze zien alleen maar rotsen, nergens een spoor van een gebouw. Als Kaeka iets wil zeggen, horen ze plots een stem. ‘Sorane Cobanon. Uw gegevensstructuur werd goedgekeurd. Welkom gebieder.’ Op hetzelfde ogenblik worden alle aanwezigen in een lichtgroen energieveld gehuld en een seconde later zijn ze verdwenen. Als ze materialiseren staan ze voor een roodharige, die hen afwachtend aankijkt. ‘Tara, wil jij de ouders van Gayna even rondleiden en dan een woonruimte toewijzen. Dan kunnen ze even wennen aan deze nieuwe omgeving.’ ‘Volg me,’ zegt de tweede roodharige. Teron en Elura knikken even naar Sorane en volgen het halogram door de ondergrondse gangen. Sorane kijkt de drie anderen aan en zegt: ‘En jullie. Willen jullie mij volgen.’ Gayna is de eerste die knikt en dan volgen ze Sorane een trainingsruimte. Dan wendt ze zich tot broer en zus die verbaasd in het lege vertrek om zich heen kijken. ‘Kaeka, Serdon. Vecht eens tegen elkaar. Ik wil zien hoe goed jullie beiden zijn. En Gayna hier, kan er wat van leren.’ Beiden knikken even en gaan tegenover elkaar staan. Het jonge meisje en Sorane kijken toe hoe beiden elkaar vechten. ‘Je moet je zus niet sparen, Serdon,’ zegt Sorane. ‘Sorane heeft gelijk, broertje. Je bent sterker dan ik, maar ik ben veel leniger dan jij.’ Maar Serdon grijnst even en begin dadelijk harder te vechten. Zijn zus slaagt erin om toch al is het soms op het nippertje zijn slagen te ontwijken. ‘Dat is genoeg, vrienden. Nu mag jij het eens tegen Kaeka proberen, Gayna.’ Die glimlacht even. ‘Eindelijk actie,’ zegt ze. De vrouw en het meisje gaan tegenover elkaar staan. Kaeka is wel verbaasd, het meisje kent niets van vechten, maar is haar toch steeds snel af. Het lijkt alsof ze weet waar ze gaat slaan en hoe. Ze weet niet dat het meisje haar telepathisch scant, waardoor ze weet wat haar tegenstandster wil doen. Sorane observeert beiden en knikt goedkeurend naar Gayna. Dan geeft ze een teken om te stoppen. ‘Ik zie dat je je gave al een heel eindje onder de knie hebt, meisje.’ ‘Ik dacht het al. Ze heeft mijn gedachten gelezen en zo wist ze wat ik ging doen.’ ‘Dat is juist, Keaka.’ ‘Maar nu zal het voor jullie drie wel moeilijker worden. Ieder van jullie krijgt een andere tegenstander om te oefenen,’ zegt Sorane Dadelijk worden drie halogrammen opgebouwd. ‘Zijn ze dat?’ vraagt Serdon, die naar een man, een jongeman en een vrouw kijkt. Sorane knikt even glimlachend. Gayna staart verbaasd naar de jongeman, die ongeveer even oud lijkt als zijzelf, Ook Kaeka kijkt hem aan, maar de jongeman staart alleen voor zich uit. ‘Zijn hier geen knappe meisjes, Sorane?’ vraagt Gayna, hoopvol. De roodharige kijkt het jonge meisje glimlachend aan. ‘Nee, Gayna. Maar voorlopig zijn hier ook geen echte knappe jongemannen aanwezig. Jouw trainingspartner is een door de computer gegenereerd halogram. Hij heeft de taak om je gevechtstechnieken bij te brengen, maar hij kan ook esperkrachten nabootsen. Volg zijn instructies dus met de grootste aandacht. Over een paar dagen komt er nog een meisje van je leeftijd.’ legt ze uit. ‘Wie mag dat dan wel zijn, Sorane.’ ‘Haar naam is Viena. Ook zij is een sluimerende esper zoals jij. Ik geloof wel dat jullie beiden de beste vriendinnen zullen worden. Het meisje kijkt de jongen even glimlachend aan en zegt: ‘Hij ziet er wel knap uit, maar toch heb ik liever een meisje om te trainen.’ ‘Een meisje? Ik dacht niet voor…..’ ‘Ik heb liever meisjes, Sorane.’ ‘Jij dus ook. Erine, Seana, Liese, Viena, Heneva en jij willen allen liever een meisje en geen vriend.’ ‘Horen die allemaal bij ons?’ ‘Nog niet, maar ik vermoed van wel.’ ‘Dan heb ik genoeg keuze, denk ik.’ Even kijkt Sorane Gayna nadenkend aan en knikt: ‘Dan is het maar zo. Ik hoop dat ze je bevalt.’ ‘Wie?’ ‘Kijk maar naar de jongen.’ Gayna draait zich om en schrikt als ze de jonge mooie meid opmerkt die haar staat aan te kijken. ‘Begin maar met de basis oefeningen.’ ‘Dus is zij mijn…. Ze is toch echt en geen halogram zoals die jongen van daareven.’ Aan het gezicht van de roodharige kan ze zien dat haar vermoeden juist is. ‘Dus een halo! Misschien beter, een halo leidt geen pijn. ‘Dat niet, Gayna. Maat jij voelt wel pijn vergeet dat niet. Zij zal je langzaam wel meerdere gevechtstechnieken aanleren.’ ‘Hoe heet zij?’ ‘Een naam heeft zij niet, Gayna. Maar als je wil kan je haar er een geven,’ antwoordt Sorane, terwijl ze haar oefenpartner activeert. ‘Ik zal haar Arina noemen,’ hoort ze Gayna nog zeggen, voor ze door het halogram aangevallen wordt. Even houdt ze met moeite stand en krijgt een paar rake klappen, maar langzaam krijgt ze haar oude ritme terug. Gayna die plots naar haar kijkt, schrikt van de snelheid, waarmee Sorane zich verdedigt. Even kijkt ze bewonderend toe. ‘Dat kan jij misschien ook, Gayna. Maar je zult wel veel moeten trainen,’ hoort ze haar Hypsoon telepathisch zeggen, dan valt haar blik op Arina, die haar afwachtend staat aan te kijken. ‘Kijk niet zo naar mij, Arina of ik geef je een paar klappen,’ zegt ze kwaad. Maar het halogram zegt niets, alleen neemt zij een gevechtshouding aan. Gayna valt haar aan, maar merkt al snel dat zij haar slagen steeds tijdig opvangt. Sorane kijkt even naar Kaeka, die tegen de muur, voor zich uit starend leunt. ‘Jullie trainingspartner wacht op jullie.’ Even kijkt Serdon naar de halografische man, die hem afwachtend aankijkt. Maar dan wendt hij zich tot Kaeka. ‘Gaat het, zus,’ vraagt Serdon.’ ‘Met mij wel, broer. Maar ik maak me zorgen.’ ‘Je man en je kinderen. Daar denk ik ook aan. Ze zullen wel veilig zijn.’ ‘Ik hoop het, Serdon. Wist ik maar hoe het met hen is?’ ‘Dat komt wel goed, zus. Je man is een harde. Sorane kan jij mijn zus niet helpen.’ ‘Ik denk niet dat we dat moeten vragen. Serdon. We horen in de gevangenis thuis, dat weet je. We hebben het aan Sorane hier te danken dat we vrij zijn.’ ‘Hm, hm. Jullie praten alsof ik er niet meer ben.’ Serdon glimlacht even en kijkt de roodharige aan. ‘Dat doen ik en mijn zusje soms, Sorane. Voor ons lijkt het dan alsof er niemand anders is.’ ‘Hoe moeten wij je noemen, Commander of mevrouw Cobanon?’ ‘Wil je een straf, Serdon?’ ‘Niet echt.’ ‘Noem me dan, Sorane,’ zegt ze nadenkend na een korte blik op de jongere zus van Serdon. Dan zucht Sorane, als ze merkt dat Kaeka zich moeilijk kan concentreren op de training van bezorgdheid. Haar evenbeeld raakt haar zo gemakkelijk, dat ze telkens wankelt. ‘Stop maar, allebei. Jullie concentratie is niet wat het moet zijn om jullie evenbeeld zelfs maar te raken. Dus moet er iets aan gedaan worden.’ ‘Het spijt me, Sorane. Maar ik.,’ zegt Kaeka. ‘Ik heb een opdracht voor jou, Kaeka. Volg me.’ Aarzelend kijkt Kaeka naar de roodharige. ‘Eindelijk iets te doen om mijn gedachten te verzetten, want de wil om te trainen kan ik op die moment niet opbrengen’ denkt ze en zegt: ‘Dat zal me goed doen, broer. Anders ga ik er kapot van de zorgen. Ik kan mijn gezin toch niet meer helpen. Ze zijn ofwel ontkomen of wel gegrepen. Als ik later de kans krijg, moet ik wel op weg om te weten wat er van hen geworden is.’ Serdon slaat zijn arm om de schouders van zijn zus. ‘Ik zal je helpen, zus. Want ik heb nog iets goed te maken.’ Even kijkt hij naar Sorane en ziet haar glimlachen. Maar die geeft hem een teken, zonder iets te zeggen. ‘Kom ook maar mee, Serdon. Ik vrees dat je zus je bij deze opdracht nodig zal hebben.’ Even kijkt hij Sorane aan, zich afvragend wat die nu weer bedoelt. ‘Kaeka is bijna evengoed als ik. Dus ze kan zeker elke opdracht die Sorane haar zou kunnen geven aan.’ De trekt hij zijn schouders op en een paar passen achter zijn zus volgt de roodharige door de gangen en liften. Serdon kijkt verbaasd naar Sorane en vraagt zich af, waarom ze zover stapt. Ze kan toch teleporteren. Hij weet niet dat ze telepathisch een gesprek voert met een man. Plots blijft ze voor een deur staan en richt zich met hard klinkende stem tot Kaeka. ‘Als je voor deze opdracht mislukt, dan breng ik je terug naar de gevangenis, Kaeka.’ Serdon ziet zijn zus schrikken, maar merkt ook dat Sorane opnieuw glimlacht. ‘Wat is er daarbinnen?’ denkt Serdon verbaasd. Dan geeft ze een teken met haar hand. Kaeka kijkt haar aarzelend aan, voor ze naar binnenstapt. ‘Serdon. Jouw woonruimte is hiernaast. Deze is aan Kaeka toegewezen. Maar ik denk dat je zus je steun nodig heeft. Dus ga ook maar naar binnen.’ Serdon volgt zijn zus dan maar en kijkt om zich heen. Ze staan in een mooie woonruimte. ‘Wauw,’ zegt hij. ‘Waar zijn we?’ ‘Deze ruimte is voor jou, zus. Sorane zei dat ik hiernaast mijn intrek mag nemen.’ ‘Het is mooi ingericht, Serdon. Maar…’ Dan kijkt ze naar Sorane. ‘Je wilde mij een opdracht geven, Sorane. Is dit alles wat ik moet doen, een flat onderhouden?’ ‘Nee, Kaeka. Je opdracht is om de vrouw te zijn die je altijd wilde zijn. Niet de misdadigster die je geworden was.’ ‘Zonder mijn gezin zal ik nooit die vrouw zijn, Sorane. Hier ga ik me nog meer zorgen maken.’ ‘Dat denk ik niet, zusje,’ zegt Serdon, die over haar schouder de man van zijn zus ziet staan. ‘Lieveling, heeft Sorane je eindelijk laten komen, zoals ze me beloofde,’ hoort Kaeka achter haar zeggen. De vrouw verstijft en voelt zich zwak worden in haar benen, als ze de stem van haar man herkent. Dan merkt ze dat Sorane even met haar hand wuift, voor ze in het niets oplost. Plots voelt ze twee handen op haar schouders, die haar omdraaien. Voor ze iets kan zeggen, voelt ze de lippen van haar man op de hare. Even beantwoordt ze zijn kus, maar dan duwt ze hem zachtjes weg. ‘Hoe ben je erin geslaagd om te ontkomen?’ ‘Alleen Lison kon zich verbergen, Kaeka. Ik en onze dochter werden weggevoerd en gescheiden.’ ‘Hoe?’ ‘Dat hebben we aan Sorane te danken. Zij bevrijde eerst onze dochter en daarna mij. Je had haar moeten zien toen ze van gedaante veranderde. Mijn bewakers deden in hun broek van angst.’ ‘Was ze dan zo lelijk?’ ‘Als een monster van drie meter hoogte voor jou staat, dan zul je ook wel van angst wegkruipen, denk ik.’ Even kijkt Kaeka eerst haar man niet begrijpend aan en dan haar broer, maar ook die weet niet wat Morso bedoelt. ‘Zijn Leina en Lison hier ook,’ vraagt ze dan maar met trillende stem. ‘Ja, schat,’ zet Morso en laat zijn vrouw los. Dan merkt ze haar zoon, die op haar toerent op. Snel knielt ze en slaat met tranen in de ogen haar armen om hem heen. Ook Leina knielt naast hen en kust haar moeder op haar wang. ‘Jullie zijn veilig. Hoe komen jullie hier?’ ‘Sorane heeft ons allen uit de handen van enkele misdadigers gered, terwijl jij in de gevangenis zat.’ Even kijkt Kaeka naar haar broer. ‘Was jij ervan op de hoogte?’ vraagt ze, maar merkt aan zijn blik dat hij ook verbaasd is. Dan merkt ze nog iemand op en kijkt naar Morso. ‘Voorlopig hebben we nog een tweede dochter erbij. Haar naam is Tayra. Ze heeft Leina geholpen en gesteund, toen ze haar verkocht hadden.’ ‘Verkocht. Als wat… Een slavin…’ ‘Zoiets ongeveer, lieveling.’ ‘Toch niet als sekssl…,’ zegt ze. Maar aan de blik van haar man merkt ze dat ze het juist heeft. Kaeka kijkt naar Tayra met een dankbare blik. ‘Ze is alleen op de wereld, Kaeka. Haar ouders zijn jaren geleden omgekomen. Ze bezat niets meer. Hierdoor kwam ze in de misdaad terecht,’ hoort ze haar man zeggen. Dan stapt ze op het meisje toe en omarmt haar zacht. ‘Welkom, Tayra. Het zal wel even wennen zijn, maar we zullen het wel met elkaar kunnen vinden.’ ‘Dank u, mevrouw,’ fluistert ze onwennig. ‘Noem me maar Kaeka, meisje.’ Als ze het meisje loslaat, vraagt ze: ‘En je werk, Morso. Je deed dat zo graag.’ ‘Dat is juist, Kaeka. Maar hier is zoveel meer te beleven. Ik ben opnieuw aan het studeren, want in de groep van Sorane zijn er veel dingen waar we ons allemaal nuttig kunnen maken.’ ‘Met Sorane heb ik nog een appeltje te schillen. Ze had me moeten zeggen dat ze jullie hier gebracht heeft.’ ‘Dat ligt niet in haar aart, lieveling. Was ze niet gekomen, dan had je ons nooit teruggevonden, denk ik. Ze waren er zo snel, dat we zelfs de tijd niet kregen om het nieuws van je arrestatie te verwerken. Zelfs het alarm dat je activeerde, kwam een paar minuten te laat.’ ‘Wat is dan gebeurd?’ Ik wil alles weten.’ ‘Je kan beter gaan zitten, schat. En jij ook Serdon.’ Even later luisteren broer en zus naar wat Morso te vertellen heeft. ‘Mag ik erbij komen zitten vraagt Tayra?’ ‘Zeker meisje, misschien kan nadien ook iets over jou vertellen.’ Het meisje knikt en kijkt Serdon even aan, waarna ze naast hem plaatsneemt. Ze voelt dat de broer van Kaeka soms even naar haar kijkt. Eerst voelt ze zich onwennig, maar dan begrijpt ze dat het geen blik van afkeur is van wat zij vertelt. Een uurtje later zegt Serdon. ‘Mag ik, Tayra en jullie kinderen even een rondleiding in de trainingsruimte gaan geven?’ ‘Wil je dat?’ vraagt Kaeka veel te snel. Tayra knikt even. Maar als Serdon haar aankijkt, wordt ze rood tot achter haar oren. ‘Dan heb ik tot het avond is, nog iets te doen,’ zegt Serdon met een glimlach, terwijl hij even naar Morso knipoogt. De man knikt met een glimlach terug. Kaeka kijkt hem na, als haar broer met Tayra en haar beide kinderen naar buiten gaat. Als de deur achter hen dichtgeschoven is, kijken Kaeka en haar man elkaar aan. ‘Serdon lijkt een oogje op Tayra te hebben,’ zegt Kaeka. ‘Heb je het gemerkt, schat?’ ‘Al van het eerste ogenblik. Maar is ze niet te jong voor hem.’ ‘Ze is eenentwintig, geloof ik. Dat is toch oud genoeg.’ ‘Misschien wel, maar Serdon is er drieënvijftig. Zijn jongste dochter, Srina, moet nu ongeveer achttien zijn. En je weet toch wel dat hij vijf dochters heeft.’ ‘Drieënvijftig is toch nog jong in deze tijd. Jij ziet er toch ook nog verleidelijk uit, al ben je zessenveertig. En vijf dochters. En wij maar een eentje’ Kaeka glimlacht en stapt op haar man toe. ‘Is eentje niet genoeg, schat?’ fluistert ze vragend. ‘We zijn op weg om mijn misdadig leven achter ons te laten. Wordt het geen tijd om…’ ‘Nog eentje of twee… Bedoel je dat, lieveling?’ Nog voor hij kan antwoorden, slaat ze haar armen om zijn hals en kust hem. Intussen heeft Serdon zijn gezelschap, met de hulp van Anya, rondgeleid in een deel van de basis, waarbij ze veel nieuws ontdekken en een paar nieuwe vrienden maakten. Een van hen is Gayna en zij nam beide kinderen op sleeptouw, terwijl Serdon met Tayra iets ging drinken in de kantine. Al snel raakten zij in gesprek over haar leven en wat de jonge vrouw vanaf nu eigenlijk zou willen doen. Meer dan twee uur praten ze over hun leven dat ze geleid hebben. Dan staan beiden op en kijken elkaar aan. ‘Dank je voor ons gezellig gesprek, Serdon.’ Even slikt Serdon, want ze trekt zo een verleidelijke blik. ‘Ik zal je naar mijn zusje begeleiden, Tayra.’ De jonge vrouw knikt en volgt Serdon. ‘Kom maar, naast mij lopen, meisje.’ ‘Beval ik je, Serdon?’ De plotse vraag verrast hem. Aarzelend kijkt hij aan. ‘Je bent een mooi vrouwtje, Tayra.’ ‘Maar niet voor jou.’ ‘Dat zeg ik niet, maar ik ben drieënvijftig en jij… En ik heb ook nog vijf dochters en twee zonen. Ze zullen nu ongeveer jouw leeftijd zijn.’ ‘Weet je dat niet?’ ‘Niet echt. Ze spreken al verschillende jaren niet meer met me.’ ‘Ik mag je, Serdon. Je bent lief en…’ ‘Zo lief ben ik niet, meisje. Ik ben een misdadiger en heb mensen gedood.’ ‘Dat weet ik, maar ik ben ook geen engel. Jij en ik willen een andere weg inslaan. Je bevalt me. Dus waarom niet samen.’ ‘Misschien wil ik dat wel, Tayra. Maar laat ons voorlopig vrienden zijn. Later als je meerdere normale mensen ontmoet hebt en we willen beiden nog steeds, dan kan er misschien iets groeien.’ Tayra knikt nadenkend. ‘Dan kan ik alleen maar hopen, Serdon,’ fluistert ze. ‘Tayra, je moet begrijpen wat ik wil zeggen. Ik wil dat jij meerdere mensen die in de ze nieuwe wereld, voor ons beiden, leert kennen. Daardoor heb je verschillende keuzes, maar ik zou liegen, als ik zei dat ik niet wilde dat je voor mij koos. Maar dat zal de tijd uitwijzen.’ Plots verandert Tayra van onderwerp. ‘Blijf je bij de mensen van Sorane?’ Serdon slikt even, want nu heeft ze het plots over iets geheel anders. ‘Voorlopig wel, meisje. Ik weet nog niet waar haar weg ons zal voeren, maar ik moet ook nog boete doen.’ Tayra knikt. ‘Ik blijf ook. Hier heb ik jou en je zus en haar famillie. En misschien kan ik hier iemand worden waar ik trots op kan zijn. In de buitenwereld zou ik misschien weer terecht komen waaruit ik ontsnapt lijk te zijn.’ ‘Laten we het voorlopig daarbij houden. Kom we gaan verder.’ Tayra knikt even en slaat haar linkerarm om de heupen van Serdon. Glimlachend legt hij zijn rechterarm over haar schouders en zo stappen ze verder de gang in. Die avond ligt Sorane op haar rustbed na te denken en plots valt haar een naam in. Jouna. Die is ze vergeten. Met een ruk gaat ze rechtop zitten en staat op. Dadelijk vormt ze haar kleding en concentreert zich even. Een gedachte is genoeg en ze materialiseert in een tuin, van een woonwijk aan de rand van de stad. Even scant ze haar omgeving en glimlacht, als ze weet dat ze zich dicht bij de villa van Jouna’s ouders bevindt. Als snel heeft ze telepathisch de assistente gevonden. Jouna is huilend haar koffers aan het pakken. Ze heeft al van haar thuiskomt na haar ontslag ruzie met haar vader en moeder, maar twee dagen geleden zijn er zware woorden gevallen. Alleen door de tussenkomst van haar moeder heeft Jouna tijd genomen om haar koffers te pakken. Maar de hoop van Jouna’s moeder valt ik duigen, als er weer harde woorden vallen. ‘Ik kon niet anders, vader. Ik wilde niet meer liegen. Dus de waarheid….’ ‘De waarheid, Jouna? Dat Sorane zichzelf kan genezen, kan ik moeilijk geloven. Je droomt met je ogen open. Dat konden alleen de goden, die ons al lang in de steek gelaten hebben.’ ‘Ik zag het, papa.’ ‘Zwijg, Jouna. Ik wil niets meer horen.’ ‘Dan ga ik.’ ‘Jouna, kindje…’ ‘Nee, moeder. Ik zal nooit dokter kunnen worden. Maar ik deed wat ik moest. En daar ben ik trots op.’ ‘Trots. Zeg je. Je moest je schamen. Je bent een nietsnut. Mijn huis uit en snel.’ ‘Laat haar tenminste blijven tot Jouna een andere flat gevonden heeft,’ smeekt haar moeder. ‘Nee, Dane. Ik wil dat ze onder mijn ogen verdwijnt. En waag het niet om die nietsnut te helpen.’ Helemaal alleen sleurt de jonge vrouw, met tranen in de ogen, de zware koffer de trap af. Maar als ze halverwege is, lijkt de koffer plots minder zwaar. Ook Dane merkt het, maar zoekt er niets achter. Geen van beiden beseft dat telekinetische krachten de koffer ondersteunen, waardoor ze zo licht als een veertje wordt. In de hall plaatst Jouna de koffer op de vloer en neemt haar jas van de hanger. Sorane die geconcentreerd voor de deur staat, glimlacht even. Even wil ze naar Jouna teleporteren, maar besluit het niet te doen. Kalm loopt ze op de voordeur toe en belt aan. Binnen kijkt Dane in de richting van het geluid en stapt dan licht mankend naar de deur. Even moet Sorane wachten voor een achtenveertigjarige vrouw de deur opent. Ze kijkt Sorane vragend aan. ‘Mijn naam is Sorane Cobanon. Ik ben naar Jouna Vaneron op zoek.’ ‘Dat is mijn dochter, mevrouw. Mijn dochter is… Maar u lijkt zeer fel op die huurmoordenares die neergeschoten werd.’ ‘Ja, dat weet ik, mevrouw. Jouna heeft me een paar dagen geleden geholpen en daarom ben ik haar iets verschuldigd.’ ‘Ze zeiden dat u dood was.’ ‘Ook dokters kunnen zich vergissen, mevrouw,’ zegt Sorane met een glimlach. ‘Vergissen? Met twee gat…’ ‘Ik kom voor uw dochter, mevrouw Vaneron. Kan ik haar zien?’ Even probeert de vrouw dit te verwerken en fluistert dan: ‘Jouna is niet hier, ik denk dat je beter naar haar flat in de stad kan gaan kijken.’ ‘Ik weet dat ze hier is, want Jouna is door het bestuur van het ziekenhuis uit haar flat gezet. Maar ik ben ook hier om met u en uw man te spreken.’ ‘Wie is daar, vrouw?’ roept een stem binnen. ‘Iemand voor Jouna. Ze wil…’ ‘Verdomme, ze is hier niet meer,’ zegt de man en die zich met luidde stappen naar de voordeur haast. Even werpt hij een woedende blik op zijn dochter die op de trap staat. ‘Blijf hier, of…’ zegt hij en heft zijn hand op. Jouna schrikt, maar voor ze iets kan zeggen, staat hij al in de deuropening. Als haar vader Sorane opmerkt, zegt hij ruw: ‘Jij bent toch die dame, waar die gedode misdadigster mee samenwerkte. Wat wil je, vrouw?’ ‘Mijnheer Vaneron. Ik kan begrijpen dat het bericht van het ontslag van je dochter hard aankomt. Maar ik heb een nieuwe baan voor haar. Om haar droom waar te maken zal ze jullie steun volledig nodig hebben.’ De vader kijkt Sorane woedend, maar verbaasd aan. ‘Wat bedoel je? Jij hebt een baan voor Jouna. Nee, dat kan je niet menen.’ zegt hij bijna fluisterend. ‘Ik heb in mijn organisatie verschillende mensen nodig. Een dokter is er een van. En mijn keuze is op jullie dochter gevallen. Ze is een eerlijke vrouw’ ‘Op onze dochter, mevrouw. Dat kan je niet menen.’ ‘Waarom niet, mevrouw. Jouna heeft er de kwaliteiten voor, dat weet ik zeker. En ik denk dat ze een van de beste in haar vak zal worden.’ ‘De medisch raad zal nooit toestaan dat ze haar studies verderzet. Zeker niet na het rapport van de dokters.’ ‘Mevrouw, ze stelden Jouna voor de keuze, liegen of de waarheid vertellen. Jullie dochter bleef echter eerlijk en weigerde te liegen, al koste het haar baan en toekomst. Dat is iets om trots op te zijn.’ Even kijkt Ven naar zijn vrouw. ‘En daardoor is ze ook ontslagen. Al onze inspanningen om haar een beter leven te geven, heeft ze gewoon weggesmeten. Ze verdenken haar ervan om geholpen te hebben om een dood lichaam te laten verdwijnen.’ ‘Dat heeft ze in zekere, zin, mijnheer Vaneron, anders had ik hier niet gestaan.’ ‘Je lijkt op haar, mevrouw, maar een dode staat niet meer op.’ ‘Ik weet niet waarom je ons zoiets wil wijsmaken, mevrouw Cobanon. Maar jij bent vermoedelijk die dubbelgangster, die ze in het nieuws vermelden. Laat onze dochter met rust,’ roept de moeder uit, terwijl ze mankend voor haar man gaat staan. Sorane kijkt de vrouw aan en scant haar. Daardoor ontdekt ze dat Dane ziek is. De beenderen van haar heup zijn zwaar aangetast door een aftakelende ziekte. Haar man weet het, maar Jouna is er niet van op de hoogte. ‘Dat ben ik niet, mevrouw. Jouna sprak de waarheid en werd daarom ontslagen. Ik ben uw dochter iets verschuldigd, daarom zal ik al het mogelijke doen om haar wens te laten uitkomen. Ik ben geen huurmoordenares meer.’ ‘Het kan mij niet schelen, wat Jouna doet. Als ze maar ophoepelt.’ Sorane kijkt de man aan. Hij kan haar echter niet in de ogen kijken. ‘Ik begrijp je woede, Ven Vaneron. Maar je richt die op de verkeerde. Je dochter verdient dit niet.’ ‘Laat maar, Sorane. Ik blijf hier niet meer. Ik ga met je mee, waarheen je maar wil. Als het moet, schiet ik over een paar maanden de halve stad overhoop,’ zegt Jouna, die naar buitenkomt met twee koffers, die ze moeizaam meesleurt. Sorane loopt op haar toe en neemt een koffer van haar over. Jouna’s moeder kijkt haar verschrikt aan. ‘Blijf, kindje. Loop je ongeluk toch niet tegemoet.’ ‘Nee, moeder. Vader heeft me het huis uitgezet. Ik kan hier niet meer blijven. Als Sorane werk voor mij heeft, dan neem ik het met plezier aan.’ ‘Werk, Jouna. Op het moment niet. Een assistente kan ik niet gebruiken. Maar je zult hard moeten studeren en dan als je dokter bent, dan pas kan je, je nuttig maken,’ merkt Sorane glimlachend op. Jouna kijkt haar verbaasd aan. ‘Je hebt al zoiets gezegd, Sorane. Maar ik begrijp nog steeds niet wat je bedoelt. Als de medische raad van het ziekenhuis mij geen toestemming geeft, dan kan ik nergens in het land verder studeren.’ ‘Je hebt hun toestemming niet nodig, assistentje. Die van mij wel en die heb je, omdat ik je volledig vertrouw. Maar ik vrees dat ook jij voor een verrassing zult staan, als je beseft welke baan je op jou genomen hebt.’ Jouna slikt even, maar knikt dan. ‘Als ik hier maar weg kan.’ ‘Neem dan maar afscheid van je ouders. Misschien kan ik hen vragen om ons te vergezellen.’ ‘Nee, Sorane. Ze hebben me het huis uitgezet, ik wil hen de eerste tijd niet meer zien, zeker mijn vader niet.’ ‘Jouna.. ik…’ ‘Nee, vader. Je hebt genoeg gezegd. Ik ga.’ ‘Ga dan maar met die huurmoordenares mee, je ongeluk tegemoet. Je bent niet goed bij je hoofd zeker?’ ‘Zoals ik al zei, mijnheer Vaneron. Dat is verleden tijd.’ Op dat moment staat Jouna voor haar moeder en omarmt haar even. ‘Het spijt me, mama. Maar ik kan niet blijven,’ fluistert ze. Als ze naar haar vader wil toegaan, draait die zich om en haast zich naar het huis. ‘Verdwijn maar.’ ‘Mijnheer Vaneron. Ik weet dat je ontgoocheld bent, maar het is verkeerd om geen afscheid van je dochter te nemen. ‘Vertrek, misdadigster. En neem haar maar mee. Ze is mijn dochter niet meer.’ Jouna krijgt een schok en kijkt Sorane met tranen in de ogen aan. ‘Breng me hier weg en zo snel mogelijk. Maar ik moet eerst mijn koffer nog…..’ ‘Is daar iets belangrijks in?’ ‘Niet echt, Sorane. Een paar kleren en een klein popje, dat ooit belangrijk was, maar nu geen waarde meer heeft.’ Sorane merkt dat Dane schrikt als haar dochter het over het popje had, maar wendt zich naar de jonge verpleegster. De moeder van Jouna heft haar hand en wil nog iets zeggen, maar kan geen woord over haar lippen krijgen. Sorane grijpt haar hand echter plots vast en schudt ze. Dane kijkt Sorane aan, want ze houdt haar hand in een stevige greep. ‘Dane, waarom heb je je dochter niet op de hoogte gebracht van je ziekte?’ vraagt ze fluisterend. ‘Ik kon niet, mevrouw. Maar hoe weet u dat….’ ‘U had het Jouna moeten zeggen, Dane Ressan.’ ‘Jouna deed haar best, maar nu… Waarom laat je haar niet hier bij ons?’ ‘Omdat ik haar wil helpen, zoals ik ook jou wil helpen.’ ‘Mij helpen?’ Maar Sorane zegt niets en kijkt haar alleen maar recht aan. Dane voelt haar hele lichaam tintelen, maar beseft niet wat er gebeurt. Dan laat de roodharige haar hand los en glimlacht: ‘Denk aan me als Sorane, Dane Ressan of wilt u liever met de naam van uw man, Vaneron, aangesproken. En noem me nooit Hera of zoiets.’ Verbaasd staart Dane naar de roodharige, die zich naar haar dochter omdraait. Dan hoort ze haar zeggen: ‘Kom dan maar, Jouna.’ Even kijkt Jouna naar haar moeder met een droevige blik. Dan wendt ze haar hoofd en kijkt nog even naar de deur van het huis, maar haar vader komt niet meer terug. Dane ziet dat ze naar Sorane knikt. Jouna geeft Sorane een hand, terwijl ze haar moeder hoort zeggen: ‘Jouna, ik smeek je. Doe het niet.’ Maar ze kijkt niet meer om, als ze Sorane volgt. Maar Sorane kijkt wel om en richt haar blik op de moeder van Jouna. De vrouw kijkt Sorane verbaasd aan, als ze een vreemde stem in haar gedachten hoort. ‘Ik ben die Sorane niet meer, Dane. Ik volg de witte weg naar de toekomst en zal jullie dochter begeleiden op haar nieuw pad. Vergeet niet om morgen je eens te laten onderzoeken, om te laten bevestigen over wat je over enkele minuten zult beseffen.’ Dan merkt ze dat de roodharige de hand van haar dochter vastneemt en op hetzelfde moment zijn beiden verdwenen. Ze schrikt hevig, want ze zijn zo plots in het niets opgelost, dat het lijkt alsof ze er niet waren. Verschillende minuten blijft Dane naar de plaats staren. Plots komt haar man naar buiten en roept haar toe. ‘Kom binnen, Dane. Jouna is weg en als het aan mij ligt, komt ze hier nooit meer binnen.’ Aarzelend stapt Dane naar haar man toe. ‘Ze verdwenen zomaar ineens, schat. Hoe is dat mogelijk? En ik hoorde een stem die sprak van de witte weg, die ze volgen.’ ‘Sla geen onzin uit, vrouw. De witte weg? Wat is dat nu weer voor een fantasietje,’ zegt Ven, terwijl hij de deur achter hen sluit. ‘En nu laat ze haar koffer hier ook nog zo maar staan,’ roept haar man uit en bukt zich. Zijn vrouw kijkt hem aan als hij met de koffer die hij met moeite kan dragen de salon instapt en hem tegen de muur plaatst. ‘Is die zo zwaar, Ven?’ Haar man knikt. ‘Hoe heeft Jouna die de trap afgekregen?’ ‘Ze had er moeite mee, maar plots leek die koffer lichter, waarna ze haar verder naar beneden droeg. Nog voor ze beneden was, ging de bel.’ ‘Dat moet je je ingebeeld hebben. Ze is zo zwaar alsof ze boordevol is.’ ‘We kunnen ze best hier laten staan, Ven. Misschien komt Jouna toch nog tot inkeer.’ Ven knikt even. ‘Het maakt niet uit, Dane. Onze dochter is weg en komt toch niet zo snel terug.’ ‘Toch vraag ik mij af, want die Sorane bedoelde met hard studeren. Wat zou ze moeten studeren en waar. Nergens zullen ze haar zonder aanbeveling van de medische raad in een ziekenhuis een opleiding laten volgen,’ denkt Dane, terwijl ze in de salon gaat zitten en haar man aankijkt. Die ziet er echter niet zo best uit. Nu Jouna weg is, lijkt hij pas te beseffen, wat er gebeurd is. ‘Jouna komt wel weer, Ven,’ fluistert ze. ‘As ze iets van mij weg heeft, dan zal ze te trots zijn om hier nog ooit naar binnen te komen.’ ‘Toch zal ze komen, Ven. Al zal het wel een hele tijd duren.’ ‘En dan die moordenares. Wat is die met onze dochter van plan. Straks dood Jouna mensen en dan is ze voor altijd verloren.’ Dane knielt voor de koffer en legt ze met moeite plat. Als ze die opent ziet ze als eerste het popje, waar haar dochter het buiten over had. Toen ze jong was betekende dat popje alles voor haar, want ze kreeg het van haar vader toen ze ziek was. Aarzelend neemt ze het op en gaat naar de zetel toe. Maar dan blijft ze staan en laat het popje vallen. Ze merkt plots dat ze, van sinds ze buiten was, geen pijn meer in haar heup heeft. En ze mankte ook niet. Dan fluistert ze hees: ‘Ven, er is iets met me.’ ‘Is het je ziekte? Voel je je niet goed?’ ‘Ja en nee. Ik voel geen pijn als ik stap en ik mank ook niet meer.’ ‘Dat kan niet, vrouw. De dokters….’ ‘Die roodharige. Ze heeft iets met me gedaan, toen ze mijn hand vasthad.’ ‘Ik denk dat je ziekte op je hoofd overgegaan is, Dane.’ ‘Nee, ik ben zeker dat…’ ‘Dane!’ ‘Ze zei dat ik haar nooit Hera of zoiets mocht noemen.’ ‘Daar heeft ze dan gelijk in. Ze is een verachtelijke moordenares en die noem je zeker niet zo. Aarzelend bukt Dane zich en raapt het popje weer op. De pijn die ze verwachte blijft ook deze maal uit. ‘Ik voel me opperbest, Ven. Bijna alsof ik niet meer ziek ben.’ Haar man let niet op haar worden Maar hij rukt het popje uit haar hand. Even kijkt hij ernaar en slikt even. Dan hoort zijn vrouw fluisteren, terwijl ze hem aankijkt: ‘Wat hebben we gedaan. Jouna zei dat dit niet meer belangrijk voor haar was.’ Haar man wendt zijn hoofd en staart zijn vrouw. Zijn keel wordt kurkdroog, waardoor verschillende malen moet slikken. ‘Kom, naast me zitten, Ven.’ Met tranende ogen neemt hij naast zijn vrouw plaats en legt het popje als een kostbaar iets op zijn dijen. Dane slaat aarzelend een arm om zijn schouders. ‘Onze dochter zal je wel vergeven, lieveling.’ ‘Ik wil haar vergiffenis niet, Dane. Ze heeft gekregen wat ze zelf gewild heeft. Steek dat ding maar weer weg in de koffer. Als ze wil mag ze die komen halen en dan kan ze gaan.’ ‘Ven, dat kan je niet zeggen. Dit heeft ze altijd gekoesterd en nu.’ ‘En nu wat. Doe wat ik zei. Ik wil het niet meer zien.’ Aarzelend trekt Dane haar arm weg en staat op. Als ze het popje in de koffer wil leggen, schrikt ze van een telepathische stem die zegt: ‘Als je man bedaard is, probeer hem er dan van te overtuigen om eens een paar dagen vrijaf te nemen en maar Mogwan te komen, Dane Vaneron.’ Even kijkt ze nog om zich heen, maar ze is niemand te zien. Dan trekt ze haar schouders op. ‘Wie is…? Mogwan, waar ligt dat nu weer?’ denkt ze. ‘Ven.’ ‘Ja.’ ‘Ik wil me morgen eens laten onderzoeken in het ziekenhuis. Er is iets met me.’ ‘Dat zei je straks ook al. Misschien beeld je je dat in. Alleen een kunstmatige heup kan je leven redden, dat weet je. De dokters zeiden dat het je beenderen aangetast zijn, door dat gezwel’ ‘Ja, maar toch. Ik voel me veel beter dan een tweetal uur geleden.’ ‘In orde, we zien wel. Ik zal je morgen wel, voor ik naar mijn werk ga, naar de dokter brengen. Aan de rand van het klein stadje in de bergen materialiseerde Sorane samen met Jouna een paar seconden geleden, in de tuin voor haar villa. Jouna staat nog te trillen van woede, maar ook tranen wellen in haar ogen op. Ergens heeft ze spijt van haar woorden. Ze kan ze echter niets terugnemen, want haar vader heeft ongelijk. Met moeite kan ze haar gedachten op iets anders zetten en kijkt verbaasd om zich heen. ‘Is deze villa van jou, Sorane?’ ‘Ja, voorlopig kan jij hier intrekken. Dan ben je niet alleen, want er wonen nog een paar anderen hier.’ ‘Vrienden van jou, Sorane.’ ‘Ja, mensen die ik voor mijn dood geholpen heb.’ ‘En jij dan.’ ‘Ik blijf niet zo lang, Jouna. Voorlopig kan ik nog in mijn appartement in de stad slapen. Maar eerst wil ik je in het ziekenhuis aanbevelen.’ ‘Ben je dan zo rijk geworden, dat ze naar jou zullen luisteren?’ ‘Ik heb een beetje verdiend en een pak misdaadgeld gestolen, Jouna. En een deel heb ik hier aan de gemeenschap geschonken. Dus als ik je bekwaam vind, zullen ze je accepteren. De mensen zijn mij er zeer dankbaar voor.’ ‘Was dat dan zoveel, Sorane?’ De roodharige glimlacht, maar gaat er niet op in. ‘Kom, nu gaan we de omgeving een beetje verkennen. Als je wil kunnen we ook even naar je toekomstige werkplek gaan kijken. Daarna eens goed uitrusten.’ Jouna kijkt Sorane verbaasd aan. ‘Meen je dat nu ernstig. Je weet dat ik zonder goed verslag geen studies meer kan volgen. Daarom was mijn vader ook zo woedend.’ ‘Niet in, Mogwan. Mijn oordeel over jou zal vele deuren openen, Jouna. Ik ken je wensen en zal je steunen om die te bereiken.’ Jouna slikt even. ‘Maar waarom doe je dit? Is dat omdat ik dan zoals mijn vader zei, een financiële schuld moet terugbetalen?’ ‘Je hoeft me niets terug te betalen, Jouna. Ik heb jouw gaven als dokter nodig en jouw als vriendin.’ ‘Vriendin? Ik…’ ‘Ik bedoel gewoon een goede vriendin. Niets meer, Jouna. Ik heb een oogje op Deno Vergan laten vallen, maar dat is ingewikkeld,’ antwoordt Sorane en concentreert zich even. Naast de deur wordt de deurbel ingedrukt, door haar telekinetische krachten. Als de deur geopend wordt kijkt Liese naar buiten en lacht even als ze Sorane herkent. ‘Hai, Sorane en ook nog een nieuwe vriendin, zie ik. Kom maar snel binnen.’ ‘Liese, Jouna,’ stelt Sorane beiden aan elkaar voor. Jouna geeft Liese een hand. ‘Jouna blijft een tijdje hier wonen, Liese.’ ‘Plaats genoeg, Sorane. Conney en Vano zijn naar de villa van mijn moeder verhuisd, want Vano heeft werk gevonden. Teira, mijn moeder, past soms op hun kindje.’ ‘Is je moeder nog hier?’ ‘Ja, zij en haar famillie wonen ook in een van je villa’s. Ze heeft, samen met Worena, mijn stiefmoeder, een goede job gevonden als beveiligingsagente in een onderzoekingsbedrijf aan de rand van Mogwan in de nieuwe wijken.’ ‘Dan zal ik haar later eens moeten bezoeken. En je vader?’ ‘Het zal je verbazen, maar hij werkt in hetzelfde bedrijf als onderzoeker en ontwerpeer van nieuwe apparatuur voor de geneeskunde. Hij heeft van zijn hobby op Oran II in Mogwan zijn beroep gemaakt.’ Dan maken ze het allen goed, hoor ik.’ Liese knikt met een glimlach. ‘Ik zou ook wel een job willen, Sorane. Maar ik hou ook van uitgaan.’ ‘Misschien zal ik morgen, dat bedrijf eens een bezoekje brengen.’ ‘Kan ik meegaan, Sorane? Dan kan ik aan mijn moeder laten zien dat ik niet droom.’ ‘Van mij mag je meegaan, Liese, maar je moeder zal aan het werk zijn. Ik wil eens met de leiding praten. Zoals je weet wordt mijn geld besteed om het leven in deze streken te verbeteren. ‘Dat weet ik. Maar ik vind het spijtig. Mijn moeder zou verheugd zijn om je te zien. Ze geloofde ons niet, toen we zeiden dat jij in leven bent.’ ‘Ik zou wel willen, Liese. Maar de politie zoekt mij, dus ik moet me een beetje gedeisd houden. Als ik gearresteerd word, dan kan ik minder mensen helpen.’ ‘Zelfs je dood heeft je nog niet verandert, hoor ik,’ zegt Liese met een glimlach. Sorane knikt even. ‘Ik, Sina en Heneva passen nog wel een tijdje op je villa. En nu Jouna er ook nog bij gekomen is wordt het nog een beetje eenvoudiger.’ Jouna glimlacht opgelucht. Sorane zegt: ‘Kom, we gaan je nieuwe kamer eens bekijken.’ Jouna volgt Sorane de lift binnen en zweeft achter haar naar omhoog. In de gang op de eerste verdieping, kijkt Jouna even om zich heen. ‘Er zijn twee grote kamers en twee kleinere. In de rechtse achteraan, slaap ik als ik in Mogwan ben. De meiden hebben de tweede grote kamers. Jij kan kiezen welke van de twee kleinere kamers je neemt. Later moeten we zien dat we voor jou ook een woning of appartement vinden,’ zegt Sorane, die even in de gedachten van Liese gesnuffeld heeft waardoor ze weet in welke kamers de jonge vrouwen slapen. ‘Ik zal de linkse nemen. Maar op voorwaarde dat het maar tijdelijk is, Sorane. Tot ik een beetje mijn weg gevonden heb.’ ‘We zien wel, Jouna. Voorlopig zal je hard moeten werken om te bereiken wat je diepste wens is. Maar om tot mijn groep te behoren zal je nog harder moeten trainen.’ ‘Wat bedoel je toch steeds met jouw groep? Ik weet niet of ik daar wel wil bij horen.’ ‘Jouna, je moet begrijpen dat ik niet meer diegene ben die ik ooit was. Ik ben geen huurmoordenares meer, al zal ik die last nog wel een tijdje moeten dragen. Er wacht ons een zware opgave,’ zegt Sorane terwijl ze de koffer op het bed neerzet. Jouna plaatst de tweede moeizaam naast de andere. ‘Kom, we gaan er even op uit. Maar eerst moet je iets anders aantrekken.’ ‘Oei, ik had misschien toch beter die laatste koffer ook meegenomen.’ ‘Dat denk ik niet, Jouna. Ik heb een klein geschenkje voor u.’ Jouna kijkt Sorane verbaasd aan en merkt dan pas het pentagon op dat de roodharige haar aanreikt. ‘Wat is dat?’ ‘Een hypsoon. Plaats hem achteraan tegen je hals.’ Aarzelend doet Jouna het en voelt het vreemde pentagon van vorm veranderen. ‘Tot over een paar minuten. Anya zal je wel helpen om nieuwe kleren aan te trekken,’ zegt Sorane lachend, terwijl ze de kamer verlaat. ‘Anya, wie is da…,’ hoort ze Jouna nog vragen, voor ze de deur achter zich sluit. Jouna staart intussen de vrouw aan die uit het niets gevormd werd. ‘Ik ben Anya, je hypsoon.’ ‘Een halogram? Ben jij dat voorwerp dat Sorane mij gaf?’ ‘Ongeveer, Jouna. Sorane wil dat jij een training aantrekt om haar te vergezellen.’ ‘Wil Sorane dat? En heeft ze ook gezegd waar ik die kan vinden.’ ‘Eerste vereiste is om stoffelijke kleding te verwijderen.’ ‘Zo is dat de eerste vereiste, Anya. Dus jij wil mij in mijn blootje zien.’ ‘Als je het zo wil noemen, Jouna. Maar ik ben maar een halogram gevormd naar het uiterlijk van een lange geleden overleden vrouw.’ Aarzelend doet Jouna haar bloeze uit en staart Anya wantrouwend aan. Die staat daar alleen maar naar haar te kijken. ‘Wil je alstublieft niet zo naar mij staren, Anya?’ ‘Als je je ongemakkelijk voelt dan….’ Op dat moment is Anya verdwenen. Meer op haar gemak kleed Jouna zich verder uit en kijkt even naar zichzelf in de spiegel. Dan schrikt ze als ze een vreemde stof over haar lichaam ziet vormen. Tot haar verbazing staart ze naar zichzelf gekleed in een blauwe training. ‘Je bent mooi in je blootje, Jouna. Je vergeet dat ik zie wat jij ziet. Dus als je niet wil dat ik je zie, dan kan je best niet in een spiegel kijken,’ hoort ze de stem van Anya in haar gedachten, gevolgd door een gegiechel. ‘Dan zal ik daar wel moeten aan wennen, Anya. Of moet ik je telkens verwijderen als ik in mijn blootje in een spiegel wil kijken.’ ‘Daar beslis jij over, Jouna. Ik niet, want ik ben maar een kunstmatige intelligentie.’ Als Jouna even later beneden komt, wil ze zich tot Sorane wenden, maar hoort Liese vragen: ‘Heeft Anya je ook laten schrikken?’ Even glimlacht ze en knikt. ‘Draag jij ook zo’n dingetje in je hals?’ Liese knikt. ‘Pas maar op. Anya houdt er niet van als je haar een dingetje noemt.’ Jouna draait zich naar Sorane en trekt een kwaad gezicht: ‘Dat had je weleens mogen zeggen, Sorane.’ ‘En de pret bederven, Jouna. Nee, dat doe ik liever niet. Kom, we gaan, want ik heb nog meer verrassingen voor jou.’ Dan kijkt ze Liese aan. ‘En jij, kom niet mee een beetje lichaamsbeweging zal je goed doen, Liese.’ ‘Gaan jullie maar, Sorane. Ik wacht op Heneva en Sina. Ze komen over een uurtje of zo.’ ‘Tot straks dan, Liese.’ Als ze enkele minuten later door de straten lopen, merkt ze dadelijk dat de voorbijgangers Sorane groeten. Ze is er wel verbaasd over, maar besluit om dat later eens te onderzoeken. Sorane vertelt haar vele dingen die ze over de stad weet. Plots verlaten ze echter het voetpad en lopen op een groot gebouw met vele grote glazen ramen. Het ziekenhuis van de stad. De bewaker die van verschillende mensen hun paspoort vraagt, knikt Sorane alleen maar toe. ‘Hallo, mevrouw Cobanon. Weer eens op bezoek? Wie is je mooie begeleidster?’ Even kijkt de roodharige om. ‘Dit is Jouna Vaneron, Elion. Ze is een verpleegster, maar met de ambitie om dokteres te worden. Ik wil haar hier verder laten studeren.’ De bewaker knikt. ‘Dat zal wel goed nieuws zijn, denk ik. Ze hebben hier, sinds de laatste uitbreidingen, handen te kort.’ ‘Dan gaan we maar eens naar het hoofd van de afdeling.’ ‘Biedt u aan bij de balie links van de hall. Zij zullen wel weten waar mijnheer Dirvan is.’ Sorane knikt even en zet haar weg verder. Jouna geeft de bewaker even een hand. ‘Hopelijk zie ik u later nog weleens.’ ‘Dat is zeker en vast het geval, juffrouw Vaneron. Als mevrouw Cobanon iemand aanbeveelt dan stellen ze verder niet te veel vragen. Ze zullen u wel aannemen, want het is hier zeer druk en er is personeel te kort, zeker van mensen die dokter willen worden. Mijn naam is Elion Dochin.’ ‘Dank u. mijnheer Dochin.’ Dan volgt ze Sorane naar binnen. In de hal zegt Sorane: ‘Wacht hier even, Jouna. Ik moet even een beetje over jou gaan opscheppen.’ Jouna kijkt Sorane verbaasd aan en ziet haar glimlachen voor ze in het kantoor van de directeur binnenstapt. Ze verwacht dat Sorane een tijdje binnen zal blijven en kijkt om zich heen. Aan de muur in de gang heeft ze al toen ze binnenkwam enkele mooie tekeningen zien hangen. Even kijkt ze naar de deur van de directeur voor ze naar een van de tekeningen toestapt. Ze vindt het niet echt mooi, maar ze stelt wel vast de tekenaar een goede technische kennis bezit. Als ze zich naar de tweede wil omwenden, staat Sorane alweer in de gang. ‘Nu is het jou beurt, om je te bewijzen, Jouna. Directeur Dirvan verwacht je?’ ‘En ik sta hier in een trainingspak.’ ‘Ik toch ook, Jouna. Hier gaat het om wie je bent en wat je kan betekenen voor dit ziekenhuis. Aarzelend gaat Jouna naar binnen en geeft de man die haar opwacht een hand. ‘Ik denk dat mevrouw Cobanon je goed beoordeeld heeft, miss Vaneron. Er wacht je een harde tijd hier in het ziekenhuis. Een job als hoofdverpleegster en assistente is zwaar en daarbij je opleiding. Jouna staart de vrouw en mijnheer Dirvan verbaasd aan. ‘Dit is mijn assistente Miva Mooren. Mijn naam is mijnheer Edo Dirvan. Mevrouw Cobanon heeft ons al verschillende dingen over u verteld. Maar wij willen weten wat je drijft. Dus je zal enkele vragen moeten beantwoorden en daarna gaan we eens gezellig praten over wat je doel is.’ Jouna knikt en gaat gespannen voor hen aan het bureau zitten. Een uurtje of twee later is het onderhoud voorbij. ‘We verwachten u vanaf maandag over acht dagen, Jouna. Verken intussen rustig onze mooie groeiende stad,’ zegt mevrouw Mooren, die Jouna nog een hand geeft. ‘Dank u voor deze kans, mevrouw,’ zegt Jouna ten afscheid. ‘Volg de blauwe pijlen, Juffrouw, dan kom je zo aan de uitgang en zorg dat Sorane je niet te hard laat sporten.’ Jouna glimlacht en knikt even. Dan volgt ze de pijlen en al snel merkt ze de uitgang op, waar Sorane staat te wachten. ‘Dank je, Sorane. Zonder jou hadden ze me misschien niet aangenomen.’ ‘Daar ben ik nog zo zeker niet, Jouna. Jij bezit de kwaliteiten om een goede dokteres en misschien zelfs een specialiste te worden. Alleen moet je iets zelf zekerder worden. Maar daar zal je bijkomende training wel voor zorgen.’ ‘Training?’ ‘Ja, zelfs een dokteres moet haar mannetje kunnen staan in gevaarlijke situaties.’ ‘Leren vechten, bedoel je? Dat zal wel geen probleem zijn, Sorane. Ik heb al jarenlang gevechtssport als een soort hobby gehad. Ik trainde tot een paar weken geleden nog elke avond.’ ‘Mogelijk, maar ik denk dat eerst zult moeten bewijzen dat jij jezelf kan verslaan.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Je hebt de villa al een beetje leren kennen, maar sinds ik terug onder de levenden ben, is die ondergronds een beetje uitgebreid.’ ‘Dan meen je niet en heeft niemand dat gemerkt.’ ‘Niet dat ik weet. Het is op zeer korte tijd en in het geheim gebeurd.’ ‘Ik vraag al af wat jij nog allemaal van plan bent, roodkopje.’ Sorane glimlacht even. ‘Kom, we lopen terug naar de villa.’ Glimlachend en tevreden rent Jouna opnieuw achter Sorane aan. Maar deze maal kan ze haar maar moeilijk bijhouden. Sorane rent in een rustig maar snel tempo voor haar uit. ‘Je moet wel een beetje meer trainen, Jouna. Want je lijkt wel een slak achter mij,’ hoort ze de telepathische stem van Sorane. ‘Jaja. Jij traint al je hele leven, roodkop. Maar ik geraak wel tot bij de villa.’ Als Jouna de villa nadert ziet ze dat Sorane haar aan het opwachten is. Maar dan ziet ze een andere vrouw naar Sorane staan kijken en hoort haar verbijsterde stem zeggen: ‘Nee, dat kan niet waar zijn. U kan Sorane niet zijn. Maar u lijkt als twee druppels water op mijn dode stiefzus.’
6. Op de vlucht
‘Deno, ga jij al verder. Ik wil nog een ding weten.’ ‘Ook goed. Ik wacht wel bij de zwever,’ glimlacht hij. Ena haast zich naar het kantoor terug. Buiten blijft ze staan en merkt twee dokters en nog een man op. Deze man heeft een staaf vast en ongeveer veertig centimeter lengte. ‘Ik wil weten waar het lijk is, Vaneron.’ ‘Ze heeft zichzelf genezen en was verdwenen als ik met deze dokters terugkwam.’ ‘Zichzelf genezen, meid!!!! Dat is onmogelijk. Je liegt dat je zwart ziet.’ ‘Ik lieg ni…aaaaarrgh,’ kreunt Jouna als ze de staaf tegen haar dij voelt aandrukken. ‘Dat waarheid, Vaneron, of je krijgt nog meer van dit.’ ‘Ik zeg de waarheid, heer.’ ‘Jij moet het weten. Ik wil de namen van je medeplichtigen. Of ik takel je zo toe dat je ouders je niet meer herkennen. En dan neem ik hen misschien ook eens onder ha…,’ zegt de man, maar dan merkt hij de Koraanse vrouw op. ‘Geniet je van de pijn van anderen, Nedresh.’ ‘Een minderwaardige Jern? Wat doe jij hier?’ ‘Dat zijn jouw zaken niet, Nuroon. Jij geniet zo te zien van pijn die je anderen toebrengt. Wil je dat ook eens voelen?’ ‘Kom maar, dan sla ik je zelf het ziekenhuis in.’ ‘Waarom zou ik tot bij jou komen? Maar als je om pijn vraagt dan, kan dat ook anders.’ Ena glimlacht alleen maar en concentreert zich. Dan krimpt de man in elkaar van de pijn. Dezelfde pijn die Jouna daareven voelde, maar dan zeker vijfmaal sterker. Kreunend zakt hij op zijn knieën. ‘Stop… laat het ophouden.’ ‘Uit je gedachten weet ik dat dat je slachtoffers daar ook om smeekten, maar je stopte niet. Dus waarom denk je dat ik ga stoppen.’ ‘Ikkk… wwee…eettt niiieeetttts.,’ brengt hij kreunend uit. ‘Sommigen van je slachtoffers ook niet en hielt je op… O, nee, je ging door.’ ‘Hou op, agente. Verlaag je niet tot zijn niveau,’ zegt Jouna, terwijl ze haar hand op de schouder van Ena legt. Dan trekt Ena haar krachten terug en kijkt de man aan. ‘Dank deze verpleegster maar dat ik gestopt ben, Nedresh. Maar als je een vin durft verroeren, dan stop ik niet meer. Dan kijkt ze naar de twee dokters met een verontwaardigde blik. Terwijl de aandacht van Ena op de Nuroon geconcentreerd leek, gaf een van de twee dokters de verpleegster een klap. Jouna heeft een licht bloedende lip, die ze met haar hand bedekt, terwijl haar andere hand naar de brandplek op haar dij tast. Dan vangt hij de blik van Ena op en roept woedend: ‘Die daar wist wat haar opgedragen is. Maar ze kan zoiets eenvoudig niet uitvoeren?’ sist een dokter woedend. Dan haalt hij opnieuw uit voor een nieuwe klap. Op hetzelfde ogenblik kreunt hij van de pijn, die door zijn hand trekt. Een gedachte van Ena is genoeg om een hevige pijn te veroorzaken. ‘Kom, Jouna. En jullie kunnen beter geen leugens meer vertellen, anders krijg je nog een harde krachtiger behandeling. Zoals die man daar.’ ‘Waag jij om een Enaarse dokter te bedreigen, Koraanse? Ik heb vrienden in hoge kringen en als je nog opdrachten wil, dan zou ik me maar koest houden.’ ‘Dat betwijfel ik, dokter, want die hooggeplaatste kennissen van jou kunnen me geen haar schelen.’ ‘Ga dan maar verder met je bedreigingen, vrouwtje en er zal zeker een contract op jouw naam gezet worden.’ ‘Denk je dat ik daar angst van heb, doktertje. Aqunok heeft al een contract op mijn hoofd gezet, omdat ik te veel met zijn zaken bemoeide. En zijn wil is wet onder de misdadigers,’ zegt Ena. Even glimlacht ze en wendt haar hoofd naar de assistente, maar die kijkt haar verward aan. De agente stapt op haar toe en drukt een vinger even tegen de kleine wonde. Even is er een geelgroene gloed te zien. Aarzelend tast Jouna naar de wonde, maar die is er niet meer. Ook haar wang heeft terug zijn normale kleur. Dan voelt ze ook de pijn in haar rechterdij niet meer. ‘Wat heb je ged…’ stamelt Jouna en werpt even een blik op de twee dokters. Maar die zijn even verbaasd als zij zelf. ‘Volg me, Jouna. Ik kan je helpen, als je mijn hulp wil aanvaarden,’ zegt Ena. Bijna mechanisch volgt ze de agente. ‘Je opleiding als dokteres kan je vanaf vandaag vergeten, verpleegster. Maar als je gaat dan mag je ook je job, vergeten,’ hoort ze een van de dokters zeggen. Jouna weet niet wat te doen. Ze wil hier alleen maar weg. ‘Jullie zeggen dokters te zijn om mensen te helpen. Maar jullie verdienen er zo goed aan, dat jullie alles doen om jullie job niet te verliezen. In mijn ogen is Miss Vaneron meer waart dan jullie. Kom, Jouna,’ zegt de agente plots. De twee kijken de agente verbaasd aan, terwijl de verpleegster Ena Ros aarzelend volgt. Zodra ze het kantoor verlaten hebben, stopt Ena. ‘Wacht even, Jouna. Ik mag toch Jouna zeggen,’ Verbaasd knikt de ontslagen verpleegster. Ena glimlacht even en stapt opnieuw het kantoor binnen. ‘En nu onder ons, dokters,’ zegt ze koel. ‘Je hebt hier niets meer te zoeken, agente.’ ‘Agente Ena Ros bestaat niet, dokter. En een lijk kan je niet laten ontslaan.’ Voor de ogen van beide dokters verandert Ena haar uiterlijk in Sorane. ‘Alleen is dit lijk zo levend als jullie beiden,’ fluistert ze, terwijl ze in haar beide handen en licht bol vormt. De twee dokters kijken haar verschrikt aan en staren dan naar de bollen. ‘Als een van deze bollen een van jullie raakt, dan blijft ze niet meer dan stof over. Als een van jullie een woord van wat jullie hier gezien hebben, aan iemand meedelen, dan kom ik terug om te laten zien wat ik nog meer kan doen.’ ‘Verontschuldig ons, Hera.’ ‘Laat maar, Miss Vaneron staat vanaf nu onder mijn bescherming. Ik zal haar met plezier meedelen dat ze van jullie bevelen verlost is. En voor haar opleiding tot medisch specialiste zal ik zelf wel zorgen.’ Dan verandert ze weer van gedaante en verlaat kalm, nagestaard door beide mannen, het kantoor. Buiten staat de verpleegster te wachten en kijkt Ena vragend aan. ‘Kom,’ zegt Ena alleen maar. Tot Jouna ‘s verbazing lopen ze niet naar de uitgang, maar naar de behandelingskamer waar Sorane verdween. Beide dokters blijven alleen achter. ‘Heb je dat gezien? Het leek wel alsof ze de wonde aan de lip van miss Vaneron genas, door ze aan te raken.’ ‘Alsof dat belangrijk is, Obon. Die kan nog veel meer van een wondje helen. Ze was dood en ze moet zelfs haar verwijderde organen geregenereerd hebben. Weet je wel wat dat betekent?’ ‘Ze heeft misschien een halo-opwekker gebruikt om haar gedaante te veranderen. Of ik denk dat we beiden aan het dromen waren. Zoiets kan niet, dat weet je. En we kunnen beter zwijgen, anders verliezen we onze positie.’ ‘Misschien wel, Obon. Maar ooit heb ik iets gelezen over die vreemde voorvallen. Ik moet dat eens opzoeken.’ ‘Doe het maar als je het niet laten kunt, maar ik raad je aan om er niets over te zeggen. Ze zouden je gek verklaren.’ Intussen volgt de assistente Ena de kamer binnen. Ze botst bijna tegen haar op, want Ena is blijven staan, zodra de deur achter hen dichtschoof. ‘Dit is voor u, Jouna.’ Verbaasd kijkt de jonge vrouw naar het kleine Pentagon in de hand van de agente. ‘Wat is dat voor ie…’ vraagt ze en kijkt de agente aan, maar schrikt hevig. De agente verandert voor haar ogen in Sorane. ‘Sorane. Daareven was je er….. Ben je het werkelijk? Hoe kan…?’ klinkt haar stem ontsteld. ‘Neem het Pentagon aan, Jouna. Mijn groepje heeft ook een dokter nodig.’ ‘Je groepje? Dokter? Wat bedoel je? Ik zal nooit meer de kans krijgen om een dokteres worden.’ ‘Toch wel, assistentje. Je hebt er de capaciteiten voor, dat weet ik.’ Verbaasd kijkt ze Sorane aan. ‘Dat meen je niet, Niemand zal mijn opleiding betalen, als ze mijn negatief verslag lezen.’ ‘Denk dat ik mij daar iets van aantrek, Jouna. Ik kan tot in het diepste punt van je ziel kijken, daardoor weet ik al je wensen en verwachtingen. Ik weet dat je ouders ontgoochelt zullen zijn, als je hen meedeelt dat je ontslagen bent. Maar als ik ze ooit eens op je nieuwe werkplek op bezoek laat komen, zullen ze weer trots op hun dochter zijn.’ Wat bedoel je?’ ‘Je diepste wens is dokter te worden, of heb ik het mis, Dokter Vaneron. Maar eerst zal je wel goed moeten studeren, voor je die titel mag dragen, Maar ik weet dat je alles zult doen om te slagen.’ ‘Dokter Vaneron. Dat meen je niet.’ Opnieuw schrikt Jouna als Sorane haar hand vastgrijpt. Op hetzelfde moment zijn ze verdwenen. Intussen knielt Seana in het kantoor van rechter Sodinor voor het bureau van de rechter en kijkt aandachtig naar het gat waar de capsule insloeg. Ook hier haalt ze de capsule uit het hout en bekijkt hem aandachtig. ‘Hm, leeg. Vreemd. Volgens de rapporten gebruikte Sorane altijd capsules met een verdovend middel.’ Dan bergt ze de capsule weg in een speciaal zakje. Aandachtig kijkt ze om zich heen. Over de vloer kruipt ze naar de bloedplas waar de veiligheidsagente lag. Even kijkt ze naar het bureau om de richting te bepalen. ‘Erine heeft gelijk. Sorane kan de agente nooit van waar ze stond linksvoor geraakt hebben. Er is maar een mogelijkheid de rechter of iemand die dicht bij hem stond heeft geschoten,’ fluistert ze. Dan keert ze om en wil naar de bloedplas waar Sorane haar laatste adem uitblies, kruipen. ‘Al iets gevonden, agente Vergan.’ De agente schrikt want in de stem klonk een zekere dreiging. Met een ruk kijkt ze om en staart in de dreigende ogen van de blondine. ‘Wie ben jij?’ ‘Mijn naam is Jakira. Ik ben de meesteres van Aqunok.’ ‘Jij bent die vrouw die… Hoe kom je hier zo plots?’ Jakira grijnst alleen maar, zonder de antwoorden. Seana richt echter haar wapen. ‘U bent gearresteerd, mevrouw. Steek je handen maar omhoog.’ Jakira kijkt de agente met een spottende uitdrukking aan. ‘Mijn handen omhoogsteken. Jij waagt het om een wapen op mij, een almachtige, te richten, agente,’ zegt ze. Seana hoort de genietende klank ik haar stem, net voor ze kreunend van de pijn in elkaar krimpt. Haar wapen valt uit haar hand, terwijl ze met haar linkerhand naar haar rechter grijpt. De blondine kijkt spottend op haar van pijn kreunende slachtoffer. Seana kijkt haar kwelgeest met een pijnlijke blik aan. ‘Ho…ee?’ kreunt ze. ‘Jij zal nooit meer een wapen op mij richten, agente,’ hoort ze de blondine zeggen. Angstig voelt ze de pijn toenemen, tot de beenderen van haar rechterhand op verschillende plaatsen breken. Ze hoort de beentjes kraken als ze door de krachten van Jakira verbrijzeld worden. Van pijn verliest ze bijna het bewustzijn en valt op haar knieën. De blondine kijkt even genietend neer op haar slachtoffer. ‘Van jou zal ik in de toekomst nog meer genieten, meid.’ Seana staart alleen maar naar haar verbrijzelde hand, waaruit bloed op de vloer lekt. Ze hoort de woorden van de blondine maar half. ‘Doet het pijn, meisje. Spijtig dat ik niet meer tijd heb, maar zie dit als een voorbode van wat je te wachten staat. Voorlopig kan je nog even van je vrijheid genieten. Maar besef goed dat ik je eender waar op deze planeet kan vinden en dat zal gebeuren zodra ik de tijd gekomen acht. En ik zal je zeker niet vergeten.’ ‘O, ja. En doe ook je liefje Erine de groeten van me want haar wacht misschien nog een erger lot. En dat alleen maar om jou pijn te zien lijden als straf om mij met een wapen te bedreigen.’ Op hetzelfde moment is de blondine verdwenen. Enige tijd staart Seana naar de plaats waar ze stond, terwijl haar bloed een groter wordende plas op de vloer vormt. ‘Seana, wat is er... Je hand..,’ zegt een stem verschrikt. De agente kijkt op en ziet Erine op zich toekomen. ‘Ik.. dat blonde monster. Ik zal haar doden.’ ‘Laat me eens naar je hand kijken. Je bloed nog dood als ik er niets aan doe. ‘Die vreemde meesteres van Aqunok was hier, Erine. Ze bezit krachten die niet normaal zijn.’ ‘Bedoel je die blondine? Heeft zij je hand zo toegetakeld?’ fluistert Erine ontsteld, terwijl ze naast Seana knielt. Ze schrikt als ze de gebroken stukjes been door het bloedend vlees ziet steken. Erine beseft dadelijk dat haar vriendin misschien haar hand kan verliezen. Ze kijkt snel om zich heen en ziet een paar doeken liggen. Snel bindt ze de arm boven de ellenboog van Seana af. Dan maakt ze enkele andere doeken nat en legt een van hen open op de tafel. ‘Leg je hand hierop, Seana.’ Erine schrikt opnieuw als Seana haar hand probeert neer te leggen. Het lijkt een brok vlees zonder beenderen erin. Voorzichtig probeert Erine de hand een beetje vorm te geven, maar handen eigen handen trillen, van emotie. ‘Dat ziet er niet goed uit,’ denkt ze. Dan wikkelt ze de doeken snel om de hand van haar vriendin en helpt haar rechtop. ‘Nu naar het ziekenhuis en snel. Daar zullen ze je hand wel kunnen spalken.’ Even kijkt Seana haar met een droevige blik aan. Dan kijkt ze om zich heen en zegt met een stem vol woede. ‘Mijn wapen, Erine. Ik moet dat hebben, want de volgende maal schiet dadelijk.’ Erine neemt het gevallen wapen onder de kast uit en kijkt er even naar. ‘Geef het mij. Ik ben links even goed als ik rechts was.’ ‘Haha… Seana toch… Denk je werkelijk dat je ook maar een klein kansje tegen mij hebt. Ik wil juist dat je hoopt om mij te kunnen straffen, maar ooit zal je weer voor mij staan en beseffen hoe nutteloos dat is. Nu heb ik andere plannen,’ hoort ze een stem in haar hoofd zeggen. Schichtig kijkt ze om zich heen maar ziet haar kwelgeest nergens. Even schrikt Erine van de woede van Seana, maar ze kan het wel begrijpen. ‘Kom, we gaan,’ zegt ze. Even later neemt Seana geholpen door Erine plaats in haar zwever. Als Erine de zwever start, kreunt Seana lichtjes, maar ze blijft naar haar hand staren. Met angst denkt ze aan die blonde en beseft dat het haar dood kan zijn, als ze weer naar haar op zoek gaat. ‘Als die haar bedreiging waarmaakt, dan zal het mijn en Erine’s dood zijn, Maar moet ik haar dan ongestraft laten. Nee, dat kan ik als agente niet,’ denkt ze. ‘Hoe kunnen we die vrouw laten straffen voor haar misdaad?’ ‘Door haar voor de rechtbank te dagen, Seana.’ ‘Dat lukt nooit, Erine. Ze is een machtige dat besef ik maar al te goed.’ ‘Zelfs een machtige kan laag vallen, Seana.’ ‘Misschien. Maar iemand moet haar tegenhouden.’ ‘Eerst je hand, lieveling. Dat is belangrijker, dan die blonde.’ Seana knikt en staart dan weer naar de bloede doek, die haar hand omringt. Een uurtje later bereiken ze het ziekenhuis. De dokters onderzoeken haar hand en nemen foto’s. Maar de hand is zo zwaar toegetakeld dat ze maar een ding kunnen doen. Een van hen verlaat de onderzoekingsruimte en gaat naar Erine toe. ‘Ik vrees dat we niet veel kunnen doen voor je collega, agente Rand. Haar hand is te erg toegetakeld. Hoe is zoiets kunnen gebeuren?’ ‘Ik weet het niet zeker, dokter. Kan haar hand echt niet gered worden?’ ‘Het spijt me. Haar beentjes zijn zo erg geplet dat we de hand alleen maar kunnen afzetten. Doen we het niet, dan bestaat de kans dat agente Vergan zal sterven door bloedvergiftiging.’ Even weet Erine niet wat ze hoort, dan knikt ze even. ‘Als je wil kan je je collega even spreken. We willen haar zo snel mogelijk opereren.’ Met tranen in de ogen kijkt Erine naar Seana. ‘Niet huilen, Erine. Ik weet dat de dokters mijn hand niet meer kunnen redden. Maar als ik de volgende maal voor die blondine sta, dan zal ik geen seconde aarzelen.’ ‘Het spijt me zo. Als ik er geweest was dan…’ ‘Het is die blondine die moet spijt hebben, lieveling. Want een machtige of niet, ik zal haar doden, dat staat vast,’ zegt Seana met trillende stem, terwijl diep in haar binnenste haar angst voor die blondine voelt toenemen. Erine schrikt van de haat in Seana’s stem. ‘Goed zo, agente. Haat me met al je kracht. Misschien neem ik je later wel als dienares. Als je me trouw dient, schenk ik misschien je hand wel terug,’ klinkt een stem achter Erine. Erine schrikt op en kijkt achter zich. Daar staat een bloedmooie blonde vrouw. ‘Jou dienen, monster. Nooit zal ik jou dienen. Als ik een wapen had, dan was je nu dood,’ zegt Seana woedend. ‘Jij mij doden, Seana. Zelfs met een wapen in je beiden handen zal je dat niet kunnen. Denk je dat een godin zo gemakkelijk te doden is,’ grijnst de blondine en richt haar blik dan op Erine. ‘En jij, agente Rand. Jij hebt ook een wapen bij je. Trek het en waag je kans.’ Erine beweegt haar hand tot ze op haar de kolf van haar wapen ligt. Maar iets in de blik van de blondine doet haar aarzelen. Ze beseft dat ze net zomin kans heeft als Seana. Daarom trekt ze snel haar hand terug. ‘Jij bent tenminste verstandig, Erine Rand. Al vind ik het spijtig. Had je je wapen getrokken, dan was je niet alleen je hand kwijt geweest.’ ‘Jij bent zoals Seana al zei, een monster. Maar zeker geen godin.’ Jakira grijnst even. ‘Waag het niet om mij te beledigen, Erine Rand. Zoals ik al zei, je hand zal niet voldoende zijn.’ ‘Jij….’ ‘Zeg maar niets meer, mooie meid. Anders pletter ik voor de ogen van jouw mooi vriendinnetje hier, alle beenderen in je lichaam. En daarna zal zij jouw gebroken lichaam met haar gezonde hand in elkaar moeten te puzzelen.’ Slikkend kijkt Erine de blondine in de ogen. Op dat moment gaat de deur open en twee verpleegsters komen binnen. Erine schrikt als ze Jakira voor haar ogen ziet verdwijnen. ‘Agente, u moet de zaal verlaten. Over enkele ogenblikken starten we met de operatie.’ Erine knikt en buigt zich nog even over Seana en wil haar kussen. ‘Kus me niet, Erine. Je had haar moeten doden en dat heb je niet gedaan. Jij houdt niet van mij. Verdwijn, ik wil je niet meer zien.’ Erine schrikt hevig. Ze hoorde de woede in de stem van Seana. Met een ruk richt ze zich op en stapt met stijve vaste pas naar de deur. Seana beseft dat ze te ver gegaan is, maar ze kan haar woede niet meer bedwingen. Een van de verpleegsters kijkt haar met een beschuldigde blik aan. ‘Weet jij wel hoeveel pijn je je vriendin gedaan hebt?’ zegt ze streng. Seana knikt met tranen in de ogen: ‘I…ik heb er spijt van, maar...’ De verpleegster ziet de tranen over de wangen van de zus van Deno naar beneden glijden en hoort haar fluisteren. ‘Kan u haar voor mij nog even halen?’ De verpleegster begrijpt haar en haast zich naar buiten. Maar nergens kan ze Erine zien. Ongeveer een kwartier later keert ze terug. De dokters zijn al aanwezig, maar Seana wil wachten tot Erine er is. Maar als de verpleegster alleen terugkomt, voelt Seana pas de pijn in haar hart. ‘Het spijt me zo, Erine. Hopelijk vergeeft je me,’ fluistert ze. Maar Erine is niet weggaan. Ze kan de woede van Seana wel begrijpen, al richt ze die op haar. ‘Waarom trok ik mijn wapen niet? Door die blik van haar. Die boezemde mij angst in. Ze zou zeker gedaan hebben waar ze mee dreigde. Die hoopte dat ze ik mijn wapen trok, om mij te kunnen straffen. Ze wilde van mijn en Seana’s pijn genieten,’ denkt ze. Even kijkt ze naar de operatiezaal van Seana en ziet de dokters binnengaan. Snel haast ze zich naar hen toe en blijft naast de ingang staan. De verpleegster die haar is gaan zoeken, kijkt haar verbaasd aan. ‘Mag ik haar nog even zien?’ Even kijkt de verpleegster naar binnen en knikt dan even. De dokters kijken Erine vragend aan, maar maken toch plaats. ‘Ze is al lichtjes verdoofd, agente. Ik weet niet of ze je nog waarneemt.’ Erine kijkt even naar Seana, die daar hulpeloos ligt. Dan buigt ze voorover en fluistert: ‘Ik vergeef je, lieveling.’ Dan drukt ze haar lippen op die van Seana. Als ze zich opricht, merkt ze dat Seana even glimlacht. De verpleegsters slaat een arm om de schouders van Erine en zegt, terwijl ze haar mee naar de gang neemt. ‘Hoe komt wel goed met je vriendin, agente. Ik denk dat ze je begrepen heeft.’ ‘Dat weet ik wel, maar wat daarna. Ze haat die blondine zo hard.’ ‘Wie bedoel je?’ Erine trekt haar schouders op. ‘Ik weet haar naam niet, maar wel dat zij Seana zo toegetakeld heeft.’ Op dat moment materialiseert Sorane met de assistente in de flat van Jouna. De jonge vrouw wankelt naar een stoel toe en steunt erop. ‘Wat was dat?’ ‘Een overbrengersveld, meisje. Zo kon ik ook in het ziekenhuis verdwijnen, maar ik had toen alleen een laken om mijn lichaam,’ antwoordt Sorane lachend. ‘Ik moet gaan, de ‘collega’ van Ena Ros, wacht op mij. Breng je ouders een bezoekje. Ik kom je daar wel ophalen.’ ‘Ik kan beter hier blijven, want ik weet niet wat ik tegen mijn vader moet zeggen.’ ‘De waarheid, Jouna. In het groepje strijders zal eerlijkheid en trouw vooraan op de lijst staan. Hier blijven kan je echter niet, want hier zullen ze je eerst zoeken.’ ‘In orde, Sorane. Ik zal doen wat je zegt, maar het zal mijn ouders hun hart breken. Ze wilden zoveel voor mij.’ ‘Vergeet niet om al wat je denkt nodig te hebben mee te nemen,’ zegt Sorane nog, voor ze in het niets oplost. Even kijkt Jouna naar de plaats waar ze stond en begint dan een tas te zoeken. Sorane materialiseert intussen in de gedaante van Ena in de tuin van het ziekenhuis. Dan loopt ze naar de straat toe en merkt al snel de wachtende agent, die tegen zijn zwever leunt, op. ‘Hela, agent Vergan, je lijkt wel te slapen,’ zegt ze lachend als ze hem tot op een paar passen genaderd is. Langzaam kijkt hij op en zegt bijna fluisterend: ‘Dat heeft wel lang geduurd, Agent Ros. Wat ben je nog te weten gekomen?’ ‘Niet veel, maar ik heb wel de kleren, die Sorane aanhad gezien en de twee grote gaten erin. Die moet zo goed als dadelijk dood geweest zijn,’ zegt ze koel, terwijl ze instapt. ‘Dus besef je toch wel, dat ze nooit op eigen kracht het ziekenhuis kon verlaten. Die assistente moet erachter zitten, of wel een van de dokters.’ ‘Of Sorane is toch naar buiten gelopen,’ glimlacht Ena. ‘Begin jij ook niet, collega,’ zegt Deno spottend en start de zwever. ‘Wie weet, Deno. Ik meen wat ik zeg,’ hoort hij haar nog zeggen en rijdt dan stilzwijgend weg. Een paar straten verder rijden ze juist voorbij een winkel. Plots ziet ze twee verdachte mannen voor een winkel en scant snel hun gedachten en hun omgeving. Die winkel is van de ouders van Rinar. ‘Stop, Deno. In die winkel is iets aan de hand,’ roept ze plots. ‘Wat.’ ‘Stop.’ De agent stopt de zwever en Ena is er al uit, voor hij kan reageren. Snel volgt hij haar, maar als hij in de winkel komt, schrikt hij. De agente staat links van hem kijkt naar enkele mannen, die naast een in hun bloed liggende man en een vrouw staan. Een dan de twee zegt dreigend tegen een jong meisje, dat hem hen angstig aankijkt. ‘Jouw broer was een smerige verrader, meid. Je ouders hebben we al onderhanden genomen. Als we weggaan dan krijgen ze nog een capsule in hun kop als afscheidsgeschenk. Maar jij kan je leven redden. Maar alleen als je doet wat wij willen en misschien kan jij daarna nog wel enige waarde hebben voor onze opdrachtgever,’ roept een man woedend uit. Het jong meisje van een jaar of achttien, dat door een derde man wordt vastgehouden. Ze heeft al verschillende blauwe plekken. Haar kleren zijn gescheurd, waardoor haar lichaam voor een groot deel bloot is. ‘Nee, dat nooit. Dood me maar dadelijk.’ De man grijnst ook goed, meisje. Eerst ben je van ons drieën, terwijl je ouders toekijken. Als je daarna niet van gedachten veranderd bent, dan zijn jullie er alle drie geweest. Ena merkt dat het meisje probeert los te komen, maar het lukt haar niet. Deno die achter Ena staat, merkt de vrouw en de man op de vloer dadelijk op. Beiden zijn zwaar geslagen. Hij weet echter niet wat er juist gaande is. Dan hoort hij Ena zeggen: ‘Haar broer was geen verrader, moordenaar. Hij werkte voor mij. En ik heb hem beloofd dat ik zijn familie zou beschermen. Dus ik ben juist op tijd gekomen.’ Verrast kijken de drie om en grijnzen als ze Ena zien staan. ‘Wat doe jij hier, vuile Koraanse? Keer liever terug naar je slavenbestaan.’ Dan merkt Ena op dat twee van de drie Nuronen zijn. ‘Ik ben geen slavin, Nuroon. Maar een agente.’ ‘En dan, voor mij ben je niet meer dan een minderwaardige Jern, die een Nuroon gehoorzaamheid verschuldigd is.’ Ena glimlacht even, terwijl haar ogen fonkelen. ‘Laat dat meisje los. Ik ben jullie tegenstandster. Maar ik waarschuw jullie allen. Zelfs vroeger hadden jullie geen kans tegen mij, maar nu zeker niet meer.’ De twee Nuronen grijnzen even, terwijl de derde het meisje tegen de grond werpt. Samen met beiden anderen naderen ze de agente. Deno hebben ze echter nog niet opgemerkt. Die heeft zijn wapen getrokken, maar merkt dat Ena hem een teken geeft. Dus doe hij snel een paar passen achteruit en houdt zich klaar om in te grijpen. Dan storten de drie zich op Ena, maar die is veel sneller dan zij. Deno kijkt met stijgende verbazing naar de agente die met bliksemsnelle bewegingen haar tegenstanders steeds te vlug af is. Plots stuikt een van de twee Nuronen in elkaar, nadat Ena hem een harde klap tegen de zijkant van zijn hoofd bezorgde. De andere Nuroon trekt zijn wapen, maar laat het even snel weer vallen, als Ena hem in het rondje gaatje van haar eigen wapen laat kijken. De derde trekt snel zijn hand van zijn wapen en kijkt Ena met ogen van angst aan. ‘Je hebt geluk dat ik een agente ben, man. Anders lag je daar op de vloer in je bloed.’ Langzaam steekt hij zijn handen omhoog. ‘Breng hen naar de zwever, Deno.’ ‘In orde, Ena. Ik laat hen wel afhalen.’ ‘Dan kan ik deze mensen even helpen. Wacht even op mij.’ ‘Oké, tot straks.’ Nadenkend haast Deno zich met zijn gevangenen naar de zwever, maar moet aan de woorden van de agente denken. ‘Zij heeft beloofd aan Rinar om zijn famillie te beschermen. Vreemd, want Rinar werkte met Sorane en Ora samen. En nu zijn die alle drie dood. Maar Sorane werkte toch voor Malon en Erine. Wat heeft Ena Ros met Sorane te maken. Dat zal ze mij toch weleens moeten uitleggen.’ Terwijl Deno de drie naar buiten brengt, knielt Ena naast de vader van Rinar en neemt zijn hand en die van zijn vrouw vast. Beiden voelen een vreemde tinteling als de licht bloedende wondjes in hun gezicht langzaam genezen. Dan volgt de rest van hun lichaam. Als Ena hen rechtop helpt, kijkt de man haar verbaast aan. Hij snapt niet hoe die agente dat deed. Maar hij voelt geen pijn meer. Ook zijn vrouw voelt zich beter, dat merkt hij als hij haar aan kijkt. Dan stapt Ena naar het verbaasde meisje toe, dat intussen weer rechtop staat. ‘Kom, meisje volg me even. We moeten je kleding een beetje in orde brengen.’ Het meisje schrikt, want ze beseft plots weer dat ze hier met gescheurde kleding staat. Snel probeert ze haar borsten te bedekken. Ena glimlacht en slaat een arm om haar schouders. ‘We brengen dat wel in orde, Viena,’ fluistert Ena. Haar moeder en vader kijken beiden verbaasd na als ze in een kleine kamer verdwijnen. ‘Wie is die vrouw, schat?’ ‘Dat weet ik zo min als jij. Maar ik denk dat ze ons wil helpen.’ ‘Dat besef ik wel, schat, maar straks is ze weer weg en wij staan er dan weer alleen voor.’ De vrouw schrikt even, want haar man heeft gelijk. Als ze weg is, zullen anderen komen. ‘Trek die kapotte kleding snel uit,’ zegt Ena intussen. ‘Hier, maar ik heb hier niets anders om...’ ‘Doe het maar, ik heb iets anders voor u, Viena.’ Aarzelend trekt het meisje alles uit en probeert zich toch verlegen te bedekken. Ena kijkt haar glimlachend aan, terwijl ze een klein Pentagon aanreikt. ‘Niet zo verlegen, Viena. Ik ben ook een vrouw.’ ‘Misschien, Sorane. Maar ik ben ande…,’ zegt Viena, terwijl ze zich omdraait, nadat ze het pentagon aannam. Zonder Sorane aan te kijken, vraagt ze: ‘Wat is dat voor een apparaatje?’ ‘Druk het achteraan tegen je hals. Het zal dadelijk kleren vormen.’ ‘Kleren, wat bedoel je?’ schrikt Viena, terwijl ze het Pentagon tegen haar hals drukt. Dadelijk voelt ze het veranderen en verschrikt kijkt ze in de spiegel. Ze heeft nu een heel mooie jurk aan, zelfs gemakkelijke schoenen. Als ze beiden terug in de woonkamer komen, zitten haar ouders aan de tafel. Ze kijken hun dochter verbaasd aan, maar weten niet wat te doen. ‘Ik heb jullie zoon belooft, dat ik jullie zou beschermen als hem iets zou overkomen. En die belofte wil ik inwilligen.’ ‘Kende u onze zoon, agente?’ ‘Ja, alleen niet in deze gedaante.’ ‘Niet in deze??? Wat bedoel je?’ Ena glimlacht even en neemt terug haar normale gedaante aan. ‘Sorane Nador. Dat is toch niet mogelijk?’ ‘Mijn naam is nu Sorane Cobanon. Je zoon en zijn vriendin hielpen mij om bewijzen te verzamelen, tegen Aqunok.’ ‘Rinar heeft ons gezegd wat hij wilde, m..me…vrouw Cobanon. Maar het was ook zeer gevaarlijk.’ Sorane knikt even en kijkt Viena, die haar verbaasd aanstaart, even aan. ‘Jullie moeten hier weg, want ik kan niet blijven,’ zegt ze dan. ‘Dat weten we, agente. Maar waarheen. Dit huis is ons hele bezit.’ ‘Ik kan jullie ergens naartoe brengen, waar jullie veilig zijn. En misschien kunnen jullie daar een nieuw leven opbouwen. En jullie dochter Viena hier zal er nieuwe vrienden en vriendinnen kunnen ontmoeten.’ ‘Een nieuw leven, agente. Dat zou welkom zijn, maar we hebben er het geld niet voor.’ Ena glimlacht even. Dat is geen probleem, mijnheer Naiyant. Geld hebben jullie daar niet nodig. Een gedachtebevel laat Sorane’s hypsoon een overbrengersveld openen en aarzelend gaan de ouders en de zus van Rinar er doorheen naar kleine basis in de bergen. Tara heeft hier dadelijk vertrekken ingericht, zodat ze niet weten dat ze in een ultramoderne basis, die zelfs verder gevorderd is dan die van de Enuroonse samenleving, aangekomen zijn. Sorane scant intussen even de omgeving en glimlacht dan. Deno wacht ongeduldig op haar komst, maar voor wat zij van plan is, is de agent op dit moment eerder een hinderpaal dan een hulp. Langzaam verandert ze opnieuw in de gedaante van Ena en stapt door een ander overbrengersveld. Als Deno een paar minuten later ongeduldig komt kijken waar Ena blijft, is niemand meer in het huis aanwezig. ‘Verdomme, Ena. Waar ben je naar toe?’ fluistert hij. Met snelle passen haast hij zich naar zijn zwever en ziet de politiecombi juist aankomen. ‘Breng deze gevangenen naar het hoofdbureau, ik moet zo snel mogelijk weg.’ zegt hij en rent naar zijn zwever. De agent kijkt hem na en slikt: ‘Was dat Vergan niet?’ vraagt hij zich af. Na een harde druk op het gaspedaal, schiet Deno’s zwever vooruit en mengt zich in het drukke verkeer. Een paar minuten later stapt Ena het hoofdbureau binnen. ‘Ik heb de opdracht om Serdon Dovorn en zijn zus Kaeka op te halen,’ zegt ze tegen de bediende aan de balie. ‘Daar weet ik niets van,’ zegt hij verbaasd, nadat hij op zijn scherm, de gegevens bekijkt die opvroeg. ‘Die twee hebben zeer veel op hun kerfstok. Ook de geheime dienst wil hen ondervragen voor ze de doodstraf krijgen. Een daar hebben mijn oversten mij dan weer mee belast.’ ‘Ik zal de commandant contacteren,’ zegt de man en praat even met iemand langs een speciale communicator. Als hij zich weer tot Ena wendt, zegt hij: ‘De commandant vraagt of u naar hem toe wilt komen.’ Ena knikt en neemt de weg naar het kantoor van de commandant, die de agent beschrijft, in haar op. ‘Dank u,’ zegt ze dan met een glimlach naar de man. Die kijkt haar na als ze naar de lift toestapt. Even later staat Ena voor de commandant, die haar aankijkt. ‘Bent u zeker, dat die beiden, diegenen zijn die u wil ophalen?’ ‘Ja, commandant. Er zijn vermoedens dat ze beiden meegewerkt hebben aan wapentransporten. Onze mensen willen hen daarover ondervragen. Meer weet ik ook niet.’ Even kijkt de man Ena aan en knikt dan. ‘Wilt u dit papier even tekenen? Dan laat ik die twee even halen.’ Ena knikt en neemt de pen vast, die de man haar aanreikt. Ongeduldig wacht Ena in de hal, tot ze de beide gevangenen opmerkt. Ze zijn door vier agenten omringt. ‘Kan je hen alleen wel aan, speciaal agente?’ ‘Waarom niet? Ik heb al erger gespuis voor de rechter gebracht dan deze.’ ‘Ik zou daar niet zo zeker van zijn. Ze weten dat hun de doodstraf wacht. Ze zullen misschien alles doen om daaraan te ontkomen.’ ‘Dat kunnen ze altijd proberen, agent. Maar dan breek ik een paar minuten later hun beide benen. Ik wil dan nog wel eens zien of ze daarna nog willen gaan lopen.’ ‘Dit is Agente Ena Ros. Jullie hebben gehoord wat ze zei, dus bezorg haar geen moeilijkheden, terwijl jullie onder haar begeleiding staan,’ zegt een van de agenten. Serdon en Kaeka staren Ena met een onverschillig gezicht een. ‘Ze zien er niet al te opgewekt uit.’ ‘Zou jij dat zijn als je ter dood veroordeeld bent?’ ‘Misschien niet. Maar ik zou toch hopen dat ik ooit betere kaarten krijg.’ De vier agenten glimlachen even en een van hen zegt: ‘Zie maar dat dit geen kans voor hen wordt om betere kaarten, zoals u het zegt, te krijgen, agente.’ ‘Ze staan nu onder mijn hoede en als ze mijn aanwijzingen niet trouw opvolgen, dan weten ze wat hen wacht.’ Twee van de vier agenten knikken. Ena knikt even terug en geeft een teken aan de gevangenen. Een paar minuten later volgen de twee misdadigers Ena, nagestaard door verschillende agenten, naar buiten. Juist op dat moment komt de zwever van Deno met piepende remmen tot stilstand. Ena die links van die zwever staat, grijpt de handen van haar gevangenen vast en teleporteert met hen. Deno springt eruit en rent naar de ingang van het gebouw. ‘Deno, is die nu al hier?’ fluistert ze. Deno is al het bureau binnen en merkt dat zijn collega’s, die buiten staan te praten, hem verbaasd aankijken. Plots ziet hij dat enkelen naar hun wapen grijpen. ‘Hé, wat doen jullie?’ Een van zijn collega’s wijst naar de overkant van de straat, waar een groot teeveescherm van de stad nieuwszender aan de muur hangt. Hij schrikt al hij zijn eigen portret ziet staan. Hij hoort de stem van een jonge verslaggever. ‘….ordt gezocht wegens moord, die hij voor de ogen van de agente Erine Rand gepleegd heeft. Het vermoeden bestaat dat hij ook met de dood van zijn eigen collega’s te maken heeft. Hij moet...’ Verder luistert Deno niet meer, maar duikt plots naar de vloer toe en rolt in de richting van de deur. Daar staat hij snel op, rukt de deur langs beide zijden open en springt door de deuropening. Zijn collega’s worden hierdoor verrast en enkelen wankelen achteruit. Deno kan niet naar zijn zwever, dus rent hij verder naar de hoek toe. Als de eerste schoten naar hem gevuurd worden, is hij al achter de hoek verdwenen. Vier mannen rennen achter hem aan, maar het is een drukke straat, waardoor ze niet kunnen schieten. ‘Verdomme, nu krijg ik mijn eigen collega’s ook al achter me aan,’ denkt hij verschrikt. Even kijkt hij om zich heen en ziet plots een kans. Dadelijk wijkt hij naar links en bereikt de andere kant van de straat. Hier heeft hij een smalle gang opgemerkt. Als hij een paar meter in de gang is, bukt hij zich achter een paar vuilnisbakken. Zijn achtervolgers hebben het niet gemerkt en rennen voorbij. Deno zucht opgelucht, want hij zou niet graag op zijn eigen collega’s schieten. Hij mengt zich opnieuw tussen de mensen en slaagt erin om in de richting van het centrum te verdwijnen. Intussen materialiseert Ena met beide verraste mensen, tussen de bomen op een paar kilometer van de stad. Serdon wankelt verschrikt, een paar passen van Ena vandaan. Ook Kaeka kijkt de vrouw ontsteld aan. ‘Wat was dat, agente? Hoe komen we hier?’ stamelt Serdon op dat moment. ‘Teleportatie, Serdon,’ zegt de ‘agente’. Serdon hoort iets vreemds aan haar stem en kijkt om. Hij schrikt hevig, als hij de vrouw in Sorane ziet veranderen. ‘He, jij…Sorane…. Hoe?’ ‘Dat is voor later, Serdon. Nu hebben we belangrijker zaken af te handelen.’ ‘Ben jij nu die Sorane Nador, die uit het lijkenhuis verdwenen is of toch Sorane Cobanon, die ze zoeken als de dubbel van Sorane Nador?’ ‘Ja en nee, Kaeka. Er is wel iets dat jullie moeten weten. Ik ben zowel Sorane Nador als Sorane Cobanon. Er is geen dubbelgangerster.’ ‘Dat snap ik niet, Sorane. Sorane Nador werd toch gedood in het kantoor van de rechter. Toen ik je in je appartement zag, dachten we allen dat jij die dubbelgangster was, waar ze het over hebben. En jij zegt dat je een en dezelfde bent. ‘Of was dat een plan van Aqunok. Heeft hij je wel gedood of was dat comedy?’ ‘Nee, hij dode me echt.’ ‘Ben je dan een geest of zoiets?’ ‘Nee, Serdon. Ik ben zo echt als jij. Alleen ben ik niet meer dezelfde als diegene die gedood werd. Het was het lot van de oude Sorane om daar te sterven. Hierdoor kreeg ik samen met haar een nieuwe kans om mijn taak verder te zetten.’ ‘Zou Aqunok geweten hebben dat er geen dubbelgangster was?’ ‘Dat weet ik niet, Serdon.’ ‘Verdomme, als ik die in mijn handen krijg…’ ‘Dan zal je niets. Het gerecht zal hem wel veroordelen.’ ‘Ja, het gerecht, als hij zich niet vrijkoopt.’ ‘Sorane, jij werd toch door die rechter gedood. Dat zeiden ze toch op televisie.’ ‘Je bedoelt rechter Sodinor denk ik. Je hebt gelijk. Hij doodde me, maar hij is ook Aqunok in zijn ware gedaante.’ ‘Wat? Je bedoelt dat Aqunok voor rechter speelt.’ ‘Ja, Serdon. Een perfecte dekmantel niet.’ ‘Zeg dat wel,’ zegt Serdon en kijkt even naar zijn zus, die vraagt: ‘Sorane, waarom heb je ons beiden daar weggehaald?’ vraagt Kaeka, die een beetje uit haar verstarring ontwaakt. ‘Omdat ik jullie een voorstel wil doen.’ ‘Welk voorstel?’ Sorane kijkt Serdon aan. ‘Dat leg ik jullie later wel uit. En er zijn ook belangrijkere dingen op til dan Aqunok, al maakt hij er deel van uit. We kunnen hier niet blijven staan,’ zegt ze en grijpt opnieuw een hand van beiden vast. Maar als ze wil teleporteren, schrikt ze fel en laat hun handen los. ‘Wacht hier op mij,’ zegt ze. Op hetzelfde moment is ze verdwenen. Serdon kijkt verschrikt naar de plaats waar ze stond. ‘Hoe doet ze dat toch? Een overbrenger kan het niet zijn?’ hoort hij Kaeka fluisteren. ‘Sorane vermelde daarstraks het woord, teleportatie. Ooit heb ik daarover iets gelezen, want er wordt onderzoek naar gedaan.’ antwoordt Serdon hees. Even had Sorane de gedachten van Erine opgevangen. De dokters hebben de hand van Seana moeten amputeren om haar leven te redden. De gedachten van Seana kan ze maar zwak vinden. Erine is echter van haar stuk, door de woorden van Seana voor de operatie. Ze loog toen ze zei dat ze haar vergaf, want innerlijk ligt ze nog steeds overhoop over het verwijt. Maar toch wil ze hun liefde een kans geven. Een gedachte van Sorane is voldoende om te dematerialiseren en een seconde later weer te materialiseren in een bergplaats van het ziekenhuis. Als ze door de gang loopt, scant ze de omgeving tot ze gedachten van Erine vindt. Zo wordt ze naar de kamer, op de achtste verdieping waar ze zich bevinden, geleid. Als ze binnenstapt, zegt Erine juist: ‘Ik hou van jou, Seana. Of je nu een of twee handen hebt, dat maakt niet uit.’ ‘Nee, Erine. Ik kan het niet. Ik wil jou hier niet in betrekken. Je was er niet bij toen ze haar krachten op mij losliet. De pijn was zo hevig dat ik bijna het bewustzijn verloor en ze genoot er nog van ook. Je had haar ogen moeten zien. Ik zie die duivelin nog steeds voor mij.’ ‘Nee, Seana. Dat meen je niet.’ ‘Jawel, Erine. Ik kan ook met mijn linkerhand schieten en die zal ik gebruiken om die blonde te doden. Maar ik moet mijn angst voor die vreselijke pijn overwinnen, anders maakt ik geen enkele kans tegen haar.’ ‘Dan zal ik naast jou staan, lieveling.’ ‘Nee, dat zal je niet, Erine. Want ik heb je belogen en misbruikt. Ik heb nooit van jou gehouden.’ Erine staart Seana verschrikt aan. Ze weet niet wat te zeggen. ‘Ik wil je niet meer zien, verdwijn. Het is voorbij.’ Bijna mechanisch staat Erine op en rent bijna de deur uit. Ze merkt niet dat Seana met moeite de tranen kan bedwingen en nog even haar gezonde hand opheft in een poging om haar vriendin tegen te houden. Ena die juist de kamer nadert ziet Erine Rand haastig en huilend weglopen. Kalm loopt ze op de deur toe en zegt: ‘Waarom lieg je, Seana Vergan? Erine verdient dat niet.’ Seana kijkt verschrikt naar de deur, waar ze een blauwhuidige Koraanse ziet staan. ‘Wie ben jij nu weer?’ vraagt Seana kwaad, terwijl ze haar tranen probeert te bedwingen. ‘Laat me geen spijt hebben, dat ik een paar weken geleden je leven gered heb, Seana.’ ‘Wat bedoel je? Mijn leven gered? Ik ken je niet.’ ‘Nee, je kent mij niet zoals ik nu ben. Voorlopig moet dat zo blijven. Ik ben Ena Ros, speciaal agente.’ ‘Een speciaal agente? Wat doe je hier?’ ‘Sorane Nador heeft in mijn district een paar moorden gepleegd. Ik werd belast met het onderzoek. Zo kwam ik hier. Maar ik kwam te laat. Sorane Nador, die zich een tijdje voor haar dood, Sorane Cobanon begon te noemen, was neergeschoten. En nu is haar lichaam ook nog verdwenen.’ ‘Ja, dat weet ik. Vermoedelijk is die assistent verpleegster medeplichtig aan de verdwijning van het dode lichaam. Ben je daarom hier in deze streek?’ ‘Zoiets, Seana. Maar de verpleegster is een eerlijke vrouw. De dokters daarentegen, die zijn bereid om te liegen, om hun job niet te verliezen.’ ‘Weet je dat zeker?’ ‘Anders zou ik het niet zeggen,’ glimlacht Ena. ‘Hoe kan je daar zo zeker van zijn, mevrouw Ros? Je ben toch geen telepate.’ ‘Misschien wel, Seana Vergan.’ ‘Speciaal agente of niet, Ena Ros. Ga nu maar. Ik wil niemand zien.’ Ena zegt niets, maar gaat naast Seana gaat zitten. Die kijkt haar kwaad aan. ‘Ga, agente Ros.’ ‘Dat zal ik doen, Agente Vergan. Maar eerst moet ik jouw helpen om te herstellen.’ ‘Dat konden de dokters zelfs niet. Hoe ga jij dat dan kunnen?’ Ena glimlacht even en concentreert zich. Haar gedachten zoeken naar Erine, die juist voorbij het onthaal stapt. Ze is helemaal van de kaart. Ze wil Seana niet meer zien. Ze wil haar niet haten, maar haar gevoelens zaken af naar die gedachten.’ ‘Seana, waarom toch? Is het je hand de oorzaak of iets anders… Die blonde Jakira.’ Nu ze aan de blonde Jakira krijgt Erine’s woede dadelijk een andere richting. ‘Die verdomde Jakira is de schuldige. Zij moet boeten voor wat ze gedaan heeft. Dat zal mijn nieuw doel zijn.’ Even legt ze haar hand op haar wapen. Maar dan haast ze zich naar buiten. Op het moment dat ze door de openschuivende deur wil stappen, hoort ze een harde stem in haar hoofd: ‘Erine, ga alstublieft niet achter Jakira aan. Als je haar zou vinden, zal je Seana nooit meer terugzien. Ze zal geen genade kennen.’ Even aarzelt Erine, maar stapt dan weer verder. ‘Erine, je houdt van Seana, die liegt om je te beschermen. En jij wil juist datgene doen waar ze zo voor vreest,’ hoort ze in haar hoofd zeggen. Ze blijft verschrikt staan. Maar ze houdt standvastig vol. Ze wil Seana nooit meer zien. ‘Keer terug, agente. Of wil jij mijn woede opwekken. Ik weet dat Seana je hart zo goed als gebroken heeft, maar ze heeft er nu al spijt van.’ Erine wankelt naar de muur toe en leunt er even tegen. Ze wil weg maar, die stem bezit zoveel kracht dat ze die moeilijk kan weerstaan. Langzaam maakt ze zich los van de muur en loopt aarzelend terug naar de lift. Ena glimlacht even en zegt op dat moment: ‘Die blonde bezit krachten zoals ik, Seana. Maar zij gebruikt ze om anderen te overheersen en pijn te doen. Ik om anderen te helpen,’ legt Ena intussen uit. ‘Als die blonde ooit nog voor mij komt te staan, dan schiet ik haar zonder genade neer,’ sist Seana met een stem vol haat. ‘Nee, dat zal je niet, Seana. Ik vraag je maar een ding in ruil voor wat ik je ga geven. Ban de haat uit je wezen, voor het te laat is. Haat leidt naar de zwarte weg, een weg zonder liefde. Erine houdt van je en jij van haar, dat weet je. ‘ ‘Je hebt gelijk, ik hou van Erine Rand. Maar ik vrees dat het te laat is. Ik heb haar hart gebroken. Dat had ik niet mogen doen, zelfs niet om haar te beschermen.’ ‘Ze zal je vergeven, Seana.’ ‘Misschien, maar ik kan haar niet meer onder de ogen komen.’ ‘Ik ben zeker van wel, want ze is op de terugweg.’ fluistert Ena en begint het verband om de onderarm van de agente los te maken. ‘Wat doe je?’ ‘Laat mij eens naar je arm kijken.’ ‘Doe dat niet. Het is allen een stomp zonder betekenis.’ Even later is het verband volledig weg. Seana heft haar arm om en staart naar de stomp die verschillende kleuren heeft en gezwollen is. ‘Dit is juist wat ik Erine wil besparen, mevrouw Ros,’ zegt met trillende stem. ‘Maar is dat wel de juiste weg, Seana. Want zo zul je haar ook verliezen,’ zegt Ena, terwijl ze haar linkerhand boven de stomp van de agente laat zweven. ‘Dat is juist, agente. Maar ze zal in leven zijn.’ ‘Ben je zeker dat Erine dat wil, Seana? Je was zo zwaar in haar hart gewond, dat ze alleen achter Jakira wilde aangaan. Want ze ziet die als de schuldige van haar pijn, die jij veroorzaakt hebt.’ Seana schrikt en kijkt Ena aan. ‘Is dat werkelijk waar, agente? Houdt ze dan zoveel van mij?’ ‘Dat doet ze, Seana. Al weet ze niet waarom dat zo is.’ ‘Waarom dat zo is?’ Wat bedoel je nu weer?’ ‘Ze houdt van jou om wie je in je vorig leven was, Seana.’ ‘In mijn vorig leven? Heb ik dat dan gehad?’ ‘Ja, Seana. Iedereen wordt steeds wedergeboren op het pad van zijn of haar evolutie.’ ‘Iedereen?’ ‘Ja en daarom houdt Erine zoveel van jou dat ze Jakira wilde arresteren.’ ‘Nee, dat mag ze niet doen. Je moet haar tegenhouden,’ zegt Seana verschrikt. ‘Dat is iets dat jij moet doen, Seana. Je liefje is al op de terugweg naar hier al aarzelt ze telkens weer. Ze vraagt zich telkens af hoe jij zal reageren.’ ‘Als ze werkelijk zoveel van mij houdt als je zegt, ga haar dan snel halen voor ze zich bedenkt.’ ‘Ik help haar al, Seana. Al weet ze het zelf niet. Maar eerst wil ik je iets geven, zoals ik al zei,’ zegt Ena, terwijl ze opnieuw Seana’s arm vastneemt en zich diep concentreert. Seana schrikt van de groene gloed die plots haar arm omgeeft. Meer dan tien minuten is haar arm door de gloed omgeven. Dan schrikt ze opnieuw, want ze ziet voor haar ogen uit de stomp iets groeien dan langzaam maar zeker de vorm van een hand aanneemt. Als het groene licht verdwijnt staart ze naar haar ongedeerde hand, die ze tot haar verbazing kan bewegen. Ze kan het bijna niet geloven, maar ze ziet het met haar eigen ogen. Ze ziet dat de kleur verdwijnt en langzaam terug normaal wordt. ‘Hoe heb je dat…’ Maar Ena trekt snel de gordijnen dicht. ‘Kom uit je bed en kleed je zo snel mogelijk aan,’ zegt Ena glimlachend, terwijl ze de kleedkast tegen de muur opent. Seana is intussen opgestaan en kijkt weer naar haar rechterhand. ‘Agente. Niet zo staren. Over een paar jaar vind je zoiets heel normaal. Alleen als ze je hoofd afzetten, kan ik niet veel meer doen. Je bent dood voor ik je lichaam weer opgebouwd heb.’ Geen grapjes, Ena. Voor mij is dit nogal een vreemde belevenis.’ ‘Trek je ziekenhuisshortje maar uit.’ Aarzelend maakt Seana de strik op haar rug en hals los, terwijl ze met haar rug naar Ena staat. Ena kijkt naar Seana’s naakte rug met bruine huid. Ze moet hierbij aan Deno denken. Deze agente is iets donkerder van huidskleur. Seana merkt het echter op en zegt wrevelig: ‘Je kijkt zo?’ ‘Omdat je me aan je broer doet denken. Hij heeft ook een gebruinde huid als jij.’ Seana glimlacht even en neemt het slipje en beha met haar linkerhand aan, dat Ena haar aanreikt. Even weet ze niet wat te doen. Ze moet nog even wennen aan haar nieuwgevormde rechterhand. ‘Dank je, Ena. Ik weet dat Deno veel om Sorane gaf, maar hij denkt dat ze gedood werd en is zeer teleurgesteld.’ ‘Dat weet ik.’ ‘Dat heb je hem zeker al ontmoet,’ zegt Seana lachend, terwijl ze haar rechterhand opheft. Dan merkt ze de droevige blik van Ena op. Als ze iets wil zeggen, is Ena haar voor. Ze zegt met een glimlach: ‘Je bent mooi, Seana. Maar doe maar snel verder voor er iemand komt kijken.’ Seana glimlacht lichtjes en neemt haar slipje in beide handen en trekt het iets later over haar slanke benen omhoog. ‘Je valt toch ook niet voor mij, meid. Want een trio bevalt me niet?’ ‘Het is niet omdat ik zeg dat je mooi bent, dat ik ook nog eens op je val, Seana. Ik hou hoofdzakelijk van mannen.’ ‘Hoofdzakelijk? Dus je bent bi zoals ik en Erine.’ vraagt Seana, terwijl ze weer opstaat en haar beha over haar schouder trekt. ‘Zoiets, agente Vergan.’ Als Seana de beha hem achteraan wil vastmaken, mislukt het. Ena glimlacht en zegt: ‘Draai je om.’ Dan maakt Ena de beha langs achter vast. Seana zucht even en loopt naar de kast toe. Als ze helemaal aangekleed is, kijkt ze naar Ena. ‘Zo voel ik me beter, agente. Wat nu?’ ‘Nu moeten we samen het verband weer aanbrengen, want niemand mag er iets van weten. Maak van je hand een vuist. Seana nog steeds ongelovig, doet wat de speciaal agente vraagt en kijkt toe hoe ze het verband om haar arm en hand aanbrengt. ‘Zo, dat houdt wel tot jullie beiden hier weg zijn.’ ‘Kunnen jullie agenten dat allemaal?’ ‘Ik wel, maar de echte speciaal agenten niet, Seana. Verlaat met Erine zo snel mogelijk het ziekenhuis.’ Even kijkt Seana, Ena in de ogen. ‘Wat bedoelt je? Met Erine? Je zei dat ze terugkwam, maar ze is er nog steeds niet. Ik heb er spijt van dat ik zoveel pijn gedaan, maar of ik dat nog ongedaan kan maken. Ik zei dat ik haar misbruikt het, omdat ons samen zijn zonder liefde was.’ ‘Misschien komt het wel goed, Seana. Erine staat naast de lift met twijfelende gedachten. Ze zichzelf moed aan het inspreken om verder te gaan. Doe er in ieder geval alles aan om het goed te maken, als je voor haar staat.’ ‘Wat ik zei zal ze mij nooit vergeven, Ena. Daar ben ik zeker van.’ ‘Dan zal ik je wegbrengen, Seana. Want als iemand jouw hand bekijkt, dan zullen ze willen weten hoe zoiets kan.’ ‘Dat begrijp ik.’ ‘Kom, doe alsof je op mij moet steunen.’ ‘Dat zal misschien ook wel nodig zijn, Ena. Mijn kleren aantrekken heeft bijna al mijn kracht opgebruikt.’ Even kijkt Ena de zus van Deno nadenkend aan. ‘Ik had hier beter een paar minuten eerder aan moeten denken,’ denkt ze, terwijl ze een besluit neemt. ‘Mag ik je eerst iets geven, Seana?’ ‘Geven?’ Dan staart ze naar de twee ijsblauwe pentagons in de hand van Ena.’ ‘Wat is dat voor iets?’ ‘Een Hypsoon, Seana. Een machtig hulpmiddel, dat ik ook draag. Deze zijn voor jou en Erine.’ Even twijfelt Seana. ‘Wie is deze agente? Kan ik haar vertrouwen? Maar dankzij haar heb ik mijn rechterhand terug. Of zou ik aan het dromen zijn.’ Dan neemt ze met haar rechterhand de pentagons aan. Op gelucht stelt ze vast dat ze niet op de vloer vallen. ‘Ik heb dus werkelijk een rechterhand,’ denkt ze. ‘Druk de jouwe tegen je achteraan tegen je hals, Seana. En geef de andere zo snel mogelijk aan Erine.’ ‘Ik zal het proberen, Ena. Maar ik vrees dat het nooit meer zal worden als dat het tot voor een paar dagen was.’ Ena schudt haar hoofd. ‘Dat zal je moeten afwachten, maar ik zal je steunen zoveel ik kan.’ Even kijkt Seana Ena verbaasd aan, maar die glimlacht geheimzinng. Dan legt Seana haar rechterarm over de schouder van de agente. Ze stappen zonder dat iemand hen opmerken door de gang. Sommigen mensen en verplegend personeel werpen wel even een blik op hen, maar meer ook niet. Plots stopt Ena en laat Seana tegen de muur leunen. Even kijkt Ena nog om. ‘Ik moet weg, Seana Vergan. Maak het goed, want iemand heeft me nodig. Vergeet niet wat ik gezegd heb. Sla de witte weg, de weg van de liefde zonder haat, in. Anders zou ik weleens spijt kunnen hebben van mijn geschenk.’ ‘Kan je mij eerst niet wegbrengen? Alleen geraak ik niet ver.’ ‘Geen nood, Er is hulp op komst.’ Seana staart Ena na als ze naar de uitgang toestapt. Wat bedoelt ze? Erine die juist de hoek omslaat, vertraagt, want nu aarzelt ze weer. Ze twijfelt of ze de moed kan opbrengen om Seana hulpeloos in haar bed te zien liggen. Maar dan schrikt ze als ze de gedaante van Seana opmerkt. Die staat in de gang leunend tegen de muur. En ze is zelfs gekleed. Ze kijkt naar haar vriendin, maar kan niet bewegen. Ze staat daar maar. Weer voelt ze de pijn, die de woorden van Seana haar bezorgden. Dan merkt ze de vreemde blik van een licht blauwhuidige vrouw op, die haar nadert. Maar als ze haar blik weer op Seana richt, denkt ze: ‘Nee ik kan het niet. Ik wil die pijn nooit meer voelen.’ Met een ruk draait ze zich om. Maar Seana heeft haar plots opgemerkt. ‘Erine, vergeef me. Ik loog om je te besparen wat ik doormaakte,’ fluistert ze. Erine die haar hoort aarzelt, maar stapt toch verder van haar vriendin weg. ‘Je kwam om het goed te maken, niet om er alsnog vandoor te gaan. Erine, is wat jij nu aan het doen bent, wat je echt wil? Of wil jij Seana, die ooit van je hielt als Avina, niet meer in je armen houden,’ hoort ze die vreemde stem in haar hoofd zeggen. ‘Avina? Wie?’ fluistert ze. Even kijkt ze om zich heen tot haar blik weer op die vreemde licht blauwhuidige vrouw, die naast haar is blijven staan, valt. Die kijkt haar met doordringend aan. ‘Je vriendin heeft hulp nodig, Erine. Ze wil weg uit het ziekenhuis. Meer dan ik gedaan heb, kan ik niet doen. Als je haar wil, dan moet jij haar helpen.’ zegt deze Koraanse vrouw plots en draait zich om. Erine krijgt een schok en staart de vrouw na die door de deur, de lift instapt. ‘Wat heeft ze dan gedaan? Haar naar hier gebracht, terwijl ze in haar bed zou moeten liggen?’ Nog even vangt ze de vreemde blik van de vrouw op, voor de liftdeuren dichtschuiven. ‘Wie was dat? Hoe kent die Koraanse mijn naam?’ gaat het door haar gedachten, terwijl ze zich naar Seana wendt. Ze wil hier weg, maar ze beseft ook dat ze haar vriendin, als ze dat nog is, geen hulp kan weigeren. Dan stapt ze op Seana toe. Die probeert te glimlachen, maar de tranen lopen over haar wangen naar beneden. Erine merkt het en beseft dat deze harde agente toch een mens is met fouten. Maar haar vergeven? ‘Ik moet het je nogmaals vragen, Erine. Kan je mij vergeven? Ik wilde je de pijn besparen die ik voelde toen mijn hand verbrijzeld werd door dat monster. En ik was kwaad op jou omdat jij die blondine niet haar verdiende loon bezorgd had, toen ze in mijn kamer voor ons stond.’ ‘Ik weet het niet, Seana. Mijn hart doet nog steeds pijn, maar ik besef dat ik niet zonder je kan.’ Dan schrikt Erine als ze merkt dat Seana zich van de muur afduwt en even wankelt. ‘Je moet terug gaan liggen, Seana. Je bent nog maar pas geopereerd.’ ‘Nee, ik kan niet... Help me, Erine. Ik moet hier zo snel mogelijk weg en wel voor iemand naar mij komt kijken.’ Even kijkt Erine verbaasd naar het verband om de pols van haar vriendin. Het is wel een zeer dik verband. Haar onderarm is gezwollen, lijkt het. ‘Waarom moet je hier weg, Seana? Je kan beter in je bed blijven en de dokters naar je arm laten kijken, want die is nogal gezwollen, lijkt me.’ ‘Nee, Erine. Ik wil en kan het nog niet.’ ‘En als je je arm ook nog verliest.’ ‘Nee, agente. Ik word hier gek. Help je me of moet ik me alleen tot bij de zwever slepen. Erine schrikt van haar woorden en stapt op Seana toe. ‘Ik snap er niets van, Seana. Maar ik wil je niet tegenhouden. Kom, sla je gezonde arm over mijn schouders. Dan kan ik je ondersteunen.’ Seana glimlacht even en heft haar linkerarm omhoog. Erine grijpt hem vast en samen wankelt ze met enige moeite verder. Ze vreest dat een van de verpleegsters hen zal opmerken, maar niemand schenkt aandacht aan de twee vrouwen, terwijl ze de lift instappen. Daar zijn ze even alleen. ‘Vergeef me, Erine. Vergeef mijn woorden van daarstraks, alstublieft,’ hoort ze Seana fluisteren, terwijl ze haar omarmt. Erine wendt echter haar hoofd af. ‘Je hebt me pijn gedaan, Seana. Ik weet niet of…’ Maar op dat moment schuift de deur open en ze moeten eruit, want ze bevinden zich op de gelijkvloers. Met enige moeite bereiken ze de auto van Erine, die op de parking staat en stappen in. Na een stilzwijgende rit van drie uur stopt Erine de zwever op de oprit van Seana’s villa. Seana voelt zich buitengesloten, want in de lift van het ziekenhuis, stelde ze zich helemaal open, maar Erine niet. Ze deed zelfs geen poging om het goed te maken. Seana weigert echter haar hulp bij het uitstappen en loopt naar de deur toe. Erine wil even terug instappen, maar ze kan het niet. ‘Is dat al wat Seana voor jou betekende, Erine Rand? Een avontuurtje. Een relatie moet je koesteren. En vergeet niet wie ze ooit was. Je hielt met heel je wezen van Avina,’ hoort ze die vreemde stem weer zeggen. ‘Avina? Wat is er met haar... Leef ze nog???’ denkt ze. Maar de stem zegt niets meer. Even aarzelt ze nog, maar moet ook denken aan het gevoel, dat ze had, terwijl Seana haar in de lift omarmde. Ze verlangt opnieuw naar dat gevoel. Aarzelend volgt de jonge vrouw dan toch maar naar binnen. Als ze de deur achter zich dichtduwt, staart ze naar de rug van Seana, die juist haar jas aan de haak hangt. Dan stapt ze verder zonder iets te zeggen en werpt iets dat op een witte vod lijkt, in de afvalafvoer. Weer hoort ze die vremde stem: ‘Begrijp je het niet, Erine. Je hebt je oude, tijdens de oorlog verloren, liefde teruggevonden.’ ‘Wat bedoel je toch steeds?’ denkt Erine, terwijl ze naar Seana kijkt. Die staat daar afwachend, met een hoopvol gezicht, naar haar te kijken. ‘Seana is een wedergeboorte van je grote liefde.’ Erine schrikt als ze begrijpt wat de stem zegt. Omdat Seana niets zegt, zegt ze zelf fluisterend: ‘Vergeef me, Avina.’ Haar vriendin draait zich verbaasd om. ‘Avina? Wat bedoel je, Erine?’ ‘Een stem vertelde me wie je ooit was, Seana.’ ‘Je bedoelt toch niet dat ik je als Avina kende.’ ‘Niet alleen kende, Seana. Maar we lagen vele malen in elkaars armen.’ ‘Dus dat wilde die agente mij zeggen met onze evolutie.’ ‘Vergeef mij alstublieft, Seana.’ ‘Ik jou vergeven, Erine? Ik, die moet hopen dat jij mij vergeeft. Waarom dan?’ ‘Omdat ik zo koel reageerde in de lift en in de zwever.’ ‘Ik ben gelukkig, Erine, dat jij hier voor mij staat. Maar ik zou nog gelukkiger zijn als jij mijn woorden kon vergeven.’ Erine voelt de pijn nog steeds, maar ze is lichter geworden en haar verlangen is gestegen. ‘I..iikk vergee..f je,’ stamelt ze verward. Dan voelt ze dat Seana haar beide handen vastgrijpt. Dadelijk beseft ze dat dat niet kan, want haar vriendin heeft maar een hand meer. Verschrikt kijkt ze naar Seana en dan naar haar en Seana’s handen. Met een ruk trekt ze haar handen terug. ‘Niet schrikken, lieveling. Je hebt toch die agente gezien, die mijn kamer verliet. ‘J..jaa.. Maar je hebt je hand terug. Hoe????’ ‘Dat deed die Koraanse agente. Haar krachten hebben mijn hand weer gevormd zoals ze was.’ ‘Dat kan toch niet? Alleen een machtige kan zoiets.’ ‘Of zij een machtige is, weet ik niet, Erine. Maar ze vormde mijn hand voor mijn ogen terug alsof het niets was. Ik moet me er nog steeds van overtuigen dat ik ze weer heb. Kijk maar, ik kan mijn hand bewegen zoals vroeger.’ Beiden kijken naar de rechterhand, die Seana opent en dan weer sluit. Plots doet Erine een stap vooruit en grijpt de rechterhand vast. ‘Het is echt alsof je opnieuw een hand hebt,’ fluistert ze verbaasd. Seana glimlacht. ‘Geloof je het nu nog niet.’ ‘Nu wel, denk ik.’ Dan slaat Seana een arm om haar vriendin en trekt haar met een ruk tegen zich aan. Even glijdt haar wijsvinger van haar rechterhand over de lippen van Erine en geeft ze zich aan het lekkere gevoel, dat hierdoor diep in haar binnenste opgewekt wordt, over. ‘O, wat ben ik gelukkig,’ fluistert Erine, maar in haar binnenste twijfelt ze nog steeds. Seana heeft haar de voorbije uren veel pijn gedaan. Maar ze beseft dat ze het moet proberen. Ze kennen elkaar nog niet zolang, maar hun liefde voelt juist aan. Alleen dat gevoel van onbehagen, dat nu bezit van haar genomen heeft, moet ze te boven zien te komen. Toch zegt ze, terwijl ze de hand van Seana vastneemt en naar voor trekt. ‘Ik zou willen, Seana, maar ik kan het nog niet.’ Even kijkt de zus van Deno Erine in de ogen en ziet de pijn die ze nog steeds voelt. ‘Ik begrijp het, lieveling. Maar het zal wel goedkomen. Dat hoop ik toch.’ ‘Ik ook, Seana.’ Terwijl tranen in het ogen opwellen, omdat ze voelt dat er iets veranderd is. Seana beseft dat ze opnieuw het vertrouwen van haar vriendin zal moeten opbouwen. Maar Erine vraagt plots: ‘Wie was die vrouw?’ ‘Ik weet het niet. Ze had een pasje van een speciale agente. Maar of ze echt een agente is weet ik niet zeker. Ze zei dat ik de haat voor die blondine moest onderdrukken, want haat leidt naar de zwarte weg.’ ‘Dat lijkt me ook beter, want haat kan je verblinden. Die Ena Ros zal wel gelijk hebben.’ Even kijkt Seana haar verbaast aan. ‘Ze sprak van de weg die ik moest volgen. Een weg die zij de witte weg van de liefde of zoiets noemde.’ Erine kijkt in haar ogen en staart de vrouw die haar veel pijn gedaan heeft recht in de ogen. Langzaam beseft ze dat haar pijn en woede afneemt tot het laatste restje verdwenen is. Ooit kende ze haar als Avina en nu al ziet ze er anders uit. Z voelt de liefde die ze vroeger voor haar gedode geliefde weer oplaaien. ‘Wie die Koraanse vrouw ook mag zijn, zij heeft haar de weg gewezen die ze wil volgen,’ denkt ze en fluistert: ‘Ze heeft gelijk. Liefde is een van de mooiste dingen die bestaat.’ Verbaasd kijkt Seana Erine aan en merkt dat haar ogen glinsteren. Dan voelt ze haararmen om haar schouders glijden en plots wordt ze naar Erine toegetrokken, terwijl die fluistert: ‘Ik kan niet zonder je, Seana. Dus ik kan niet anders dan je vergeven.’ Dan voelt Seana, die even verrast is, de lippen van Erine naar de hare zoeken. Dadelijk beantwoordt ze de innige kus met alle vuur die ze nu kan opbrengen.
