Als Sorane in haar vertrekken materialiseert, kijkt Jouna haar verbaast aan. ‘Dat is snel, Sorane. We kregen juist bericht dat een zekere Unka een paar minuten geleden op de ruimtehaven aangekomen is. Zij wilde je spreken.’ ‘Unka!! Is die hier? Dat is lang geleden. Daarom ben ik hier, Jouna.’ ‘Ken je haar?’ ‘Ja, Unka was mijn zus, toen ik nog als Jakira leefde.’ ‘Wauw? Dat zijn toch wel weer een paar dingen waaraan we zullen moeten wennen. Zussen uit een vorig leven, Sorane.’ ‘Dat is als je wedergeboren wordt en weet wie je was. Jij hebt voor dit leven ook zussen en broers gehad, Deno en Jouna ook.’ Deno slikt even, want hij moet even wennen dat hij al verschillende levens geleefd heeft, die hij zich niet meer kan herinneren. ‘Wen er maar snel aan, Deno. Misschien lopen jullie allen mijn vroegere dochters en zonen ook nog weleens tegen het lijf. Om dan nog maar niet te spreken van hun nakomelingen.’ ‘Oei, nichten, neven en nog anderen. Sorane, ik hoop dat het er niet al te veel zijn?’ Sorane kijkt Seana even glimlachend aan. ‘In meer dan dertigduizend jaar kan je vele kindjes maken, Seana. Maar zoveel kindjes zijn het er gelukkig niet. Ik weet echter niet hoeveel nakomelingen ze zelf hebben. Misschien ben jij er wel een van.’ Seana slikt even en kijkt de anderen even aan. ‘Dat kan wel oplopen, Sorane. Als je telkens een drieling krijgt,’ merkt Jouna lachend op. Sorane kijkt haar even verbaasd aan. De anderen lachen even. Alleen Deno kijkt Sorane verbaasd aan. ‘Waarom lachen ze met een mopje over een drieling?’ denkt hij. (Er is geen drieling) Xxxxxxxxxooooooooooooooo ‘Tja, elk jaar een drieling, dat maakt negentigduizend kinderen ongeveer,’ ‘En als jij telkens de vader zou blijken te zijn, Deno,’ zegt Sorane licht spottend. ‘Ik, de vader? Nee, zoveel kinderen wil ik niet.’ Allen zijn ze verbaasd. Aenon is de eerste die de zwever opmerkt die hun verblijf nadert. ‘Dat zal je zus Unka wel zijn, Sorane.’ Toch duurt het nog een veertigtal minuten voor haar zus uit een vorig leven aankomt. Sorane weet echter waarom. Elnaki wil van de gelegenheid gebruik maken om Unka te spreken. Eerst wilde ze Unka geen toestemming verlenen om te landen, maar veranderde van gedachte. Misschien kan Unka, de zus van de oude verhevene, de gedachten van Sorane controleren en zo achter de bedoelingen van Sorane komen. Als Unka naar binnengebracht wordt, door een mannelijke lijfwacht, merkt die Sorane eerst niet op. ‘Welkom, zus. Al lang niet meer gezien,’ hoort ze Sorane naast zich plots zeggen. ‘Hee, wie… wat,’ schrikt de witharige ‘jonge’ vrouw. Heeft ze wit haar ???? Xxxxxxxxooooooo Langzaam kijkt ze om en glimlacht. ‘Mijn zus?’ Sorane knikt, maar schermt zich af, als ze voelt dat Unka haar gedachten telepathisch probeert te lezen. ‘Doe het niet, Unka.’ Maar haar zus, die iets sneller reageerde, heeft haar krachten al teruggetrokken, want ze schrok van het besef van de waarheid. ‘Verdomme. Tena had in haar verslag toch gelijk. J.. Jij bent het toch, Jakira, hoe is dat gekomen?’ ‘Dat is een vreemd verhaal, zus. Ik vertel je dat nog weleens. Hoe is het met onze oude vrienden?’ ‘Diegene die nog in leven zijn, maken het goed. Behalve Tena. Niemand weet niet waar ze is. Ze antwoordt nergens op.’ ‘Toen ik Tena de laatste maal zag, was ze van plan opnieuw door harde training als volwaardig lid tot mijn oude vrienden toe te treden, Unka. Maar ze wilde alleen zijn zolang ze haar innerlijk niet gezuiverd had van de zwarte invloed.’ ‘Daar hadden we haar toch mee kunnen helpen.’ ‘Het was haar beslissing, Unka. Ze zal wel terugkeren als ze de tijd gekomen vindt.’ Even knikt Unka, maar dan denkt ze aan beide anderen waar ze geen contact meer met heeft. ‘Maar ik ben hier ook in opdracht van de andere overlevenden. Ik en zij vinden dat jij gestraft moet worden voor de dood van onze vrienden.’ ‘Wie, zus?’ ‘Ik spreek niet tot jou als de zus van je Jakira innerlijk, Sorane. Jij hebt iets gedaan dat ze niet ongestraft kunnen laten.’ ‘Bedoel je Dargo en zijn vriendin Arjina?’ ‘Het is vreselijk, om vrienden die je zolang kent te verliezen, roodkop. En ik denk niet dat dat een verhaaltje van Tena was. Het was wel de reden waarom ze naar de zwarte weg verdwaalde.’ ‘Je hebt gelijk, zus. Dat was de reden, maar ook omdat ze niet wilde luisteren.’ ‘En dat zal ik ook niet, Sorane. Je kan je er niet uitpraten. Die daad kan niet ongestraft blijven,’ zegt Unka koel. Sorane glimlacht even als er achter haar zus twee gedaanten materialiseren. ‘Die glimlach zal je niet helpen, roodkop.’ ‘Misschien niet, Unka. Maar ik zou toch maar eerst even achter jou kijken, voor je geweld gaat gebruiken.’ ‘Haha. Je bent weer niet alleen. En die achter mij zullen hun wapen al wel in handen hebben.’ ‘Waarom, zus? Dat is niet nodig.’ Gespannen kijkt Unka Sorane aan en opent en sluit dan haar rechterhand weer. Ze twijfelt of ze haar cilinder zou grijpen of niet. Met haar linker tast ze naar haar hals, terwijl ze haar bijna volledig witte haren opzij duwt. Het is een beweging die Sorane kent, want dat doet haar vroegere zus altijd als ze voor een belangrijke beslissing staat. Daarom knikt ze snel naar de gedaanten achter Unka. De man glimlacht even en zegt: ‘Waarom doe je niet wat Sorane vraagt, oude vriendin?’ Unka verstijfd nog meer, want ze kent die stem. ‘Dargo,’ fluistert ze en kijkt om. Maar het is Arjina die voor haar staat. Een pas achter haar ‘dode’ vriendin staat Dargo te glimlachen. ‘Dat kan toch niet waar zijn,’ fluistert ze.’ ‘Die kloon van onze vriendin dode onze klonen, die Sorane gevormd had. Daardoor denkt zij dat wij beiden dood zijn.’ Unka dringt het hoofd van Arjina telepathisch binnen, maar voelt geen verzet omdat Arjina haar gedachten helemaal voor haar open laat. ‘Jullie zijn echt in leven,’ stamelt de vrouw met witte haren. ‘Zoals mijn vrouwtje zei, Unka. Dankzij Sorane.’ ‘Waarom zijn jullie niet teruggekeerd?’ ‘Dat komt wel, Unka. Maar we willen eerst Sorane en haar nieuwe mensen leren kennen. Nu trainen we samen met hen. Daardoor leren we nieuwe dingen van hen en zij van ons. Daarom bleven we aan boord van de Tiren.’ ‘De Tiren?’ ‘Het schip van Sorane, vriendin.’ Unka kijkt eerst Dargo verbaasd aan en dan keert ze zich tot Sorane. ‘Dat had je wel eens kunnen zeggen, gewezen zus. Ik schrok me bijna dood toen ik daareven de stem van Dargo hoorde.’ ‘Het spijt me, Unka. Had Tena toen geluisterd, maar ze zag alleen haar dode vrienden in hun bloed liggen. Ze wilde niet luisteren.’ ‘En toch heb je haar kunnen overtuigen.’ ‘Ja, maar dat was veel later, toen Tena al ver van haar weg afgeweken was.’ ‘En die vrouw die zich voor Jakira uitgeeft. Denkt die nog steeds dat ze Arjina en Dargo dood zijn?’ Sorane knikt alleen maar, terwijl ze even aan dat ogenblik moet terugdenken. Unka omarmt intussen haar beide doodgewaande medestrijders. ‘Komen jullie nu met mij mee naar onze andere vrienden?’ ‘Nee, Unka. We blijven bij Sorane. Wij leiden een deel van Sorane’s rekruten op. Het is vele jaren geleden dat we nog mensen lessen gaven om onze medestrijders te worden.’ ‘Misschien kan ik de anderen ook laten komen, of is jouw schip te klein voor ons allemaal, Sorane.’ ‘Nee, Unka, niet te klein. Maar ik…’ ‘Xan kan jij niet uitzoeken waar Tena zich bevindt.’ Maar de halografische gedaante van een man die opgebouwd wordt, zegt: ‘Dat kan ik niet, Unka. Mijn programma laat niet toe om een afvallige in ere te herstellen. Dat zou je moeten weten.’ ‘Tena is geen afvallige. Ze is mijn vriendin en onze medestrijdster.’ ‘Dat was ze, Unka. Maar zij wilde wraak, waardoor ik moest ingrijpen volgens mij programma.’ ‘Wat? Is dat waar Xan?’ ‘Had Tena naar Sorane geluisterd dan was dit allemaal niet gebeurd. Toch heeft Tena mijn steun gedeeltelijk terug, toen ze afzag van haar wraak. Ze heeft echter nog een lange weg te gaan.’ Unka kijkt Xan even. ‘Je bent even gevoelloos zoals altijd, halogram. Als we weten waar ze is dan kunnen we haar helpen.’ ‘Dat weet ik niet, Unka. Ik heb geen contact meer met haar hypsoon.’ ‘Hoe kan dat, Xan?’ zegt Sorane op dat moment. Xan richt zich plots tot Sorane. ‘Ik kan en mag een onbevoegde geen antwoordt geven, Sorane. Maar voor een maal zal ik die regel met de voeten treden, zoals de mensen zeggen. Ik verloor het contact met Tena, kort nadat ik haar Hypsoon aangepaste programma’s toestuurde.’ ‘Hoe is dat mogelijk?’ ‘Meer gegevens heb ik niet En als ik ze had, dan zou ik die niet aan u beschikbaar kunnen stellen. Alleen de gebieder waarop ik wacht, kan mij opdragen om u toe te staan meer gegevens te ontvangen.’ ‘Ik was ooit Jakira, Xan. Verleent dat geen volmacht.’ ‘Was, Sorane. Nu bent u dat niet meer’, zegt Xan en lost dan in het niets op. Unka kijkt Sorane verbaasd aan, want ze heeft niet alles van het gesprek gesnapt. Maar de roodharige gaat er niet op in. ‘En Aya, Kerto en de anderen. Hoe is het met hen?’ Even zegt Unka niets. ‘Je bent zo te zien niet op de hoogte Sorane.’ ‘Van wat?’ ‘Je hebt toch van de grote oorlog gehoord, Sorane.’ ‘Ja.’ ‘Meer dan zeventig jaar geleden, toen een grote Olaanse vloot de Amazone en Enuroonse sectoren binnenviel. Ze werden uiteindelijk verslagen, maar ik, Kerto en vele anderen werden gewond. Maar velen van onze mensen vonden de dood. Kerto stierf echter later aan zijn verwondingen. Jij, die toen nog Jakira was, konden we niet vinden. Verschillende maanden later vonden Tena en Arjina je eindelijk. Maar je was stervend aan een Onvar besmetting. En dan werd je door een transvormmonster gedood. En dan kon Zor, de rechterhand van T’naka, ontkomen.’ ‘Dat laatste weet ik, Unka. Maar Xan en de basis. Hoe…’ 'De basis is niet meer van ons, Sorane. De Enuronen hebben die tijdens de gevechten ontdekt en bezet. Alleen met de centrale kern konden we ontkomen.' 'Wat bedoel je? Je hebt daarstraks zoiets gezegd, maar ik luisterde niet zo goed. Wat is er gebeurd?' 'Een paar maanden nadat jij verdween vond, werden we aangevallen door soldaten van het Olaanse leger. Er werd zwaar gevochten, zowel op Enuron als in de basis. De soldaten drongen de basis op de tweede maan binnen en stoten op de Enuronen. Een vreselijk gevecht barste los. De Enuronen verloren langzaam maar zeker de strijd en begonnen zich terug te trekken. Een deel van de aanvallers drong dieper in de basis binnen en openden de wanden, die de Enuronen van ons afschermden. Toen moesten wij ook om de basis vechten. Intussen vochten onze schepen in de ruimte zij aan zij met de Enuronen. Toen de Amazonevloot te hulp kwam, werd de toestand voor de Olaanse vloot onhoudbaar. De vijand werd verslagen en de overlevenden kozen voor de vlucht. Ook Aya en Danor en vele anderen hadden we verloren. We waren nog maar met een vijfhonderdtal overgebleven en meer dan de helft daarvan was gewond.’ 'Hoe is dat kunnen gebeuren?' vraagt Sorane verschrikt. ‘Het wordt nog erger,' merkt Unka op, met een droevige klank in haar stem, als ze aan de gruwelijke gebeurtenissen terugdenkt. Even kijkt Sorane Unka ontsteld aan en klinkt dan, waarna ze haar verhaal weer oppakt. ‘Langzaam maar zeker werd de toestand weer normaal. Maar onze schepen hadden vele verliezen geleden. Pas weken later beseften we hoeveel. Meer dan duizend gevechtsschepen en ongeveer drieduizend kruisers gingen verloren. Ook in de basis moesten we onze doden begraven. Onze gevechtskracht bleek tot één tiende gedaald te zijn. We hebben zelfs niet genoeg mensen meer om de resterende tweehonderd schepen volledig te bemannen. Het ergste was dat de Enuronen beseften dat we hen, volgens hun mening, bedrogen hadden. Hun soldaten bezetten de basissen op de twee maan volledig. Ook de derde maan is een paar weken later in hun handen gevallen. Ons centrale schip is gelukkig kunnen ontkomen. Het bevindt met de tweehonderd schepen op een amazone planeet, waar ze een tijdelijke landingsplaats gekregen hebben. Dat alles gebeurde ongeveer vijftig jaar geleden. Erine zal dat zich nog wel herinneren.’ Even is het stil als Unka haar verhaal beëindigd. Sorane werpt even een blik op Erine. ‘Dat kan toch niet waar zijn, zo vele vrienden en familieleden dood. Houdt het dan nooit op,’ denkt ze. Ook Erine kijkt haar nieuwe en zeker veel jongere vriendin aan. Maar ze durft niets zeggen. Ze heeft er maar een deel van begrepen. Ook zij heeft meer dan veertig jaar geleden aan de gevechten deelgenomen. Even denkt ze terug aan de tijd toen ze nog maar achttien jaar oud was en ze in het ruimteleger ging. Het was een zware tijd waar ze nog steeds de wonden van draagt. Gelukkig slaagde de vijand er niet in om op Enuron te landen. Maar toch liggen de vele doden aan boord van de schepen, nog vers in haar geheugen. Ook zij heeft moeten doden om te overleven. Aan boord van een van deze schepen kwam ze voor het eerst in contact met de Olanen. Zij doden alles en iedereen. Samen met haar speciale eenheid vocht ze tegen deze vreemde soldaten. Toen alles voorbij was, landde ze terug op Enuron en werd agente. Veertien jaar later werd ze de partner van Malon. En nu staat ze hier bij haar nieuwe vrienden. Alleen is ze eenenzestig jaar ouder, dan toen ze als naïeve bakvis soldaat werd. Dan kijkt ze even naar Seana, waar ze met heel haar hart van houdt, maar die ongeveer vijfenveertig jaar jonger is. Ze merkt dat die haar verbaasd aankijkt. Dan wordt ze uit haar gedachten gerukt. 'We moeten voort maken, Sorane. Als we naar ons schip gaan, dan kunnen we…' 'Nee, Unka. Ik kan niet met je mee. Ik kan dat nu niet uitleggen. Maar we mogen nu zeker geen fouten maken. Die kloon van mij wordt gevaarlijk, maar ik moet mijn mensen nog opleiden. We zijn te zwak om het tegen haar op te nemen.' 'Je mensen, wat...' 'Ik was al van plan om een aantal medestrijders op te leiden, Unka. Zij moesten mij helpen om mijn opdracht uit te voeren. Maar nu moet ik veel aan mijn plannen veranderen. Toch komt die opdracht op de eerste plaats.' 'En die kloon van je oude ik, wat gaan we daaraan doen?' 'Jullie niets, Unka. Jakira heeft de beschikking over duizenden schepen. Op het moment zijn wij zowel als jullie te zwak om hen te verslaan. Misschien met de hulp van de amazones.' 'Die krijgen we nooit, Sorane. Ze gaven ons wel een afgezonderde planeet om ons terug te trekken. Maar ze lachen ons in stilte uit. Velen van onze mensen hebben ons al in de steek gelaten. Misschien als jij terugkeert, dan...' ‘Nee, Unka. Later misschien, maar nu is het nog niet mogelijk. Ik denk dat jullie beter die amazone planeet verlaten. Misschien kan ik jullie helpen om een nieuw onderkomen te vinden.’ ‘Waarom kom je niet terug naar je oude vrienden? We hebben je nu meer dan ooit nodig.’ ‘Dat kan nog niet, Unka. Misschien dat we na mijn terugkeer weer samen kunnen werken.’ En nu. Dat kan nu toch ook wel. Als we samen naar de centrale eenheid…...' 'Dat kan ik niet, Unka. Ik ben niet meer dezelfde als vroeger. Mijn gaven zijn sterk toegenomen. Ik wil ze eerst volledig beheersen, anders zou in de basis weleens de hel kunnen losbarsten. Maar er zijn ook veel dringender dingen die ik moet volbrengen.' 'Zou je mij je vriendinnen nu eindelijk niet voorstellen? Ze zullen wel moe aan het worden zijn, zo gespannen, want ze beseffen nog niet dat ik geen vijand ben.' Sorane kijkt even naar Erine en Seana en glimlacht knikkend: 'Je hebt gelijk. Jullie zullen elkaar toch ooit beter leren kennen. Dit zijn Seana en Erine, beiden zijn vroeger agenten geweest. En daar heb je Aenon en zijn vriendin Jouna.' 'Hai, meisjes. Ik ben Unka, Sorane was toen ze nog als Jakira leefde mijn oudere zus.' Dan geeft ze beiden een hand. Maar bij Erine aarzelt ze even. ‘Jij was erbij Kapitein Erine Rand.’ Even slikt Erine, maar knikt dan.’ ‘Ik volgde bevelen, Sir’ ‘Laat dat sir maar, Erine. Je bent al ongeveer achtenvijftig jaar oud. Dus noem me maar Unka. Nu je een Hypsoon draagt zal je misschien nog ouder worden dan je normale levensduur op Enuron.’ Klopt dat xxxxxxxxxxxxxxxxxoooooooooooo Even kijkt Erine naar een verbaasde Seana, die haar aankijkt. ‘Ik heb al bijna mijn halve leven achter mij. In deze tijd worden de oudste mensen ongeveer honderdtachtig. En Seana moet nu ongeveer vierendertig zijn vermoed ik. Ben ik niet te oud voor haar,’ gaat het door haar gedachten. ‘Nog ouder dan… Kan dat dan?’ ‘Hoe oud schat je dat ik ben, Erine?’ ‘Voortgaande op je uiterlijk, schat ik ongeveer rond de dertig jaar of zoiets. Unka zucht even en glimlacht. ‘Ik ben ergens rond de veertigduizend haar oud, Erine.’ Erine schrikt maar merkt ook dat Seana nog meer schrikt. Beiden beseffen nu pas echt wat het betekent om zeer lang te leven, door een Hypsoon te dragen. Seana wil iets vragen, maar de witharige wendt zich tot een jonge vrouw, die nu pas bij het groepje opdaagt. ‘En jij wil een van de beste dokters worden die bestaat, voel ik.’ ‘Dankzij de techniek van onze leidster wordt mijn wensdroom zeker overschreden. De kennis van Anya overschaduwt alles wat ik op Enuron had kunnen leren,’ zegt Jouna. ‘Pas maar op, Jouna. Te veel kennis kan je verblinden.’ Dan wordt haar aandacht getrokken, door Seana, die haar armen om de hals van Erine slaat en fluistert: ‘Ik wist dat je ouder was, dan ik, lieveling, maar dubbel zoveel, daar had ik geen vermoeden van.’ Weet ze al xxxxxxxxxxxxxxxxxxooooooooooooo ‘Seana, ik…’ ‘Je denkt toch niet dat ik daarom minder van je hou, schat,’ hoort Unka, Seana zeggen, voor ze Erine kust. Even moet Unka aan haar geliefde denken, die al verschillende jaren geleden de dood vond. Ze houdt nog steeds van hem, maar hij is er niet meer. Dan schudt ze die gedachte van haar af en keert zich naar de enige man van het gezelschap. ‘En die knappe man daar, Sorane.’ ‘Dat is Deno. Hij speelt de rol van mijn man hier.’ ‘Alleen maar de rol, of is hij het ook.’ Even kijkt Sorane naar Deno. Hij bevalt haar, zelfs zeer goed, maar ze wil niets zeggen. Niet zolang haar leven in gevaar is. Daarna zien we wel hoe hun samenzijn afloopt. ‘Haha. Mijn vermoeden klopt, zusje. Je houdt van hem, maar weet je al waarom. Je kent Achnac an Guineva uit de gedachten van jullie beiden. Maar je toen je mijn zus was, hielt je dol veel van Sinaron.’ Sorane doet alsof ze de telepathische stem van haar vroegere zus niet gehoord heeft, maar toch denkt ze even aan die naam Sinaron. Die heeft ze nog in haar gedachten gehoord. Dan vraagt ze: ‘Hoe maken de anderen het, Unka?’ ‘Niet zo best, We hebben de amazonewereld moeten verlaten en zijn nu terecht gekomen op de planeet Noden II. Maar daar leven weinig levende wezens. We konden niet anders. We hebben nu nieuwe vijanden. Die kloon en haar volgelingen zoeken ons.’ ‘Dan heb ik een nieuwe bestemming voor jullie allen, Unka. De basis in het Krison stelsel op de vierde planeet.’ ‘Dat is niet nodig, Jakira. Die planeet werd ons door Xan aangeduid. We zochten er een nieuw thuis, maar er was niets. Welke basis je bedoelt, weet ik niet. Op Krison IV is geen basis, ik ben daar al dikwijls geweest. Daar ben ik zeker van, zus.’ ‘Ik denk dat je niet goed rondgekeken hebt, toen je er was, zusje. Ik heb de coördinaten naar je Hypsoon doorgestuurd,’ zegt Sorane licht spottend. ‘Dank je.’ ‘Ik moet terug, Unka. Als ik terugkeer zie ik je nog wel.’ ‘Hopelijk niet te lang. Al zal het wel even duren, voor ik aan je nieuw uiterlijk zal wennen. En daarbij zou ik zou toch graag weten, hoe je terug onder de levenden geraakt bent. Ik was erbij toen je stierf aan die vreselijke ziekte.’ ‘Ik vertel het nog weleens, Unka. Maar ik moet eerst op een belangrijke missie met mijn vrienden.’ Unka kijkt Sorane even nadenkend aan. ‘Mag ik je vergezellen? Misschien kan ik je helpen.’ ‘Het spijt me, zus.’ ‘Dat kan je niet menen, Jakira.’ ‘Toch wel. Het kan niet anders. We moeten ingrijpen, want de kloon moet tegenhouden. Maar voorlopig kan ik niets ondernemen. In een zeer korte tijd heeft zij een grote macht achter zich verzameld. Zowel volkors of zwarte wachters, zoals mensen en anderen die haar uit winstbejag steunen, noemen.’ ‘Waarom ga je er dan vandoor, zus?’ ‘Ik moet, Unka. Ik hoop op Yharven, de weg naar Delos te vinden.’ ‘Delos. Ben je niet goed wijs, Jakira. Dat is een oude legende. Niemand heeft dat legendarische controlecentrum ooit gevonden en we weten beiden, dat velen in een poging omgekomen zijn. Hoe haal je het in je nieuwe hoofd om daarnaar te gaan zoeken?’ ‘Ik moet wel, Unka. De samensmelting van mijzelf, Jakira en Megan is nog niet helemaal volbracht. Pas op Delos, zal ik diegene zijn die ik moet worden.’ ‘Wat bedoel je met samensmelting?’ ‘Ik ben stervende, Unka. Jij bent een van de weinigen die het weten. Dat is ook de reden waarom ik Deno niet kan laten weten dat ik van hem hou,’ denkt Sorane telepathisch. ‘Dat kan niet waar zijn, Jakira.’ ‘Spijtig genoeg wel. Sorane’s lichaam stoot mij af. Uit de gegevens, die ik uit de databanken van de Tiren, kon ik opmaken dat alleen Delos mij kan redden. Als ik het mis heb, zal ik mijn drie kindjes nooit meer terugzien.’ ‘Kindjes. Wat bedoel je?’ Ze is geen drieling..xxxxxxxxxxxxxxxxxoooooooooooooooooo ‘Sorane was drie weken in verwachting, toen ze stierf, Unka. Alleen wist ze toen niet dat ze in verwachting was. Een paar maanden toen ze weer onder de levenden was werden Trix, Arika en Ron geboren. Ze bevinden zich nu veilig op Enuron.’ ‘Is dat waar, Jakira? Maar had je ze dan niet beter kunnen meebrengen.’ ‘Nee, ze zijn nu ongeveer een twee jaar oud, zus. Als ik hen met me meegenomen had, zou ik ze beiden in gevaar brengen.’ ‘Misschien wel. Maar of ze op Enuron veilig zijn, daar ben ik nog niet zo zeker van.’ ‘Als ik geweten had, ik jou hier zou ontmoeten, dan had ik wel iets anders beslist, maar het is nu te laat.’ ‘Hoeveel tijd heb je nog?’ ‘Zeker weet ik het niet, maar ik moet mij steeds harder concentreren. Dus ik schat ten hoogste een jaar of twee.’ Even kijkt Unka, Sorane nadenkend aan. Maar merkt ook de blikken van de vijf vrienden van Sorane op. Zij hebben niets van het korte telepathisch gesprek gehoord. ‘Je had het daareven over de planeet Yharven. Je wilt toch niet naar die planeet toe.’ ‘Zeker. Ik kan niet anders. ‘Dan zal je het niet gemakkelijk hebben. Koningin Phicha heeft die planeet aan de Olanen, die met wapenhandelaars samenwerken, geschonken. Ze willen hun geloof in Tanoch verspreiden en bouwen nu overal Sonkas. Dit op voorwaarde dat ze alleen aan hen wapens aan hun volgelingen te verkopen. En dat doen ze ook, maar ze houden hun woord niet. En ze hebben zich ook op deze planeet gevestigd en de amazones, die er leefden, in slavernij gebracht. Amazone tempels worden overal vernield en afgebroken. En dat met de goedkeuring van die stomme koningin, die denkt dat ze haar volk er mee helpt. Maar in plaats daarvan worden de amazones gedwongen om volgens het geloof van Tanoch te leven. Zo niet worden ze als een ongelovige terechtgesteld.’ ‘Zo erg zal het toch niet zijn. Iedereen is vrij om te geloven wat hij of zij wil.’ ‘Dat is het wel. De Olaanse godsdienst herkent geen enkel ander geloof. ‘Toch kan ik niet anders, Unka. Ik moet die weg volgen. Alleen op Yharven kan ik volgens de gegevens van Taxala en de oude database van de Tiren de weg vinden.’ ‘Dan zal je alle hulp kunnen gebruiken, Jakira.’ ‘Nee, zus. Dit moet ik alleen oplossen.’ ‘Maar…’ ‘Unka. Jij hebt hier een taak, samen met onze vrienden.’ ‘Zij kunnen ook zonder…….’ ‘Genoeg, zus. Mijn besluit staat vast,’ zegt Sorane streng. ‘Nog steeds even nauwgezet als vroeger, Jakira.’ ‘En noem me toch niet steeds, Jakira. Mijn naam is nu Sorane Cobanon.’ ‘Kan je niet beter een andere naam kiezen? Zij staat bekend als een soort partner van een genadeloze huurmoordenares.’ ‘Ik en Sorane Nador zijn dezelfde persoon, Unka. Maar een andere naam aannemen zou niet veel uithalen, Unka. Iedereen zou mijn uiterlijk herkennen. Ze was echter niet zo genadeloos als iedereen denkt. Het geld dat ze verdiende gebruikte ze om mensen te helpen, niet voor zichzelf. Ze doodde ook alleen mensen die dood verdiend hadden.’ Even kijkt Unka de roodharige aan en glimlacht dan. ‘Ook goed, Sorane dan. Maar wees voorzichtig op Yharven. Hopelijk vind je er wat je zoekt.’ ‘Zal ik doen, zus. Maar je zei daarstraks dat je niets meer van Tena gehoord hebt. Dat is vreemd.’ ‘Hoe... vreemd?’ ‘Ze was van plan om jullie opnieuw op te zoeken, om jullie op de hoogte te brengen.’ ‘Dat heeft ze gedaan, daarom ben ik naar hier gekomen. We kregen een kort verslag van haar hypsoon. Ze had nog iets te doen op Enuron. Sindsdien hebben we geen contact meer met haar.’ ‘Op Enuron zijn strenge veiligheidsmaatregelingen van kracht, Unka. Ze neemt nog wel contact op, zodra de gelegenheid zich voordoet.’ ‘Ik hoop het. Maar ik moet gaan, Sorane. De amazones willen mij en mijn andere vrienden niet meer toelaten.’ ‘Ja, dat weet ik. Unka. Ik praat wel met Elnaki, nadat jij verslag uitgebracht hebt.’ Even glimlacht Unka en knikt dan naar de vrienden van Sorane. ‘O,ja. Nog iets belangrijks, Unka. Zor, die zoals je daareven zei is kunnen ontkomen. Maar hij is nu mijn medestrijder.’ ‘Wat???’ ‘Toen hij aan jullie ontkwam, had hij mij als Jakira een belofte geven. Hij zou zijn weg veranderen en terugkeren naar het pad van de witte weg.’ ‘En jij gelooft dat Sorane.’ ‘Ja, omdat ik er nu zeker van ben. Toch heeft hij nog steeds een terugval. Maar hij heeft vol gehouden.’ ‘Je ziet spoken, Sorane. Zor zal nooit veranderen.’ ‘Toch niet, Unka. Want nu heeft hij ook nog een andere reden om de ingeslagen weg te blijven volgen.’ ‘Als hij je maar niet bedriegt, gewezen zusje.’ ‘Hij wil een amazone als vrouw naast zich als zijn vrouw, Unka.’ ‘Hoe weet je dat nu weer?’ ‘Omdat die amazone mijn zus, Cora, is.’ ‘Zus, dan heb je al meer familieleden, dan vroeger. Zijn die twee samen?’ ‘Nog niet, Unka. Zor heeft zich, omdat ik hem dat vroeg, laten inlijven bij de volgelingen van Jakira.’ ‘Ben je zeker dat hij te vertrouwen is?’ Sorane knikt. ‘In orde, Sorane. We zullen wel zien of je gelijk heb.’ Unka doet plots een stap naar voor en omarmt Sorane, alsof ze haar wil omhelzen. Maar ze wil met haar teleporteren. Alleen lukt het haar niet. De krachten van Sorane houden hen beiden op hun plaats. Unka kan zich niet voldoende concentreren om te teleporteren. Verbaasd laat Unka haar ‘zus’ los en kijkt haar aan. ‘Hoe doe je dat?’ ‘Mijn krachten zijn sterk toegenomen. Dat is een van de redenen dat ik naar Yharven moet.’ ‘Yharven? Wat is er daar dan zo belangrijk?’ ‘De weg naar Delos.’ ‘Ik hoop dat je gelijk hebt.’ ‘Dat heb ik.’ Unka glimlacht even. ‘Dan ga ik snel verslag uitbrengen bij de koninginnen.’ ‘Doe onze andere vrienden mijn groeten. Wens hun geluk toe en de weg naar de basis op Krison,’ zegt Sorane nog. Intussen is Unka weer gematerialiseerd in het paleis van Elnaki. De aanwezige amazones staren haar allemaal na, als Unka weer naar buiten stapt, waar ze door de lijfwacht opgewacht wordt. Even later stapt ze omringt door de vier amazones naar de vertrekken van de koningin. Intussen in de Tiren. ‘Ik zie jullie over een paar minuten, vrienden. Nirasé zal al ongeduldig in de centrale van de Tiren staan wachten.’ Deno, die er maar stond te kijken, alsof hij een toeschouwer was, knikt even.
Categorie: Uncategorized
11. De bekentenis
‘Sorane Nador, de huurmoordenares. Heeft iemand je de opdracht gegeven om mij… Denk je werkelijk dat je mij kan doden, zoals je andere slachtoffers.’ fluistert de koningin verachtelijk, terwijl ze haar zwaard vastgrijpt. Ook de twee mannen grijpen naar hun wapen, maar trekken het niet. Kriva en Lotte hebben hun wapen getrokken en richten het op de mannen. ‘Wapen weg, Kriva. En jij ook Lotte.’ Even kijken beide naar de roodharige. Dan zegt Lotte: ‘Sorry, Sorane.’ De twee steken dadelijk hun wapen weg. Dan kijkt Sorane naar het publiek en merkt al snel diegene op, van wie ze de gedachte opgevangen heeft. Dan geeft Anya een bevel om een overbrengersveld te openen. Een minuut later stapt Anaya uit de boog en blijft verschrikt voor haar staan. ‘Wie heeft jou de toestemming gegeven om hierop te dagen?’ Anaya slikt en kijkt verbaasd om zich heen. Ze durft Sorane niet aan te kijken.’ ‘Komt er nog wat van? Leg uit, Anaya.’ Anaya werpt even een blik op haar zus, maar die kijkt haar verbaasd aan. ‘I...ik bestudeer al jaren de amazone, Sorane. Maar dat was telkens in boeken en video’s, maar hier kreeg ik hier de kans om mij onder hen te begeven.’ ‘En dat doe je dan zonder mijn toestemming, Anaya.’ ‘Het spijt me, Sorane.’ Maar Sorane kijkt haar niet aan. Ze merkt haar vrienden op die de tribune verlaten hebben en dichtbij komen. ‘Erine, neem je zus mee. Jij bent er verantwoordelijk voor dat Anaya onze toegewezen vertrekken niet verlaat.’ Aarzelend knikt Erine, terwijl haar zus met gebogen hoofd op haar toestapt. ‘Mag ik hen vergezellen, Sorane?’ vraagt Seana. De roodharige knikt even snel en wend zich dan weer tot de koningin. ‘Ik noem mij nu bij mijn echte naam, Sorane Cobanon.’ ‘Dat blijft mij eender, als je gezonden bent om mij te doden, dan kom je hier niet levend weg. En je vrienden wacht een vreselijk lot. En als die ongehoorzame Anaya daar ook toe behoort, mag ze hetzelfde verwachten.’ ‘Niemand heeft mij gezonden, Elnaki. Ik en mijn vrienden zijn hier uit vrije wil. En Anaya zal ik zelf wel op haar plaats zetten.’ ‘Dat zal wel, Sorane.’ ‘Waarom zou ik je uitdagen tot een tweegevecht, als ik je ook gewoon kan neerschieten? En niemand zou weten wie het gedaan had.’ Even kijkt Elnaki de roodharige verbaasd aan. Ze kent de reputatie van Sorane Nador. Maar van deze Sorane heeft ze geen gegevens. ‘Mijn komst heeft een ander doel. Om dit doel te bereiken heb ik je hulp nodig.’ ‘Mijn hulp.’ Sorane richt haar blik op de twee mannen. ‘Laat ons alleen,’ zegt ze bevelend. De twee werpen dadelijk een blik op de koningin die even besluiteloos naar Sorane staart. ‘Koningin Elnaki, Je twee lijfwachten zijn toch niet snel genoeg om te voorkomen dat ik je zou kunnen doden, als dat mijn doel zou zijn. Wat ik te zeggen heb, is allen voor u bestemd,’ zegt Sorane, terwijl ze haar schouderriem en zwaard aan een van de mannen geeft. Ook haar holster en vuurwapen geeft ze aan deze man. ‘Jullie ook, vrienden.’ Deno, Jouna en Aenon willen Sorane’s voorbeeld volgen, maar Elnaki zegt: ‘Laat ze, Sorane. Ze mogen hun wapens houden. Maar als een van hen het ook maar waagt te trekken, dan komt geen van die zes levend van het plein. En jij zult voor het amazone gerecht verschijnen.’ ‘Geef jullie wapens maar af, vrienden. Dat is veiliger,’ zegt Sorane met een vreemde glimlach. Deno glimlacht terug en gespt als eerste zijn wapens los. Beide mannen nemen hen verbaasd aan. De twee staan daar even later met hun handen vol. ‘Denk je werkelijk dat je twee lijfwachten nu nog snel genoeg zouden zijn, Elnaki. Ze lijken mij hun handen vol te hebben.’ Elnaki kijkt de glimlachende roodharige met gefronst voorhoofd aan, terwijl ze beseft dat ze gelijk heeft. Even speelt ze met de gedachte om haar eigen wapen te trekken. ‘Laat maar, Koningin. Je hebt je wapen niet nodig. Wij komen in vriendschap.’ Elnaki kijkt Sorane in de ogen en zegt dan: ‘Kom.’ Sorane volgt de koningin naar de rand van het plein. Iedereen blijft verrast op het plein staan, terwijl de koningin en haar uitdaagster in een klein gebouw verdwijnen. Als Elnaki zich tot Sorane wendt, ziet ze dat de roodharige haar glimlachend aankijkt. De koningin is echter nog steeds op haar hoede. ‘Sorane Nador is echt dood, Elnaki. Op Enuron was dat nieuws al overal te zien. Ze dachten zelfs dat ze dubbelgangster had, omdat ik na haar dood in de gevangenis belandde.’ ‘Wat?’ ‘Misschien herken je mij in mijn oude gedaante.’ De koningin staart de blondine verschrikt aan. ‘Nee, dat kan niet. Ben jij dat monster van Jakira?’ roept Elnaki uit, terwijl ze haar amazonezwaard activeert. Sorane kijkt haar verbaasd aan. ‘O, dat was ik vergeten. Je kent die kloon van mij al.’ ‘Die kloon, wat bedoel je?’ ‘Die Jakira, die nu op Enuron haar macht probeert te vestigen, is een kloon van mijn oude lichaam.’ ‘Hoe… Vele amazones dachten allemaal dat de verhevene naar de zwarte macht was overgelopen.’ ‘Nee, dat is niet zo. Ik ben nog dezelfde, als op het moment, vele duizenden jaren geleden, dat ik de amazonezwaarden aan de elf uitverkorenen schonk,’ zegt blondine, terwijl ze weer in Sorane verandert. ‘Jij, Sorane. De verhevene?’ ‘Vroeger noemde men mij ook de schenkster der zwaarden, Elnaki. Maar ik heb nooit van die titel of die van de verhevene gehouden.’ Elnaki weet niet wat te zeggen. Voor haar staat de legendarische Jakira al ziet ze er anders uit. En ze wilde mij verslaan om koningin van haar stam te worden. Had ze wel een kans tegen haar? Toch twijfelt ze. Vele goden kunnen van gedaante veranderen, misschien is deze Sorane wel een van hen. En of ze de verhevene zou kunnen zijn, ook daaraan twijfelt ze plots. Ze schrikt op uit haar gedachten, als Sorane zegt: ‘Iedereen heeft een kans, Elnaki. Zelfs al is ze klein. Maar ik wil niet meer tegen je vechten.’ ‘Wat? En je uitdaging dan? Als je niet vecht, zal ik je tot slavernij moeten veroordelen.’ ‘Dat zal je niet, Elnaki. Je uitdagen leek me de snelste manier om je te spreken te krijgen. Zou ik anders, als gewone amazone zo snel tot bij u geraakt zijn.’ ‘Niet vandaag, dat klopt Sorane. Maar over twee weken, zou je die kans ook wel gehad hebben. Ik hou elke maand een zitting waarbij iedereen met mij, of een van mijn naaste medewerkers, een gesprek kan voeren als hij of zij het wil.’ ‘Dat wist ik niet, Elnaki, maar het zou ook niet veel veranderd hebben, mijn opdracht is zeer dringend.’ ‘Je opdracht.’ ‘Ja, mijn weg leidt naar de planeet Yharven.’ ‘Yharven. Dat is zo goed als onmogelijk, Sorane. Die planeet ligt diep in het Amazonegebied en op het moment heerst er een onrustige atmosfeer in het rijk. Mijn kleine stam is echter samen met drie andere afgezonderd geraakt, omdat wij diegene jij de Jakira kloon noemt, niet meer als de echte verhevene aanvaarden. De zeven andere stammen hebben alle contact met ons verbroken.’ ‘Daar vinden we wel een oplossing voor, Elnaki. De zwaarden gehoorzamen mij nog steeds.’ ‘Misschien, maar of dat zal helpen.’ ‘Zend een uitnodiging naar koningin Tovera, Renaé en Teava. Ik wil hen spreken.’ ‘Hoe weet u wie…’ ‘Telepathie, koningin.’ ‘Ben jij een telepate?’ ‘Ja, Elnaki. Geven ze jullie soms geen geschiedenislessen meer? Je zou moeten weten wat ik allemaal kan doen.’ ‘Misschien, als je de verhevene zou zijn, zoals je beweert. Maar ik twijfel nog steeds of dat zo is.’ ‘Ik zal je wel weten te overtuigen, Elnaki. Maar de tijd dringt. We kunnen nu maar beter gaan. Nirasé maakt zich ongerust. Ze voelt zich een beetje schuldig, omdat ze mij hier gebracht heeft.’ Als beiden weer het plein opstappen, kijkt iedereen hen afwachtend aan. ‘Amazones, Sorane Cobanon heeft haar uitdaging ingetrokken. Ik heb toegestemd om de uitdaging van Sorane nietig te verklaren. Sorane krijgt met haar vrienden een verblijf toegewezen, tot de koninginnen Renaé, Teava en Tovera aangekomen zijn. Dan zullen wij samen beslissen wat er met haar moet gebeuren.’ Even is het doodstil op het plein. De meesten kijkt de koningin verbaasd en kwaad aan. Dat kan ze niet maken. Sorane heeft zich met haar vijf volgelingen voor amazones uitgegeven. Ze moeten volgens de wetten gestraft worden. Maar de koningin lijkt niet van plan om de amazonewetten dadelijk uit te voeren. Elnaki, die de stemming onder haar stamgenoten gemerkt heeft, zegt plots: ‘Onze regels geleden voor iedereen, amazones. Maar Sorane heeft mij enkele belangrijke dingen laten weten. Daarom wil ik dat de andere koninginnen deelnemen aan de beslissing over Sorane en haar vrienden.’ Sorane glimlacht haar toe, want zij begrijpt dadelijk wat de koningin van plan is. Tijd winnen, want anders zou haar positie als koningin weleens in gevaar kunnen komen. ‘Nee!’ zegt Jona op dat moment. Elnaki kijkt haar verschrikt aan. ‘Sorane heeft je uitgedaagd, dus iedereen verwacht dat je een straf uitspreekt voor die zware misdaad. Of ik moet je voor de Nidan uitdagen, Elnaki.’ De koningin twijfelt. Ze voelt zich plots in het nauw gedreven. ‘Jona, besef je wel wat je doet?’ ‘Dat doe ik, Sorane. Zij moet jou een zware straf opleggen of er moet een nieuwe koningin gekozen worden.’ ‘Tenzij Koningin Elnaki je uitdaging aanneemt, Jona. En mij als haar kampioen verkiest. Als ik win kan ze mij niet meer veroordelen.’ ‘Je vergeet een ding, Sorane. Ik zal je doden.’ ‘Dat kan je proberen Jona. Maar jij vergeet ook wat je wacht als je verliest.’ ‘Dan is de eer van mijn famillie bewaart, want ik ben in de strijd gevallen.’ ‘Je vergeet dat ik geen amazone ben, Jona. Ik dood alleen als het niet anders kan.’ ‘Het zij zo. Ik verkies Sorane als mijn strijdster in de Nidan,’ zegt Elnaki, die nu ook begrepen heeft wat Sorane wil. ‘Ik kies, speer en schild als wapen,’ zegt Jona en grijpt haar wapens. Kriva geeft haar speer en schild aan Sorane. ‘Dood haar alstublieft niet, Sorane.’ ‘Daar moet je niet voor vrezen, Kriva.’ Als Kriva achteruit stapt valt Jona plots aan. Ze raakt Sorane, die niet snel genoeg reageerde aan de zijde. De volgende stoot vangt Sorane met haar schild op. Maar de harde slag drijft haar achteruit. Als Jona weer uithaalt, duikt Sorane onder de slag door en steekt zelf toe. De punt van haar wapen raakt heel even de rechterdij van Jona, die achteruit wijkt. Ze is wel verbaasd, dat Sorane zo miste. Ze vreesde heel even dat de speer haar dij zou doorboren. Heel even kijkt ze de roodharige aan. Maar die blijft op een afstand. Dan valt Jona weer aan en nu vangt Sorane elke slag tijdig ofwel met haar speer ofwel met haar schild op. Plots schrikt ze als de speer van haar tegenstandster weer op haar toeschiet. Ze reageert echter veel te laat. De punt raakt heel even haar linkerschouder en laat een kleine licht bloedende snede achter. Als Sorane haar speer terugtrek, haalt Jona uit en zou minstens de hals van Sorane geraakt moeten hebben, maar haar tegenstandster dook weer tijdig weg en nu wijkt Jona achteruit, met ook een licht bloedende kleine wonde aan haar rechterschouder. Even kijkt ze ernaar en ze zou durven zweren dat de wonde juist even lang is als die op haar linker en zelfs op dezelfde plaats. Maar ze schudt haar hoofd. Dat kan niemand, ook Sorane niet. Even twijfelt ze wel, maar dan duikt ze weer naar voor en slaat met haar schild het wapen van Sorane opzij, maar tot haar verbazing schiet haar speer onder het schild van haar tegenstandster door. Maar voor de punt het lichaam van Sorane kan raken, stoot die haar schild naar beneden en raakt de speer. Door de slag wordt het wapen uit de hand van de amazone gerukt. Dan pas beseft ze dat de speer van Sorane een boog maakte en een kleine wonde op haar linkerdij trok. Dan grijpt ze het zwaard dat ze in een schede op haar rug draagt. Maar Sorane heft haar speer en werpt die de hoogte in. Intussen is de speer op het hoogste punt van zijn baan gekomen en raast weer naar beneden. Jona die vreest dat de speer naar haar toekomt, doet snel een paar stappen achteruit. Maar de speer is niet voor haar bedoelt. Vlak voor ze op de stenen te pletter slaat, grijpt Sorane ze vast, draait om haar as, terwijl ze de speer richt. Jona schrikt als ze merkt dat de speer naar de Koningin en enkele lijfwachten toe raast. ‘In naam dan de verhevene. Dood aan de verraadster,’ roept een van de mannelijke lijfwachten uit en trekt een vuurwapen. Als hij het op de koningin wil richten, botst de speer tegen zijn rechterschouder. Door de impact wankelt hij, terwijl zijn wapen uit zijn hand valt, achteruit. Iedereen staart hem verbaasd aan. Twee andere lijfwachten grijpen hem vast. Dan pas ziet Jona de punt van de speer op drie meter van haar over de stenen rollend tot stilstand komen. Met een verbaasde blik kijkt ze naar haar tegenstandster. ‘Zoals ik zei Jona, dood ik alleen als het niet anderen kan,’ hoort ze Sorane zeggen, terwijl ze haar schild op de stenen werpt. Jona weet niet wat te doen. ‘Jij hoort niet bij die moordenaar, Jona. Jij wilde de eer van je famillie en ook van de koningin redden. De Nidan is beëindigd of wil je nog meer van die kleine wondjes.’ Even weet Jona niet wat te zeggen, maar dan schudt ze haar hoofd en steekt haar wapen weer in de schede. ‘Ik zie van de Nidan af, Koningin Elnaki.’ ‘De Nidan eist een dode, Jona. Dat weet je. Alleen als overwinnaar of als verliezer kan je je eer behouden. Dat weet je.’ ‘Jona wilde jouw eer verdedigen, door mij uit te dagen, Elnaki. In mijn ogen is ze een echte trouwe amazone en jij hebt haar aan mij toegewezen. Dus ik ben diegene die over straf of geen straf beslis.’ ‘Toch zal je de dag vervloeken, Elnaki,’ roept de moordenaar uit. ‘Wat bedoel je, Kruzan?’ ‘Als je dat weet, zal het te laat zijn.’ Sorane scant de man snel en schrikt even. Ook enkele andere amazones spelen met de gedachte spelen om Elnaki die al meer dan dertig jaar hun koningin is af te zetten. Maar er zijn er bij die nog meer willen. Ze willen de elitegroep van Elnaki uitschakelen en vandaag zien ze hun kans. Dankzij het gevecht op het plein en de lange uitputtende dans, is de kern van die lijfwacht uitgeschakeld. De twee zwaargewonde amazones werden op weg naar het hospitaal al afgemaakt. En nu hebben ze zeven anderen, die twee gewonden bij zich hebben omsingeld. Dan kijkt ze Lotte aan. ‘Wat zou jij doen als je tegenstandster van daarstraks in gevaar was, Lotte.’ Verbaasd kijkt de amazone Sorane. ‘Moet je dat vragen, Sorane? Minra is een amazone. Als ze in gevaar zou zijn dan zou ik naast haar strijden ook al zou het mijn dood zijn. ’Waarom vraag je dat? Is er iets?’ ‘Elnaki heeft vijanden, Lotte. Vandaag zien die hun kans.’ ‘Verdomme. Minra en de anderen zijn verzwakt. Je hebt gelijk dit is hun kans, die ze nooit meer zullen krijgen. Als Minra sterft, dan zal dat een klap zijn voor Elnaki. Ze is meer dan haar beste vriendin.’ ‘Dan gaan we met de amazones van jouw groep die nog kunnen vechten. En jij Jona. Vecht je aan mijn zijde?’ Even slikt Jona en kijkt hulpeloos naar Kriva, die knikt. ‘Als u mij wil, dan sta ik aan uw zijde, Sorane.’ ‘Jij, Kriva en Lotte? Zijn er nog anderen?’ Lotte knikt en geeft een teken. Nirasé is verbaasd als acht amazones van Lotte’s groep hen naderen. Dan schrikt ze als Sorane, Jona, Lotte, Kriva plots door een blauw veld omgeven wordt. Dan zijn ze alle vier verdwenen. Nirasé wil alarm slaan, maar dan verdwijnen de acht amazones ook in een blauw veld. Snel legt ze haar hand op haar wapen, maar dan voelt ze de hand van Deno op haar schouder. ‘Er is geen gevaar voor ons of de koningin. Toch niet in deze omgeving,’ hoort ze hem zeggen. Met een ruk duwt ze de hand van haar schouder. ‘Raak me ni….,’ zegt ze woedend, maar dan kijkt ze in zijn ogen, ‘Het spijt me.. Ik ben een amazone. En vreemde man heeft het recht niet om een vrouw zomaar aan te raken.’ ‘Het is niets, Nirasé. Ik zal het wel leren als ik lang genoeg hier blijf.’ Even glimlacht Nirasé en vraagt dan: ‘Waar is Sorane naartoe?’ ‘Minra en haar medestrijders zijn omsingeld en hebben hulp nodig.’ ‘Wat zeg je??? Minra omsingeld. Waa…. Willen ze Minra en haar groep doden?’ ‘Dat is de opdracht van hun aanvallers, Nirasé.’ ‘Elnaki. Nee, dat mag niet gebeuren. We moeten alarm slaan.’ ‘Niet nodig, Nirasé. Als het nodig zou geweest zijn, zou Sorane ons meegenomen hebben.’ ‘Misschien. Maar toch,’ zegt Nirasé en haast zich naar een van de lijfwachten toe. ‘Breng de koningin op de hoogte. Minra is in gevaar.’ De amazone knikt en wendt zich om. Als Nirasé zich omdraait, trekt de amazone echter haar wapen en keert zich om. ‘Nirasé, opzij!!!’ roept Seana. De amazone reageert dadelijk, maar krijgt toch een schampschot aan haar zijde. Als ze zich omdraait ziet ze een amazone neerstorten, terwijl een energiewapen uit haar levenloze hand valt. Dan merkt ze een zwarte band op die vrouwelijke lijfwacht om haar arm heeft. Als ze om zich heen kijkt ziet ze er nog drie liggen, terwijl nog een lijfwacht neerstort. Getroffen door twee schoten van twee andere lijfwachten. Dan merkt ze Anaya op die een wapen op een amazone met een zwarte band gericht houdt. Ook Erine houdt het hare op de amazone gericht. Die laat haar wapen vallen en sist: ‘Jullie komen te laat. De groep van Minra zal op het moment al als gevangenen aan boord van het schip van de verhevene gebracht worden.’ Intussen is Sorane gevolgd door de acht verbaasd kijkende amazones gematerialiseerd op de plaats waar Minra en haar amazones in een hinderlaag beland zijn. Twee vrouwen liggen roerloos op de stenen. Minra schrikt als ze hen opmerkt, maar dan wordt Sorane door verschillende schoten doorboord. Alleen lijken die haar niet te deren. ‘We hebben hulp, vriendin’, zegt Minra en opent opnieuw het vuur op de aanvallers. Maar Sorane dematerialiseert voor hun ogen. Tussen de grootste groep aanvallers materialiseert ze. De helft is al uitgeschakeld voor ze kunnen reageren. Een aantal vlucht weg van deze genadeloze furie. Maar de anderen proberen stand te houden. ‘Dood haar dan eindelijk. Ze is maar alleen.’ Intussen is Lotte ook in gevecht gewikkeld met aanvallende amazones, maar hun omsingeling is gebroken. Zij beseffen dat ze de overhand aan het verliezen zijn. Enkelen trekken zich al langzaam terug. Plots deactiveert Sorane haar wapen en zegt luid: ‘Stop. Laat de wapens zakken.’ Nog vechten ze verder en drijven de groep van Minra verder een verder in het nauw. Sorane vormt snel een vuurbal in haar hand en die raast op Mordane af. Die amazone schrikt hevig die vuurbal vlak voor haar gezicht rakelings voorbijraast. ‘De volgend is raak, Mordane. Dus je kan me beter niet woedend maken. Ik vraag nogmaals laat je wapens zakken.’ Mordane staart Sorane in de ogen, merkt dat ze nu twee vuurballen in haar linker- en rechterhand vormt. ‘Wapens neer,’ beveelt ze. De aanvallende amazones kijken verrast op en zien hun leidster naar de vreemde roodharige toestappen. Op een twee meter voor Sorane, die de vuurballen liet uitdoven, blijft ze staan en kijkt Sorane recht in de ogen. ‘En wie denk jij dat je bent, roodkop? Je hebt hier geen bevelen te geven en denk maar niet dat ik angst heb en je kunstmatige vuurballen.’ Sorane glimlacht en vormt een nieuwe vuurbal ik haar rechterhand. Mordane doet een stap achteruit als ze de hitte voelt, dat de roodgele bal uitstraalt. ‘Weet je wat er van je gezicht overgebleven zou zijn als die vuurbal van daareven je geraakt zou hebben.’ Mordane knikt lichtjes, maar ze staart met angstige ogen naar de vuurbal in de hand van Sorane. Dan ziet ze hem langzaam kleiner worden tot hij helemaal verdwenen is. ‘Waarom vallen jullie de groep van Minra aan?’ ‘Ze zijn verraadsters. Daarom poogden we hen te doden. Alleen zo kunnen Elnaki treffen.’ ‘En dat gaat echter niet door, Mordane. Als het moet zet ik al je amazones in vuur en vlam. En je mag er zeker van zijn dat jij, nadat er van hen alleen maar as over is, hen zult volgen.’ Even slikt Mordane. ‘Jij bent de duivel zelve, roodkop.’ ‘Nee, jij bent het die wil doden. Ik niet.’ ‘Onze wapens blijven in onze handen, roodkop.’ ‘Een vraag nog, Mordane voor je deze duivelin uitdaagt. Over welke verraadsters heb je het?’ Even staart Mordane Sorane aan en zegt dan: ‘Elnaki. Zij en drie andere koninginnen hebben de verhevene verraden.’ ‘Dat hebben de koninginnen niet, Mordane. Maar jullie vechten voor een valse godin.’ ‘Jakira is de verhevene en een van onze hoogste goden.’ Sorane kijkt de amazone en enkele van haar medestaanders aan. ‘We weten dat we niet meer kunnen ontkomen en op genade kunnen we niet rekenen. Er rest ons maar een mogelijkheid meer en dat is vechten tot de dood, Sorane. We zijn met veel meer dan jij. Voor jou vuurballen ons allemaal tot as verbrand hebben zullen enkelen van ons Minra gedood hebben.’ ‘En denk je werkelijk dat je amazonestrijders, zowel vrouwen en mannen, allemaal dat bevel zullen opvolgen.’ ‘Ja, dat zullen ze allen.’ ‘Mogelijk, maar toch denk ik dat ze niet aleemaal zonder aarzelen zullen gehoorzamen.’ Mordane grijnst. ‘We hebben een eed afgelegd, Sorane. Alleen als we slagen dan zullen we tot het paradijs toegelaten worden.’ ‘Er is nog een andere weg, Amazones. De wapens neerleggen.’ ‘Dan worden we terechtgesteld en dat brengt oneer over onze families. En dan kunnen alleen hopen dat de verhevene ons genade zal willen verlenen.’ ‘Lotte, Kom. En jij ook Minra.’ zegt Sorane. De amazone knikt naar Minra en beiden voegen zich bij Sorane. ‘Lotte is mijn medestrijdster, Mordane. Minra zal het misschien worden. En ik geef jullie allen de kans om het te worden.’ Nadenkend kijkt Mordane Sorane en beide anderen aan. Dan merkt ze de groep van Minra achter de drie komt staan. En ook de groep van Kriva en Jona, die allen energiezwaarden dragen. ‘Jij bent zelfs geen echte Amazone, Sorane? Als we erin slagen om Elnaki te doden, dan zou dat jou helpen, want jij en je volgelingen zullen tot de mijnen veroordeeld worden.’ ‘Niemand zal mij veroordelen, Mordane.’ ‘Als Elnaki het niet doet, dan is ze koningin af. En de nieuwe koningin zal de ware verhevene dienen.’ ‘Het zwaard bepaalt wie de koningin is, Mordane. En die zal zoals volgens de regels van de verhevene uit vijf kandidaten gekozen worden.’ ‘Dat is juist en ik zal een van die kandidaten zijn, Sorane. En ik ben door Hera Jakira verkozen om het te worden.’ ‘Als je dat door die blonde Jakira beloofd is, moet je toch beseffen dat ze een bedriegster is, Mordane.’ ‘Een bedriegster, Sorane. Voor die woorden zal ze je zwaar straffen.’ ‘Dat mag ze proberen, Mordane. Alleen is ze niet alwetend. Ze zal nooit weten dat je opdracht mislukt is.’ ‘En ga jij daarvoor zorgen?’ ‘Dat zal ik. Geen enkel signaal met bestemming Enuroon zal deze planeet verlaten. Mijn mensen zorgen daarvoor.’ ‘Jou mensen? Die daar.’ ‘Nee, die niet. Maar wel diegene die zich aan boord van mijn schip bevinden.’ ‘Dan ben jij onze voornaamste tegenstandster.’ ‘Zo kun je het bekijken, Mordane.’ ‘En wie mag jij dan wel zijn, vrouwe,’ merkt een van Mordane’s amazones op. ‘Nicha, ooit was ik blond. Maar zelfs ik kon gedood worden. Alleen geef ik de strijd om de witte weg nooit op, zelfs al zie ik er nu als een roodharige uit.’ Doodstil is het als iedereen met zijn gedachten naar de roodharige staart. Zelfs Minra. Lotte glimlacht even, want zij weet wie Sorane is. Sorane merkt hier niets van. Ze kijkt Mordane recht in de ogen. ‘Bedriegster. Dood ze allen.’ roept ze uit. Verschillende amazones heffen hun wapens en stappen dreigend naderbij. ‘Mordane, jij die mij een paar minuten geleden een duivelin noemde. Weet jij hoe die duivelin er in haar werkelijke gedaante uitziet?’ Mordane wijkt verschrikt achteruit als Sorane steeds groter wordt en in een monster met zwarte huid verandert. Een Droak. ‘Enkele klappen en een jullie liggen allen met gebroken botten op de grond. Wil je dat, amazone? En vergeet niet dat jullie wapens mij niet deren,’ klinkt de zware stem van de Droak. Mordane trilt van angst maar laat haar wapen niet los. ‘Duivelin of niet. Enkele zullen slagen, waardoor we allen vergeven worden.’ Plots wendt de droak zijn blik naar een amazone, die niet achteruit geweken is, maar zelfs een stap naar haar toe gedaan heeft. Haar wapen heeft ze echter in de schede op haar rug hangen. Ook haar vuurwapen steekt in het holster op haar linker dij. Langzaam krimpt de zwarte gedaante tot alleen Sorane nog voor de amazone staat. Tot haar verbazing zegt die: ‘Wij heffen onze wapens niet tegen de verhevene.’ Mordane kijkt de amazone die haar rechterhand is verschrikt aan. Ze ziet haar zelfs boor de roodharige knielen. ‘Nischa wat doe je?’ ‘Ik heb haar gescand, Mordane. Sorane is diegene die de amazones de zwaarden schonk. Die blonde Jakira kan dat niet zijn.’ ‘Gescand, Nischa. Dan ben jij een van die verachtelijke onreinen. En ik duldde je aan mijn zijde en je werd mijn….’ ‘Dit is wie ik altijd geweest ben, Mordane. Maar ik ben nog steeds van jou, tenzij je mij nu afwijst,’ zegt Nischa terwijl ze opstaat. ‘Van mij, zeg je en toch verraad je mij,’ roept de amazone van woede en slaat toe. Nischa wordt hard geraakt aan haar hoofd en zakt wankelend in elkaar. Mordane grijpt naar haar wapen en richt het op de vrouw die de hare was en vuurt dadelijk. De straal gaat doorheen de borst van Nischa. Mordane beseft dat ze in haar woede Nischa gedood heeft en staart ontstelt naar de dode. Aarzelend stapt ze op haar toe en knielt met tranen in de ogen naast de amazone. Maar dan schrikt ze. De dode wordt doorzichtig en lost op in het niets. Als ze verbaasd opkijkt, staart ze naar een levende Nischa. ‘Ik heb… je leeft? Hoe…??’ Dan hoort ze de roodharige zeggen: ‘Ik liet je zien wat er zou kunnen gebeuren door je woede uitbarsting, Mordane. Nischa verraad je echter niet. Ze is nog steeds diegene die ze altijd geweest is. Voor mij is iedereen gelijk, ook de espers, die jullie onreinen noemen.’ ‘Vergeef me, Nischa. Ik ben nog steeds van jou, als het nodig is, vergezel ik jou naar Sector X.’ ‘Niemand gaat naar Sector X. Ik heb dat nooit bevolen. Wie dat zelfs maar durft beweren, zal ik straffen.’ Mordane wendt haar hoofd naar Sorane en staart haar twijfelend aan. Dan stamelt ze, terwijl ze aanstalten maakt om te knielen: ‘Heeft Nischa gelijk? Bent u werkelijk, de verhevene? Hera, vergeef me.’ ‘Waag het niet, amazone. Voor mij knielen is iets dat ik niet zal vergeven.’ ‘Vind u ons werkelijk waardig om u te dien… om uw medestrijdster te worden?’ ‘Zeker. Maar ik wil dat jullie kiezen nadat jullie allen met jullie families gepraat hebben. Wie wil kan je meenemen als jullie ermee instemmen.’ ‘We zijn met meer dan vierhonderd, Hera?’ Minra en Lotte schrikken, want zonder Sorane hadden ze hier tegenover een overmacht staan. ‘Jullie zijn het niet waard om amazones te zijn, Mordane,’ roept een amazone vol woede. ‘Woede haalt niets uit, Jenova,’ zegt Minra. ‘Je hebt gelijk, Kapitein. Ik hoop alleen dat ze zwaar gestraft worden voor hun misdaad. Elis en Jenne zijn dood.’ Even slikt Minra, dan knikt ze. ‘Mordane, ik wacht op je antwoordt,’ zegt Sorane. De vijandelijk amazone kijkt even naar haar naaste ondergeschikten. ‘Ik heb een beslissing genomen. Nischa heeft gelijk. Onze strijd is voorbij. Ik geef geen bevelen meer. Maar ik wil dat ieder van jullie zelf een beslissing over het voorstel van Sorane neemt.’ Haar amazones kijken haar verschrikt aan, Sommigen laten hun wapens zakken maar anderen niet. Dan stapt een amazone, gevolgd door twee mannen naar Mordane toe. ‘Ik volg je, zus. Zelfs als je keuze de dood is,’ zegt ze. ‘De dood, Kavoga. Ik kies voor het leven. En op jou wacht je famillie.’ ‘Is zij wel diegene, die ze zegt te zijn?’ ‘Kavoga, wil je even naar me toekomen?’ vraagt Sorane vriendelijk. De amazone kijkt even naar Lotte en Minra, maar die reageren niet. Dus zet ze zich in beweging en wankelt langzaam op haar zus en Sorane toe. Mordane merkt dat haar zus wankelt en haar gezicht verkrampt van de pijn, terwijl ze stapt. ‘Je bent gewond, zusje.’ ‘Een lege capsule maar, Mordane. Het is niet zo erg,’ antwoordt Kavoga met een van pijn vertrokken gezicht. ‘Een capsule die tegen een zenuw drukt is pijnlijk, Kavoga,’ zegt Sorane. ‘Ik ben een amazone, dus moet ik ook tegen pijn kunnen.’ Voor Sorane blijft ze staan en kijkt haar in de ogen. Haar gezicht vertrekt van de pijn, als haar linkerbeen naast haar andere neerzet. En plots voelt ze iets aan haar been en dan is de pijn weg. Ze voelt niets, ook niet als ze een stap opzij zet. Met tranen in de ogen kijkt ze Sorane aan. In de hand van Sorane merkt ze plots een capsule op. ‘Wil je dit als aandenken aan deze dag, Kavoga?’ Aarzelend neemt ze de capsule die de roodharige haar aanreikt aan en kijkt er even naar. ‘Is dat die…. in mijn been..,’ fluistert ze vragend. Ze ziet Sorane knikken en hoort haar zeggen: ‘Strijd aan mijn zijde, Kavoga. Meer vraag ik niet. Je zus heeft haar keuze al gemaakt. Zoals vele anderen wil ze een nieuwe weg inslaan.’ Heel even kijkt ze naar de uitgestoken hand van de vreemde vrouw. Dan neemt ze die aan. Als Sorane haar hand om de hare sluit, wil ze heel even haar hand terugtrekken. Maar dan voelt ze heel haar lichaam tintelen. Nog even aarzelt ze, maar dan drukt ze de hand van Sorane toch stevig. Sorane knikt naar Mordane en glimlacht even. ‘Wil jij je, met je vriend Ryvo, om de famillie van je zus bekommeren, Kavoga?’ De amazone kijkt haar verschrikt aan, dan knikt ze aarzelend en vraagt: ‘Maar Mordane, kan zij..’ ‘Aan mijn zijde zal Mordane, samen met Nischa, voor de koningin staan en haar daden bekennen. Als ze daar de moed voor heeft, dan zal ik haar vergeven.’ ‘Dat kan je niet van mij verlangen, Sorane.’ ‘Sorane, dat kan je niet doen. Ze hebben Elis en Jenne gedood.’ ‘Zijn beide amazones strijdend gedood of werden ze weerloos afgemaakt, Minra.’ ‘Als echte amazones, Sorane.’ ‘Dan blijft mijn wens geldig, Minra. Maar alleen als al je volgelingen de wapens neerleggen en terug keren naar hun families. ‘Dat is mijn bevel, Sorane. Maar wat je verlangd kan ik ni….’ ‘Mordane, iemand die de leiding op zich neemt, draagt ook de verantwoordelijkheid. Dat moet je beseffen.’ Even zegt Mordane niets en kijkt haar zus aan. Dan keert ze zich tot Nischa. ‘Vergeef me, Nischa.’ Nischa stapt op haar toe en omarmt haar. ‘Wij horen elkaar nog steeds toe.’ Als ze elkaar loslaten, richt Mordane zich tot de roodharige. ‘Ik zal het doen, Sorane.’ Dan mogen je amazones gaan. Maar ik wil al diegene die mijn medestrijdsters en medestrijders willen worden over drie dagen ongewapend op het grote plein verzamelt zien. ‘Het is nog niet voorbij. Ze zullen snel weten dat we onze opdracht niet uitgevoerd hebben en ze zullen anderen zenden, die….’ ‘Laat dat mijn zorg zijn, Mordane.’ Aan hun zijde zullen de amazones van Minra en Lotte aanwezig zijn. ‘Je wil hen vergeven. Maar Mordane toch niet.’ Sorane zucht en kijkt Lotte aan. ‘Vergeven kan ik, Lotte. Maar Mordane zal eerst haar straftijd moeten uitzitten. En als ze slaagt dan zal ze aan mijn en jullie zijde staan. Dat is mijn wens.’ Even kijkt Mordane Sorane aan en knikt lichtjes. ‘Ik zal elke straf, hoe zwaar die ook is, die u mij oplegt uitvoeren, Sorane.’ Ook Lotte knikt even. Dan kijkt de groep naar de amazones, die zich aarzelend maar ook opgelucht op weg begeven, na als ze naar hun families terugkeren. Alleen Kavoga kijkt nog even om en schrikt als Sorane, haar zus en Minra een hand geeft. Zodra Lotte de hand van Minra vastgrijpt zijn ze alle vier verdwenen. De amazones die met Sorane vochten, verdwijnen met de groep van Minra en hun twee doden, door een overbrengersboog. Met gemengde gevoelens tast ze naar de wonde in haar been, want ze voelt zelfs nu Sorane weg is geen pijn. Ze schrikt als ze over haar gladde huid wrijft. Er is geen wonde meer. Dan gaat ze nadenkend verder en vreest voor de toekomst. Hun opdrachtgevers zullen hen vervolgen en zwaar straffen. Als ze ontdekken dat haar zus Mordane hen verraden heeft. ‘En ik wat moet ik doen?’ ‘Niets, Kavoga. Je zus volgt de juiste weg en ik hoop dat jij dat ook zal doen?’ De amazone wendt zich met een ruk om en wil uitvliegen, maar beseft dat wat de man zei ook haar wens is. ‘Dat zal ik, Ryvo. Maar ik wil nog iets anders.’ ‘Wat dan, Ona Kavoga?’ vraagt de man, die de fout van daareven opmerkte. Een man moet een vrouw altijd in de beleefdheidsvorm aanspreken, tenzij ze een koppel vormen. Iets dat hij al lange tijd wil, maar ze heeft hem nooit gevraagd. ‘Ik dien een nieuwe meesteres, Ryvo. Maar ik wil jouw steun, omdat ik wil veranderen.’ ‘Mijn steun?’ ‘Ja, als mijn gezel.’ ‘Jouw gezel?’ ‘Moet ik nog meer zeggen, Ryvo?’ ‘I..k..’ stamelt Ryvo, die nu snapt wat Kavoga bedoelt. Dan hoort hij haar de zin uitspreken, waar hij al zolang naar verlangde: ‘Ik ben van jou als jij van mij wil zijn.’ Toch moet hij even slikken en kan zich met moeite staande houden, als ze hem omhelst. ‘Kus haar snel, voor mijn nicht zich bedenkt,’ fluistert zijn beste vriend achter hem. ‘Zwijg jij maar, neef. Ga maar snel achter Drina aanzitten. Misschien slaag jij erin om haar ook eens een aanzoek te laten doen.’ ‘Drina, heeft al een aanzoek gedaan, nichtje?’ ‘Wat? Wanneer?’ ‘Twee weken geleden.’ En je hebt niets gezegd. ‘Ik ook niet. Ze is een tegenstandster, daarom heb ik met haar gebroken.’ ‘Een tegenstandster?’ ‘Ze gelooft dat Elnaki de waarheid spreekt en dat de verhevene niet die blondine is.’ ‘En jij?’ ‘I..ikk dacht..’ ‘En wij niet meer, neef. Ik denk nu ook dat Elnaki gelijk heeft. Wat Sorane zei lijkt me juist. Voor de verhevene is iedereen gelijk en Harone de hogepriesteres van die blondine op Enuron, zegt dat de onreinen moeten weggevoerd worden. Desnoods met geweld. Weet jij wel hoeveel doden er al gevallen zijn?’ ‘Misschien heb je wel gelijk.’ ‘Haast je dan maar, Loro, voor Drina een andere aanbidder verkiest. Ik weet hoeveel jij om haar gaf.’ Even blijft de man staan en kijkt zijn nicht en dan zijn vriend aan. ‘Dan zal ik over de grond naar haar toe moeten kruipen voor ze zal instemmen. ‘Wil je haar of niet, Loro? Zo ja, haast je dan maar snel naar je vrouwtje toe, dan kan ik eindelijk de mijne eens niet zo lief kusje geven,’ zegt Ryvo. Loro grijnst even en rent naar de dichtstbijzijnde straten toe. Hij ziet niet meer hoe zijn vriend zijn nicht kust, maar vele anderen wel. Sorane en de drie anderen intussen zijn op het plein op een paar passen van Nirasé gematerialiseerd. De lijfwachten van Elnaki houden drie amazones onder schot. Ze hebben allen een zwarte band om hun linker bovenarm. Nirasé richt haar wapen op Mordane als die naar haar ondergeschikten toestapt. ‘Onze strijd is voorbij,’ zegt ze, terwijl ze haar armband losmaakt. Even wendt Mordane haar hoofd naar haar beide gezellen. Dan volgen die haar voorbeeld. Dan richt Mordane zich tot Elnaki. ‘Wij hebben dankzij Sorane onze fout ingezien, Ona. Maar ik ben de leidster en dus verantwoordelijk voor de doden aan beide zijden. Ik vraag maar een ding. Laat mijn amazones, terugkeren naar hun families.’ De koningin kijkt de amazones aan en knikt dan: ‘Op een voorwaarde dat ze zich morgen melden en hun eed van trouw opnieuw afleggen. Wie niet komt opdagen hoort niet meer bij de stam.’ Elnaki kijkt Mordane in de ogen, terwijl twee lijfwachten hun wapen op Mordane richten. Voor Elnaki iets kan zeggen, treden Lotte en Minra naar voor. ‘Mordane was van de weg van de verhevene afgedwaald, koningin en de tegenstandster van mij en Minra, die ze wou doden om u te raken. Zoals Mordane al zei, zijn zij en haar ondergeschikten dankzij Sorane, weer opnieuw onze medestrijdsters.’ Elnaki kijkt Lotte even aan en richt dan haar blik op Minra. ‘Mordane heeft de moed gehad om haar daad op te biechten, koningin Elnaki. Daarom zal ik indien nodig aan haar zijde staan.’ ‘Er zijn doden gevallen, Mordane. Dat kan ik niet ongestraft laten. Dat moet je beseffen.’ ‘Ik aanvaard elke straf die ik verdien, omdat ik dacht de echte verhevene te dienen. Maar mijn ogen waren blind tot ze geopend werden,’ fluistert Mordane, terwijl ze even naar Sorane kijkt. Elnaki merkt het verbaasd op. Sorane stapt kalm vooruit en wijst de twee gevangenen aan. ‘Keer weer naar jullie families. De andere amazones zullen je uitleggen wat er gebeurt is en wat ik wil. Op het einde van de week worden jullie gevallen strijdsters en die uit de groep van Minra samen in alle eer begraven. Om jullie allen eraan te herinneren dat iedereen gelijk is in mijn ogen.’ ‘Jij geeft hier geen bevelen, Sorane. Ik wil dat ze al de namen van hun medeplichtigen meedelen.’ ‘Nee, Elnaki. Maar ik heb hen voor de keuze gesteld om mijn medestrijdsters te worden. Daarin moeten ze vrij in kunnen beslissen. En de doden kunnen niets meer beslissen, dus moet ik het voor hen doen. Als je weigert, dan eis ik dat jij het zwaard teruggeeft aan Nirasé.’ Elnaki staart Sorane verschrikt aan. ‘Elnaki, Mordane en haar volgelingen hebben hun wapens neergelegd. De strijd is voorbij. Ik wil dat de vrede in uw stam weerkeert.’ ‘Sorane, mag ik u vragen om koningin Elnaki te vergeven. Mij treft de grootste schuld. Doe met mij wat u wil,’ zegt Mordane. ‘Ik zal het lot van Mordane delen, Ona.’ Mordane wendt haar blik en glimlacht als ze Nischa herkent. ‘En ik ook, Koningin Elnaki,’ zegt een stem achter beide amazones. Verbaasd kijkt Elnaki, Minra, haar geliefde aan. ‘Wil je… Waarom?’ ‘Ik koos om de medestrijdster van Sorane te worden, Elnaki en ik sta aan de zijde van Mordane, omdat ook zij dezelfde weg wil inslaan.’ ‘En ik dan.’ ‘Ook jij zal voor de keus komen te staan, Elnaki. Ik hoor bij jou, zoals jij bij mij. Maar ik moet deze weg volgen.’ ‘Elnaki knikt even. ‘Het zij zo. Dan kan ik je ni…’ Op dat moment stapt Sorane naar voor en kijkt naar de omstaanders. ‘Stop, koningin. Minra is je trouw. Maar wil een andere weg inslaan. Een weg die jij in de toekomst misschien ook zal kiezen. Wacht tot het ogenblik van je keuze met wat je wil zeggen.’ Even kijkt Elnaki naar Sorane en knikt. Dan stapt ze naar het podium toe en kijkt even om zich heen. ‘Sorane heeft iets mede te delen aan alle amazones van deze stam,’ zegt ze dan en geeft een teken aan de roodharige. Die stapt langzaam en nadenkend het podium op en gaat naast de koningin staan. Dan horen ze allen haar stem. ‘Mijn naam is Sorane Cobanon. Ik dacht dat ik door jullie koningin uit te dagen om zo het recht te verkrijgen om mij het recht te geven om het amazonezwaard in mijn hand te nemen. Als het zwaard mij zou herkennen zou ik het recht hebben om aan een van de vijf proeven deel te nemen.’ Even houdt Sorane op met praten, terwijl het doodstil geworden is op het plein. Dan gaat ze verder. ‘Ik ben echter geen amazone, maar een Enuroonse met een opdracht. Daarom trekt ik mijn uitdaging terug in. Ik heb Koningin Elnaki verzekert dat zij en de andere koninginnen over mijn lot en dat van mijn vrienden zal laten beslissen.’ Dan kijkt ze Elnaki aan en knikt even. De koningin gaat naast Sorane staan en zegt luid: ‘Wat Sorane zegt, ben ik met haar overeengekomen. Tot de aankomst van de Koninginnen Teana, Tovera en Renaé over een paar dagen, zal Sorane en haar gezelschap, van mijn gastvrijheid kunnen genieten. Nirasé, Lotte en Minra zullen voor haar instaan. Ik en de andere koninginnen zullen na overleg over haar oordelen.’ ‘En Mordane.’ ‘Die plaats ik ook onder hun toezicht. Ik wil wel eens met haar praten, want ik wil weten wat haar bezielde. Omdat ze ooit een van mijn trouwste amazones was. Daarna zal ik haar lot met de andere koninginnen bespreken.’ Dan keert Elnaki zich om en geeft een teken aan Sorane en haar vrienden om haar te volgen. Sorane die achter de koningin stapt, voelt dat die in tweestrijd is. Nog steeds twijfelt de koningin aan haar woorden. De schok dat de verhevene hier in haar gebied zou aanwezig zijn, terwijl iedereen dacht dat Jakira zich tot de zwarte machten bekeerd zou hebben, is nogal groot. Hierdoor staan de amazones aan de rand van een burgeroorlog. Al bijna een jaar wordt het meeste beschikbare geld besteed aan wapenaankopen, waardoor de wapenhandelaars gouden zaken doen. Intussen zit Seana, in de vertrekken van Sorane, met haar zus en Anaya te praten. Ze hebben het over wat Sorane haar over haar Hypsoon uitgelegd heeft. Beiden staren haar verbaast aan. Erine weet niet goed wat ze ervan moet denken. ‘Wil ik mijn Hypsoon wel houden, want zo lang leven. Brr… En mijn famillie en vrienden dan. Maar wat als Seana wel haar hypsoon blijft dragen. Ze is nu al vijfenveertig jaar jonger dan ik’ ‘Heeft Sorane werkelijk gezegd dat Erine ooit als Luana geleefd heeft?’ ‘Ja, dat denk ik toch.’ ‘Als dat waar zou zijn, dan zijn jullie ooit enkelen van de machtige strijders geweest, die tegen de zwarte heer Morduno vochten.’ ‘Hoe kan jij dat nu weten, zus?’ ‘Ik heb zeer oude gegevens gevonden in de databanken van de Tiren. Ik leerde daardoor met de hulp van Anya & Tara verschillende talen lezen en begrijpen. Alleen kan ik ze niet spreken.’ ‘In een van die talen zijn duizenden geschriften aan boord van de Tiren bewaard. En daar zijn zeer oude verhalen uit vervlogen tijden bij.’ ‘Weet Sorane dat jij die kan lezen?’ ‘Nee, ik denk het niet.’ ‘Hou dat maar geheim, voorlopig toch. Wie weet geeft ze je een nog zwaardere straf?’ ‘Ik hoop van niet, Seana.’ ‘Anaya, denk jij werkelijk dat ik jou een belangrijke taak gegeven zou hebben, als ik niet op de hoogte was, van jouw talenten. Toen ik naast jou zat in de rechtszaal, scande ik jou voortdurend, waardoor ik je diepste verlangens te weten. Een ervan was je drang naar kennis over de afkomst van de Enuronen en anderen volkeren. Want jij wilde weten waarom er zoveel volkeren in het heelal menselijk zijn. Zoek maar rustig verder want misschien ontdekt jij dat, wat ik zelf nog niet weet. Tara heeft toestemming om je die talen te leren.’ Anaya schrikt als ze de stem in haar gedachten hoort. Ook Erine merkt dat haar zusje schrikt. Dan zegt Anaya, met een opgeluchte glimlach: ‘Sorane weet het, zus. Ze zegt dat ze mij daarom die taken op de Tiren opgelegd heeft. En Tara moet mij onderwijzen in die talen.’ ‘Dat had ik kunnen weten. Sorane is een telepate. Ze zal al wel weten wat ik jullie beiden gezegd heb.’ ‘Juist, Seana. Dat weet ik. Met Anaya kan ik nog instemmen, maar tegen alle anderen zullen jullie voorlopig moeten zwijgen, hoe hard het jullie ook zal vallen. Zeker je broer mag er niets van weten.’ ‘Hoor je haar ook, Seana?’ Seana knikt even naar Erine. ‘Ja, ze heeft ons alle drie verboden over dat lange leven en onze afkomst te praten tot na haar terugkeer.’ ‘Hopelijk blijft ze niet te lang weg, want ik lieg niet graag tegen Heyan.’ ‘Dat is iets dat Sorane echter niet in de hand heeft, zus. Maar ik vind dat ik en Seana eens moeten praten, want het dragen van een hypsoon lijkt me toch wel iets anders dan wat ik dacht.’ Anaya kijkt haar zus even begrijpend aan een knikt dan glimlachend. ‘Ik zie jullie later wel, maar maak alstublieft geen ruzie. Een leven van die lengte staat mij ook niet aan.’ ‘Anaya, je hebt mijn toestemming er met Heyan over te praten. Ik wil dat jullie beiden samen hierover beslissen, want het heeft een grote impact op jullie verdere leven. Vrienden en famillie zullen wel ouder worden, want ik kan en mag niet aan iedereen een Hypsoon geven,’ hoort Anaya de telepatische stem van Sorane zeggen. Seana kijkt Erine afwachtend aan, want ze voelt al aan waarover Erine wil praten. Hun hypsoon, die steeds belangrijker lijkt te worden en zijn mogelijkheden. Uiteindelijk komen ze over er eens goed over na te denken en er als het nodig eens samen over te praten. Een uurtje of drie komt Sorane binnen, maar beiden laten niets van hun gesprek merken, al zijn ze er niet zeker van of Sorane al niet alles weet. Twee dagen brengen Sorane en haar vijf vrienden door op de amazoneplaneet. De amazones mijden hen als de pest. Nirasé is de enige die contact met hen heeft. Sorane kent de opdracht die ze van Elnaki gekregen heeft. Ze moet hen observeren en bewaken. Op de morgen van de derde dag komt Nirasé binnen in de vertrekken van Sorane en meldt: ‘Vandaag komen de drie koninginnen aan, Sorane. Koningin Teava heeft op dit moment met een kleine verkenner haar basisschip verlaten. Zij land over enkele uren op de ruimtehaven.’ ‘Nirasé, ik wil dat jij, Lotte en Minra mijn afgevaardigden worden onder amazones.’ ‘Ik… Wat bedoel je?’ ‘Ik heb mensen nodig, kunnen ingrijpen als een koningin niet herkend wordt. Die iemand zal het zwaard kunnen activeren en eventueel als tijdelijke koningin optreden. Maar het moet iemand zijn die dadelijk haar plaats afstaat als een andere amazone het zwaard kan activeren.’ ‘U denkt dat ik die amazone zou kunnen zijn, Sorane. Nee, dat nooit. Ik ben en blijf mijn koningin trouw zelfs als ze het zwaard niet kan activeren,’ zegt Nirasé kwaad en loopt met een strakke pas naar de deur toe. ‘Stop, amazone. Dat verlang ik niet van jullie. Ik wil alleen dat jij en de anderen die ik zal kiezen, het zwaard trouw blijven. Jullie dienen het zwaard en de koningin, zolang het zwaard haar herkent als gevolmachtigde. Ik zal je nooit vragen om je broers en zusters te verraden.’ Langzaam draait de amazone zich om. ‘Het zwaard dienen, Sorane. Het is de taak van een amazone om de koningin te dienen.’ ‘Dat is juist, Nirasé. Maar een amazone die het zwaard niet kan activeren is je koningin niet. Op dat moment zal jij diegene zijn, die beslist wie die taak tijdelijk op zich moeten nemen. ‘Ben ik dan niet de enige?’ ‘Voorlopig wel, Nirasé. Lotte en Minra zullen je begeleiden. ‘Minra kan ik aanvaarden, maar Lotte niet. Wij praten niet meer tegen elkaar.’ ‘Lotte wil het bijleggen, Nirasé. Maar jij moet het ook willen.’ ‘Ik kan het ni..’ ‘Dan zal ik Lotte jouw taak moeten geven, Nirasé. Iemand die ik niet waardig vind, kan de zwaarden niet bewaken. Misschien wijs ik je toewijzing aan mij wel af.’ ‘Zou je dat nu nog doen?’ ‘Waarom niet, amazone?’ ‘Laat maar. Ik zal met Lotte praten, maar veel zal er niet veranderen.’ Sorane knikt even. ‘Ik wil dat jullie drie elkaar steunen, Nirasé. Het is maar voorlopig. Lotte en Minra zullen mij volgen. Misschien zal jij dat later ook doen, maar dat kan je dan beslissen.’ Nirasé kijkt Sorane niet goed begrijpend aan. ‘Later zal ik uit elke stam een amazone uitkiezen om dezelfde taak te vervullen, Nirasé. Jullie krijgen ook als taak om de zwaarden te beschermen, indien een van de koninginnen sterft. In dat geval zullen jullie voor de zwaarden verantwoordelijk zijn, tot een nieuwe amazone door het zwaard aanvaard wordt.’ De amazone kijkt Sorane met grote ogen aan. ‘Dat is een opdracht, die alleen de verhevene kan geven. Ik geloof niet dat jij die macht bezit, Sorane,’ lacht ze spottend. ‘Misschien, Nirasé. Maar ik moet je ook eens aanraden om over mijn woorden na te denken. Deze avond, na de vergadering, verwacht ik je antwoord. Maar nu wil ik je iets laten zien. Geef mij een hand.’ Aarzelend heft de amazone haar hand op en merkt dat Sorane ze vastgrijpt. Op hetzelfde moment wordt alles een ogenblik donker om haar heen. Dan kijkt ze verschrikt naar de nieuwe omgeving. Ze staat in de centrale van Sorane’s schip. Enkele aanwezigen kijken even op van het werk, maar meer ook niet. Alleen een jonge vrouw stapt op hen toe. ‘Ha... Sorane. Weer een nieuwelinge,’ lacht ze. ‘Dit is Nirasé, zij wordt mijn vertrouwelinge bij deze stam, als ze toestemt. ‘Waar zijn we?’ vraagt de amazone verbaasd. ‘Dit is Lo-arna, de commandante van mijn schip.’ ‘Schip, zijn we aan boord van een ruimteschip,’ schrikt de amazone. ‘Zeker, Nirasé. We bevinden ons in een baan omheen jou planeet.’ De amazone kijkt de commandante ongelovig aan. ‘In een baan omheen onze... Nee, dat kan niet. Er zou dadelijk alarm geklonken hebben.’ ‘Niet met de techniek van de ouden, Nirasé. De scanners van de amazones kunnen ons niet waarnemen.’ ‘Sorane, twee groepen van elk vijftien schepen zijn zojuist aan de rand van het stelsel gematerialiseerd. Volgens de communicatie met de amazoneplaneet, zijn het delegaties van de koninginnen Renaé en Tovera,’ meldt een officier. ‘Kom, Nirasé. Onze vrienden kunnen de situatie verder wel aan,’ zegt Sorane glimlachend. Even zijn beiden in een blauwe gloed gehuld en dan materialiseren ze in de vertrekken van Sorane aan boord van dit schip. De amazone loopt langzaam met stijgende verbazing naar de sober ingerichte kamers. Als Sorane blijft voor een lege smalle tafel blijft staan, ziet ze plots een scherm uit de bovenzijde van de tafel omhoogschuiven. Op het scherm flitsen allerlei gegevens voorbij, waarvan ze echter niets begrijpt. Sorane die haar gedachten opvangt, glimlacht: ‘Dit is de taal van de ouden, Nirasé. Alleen maar een paar leden van mijn groep kunnen deze taal begrijpen.’ ‘En u kent die?’ ‘Zeker, amazone. Het gaat over het schrijn op de planeet die jullie Yharven, maar vroeger was het de hoofdplaneet van het militair netwerk van deze sector. Na de ondergang van het grote rijk van de Lemuriërs stierven de laatste overlevenden eenzaam en vergeten. Uit hun nakomelingen ontstonden later enkele volkeren die we nu kennen. Toch hoop ik dat de verbinding, waarvan in dit verslag sprake is, nog steeds bestaat.’ ‘De verbinding… met wat.’ ‘Dat weet ik niet zeker, Nirasé. Alleen dat Yharven ons naar Delos zal leiden.’ ‘Delos? Je bent toch niet gek. Velen hebben die legendarische planeet gezocht, maar niemand is ooit teruggekeerd van zijn zoektocht.’ ‘Dat weet ik, Nirasé. Maar de gegevens die ik bezit wijzen de juiste weg. Het is mijn bestemming, maar meer weet ik ook nog niet.’ Nirasé kijkt Sorane met een vreemde blik aan, ze snapt er niets van. Als Sorane het scherm weer laat wegzakken, richt ze zich tot de amazone. ‘Zo, nu wordt het tijd voor jou beslissing.’ ‘Beslissing?’ ‘Maak je deel uit van mijn groep of blijf je liever een amazone.’ ‘Bracht je me daarom hier?’ ‘Gedeeltelijk. Ik wilde je iets geven,’ zegt de roodharige en opent haar linkerhand.’ ‘Dat lijkt een amazonezwaard. Maar waarom is deze groenkleurig.’ ‘Omdat dit geen amazonezwaard is, maar een Hypsoon.’ Nirasé neemt het aan en bekijkt het van alle kanten. ‘Het wordt tijd om een beslissing te nemen, Nirasé.’ Even kijkt de amazone Sorane diep in de ogen, terwijl ze diep nadenkt. Het idee staat haar wel aan, maar toch heeft ze nog twijfels. ‘Ik weet het niet, Sorane. Het is nogal wat.’ ‘Kom, ik wil dat je enkele nieuwe medestrijdsters ontmoet.’ Aarzelend volgt Nirasé de roodharige en een paar minuten later gaan ze beiden en trainingsruimte binnen. Verbaasd staart Nirasé naar de zes jongeren, die met zichzelf aan het trainen zijn. Ze kent hen. Nirasé heeft hen al ontmoet bij de amazone. xxxxxxxxxxxxxxxxxooooooooooooooo ‘Zijn dat diegenen die door de priesteressen opgehaald werden?’ ‘Ja, ze zijn nu mijn leerlingen en onder mijn leiding zullen ze hun krachten leren beheersen.’ ‘Het zijn amazones, Sorane. Dat kan ik niet toelaten.’ ‘Hun ouders hebben toegestemd, Nirasé.’ ‘Dat kan ik begrijpen, want anders zouden de kinderen naar de sector X gebracht worden. Daar geven ze hun een nieuwe opvoeding, nadat de priesteressen hun gewist hebben.’ ‘Het lijkt me dat je daar niet mee instemt.’ ‘Nee, niet echt. Het is niet omdat je anders bent, dat je met geweld moet opgepakt worden. Er zijn al verschillende doden gevallen tijdens die raids. Iets wat nooit had mogen gebeuren.’ ‘Dat is juist, Nirasé. Maar het is omdat jij de afkeurt, dat ik jou hier bracht.’ ‘En die zes daar.’ ‘Zij ook en er zijn er nog veel meer. Maar dat is voor later. Eerst moet ik Yharven zien te bereiken.’ ‘Dat zal niet zo eenvoudig zijn, Sorane. Als de koninginnen komen, wordt er over jou en je vrienden geoordeeld.’ ‘Ik zal hen wel weten te overtuigen en jij zal me daarbij helpen.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Jij wordt de beschermster van de elf zwaarden, Nirasé.’ ‘Heb je het over de elf Amazonezwaarden?’ ‘Zeker, amazone.’ Verbaasd en verward kijkt Nirasé Sorane aan. ‘En de drie priesteressen en hun mannelijk gevolg, die je vernietigd hebt.’ ‘Vernietigd, Nirasé. Zo gemakkelijk komen die er niet van af. Na hun straf kunnen zij terugkeren naar de tempel of zich bij ons aansluiten. Dat zal hun keuze zijn. En hun gezinnen. Daar zal ik wel voor zorgen.’ ‘Dus ze leven nog?’ ‘Zeker. Ik dood alleen als het niet anders kan.’ ‘In hun naam moet ik je danken, Sorane.’ ‘Praat even met mijn leerlingen, Nirasé. Als je wil kan een van hen je ook even naar de priesteressen laten brengen. Lo-arna heeft me nodig,’ zegt Sorane nog snel. Dan verdwijnt ze voor de ogen van de amazone. Voor ze van haar verbazing bekomen is, ziet ze twee jonge meisjes en vier jongemannen op zich toekomen. ‘Welkom, amazone. Kom jij ook trainen?’ ‘Nee, Sorane wilde dat ik met jullie kwam praten.’ ‘Oef, je komt ons toch niet weghalen.’ ‘Nee, dat niet. Tenzij jullie wegwillen.’ ‘Naar sector X zeker. Nee, hier krijgen we een nuttige taak in dienst van de verhevene.’ ‘De verhevene.’ ‘Ja, Sorane.’ Nirasé schrikt even en wankelt achteruit. ‘U wist het niet, Ona,’ zegt een van de jongemannen. Nirasé werpt hem een kwade blik toe. ‘De amazoneregels geleden hier niet, Nirasé. Mijn naam is Dyva,’ merkt het blonde meisje op. ‘Daar zal ik toch wel moeten aan wennen, meisje.’ ‘Wij zijn het ook nog niet zo gewoon, maar iedereen die hier we ontmoeten behandeld ons als een gelijke. Dat is wel even wennen.’ ‘Dat begrijp ik. Willen jullie mij er meer over vertellen?’ ‘Kom, ga maar met ons mee, Ona.’ ‘Als we toch gelijken zijn, noem me dan maar Nirasé.’ Dyva stelt de anderen voor en gaat de amazone dan voor naar hun woonruimtes. Sorane bevindt zich intussen in de centrale en legt Lo-arna uit wat er gaande is. Ongeveer een half uurtje later meldt Tara dat er verschillende schepen aan de rand van het stelsel opgedoken zijn. ‘Dan wordt het tijd dat we terugkeren, Lo-arna.’ Die knikt even, terwijl Sorane dematerialiseert. In de kruiser waar de priesteressen opgesloten zitten wordt ze terug opgebouwd. Nirasé is met de priesteressen aan het praten, terwijl de zes leerlingen toekijkend tegen de wand leunen. ‘Niet meer aan het trainen, zie ik.’ ‘Nee, Sorane. We wilden Nirasé hier uitleggen waarom we hier zijn. Daarna wilde ze even met die daar praten.’ ‘Hoor jij hier wel thuis, Revon?’ De jongeman schrikt even. ‘Vergeef me, Hera. Het is moeilijk om de priesteressen als gelijken te zien.’ Sorane knikt even. ‘En jullie al een beetje aangepast,’ vraagt ze. ‘Je hebt het recht niet om ons hier vast te houden,’ zegt een van de priesteressen. ‘In zekere zin niet, Elorin,’ antwoordt Sorane, als ze de priesteres haar gedachten las. Dan opent ze telekinetisch de celdeur. De amazones kijken haar verbaasd aan. ‘Praat eens met de andere leden van de bemanning, Elorin. Misschien veranderen jullie wel van gedachten.’ ‘En die zes daar.’ ‘Die zijn jullie gelijken, zolang jullie aan boord zijn.’ ‘En als we weg willen.’ ‘Vraag dat aan commander Lo-arna. Zij is de baas op die schip.’ ‘Ik zal haar laten weten dat jullie mijn toestemming hebben, maar alleen als jullie gedaan hebben wat ik vroeg.’ ‘Wij zullen hun wel wegwijs maken, Sorane.’ Sorane knikt de zes toe. Dan werpt ze even een blik op Nirasé. ‘Ik moet jullie oudere vriendin wel weghalen, want ze verwachten ons in het paleis van Elnaki.’ Als Nirasé zich omdraait, richt ze zich tot de jonge mensen: ‘Ik wens jullie allen veel geluk en ik hoop dat jullie je ouders later kunnen bezoeken.’ Sorane kijkt de amazone afwachtend aan en fluistert bijna: ‘Zo te zien heb je nog steeds geen beslissing genomen, amazone.’ Nirasé herinnert zich het Pentagon dat ze achter haar riem verborg en kijkt, terwijl ze het in haar hand neemt, Sorane in de ogen. ‘Eerst niet echt, maar je medestrijders hier hebben me overtuigt.’ Even knikt Sorane naar haar leerlingen en richt zich dan tot Nirasé: ‘Ik moet je wel waarschuwen, want als je toestemt, gaat een nieuwe wereld voor jou open, amazone. Onze weg leidt langs vele gevaren. Als het moet zal je zelfs, tegen diegenen die jij goden noemt moeten vechten,’ hoort ze Sorane zeggen. ‘Tegen de goden. Kan men tegen onsterfelijken vechten, Sorane? Ze bezitten machtige krachten waarmee ze gewone mensen zoals wij als mieren kunnen verdelgen.’ ‘Ze zijn niet almachtig, Nirasé en als je de hypsoon die ik je gaf, blijft dragen. Ben je zelf ook een onsterfelijke?’ ‘Wat zeg je? Ik een onst…,’ stamelt Nirasé verschrikt. ‘Dat is een van de eigenschappen van de hypsoons, amazone. Anya regenereert je cellen, waardoor ze zeer lange tijd kan leven. Alleen ben je nog fysiek kwetsbaar.’ De amazone slikt een paar maal en ademt dan diep in. Als ze Sorane in de ogen kijkt, zegt ze: ‘Ik doe het, Sorane. Maar ik wil je waarschuwen, dat ik nooit tegen de amazones zal strijden.’ ‘Maar daar moet ik het je toch wel eens met haar over hebben. Onsterfelijk. Wil ik dat wel. En Gino en mijn famillie dan?’ denkt ze, terwijl ze Sorane hoort zeggen: ‘Ik heb uw volk al vanaf hun ontstaan gesteund, Nirasé en dat zal ik blijven doen. Behalve als ze de verkeerde weg opgaan. De zwaarden die ik hun schonk, staan in verbinding met Tara. Daardoor weet ik welke koningin het vertrouwen van het zwaard niet meer waard is.’ ‘Tara. Wie is dat?’ ‘Dat ben ik, amazone,’ zegt een stem van een jonge vrouw die plots uit het niets opgebouwd wordt. Verschrikt kijkt Nirasé naar de nieuwkomer. Dyva en haar vrienden glimlachen even als ze zien hoe Nirasé schrok, want zij kennen haar al. ‘Dit is een halografische voorstelling van een jonge vrouw die duizenden, misschien zelfs miljoenen jaren geleden leefde, Nirasé. De computer intelligentie heeft deze gedaante aangenomen om met de buitenwereld te communiceren. Alle signalen die de zwaarden uitzenden, worden door haar ontvangen. Dankzij onze Hypsoons zijn alle leden van de groep dadelijk op de hoogte van de gegevens.’ ‘Dit ding hier, bedoel je, Sorane.’ ‘Ja, het zorgt dat we met elkaar over lange afstanden kunnen communiceren en nog veel meer.’ ‘Hoe werkt het?’ ‘Plaats het achteraan in je hals, maar pas op, het past zich dadelijk aan je huidstructuur aan.’ Aarzelend bekijkt de amazone het nog eens en kijkt dan van Sorane naar Tara. ‘Doe het echter alleen als je deel wil uitmaken van mijn groep. Alleen wij dragen deze Hypsoons. Denk eerst eens goed na, want het zou kunnen dat je in de nabije toekomst al tegen je zusters zult moeten strijden, want zoals je weet, dreigt er een burgeroorlog. Maar ik zal alles doen om die te voorkomen.’ ‘Mijn beslissing is al gevallen, Sorane,’ glimlacht de amazone en drukt het apparaatje tegen haar hals. ‘Welkom, Nirasé. Als je hulp nodig hebt zal ik je met raad en daad bijstaan,’ hoort ze een stem geruisloos zeggen. Terwijl ze beseft, dat deze Hypsoon meer is dan een communicatiemiddel, kijkt ze Tara opnieuw aan. Opnieuw schrikt ze als een nieuwe blondine vrouw naast het eerste halogram opgebouwd wordt. ‘Mijn naam is Anya, Nirasé.’ ‘Anya is het uiterlijk dat een hypsoon gebruikt, amazone. Alleen dragers van een Hypsoon kunnen haar waarnemen.’ Even slikt Nirasé. Dan knikt ze en kijkt naar Sorane. Tara zegt op dat moment: ‘Sorane, misschien kan je beter naar de planeet terugkeren. Volgens mijn gegevens zijn de laatste schepen van de drie delegaties geland op de ruimtehaven.’ Voor Nirasé kan reageren, heeft Sorane haar hand vast, Maar als ze wil teleporteren, klinkt een bericht van de centrale in haar Hypsoon: ‘Sorane, een vreemde jager is in het stelsel, iets na de schepen van de delegaties, gematerialiseerd en intussen ook op de ruimtehaven geland.’ ‘Een vreemde jager?’ ‘Ja hij is zoals de Tiren ijsgroen kleurig.’ ‘Dan moet het een van ons zijn, Tara.’ ‘Dat denk ik niet, Sorane. Hij beantwoordt geen enkele oproep van ons. Wel is er communicatie waargenomen met iemand in het paleis van Elnaki.’ Even kijkt Sorane naar Nirasé en de anderen. ‘Als je wil kan je nog een beetje bijpraten, Nirasé,’ zegt Sorane en concentreert zich even. Nirasé en de jonge amazones staren naar de plaats waar ze verdween.
10. De uitdaging
Intussen stappen Sorane en haar vrienden vele lichtjaren daarvandaan uit de zwever en kijken om zich heen. ‘Dank je,’ zegt Erine nog tegen de bestuurder, die haar verrast aanstaart. Dadelijk merkt ze drie amazones op die op hen toekomen. Een van hen zegt streng: ‘Ik ben Nirasé, Veiligheidsagente. Mag ik jullie papieren?’ Sorane geeft een pasgevormd pasje aan de amazone, die het even bekijkt. ‘Wij zijn van Enuron afkomstig, Nirasé. Ik mag u toch zo noemen?’ ‘Voor mij geen probleem, Enuroonse. Maar ik moet u vragen wat u op het domein van Koningin Elnaki komt doen. Vreemden hebben hier geen toegang, tenzij ze uitgenodigd zijn.’ ‘Dit zijn Seana, Jouna, Erine, mijn man Deno en Aenon, de man van Jouna. Ik ben Sorane.’ ‘Dat blijkt uit je paspoort, Sorane Vergan.’ Deno kijkt verbaasd naar de slanke rug van de roodharige, maar zegt niets. ‘Ze heeft zijn familienaam op haar paspoort. Ik hoop dat mijn vermoeden klopt en ze om mij geeft. Ik zou niets liever willen, want ik ben van haar gaan houden. Maar tot nu wilde ze niet al te veel van mij weten,’ denkt Deno hoopvol. Ook Seana is verbaasd en staart Deno aan. Maar aan zijn blik kan ze zien dat hij even verbaasd is als zijzelf. Toch merkt ze nog iets anders. ‘Verdomme, mijn broertje wordt steeds meer op onze Sorane verliefd. Als dat maar goedkomt,’ denkt ze. Deno die de blik van zijn zus opgemerkt heeft, kijkt even naar haar. Plots hoort hij een vreemd gegiechel in zijn hoofd en kijkt verbaasd naar Sorane. Maar die kijkt naar de brunette, die zegt: ‘Ik kan je geen toegang verlenen zonder uitnodiging. Keer om, Sorane Vergan. Ga naar het oostelijk dorp Helon. Daar kunnen jullie onderdak vinden.’ ‘Dat interesseert ons niet, amazone. Voor zover ik weet is iedereen vrij om zich te verplaatsen.’ ‘Dat is juist, Sorane. Maar u wil het domain van de Koningin betreden en dat is niet toegelaten, zonder toestemming.’ ‘En waar kan ik die toestemming verkrijgen, amazone.’ Even kijkt Nirasé Sorane in de ogen, maar dan schudt ze haar hoofd. ‘Ik zou die kunnen geven, maar jullie zien er geen van allen belangrijk genoeg uit.’ ‘Dus als ik geen gewone amazone was dan zou je mij wel toegang verlenen, amazone.’ ‘Juist, Sorane.’ ‘Elke amazone is volgens de leer van de verhevene gelijk, amazone.’ ‘Mijn naam is Nirasé, Sorane. Als je je tot mij richt wil ik dat je bij mijn naam noemt.’ ‘Ik ken de beleefdheidsregels ook wel. Maar in onze streken gelden die alleen voor amazones die de leer van de verhevene eerbiedigen. Jij doet dat niet.’ ‘De hogepriesteres vertegenwoordigt de verhevene bij de stammen, Sorane. Zij kent de regels van de verhevene als geen ander.’ Even kijkt Sorane Nirasé aan en glimlacht. Nirasé brengt haar hand nerveus aan het zwaard, ze wil er komaf mee maken. Desnoods zullen Sorane en haar gezellen een tijdje in de cellen mogen doorbrengen. Plots schrikt ze echter als het gezicht van de roodharige ziet veranderen. Dan volgt ze haar blik. Enkele amazones brengen juist vier jongens en twee meisjes het plein op. Ze zijn allen gebonden met energieboeien en kijken met droevige ogen naar het betonnen pad. ‘Wat hebben die misdaan? Twee van hen lijken me nog geen twaalf.’ Nirasé schrikt van de strenge stem, die bevelend klinkt. ‘Dat zijn onreinen, Sorane. Ze hebben duivelse krachten, die ze niet kunnen controleren. Op bevel van Harone de hogepriesteres worden ze allen naar Sector X verbannen.’ ‘Sector X? Wat is dat?’ ‘Een stelsel op een twaalftal lichtjaren van hier. Daar worden alle onreinen, zodra ze ontdekt zijn, heengebracht en afgezonderd. En dat tot ze weer normale amazones zijn.’ ‘Wat is normaal, amazone?’ Nirasé balt haar vuisten en zegt met trillende stem: ‘Normaal is zoals wij allen.’ ‘Dus ze worden daar heropgevoed, als ik het juist heb, amazone. En ook nog van hun krachten geroofd.’ Sorane merkt dat de ogen van de amazone haar willen doorboren, terwijl ze daar klaar om in woede uit te barsten naar haar staat te kijken. ‘Ik heb een naam, roodkop,’ roept ze uit. ‘En naam, dat wel. Maar niet het recht om met die naam aangesproken te worden. En nog iets, amazone. Woede is een slechte raadgever. Die woede maakt echter geen indruk op mij.’ Even kijkt ze naar haar twee ondergeschikten, maar die zijn zo verbaasd als zijzelf. Dan hoort ze Seana zeggen. ‘En jij hoort bij diegenen dat dat goedkeuren, amazone. Wij in ieder geval niet en Sorane doet dat ook niet.’ Nirasé wendt met een ruk haar hoofd naar Seana. Die kan de woede van amazone bijna voelen en hoort haar sissend zeggen: ‘Zwijg, Amazone. En Sorane daar heeft niets te willen. Harone, de hogepriesteres handelt naar de wil van de verhevene.’ ‘Ben jij zeker dat dat de wil van de verhevene is, amazone?’ vraagt Erine. Nirasé kijkt haar verbaasd aan, terwijl ze haar vuisten balt. Als ze het goed begrepen heb, is Sorane jullie meerdere en toch waag je het om mij een vraag te stellen, vrouw.’ Maar voor de amazone iets kan zeggen, staat Sorane plots voor Nirasé. ‘Seana is mijn gelijke, amazone. Zoals ook diegenen die jij onreinen waagt te noemen. Zij heeft evenveel recht om te spreken als ik en mijn andere begeleiders.’ Weer balt Nirasé haar vuisten, want nog steeds richt die roodharige zich tot haar zonder haar naam te gebruiken. Toch waagt ze het niet om haar wapen te trekken. Sorane’s blik volgt echter het groepje jongelingen, die door een achttal gewapende amazones begeleid worden. Die jongelingen worden, omdat hun krachten op de voorgrond getreden zijn, onreinen genoemd en weggevoerd als een soort straf. ‘Dat is tegen de wil van de verhevene en dat kan ik niet ongestraft laten gebeuren. Als de koningin zoiets goedkeurt, dan wordt het tijd om haar af te zetten’, zegt Sorane, nadat ze met een ruk haar hoofd naar Nirasé wendt. ‘Ik ben hier om Elnaki uit te dagen,’ klinkt haar stem vastberaden. Even is het doodstil. Nirasé slikt even, maar dan glimlacht ze. ‘Jij wilt de koningin uitdagen. Haha, ben je gek geworden? Jij, een onbekende amazone.’ ‘Waarom niet?’ ‘Scheer je weg, voor Koningin Elnaki je in stukjes hakt.’ Maar Sorane kijkt de amazone recht in de ogen en stapt dan vooruit. Omdat Nirasé in de weg staat, botst ze tegen haar aan. Door de schok wankelt die achteruit. Twee andere amazones trekken hun zwaard en willen Sorane tegenhouden, maar Sorane beweegt zo snel dat ze geen enkele kans maken. Als Nirasé ook haar zwaard wil trekken, hoort ze Deno dreigend zeggen: ‘Wie mijn vrouw bedreigt, bedreigt ook mij, amazone.’ Trillend van woede kijkt ze de man aan maar iets in zijn blik zegt dat ze zich kan optreden, anders kan ze haar gezag verliezen. Maar ze maar met drie, dus in de minderheid. En er zijn veel toeschouwers. Ze moet optreden en hem op zijn plaats zetten. Maar als ze naar haar twee ondergeschikten kijkt, bedenkt ze zich. Die twee zijn al ontwapend. Eén ligt op de grond en probeert recht te kruipen, maar haar linkerbeen, waar Sorane haar raakte, lijkt wel verlamd. De tweede probeert zich los te maken uit de ijzeren greep van Sorane, maar geeft haar poging al snel op. ‘Ik wil niet dat er gewonden vallen, amazone. Een uitdaagster mag je geen toegang weigeren. Dat weet je. Breng mij en mijn vrienden naar Koningin Elnaki.’ Nirasé laat haar zwaard weer in de schede op haar rug glijden en knikt Sorane toe. ‘Dat is juist, Sorane. In orde. Een pasje krijg je niet, maar ik breng jullie persoonlijk tot bij de koningin. Maar of ze jullie zal willen ontvangen, dat weet ik niet.’ ‘Ze zal wel moeten, amazone, want wat er met die jongens en meisjes gebeurt, duld ik niet.’ ‘Jij duldt dat niet, Sorane. Wie ben jij om zoiets te willen? Als je ooit voor de hogepriesteres staat, dan zal de verhevene je door haar laten beoordelen.’ ‘Dat zien we dan wel, amazone. Nu wil ik een antwoordt op mijn uitdaging,’ zegt Sorane met een lichte dreiging in haar stem. De roodharige geeft haar vrienden een teken en laat de amazone los uit haar greep. Die tast even naar haar hals, terwijl ze Sorane kwaad aankijkt. Maar de roodharige en haar vrienden kijken hen alleen afwachtend aan. Nirasé trekt haar schouders op en zegt: ‘Ginona, jij hebt de leiding van de patrouille.’ De amazone, die probeert recht te raken, knikt. ‘Help mij even, Nisa?’ vraagt de amazone. ‘Laat haar, Nisa. Als Ginona echt amazone is moet ze de pijn kunnen verbijten.’ ‘Zwijg, Sorane. Ginova staat onder mijn bevel.’ ‘Pas op, of ik noem je zelfs geen amazone meer, vrouw.’ Nirasé kijkt Sorane, met ogen die lijken te bliksemen van woede, aan. ‘Over een minuut of zo, verdwijnt de verlamming wel vanzelf, Ginona.’ Met gemengde gevoelens kijkt die Sorane aan, maar knikt dan maar. ‘Ik ben een amazone, Sorane,’ zegt Ginona met een van pijn vertrokken gezicht. Maar ze slaagt erin om recht te staan en knikt Nisa toe, terwijl ze verbaasd denkt: ‘Hoe weet die roodkop mijn naam.’ Ginona voelt de pijn in haar been intussen alweer afnemen en zucht opgelucht. ‘Wij volgen je, amazone,’ zegt Sorane. Nirasé kijkt Sorane even aan, want ze hoorde duidelijk dat zij haar ondergeschikte met haar naam aansprak. Maar haarzelf weigert ze met haar naam aan te spreken. Maar ze zegt niets meer. Stilzwijgend geeft ze een teken aan en haast zich naar het centrum van de stad toe. Sorane en haar vrienden volgen de Amazone met de korte bruine haren. ‘Berg verslag uit, Nisa. En laat de centrale enkele anderen deze sector laten controleren.’ ‘Heb ik juist gedaan, Ona Nirasé. Ze sturen de eenheid van Ona Griva naar deze sector.’ Even kijken Jouna nog naar Nisa, die haar collega loslaat, als ze merkt dat die weer alleen kan staan. Dus volgt ze Sorane en de anderen. De twee amazones kijken het groepje even na. Dan stapt Nisa naar haar wapen toe en raapt het op ‘Onze wapens, Ginona’, fluistert ze, terwijl ze haar wapen op haar rug hangt. Ginona mankt nog lichtjes als ze naar haar zwaard toestapt en zich bukt. ‘Wat doen we, Nisa?’ ‘We zouden moeten wachten tot Ona Griva ons van onze taak bevrijdt, maar ik denk dat we beter met Nirasé meegaan. Wie weet heeft ze ons nodig, want ik vertrouw die vreemden niet.’ Ginona knikt en gaat aan de zijde van haar collega achter Nirasé aan. Nadenkend volgen ze de zes nieuwelingen. Het groepje stapt naar een soort vliegende bus. Vooraan is een groot cirkelvormig passagiersgedeelte en achteraan een kleiner gedeelte, ook cirkelvormig, voor de piloten. ‘Waar gaan we daarmee naar toe. Een andere stad soms, amazones?’ vraagt Sorane. ‘Dit soort vervoer wordt voor transport waarmee elk gedeelte van deze grote stad bereikt kan worden. Met dit type mogen we hoger vliegen, dan de gewone persoonszwevers,’ zegt Nisa. ‘Ona Nirasé. Als u wil kan u plaatsnemen bij onze gasten. Wij besturen het toestel wel,’ zegt Ginona. Dan merkt ze dat Nirasé hen gefronst aankijkt. ‘We kunnen je beter vergezellen, Nirasé. Je zou ons beiden nodig kunnen hebben om onze vrienden hier te bewaken.’ Nirasé werpt een woedende blik op Ginona, maar die glimlacht even. ‘Kom je, Nisa?’ Nisa knikt haar toe en volgt Ginona naar het achterste gedeelte. ‘Kom, Sorane. Wij mogen tijdens vlucht van de omgeving genieten,’ zegt Nirasé, terwijl ze even de glimlachend blik van Sorane en Seana opvangt. ‘Uw twee ondergeschikten vertrouwen ons niet zo, Ona. Ze vergeten beiden, dat ik ze met gemak kan uitschakelen,’ zegt Sorane glimlachend. ‘Een tweede maal verras je ons niet, Sorane,’ zegt Nisa met zelfverzekerde stem. Sorane glimlacht alleen maar. Nirasé kijkt Sorane echter met een vreemde blik aan. ‘Ze weigert zo te zien nog steeds haar naam te gebruiken?’ Maar Sorane doet alsof ze het niet merkt, als ze, met haar vrienden, op de cirkelvormige passagierszetels gaat zitten. Alleen Jouna heeft het gemerkt, dat Sorane heel even licht doorzichtig werd, maar weet niet wat het betekent. Het toestel verheft zich van het landingsgestel en plots schuiven er langs de linker- en rechterkant vleugels uit. Als ze koers zetten naar het westen van de stad, voelen allen de hitte van de zon die haar licht over deze kant van de planeet verspreid. Deno en de vriend van Jouna kijken om naar de omgeving. Maar geen enkele amazone in voorbijvliegende zwevers kijken naar hen. ‘Vermoedelijk vermoeden ze dat we beiden bij een van de vrouwen aan boord horen,’ fluistert Deno. ‘Heb je het ook al gemerkt? Het is alsof we lucht voor hen zijn.’ De passagiers kijken om zich heen naar de omgeving, waar zoals ook op Enuron vele belangrijke gebouwen een piramidevorm hebben. Ze zien ook veel verkeer, die op verschillende hoogten door de straten razen. Nirasé merkt het maar heeft alleen oog voor Sorane, waarover ze zeer diep nadenkend. Ergens begint ze te twijfelen. ‘Ze kent de regels van de amazones, maar toch is er iets aan haar. Maar wat?’ denkt ze. Een deel van Sorane is intussen aan de rand van de stad gematerialiseerd. Ze kijkt naar de groep die in de wachtende zwevers stapt en glimlacht even. De zes onreinen merken plots dat ze door iets vreemds omgeven worden. Maar dan dematerialiseren ze. Een seconde later zien ze hun omgeving weer. Maar ze staan nu tussen de bomen. Verbaasd kijken ze om zich heen. ‘Zijn wij dat?’ vraagt een van de jongemannen verbaasd. Een van de meisjes kijkt hem verbolgen aan, maar kijkt dan toch in de richting waarin hij wijst. Allen zien ze zichzelf in de zwevers stappen, samen met de amazones die hen begeleiden. ‘Dat kan toch niet. We kunnen toch niet op twee plaatsen tegelijk zijn,’ zegt een andere jongeman. ‘Achter ons, ik voel…,’ roept de derde jongeman uit. Dan zien ze allen de gedaante uit de struiken tevoorschijn komen. Deze gedaante heeft rode haren, maar is door een licht blauwe gloed omgeven. ‘Wie bent u?’ vraagt het eerste meisje. Het andere meisje knielt plots: ‘Wij dienen u, vrouwe,’ fluistert ze. ‘Dienen, Dyva. Niemand dient mij, zoals ik ook nooit zal dulden dat iemand voor mij zal knielen.’ Verschrikt richt het meisje zich op en kijkt even naar de anderen. ‘Mijn naam is Sorane, vrienden. Wie van jullie wil naast mij strijden?’ ‘Bent u een machtige, vrouwe?’ vraagt het andere meisje. Maar Sorane doet alsof ze niets gehoord heeft. ‘Hebben jullie mijn vraag niet begrepen?’ ‘Ik,’ zegt Dyva, tot de verbazing van de anderen. Een van de jongemannen kijkt haar aan en knikt ook, want hij weet dat zijn zus, Dyva, de sterkste telepate van hen is. Zijn jongere vriend, volgt aarzelend zijn voorbeeld. Een derde kijkt het andere meisje, dat boos naar Sorane staart, aan. Zij is een dochter van een belangrijke amazone en niet gewoon dat ze genegeerd wordt. Dan merkt ze dat de roodharige haar aankijkt. ‘Wat ook je afkomst is, Ninca. Iedereen is voor mij gelijk en evenwaardig. Ik weet dat jullie allen krachten bezitten en daarom als onreinen verbannen worden. Maar dat is strijd met mijn leer. De hogepriesteres zal ik later wel ter verantwoording roepen. Nu ontbreekt de tijd.’ ‘Waarom heeft u ons geholpen?’ Sorane richt haar blik op de vierde jongeman en glimlacht. ‘Ik heb strijders nodig om aan mijn zijde te strijden, Loaco. Maar ik wil jullie niet dwingen.’ ‘Wij zijn amazonemannen en vrouwen, vrouwe.’ Sorane knikt even. ‘Jullie zijn ook espers zoals ik. Maar jullie beheersen deze krachten nog niet. Dus wil ik jullie een kans geven om mijn leerlingen te worden.’ ‘Dat kunnen wij niet, vrouwe. Onze famillie stond ons af om naar Sector X gebracht te worden. Daar zullen we leren hoe we onze krachten moeten onderdrukken om weer normale amazones, die de verhevene dienen, te worden.’ Na deze woorden merkt Sorane dat alleen Dyva haar nog aankijkt. Even stelt ze haar gedachten open. De amazone merkt het een scant haar dadelijk. ‘U bent het werkelijk, verhevene. Vergeef ons,’ stamelt ze. ‘Ooit noemden de amazones mij zo, medestrijdsters. Maar ik heb die titel nooit gewild. Mijn naam is Sorane. Dus wie naast mij wil strijden, zal mij met deze naam moeten aanspreken.’ Even is het stil rondom haar, terwijl Dyva haar gedachten voor haar vrienden openstelt. Ook zij beseffen nu wat Dyva uit de gedachten van de roodharige kon opmaken. ‘Wij dienen u, vrouwe Sorane,’ zegt een jongeman met blond haar. ‘Heb jij me wel begrepen, Loaco?’ Loaco durft Sorane niet aan te kijken. ‘Toch wel, Sorane,’ fluistert hij. ‘Stemmen jullie allen in,’ vraagt ze nogmaals. De zes knikken. ‘Ik moet gaan, vrienden. Nirasé, de amazone verwacht mij. Ik wil dat jullie afscheid van jullie ouders nemen. Daarna kunnen jullie mij vergezellen.’ ‘Terug de stad in. Dan worden we dadelijk weer opgepakt, vrouwe.’ Sorane staart Ninca, die schrikt van die blik in haar ogen, aan. Dan glimlacht ze en laat zes Pentagons materialiseren. Roerloos hangen ze in een halve cirkel voor haar in de lucht. ‘Eentje voor elk van jullie,’ zegt ze. ‘Zijn dat amazonezwaarden zoals de koninginnen dragen?’ vraagt een jongeman. ‘Nee, Gon. Wij noemen dit een Hypsoon.’ Aarzelend neemt Ninca eentje vast en weet uit de gedachten van Sorane wat ze moet doen. Als eerste drukt ze het achteraan tegen haar hals. ‘Ga en neem afscheid van jullie ouders. Jullie hypsoon zal jullie beschermen. Maar schrik niet als ze zich vertoont,’ zegt Sorane nog, voor ze dematerialiseert. ‘Wat dat werkelijk de verhevene, Dyva?’ ‘Weet ik niet zeker. Maar volgens haar innerlijke stemmen is een van hen diegenen die de amazones ooit de verhevene noemde.’ ‘Meldt jullie bij mij in het paleis van de koningin,’ horen ze telepathische stem van Sorane zeggen. ‘Het paleis van… Daar hebben wij geen toegang, Ona.’ ‘Dat is mijn wil, medestrijdsters. Als jullie ouders willen mogen ze jullie vergezellen. De zes kijken elkaar even aan. ‘We zullen proberen, Ona. Maar…’ ‘Jullie staan onder mijn bescherming, Dyva,’ hoort ze Sorane nog denken, maar dan verbreekt Sorane het telepathisch contact. Intussen glijdt het toestel met onze vrienden langzaam naar beneden en mindert snelheid. Voor hen zien ze een groot complex. Nisa laat het gevleugelde toestel langzaam dalen. De zwever landt even later op het landingsterrein vooraan het groot complex. Even is Sorane weer doorzichtig geworden als ze zich weer samenvoegt met haar evenbeeld. Dan merken onze vrienden de vier verschillende complexen op, die deel uitmaken van het geheel. Die complexen zij door water omgeven binnen een soort omheining met gebouwen. Nirasé glimlacht als ze hun blikken ziet. ‘Welke functie hebben die twee grote Pyramides daarachter,’ vraagt Erine. ‘Daar zijn de amazones gelegerd, die de Koningin in geval van nood moeten beschermen. In die Pyramides zijn verschillende gevechtsjagers gehuisvest.’ Even kijkt Nirasé naar Sorane en glimlacht: ‘Verbaasd over de eenvoud, Sorane.’ Sorane wendt haar hoofd en glimlacht: ‘Nee, amazone. Ik verwachte geen toonbeeld van rijkdom.’ ‘Hoezo, je verwachte?’ ‘Ik weet meer dan je denkt. Maar ik wil voorkomen, dat je mij als een onreine ziet.’ ‘Voorkomen. Onreine. Wat bedoel je?’ ‘Dat is iets voor later, amazone.’ ‘En nog steeds weiger je mij met mij naam aan te spreken.’ ‘Dat doe ik tot je bewijst dat je hem waardig bent.’ ‘En wanneer is dat?’ ‘Als je voor mijn zes medestrijdsters staat en ze aanvaart.’ ‘Zes medestrijdsters? Wie bedoel je?’ ‘Vier jongens en twee meisjes. Ik heb ze allen in het paleis ontboden.’ ‘Je hebt wat… Dan worden ze dadelijk in de boeien geslagen, Sorane.’ ‘Dat zullen ze niet. Ze worden door mij beschermd.’ ‘Ben je nu ook al gek geworden?’ ‘Nee, amazone. Ik meen wat ik zeg.’ ‘Wanneer ga je eindelijk weer mijn naam gebruiken? Als anderen dat horen, dan verliezen ze hun eerbied.’ ‘Eerbied, moet je verdienen, amazone. Maar ik wacht op je reactie, als je aan mijn zijde voor mijn medestrijders en hun famillie staat.’ Nirasé moet moeite doen om haar woede te temperen. ‘Droom maar verder, roodkop.’ Nirasé verwacht een woedend antwoordt, maar ze ziet Sorane alleen maar glimlachen. ‘Dus je hebt eindelijk opgemerkt dat ik rood haar heb.’ ‘Blijven we hier nog lang, Sorane?’ ‘Dat hangt van onze gids, die me kwaad wil maken, hier af, Deno.’ Nirasé kijkt de man van Sorane even aan en balt haar vuisten. ‘Kom, we gaan,’ zegt ze met trillende stem. Sorane en haar vrienden volgen Nirasé, terwijl Nisa en Ginona achter hen lopen. Erine kijk even om en glimlacht. Naast een zwever, die op een bus lijkt, maar met open dak., blijven ze staan. Nisa neemt gaat op de plaats van de bestuurder zitten. Nirasé gaat met Sorane en Deno achteraan zitten. Ginona, Jouna, Seana, Erine en Aenon in het middengedeelte plaatsnemen. ‘Alleen met deze zwevers mag er tussen de vier complexen gereisd worden, Sorane,’ antwoordt Ginona, als ze de vragende blik van Sorane opmerkt. ‘Dus hier is ergens het onderkomen van Koningin Elnaki?’ Nirasé knikt. ‘Het eerste complex rechts, Sorane.’ Sorane kijkt naar het verlichte paleis, terwijl ze er voorbij zweven. ‘Waar breng je ons heen, Nirasé?’ vraagt Jouna. ‘Het tweede gedeelte rechts, Jouna. Heb ik het juist?’ Jouna knikt. ‘Je hebt mijn naam zo te zien onthouden.’ Nirasé knikt, terwijl ze naar Aenon kijkt. ‘Je hebt toch geen oogje op mijn man laten vallen, amazone. Is dat het geval, dan zal ik je een lesje moeten leren.’ Nirasé slikt even, terwijl ze snel haar blik afwendt. Op dat moment stopt Nisa de zwever aan de brug die toegang geeft dit tot een kleine Pyramide, die door rechthoekige gebouw omringt is. Het groepje volgt de drie amazones over de toegangsbrug, waar er door twee gespierde amazones opgewacht worden. Nirasé stapt op hen en wisselt een paar worden met hen. Ze laat echter haar schouders zakken. ‘We krijgen geen….,’ zegt ze, maar Sorane onderbreekt haar. ‘Mijn naam is Sorane. Ik ben hier om Koningin Elnaki uit te dagen. Dus ik heb recht op toegang.’ Even kijkt de blonde amazone, Sorane aan. ‘U heeft gelijk, Sorane. De centrale melde uw komst, maar we dachten de Nirasé het jullie al wel zou afgeraden hebben.’ ‘Dat heeft ze geprobeerd, Ona. Maar ik zie niet van mijn uitdaging af.’ De amazone rechts van haar knikt. ‘U moet het weten, Ona. Ik hoop dat Nirasé hier je op de hoogte gebracht heeft van de straffen als je verliest.’ ‘Dat heeft ze.’ Dan knikt de andere amazone. ‘Breng voorlopig onder in het gebouw op de hoek daar.’ Nirasé volgt kijkt in de richting waarin de amazone wijst en glimlacht. ‘Dank u, Teoruna.’ ‘Als de koningin vindt dat onze gasten belangrijker zijn, dan ze eruitzien, dan krijgen ze misschien een ander onderkomen.’ Als ze voor het hun toegewezen onderkomen staan, merkt Sorane dat het gebouw, dat uit drie verdiepingen bestaat, kleiner is dan de drie gebouwen waar ze net voorbijgingen. aazz Het piramidevormige paleis van de koningin op. Sorane kijkt even om zich heen. Ze is wel verbaasd, want meestal is een paleis een toppunt van luxe. Dit paleis is groot maar heeft geen zichtbare versieringen. De centrale piramide is omringt door een aantal kleinere piramiden en lange padden, met langs beide zijde hoge bomen. Even later volgen ze de drie amazones naar binnen. Zie 3D Plan Als ze uitstappen krijgt Nirasé van een paleiswachter een teken en stapt op hem toe. Fluisterend brengt ze de man, die even een blik werpt op Sorane en de anderen, op de hoogte. Sorane merkt dat de man een kort antwoordt geeft. ‘Sorane, jij alleen mag mee. Elnaki nodigt je op haar feest uit.’ ‘Feest?’ ‘Ja, ter ere van haar vriendin Mira, die een van de beste vechtsters is van de stam.’ ‘En mijn vrienden?’ ‘Het spijt me. Je man en beide anderen zullen naar jullie gastgedeelte gebracht worden.’ Dan kijkt ze haar beide ondergeschikten aan. ‘Het spijt met, maar jullie beiden moeten je op het centrale commando melden. De roodharige knikt haar vrienden toe en volgt Nirasé de brede trap op. Deno en de anderen kijken haar na. Seana kijkt even met een uitdagende blik om zich heen. ‘Willen jullie mij volgen?’ zegt een stem achter hen. Erine kijkt om en glimlacht als ze de knappe man ziet staan. Maar de man zegt niets meer, terwijl hij zich omdraait. Deno, zijn zus en hun drie vrienden volgen hem dan maar, door de karig versierde gangen. En dan door open weg naar een ander complex toe. Voor een gebouw met twee verdiepingen blijft de amazoneman staan en wijst naar de toegang. ‘Ona, deze vertrekken zijn jullie toegewezen.’ ‘Dank u,’ zegt Erine en volgt de anderen naar binnen. Al het noodzakelijke is er aanwezig, maar meer ook niet. Deno schakelt een beeldscherm, dat aan de muur bevestigd is, in. Na een paar seconden verschijnen de eerste beelden. Deno gaat zitten, zijn zus en Erine volgen zijn voorbeeld, want ze willen meer weten over deze beschaving. Intussen is het Erine opgevallen dat hier zo goed als geen luxe aanwezig is. ‘Hebben jullie het ook gemerkt, Seana. Die Koningin Elnaki hoort zo te zien niet bij de rijken van hun samenleving.’ ‘Zijn er bij de amazones wel echte rijken, Erine. Ik heb gelezen dat ze hier hun rijkdom anders verdelen.’ ‘Jij weet er meer van dan ik, zus. De amazoneleer van de godin die zij de titel van verhevene gaven, behoorde tot een van jouw belangrijkste hobby’s.’ ‘Ik hoop dat die verhevene je woorden niet gehoord heeft, zus. Want als de geschriften juist zijn, dan wilde ze die titel zelfs niet. Ze wilde een als een gewone vrouw gezien worden.’ ‘Weet je hoe ze er uit zag?’ ‘Jullie hebben al tegenover haar gestaan, Seana.’ ‘Wie, Deno? Je bedoe… Toch niet die blondine die… Nee dat kan niet waar zijn.’ ‘Volgens Sorane is dat een kloon van de echte. Alleen ziet een groot deel van de amazones haar nog steeds voor de verhevene aan.' Erine kijkt even naar haar vriendin. ‘Dat zou dan betekenen de echte nog steeds hier ergens kan opduiken.’ ‘Dat niet, Seana. Ze is al vele honderden jaren geleden gedood. Alleen enkele van haar vrienden zijn nog steeds in leven.’ ‘Een van hen kennen we, Jouna. Haar naam is Tena. Zij had het op Sorane gemunt.’ ‘Wat? Hebben jullie die Tena, met haar rode haren ontmoet?’ ‘Zeker, Jouna. Op Enuron. Ze wilde Sorane doden, omdat ze ervan overtuigd was dat zij haar twee vrienden Dargo en Arjina gedood had.’ Ontsteld kijkt Jouna Seana aan. ‘Zijn die beiden werkelijk dood?’ vraagt Erine. ‘Nee, schat. Je hebt zelf met een van hen gepraat, maar niet herkent.’ ‘Waar? Wie dan?’ ‘Aan boord van de Tiren.’ ‘Is Arjina aan boord van de Tiren?’ ‘Wat!! Ben je zeker? Werden ze dan niet gedood door die blonde, die ons toetakelde?’ ‘Die Jakira dacht ze hen dode, maar Sorane had hen door klonen vervangen.’ ‘Klonen? Kan Sorane die ook al scheppen? Is dat weer een machtige trucks van haar? En dat zonder dat die blonde het gemerkt heeft.’ ‘Hoe ze het deed weet ik niet, maar het is gelukt. Ook ons heeft ze zo gered, toen we op het plein beschoten werden.’ ‘En ik herkende Arjina niet en dat terwijl ik de vrienden van de echte Jakira eens wou ontmoeten, Stom hé. ‘Zo stom is dat niet, Jouna. Je verwachte hen niet, want jij dacht dat ze allebei dood waren.’ Deno, die met Aenon naar het korte gesprek luisterde, zegt plots: ‘Laat ons erover zwijgen. Als het tijd is zal Sorane ons wel meer erover vertellen, want zij noemde die blondine, waar jullie van spreken, Jakira.’ Plots staat Jouna op en glimlacht even naar Aenon. Deno kijkt hen even na als ze beide arm in arm het vertrek verlaten. Erine wil iets vragen, maar Seana is haar voor. ‘Waar is Jouna nu weer heen? Die verdwijnt de laatste tijd regelmatig.’ Dat moet je aan haar of Aenon gaan vragen,’ zegt Deno glimlachend, terwijl hij naar het vertrek, dat Jouna toegewezen kreeg, wijst. Als Seana naar de kamer wil toestappen, hoort ze haar broer zeggen: ‘Dat zou ik niet doen als ik jou was, zusje. Ze wilden even alleen zijn.’ Even kijkt Seana haar broer aan en dan glimlacht ze. ‘Ik wacht wel even. Het is toch niet zo dringend.’ Sorane stapt op dat moment na Nirasé een kleine ontvangstruimte binnen. Sorane kijkt even naar de gewapende amazones, die langs de zijmuren, op wacht staan. Nirasé loopt naar het midden toe, waar twee gespierde mannen hen opwachten. Een van hen wijst naar de rechterwand waar een licht groene gordijn hangt. Sorane volgt Nirasé achter de wand en dan naar buiten. Even kijkt ze omhoog naar de top van de piramide voor haar. Meer dan tachtig meter boven de grond. Dan volgt ze Nirasé de piramide in. In de lange gang staan ook op enkele passen van elkaar Amazones op wacht. Achteraan wachten twee Amazones, gekleed in een laken dat om hun lichaam gewikkeld is, hen op. ‘Welkom, Sorane. Mijn naam is Kriva en dit is Jona. Wij beiden werden aan u toegewezen. Onze Koningin Elnaki verwacht u.’ Even kijkt Sorane naar Nirasé. ‘Ons beiden, bedoel je?’ ‘Nee, aan u. Nirasé moet zich om uw dienaren bekommeren.’ ‘Wil je mij beledigen, Kriva? Ik heb geen dienaren, wel medestrijders. En Nirasé zal misschien later ook tot mijn medestrijdsters behoren. Of ik jullie beiden die eer gun, hangt af van mijn oordeel. Nirasé komt met ons mee of ik weiger de uitnodiging van Elnaki.’ ‘Sorane, ik ben…’ ‘Nirasé, jij bent voor mijn veiligheid verantwoordelijk. En ik vertrouw je. Daarom wil ik je aan mijn zijde.’ Nirasé kijkt haar verbaasd aan. Normaal zou zij geen toegang hebben tot de vertrekken van de koningin. Maar nu eist Sorane dat ze meekomt. ‘Zou ik dat wel wagen?’ denkt ze. Even kijkt Kriva naar de andere amazone, die aarzelend knikt. Dan wijst ze naar de muur. ‘Dan moeten jullie beiden de gepaste kleding aantrekken.’ Sorane kijkt naar de muur waar een twintigtal lakens naast elkaar aan de muur hangen. ‘Is dat de voorgeschreven kleding. Een laken?’ ‘Wij dragen dat, zoals bijna iedereen, maar alleen op speciale feesten,’ antwoordt Jona. Terwijl Nirasé haar kleding behalve haar slipje uitrekt, neemt Sorane het laken en slaat het om haar lichaam. Beide amazones glimlachen als ze Sorane haar kleding verborgen door het laken zien uittrekken. Tenminste ze doet alsof, want haar kledij is op een gedachtebevel automatisch tot niets geslonken. ‘Een echte amazone schaamt zich niet voor haar lichaam, Sorane. Draag jij soms aan korsette om magerder te lijken.’ Sorane kijkt de amazone aan en glimlacht lichtjes, wat beiden als een bevestiging opvatten. ‘Zoiets hebben echte amazones niet nodig. Kijk maar naar Nirasé, zelfs een lagere amazone is slank en gespierd door harde training.’ ‘Lagere amazone, zeg je, Kriva. Ik weet dat ik Nirasé kan vertrouwen. Jullie beiden ken ik echter niet. Of ik jullie kan vertrouwen moet nog blijken,’ zegt Sorane terwijl ze op Kriva toestapt. Dan kijkt ze recht in de ogen van de amazone. ‘Denk je werkelijk dat ik zo gek zou zijn om de koningin uit te dagen als ik maar weinig getraind had, Kriva.’ Sorane kan voelen dat de amazone voor haar trilt van woede, maar niets durft ondernemen. Met een ruk draait Kriva zich om en sist: ‘Kom, volg ons.’ Sorane glimlacht even naar Nirasé, die Sorane dan maar volgt. Iedereen kijkt op als ze beiden tussen de dubbele rij palen doorlopen in de richting van de genodigden. Snel scant Sorane, de ongeveer vijftig belangrijke vrouwen, die in verschillende zetels zitten te praten. Sommigen kijken in hun richting, maar het zijn geen opgewekte blikken die ze haar en Nirasé toewerpen. De koningin is echter niet aanwezig. Twee paar amazones zijn aan het vechten, terwijl anderen toekijken. ‘Is Elnaki er niet, Kriva?’ Omdat Kriva niets zegt, antwoordt Jona dan maar: ‘Onze koningin komt straks, Sorane.’ Jona gaat hen voor naar een leegstaande set zetels, terwijl Kriva hen volgt. Terwijl Jona en Nirasé plaatsnemen, kijkt Sorane Kriva opnieuw in de ogen. ‘Woede is een slechte raadgever, Kriva. Als ik je beledigd heb, dan spijt het mij.’ ‘Nu beledig je mij nog meer, roodkop.’ ‘O, je wil erop losslaan, merk ik.’ ‘Kriva, stop. Laat Sorane.’ ‘Laat maar, Jona. Als je collega hier wil dan kunnen we even met elkaar dansen, zoals die twee amazones daar.’ Kriva kijkt haar verbaasd aan en hoort Sorane zeggen: ‘Maar in dit laken, kan ik niet vechten,’ zegt Sorane lachend. Kriva grijnst dadelijk. ‘Kom dan, roodkop.’ Met een grijns volgt Sorane Kriva naar de piramide waar ze beiden andere kleding aantrekken. Een weinig bedekkend bovenstukje en een korte lendendoek. Ze merkt plots de blik van Kriva op die haar van top tot teen observeert. ‘Aarzel je, soms, Kriva.’ ‘Nee, maar ik denk niet dat je een korsette moet dragen.’ ‘Die draag ik ook niet, amazone.’ Even slikt Kriva, maar gaat dan weer naar buiten. Sorane volgt haar en merkt dat iedereen hen aankijkt. Voor een van de zwembaden blijft Kriva staan en keert zich naar Sorane. Nog voor Sorane zich kan klaarzetten, valt Kriva haar aan. De roodharige wordt dadelijk in de verdediging gedwongen en moet wijken. De ene na de andere klap kan ze telkens speels opvangen, iets wat geen enkele amazone lijkt op te merken, ook Nirasé niet. Toch merkt Kriva op dat Sorane er plezier lijkt in te hebben en dat maakt haar woedend. Dan lijkt Sorane zich te herpakken, maar Kriva vangt uitval zonder moeite op. En weer moet Sorane wijken. Jona, de tweede amazone, kijkt naar het gevecht en merkt dat Sorane in haar richting achteruit gedreven wordt. Met een harde slag, die maar op het nippertje kan opvangen, moet Sorane om zich te herpakken een paar stappen achteruit doen en staat nu op halve meter voor Jona. Die doet snel een stap naar voor. ‘Doe eens een beetje meer je best, Sorane. Straks wil Elnaki niet met je vechten,’ fluistert ze. ‘Ik mag toch een beetje spelen, met mijn speelmaatje. Maar je hebt gelijk, gedaan met spelen,’ zegt Sorane met een glimlach. ‘Maak je uit de voeten, Jona of ik sla jou ook nog tegen de grond, zoals ik met Sorane ga doen,’ roept Kriva uit. Sorane duikt echter onder de slag door, van de amazone en rolt opzij over de harde dalstenen. Kriva volgt haar op de voet en Sorane moet enkele malen haar schop blokkeren om haar gezicht en lichaam te beschermen. Maar plots ziet Sorane haar kans en geeft een harde klap tegen de voet van de amazone waardoor die maar op het nippertje haar evenwicht kan bewaren. Hiervan maakt Sorane gebruik om rechtop te staan. Even wankelt haar tegenstandster, want Sorane heeft haar hard geraakt. Opgelucht voelt ze de pijn al snel verminderen en kijkt Sorane in de ogen. Ergens is ze verbaasd omdat Sorane niet van deze kans gebruik maakte. ‘Je vecht goed, Amazone. Maar nu speel ik niet meer. Jij gunt je tegenstandster geen tijd om zich te herpakken, ik wel.’ Even slikt Kriva. ‘Jij denkt dat dit een spelletje is, Sorane. Voor mij is het dat echter niet. Niemand drijft de spot met mij,’ sist Kriva en valt opnieuw aan. Maar Sorane wijkt echter niet. Ze vangt al de slagen van Kriva telkens bliksemsnel op, alsof ze weet waar de amazone zal toeslaan. Toch moet Sorane plots opnieuw moet wijken. Maar Kriva beseft te laat dat het een valletje van Sorane is. Die haalt plots met haar linkerhand uit en raakt een zenuw van de schouder van de amazone. Kreunend van de pijn moet Kriva haar arm laten zakken. Ze staart Sorane recht aan en maakt zich klaar om haar aanval op te vangen met haar rechterarm. Maar Sorane laat haar armen zakken. ‘Laat ons stoppen, Kriva. Ik vecht niet tegen een gewonde tegenstandster,’ zegt Sorane. Kriva knikt alleen maar en merkt dat Sorane op haar toestapt. Op haar hoede wacht ze tot de roodharige voor haar staat. Maar Sorane legt alleen haar linkerhand op haar pijnlijke rechterschouder. Dadelijk voelt ze de pijn afnemen. ‘Als je geen andere taken hebt, Kriva. Kan je je bij mij voegen als je wil? En Jona ook.’ ‘Je wil mij als een soort lijfwacht?’ ‘Nee, als een medestrijdster. Alleen zal ik je moeten leren om meer respect te hebben voor je tegenstander.’ Plots staat Nirasé naast haar. ‘Je kan je best even opfrissen Sorane. Jona heeft de koningin zien aankomen. Elnaki verwacht je.’ Sorane knikt even en haast zich naar de Piramide toe. Kriva, die nu een beetje vriendelijker is, brengt haar naar een badruimte waar ze zich opfrissen. Jona en Nirasé wachten buiten. Als Sorane een paar minuten later naar buiten komt kijkt ze even naar Nirasé, maar die zegt niets. Dan hoort ze de stem van Jona, die even een vreemde blik op Kriva wierp. ‘De koningin wenst je te spreken, Sorane. Ik en Kriva moeten je begeleiden.’ ‘De wens van de koningin is een bevel, Jona,’ antwoordt Nirasé, ‘Ga met hen mee, Sorane.’ De roodharige knikt en stapt op Jona toe. Tussen haar en een glimlachende Kriva in loopt ze glimlachend naar de deur toe, die automatisch openschuift. Nirasé die hen gevolgd is, blijft buiten staan. In het kleine vertrek staat koningin Elnaki haar op te wachten. Kriva en Jona nemen binnen naast de deur een wacht positie in. ‘Welkom, Sorane Vergan. Als ik het goed begrepen heb, ben je hier om mij uit te dagen.’ Sorane scant intussen de omgeving en glimlacht plots. Zonder de koningin aan te kijken, stapt ze voor haar voorbij. Voor de lijfwachten van de koningin blijft ze staan. De twee mannen en twee vrouwen kijken haar verbaasd aan. ‘Mij misleid je niet zo eenvoudig, Elnaki,’ zegt ze, terwijl ze een van beide vrouwen in de ogen kijkt. ‘Hoe wist je het, Sorane?’ ‘Mijn instinkt, Elnaki. Je draagt bijna dezelfde kleding als je ondergeschikten. Het is echter je houding en karakter dat je verraden heeft.’ ‘En jij merkt dat op.’ ‘In mijn vroeger beroep moest ik vele dingen opmerken, Elnaki. Als ik dat niet kon, dan zou ik al zeer lang dood zijn.’ ‘In jouw beroep, Sorane? Wat bedoel je daarmee?’ ‘Misschien vertel ik je dat wel als ik je verslagen heb.’ ‘Je bent nogal overtuigd dat je zal slagen, amazone.’ ‘Het is mijn doel, Elnaki. En daar doe ik alles voor.’ ‘Verbaasd dat ik je duld, Sorane. Ik ben niet zoals de andere koninginnen. Ik sta niet boven mijn mensen, maar tussen hen. Het amazonezwaard herkent mij echter als rechtmatige drager.’ ‘Dat weet ik, Elnaki. Ik ken de geschiedenis van de zwaarden ook.’ ‘Dan weet je, dat alleen een amazone, die het zwaard kan activeren en mijn recht als koningin kan betwisten.’ ‘Zeker. Maar het zwaard blijft jouw eigendom, als je het na het gevecht nog steeds kan activeren. Ook al versla ik je.’ Elnaki kijkt Sorane verbaasd aan. ‘Als ik het weer kan activeren, dan blijf ik koningin, Sorane. Maar dan is het gevecht toch niet nodig.’ ‘Toch wel. Ik wil alleen bewijzen dat ik beter ben, al zal dat moeilijk zijn. Na het gevecht heb ik het recht om het zwaard in de hand te nemen en een poging te doen om het te activeren.’ ‘Ik hoop voor jou, dat het je lukt, anders verlies je het recht om je amazone te noemen en word je een bannelinge.’ ‘Waarom wilde je mij zien?’ ‘Omdat je de moed hebt om mij uit te dagen, amazone. Je ziet er stevig gebouwd uit. Maar toch zal je, je uiterste best moeten doen, want ik al bezit ik het amazonezwaard. Ik ben ook een van de beste vechtsters van de stam.’ ‘Dat weet ik, koningin. Mijn moeder was ook een grootmeesteres in de gevechtskunsten. En jij bent door haar opgeleid, toen ze in dienst was van Hera Alinsa.’ ‘Wie?... Je bedoelt toch, Hera Elian, niet?’ ‘Jazeker, dat was mijn moeder. Mijn volledige naam is Sorane Cobanon.’ ‘Maar..’ ‘Op Enuron waar ik opgevoed werd, is het de gewoonte om de familienaam van de man over te nemen. Daarom noem ik mij Sorane Vergan.’ ‘Dan ben je geen amazone. Weet je wel wa……’ ‘Door mijn moeder ben ik dat echter wel, Ona.’ ‘Je hebt gelijk. Je moeder was een waardige amazone?’ ‘Elian Cobanon en mijn vader werden vermoord toen ik nog klein was.’ ‘Daar ben ik van op de hoogte. De luitenant die schuldig was aan de aanslag werd veroordeeld.’ ‘Dat is juist, koningin. Maar Teira Monnaan is echter onschuldig veroordeelt.’ ‘Wat… Maar hoe… Dan moet ik een nieuw onderzoek bevelen.’ ‘Nee, Koningin Elnaki. Ik weet intussen wie er allemaal schuldig zijn. Maar het komt mij toe om hen ter verantwoording te roepen.’ ‘Je wil beroep doen op de eer van de amazone, Ona Sorane.’ ‘Dat is mijn recht.’ Elnaki knikt even. ‘Dus je komt om mijn toestemming….’ ‘Nee, Ona. Ik heb daarvoor je toestemming niet nodig. Oran II behoort tot het gebied van Koningin Tovera. Maar ik wil haar als gelijke tegemoet treden.’ ‘Daarom daagde je mij uit.’ ‘Onder andere, Ona Elnaki. Maar ik kom van ver. Ik leerde van de grootste meesters de kunst van het zwaardvechten. Ik ben hier om je te verslaan.’ ‘Dat is mogelijk, Sorane. Je kunt best eens goed gaan uitrusten, want morgen, zeer vroeg, vechten we. Bereid je maar voor.’ ‘Ik zal klaar zijn, zoals altijd,’ antwoordt Sorane glimlachend en loopt naar de deur toe. Elnaki kijkt haar verwonderd na en volgt haar dan. ‘Nirasé heeft haar post verlaten om je tot hier te brengen, dus, als een soort straf, staat zij voor je in, Sorane.’ ‘Straf, koningin. Nirasé heb ik als medestrijdster, met dezelfde rechten als ik volgens de wetten van de verhevene, aangenomen.’ ‘De wetten van de verhevene. Ben je daarvan op de hoogte?’ ‘Ik ken de wetten als geen ander, Ona. Ik duldt zelfs niet dat er amazones, die onreinen genoemd worden, naar sector X gezonden worden. Want voor diegenen die de amazones, de verhevene noemen, is iedereen gelijk.’ ‘Dat is juist, Sorane. Maar de wetten zeggen ook dat de onreinen niet evenwaardig zijn.’ ‘Dat zegt Hogepriesteres Harone, Ona. Maar zij heeft ongelijk of ze kent de wetten niet zoals ze werkelijk zijn.’ Even kijkt de koningin Sorane nadenkend aan. ‘Ik denk dat Ona Harone de wetten beter kent, dan jij, die opgegroeid is als een gewone vrouw.’ ‘Ona, ik…’ ‘Stop, Sorane. Pas maar op met wat je zegt, misschien hoort Ona Harone ervan. En dan wordt je door haar beoordeelt.’ ‘U hebt gelijk, koningin. Ik heb andere dingen aan mijn hoofd. Maar vergeet niet dat ik ooit voor die Harone zal staan. En dan zal ik oordelen.’ ‘Vreemde woordkeuze, Ona Sorane.’ ‘Ik meen wat ik zeg, Koningin.’ ‘We zien wel als het zover is, Ona. Ik zal haar commandante melden dat Nirasé voorlopig andere taken toegewezen krijgt.’ ‘Dank u, Ona Elnaki.’ ‘Voorlopig kunnen haar ondergeschikten die taken wel alleen af, Sorane. Ik wijs haar, Kriva en Jona aan je toe. Maar de tweede laatsten om je te beschermen.’ ‘Zou je niet beter de waarheid zeggen, koningin. Ik vermoed dat die twee de opdracht hebben om mij te bewaken.’ Even slikt Elnaki, want het is waar wat Sorane zegt. Maar Sorane gaat naar buiten, terwijl ze beide amazones een teken geeft. Nirasé schrikt als ze Sorane naar buiten ziet komen. Als de koningin in de deuropening verschijnt, zucht Nirasé opgelucht. Maar als ze de woorden van de koningin hoort, kijkt ze verbaast naar Elnaki. Van uit haar ooghoeken merkt ze dat de roodharige even glimlacht, terwijl ze haar toeknikt. Even werpt ze Sorane een kwade blik toe. ‘Breng me naar mijn vrienden, Nirasé.’ ‘Zeker, Hera,’ antwoordt de amazone, die haar gevoelens stevig onder controle heeft. Ze wil niets laten blijken van haar gedachten, die Sorane naar de hel verwensen. Even kijkt ze naar haar twee gezellen, die nu hun dagelijkse taken alleen moeten uitvoeren. Als van ver hoort ze de roodharige zeggen: ‘Als je nog eenmaal Hera, tegen mij, zegt, dan weiger ik je toewijzing.’ Ze schrikt: ‘Wat? Alstublieft. Nee, dat kan je niet doen. Dan word ik verstoten.’ ‘Noem me dan bij mijn naam, zoals al mijn vrienden. En dat geld ook voor jullie beiden,’ zegt ze, terwijl ze naar Jona en Kriva kijkt. Beiden knikken even. Aarzelend knikt Nirasé en gaat Sorane voor naar de uitgang van de hal. Even later stappen ze de aan Sorane toegewezen vertrekken binnen. Een uurtje later is Sorane echter niet meer op haar kamer maar aan de oostkant van de stad. Ze loopt in de gedaante van Ena Ros, die nu als amazone gekleed is langs, de verlichte straat naar een huis toe. Plots merkt ze een menigte op. Ze glimlacht als ze de gedachten scant. Deze menigte omringt echter haar nieuwe volgelingen, die door hun hypsoon beschermd worden. Allen zijn ze door een licht omgeven, waardoor niemand hen durft naderen. Ook de ouders van de jongelingen staan tussen de menigte. Alleen eisen ze dat de jongeren zich ter beschikking stellen van de priesteressen die hen naar Sector X zullen begeleiden. ‘Wij dienen de verhevene, zegt Ninca op dat moment. ‘Onreinen kunnen de verhevene niet dienen, onreine,’ zegt een oudere amazone. Sorane, in de gedaante van Ena Ros, haast zich tussen de menigte door en bereikt in minder dan een minuut de vrouw, die naast haar man staat. ‘Voor de verhevene zijn er geen onreinen, moeder,’ hoort ze Loaco zeggen. ‘Hoe kan jij dat weten, zoon?’ ‘Dat heeft de verhevene zelf tegen mij gezegd?’ ‘In je droom zeker,’ roept een zwartharige amazone. ‘Ik en mijn medestrijders waren klaar wakker, amazone Teya.’ Die amazone kijkt Ninca in de ogen, maar die kijkt haar uitdagend aan. Op dat moment naderen twee zwevers en landen buiten de kring van amazones. De drie priesteressen en hun acht mannelijke dienaars grijpen hun wapens en haasten zich tussen de menigte door naar de zes onreinen toe. Maar die worden nog steeds door een licht blauw scherm omgeven. Als een van de mannelijke dienaars van de priesteressen, een jongeman wil vastgrijpen, krijgt hij een schok en stort rillend van de pijn neer. Ena, die nog steeds naast de moeder van Loaco staat, zet zich plots in beweging. De priesteressen zien haar naderen en een van hen zegt streng: ‘Blijf staan, amazone.’ ‘Deze jonge mensen strijden aan mijn zijde, priesteres. Jullie niet.’ Even is het stil binnen de kring. Maar de toeschouwers slaken verontwaardigde kreten. ‘Wij vertegenwoordigen de verhevene, amazone. Verwijder u, of je mag hen vergezellen.’ ‘Jullie behoren niet tot de medestrijders van de verhevene, priesteres.’ ‘Alle priesteressen zijn medestrijdsters van de verhevene, amazone.’ ‘Dat verbaast het mij dat jullie haar leer niet kennen. Iedereen is voor haar gelijk ook deze jonge mensen.’ ‘Die jonge mensen zijn onreinen, amazone, die haar naam niet durft vernoemen.’ ‘Mijn naam is Ena Ros, priesteres. Ik strijd aan de zijde van de verhevene. Deze jongelingen zijn door haar uitverkoren om aan haar zijde te strijden. Wil jij dat betwisten, priesteres?’ ‘Als jij een medestrijdster zou zijn zoals wij, dan zouden wij dat moeten weten, bedriegster.’ Even kijkt Ena de priesteressen een voor een aan. ‘Het zij zo, vrouw. Ik ontneem jullie het recht om jullie amazone te noemen. Als jullie ooit nog een van mijn tempels durven betreden, dan zullen jullie gedurende duizenden jaren spijt hebben.’ ‘Wie ben je?’ vraagt een van de priesteressen met trillende stem. ‘Ik dien de verhevene, Lirane. Kom tot mij en jij ook Covry.’ Beide priesteressen kijken elkaar even aan en stappen dan naar Ena toe. ‘Blijf hier, allebei. Of je wordt verbannen.’ ‘Nee, Yodaré. Zij twijfelen al lang aan de leer die de hogepriesteres verkondigd. Ik geef hun de kans aan mijn zijde te strijden.’ ‘Neem haar gevangen. Ze zal zich in de tempel moeten verschijnen,’ roept de priesteres. Drie mannen en vier vrouwen naderen Ena, terwijl Lirane en Covry, opzij stappen. Als de gewapende amazones tot op vier passen van Ena genaderd zijn, zegt Ena: ‘De volgende stap is een stap naar jullie straf.’ Twee mannen en een vrouw wagen de stap en zijn op hetzelfde moment verdwenen. De vier anderen blijven staan. Twee van hen met een voet vlak boven de grond. Ena glimlacht. ‘Trek je voet maar snel terug, of jullie zijn waar de drie anderen zich bevinden.’ De twee doen het snel en ze wijken zelfs meerdere stappen achteruit. ‘Angst, priesteressen. Ik doe jullie niets. Ik draag zelfs geen wapen.’ ‘Waar zijn de anderen?’ ‘Ze zijn een dertigtal kilometer buiten de stad weer gematerialiseerd. Ze zullen een lange tijd onderweg zijn om tot hier te geraken.’. ‘Is het waar, dien jij werkelijk de verhevene?’ vraagt de laatste priesteres die nog voor haar staat. Ena kijkt de amazone en dan de man recht in de ogen. ‘Ik kan mij vertonen in eender welke gedaante, Mosaye. Nu als een mooie vrouw of heb je liever dat ik in een gedaante van een Droak voor jou sta.’ Verschrikt wijken de priesteressen, hun mannen en de omstaanders achteruit als Ena in een Droak van vijf meter lengte verandert. Even kijkt ze in deze gedaante om zich heen. Alleen de jonge mensen zijn op hun plaats blijven staan. Dan verandert ze weer in Ena Ros. Maar Ena kijkt om zich heen naar de menigte, die nu stilzwijgend toekijkt. Iedereen kijkt naar haar alsof ze een wonder zien. ‘Ik wil de andere ouders van mijn leerlingen zien. Waar zijn ze?’ Maar niemand antwoordt of beweegt. ‘Ik weet wie ze zijn en waar ze zich bevinden. Vertoon u of moet ik jullie komen halen.’ Nog beweegt er niets, tot een amazone in gezelschap van een man en haar zoon naar voor treedt. Dan volgen de anderen ook, maar aarzelend. Maar dan schrikken ze. Er zijn meer gewapende priesteres en hun dienaars met zwevers aangekomen en die naderen met getrokken wapens. ‘Geef je over, Ena Ros. Tegen deze overmacht kan je zelfs als Droak niet uitvoeren.’ Langzaam wendt Ena zich om. ‘Yodaré, heb jij al ook een echte Droak zien vechten. Ik denk het niet want dan zou je meer ondergeschikten opgeroepen hebben. Maar ik vind het niet nodig om in een Droak te veranderen,’ zegt Ena kalm en concentreert zich. Een gedachte is voldoende. Iedereen staart verbaasd naar hun lege handen. ‘Dus jullie wagen het, om wapens op mij te richten, priesteressen. Weet dat een zware straf zal volgen,’ klinkt de stem van Ena luid. Het volgende moment zijn ze allen in het niets opgelost. De omstaanders, ook de famillie van de jongeren, wijken verschrikt achteruit. Alleen Yodaré staat daar nog. Machteloos staart ze Ena aan. ‘Wie nog een stap doet, gaat die priesteressen achterna. Waar zij weer stoffelijk geworden zijn zullen ze hard moeten samenwerken om te overleven. En als de tijd gekomen is, zal ik hen beoordelen,’ klinkt de koele stem van Ena weer. Met een schok blijft iedereen staan. ‘Beoordelen? Wat bedoel je?’ ‘De dag dat ze voor mij staan zal ik weten of ze waardig zijn om aan mijn zijde te strijden,’ zegt Ena. Plots merkt Ena verschillende zwevende camera’s op die over de toeschouwers zweven. Even glimlacht ze. ‘De gedaante van Ena Ros zal de opsporingsdiensten wel hoofdbrekens bezorgen,’ denkt ze. ‘Mijn leerlingen zijn hier om toestemming te vragen aan hun ouders om mij te vergezellen. Zij zijn uitverkoren om medestrijders van de verhevene te worden.’ De jongeren haasten zich naar hun ouders toe, die hen nu niet meer als afvalligen aankijken. ‘Wij vragen u vergiffenis, vrouwe,’ zegt de moeder van Loaco. ‘Er valt niets te vergeven, Olora, moeder van Loaco. Ik vraag maar een ding van jullie. De onreinen maken deel uit van deze beschaving. Sta aan hun zijde en volg de leer van de verhevene, die iedereen als een gelijke ziet.’ ‘De leer van de verhevene bestempelt onze kinderen als onreinen, Hera.’ ‘Wie dat zegt, kent mijn leer niet?’ ‘Harone, de hogepriesters moet de leer van de verhe…???’ zegt Yodaré, maar dan beseft ze pas goed wat Ena zegt. ‘Bent u……?’ ‘Ja, dat ben ik. Ik kan zoals ik al gezegd heb in eender welke gedaante verschijnen, Yodaré. Ook zal ik iedereen zal straffen die mijn wetten voor andere doeleinden gebruikt.’ ‘En de hogepriesteres? ‘Die zal zich moeten verantwoorden. Maar wanneer dat zal zijn, staat nog niet vast.’ ‘En mijn ondergeschikten. Waarom hebt u hen vernietigd?’ ‘Ik dood niet, Yodaré. Zij bevinden zich in mijn schip, waar ze kunnen bezinnen. Misschien zijn er onder hen wel die ik medestrijders zal noemen.’ ‘En ik, Hera?’ ‘Jij krijgt ook de keuze, als je wil, Yodaré. Maar je eerste les zal zijn om mij nooit Hera te noemen. Wij zijn allen gelijken, zij het met verschillende mogelijkheden.’ ‘Dat wil ik. Maar ik wil ook zeker zijn dat u de waarheid spreekt. Is dat zo, dan zal ik u dienen.’ ‘Mij dienen, Yodaré. Vele strijden aan mijn zijde, omdat ze dat wensen. Maar niemand dient mij.’ ‘Vergeef me, H..’ Ena glimlacht even merkt dan dat de jongeren naar hen toekomen Even knikt ze de amazone toe. Een seconde later zijn ze allen verdwenen. Meer dan een minuut is het doodstil in de straat. Dan maakt iedereen zich snel uit de voeten. De meeste besluiten te zwijgen en te doen alsof er niets gebeurd is, want ze vrezen de priesteressen en hun dienaars. Want die zullen een onderzoek instellen naar hun verdwenen collega’s. Aan boord van de Tiren materialiseert Sorane in gezelschap van haar leerlingen, die haar even verbaasd aanstaren. Maar ze beseffen allen dat Sorane en Ena één en dezelfde zijn. Enkele grijnzen even als ze aan de schrik van hun ouders en de anderen denken. ‘Wie wil gestraft worden, zegt het maar,’ zegt Sorane streng. Dadelijk zwijgen de zes. ‘Lo-arna, is de commandante van mijn schip. Zij zal jullie een woonruimte laten toewijzen.’ ‘Dank u voor deze kans, Sorane,’ zegt Dyva. Lo-arna die naderbij gekomen is, geeft Serdon en zijn zus Kaeka een teken. ‘Willen jullie onze nieuwe vrienden een korte rondleiding geven en hen daarna in een woonruimte onderbrengen. Laat Tara een trainingsprogramma opstellen.’ ‘In orde, commandante,’ zegt Kaeka. Als Lo-arna weer naar Sorane kijkt, zegt deze: ‘Er zijn nog enkele anderen in een kruiser van hangar TS-28. Maar die hebben een straf verdiend. Later zal ik beslissen wat we met hen doen.’ ‘Misschien is dat iets voor mij, Sorane. We hebben mensen nodig, dat weet je.’ ‘Doe maar de nodige testen als ze willen blijven.’ En die amazone daar. Sorane kijkt om naar Yodaré, die haar verschrikt aanstaart. ‘Dit is mijn ware gedaante, amazone. En mijn naam is Sorane Cobanon.’ ‘Sorane Coban… Maar ik dacht dat u blon…’ ‘Dat was ik ooit, Amazone. Maar nu ben ik wie ik ben. Iedereen die aan mijn zijde staat, noemt mij gewoon Sorane.’ ‘Commandante, wil je Yodaré bij haar mensen brengen. Yodaré was hun leidster in dienst van de hogepriesteres.’ ‘Zeker, Sorane,’ zegt Lo-arna. Nog even knikt Sorane naar Yodaré en dan dematerialiseert ze voor hun ogen. ‘U bent toch commandante van dit schip. En je laat toe dat Sorane je bevelen geeft. Dat begrijp ik niet.’ ‘Dat komt nog wel, Yodaré. Sorane is onze leidster, maar ze voelt zich niet meer of beter dan ons.’ ‘Als Sorane werkelijk de verhevene is. Dan heeft Harone, de hogepriesteres, het mis.’ ‘Dat weet ik niet, Yodaré, Ik stam niet van de Amazone af. Ik was ooit een trouwe Volkor, tot Sorane’s kracht mij bevrijde van de zwarte symbiont. Vanaf dat moment ben ik weer een vrij wezen zoals vele anderen.’ ‘Was jij werkelijk een Volkor?’ Lo-arna knikt en zegt: ‘Kom, ik zal jezelf naar je mensen brengen. We zullen veel uit te leggen hebben, want ze zijn een beetje in paniek.’ Yodaré knikt nadenkend. Dan opent Lo-arna een overbrengersboog. Intussen kijkt Sorane, op de planeet in haar kamer, neer op de slapende Deno. Met een glimlach gaat ze naast hem op het bed liggen. Even schrikt ze, als Deno zegt: ‘Weer op nachtelijke avonturen geweest, schat?’ ‘Zoiets, Deno. Tot morgenvroeg.’ ‘Spijtig, lieve Sorane. Ik had toch wel iets anders in gedachten.’ Even glimlacht de roodharige, terwijl ze naar Deno kijkt. ‘Neem even een koel stortbad, mannetje. Ik wil morgen vroeg op zijn,’ fluistert Sorane en draait zich met haar rug naar hem toe. De volgende morgen schrikt Nirasé wakker, omdat ze een gerucht hoort. Maar er is niemand in de kleine voorkamer. Snel staat ze op en slaat het laken om haar lichaam. Dan stapt ze naar de deur toe. Die schuift dadelijk open. Ze schrikt even als ze Sorane naakt naar het venster ziet toelopen. Maar nog voor de roodharige het venster bereikt, worden kleren omheen haar lichaam uit het niets gevormd. Nirasé schrikt hevig. Hoe kan zoiets. Of droomt ze nog. Even kijkt ze naar de man die nog in het bed van Sorane ligt. Deno die zich op gericht heeft, kijkt haar met een uitdagende glimlach aan. Even voelt ze woede opstijgen in haar binnenste, maar dan merkt ze dat hij opstaat en ook bij hem worden zijn kleren gevormd. ‘Een knappe man en goed gespierd,’ schiet door haar gedachten. Dan ziet ze hem naar haar toekomen. ‘Vergeef me, Nirasé. Ik ben nog niet gewoon met Amazones om te gaan,’ zegt hij vriendelijk. ‘Het is niets.’ ‘Mag ik even.’ Verbaasd ziet hij dat hij zich bukt. En haar laken, dat naar beneden gegleden is vastneemt. ‘Ik ben van Enuron afkomstig. Maar ik ken al genoeg van de amazone gebruiken om dat weten dat een vreemde man, je niet mag zien zoals ik je daareven zag. Alleen als een amazone boete doet, dan mag ze zich zo vertonen,’ zegt hij, terwijl hij het laken over haar schouders legt zodat haar boven lichaam weer bedekt is.’ Even staart ze naar zijn knappe gezicht. ‘Spijtig, dat hij de man is van Sorane. Anders waagde ik mijn kans,’ denkt ze. ‘Nirasé, je bent toch niet met mijn man aan het flirten, hoop ik.’ Verschrikt kijkt de amazone Sorane aan, die dan glimlacht. ‘Deno, kom maar mee, want je hoort bij mij. Je weet wat je te wachten staat, als je iets probeert.’ ‘Ik hielp haar alleen maar, schat,’ zegt Deno met lichte spot. Nirasé kijkt beiden met een vreemde blik aan. Die man zou normaal gestraft worden, want hij had zijn blik dadelijk moeten afwenden. Maar hij heeft haar vriendelijk op haar fout gewezen, daarom kan ze niet echt boos op hem zijn. En hij heeft zelf toegegeven dat hij nog met amazones moet leren omgaan. Als Sorane met Deno de kamer verlaten heeft, kleed Nirasé zich snel aan. Op de klok ziet ze dat het zeer vroeg in de morgen is. Nadat ze haar schoenen aangetrokken heeft, volgt ze Sorane naar de tuin, terwijl haar man niet geïnteresseerd naar buiten stapt. Ze blijft verbaasd staan als ze de bliksemsnelle oefeningen ziet, waarmee de roodharige beweegt. Zo snel heeft ze nog niemand zien bewegen. Het zwaard van Sorane is bijna niet met het oog te volgen. ‘Wil je mee trainen, Nirasé?’ vraagt de roodharige plots, terwijl ze haar zwaard laat zakken. ‘Nee, liever niet.’ ‘Waarom niet, amazone. Kan je niet vechten?’ ‘O, jawel. Maar niet zoals jij. Ik geloof zelfs niet dat de koningin tegen u een kans maakt.’ ‘Misschien, Nirasé. Elnaki is een waardige bezitster van het amazone zwaard. Maar ik kan echter niet anders. Mijn weg leidt tot diep in het Amazonegebied.’ ‘Jij, een gewone amazone. Waarom moet jij daar?’ ‘Ik ben niet echt een amazone, Nirasé.’ ‘Wat? Geen echte Amazone. Dat meen je niet.' 'Toch wel, Nirasé. Ik kom van Enuron. Maar mijn ouders komen van Oran II.' 'Je naam is dezelfde als de voornaam van een gezochte misdadigster op Enuron. Haar volledige naam is Sorane Nador. Maar we kregen ook berichten dat ze gedood zou zijn.' 'Tja, dat is wel vreemd, amazone. Maar mijn naam is Sorane Cobanon.' 'Als Elnaki te weten komt dat je geen amazone bent, dan stelt ze je op staande voet terecht.’ ‘Misschien, Nirasé. Ze weet wat jij nu ook weet, maar geen van jullie beiden weten wie ik in werkelijkheid ben.’ ‘Wie jij in werkelijkheid… Wat bedoel je?’ ‘Ik heb de amazonezwaarden nodig, Nirasé. Alleen met hen in mijn bezit kan ik mijn opdracht volbrengen.’ ‘Jij hebt de amazonezwaarden... Denk je dat de zwaarden je zullen gehoorzamen. Alleen amazones kunnen ze activeren, Sorane.’ ‘En diegene die jullie de verhevene noemen, Nirasé,’ zegt Deno, die op dat moment met Erine naar buiten komt. De amazone kijkt de man van Sorane kwaad aan. ‘De verhevene is de zwaarden niet meer waard. Jakira, die zo genoemd werd, is nu een van onze ergste vijanden. Maar ze bezit haar grote goddelijke macht nog steeds.’ ‘Je bedoelt de kloon van Jakira, amazone, want de echte Jakira is dood. Of toch haar lichaam. Haar…’ Sorane geeft Erine een teken, waardoor ze dadelijk zwijgt. ‘Wat zeg je, is dat werkelijk waar. Is die Jakira echt een kloon?’ ‘Het klopt, wat Erine zegt, Nirasé. Maar daarom is ze niet minder gevaarlijk. Op Enuron is ze nu haar nieuwe thuisbasis aan oprichten.’ ‘Dan moeten we dadelijk alarm slaan, Sorane. Misschien kunnen we alle amazones opnieuw verenigen.’ ‘Wat is er dan gebeurd? Vechten de stammen tegen elkaar.’ ‘Nog niet, Sorane. Maar onze stam en nog drie anderen, willen Jakira niet meer als de verhevene herkennen. De andere stammen willen hun eed van trouw aan de verhevene opnieuw afleggen. En nu zeg jij dat ze de echte niet is. Dat zal als een bom inslaan.’ ‘Dat kan beter niet gebeuren, amazone. Mijn dokteres Jouna, zou dan te veel werk hebben met de gewonden,’ zegt Sorane met een glimlach. Nirasé antwoordt echter niet. Maar kijkt de roodharige streng aan. ‘Voorlopig verandert dat niets aan de situatie, Nirasé.’ ‘Dat is toch iets dat de koninginnen moeten weten.’ ‘Zeker, maar de tijd is hiervoor nog niet gekomen. Het is noodzakelijk, dat de amazones opnieuw een eenheid vormen. Alleen de echte Verhevene kan dat in de hand werken, Nirasé.’ ‘Misschien, maar als die Jakira echt een kloon is, dan moeten de geruchten kloppen. En dan moet de verhevene al vele jaren geleden omgekomen zijn. Alleen een paar van haar vroegere vrienden konden ontkomen. Ze kregen landingsrechten, maar moesten, van koningin Veréna, deze later weer afstaan, toen ze bleven beweren dat die blondine niet de echte Jakira was.’ Even is het stil in het vertrek. ‘Geloofden de amazones de vrienden van Jakira dan niet.’ ‘Nee, Deno. Jakira, die jullie een kloon noemen, was bij koningin Veréna aanwezig, om de amazones te vragen zich afzijdig te houden in haar strijd tegen de zwarte wachters. Alle koninginnen stemden eensgezind voor.’ ‘Slim van haar. Nu heeft ze de vrije hand op Enuron,’ merkt Erine spottend op. ‘Maar toen de amazone Zeyana door Jakira gedood werd op Enuron, begonnen enkele van ons, waaronder onze koningin Elnaki te twijfelen. Hierdoor werd de eenheid van de amazones verbroken. Er dreigt zelfs een burgeroorlog. En door de wapenleveringen van Enuroonse handelaars, zijn de verhoudingen voor ons niet zo gunstig meer.’ ‘Wapenleveringen?’ ‘Ja, wisten we maar waar we de thuisbasis van die bandieten moeten zoeken, dan...’ ‘Dat is voor later. Eerst moeten we de amazones op het juiste spoor brengen,’ zegt Sorane. ‘En jij wilt daarom koningin Elnaki verslaan.’ ‘Juist, Nirasé. Omdat het noodzakelijk is.’ ‘En als je verliest, Sorane. Als een amazone de koningin uitdaagt en verslagen wordt, dan wordt ze verstoten.’ ‘Dat klopt, Nirasé, maar je vergeet dat ik geen amazone ben.’ ‘Weet je wat de straf is, als een vreemde de koningin uitdaagt?’ ‘Ja, amazone. Dat weet ik, maar ik denk niet dat het zover zal komen.’ ‘Ben je daar zeker van, Sorane?’ vraagt Seana. De roodharige knikt. Op dat moment komt een man binnen. ‘Ona Nirasé. De koningin verwacht haar uitdaagster op het centrale plein.’ Voor de amazone kan antwoorden, stapt Sorane vooruit. ‘Kom, we mogen haar niet laten wachten. Het feest ter ere van diegene die het waagt om te koningin uit te dagen begint over enkele minuten.’ ‘Weer een feest? En nu ook nog voor mij. Hier wordt nogal veel gefeest, zo te zien.’ ‘Ja, of je wil of niet. Het zijn de gebruiken, die door de verhevene opgelegd zijn, Sorane. Wij hebben ze altijd nauw opgevolgd.’ Als laatste verlaat Nirasé, na Jona, hun vertrekken en doet haar best om Sorane en haar drie vrienden en beide amazones bij te benen. De man kijkt hen verbaasd na. Aan de rand van het grote plein staan tribunes in de vorm van een halve cirkel. De middelste van de twee is de grootste. Recht daartegenover staan een kleinere. Kriva brengt hen daarnaartoe. ‘Deze is voorbehouden voor de uitdaagster en haar begeleiders, Sorane. Beide tegenstanders moeten, volgens de gebruiken, tegenover elkaar op het plein plaatsnemen. Na de oorlogsdans zullen beiden elkaar in het midden van het plein ontmoeten,’ legt Nirasé uit. Even kijkt Sorane haar vrienden aan en knikt dan. Het groepje volgt de amazone de tribune op. Nirasé stapt naar de top van de tribune toe. Daar kijkt ze naar de grootste en ziet haar koningin zitten. Dan steekt ze haar armen naar links en naar rechts uit. Dit is het teken, dat allen aanwezig zijn. Sorane is intussen als eerste gaan zitten. Deno neemt links van haar plaats, terwijl Seana links van Deno en Erine rechts van Sorane gaat zitten. Op dat moment beginnen trommels te roffelen. Twee groepen van elk elf amazones in volledige wapenuitrusting die recht uit het verleden lijkt te komen. ‘Als ze vele jaren geleden zo vochten dan zullen er zeker vele slachtoffers gevallen zijn,’ zegt Deno. Nirasé, die terug van de top afgedaald is, hoort zijn woorden. ‘Het waren moedige vrouwen, man van Sorane. Ze vochten tot de dood tijdens de grote oorlogen onder amazones. Een tijd, die nu teruggekomen is. Alleen zijn de wapens verschillend.’ ‘Dit is toch geen gevecht tot de dood, Nirasé, want dan zal Elnaki niet veel langer koningin zijn.’ Even staart Nirasé, Sorane verbaasd in de ogen. ‘Wat bedoeld die roodkop nu weer?’ vraagt ze zich af, maar verstijfd als de irissen van Sorane afwisselend van kleur lijken te veranderen. Ze schrikt ervan, maar dan antwoordt ze: ‘Nee, dat niet, Sorane. Het is een schijn gevecht. Maar omdat het zo echt mogelijk moet lijken, vallen er soms ook tijdens deze oorlogsspelen gewonden en doden. Ik hoop alleen dan Minra ongedeerd blijft, want dat zou een zware slag zijn voor de koningin.’ ‘Is ze dan zo belangrijk, Nirasé?’ De amazone kijkt Seana aan en knikt. ‘Elnaki en Minra hebben elkaar een paar maanden voor elkaar gekozen.’ ‘En die andere groep.’ ‘Die staan onder leiding van de witharige amazone met de naam Lotte. Ze zijn goed, maar die Lotte zou beter de leiding afstaan.’ Even kijkt Sorane Nirasé aan. ‘Het lijkt wel alsof je haar niet kan uitstaan.’ De amazone trekt haar schouders en wendt haar blik op beide groepen amazones die op twintig meter van elkaar staan. Beide partijen buigen naar elkaar. Dan stormen ze op elkaar toe en een hevig zwaard gevecht begint. ‘Welke partij behoort tot diegenen die jaren geleden de oorlog won?’ vraagt Erine. ‘Beide. De groep die wint heeft het recht om de titel te dragen tot de volgende maal dat dit gevecht gehouden wordt.’ ‘Wat gebeurt er met de groep is verloren?’ vraagt Seana plots. Even slikt Nirasé. ‘Die verliezen hun status. Ze worden terug gewone amazone strijdsters. Alleen de besten of de slimsten kunnen winnen.’ Gespannen kijken alle toeschouwers toe, hoe beide groepen elkaar naar het leven lijken te staan. Ze zijn aan elkaar gewaagd, maar Sorane merkt al snel dat een groep een iets betere strategie heeft dan de andere. Ze hebben al snel een kring omheen hun koningin gevormd, terwijl die de andere koningin in het nauw gedreven heeft. Die beseft al snel haar fout. Ze is van haar volgelingen, die vechten om tot bij haar te raken, afgesneden. ‘Spijtig, Lotte. Je kan niet winnen,’ fluistert Nirasé plots. ‘Ken je haar, Nirasé?’ ‘Ja, Lotte is de zus van mijn man en een trotse amazone. Ooit was ze mijn vriendin, Sorane. Maar sinds een paar jaar, spreken wij niet meer tegen elkaar.’ Met een droevige blik merkt ze dat Lotte steeds meer fouten begint te maken. ‘Minra zal winnen,’ fluistert ze. ‘Je geeft om haar.’ ‘Ja, ooit wel. Toch vind ik het erg om haar zo te zien. Ik vrees dat zij dit niet te boven zal komen. Als leider van haar groep heeft ze een grote fout gemaakt.’ Dan stort Lotte in elkaar als ze met een laatste slag haar zwaard verliest. De slag is zo hevig dat verschillende beentjes van haar hand gebroken worden. Ze verliest haar zwaard en bloed uit verschillende wonden. Ze drukt haar hand tegen haar lichaam, terwijl ze op haar knieën zakt. Minra, de gespeelde koningin van de andere groep, steekt haar zwaard omhoog. Ten teken dat haar groep gewonnen heeft en zegt: ‘Laat de vrede weerkeren.’ De vier nog staande amazones van Lotte. Laten hun zwaarden zakken, als ze beseffen dat de strijd voorbij is. Ze hebben verloren. Verslagen stappen ze naar hun gespeelde koningin toe, maar ze kunnen haar niet helpen. Lotte staat op en verlaat nagestaard door haar medestrijdsters en de toeschouwers het plein. Haar tien lotgenoten volgen haar met neerhangende schouders. Sommigen van hen zijn gewond en wankelen. Twee gewonden van de andere groep, worden naar een verzorgingszwever gebracht. Twee anderen zijn niet zo zwaar gewond en blijven in een verzorgingstent zitten. De zeven anderen, waarvan drie met lichte wonden gaan op een rij voor de tribune van de Koningin staan. Dan buigen ze langzaam. Weer beginnen de trommels te roffelen, maar nu met een ander ritme. Minra is de eerste die vooruit danst, dan volgen de zes anderen. Meer dan een uur dansen ze onder luid tromgeroffel. Intussen stapt Lotte, gevolgd door haar medestrijdsters, naar de rand van het plateau toe. Daar blijft ze staan en keert zich om. ‘Ik heb jullie slecht geleid, amazones. Met zijn allen moeten we daarvoor boeten door het verliezen van onze amazonestatus. Met deze hand ben ik zelfs geen strijdster meer. Dat is iets waar ik niet kan mee leven.’ ‘Nee, Lotte, dat niet. Je moet je erover heen zetten.’ Maar de amazone schudt haar hoofd. ‘Ik kan het niet, Kilane. Jullie moeten mijn wens eerbiedigen.’ ‘Is het je wens om je leven hier te beëindigen, Lotte? Als je zo laf bent, dan ben je nooit een echte amazone geweest. Misschien is het daarom dat jullie groep de strijd verloor.’ De elf amazones staren de vreemde vrouw, die deze woorden sprak, aan. ‘Wie ben jij?’ ‘Ik ben diegene die de koningin uitdaagt.’ ‘Jij. En je staat hier bij ons.’ ‘Ja. En ik wil jou toevoegen aan mijn lijfwacht.’ ‘Ik, met een hand als dit. Ik kan zelfs geen wapen meer vasthouden. Verschillende beentjes zijn gebroken.’ ‘Nirasé zal mij aan mijn linkerkant begeleiden en jij zal mijn rechterhand zijn.’ ‘Nirasé en ik? Nooit, Amazone’ ‘Dat is mijn wens, Lotte.’ ‘Nee!’ roept Lotte uit en doet een stap achteruit. ‘Lotte, nee!!!’ roept een van de anderen, als de amazone achteruit over de rand stapt. Verbaasd kijkt ze naar beneden, maar ze valt niet. Ook de anderen staren haar verbaast aan. Ze zien niet dat de vreemde amazone naar Lotte toestapt. Aan haar rechterkant blijft ze staan. ‘Nog altijd de wens om te vallen, amazone. Of wil je liever mijn hand.’ ‘Is dat een huwelijksaanzoek, zoals ze bij jou stam doen?’ ‘Nee, ik wil alleen mijn rechterhand aan mijn zijde. Maar dan levend, Lotte.’ ‘Wie ben jij dan werkelijk?’ ‘Iemand die je kan helpen, amazone. Maar jij moet kiezen. Vallen of leven.’ ‘Een leven met schaamte.’ ‘Lotte, doe wat ze vraagt. Als jij de dood kiest, dan volgt ik je.’ Verschrikt kijkt Lotte een amazone aan, die naar de rand toestapt. ‘Nee, Deromy. Jij niet. Jij hebt eervol gestreden.’ ‘Ja, Lotte. Maar we hebben samen hard getraind om te worden wat we geworden zijn. Daarom kies ik om jou te volgen. Moge de verhevene ons beiden vergeven.’ ‘Dat zal ik niet, Deromy,’ zegt Sorane. ‘Ik ga de weg die ik wil volgen. Sorane, schakel alstublieft dit zwaartekracht veld uit.’ ‘Welk zwaartekrachtveld, Lotte?’ ‘Dat wat mij steun verleent,’ fluistert Lotte. ‘Doe dan een stap vooruit, amazone. Alleen dan zal het veld verdwijnen,’ zegt Sorane, maar merkt dat Deromy haar met een vreemde blik aanstaart. Even kijkt Lotte naar de glimlachende roodharige. Maar ze heeft een plannetje in gedachten. Een stap vooruit, doet het veld verdwijnen en dan een sprong naar achter de diepte in. Maar ze zal snel moeten zijn. Sneller, dan het veld, dat Sorane weer zal inschakelen. ‘Doe maar, Lotte. Ik heb je gezegd dat ik wil dat je mijn rechterhand wordt. Zelfs als je snel genoeg zult zijn, dan zal je langzaam weer omhoog zweven. Maar te pletter storten zal je nooit lukken. Al je strijdsters geven om je,’ hoort de amazone in haar hoofd zeggen. Op het moment dat ze een stap naar voor doet, hoort ze Deromy stamelen: ‘Vergeef me, he…’ ‘Ik zal je nooit vergeven, als je zelfs aan mij als Hera durft denken. Noem mij zoals anderen gewoon Sorane,’ onderbreekt de roodharige haar. Deromy slikt het laatste woord angstig in. Even staart ze Sorane aan en merkt dat die Lotte ondersteunt. ‘Laat haar alstublieft niet vallen, Sorane,’ zegt ze met trillende stem. Ze merkt echter het groene licht niet op dat de hand van Lotte even omgeeft. Die voelt echter wel een hevige pijn als de beentjes weer op zijn plaats schuiven. Als Sorane haar loslaat en Deromy haar omarmt, merkt ze pas dat er iets veranderd is, als ze haar hand voorzichtig om de schouders van de amazone slaat. Ze voelt geen pijn meer en ze kan haar vingers bewegen. Sorane doet een stapt achteruit en kijkt de anderen aan. ‘Jullie horen allen vanaf nu tot mijn persoonlijke lijfwacht. Ik verwacht jullie voor het einde van de dans gewassen en in volle uitrusting bij de kleine tribune. Lotte blijft voorlopig jullie overste.’ Ze kijken haar na als ze naar het plein toestapt. Dan schrikken ze als ze elf ijsgroene Pentagons op een meter boven de grond zien zweven. ‘Zijn dat Yomons van de goden,’ ‘Hypsoons, amazone. Deze zijn voor jullie allen. Anya zal jullie uitleggen wat ermee te doen.’ ‘Anya. Wie is dat?’ Maar niemand antwoordt tot een amazone een pentagon in haar hand neemt. Voor haar verschijnt een mooie blonde vrouw. Maar de anderen zien haar niet. ‘Neem een pentagon, dan zien jullie Anya ook. Zij zegt dat zij het pentagon is.’ Als laatste neemt Lotte een pentagon in haar rechterhand, terwijl ze naar haar hand staart. Ze kan het nog steeds niet geloven dat die weer kan gebruiken. ‘Wie is die Sorane?’ ‘Ik denk dat ik haar herkend heb, Lotte. De verhevene.’ ‘Nee, dat kan niet. Als die nog leeft, dan kan ze zeker geen roodharige zijn. Ik geloof dat ze blond was.’ ‘Goden kunnen eender welke gedaante aannemen, Lotte,’ zegt Deromy, maar schrikt als ze een stem hoort zeggen. ‘Maak mij niet woedend, Deromy. Ik ben nooit een godin geweest. Ik wil zelfs de titel die de amazones mij geven niet dragen.’ Intussen zit Sorane in plaats van haar geschapen kloon weer op haar plaats op de tribune. Maar haar gedachten observeren de Lotte en de tien amazones, die genieten van een kort maar lekker stortbad. Ongeveer veertig minuten later beginnen twee van de zeven amazones die nog steeds een wilde dans uitvoeren, plots te wankelen. Ze kunnen bijna niet meer op hun benen staan. Drie anderen vertonen ook al een begin van zwakte. Alleen Minra en een anderen dansen nog gewoon verder. ‘Die twee daar, maken het ook niet lang meer,’ fluistert Deno. Nirasé kijkt hem even aan. ‘Een van hen mag maar overblijven, Sorane. Dat is het doel van deze dansen. Als Minra dat het langst volhoudt, dan bewijst zij dat ze een waardig leidster is. Plots schrikt als ze Lotte en de tien anderen amazones ziet naderen. Even spreekt Lotte met Kriva. Die laat de groep, tot de verbazing van Nirasé, door. ‘Zijn mijn nieuwe lijfwachten aangekomen, Amazone?’ vraagt Sorane. Nirasé kijkt haar met een vreemde blik aan en knikt alleen maar. Maar innerlijk vraagt ze zich af waar Sorane Lotte en de anderen ontmoet kan hebben. Of zou een van Sorane’s begeleiders, die geronseld hebben na hun nederlaag. Dan merkt ze dat Lotte de tribune opstapt, terwijl de anderen blijven wachten. ‘Amazone Lotte Grosar meldt zich, Sorane,’ zegt ze. Sorane kijkt even om en knikt de amazone toe. ‘Ik zie dat je mijn raad niet in de wind geslagen hebt, Lotte.’ ‘Nee, Sorane. Mijn hand heeft me overtuigd. Dank u om mij te helpen.’ ‘Dank me door aan mijn zijde te strijden, Lotte.’ Nirasé die niets van dit telepathisch gesprek gehoord heeft, merkt dat haar vroegere vriendin met de anderen achteraan gaat zitten. Even kijkt ze nog naar Sorane, maar die kijkt naar de twee laatste dansende amazones. Plots glimlacht ze en even later ziet ze dat een van de twee begint te wankelen en plots in elkaar zakt. Alleen Minra staat nu nog, al is het wankelend, op haar benen. ‘Minra heeft haar leiderschap bewezen, Sorane.’ Sorane kijkt Nirasé aan. ‘Die amazones zijn trouw aan hun overste, Nirasé. En trouw is iets wat Minra verdient lijkt te hebben.’ De amazone kijkt Sorane opnieuw met een nadenkende blik aan. ‘Zeker zijn ze trouw, Sorane. Zonder eerbied en respect zou een groep als dat niet lang blijven bestaan en zeker geen overwinningen halen.’ Sorane knikt met een glimlach. ‘Alleen was Minra uitgeput en stond op het punt om in elkaar te zakken. De bewegingen van haar ondergeschikte waren nog net iets soepeler dan die van Minra. Ik vermoed dat ze het zeker nog twee minuten vol zou gehouden hebben.’ ‘Bedoel je dat, Jenova opzettelijk ingestort is. Nee dat kan ik niet geloven.’ Maar Sorane zegt niets. ‘Als je gelijk hebt, dan moet…’ ‘Niets, Nirasé. De amazone die jij Jenova noemt, is trouw aan haar meerdere. Ik ben zeker dat ze weet dat ze kon winnen, maar ze verkoos om Minra haar titel te gunnen. Dat verdient mijn respect. Ik ben niet zeker dat jij dat zou gedaan hebben.’ Nirasé slikt even, want ze beseft dat Sorane gelijk heeft. Nee, zij zou dat niet gedaan hebben. Winnen is het belangrijkste. Of toch niet. Of zou vriendschap belangrijker zijn, dan winnen? Misschien vechten die elf amazones daarom zo goed samen. ‘Begin je het te begrijpen, Nirasé.’ Even kijkt de amazone de roodharige aan en knikt lichtjes. Maar als ze de blik van Lotte op zich gericht ziet, voelt ze de woede weer toenemen. Dan ziet ze dat de zeven amazones wankelend naar de rand van het plein toestappen. Even later staat Koningin Elnaki op. Als ze haar armen opsteekt, wordt het stil op het plein. ‘Vandaag ga ik in op een uitdaging die door een amazone uitgesproken is. Tussen deze tribunes zal ik het zwaard kruisen met mijn uitdaagster in een gevecht tot de dood erop volgt. Dat zijn de regels. Maar ik dood niet graag amazones die tot de beste zwaardvechters behoren. Daarom zal ik haar leven sparen als ze om genade smeekt.’ Dan kijkt ze naar de kleine tribune. ‘Sorane, ik ga op uw uitdaging in.’ Dan springt ze van de tribune op de harde stenen van het plein. Twee amazones en twee mannen volgen haar. ‘En nu.’ ‘Nu springen wij van de tribune, Sorane. Of zinkt de moed je nu plots in je schoenen.’ Sorane glimlacht en springt naar beneden. Nirasé kijkt even naar Lotte, maar die keurt haar geen blik waardig. Ze volgt Sorane op de voet. Ze merkt niet dat Sorane telepathisch, Lotte, Deromy en Kriva aanduidt om hen te volgen. ‘Jullie blijven hier,’ zegt Nirasé tegen de vrienden van Sorane. Sorane en Nirasé verlaten de tribune. Nirasé is verbaasd dat Lotte zich hen voegt en hen, aan de rechterkant van Sorane iets achter haar, vergezeld. Ook Deromy en Kriva springen naar beneden en volgen hen op een paar passen. Jona blijft achter, nadat ze gedachten van de roodharige ontving, zegt ze tegen de amazones van de groep van Lotte: ‘Jullie staan voorlopig onder mijn bevel.’ Enkele van de vrouwen klikken, maar de anderen zeggen niets. Ze kijken naar hun leidster die Sorane volgt langs de rechterzijde. Nirasé merkt verbaasd Kriva en Deromy op, die hen volgen, maar ze zegt niets. Ze zien vele amazone vrouwen en mannen langs de rand van het cirkelvormig plein staan kijken. Sorane merkt al snel Elnaki op, die in gezelschap van mannelijke krijgers, in het midden van het plein staat te wachten. Op een paar passen van de koningin blijft Sorane staan. Beiden kijken elkaar meer dan twee minuten aan, terwijl ze elkaar observeren. Dan zegt Elnaki: ‘Wie geeft jou het recht om die gevallen amazone tot je rechterhand te benoemen.’ ‘Ik wilde haar helpen, Elnaki. Nadat ze het gevecht door een eigen fout verloor, wilde ze een eind aan haar leven maken, om de schaamte te vergeten. Nu kan ze weer trots op zichzelf zijn.’ Even kijkt Elnaki naar Lotte en dan richt ze zich tot haar tegenstandster: ‘Welk wapen kies je, Sorane?’ ‘Het zwaard.’ De koningin knikt en trekt haar zwaard. De amazones wijken uit elkaar waardoor een grote kring gevormd wordt. Ook Erine, Aenon, Jouna en Deno kijken toe. Seana merk dat Sorane, bedachtzaam haar zwaard uit de schede trekt. Ze lijkt over iets te twijfelen. En ze heeft gelijk, Sorane vraagt zich af of ze er wel goed aan doet. Maar ze beseft dat ze niet terug kan. Beide tegenstandsters staren elkaar aan. Dan stapt Sorane naar voor en valt als eerste aan. Elnaki kan haar aanval met gemak afslaan en gaat zelf tot de aanval over. Sorane moet onder de harde slagen wijken en komt bijna ten val. Op het laatste nippertje kan ze voor Elnaki’s slag opzij duiken door zich te laten vallen en opzij te rollen. Elnaki kijkt haar verbaasd aan. Ze had meer van de roodharige verwacht. Zoals ze vecht, heeft ze tegen haar geen kans. Ze lijkt geen waardige tegenstandster voor een koningin. ‘Genoeg gespeeld, koningin. Ik weet wat je kan, maar je zal nog veel meer moeten trainen om mij te kunnen verslaan,’ hoort ze Sorane plots zeggen. Ze merkt Sorane haar uitdagend aankijkt, maar haar zwaard laat zakken. Sorane blijft staan en maakt ter plaatse enkele snelle bewegingen met haar zwaard. Ze zijn bijna met het oog niet te volgen, maar een ervaren zwaardvechter als Elnaki, merkt dadelijk dat elke slag zeer precies uitgevoerd wordt. Dan kijkt de roodharige haar aan en werpt haar wapen op de grond. ‘Dit gevecht is ten einde, Koningin Elnaki. Ik kan je verslaan, maar dat heeft geen enkel nut.’ De koningin kijkt Sorane ontsteld aan. ‘Waarom?’ ‘Ik heb geen recht om je uit te dagen, Elnaki. Zoals ik eerder al zie, stam ik wel van een Amazone famillie af, maar ik ben niet als amazone opgevoed, Elnaki. De naam die mijn pleegouders mij gaven is Sorane Nador, maar ik verkoos later de naam van mijn famillie Cobanon aan te nemen.’ ‘Wat zeg je? Die naam, die heb ik al ergens gehoord. O, ja nu weet ik het. Jij bent Sorane Nador, de huurmoordenares of als ik het goed die dubbelgangster. Die noemde zich zo volgens de berichten.’ Sorane zegt echter niets. ‘Je lijkt zeer veel, op die Sorane Nador die op Enuron vele doden op haar geweten heeft,’ roept de koningin uit. Terwijl het doodstil op het plein wordt, kijkt de koningin de roodharige ontsteld aan. ‘Er is nooit een dubbelgangster van mij geweest, Elnaki.’ ‘Ben jij Sorane Nador? En de dode dan’ ‘Dat was ik, maar ik stond terug op, Koningin.’ ‘Als dat werkelijk zo is, dan was je zeker niet echt dood. Misschien een truc om… ‘Nee, Elnaki. Twee capsules in je borst kan je niet nabootsen. Zelfs mijn man was ervan overtuigt dat ik dood was.’ ‘Truc of niet. Maar je staat hier nu wel voor mij. En een amazone ben je niet, Sorane. Je beseft toch…. Waarom ben je hier? Haha… Dat is het…. Je bent hier in opdracht van een of andere opdrachtgever.’ 'Dus was mijn vermoeden juist. Is dat de reden van haar uitdaging?' fluistert Nirasé en legt haar hand op haar wapen.' 'Doe het niet, Nirasé. Sorane kon Elnaki tijdens het gevecht doden en toch heeft ze haar wapen neergeworpen,' fluistert Deno snel. ‘Nirasé, alstublieft. Laat je wapen waar het is. Sorane is een bondgenote. Ik vertrouw haar,’ hoort ze Lotte zeggen ‘Lotte heeft gelijk, Nirasé. Ik weet niet waarom, maar ik vertrouw haar ook.’ Even kijkt Nirasé naar Lotte en dan naar Jona, die ook knikt. Ergens vertrouwt ze Sorane wel. Langzaam neemt ze twijfelend haar hand van het wapen. Dan merkt ze de glimlachende blik, van Lotte op. ‘Zou zij er meer van weten? Hé, haar hand. Ze heeft haar hand toch zwaar verwond tijdens het gevecht?’ denkt Nirasé, terwijl het doodstil op het plein wordt. Dan doet ze een stap naar Lotte toe. ‘De geruchten waren zo te zien wat overdreven, Lotte. Je hand ziet er veel te gezond uit om gebroken vingers te hebben.’ ‘Na de klap, die mijn vier vingers van mijn handpalm brak, kon ik geen zwaard meer in de hand nemen, Nirasé. Ik wilde een eind aan mij leven maken. Maar Sorane heeft mijn hand genezen,’ hoort ze Lotte zeggen. ‘Sorane heeft..? Je staat toch niet weer liegen, Lotte.’ Nirasé staart nog even naar Lotte’s rechterhand. Dan draait ze zich met een ruk om. Dan trekt ze haar schouders op. ‘Amazone, wat je tegen Lotte hebt, weet ik nog niet. Maar al kan je het moeilijk geloven, maar Lotte liegt niet,’ hoort Nirasé plots een telepathische stem zeggen. Lotte heeft niet gemerkt dat Nirasé even schrok. Ze kijkt zoals iedereen, ook de koningin, de roodharige ontsteld aan.
9. Nieuwe vrienden
Op dat moment stapt een jonge vrouw op Enuron uit een zwever, die haar tot hier gebracht heeft. Het gezin dat haar liet meerijden, slaat hier van de hoofdweg af. Aan de splitsing laten ze de jonge vrouw uitstappen. ‘Veel geluk, Andrea,’ zegt de vrouw nog. ‘Voor jullie ook, Jiva. En nogmaals bedankt voor jullie hulp.’ ‘Wees voorzichtig, meisje,’ zegt de man nog, voordat hij de zwever in beweging zet en naar links in de richting van Goover afdraait. Even kijkt ze de zwever na die onder de hoofdweg door raast. Dan richt ze haar blik in de richting waaruit ze kwamen, maar er is geen naderende zwever te zien. Ze weet dat dit verbindingsweg tussen de dorpen Goover en Mogwan is. Dan werpt ze een blik op de weg naar rechts, die naar het dorp Mogwan leidt. Naar dat dorp is ze op weg, maar deze moderne weg met verlichtingspalen herinnert ze zich niet. De bossen links en rechts van de weg kent ze wel. Ze weet dat dit de laatste hindernis is die ze zal moeten overwinnen om haar doel te bereiken. ‘Vermoedelijk nog een zes-tal kilometer, zei de man van Jiva,’ denkt ze. Van hen weet ze ook dat de weg met een lange bocht naar links draait en dan recht naar Mogwan, dat links langs de andere kant van het bos ligt.’ Langzaam begint ze te stappen, terwijl ze in gedachten al vooruitdenkt: ‘Als ik er ben, zal ik de mensen bij wie daar ooit gelogeerd heb, moeten zoeken. Hopelijk zijn ze niet verhuisd, want alles lijkt hier anders. Deze grote weg was er toen niet.’ Aan de linkerkant van de weg blijft ze even besluiteloos staan. Even staart ze naar de bomen en struiken en dan weer naar de weg in de richting waarin het dorp ligt. ‘Door het bos is het korter, maar op de weg kom ik sneller vooruit,’ fluistert ze. Zes of zeven jaren geleden heeft ze in Mogwan, het kleine dorpje, als twaalfjarige eens gelogeerd. Even denkt ze aan die tijd, terwijl ze op de berm gaat zitten. Ze was toen met haar grootouders meegegaan om kennissen van hen op te zoeken. Ze kent daar een paar mensen, van toen. Bij die kennissen wil ze onderduiken. Even zucht ze en staat weer op. Dan begint ze te stappen en vordert redelijk goed. Tegen de middag heeft ze al drie kilometer afgelegd, maar dan schrikt ze als ze een naderend motorgeluid achter zich hoort en omkijkt. Ze ziet een tiental terreinzwevers langs de hoofdweg naderen van hetzelfde model en allen in een donkerblauwe kleur. ‘Dat zijn ze. Ze hebben me gevonden,’ schiet het door haar gedachten. Snel laat ze zich achter de berm vallen, maar ze hebben haar al opgemerkt en de zwevers komen met een schok stilstand. De vrouw springt op en rent de struiken in. Ze ken hebben scherpe stekels en ze merkt niet dat haar kleren op verschillende plaatsen scheuren. Haar achtervolgers nemen echter de tijd om zich te organiseren. Ze merkt niet dat twee zwevers in de richting van Mogwan weg razen en twee anderen in de richting waarvan ze gekomen zijn. De vrouw rent intussen verder het bos in. Ze moet ontkomen, want ze wil kost wat kost naar Mogwan. Om dat doel te bereiken moet ze nu door het bos. Maar ze raakt buiten adem en houdt halt achter een boom omringt door struiken. Op een paar honderd meter van haar ziet ze een twintigtal gewapende mannen en vrouwen de weg verlaten en in haar richting komen. Plots splitsen ze zich in drie groepen. Een groep wijkt naar links uit en een andere naar rechts. De derde nadert haar steeds meer, maar ze lijken niet te weten waar ze is. Gespannen maakt de vrouw zich zo klein mogelijk tussen de struiken en hoopt dat ze haar niet zien. Ze heeft geluk, want ze lopen haar op een paar passen voorbij. Toch blijft ze liggen en kijkt hen na. Juist als ze de struiken wil verlaten, merkt ze een man op die haar een wapen op haar gericht houdt en haar grijnzend aankijkt. ‘Hallo, Andrea. Wel slim om je hier te verbergen, maar gelukkig was ik mijn drankje vergeten.’ De vrouw blijft staan en richt zich op. ‘Je ziet er mooi uit in die gescheurde kleren, meid.’ ‘Roep de anderen maar, Rono.’ ‘Jij bent van mij alleen, schatje. Kom maar dichterbij of wil je eerst een capsule in je voet.’ Maar Andrea blijft gewoon staan. Ze heeft geen wapen waarmee ze zich kan verdedigen. Even kijkt ze om zich heen. ‘Voor jij tussen de struiken raakt, heb ik je te pakken, schatje. Kom liever hier en zonder verzet.’ Even glimlacht de jonge vrouw en stapt dan aarzelend op de man toe. Hij lijkt werkelijk alleen. ‘Kan het niet een beetje sneller? Of ben je moe van al dat rennen,’ lacht de man, die ze kent als Rono, terwijl hij zijn wapen lichtjes laat zakken.’ Op dat moment duikt de vrouw naar voor en rolt over het gras naar hem toe. Rono reageert dadelijk, maar is toch niet snel genoeg. Een capsule raakt haar schouder even, maar dan rijst ze voor hem op. Met haar rechterarm slaat ze het wapen opzij en met de linker raakt ze hem in zijn buik. Kreunend krimpt hij in elkaar van de pijn. Een tweede slag slaat het wapen uit zijn hand. Dan maakt ze een fout, waardoor hij haar linkerarm kan vastgrijpen. Maar ze draait handig opzij en raakt hem met haar rechter ellenboog opnieuw in zijn maag. Alleen raakt ze hem niet hard genoeg. Rono draait ook bliksemsnel opzij en grijpt haar bij de heupen. Van woede werpt hij haar tegen de grond en duikt op haar. Ze vangt hem echter op met haar voeten en stampt keihard omhoog. Zwaar geraakt vliegt hij achterover en knalt tegen een boom. Als hij recht kruipt trekt hij een lang mes uit zijn riem. ‘Als het niet anders kan, dan maar dood, meid.’ Maar Andrea is opzij gerold en grijpt zijn gevallen wapen. Hij poogt het mes nog te werpen, maar de vrouw is sneller. Door vier capsules getroffen stoort hij neer. Langzaam loopt ze op hem toe en slikt even als ze naar zijn starre ogen kijkt. Ze knielt naast Rono en doorzoekt snel zijn zakken. Ze vindt een klein laserpistool en een speciaal zakmes. Snel steekt ze beiden in haar riemtas, want ze beseft dat de anderen de schoten gehoord moeten hebben. ‘Daar is ze,’ roept iemand plots. Verschrikt hoort ze twee anderen naderen. Snel springt ze op en rent tussen de struiken in de richting van de weg. De twee reageren te laat, waardoor ze kan wegkomen. Dan staren ze naar de man op de harde grond. Bij hem blijven ze even staan. ‘Ze is gevaarlijker dan ze eruitziet, Govno.’ ‘Dat weet ik. Haar moeder zou ooit een amazone geweest en zij heeft haar les gegeven voor ze ziek werd.’ ‘Dat was een gerucht, Crin. Haar moeder was ook bij een speciale eenheid van het leger.’ ‘En haar broers dan.’ ‘Die zullen nooit weten wat er met hun zus gebeurd is. De andere man knikt. ‘De Volkors. We kunnen zeggen dat de Volkors haar gedood hebben.’ ‘Ook die staan hun mannetje, maar die zijn hier niet.’ ‘Daar zijn de anderen.’ Crin kijkt in de richting waarin zijn maat wijst en ziet meer dan tiental mannen en een paar vrouwen snel naderen. ‘Hebben jullie haar?’ ‘Nee, maar zij heeft Rono te pakken gehad.’ Andrea rent intussen tussen de struiken door, maar plots merkt ze anderen op. Ze zijn met zes en naderen uit de richting van de hoofdweg. Snel slaat ze de richting van het westen in, tot ze niet meer kan en moet halthouden. Wankelend strompelt ze verder. Dan is haar weg versperd door een rivier. Even is ze besluiteloos. Ze beseft dat ze veel geluk gehad heeft en maar op het nippertje kon ontkomen. Ze heeft daarbij voor het eerst in haar leven een man moeten doden. Ze is vuil en haar kleren zijn gescheurd. ‘Misschien kan ik me beter even wassen,’ denkt ze, terwijl ze aan de rand gaat zitten. Als ze haar schoenen uitgetrokken heeft, laat ze haar benen zakken. ‘Wel niet zo warm,’ denkt ze, maar dan hoort ze plots naderende geluiden. Even kijkt ze om zich heen, maar nergens kan ze een schuilplaats vinden. Er zijn niet voldoende struiken. Dan kijkt ze naar het water en dan volgt haar blik de oevers. Alleen aan de rand van de rivier zijn er overhangende struiken en planten. Dan merkt ze tussen de bomen enkele gewapende mannen op. Na een korte aarzeling laat ze zich voorzichtig in het koele water zakken en zwemt naar enkele struiken toe. Meer dan tien mannen lopen haar links en rechts voorbij, als ze zich in twee groepen splitsen. De ene groep gaat stroomopwaarts de andere stroomafwaarts. Maar een van hen nadert de plaats waar de jonge vrouw zich in het water liet zakken. ‘Jogon, hier zijn sporen. Die meid moet hier overgezwommen zijn.’ Vanuit de overhangende struiken, kijkt Andrea angstig naar de plaats waar ze zich te water liet zakken. Want als ze haar nu ontdekken, dan hebben ze haar. Ze merkt enkele mannen aan de rand van de rivier opduiken. Allen zijn ze gewapend met snelvuurwapens. ‘Maar ze willen me levend, want als ze me doden, zullen haar broers geen deel meer willen uitmaken van hun smokkelpratijken. Of zou die idioot die ik moest doden, gelijk hebben,’ denkt ze. ‘Andrea, kom te voorschijn. Wees redelijk. We willen alleen maar met je praten,’ zegt een van hen met lichte spot. Maar niemand antwoordt. ‘Jullie vier, zwem naar de overkant en zoek langs de oever naar sporen.’ Aarzelend laten ze zich in het water glijden en zwemmen naar de andere zijde van de rivier. De jonge vrouw beseft dat ze haar vanaf de overkant kunnen zien en kijkt om zich heen naar een betere bescherming. En die vindt ze langs de overkant. Ongeveer twintig meter stroomafwaarts steekt de rand een stuk over het water uit en is dicht begroeit. Ze aarzelt wel even want ze moet ongeveer vijftig meter onder water zwemmen voor ze in de buurt van die schuilplaats komt. Maar dan ademt ze diep in en laat zich naar beneden zakken. Dan zwemt ze onder water van de oever weg. Ze haalt het echter niet en moet naar boven. Snel draait ze zich op haar rug en drijft naar de oppervlakte. Met alleen haar gezicht boven water ademt ze snel een paar maal in en uit. Ze moet moeite doen om aan de verleiding te weerstaan om even rond te kijken. Dan ademt ze een laatste maal diep in en duikt weer onder en nadert al snel haar doel. Met haar hoofd tussen de wortels van de neerhangende planten loert ze naar de ander oever. ‘Oef, een beetje geluk heb ik zo te zien nog wel. Ze weten niet waar ik ben,’ denkt ze. Ze ziet nog enkele mannen en twee vrouwen staan. Een van de twee is Okinda, de vrouw van een van haar broers, maar ook de dochter van een van de leiders van de smokkelaars. ‘Hier zijn geen sporen,’ hoort ze een man niet ver van haar roepen. ‘Splits jullie dan en zoekt langs de oever tot jullie een spoor vinden. We komen hier over een uur of twee weer samen.’ Terwijl de mannen en vrouwen haar zoeken, zit de jonge vrouw rillend in het koele water vast. Als ze geen geluiden van hen meer hoort, zwemt ze naar een plek met minder begroeiing en kruipt de oever op. Maar ze schrikt als ze om zich heen kijkt. Aan de overzijde ziet ze beweging en de gedaante van een gewapende man, die haar nog niet opgemerkt heeft. Snel laat ze zich weer in het water zakken en duikt onder. Aan de andere oever verschijnen meerdere gedaanten, die om zich heen kijken. Van tussen de wortels kijkt ze angstig naar hen, hopend dat ze haar nog steeds niet gezien hebben. Maar een van hen heeft haar weldegelijk opgemerkt en de anderen fluisterend op de hoogte gebracht. En andere neemt een smartphone uit zijn zak en belt naar iemand. Dan merkt ze een man en een vrouw op, die recht naar haar schuilplaats kijken. ‘Een van hen moet me gezien hebben,’ denkt ze. Weer merkt ze drie mannen een honderdtal meter stroomopwaarts op, die het water aan het overzwemmen zijn. Stroomafwaarts ziet ze er nog twee. Snel duikt ze onder en zwemt naar haar vorige schuilplaats en haalt het op het nippertje. Buiten adem komt ze onder het naar beneden hangend lange gras boven. Gelukkig kijken de drie naar de andere oever en niet in haar richting. Langzaam en voorzichtig, kruipt ze aan land en kijkt om zich heen. Om een tiental meter achter haar ziet ze een aantal mannen en vrouwen staan. Ook zij houden haar schuilplaats die ze verlaten heeft in de gaten. Onopgemerkt sluipt ze van de rivier weg, maar plots hoort ze ook de anderen van de andere kant aankomen. Ze laat zich dadelijk vallen en probeert zich zo goed mogelijk achter een boom te verbergen. Ze luistert even naar de gespreken, maar ze heeft het te koud. Dus kruipt ze over het gras van hen weg, tot ze een paar struiken bereikt. Hier hurkt ze achter neer en ze schrikt even als ze er enkelen herkent. Een ervan is Kolin, een vriend van haar broers. ‘Ze mag niet ontkomen, Als ze de Volkors op de hoogte moest brengen, dan zullen die hard toeslaan.’ ‘Dat is juist, mannen. We moeten onze handel, waar haar broers ook deel van uit maken, beschermen.’ ‘En als die te weten komen, dat we hun zusje gedood hebben.’ ‘Dat zullen ze nooit weten. Want we geven de Volkors de schuld van haar dood.’ Andrea beseft dat ze hier zo snel mogelijk weg moet, maar waarheen. De omgeving van Mogwan lijkt helemaal verandert. Langzaam sluipt ze tussen de bomen steeds verder weg, maar dan laat het geluk haar in de steek. ‘Daar is ze!’ hoort ze achter haar roepen. Dadelijk begint ze te rennen. ‘Niet schieten. Ik wil haar eerst levend als het kan! En deze maal is ze eerst van mij.’ roept een andere. Die stem kent ze. Ze behoort tot Finoran, een man die door haar broers al en paar keer afgeranseld is, toen hij plannen met haar had. Ze rilt met de gedachte van wat haar te wachten staat als ze in zijn handen moest vallen. Snel springt ze weer op en haast zich verder. Plots wordt ze echter opgemerkt en roept luid: ‘Daar. Snel anders ontsnapt ze weer.’ Enkele anderen kijken in de richting die de man aanwijst. En daar zien ze de jonge vrouw rennen. Met meer dan twintig achtervolgers achter zich, rent de jonge vrouw zigzaggend tussen de bomen en struiken door. Hier en daar moet ze door scherpe takjes door, die haar benen en armen nog meer schaafwonden bezorgen, maar ze voelt het bijna niet. Haar achtervolgers vergeten echter dat ze zich in de richting van de stad voortbewegen. Plots rent ze tussen de bomen uit. Verbaasd blijft ze even staan. ‘Heb ik zo snel gelopen? Dat kan niet. Het bos lijkt wel kleiner dan lang geleden’ Dan ziet ze dat ze op een weg staat en aan de overkant zijn er moderne huizen. Niet de huizen die ze zich herinnert. Haar achtervolgers zien haar echter staan en sluipen dichterbij. Andrea stapt traag verder, want ze begint te beseffen dat er hier veel veranderd is. Wonen de mensen die ze kent nog wel in deze kleine stad die ooit een dorp was. Juist als ze de overzijde van de weg bereikt, merkt ze een zwever op, die boven de weg vliegt. Haar achtervolgers hebben alleen oog voor hun prooi. Andrea heeft drie van hen opgemerkt. Finoran is de eerste van de drie die de weg opstappen en zijn wapen op Andrea richt. ‘Het is voorbij, meisje. Als je een beweging maakt, dan schieten we.’ ‘Ik vrees van niet, Finoran,’ fluistert ze, terwijl ze naar links wijst. Als de man zijn hoofd wendt, schrikt hij als hij de zwever ziet naderen. En achter die ene naderen nog vier andere zwevers vol gewapende mannen en vrouwen. ‘Verdomme Volkors,’ roept hij uit. Dadelijk werpen de drie zich in dekking in de hoop dat ze hen niet opgemerkt hebben. Maar de Volkors hebben hen al enige tijd op de scanner. Iemand heeft gemeld dat ze schoten in de bossen gehoord hadden. Daarom werden zij naar hier gezonden om dat te onderzoeken. De volkors weten dat ze met velen een jonge vrouw achtervolgen, maar niet waarom. Ook Andrea, die met nog meer angst verder vlucht zien ze op de scanner rennen. De jonge vrouw bevindt zich in een tuin van een grote villa en knielt naast een houten berghut. Nahijgend staart ze naar de overkant van de weg, om haar achtervolgers te zien opduiken, maar dan schrikt ze als ze een aantal Volkors uit de zwevers ziet springen. Deze in het zwartgeklede zwaargewapende mannen en vrouwen verspreiden zich en lopen in de richting van haar achtervolgers. Tussen de bomen hoort ze de eerste schoten weerklinken. ‘Finoran en de anderen zijn ontdekt. Die kunnen niet meer weg,’ denkt ze. Als ze zich wil oprichten en verder gaan. Barst aan de overkant een zwaar vuurgevecht los. Ze kan ook de zwevers zien die het vuur openen op doelwitten tussen de bomen. Drie zwevers landen aan de overkant op de baan en voor het eerst ziet de jonge vrouw op een paar meter van haar een Volkor uitstappen. Die is volledig in het zwart gekleed en richt zijn wapen op de bomen. Er zijn ook verschillende vrouwen bij, die hetzelfde zwarte uniform dragen als de mannen. Dan komen vier gevangenen met enkele volkors tussen de bomen uit. ‘De anderen zijn dood. Deze zullen wel praten. Meldt Hoson Povan het succes van de actie,’ zegt een van hen. ‘En die vrouw.’ ‘Die leek voor hen op de vlucht en had volgens de scan geen wapens bij zich.’ Andrea schrikt als een van de vrouwen vraagt: ‘Zoeken we haar?’ ‘Keer met onze gevangenen terug naar de basis, Kirein. Breng daarna verslag uit bij de Hoson. Ik blijf hier met mijn eenheid om die vrouw op te sporen voor ondervraging.’ Een van zijn ondergeschikten knikt. Dan helpt hij zijn mede volkors om nog drie gewonde gevangen aan boord van een zwever te brengen. De vier gevangen kijken vanuit een andere toestel moedeloos toe. De jonge vrouw ziet de zwevers zich van de grond verheffen en met de andere die boven het bos hingen, weg te vliegen naar het noordoosten. Dan kijkt Andrea naar de zwever die achter gebleven is. Ze beseft dat ze hier weg moet, want die zijn hier vast voor haar. Ze ziet zes Volkors in haar richting komen, terwijl twee anderen met de zwever opstijgen. ‘Gaan lopen heeft geen zin, denkt ze. Ik moet me verbergen en snel.’ Dadelijk richt ze zich op en rent door de tuin en naast de villa door naar de straat erachter. Als ze even halthoudt aan de rand van een andere tuin, merkt ze dat de volkors niet echt weten waar ze is. Ze doorzoeken de omgeving. Ze belt aan een villa aan, maar er blijkt niemand te zijn. Even schrikt ze van de weerspiegeling van zichzelf in een raam. Ze is helemaal vuil en er zijn bloed vegen op haar armen en benen. Ook haar rok is op verschillende plaatsen gescheurd en vuil. Haar bloeze is er al niet veel beter aan toe. ‘Ik moet andere kleren hebben, straks arresteren ze me nog wegens naaktlopen of zoiets,’ denkt ze glimlachend. Nadat ze haar bloeze een beetje anders vastgemaakt heeft, kijkt ze om zich heen. Het begint al schemerdonker te worden. ‘Des te beter, dan zien ze mij niet zo duidelijk. Alleen voor hun scanner kan ik mij niet verbergen,’ denkt ze. Dan zet ze haar weg verder en stapt de straat over. Enkele zwevers rijden haar voorbij, maar stoppen niet. Als ze enkele mensen ziet, verbergt ze zich snel achter een hegje. Maar ze beseft dat ze toch naar hulp zal moeten zoeken. Maar ze weet niet waarheen en het dorpje dat ze zich nog vaag herinnerd is helemaal verandert. Het is een stad geworden. En dan nog de vraag wie ze hier kan vertrouwen. Dan tast ze in haar tas, die ze nog steeds draagt. Hier heeft ze het kleine laserpistool in zitten. Alleen is de lader leeg. Maar dat weet zij alleen. Op haar hoede sluipt ze door de tuinen, tot bij een smal weggetje, dat ze voorzichtig volgt, tot aan een smalle rijbaan. Als ze de hoek om stapt ziet ze een kleine vrachtzwever staan. Een man brengt een paar dozen naar een huis, waar een vrouw de dozen in ontvangst neemt. De vluchtelinge geraakt zonder dat iemand het opmerkt in de zwever op de passagiersstoel. Ze bukt zich zodat niemand haar kan opmerken. De eigenaar van de zwever sluit de deuren aan achterkant van het gebouw en opent de deur van de bestuurder. Hij staart verschrikt naar het wapen in de hand van de vrouw. ‘Stap in, man. Of ik schiet dadelijk.’ De man schrikt opnieuw, maar doet wat de dreigende stem eist. ‘Rijden,’ klinkt haar stem weer. Even later zucht de vrouw als de zwever zich van de grond verheft. Langzaam richt ze zich op, terwijl ze het wapen op de man gericht houdt. Maar ze kan zich met moeite rechtop houden. Ze voelt zich plots zo moe en heeft honger. ‘Mijn naam is Gerin Loseran, meisje. Je ziet er niet zo best uit. Ben je op de vlucht?’ ‘Dat zijn je zaken niet, man.’ ‘Je hebt hulp nodig, dat zie ik duidelijk.’ ‘Ik trek mijn plan wel.’ ‘Wie zit achter je aan? De volkors.’ ‘Je kan beter zwijgen, mijnheer.’ ‘En als ik het niet doe, wat dan? Je kan niet schieten zolang we rijden.’ Even weet de jonge vrouw niet wat te zeggen. ‘Hoe is je naam?’ ‘Andrea Tanen.’ ‘Dat is al beter. Noem mij maar Gerin. Laat je wapen maar zakken, ik zal je niets doen.’ Maar Andrea blijft hem dreigend aankijken. ‘Probeer me maar niet te bedriegen, mijnheer. Ik ken hier niemand, dus ik weet niet wie ik kan vertrouwen.’ Gerin knikt en draait de volgende straat in. ‘Ik ben op mijn bestemming, Andrea. Dit is mijn restaurant, als je wil kan je binnenkomen. Mijn vrouw zal je helpen om er een beetje beter uit te zien. In die gescheurde kleren en zo vuil val je dadelijk op,’ hoort ze de man zeggen, voor hij uitstapt. Ze schrikt even, maar moet ze doen? ‘Ik heb niets buiten dit ongeladen wapen,’ denkt ze. Dan opent de man de deur aan haar kant. Even richt ze haar wapen op hem, maar laat het dan zakken. ‘Het is toch niet geladen,’ fluistert ze. Als ze uitstapt, moet hij haar ondersteunen. Ze voelt zich zo moe en zwak. Dan heft hij haar in zijn sterke armen op en draagt haar naar de achter ingang van het restaurant toe. Een vrouw staart hem verbaasd aan, als hij met een, vuile bebloede, jonge vrouw in zijn armen naar binnenkomt. ‘Ze heeft hulp nodig, lieveling.’ ‘Waar heb je haar gevonden?’ ‘Ze is uitgeput en had zich in mijn zwever verborgen.’ ‘Ken je haar?’ ‘Nee, ze moet op de vlucht zijn. Zij zei dat haar naam Andrea Tanen is. Maar ik weet niet waar ze vandaan komt en wie haar zoekt.’ ‘Er zijn Volkors in de buurt gemeld, Gerin.’ De man kijkt zijn vrouw aan. ‘Ik weet niet waarom ze haar zoeken, maar we kunnen geen hulp weigeren.’ De vrouw knikt en zegt: ‘Breng haar naar de badkamer, ik zal haar wel even toonbaar maken.’ Meer dan een uur later komt ze terug in de keuken. ‘Ik heb haar gewassen en een beetje verzorgd, Gerin. Ze ligt in de gastkamer te rusten.’ ‘We moeten haar vertrouwen winnen, schat. Misschien moeten we haar langere tijd verbergen.’ Zuyana knikt even. ‘Haar wonden zijn schaafwonden van takken en struiken. Ze moet lange tijd achtervolgt zijn.’ Dan kunnen het geen volkors geweest zijn, want die hebben zwevers en scanners om iemand op te sporen. ‘Ik ga haar wapen op haar nachttafeltje leggen. Ik heb de lader weer opgeladen.’ ‘Zou je dat wel doen, lieveling? We weten niet wie ze is.’ ‘Nee, dat weten we niet. Maar ze heeft niet de blik van een moordenares. Voor alle zekerheid heb ik een kleine verbinding onderbroken. Ze kan alleen een verdovende lading afschieten.’ ‘Goed idee, schat. Maar maak haar niet wakker.’ Gerin glimlacht even en haast zich naar boven. Als hij de deur opent, kijkt hij even naar de slapende vrouw op het bed. Dan stapt hij naar het bed toe en legt het wapen op het nachttafeltje. Hij merkt echter niet dat ze op haar hoede is en al zijn bewegingen met haar dichtgeknepen ogen. Als hij weer naar haar kijkt, buigt hij zich voor over en grijpt het deken dat op haar lichaam ligt. Even verstart ze, maar de man trekt het deken zachtjes omhoog en dekt haar blote schouders toe. ‘Je bent veilig, Andrea,’ hoort ze hem fluisteren. Als hij de deur achter zich gesloten heeft, grijpt ze naar het voorwerp dat hij op het kastje gelegd heeft. Verbaasd houdt zij haar wapen in de hand en merkt dat het geladen is. Even weet ze niet wat te denken, maar dat voelt ze zich opgelucht en gaat weer liggen. Ze voelt zich al veel beter, nu ze weer proper en verzorgd is. Alleen heeft ze grote honger. Een paar minuten blijft ze liggen, maar dan richt ze zich op. Even kijkt ze om zich heen en glimlacht even. Op de stoel ligt een badjas. Langzaam staat ze op en schrikt even als ze naar de schaafwonden kijkt die over een groot deel van haar lichaam verspreid zijn. Dan neemt ze de badjas van de stoel en trekt over haar naakte schouders. Even kijkt ze naar haar wapen. Aarzelend neemt ze het weer op en wil het in haar jaszak steken. Maar ze beseft dat ze deze mensen kan vertrouwen, anders zouden ze het niet gewaagd hebben om het geladen wapen terug te geven. Daarom legt ze het wapen weer op de nachttafel. Als ze met de lift afdaalt en beneden uitstapt, merkt ze de man en de vrouw op, die in de Salon naar de tv zitten te kijken. ‘Ik denk dat onze gaste een beetje honger heeft, Gerin,’ zegt de vrouw, terwijl ze opstaat. ‘Een beetje wel, mevrouw. Ik heb al sinds gisteravond niets meer gegeten.’ Even kijkt Zuyana naar haar man. Dan neemt ze de jonge vrouw mee naar de keuken. Ook Gerin staat op en neemt plaats in de eetplaats. ‘Ik zal een paar boterhammen klaarmaken, Andrea.’ De jonge vrouw kijkt haar gastvrouw met een vragende blik aan. ‘Dank u, mevrouw.’ ‘Ik dacht dat we, daarstraks in de badkamer, afgesproken hadden om mij met mijn voornaam aan te spreken.’ ‘Sorry, een gewoonte, Zuyana.’ ‘Ga maar in de eetkamer bij mijn man zitten. Hij zal wel een paar vragen hebben.’ Andrea kijkt even naar Gerin en stapt dan naar de tafel toe. ‘Het spijt me van daarstraks, mijnheer.’ ‘Zeg maar Gerin, Andrea. Als ik het niet mis heb, was je op de vlucht voor iets of iemand. Het had toch niet te maken met die schietpartij tussen vreemden en Volkors.’ Even kijkt Andrea nadenkend naar de tafel. ‘Ik ben er de oorzaak van, Gerin. Mijn broers en een aantal anderen die in het zuidoosten wonen, verkopen dingen die verboden zijn. Ik en verschillende andere vrouwen leven als slavinnen tussen de mannen en vrouwen die daar tegen woekerprijzen die dingen verkopen. Ik was het moe en geraakte vier dagen geleden onopgemerkt weg. Ik was op weg naar het dorp Mogwan, maar dat dorpje bestaat niet meer. Het is intussen een grote stad geworden is, dus kwam ik een onbekende omgeving terecht. Maar aan de rand van het grote bos ontdekten een twintigtal mannen en vrouwen mij. Dus ik moest vluchten. Zonder het te beseffen rende ik in de richting van deze stad. Maar toen ik een brede weg overrende, zag ik volkorzwevers soldaten afzetten. Ik hoorde schoten en zag later vier van mijn achtervolgers als gevangenen in een zwever duwen. Daarna brachten ze nog drie anderen, maar die waren gewond, aan boord. Ik vluchtte weg door de eerste straten van de stad. Toen zag ik uw zwever, Gerin. Zo kwam ik hier terecht.’ Zuyana, die intussen met twee borden aan de tafel plaatsnam, zegt met een glimlach: ‘Kies maar wat je erop wil, Andrea. En laat het je smaken.’ ‘Ik ga iets te drinken halen, schat. En jij Andrea, wil je koffie of een frisdrank.’ ‘Koffie, als het mogelijk is.’ ‘Waar wilde je naar toe?’ ‘Het dorpje Mogwan, maar…’ ‘Dit is Mogwan, Andrea. Zoals ik zei is dat dorpje op korte tijd een stad geworden. ‘Wat ga je nu doen? Terug van waar je gekomen bent.’ ‘Nee, dat kan ik niet meer. Ik hoop alleen dat ze me niet meer komen zoeken.’ Gerin plaatst een opdienplaat met drie tassen en twee flesjes melk en een potje met suikerklontjes voor Andrea op tafel en schenkt er koffie in. ‘Als je melk of suiker wil, neem dan maar,’ zegt hij, terwijl hij een tas opneemt. Zijn vrouw neemt een klontje en laat het in haar tas zakken. Dan voegt ze een beetje melk toe. Misschien kan je een paar dagen bij ons verblijven. We hebben een paar kamers voor klanten, die op het moment niet gebruikt worden. ‘Ik kan jullie niet betalen, Zuyana.’ ‘Dat is niet nodig, meisje. We kunnen je voor een verre nicht laten doorgaan. Als je wil, kan je een beetje in het restaurant helpen.’ ‘Ik weet het niet. Misschien breng ik jullie in gevaar.’ aarzelt de jonge vrouw. ‘Doe het, Andrea. Dan kan je ook een beetje tot rust komen. Nadien kan je beslissen wat je verder gaat doen.’ ‘Je hebt toch geen vriendje ginder achter.’ ‘Nee, Zuyana. Alleen drie broers die over mij waakten als een wolven. Wie mij ook maar even durfde aanstaren, kreeg ervan langs. Mijn vader zag mij echter als zijn vierde zoon en leerde me na mijn moeder vechten zoals zijn drie zonen. Dus ik sta mijn mannetje wel.’ ‘Hm, ik zou zeggen dat je wel een beetje knapper bent dan een man.’ Andrea bloost even. ‘Schat, niet zo plagend. Onze gaste bloost ervan,’ zegt Gerin lachend. ‘Je gaat me toch niet vertellen, dat jij het zelf niet gemerkt hebt.’ ‘Dat wel, lieveling. Andrea is zeker een mooie meid.’ Zuyana drinkt haar tas leeg en plaats ze weer op het opdienbord. ‘Gaan jullie maar in een zetel zitten. Dan kunnen we nog even naar het nieuws kijken, als jullie willen. Ik ruim een beetje op.’ Gerin en Andrea staan op en nemen even later in twee van de drie zetels plaats. Als Zuyana zich bij hen voegt, gaat ze naast haar man zitten. ‘Ben ik werkelijk in Mogwan?’ vraagt Andrea die het nog steeds niet kan geloven. ‘Ja, Andrea. Waarom vraag je dat?’ ‘Toen ik jong was ben ik hier met mijn grootouders geweest, maar ik herken hier niets meer.’ ‘Dat kan ik geloven, Andrea. Dankzij een gulle geldschietster bloeit deze stad helemaal op.’ ‘Dan moet die wel rijk zijn.’ Even kijkt Zuyana naar Gerin.’ ‘Zo rijk is ze niet, Andrea. Maar het fonds dat ze opgericht heeft, wordt gebruikt om onderzoeken te financieren. En dat brengt ook weer veel geld op.’ ‘Andrea, zullen je broers niet ongerust zijn?’ ‘Dat kan me niet veel schelen, Zuyana. Ze beschermden me na de dood van onze ouders. Maar ik was ook een soort gevangene in het huis dat onze ouders achterlieten. Ik mocht bijna nooit buiten, maar gelukkig slaagde ik erin om weg te komen.’ ‘Misschien kan je hen een berichtje sturen, dat je veilig bent.’ Even denkt Andrea na. ‘Dat doe ik beter niet, Gerin. Ik wil weg van die omgeving daar. Mijn broers werken met de mensen samen, die mij wilden grijpen en misschien zelfs doden. Misschien dat ik later wel iets laat weten, maar nu nog niet.’ ‘Je kan hier blijven zolang je het wenst, Andrea.’ ‘Ik dank jullie beiden, maar ik denk niet dat ik zeer lang kan blijven. Ik wil een job zoeken.’ ‘Die zijn er genoeg denk ik. Maar dan moet je wel gestudeerd hebben.’ ‘Spijtig genoeg. Niet veel, Gerin. Op mijn veertiende stierf mijn moeder die enige maanden ziek was. Ongeveer twee jaar later vond mijn vader de dood bij een ongeluk met zijn zwever. Sindsdien moest ik van mijn broers thuisblijven. Maar koken kan ik wel een beetje.’ ‘Blijf nog een paar dagen hier en probeer tot rust te komen. Daarna zien we wel verder. Tot volgende week zijn de kamers boven toch nog vrij.’ ‘En de Volkors, zijn die hier in de buurt.’ ‘Ja, ze hebben een basis opgericht aan de noordelijk rand van de stad. Op vaste dagen rijden ze wel enkele patrouillezwevers of zwevers door de straten. Maar veel last hebben we er niet van.’ ‘Je kan beter gaan rusten, Andrea, want je ziet ze wel moe uit.’ Andrea knikt. ‘Dat lijk me ook beter.’ ‘Vergeet niet om je schrammen, met de zalf die ik op je nachttafeltje gelegd heb, te verzorgen. Dan zie je er over enkele dagen meer van.’ Gerin en Zuyana kijken Andrea na als ze naar de lift toestapt. Vier dagen later komen Dane, Ven, Teira en enkele anderen op een eetentje. Ze merken Andrea dadelijk op. ‘Een nieuwe aanwinst, Gerin,’ vraagt Dane. ‘Ja en nee. Andrea is op bezoek en helpt soms een beetje. Volgende week hebben we wel een probleempje. Alle kamers zijn geboekt. We zoeken een onderkomen voor Andrea, want haar kamer is ook verhuurt.’ ‘Dan kan ze toch bij ons komen logeren. Als ze wil kan ze een beetje op Arika, Ron en Trix passen. Misschien kunnen we haar vast in dienst nemen, als jullie willen.’ ‘Dat zou goed voor haar zijn, Ven. Dan kan ze een eigen leven gaan opbouwen.’ ‘Misschien kan je beter met Andrea gaan praten, Dane. Wij kunnen haar nog niet echt betalen.’ Dane merkt dat Zuyana en de jonge vrouw aan het praten zijn en staat snel op. ‘Kan ik jullie even spreken,’ vraagt ze. Beide vrouwen kijken verbaasd om.’ ‘Zuyana, ik heb het er met je man over gehad. Als Andrea wil kan ze voor ons komen werken en ons helpen met de drie kinderen. Wij kunnen ook een loon betalen uit een fonds van haar moeder.’ Zuyana knikt en kijkt Andrea aan. ‘Dat lijkt me iets voor jou tot je een beetje gespaard hebt.’ ‘Misschien wel, maar...’ ‘Niks maar, Andrea. Het is maar tijdelijk of langer als het je bevalt. O, ja. Dit is Dane, een zeer goede klante van mij. En de moeder van de kinderen is ook mijn vriendin geworden.’ ‘Als je er niets tegen hebt, Zuyana, neem ik het aan. Op voorwaarde dat ik als ik wil gewoon kan gaan.’ Dane knikt en geeft Andrea een hand. ‘We zullen je per week betalen. Maar zeg het wel een paar dagen op voorhand, als je weg wil gaan.’ ‘Dank je, mevrouw. Dat zal ik zeker doen.’ ‘Zeg maar, Dane, Andrea. Mijn man Ven, zit aan de tafel met Gerin. En mijn vriendin is Teira. Zij is een amazone en vanavond mijn gaste.’ Andrea knikt. ‘Mijn moeder was dat ook, me.. Dane.’ Zuyana glimlacht even. ‘We hebben nog een klein beetje werk, Dane. Maar daarna kunnen we bij jullie komen zitten.’ ‘Goed idee. Dan kunnen we iets beter kennis maken met onze nieuwe huisgenote.’ Andrea kijkt Zuyana even vragend aan, maar die gaat er niet op in. Dane knikt Andrea nog even toe en gaat weer naar haar man en gaste toe. ‘Ken je hen?’ Zuyana glimlacht naar Andrea. ‘Zeker, Andrea. Ik ken hen nog niet zo lang, maar het zijn vrienden van de moeder van de drieling.’ Sorane ??? niet zwanger. Ontmoeting met Andrea veranderen Misschien het kindje van Vano en Conney. ‘Waar is hun moeder dan?’ xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxoooooooooooooooooo Even kijkt Zuyana nadenkend, maar ze besluit om nog niets over Sorane te zeggen. ‘Hun moeder is gestorven bij de bevalling. Daarom passen Dane en Ven voorlopig op de drie jonge kinderen.’ ‘En die andere vrouw?’ ‘Je bedoelt Teira, dat is een vriendin van hen. Ze is iets meer dan drie weken geleden geopereerd. Sinds een paar dagen kan ze weer stappen, alleen mankt ze nog een beetje. De dokters kunnen niets meer doen, omdat enkele spieren, in haar rug, niet voldoende steun hebben om volledig te genezen. Misschien wordt het met de tijd wel beter. Maar die amazone is nu wel zeer gelukkig, omdat ze niet meer aan een zweefstoel gekluisterd is.’ ‘Hopelijk wordt je vriendin beter, Zuyana.’ ‘Als je me helpt met een beetje opruimen, dan kunnen we hen snel vervoegen.’ Andrea glimlacht even. Een half uurtje later zit Andrea gezellig met haar nieuwe kennissen te praten. Maar ze krijgt ook slecht nieuws. De mensen die ze zoekt, zijn niet meer in leven. ‘Eilon en Gieso, hun zonen, zijn beiden getrouwd en verhuisd naar de hoofdstad, Andrea.’ ‘Dan ben ik voor niets….’ ‘Nee, dat niet. Je weet toch dat je bij ons kan blijven zolang je wil, Andrea. Als je morgen komt, dan kan je de kinderen en de andere meisjes ontmoeten die in onze villa wonen,’ zegt Dane. Andrea knikt met een glimlach. Na een gezellige avond gaan Dane, Ven en Teira naar huis. De vluchtelinge helpt Zuyana nog even met opruimen voor ze gaat slapen. De volgende dag stopt Gerin zijn van voor de oprit van de villa. ‘Veel geluk, Andrea,’ zegt hij, terwijl ze uitstapt. ‘Dank je voor je hulp, Gerin.’ ‘Wens Dane een goede dag van mij en Zuyana.’ Andrea knikt even. Terwijl Gerin met de zwever verder zweeft, kijkt Andrea naar de villa van Dane en Ven. Licht aarzelend stapt ze langzaam naar de voordeur toe en belt aan bij de villa. Liese opent de deur en kijkt Andrea verbaasd aan. ‘Ik kom voor Dane,’ zegt Andrea, terwijl het meisje met korte gekrulde blonde haren aankijkt. ‘Dan moet jij Andrea zijn.’ Andrea knikt even. ‘Ik ben Liese, Kom binnen.’ Als Andrea binnenstapt, komen Arika, Ron en Trix op haar toe gewankeld. Andrea omarmt beide meisjes. Ron blijft haar staan aankijken. ‘Ze mogen je zo te zien,’ lacht Liese. ‘Hoe? Ze kennen me toch niet.’ Ron, Arika en Trix bestaan nog niet. xxxxxxxxxxxxoooooooooo ‘Misschien wel, Andrea. Hun moeder was een beetje telepathisch begaafd. Vermoedelijk zijn haar kinderen dat ook,’ zegt Dane die naar hen toekomt. Andrea knielt voor de drie kinderen en kijkt hen een voor een aan.’ ‘Dank je, voor het hartelijk welkom,’ fluistert ze, terwijl ze haar armen om de drie heen legt. Liese neemt Andrea mee naar de keuken. Trix, Arika en Ron lopen al wankelend voorop. ‘Andrea is er, Dane,’ zegt Arika met haar kinderstemmetje. ‘Wat vind je van deze lieve vrouw, schat?’ vraagt Dane aan Ron. Maar de jongen zegt niets. ‘Gaan jullie maar even in de tuin spelen, terwijl we Andrea de weg wijzen,’ zegt Dane lachend. De intussen bijna zeventien maanden oude Arika wankelt als eerste naar buiten, gevolgd door haar broertje en hun zusje. Als Andrea met Liese binnenkomt, geeft Dane haar een hand. ‘Welkom, andrea.’ ‘Hai, Dane. Een mooie villa hebben jullie.’ ‘Dankzij Sorane, Andrea. Sorane Cobanon heeft ons geholpen om een onderkomen te vinden, na het ontslag van Jouna.’ ‘Die moet rijk geweest zijn, Liese.’ ‘Ze heeft veel mensen in deze stad geholpen, Andrea. Ze gaven haar deze villa en nog een paar anderen als geschenk.’ ‘Wauw, dan moet ze hier veel betekenen. Is zij die weldoenster waar Zuyana en Gerin het over hadden?’ ‘Ik denk het wel, alleen is nu ze ver weg van hier.’ Dan zegt Dane.’ ‘Eet je met ons mee, Andrea. Ik was juist van plan om het eten te gaan klaarmaken. Mijn man en enkele anderen komen over een uurtje aan.’ ‘Als dat zou kunnen, Dane. Ik rammel van de honger.’ Dane knikt even. ‘Mag ik haar eerst haar slaapplaats wijzen, Dane.’ Dane kijkt even naar de tuin, waar de drieling aan het spelen is. Dan knikt ze glimlachend naar beide jonge vrouwen. ‘Doe maar, Liese. Ik zet verder de tafel wel klaar.’ Andrea kijkt Liese aan en volgt haar dan. ‘We hebben een paar dingen verplaatst, Andrea. Zodat jij in de kamer van de kinderen kan slapen.’ ‘Is hun moeder echt dood, Liese?’ ‘Ovara Darinon stierf bij de geboorte, Andrea. Niemand weet wie de vader was.’ Andrea knikt en legt haar tas op het bed dat Liese aanwijst. ‘Was hun moeder dan iemand met een goed inkomen?’ ‘Niet echt, Andrea. Ze was alleen en kon maar juist rondkomen.’ ‘En de vader van haar kinderen.’ ‘Die kent niemand.’ ‘Toch wel vreemd, Liese. Dane zei toen ze mij deze job aanbood, dat ik zou betaald worden uit het fonds van de moeder van de kinderen. Hoe kan dat als ze geen geld had?’ Liese staart Andrea even met een verbaasde blik aan. Ze weet niet wat te zeggen, want ze beseft dat ze allen een fout gemaakt hebben. Ze hadden een beter achtergrondverhaal moeten bedenken over het leven van hun zogezegde moeder. ‘Het spijt me, Andrea. We leven in een gevaarlijke tijd. Je weet wel de Volkors. Ovara Darinon bestaat niet echt. Sorane Nador is hun moeder. Maar het is beter dat de Volkors dat nooit te weten komen.’ ‘Sorane Nador zeg je. Die naam ken ik ergens van. Ja, van de nieuwsuitzendingen. Is dat die huurmoordenares niet die neergeschoten werd? Die is toch omgekomen bij dat vuurgevecht.’ ‘Niet echt, Andrea. Ze leeft nog steeds, maar haar echte naam is Sorane Cobanon. Daarom mogen de Volkors niet te weten komen dat Arika, Trix en Ron haar kinderen zijn.’ ‘Dat kan ik begrijpen. Haar kinderen kunnen er ook niets aan doen. Maar die huurmoordenares wil ik niet helpen.’ ‘Sorane is zo slecht nog niet, Andrea. Mijn famillie is van Oran II afkomstig. Dankzij Sorane konden we naar hier komen. Omdat mijn moeder hier een gepaste behandeling kon ondergaan. En dat is gelukt. Mijn moeder kan nu opnieuw lopen al mankt ze nog wel een beetje.’ ‘Is Teira je moeder?’ ‘Ja, maar mijn ouders zijn gescheiden. Mijn vader is met mijn stiefmoeder naar de hoofdstad voor zaken. Ze komen over drie weken pas terug.’ ‘En die Sorane Cobanon, waar is die? Dit is toch een van haar villa’s.’ ‘Ze is een paar maanden geleden vertrokken met enkele anderen.’ ‘Wordt die niet gezocht voor enkele huurmoorden. Eén goede daad maakt dat niet goed, Liese.’ ‘Dat weet ik, Andrea. Maar wij zijn niet de enige die haar dankbaar zijn. Er zijn geruchten dat zij de vrouw is die dit dorp verschillende projecten ondersteunde. De villa waarin we ons bevinden is door de stad aan haar geschonken.’ ‘Is die Sorane Cobanon dan werkelijk de vrouw die deze streek, zoals je daarstraks al zei, laat opbloeien met haar geld.’ ‘Dat klopt, Sorane is die vrouw.’ ‘Ben je zeker, Liese?’ ‘Ja, Andrea. Je ziet zo slecht was ze toch ook weer niet.’ Andrea zegt niets, maar denkt na. Ze is in tweestrijd. Maar dan neemt ze een besluit. ‘Dank je om mij in te wijden, Liese, want ik denk wel dat het noodzakelijk is voor de kinderen. Ik blijf wel een tijdje hier. Maar ik hoop dat hun moeder hier niet opdaagt, want die is in mijn ogen een misdadiger.’ ‘Volgens Dane is ze zeer ver weg van hier ergens in het Amazonegebied.’ ‘Kan ze dat leven niet beter opgeven, nu ze kinderen heeft om voor te zorgen?’ ‘Misschien heeft ze dat wel gedaan, Andrea. Dane zegt dat ze na de bevalling helemaal veranderd is. Ze heeft met tranen in de ogen van haar drieling afscheid genomen.’ ‘Ze had toch kunnen blijven, Liese.’ ‘Dat kon ze niet, Andrea. De Volkors zouden haar gearresteerd hebben en dan hadden ze de kinderen ook in handen, waardoor ze haar zouden kunnen dwingen om nog ergere dingen te doen.’ ‘Daar zou je weleens gelijk in kunnen hebben? Die Volkors kennen geen medelijden. Wie hun in de weg staat of niet meewerkt, doden ze.’ ‘Je mag hen niet zo.’ ‘Nee, dan sta ik nog liever oog in oog met Sorane Cobanon. De zwarte ogen van de Volkors jagen mij angst aan.’ ‘Mij ook, Andrea. Maar ze zijn er nu eenmaal.’ ‘Ik kan beter eens naar de kinderen gaan kijken, anders doe ik mijn werk niet goed, Liese.’ Liese knikt glimlachend. ‘Je zal je over een tijdje wel thuis voelen, Andrea. En misschien mag je hun moeder wel als je haar ontmoet.’ Andrea glimlacht even, terwijl ze naar de lift toestapt. ‘Dat betwijfel ik sterk, Liese,’ zegt ze nog voor ze instapt. ‘Wij horen beide bij de amazones, Andrea.’ ‘Jij misschien, maar ik niet echt. Mijn moeder was een amazone, maar dat is ook alles wat mij met die vrouwenstammen verbindt.’ ‘Ik denk dat je meer amazone bent dan je zelf wil toegeven.’
8. De Tiren
Een paar minuten later materialiseren ze alle drie in een ruimte die er ongeveer hetzelfde uitziet, maar ze zijn aan boord van het grote schip. Zodra de blauwe gloed verdwijnt worden de lichten geactiveerd. Even kijkt Sorane om zich heen, maar ze zijn alleen. Sorane scant snel hun naaste omgeving, maar vindt geen levend wezen. ‘Een overbrengersveld, Sorane?’ hoort ze de vraag van haar hypsoon. ‘Doe maar, Anya.’ Even later stappen ze uit een overbrengersveld in de centrale van het schip. Zo goed als alles blijkt uitgeschakeld te zijn, alleen de levensnoodzakelijke apparaten niet. Op dat moment wordt een jonge vrouw met vuurrode haren opgebouwd. ‘Welkom, Sorane Cobanon. Wat brengt u aan boord van dit schip? Toestemming van de Tara uit Ta’lan-tin is niet voldoende om aan boord van de Tiren te verblijven.’ ‘Tara, Activeer alle systemen. Ik wil een volledig overzicht van onze omgeving.’ ‘Ik vermoed dat u mij niet goed begrepen hebt, Cobanon. Mijn programma laat niet toe om uw woorden als een bevel op te volgen.’ ‘Je moet weten wie ik ben.’ ‘De Tara van Ta’lan-tin op Enuron melde je komst. Uit mijn gegevens blijkt wie u bent, een gewezen huurmoordenares. In mijn databanken heb ik zo goed als alle gegevens over u verzamelt, ook wat u zei over het samengaan met enkele identiteiten, nadat u gedood werd. Maar dat geeft u niet het recht om mij bevelen te geven.’ ‘En toch heb je mijn vrienden aanvaard.’ ‘Je vrienden heb ik op jou aangeraden, toegelaten en zelfs wegwijs gemaakt in de systemen. Omdat ze geen gevaar vormen voor de Tiren. Ook jij bent welkom als lid van de bemanning die gevormd wordt.’ Tara kijkt haar even aan en gedurende een paar seconden is Sorane een lichtblauw veld gehuld. ‘Tara. Je hebt op mijn bevel mijn vrienden toch toegelaten en zelfs een opleiding gegeven.’ ‘Dat klopt. Maar dat was nodig, want dit schip heeft een getrainde bemanning nodig En ze bleken zeer geschikt te zijn. Daarom werd uw wens uitgevoerd, niet omdat het een bevel was. De Tiren moet zich voorbereiden op de komst van de gebieder en startklaar zijn. Maar daarvoor zijn er minstens zeshonderd mensen nodig.’ ‘Tara, ik draag de unieke Hypsoon, die alleen door de gebieder geactiveerd en gedragen kan worden. Scan mij deze maal dieper, als je het nodig vindt. Uit de gegevens zal je kunnen opmaken dat Anya mij vrijwillig herkent als gevolgmatigde.’ Tara kijkt Sorane aan, terwijl de roodharige geduldig afwacht. ‘U spreekt de waarheid, Sorane.’ ‘Tara, mijn bestemming is Delos. Als je wil dat de gebieder komt, zal je mij voorlopig als bevelvoerster moeten herkennen. Ik geef je nogmaals de toestemming om mijn gedachten te scannen, als je het nodig acht.’ Opnieuw is Sorane even in een licht blauw veld gehuld, maar deze maal duurt het iets langer.’ ‘Speciale status van kracht, Sorane Cobanon. Voorlopig aanvaart ik u als bevelhebber, omdat u verschillende identiteiten in u draagt. Tot de komst van de toekomstige gebieder van Delos of andere bevelen van Delos command.’ Even kijkt Sorane Tara aan en knikt glimlachend. ‘Wil je doen wat ik gevraagd heb?’ ‘Uw wensen worden als bevelen aanvaard, Hera.’ ‘Dan zal ik het daar voorlopig mee moeten doen?’ ‘Dat lijkt mij de logica zelve.’ Even kijkt Sorane naar de halografische voorstelling van de boord computer. ‘O, ja. Waarschuw iedereen, dat ik hen op hun post verwacht over tien minuten. En noem me alstublieft bij mij voornaam, Tara. Laat dat Hera gedoe maar’ ‘Bevel wordt uitgevoerd, Hera Sorane,’ antwoordt het halogram licht spottend. ‘Vreemd, een computer kan toch geen emoties vertonen,’ denkt Sorane verbaasd. ‘Ik ben de commandante niet, Tara. Lo-arna krijgt die taak. Maar ik voer wel als hoogste het bevel.’ ‘Uw wens is voorlopig een bevel voor mij, Sorane. Lo-arna vanaf nu tot commandstatus over de Tiren 86 bevorderd en niet alleen omdat jij dat wenst, maar zij heeft de gaven om die taak met succes te volbrengen.’ ‘Waarom wordt dit schip toch altijd de Tiren 86 genoemd, Tara? Waarom nummer 86? Zijn er dan nog meer.’ ‘Dat is juist, Sorane. Dit schip is een aan boord van de Tiren gestationeerde gevechtskruiser. De andere zijn intussen terug naar hun basisschip onderweg.’ ‘Wat??!! Een gevechtskruiser?’ ‘Ja, Sorane.’ ‘En de Tiren, waar is die dan?’ ‘In de omgeving van Delos. Alleen de gebieder krijgt over dat schip het bevel, Sorane.’ Even moet Sorane slikken. Dit schip is bijna even half zo groot als een Enuroons of een amazone slagschip. En Tara spreekt erover alsof het niet meer is dan een kruiser. ‘Hallo, Sorane. Dus toch nog in levenden lijve?’ ‘Jazeker, Lo-arna. Hoe is het hier verlopen?’ ‘De trainingen bedoel je? Die zijn op het juiste niveau. Nog twee maanden en dan zijn we volledig operationeel.’ ‘We moeten nu vertrekken, Lo-arna.’ ‘Nu al?’ Sorane knikt. ‘Ik ga met onze twee vrienden hier een woonruimte zoeken.’ ‘We zullen het wel klaren, Sorane. Alle honderdveertien bemanningsleden paraat zijn.’ ‘Honderdveertien?’ ‘Ja, we hebben met de hulp van Tara meerdere mensen geselecteerd en laten deelnemen aan de opleidingselectie. Ze dragen echter geen van allen een Hypsoon. Tara heeft hen wel een Hypsan ter beschikking gesteld. Een deel van hen neemt aan de trainingen voor jager piloot deel. Morgen zouden er nog vijftig nieuwe rekruten aankomen.’ ‘Oké, we wachten nog drie dagen. Dan hebben die van morgen een dag om zich vertrouwd te maken met het schip. Hun opleiding wordt door Anya en Tara wel geregeld?’ ‘Ik zal erop toezien, Sorane.’ ‘Ik heb de scheepsplattegrond van Tara doorgekregen, Sorane,’ meldt Anya. Sorane kijkt Lo-arna glimlachend aan. ‘Laat je mensen maar eens schrikken, commandante. Luid het gevechtsalarm.’ ‘Het aanv…. Waarom...?’ ‘Ik wil eens zien hoe snel ze op hun posten zijn. Ze hebben nu wel genoeg geslapen.’ ‘Geslapen?’ stamelt de commandante, maar ziet dat nu ook Jouna en Aenon glimlachen. En als ze de grijns van Deno Vergan opmerkt, fluistert ze: ‘Tara, wil je….’ Maar Tara verschijnt zelfs niet. Dan weerklinkt het alarm door heen heel het schip. Meer dan honderd mensen schrikken op en kijken elkaar aan. Snel passen ze hun kleding aan en haasten zich naar hun posten. Anaya die ligt te slapen wordt door Heyan gewekt en kijkt hem schrikkend aan. ‘Wat is er aan de hand?’ ‘Gevechtsalarm, Anaya. Haast je maar naar de centrale. Als eerste officier…’ ‘Ja, ik weet het.’ Snel vormt Anaya haar kleding en werpt Heyan nog een kushandje toe, voor ze de overbrengersboog instapt. Samen met enkele anderen stapt ze uit haar eigen overbrengersboog en kijkt de glimlachende Sorane verschrikt aan. ‘Dat was snel, Anaya,’ hoort ze haar zeggen. ‘Is dit grapje met het alarm een idee van jou, Sorane. Als je niet oppast, dan wring ik je zelf de nek om.’ ‘We vertrekken overmorgen. Ik verwacht iedereen hier over een uurtje terug op hun post. En kam deze maal eerst je haar. Het is helemaal in de war.’ ‘Jaja. Eerst alarm slaan en dan kritiek. Dat kan je wel. Ik moet me ook nog wassen en opmaken.’ Sorane knikt grijnzend. ‘Kom, Jouna. Wij gaan even een woonruimte voor ons reserveren.’ Gedrieën verlaten ze stappend de centrale. Lo-arna, Anaya en enkele anderen kijken haar na.’ ‘Is dat die Sorane Cobanon?’ vraagt een man. ‘Pas maar op, wat je zegt en denkt, Evan. Ze is de baas hier en een telepate.’ Aarzelend knikt de man en kijkt weer naar zijn scherm met gegevens over het schip. Twee dagen later stapt Sorane alleen de centrale binnen en kijkt even om zich heen. Verschillende mensen zijn hier aan het werk. Dan merkt ze Anaya op die in de commandostoel zit. ‘Hallo, Anaya. Is Lo-arna er niet?’ ‘Ze heeft een paar uurtjes vrij genomen, Sorane.’ ‘Ach zo. Je was snel hier twee dagen geleden. Eens zien of zij ook zo snel hier is.’ ‘Wat, waag het niet, Sorane.’ ‘Tara, aanvalsoefening.’ ‘Nog geen seconde later klinkt het alarm opnieuw doorheen het hele schip.’ Verschillende mensen verschijnen binnen de twee minuten in de centrale, maar Lo-arna echter niet. Het duurt nog een tiental minuten voor zij uit haar overbrengersboog stapt en om zich heen kijkt. ‘Dacht je dat ik hier zou komen aanstormen, Sorane.’ ‘Dat dacht ik ja,’ zegt Sorane en wijst naar het grote scherm. Verschrikt staart Lo-arna naar het scherm waarop een zes naderende volkor gevechtsschepen te zien zijn, die hen langzaam naderen. Ze wordt lijkbleek, tot ze Sorane ziet glimlachen. ‘Ze zijn niet echt, commandante. Maar onthoud deze les goed. Ooit kan het echt zijn en dan moet je als bevelhebber op je post zijn.’ ‘Dat zal ik, Sorane. Anaya staat haar mannetje even goed als ik. Dat hebben de vele simulaties die Tara liet uitvoeren bewezen.’ Sorane kijkt even naar Anaya. ‘Is je zus ook aan boord?’ ‘Ja, Erine is met Seana beveiligingsofficier voor uitgaande missies.’ ‘Nog al een titel voor een soldate, Anaya.’ ‘De commandante heeft een paar Volkortermen in het systeem ingevoerd.’ Met een glimlach knikt Sorane even naar de gewezen volkorvrouw. ‘Hai, Sorane,’ zegt Deno glimlachend, terwijl hij op hen toestapt. ‘Hallo, Deno. Voel jij je hier al thuis?’ ‘Zeker, Sorane. Erine is hier ook ergens. Vermoedelijk is ze aan het trainen is. Mijn zusje is aan het uitrusten op haar kamer.’ ‘Dit zijn Jouna en Aenon.’ Deno kennen ze al. Hij was bij hen xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxoooooooooooo En er zijn Androy aan boord van de Tiren. ‘Welkom, Jouna. Mijn naam is Deno,’ glimlacht de man, terwijl hij de brunette een hand geeft en even naar Aenon kijkt. ‘Hai, Deno,’ begroet Jouna hem. ‘Ben je nog vrij, mooie meid?’ fluistert Deno haar toe. ‘Nu niet meer, Deno. Ik hoor bij Aenon hier.’ Even kijkt Deno naar Aenon, die hem glimlachend aankijkt. ‘Gelukzak,’ zegt Deno knipogend en wendt zich dan tot Sorane: ‘Waar heb je dit schip vandaan gehaald?’ ‘Dat is een lange geschiedenis, Deno. Later zal je de tijd krijgen om die eens te bestuderen.’ ‘Ik denk dat Anaya dat al gedaan heeft in haar vrije tijd. Lo-arna heeft haar als eerste officier benoemd.’ Even zoeken de ogen van Sorane de advocate, die zeer ijverig gestudeerd heeft. Anaya knikt haar toe, want ze kent het schip intussen door en door. ‘Dus geen advocate meer, zie ik,’ lacht Sorane. ‘Dat zal min of meer een hobby worden, Sorane. Aan boord van de Tiren is zoveel nieuws te ontdekken. De databanken bevatten gegevens uit oeroude tijden die op Enuron zeer veel waarde zouden hebben.’ ‘Dat kan ook niet anders, Anaya. Dit schip stamt uit die tijden en misschien wel ervoor.’ ‘Dat heb ik een paar maanden geleden al ontdekt.’ ‘Doe maar rustig verder. Maar verlies de werkelijkheid niet uit het oog.’ ‘Zal ik proberen, Sorane,’ zeg Anaya nog, maar dan kijkt ze weer naar de schermen. Sorane kijkt haar nog even aan en kijkt dan even om zich heen. Ze ziet de afwachtende gezichten naar haar kijken. Dan zegt ze: ‘We vertrekken, zodra jullie klaar zijn, Lo-arna.’ De commandante knikt en even later klinkt haar bevelende stem door de boordintercom. ‘Iedereen op zijn post over twintig minuten. We verlaten de baan om de zon.’ Jouna en Aenon kijken naar Esine die juist binnenkomt. Op dat moment klinken de bevestigingen als iedereen meldt dat zijn post bezet is. ‘En jij dokter Vaneron. Denk jij omdat je pas aangekomen bent niet naar je post moet?’ Verbaasd kijkt Jouna de commandante aan en dan kijkt ze Sorane vragend aan. ‘Je moet niet naar mij kijken, Dokter Vaneron. Lo-arna is de commandante. Ik niet. En moeten jullie niet op jullie post zijn. Ik zou je maar haasten. Anya wijst je de weg wel.’ Jouna knikt even naar Aenon en Esine en haast zich naar de uitgang van de centrale, maar nog voor ze die bereikt, stapt ze door een ander gevormd overbrengersveld, dat Anya vormde. ‘En jullie twee ook. Je vrienden van het eskader verwachten jullie in hun midden.’ Aenon glimlacht en salueert even. Dan kijkt Esine hem glimlachend aan. ‘Zullen we dan maar?’ ‘We zullen maar snel gaan, luitenant,’ zegt hij kalm en stapt met Esine naast zich door een overbrengersveld en is verdwenen. Even kijkt Lo-arna naar Sorane. ‘Zoals ik al zei. Jij bent de commandante, Lo-arna. Ik niet,’ zegt Sorane met een glimlach. Dan kijkt ze weer naar het scherm voor haar en bestudeert nadenkend de gegevens. Hier staan de coördinaten afgebeeld, waar hun tocht hen zal brengen. Ze moeten tot diep in het Amazonegebied dringen en dat terwijl ze in deze gedaante geen enkele invloed heeft in die sector. Als Jakira bezit ze de status van verhevene onder de amazones. Maar als Sorane zullen ze zelfs geen seconde naar haar luisteren. Plots kijkt ze om zich heen en glimlacht als ze de nieuwsgierige gezichten van haar nieuwe vrienden opmerkt. ‘Wordt het nog geen tijd dat we vertrekken?’ Sorane kijkt Lo-arna lachend aan. ‘Zeker. We vertrekken zodra het schip startklaar is, Lo-arna. Ik hoop dat jullie de lessen aandachtig gevolgd hebben.’ ‘Dan maken we ons maar best klaar, Sorane?’ ‘Dat is zeker mijn wens, Commandante.’ Met een glimlach gaat Lo-arna in de commando stoel zitten en even later klinkt haar stem doorheen de intercom in het hele schip. ‘Hier, Lo-arna. Onze baas is aangekomen en wenst te vertrekken. Ze verwacht iedereen over één minuut op zijn of haar post.’ Dadelijk is het zeer druk in heel het schip. De acht mensen haasten zich naar hun post. Een achttal verdwijnt door een overbrengersboog op weg naar hun sector. Nog anderen vormen hun kleren, terwijl ze uit hun bed springen. ‘Activeer de beeldschermen,’ klinkt haar stem nu veel ernstiger. Een seconde later lichten de schermen in de centrale op. ‘Wat is dat?’ roept Aenon uit, als ze de door filters beschermde beelden van de zon zien. ‘Is dat de zon? Zijn we er zo dichtbij?’ ‘We bevinden ons in een baan op ongeveer tweehonderdduizenddriehonderdtwintig kilometer hoogte van de oppervlakte, Jouna,’ antwoordt Sorane, terwijl een zonnevlam de schermen tot een veertig percent belast. Even knikt ze en zegt: ‘Tara, het wordt tijd dat we ons op weg begeven. Start de geplande koerswijzigingen.’ ‘Ik zal onze nieuwe collega’s naar hun vertrekken brengen, Sorane,’ zegt Deno. Sorane knikt even, terwijl ze de gegevens die over het scherm glijden bestudeert. De Tiren verlaat de stationaire standplaats om de zon en vliegt een paar maal, in een steeds groter wordend baan, omheen de gloeiende bol. Dan schiet het van de zon weg, terwijl een golf van zonnemassa hen volgt. Het lijkt alsof de zon zijn prooi niet wil laten ontkomen. Aan boord van de patrouilleschepen van Jakira staart men verbaast naar de lichtende bol te kijken. Op een afstand van vijftienduizend kilometer geeft de zonnevlam zijn poging eindelijk opgeeft, schiet het schip van Sorane met grote snelheid vooruit. Als de bemanning van de patrouilleschepen eindelijk reageert, is het al te laat. De onbekende bol schiet met toenemende snelheid door het stelsel. Jakira’s schepen zetten de achtervolging in, maar ze kunnen deze snelheid niet halen. De schepen aan de rand van het stelsel openen het vuur, maar die energiebanen deren de schermen van het schip niet. Terwijl de Tiren met grote snelheid verder raast, gaan Jouna en Aenon door de gangen. Geleid door Anya bereiken ze al na een paar minuten hun woonruimte, maar als ze de gang instappen, zien ze dat Jenise hen staat op te wachten. ‘Jullie hebben het goedgemaakt, zie ik?’ vraagt ze. ‘Hoe wist jij dat we naar deze woonruimte zouden komen, Kapitein?’ ‘Dat kan je opvragen, Jouna. Ik mag je toch bij je voornaam noemen?’ ‘Zeker, Jenise.’ ‘Ik wilde Aenon spreken, want misschien wil hij ook wel eens met een echte jager vliegen.’ Even kijkt Aenon naar Jouna, die glimlacht. ‘Doe maar, lieveling. Maar vergeet je belofte niet.’ ‘Als je wil kan je meekomen, Jouna. Er zijn ook tweepersoonsjagers in de hangars aanwezig.’ ‘Misschien later, Jenise. Ik vertrouw Aenon wel,’ zegt Jouna, maar innerlijk twijfelt ze nog. Aenon kijkt haar in de ogen en beseft wat er door haar heengaat. Voor Jouna kan reageren grijpt hij haar plots vast en trekt haar tegen zich aan. Dan drukt hij zijn lippen op de hare. Even sluit ze haar ogen en beantwoordt zijn kus. Als ze elkaar loslaten, fluistert hij. ‘Je kan me vertrouwen, Jouna.’ Jouna glimlacht, terwijl ze beiden nakijkt als ze naar de lift toestappen. ‘Voor mij moet je oppassen, Jouna. Jenise heeft een vriendje waar ze van houdt, maar ik niet,’ zegt een stem achter haar. Verbaasd kijkt Jouna de jonge vrouw aan. ‘Esine Vorso, als ik het goed heb,’ vraagt ze. Hebben Jouna en Esine al niet gesproken over Aenon.xxxxxxxxxxoooooooo ‘Juist. Je vriendje is mijn wingman en overste. Maar wees gerust. Zoals ik eerder al eens gezegd heb, deed ik al het mogelijke gedaan om hem te krijgen. Maar toen ik besefte dat ik geen enkele kans maakte, besloot ik om zijn vriendin en medestrijdster te worden.’ ‘Dank je, Esine. Ik zou graag eens uitvoerig over mijn vriendje met je praten.’ De pilote volgt Jouna naar binnen en neemt plaats in de zetel. ‘Hebben we dat al niet gedaan?’ ‘Ik denk het wel, maar ik wel nog meer weten.’ ‘En je denk dat ik op al je vragen kan antwoorden?’ ‘Iets te drinken,’ vraagt Jouna knikkend, terwijl ze een glas water uitschenkt. ‘Een klein beetje. Niet meer dan een half glas.’ ‘Hoe doet Aenon het werkelijk, Esine?’ Even kijkt de pilote Jouna aan, alsof ze haar vraag niet begrijpt. ‘Ik weet niet hoe hij het doet, miss Vaneron. Maar hij was de beste van onze groep tijdens de simulaties. Of hij het in echte jagers even goed zal doen, dat moeten we afwachten. Wij hebben al verschillende trainingsgevechten met echte toestellen achter rug.’ ‘Hopelijk doet hij het dan hier even goed.’ ‘Het is even wennen, maar ik kon het al na een paar dagen. Dus Aenon zal zich ook wel snel in zijn toestel thuis voelen.’ ‘Met jou als wingman, hm… vrouwtje. Zal dat wel lukken denk ik.’ ‘Ik hoop het. Misschien wordt onze groep zelfs beter dan de andere groepen.’ ‘Zijn er nog anderen?’ ‘In totaal zijn er vier eskaders van telkens negen piloten in opleiding. Maar er zijn zeker honderd jagers en een zestigtal kruisers in de Tiren gestationeerd.’ ‘Zoveel?’ ‘Misschien zijn er nog meer. Maar we hebben piloten te kort. Ook geen interesse.’ ‘Nee, ik heb altijd al dokter willen worden.’ ‘Dan moet je toch eens naar de ziekenboeg gaan. Wat ze daar hebben, hebben ze zelfs in Mogwan niet,’ zegt Esine, terwijl ze een slokje uit haar glas drinkt. ‘Je bent een mooie vrouw, pilote,’ zegt Jouna plots. Esine weet niet wat te zeggen. Daarom gaat Jouna verder. ‘En Aenon? Je zei dat je hem probeerde te verleiden.’ ‘Ik heb geen vriend, miss Vaneron. En Aenon was op dat ogenblik eenzaam. Ik besloot mijn kans te wagen. Je vriend kuste me, maar het was niet echt een intieme kus. En dat had me moeten waarschuwen, maar ik sloeg mijn gevoel in de wind en liet mijn uniform in elkaar krimpen. Maar halverwege hielt hij me tegen. Hij wilde niet verdergaan. Woedend stormde ik de kamer uit dook huilend op mijn bed.’ Jouna slikt even, terwijl de pilote verder vertelt: ‘Eerst was ik kwaad op hem, want ik voelde me afgewezen. Daarna weigerde ik een paar dagen met hem te trainen. Maar ongeveer een week later, stond hij plots zeer vroeg in de morgen voor mijn deur in de basis. Toen ik hem herkende, wilde ik hem niet binnenlaten, maar Aenon was sneller en duwde me achteruit. Hij keek me diep in de ogen en dwong me om te gaan zitten. Vergeef me, Esine, zei hij en nam aarzelend naast mij plaats. Dan vertelde hij me over jou en hoeveel hij van je hielt. Dan begon hij over zijn misstap te praten. Toen zweeg hij plots en keek mij recht in de ogen. Het duurde even voor ik besefte dat ik hem begreep, maar tegelijkertijd ook dat ik van hem hielt. Met tranen in de ogen moest ik moeite doen om hem alleen maar kameraadschappelijk te omarmen. Maar het lukte me en Aenon merkte er niets van.’ Esine kijkt Jouna aan en glimlachte even. ‘Nadat we elkaar loslieten, zei hij nog, dat ik ooit wel een man zou vinden die mij waardig was. Ik knikte even en ging me klaarmaken. Vanaf die dag trainden we weer samen.’ Jouna staat langzaam op en kijkt om de jonge pilote neer. ‘En waarom zeg je het nu ook tegen mij.’ Even zegt Esine niets. ‘Dat kan ik niet zeggen. Nu nog niet misschien later.’ Verbaasd kijkt Jouna de jonge vrouw aan. ‘Laat ons vrienden zijn, Esine.’ Aarzelend staat ook Esine op en glimlacht als Jouna haar omarmt. ‘Dat lijkt me ook het beste, miss Vaneron,’ zegt Esine met een glimlach. ‘Zeg maar, Jouna, miss Vorso,’ zegt Jouna met een grijns. ‘Kom, laten we mijn vriendin en jouw mannetje eens verrassen.’ Lachend knikt Jouna en even later haasten ze zich door de gangen. Als ze echter de hangers willen binnenstappen, ziet Esine enkelen van haar eskader naar het beeldscherm staren. Ze trekt Jouna mee naar hen toe. Op het scherm zien ze een tweepersoonsjager tolvluchten maken, terwijl verschillende jagers van een ander eskader op hen vuren. ‘Wat is dat?’ ‘Zeg maar beter wie, Jouna. Dat is Aenon, met zijn tijdelijk wing-vrouwtje, die de vier piloten van het zesde eskader een lesje leert. Hij lijkt nog beter in een echte jager, dan in de simulaties.’ ‘Ja, kijk maar. Hij heeft er weer eentje geraakt.’ ‘Hoe weet je dat?’ vraagt Jouna. ‘Als een toestel geraakt wordt, berekend Tara de schade en die schade beïnvloed zijn toestel, zoals ook tijdens een echt gevecht het geval is. Als de schade te groot is, wordt de jager terug aan boord geroepen. Alleen een ‘vernietigde’ jager wordt, dadelijk aan boord gestraald.’ De jager van Aenon en Jenise duikt naar links tollend opzij, maar zijn achtervolger laat hem echter niet los. Driemaal treft de achtervolger de jager van Aenon, maar die schiet plots omhoog om dan met een ruk naar rechts wegdraaiend. De achtervolger is echter niet snel genoeg en kan de tweepersoonsjager niet volgen. Aenon heeft het dadelijk gemerkt en draait weer naar links, recht op een andere jager toe. Die ziet het gevaar en trekt tollend omhoog, maar te traag. Twee schoten van Aenon zijn raak en zijn jager kleurt rood. ‘Hij heeft er nog eentje, maar dat koste hem wel een paar treffers,’ roept een van de anderen uit. Dan ziet de jager van Aenon met zijn vleugels wiebelen. ‘Wat doe hij?’ ‘Niets, Jouna. Dat wiebelen is het sein dat het gevecht voorbij is. Ze zullen allen wel terugkeren naar hun landingsplaatsen.’ Jouna staart naar de tweepersoonsjager die de hangar waar zij zich bevinden nadert, maar plots wordt hij in een groen veld gehuld en het toestel is verdwenen. ‘He, wat.. Nee, dat…’ De schrikkende Jouna voelt de hand van Esine op haar schouder. ‘Niet zo schrikken, meid. Dat is normaal aan boord van dit schip. Met een overbrengersveld materialiseren de toestellen weer op hun plaats in de hangar. Kijk maar.’ Jouna kijkt in de richting waarin het pilote wijs en ziet de jager van Aenon en Jenise een dertigtal meter van hen in speciale houders staan. ‘Dat is een deel van de technieken die ze aan boord van dit schip gebruiken, Jouna. Kom we gaan je liefje begroeten.’ Jouna volgt de pilote en ziet Aenon, naast Jenise uit het toestel klimmen. Achter en naast hen merkt Jouna dat er zeker twintig toestellen opgesteld staan. Esine merkt haar blik op en zegt: ‘Er zijn op dit level ongeveer honderd van deze toestellen. Maar we hebben nauwelijks iets meer dan dertig piloten die de opgelegde proeven doorstaan hebben.’ ‘Ik ga me even opfrissen. Je vriendje hier heeft me nogal laten zweten,’ zegt Jenise met een glimlacht naar Jouna. Als Jouna iets tegen Aenon wil zeggen, omarmt hij haar snel en kust haar. ‘Vergeef me, schat. Lo-arna heeft me in de centrale ontboden. Dus ik zie jullie straks wel.’ Jouna knikt en kijkt hem na als hij naar de uitgang stapt. Maar nog voor hij bij de deur is, wordt hij in een overgangsveld gehuld. Nadenkend staan ze beide even naar de plaats te staren waar hij verdween. ‘Aan wat denk je?’ vraagt Esine op dat moment. ‘Hij is veranderd. En hij heeft eindelijk een doel in zijn leven gevonden.’ ‘Dat is zeker. In het begin was hij rusteloos, maar na een paar weken en verschillende simulaties, merkten wij dat ook.’ Jouna knikt nadenkend, want ze zijn beiden verandert sinds ze Sorane ontmoet hebben. ‘Kom, we gaan naar de kantine iets drinken. Ik vermoed dat Jenise ons daar wel zal ontmoeten.’ Maar een uurtje later zitten beiden nog steeds alleen aan een tafeltje. ‘Kom je mee, Jouna. Ik wil eens kijken waar Jenise blijft.’ Jouna volgt haar naar de stortbaden, maar Jenise is er niet. Als ze even later in de woonruimte van Jenise aanbelanden, blijkt dat ze ligt uit te rusten op haar bed. Verbaasd richt de jonge pilote zich op en vormt snel een licht kleding. ‘Sorry,’ zegt ze, ‘ik had niemand verwacht.’ ‘Dit is Jouna, het liefje van Aenon, Jenise.’ Verbaasd kijkt de pilote Jouna aan. ‘Drie schone dames bij elkaar. Dat maak ik niet elke dag mee,’ zegt een stem plots. Jenise kijkt om en stelt de man, die in een groene kamerjas gekleed is, voor. ‘Dit is luitenant Kel Lisvo, mijn vriendje. Hij voert het bevel over een van de zes kruisers met een bemanning.’ ‘Dus je verwachte niemand. Dat lijkt me duidelijk, Jenise. Je wilde met je vriendje alleen zijn.’ ‘Zoiets. We waren van plan om naar de ontspanningsruimte te gaan en een film met de anderen te bekijken.’ ‘En daarom lag jij hier in je blootje op je bed en je vriend, kwam ons in een kamerjas ontvangen.’ Even glimlacht Jenise. ‘Je hebt ons betrapt, Esine,’ merkt Kel met een glimlach Intussen is ook Sorane met de hulp van Anya op weg naar haar vertrekken. ‘Sorane, niet zo snel. Kan ik je even spreken?’ hoort ze een bekende stem achter zich roepen. Als ze zich omdraait, merkt ze Deno op, die naar haar toekomt. ‘Hoe zit het met ons beiden?’ De roodharige schrikt even van zijn vraag. ‘Ik weet het niet, Deno.’ Ook Deno schrikt, want hij had een ander antwoordt in gedachten. ‘Ik geef om je, maar voorlopig komen andere dingen op de eerste plaats.’ ‘Je bedoelt Jakira of je taak die je moet volbrengen.’ ‘Allebei, Deno. Je bent zeer belangrijk voor mij. Maar ik kan niet van jou verlangen dat je je aan mij bindt.’ ‘En als dat mijn diepste wens is, Sorane.’ ‘Ook dan niet, Deno. Later zal je het misschien begrijpen, maar nu moet ik je op een afstand houden. En dat kost me veel moeite.’ Deno slikt even, want uit haar woorden kan hij toch opmaken, dat ze zeer veel om hem geeft. Misschien meer dan ze zelf beseft. ‘Ook goed. Ik zal me er voorlopig bij neerleggen, Sorane. Maar denk maar niet dat ik het opgeef,’ zegt Deno bijna fluisterend en kust haar vluchtig op haar wang. Even glimlacht Sorane en knikt alleen maar. Als Deno zich omdraait, moet ze nog meer moeite doen om hem te laten gaan. Ook de gedachte dat ze beiden een drieling hebben, moet ze onderdrukken. Hij heeft het recht om dat te weten, maar ze kan het hem niet zeggen. Niet nu. Als Deno om de hoek verdwenen is, gaat Sorane verder, maar op een meter van haar woonruimte blijft ze plots staan. Ze heeft een gedachte opgevangen van iemand in nood. Even concentreert ze zich en al snel weet ze vanwaar die gedachte afkomstig is. Een gedachte is genoeg om in de centrale te materialiseren. Anaya merkt haar als eerste op, maar voor ze iets kan zeggen, klinkt Sorane’s bevelende stem: ‘Stop, koersverandering.’ Lo-arna kijkt verbaasd om, terwijl Anaya de doelcoördinaten op haar scherm ziet verschijnen. Dan kijkt ze in centrale 3d beeld naar een grote bijna onzichtbare planeet. De Tiren veranderd op hetzelfde moment van koers en verdwijnt voor een paar seconden. Dan gaat in dekking achter de grote planeet die omheen de Enuroonse zon cirkelt. Het is de laatste planeet die binnen de sfeer van de zon cirkelt in een elliptische baan. Het duurt meer dan vijfentwintig duizend jaar voor ze een omwenteling volbracht heeft. ‘Wat is er gaande?’ ‘Er zijn kennissen in nood, Lo-arna. Mensen die de oude Sorane gekend heeft. Zij hebben mijn hulp nodig.’ ‘Ga je die hier ergens vinden,’ vraagt Deno, terwijl verbaasd naar Sorane staart, als hij de centrale binnenkomt. ‘Ik heb ze al gevonden, Deno.’ ‘Ik ga alleen met een kruiser.’ ‘Nee, Sorane. Ik ga mee.’ ‘Wij ook, Sorane.’ Sorane kijkt Seana en Erine even aan. Dan richt ze haar blik op, Deno en knikt naar hem. ‘Dan gaan we. Lo-arna, blijf hier in een wachtpositie. Niemand mag de Tiren waarnemen.’ ‘Wij wachten, Sorane.’ De roodharige knikt. Hun Hypsoon schept een veld en ze materialiseren even later in een kruiser. Dadelijk lichten de schermen op, terwijl, de kruiser in een overbrengers veld gehuld wordt. Aan de andere kant van de planeet verschijnt het ijsgroen kleurige toestel uit het niets. Met grote snelheid raast het weg en bereikt een uur later de planeet Onator. Hier zweeft een vreemd station omheen. ‘Als jullie klaar zijn om de gruwelijke macht van die kloon de aanschouwen, kunnen jullie mij volgen. Maar laat de angst jullie niet van jullie stuk brengen.’ ‘Angst, waarom?’ ‘Toen ik de gedachten van de mensen daar opving, besefte ik dat er gevangenen aan boord van dat station zijn en drie ervan kende oude Sorane. Zij, of beter ikzelf, beloofde hen te helpen op hun zoektocht naar een beter leven. Dat is een belofte die ik moet nakomen.’ ‘Jij hebt ons verschillende malen geholpen, wij staan achter je, Sorane.’ ‘Tara, wij gaan. Heb je de Coördinaten van Taran?’ ‘Ja, Sorane. Toch wil ik weten hoe jij van het bestaan van die drie planeten op de hoogte bent.’ ‘De database van Ta’lan-tin. Daar vond ik gegevens over dat speciale stelsel waar ooit jouw schepper leefde. Nog voor ze aan het project Delos begon.’ ‘Dank je dat je eerlijk bent, Sorane,’ zegt Tara. Even twijfelt de roodharige of het halogram niet wel of niet gevoel heeft, maar dan hoort ze Deno vragen: ‘Wat is Taran?’ ‘Onze bestemming, Deno. Tara, Wil je ons overbrengen.’ Op hetzelfde moment staan ze alle vijf in deze vreemde basis. ‘Wat is dat hier?’ stamelt Seana als ze de toestand van de mensen ziet. Dit lijkt de hel wel. Overal zien ze zwaar toegetakelde mensen, maar niet alleen mensen. Ook andere intelligente rassen. Op dat moment verschijnt Tara. ‘Merk hen allen. We zenden hen naar de Tiren. Maar hun bestemming is Taran.’ ‘Bevel wordt uitgevoerd Sorane.’ Even kijkt de roodharige naar de Tara, die in het niets oplost. ‘Is die Jakira de duivel in eigen persoon?’ ‘Niet echt, Deno. Maar ze geniet van het lijden van anderen. Haar krachten groeien met de dag. Omdat ze door het lijden van levende wezens gevoed worden.’ ‘Hoe gaan we haar dan kunnen stoppen?’ ‘Voorlopig kunnen we niets, doen, Erine. Kom, volg me.’ Terwijl haar vrienden rillen van wat ze zien, volgen ze Sorane, die er geen last van lijkt te hebben. Plots blijft ze staan en met haar krachten rukt ze een celdeur in stukken. Als ze de cel instapt, knielt naast twee jonge vrouwen, die in elkaars armen op de vloer liggen. Beiden hebben op verschillende plaatsen gebroken benen. Ook hun naakte lichamen zijn met wonden overdekt. ‘Avia. Het spijt me dat ik jou en Keri dit niet kon besparen.’ ‘Sorane, deze man, leeft ook nog, maar is er erg aan toe,’ merkt Erine, die naast twee andere gewonden geknield zit. De man houdt zijn armen beschermend om een jonge vrouw houdt. Sorane knielt naast de gewonde, want ze kent hem ook. De derde vrouw kent ze niet, maar de man is Weno de derde van het trio, dat ze ooit redde. ‘Weno,’ fluistert ze. Langzaam opent de man zijn ogen en staart Sorane aan. Als de man beweegt, schrikt de vrouw op en staart de vreemden aan. Kreunend richt ze zich op en kruipt angstig achteruit tot tegen de muur. De man wil haar tegenhouden, maar reageert veel te traag. ‘Doe ons geen pijn meer, vrouwe.’ ‘Niemand zal jullie pijn doen. Hoe is je naam?’ zegt Sorane hees. ‘Wie ben jij nu weer? Nog een van die beulen?’ zegt een van angst trillende stem. De man kruipt snel op zijn vrouw toe om haar te steunen. ‘Dit is Lira, mijn vrouw. Dit is onze zoon, Jay. En dat… Ben jij werkelijk Sorane Nador? Hoe?’ zegt Weno, terwijl hij naast Lira gaat zitten. ‘Ik ben het, Weno. Wij komen jullie helpen?’ ‘Weer dat verhaaltje, Weno. Niemand kan ons nog helpen in deze hel,’ zegt Avia fluisterend. Keri kijkt Sorane nog steeds aan en merkt haar blik van medelijden op. ‘Dit is echt Sorane, Avia.’ ‘Is die wel echt, Keri? Ik zie haar maar vaag.’ ‘Toch is ze het echt.’ ‘Kom je ons werkelijk helpen, Sorane?’ ‘Daarom zijn we hier, zegt Erine, die naast de vrouw van Weno knielt. ‘Nee, raak me niet aan,’ roept die uit. Weno wrijft over het hoofd van zijn vrouw en probeert haar te kalmeren. ‘De dame wil je alleen maar helpen, lieveling.’ ‘Ben je zeker dat ze ons willen helpen, Weno? Geloven jullie dat dan nog?’ ‘Ik weet het niet. Ik weet dat Sorane gedood werd op het grote plein, maar ze is hier werkelijk, Avia.’ ‘Toon je liever in je ware gedaante blonde duivelin,’ zegt Avia, die plots haar woede voelt opwellen. Maar dan krimpt ze weer in elkaar als ze aan de pijn moet denken, die ze de vorige keer voelde. Deze maal voelt ze echter niets. Met grote ogen kijkt ze de glimlachende Sorane aan. Dan hoort ze haar vriendin Keri zeggen: ‘Ik weet dat zij andere gedaanten aannam om ons allen te misleiden. Maar je hebt het verkeerd.’ ‘Keri heeft gelijk, Avia. Ik en mijn vrienden zijn hier om jullie te helpen,’ zegt Sorane. ‘Kon ik dat maar geloven? Maar ik voel de pijn van haar vorige straf nog steeds.’ Sorane zegt niets meer, maar opent een overbrengersveld. ‘Dit is de weg naar jullie herstel vrienden,’ zegt Sorane. De vier kijken aarzelend naar het groene veld. Weno is de eerste die opstaat. Maar zijn vrouw trekt zich terug tegen de muur. Geholpen door Erine, help hij haar rechtop. ‘Nee, ik wil niet, Weno. Alstublieft, laat me liggen’, fluistert ze. Ook Keri begint terug te twijfelen, want ook zij heeft op de televisie Sorane’s lichaam uit elkaar zien vallen. ‘Help elkaar als het nodig is. Keri. Ga alstublieft. Ik ben echt Sorane, de vrouw die je hielp daar tijdens het gevecht. Je herkent Seana, de agente toch ook wel. Keri kijkt Seana, die veel bleker is dan anders, even aan. ‘Ja. Zij was toen gewond, denk ik.’ ‘Dat is juist, Keri. Doe snel wat Sorane vraagt, dan kunnen we jullie laten verzorgen,’ zegt Seana hees, terwijl ze tegen de muur moet leunen om rechtop te blijven. Keri kijkt Avia even aan. Dan neemt ze een besluit, want ze gelooft de agente. Ze kan zien, dat ook zij om hen geeft. Deno kijkt even naar zijn zus. ‘Seana. Wat is er?’ ‘Ik kan dit niet aan, Deno. Al dat lijden. Dat monster van een kloon is nog te goed voor de hel.’ Erine die met trillende handen Lira ondersteunt, ziet ook bleek. ‘Jij ziet er ook niet zo best uit, Deno. Niemand van ons is hier tegen bestand.’ ‘Sorane wel, Erine. Haar lijkt het niet te deren,’ fluistert Seana, terwijl ze de jonge vrouw helpt op staan. ‘Dat heb je mis, zus. Sorane lijkt er niet om te geven, maar ze heeft evenveel moeite als wij om het te verwerken.' ‘Wat is hier gaande? Wie zijn jullie?’ klinkt plots een stem. Langzaam staat Sorane op en kijkt de drie mannen aan. ‘Wie heeft dit op zijn geweten?’ zegt ze, terwijl ze naar Keri wijst. ‘Dat zijn verraders zoals de anderen. Hera Jakira heeft het bevolen.’ ‘Anya, breng hen weg allemaal. Alleen ik blijf.’ Op hetzelfde moment verdwijnen de gevangenen een na een in een licht blauw overbrengersveld. Ook in de enkele andere cellen verdwijnen gevangenen, die allemaal op Taran materialiseren. Daar worden ze door Tara en enkele halogrammen naar de ziekenboeg getransporteerd. ‘Hé??? Wat? De gevangen.’ ‘Grijp die indringers?’ roept een van de drie mannen uit. Maar alleen Sorane staat er nog en die kijkt de drie mannen met een ijskoude blik aan. ‘Jullie genieten van anderen te pijnigen, maar ik vraag mij af of jullie evenveel zullen genieten van hun pijn,’ fluistert Sorane. De drie krimpen in elkaar van de afschuwelijke pijn die hun lichaam plots in hun greep houdt. Maar ook anderen volgen hun lot, terwijl de krachten van Sorane de ene na de andere in zijn greep krijgt. Plots stapt Deno uit een overbrengersveld en haast zich naar Sorane toe. ‘Sorane, stop. Jij bent Jakira niet. Wat deze mannen en vrouwen ook gedaan hebben? Dit kan je niet doen, want dan ben jij geen haar beter dan die kloon.’ De roodharige schrikt van zijn woorden en stopt haar krachten. Vele mannen en vrouwen liggen bewusteloos op de grond, anderen kruipen verschrikt weg. Even wankelt ze als ze beseft wat ze aan het doen was. ‘Nee, dat wil ik niet meer. Nooit meer,’ fluistert ze. Deno haast zich naar haar toe en grijpt haar bij haar schouders vast. Ze ziet zo bleek als toen ze dood voor hem op de tafel lag. Even drukt ze zich tegen hem, terwijl hij zijn armen om haar heen slaat. Dadelijk hij de warmte van haar lichaam, Tegen zijn schouder barst ze in snikken uit. Ze kan van ontreddering bijna niet op haar benen staan. Meer dan een minuut staan ze daar beiden. Als ze eindelijk haar hoofd van zijn schouder heft, zegt ze hees: ‘Dit had nooit mogen gebeuren, Deno. Maar al dat lijden en dan de genietende gedachten van die drie daar. Ik kon niet meer.’ ‘Je moet sterk zijn, Sorane. Maar nooit je doel uit het oog verliezen, zoals daar even. Jij volgt de zwart weg niet, zoals jij altijd zegt. ‘Dat is juist, Deno. Maar de stap van wit naar zwart is klein. En niemand zal ooit echt de witte weg bereiken. De zwarte weg zien velen als de toekomst, want die brengt macht en rijkdom.’ ‘We kunnen alleen ons best doen, Sorane. Meer ook niet.’ ‘Je hebt gelijk, Deno. Hoe meer we dat doen hoe meer we de witte weg volgen? Maar nooit mogen we vergeten hoe moeilijk dat zal zijn,’ zegt Sorane en samen met Deno teleporteert ze naar de kruiser. De meer dan driehonderd gevangen zijn naar de Tiren overgestraald, van zodra ze in de kruiser aankwamen. Seana en Erine kijken Sorane aan, maar die is te zeer aangeslagen en strompelt naar de uitgang van de centrale toe. Erine wil naar haar toe gaan, maar Deno schudt zijn hoofd. ‘Wat is er?’ vraagt ze. ‘Sorane had even haar weg verloren, door wat we allen gezien hebben. We kunnen haar best alleen laten om te bekomen.’ Erine knikt even, maar ziet Seana nergens. De zus van Deno is echter Sorane achterna gegaan en bereikt haar juist als ze de woonruimte betreedt. Ze is van plan om Sorane op haar plaats te zetten, want zij heeft die drie in elkaar zien krimpen. Maar als ze achter haar de woonruimte binnenstapt, botst ze bijna tegen Sorane aan. Die staat voor haar met gebogen hoofd. Verbaasd stapt ze om haar heen en staart haar aan. Seana merkt dadelijk de tranen op die als parels over haar wangen haar beneden glijden. Aarzelend slaat Seana haar armen om de heupen van de roodharige, terwijl haar woede afneemt. ‘Is het zo erg, Sorane?’ vraagt ze. ‘Ja, Seana. Ik verloor even mezelf. Als je broer niet ingegrepen had, dan had ik hen uit elkaar gerukt.’ Even schrikt Seana, maar slaat ze een arm om de heupen van Sorane, leidt ze haar naar haar bed toe. ‘Ga maar rustig liggen, Sorane,’ fluistert ze, terwijl ze beseft dat deze roodharige met al haar krachten ook maar een mens is. Langzaam laat Sorane zich op haar rug neerzakken en kijkt Seana aan. Die gaat naast Sorane op het bed zitten en streelt even over haar haren. Dan kijkt ze Sorane haar in de ogen. ‘Seana, vergeef me. Je keurde het niet goed, dat weet ik. Zoals ik zei zonder Deno had ik mezelf verloren in de woede en haat die ik voelde. Maar ik kan het ook niet meer ongedaan maken.’ ‘Het is voorbij, Sorane. Nu moeten wij er allen mee leren leven. Ook ik voelde woede en haat. Misschien had ik het ook gedaan als ik jouw krachten had. Toen ik dat besefte was ik woedend, maar niet echt op jou, maar meer op mezelf.’ Even lijkt het alsof Sorane niet reageert, maar ze zoekt naar woorden om uit te leggen wat ze voelde. Seana kruipt verder het bed op en kijkt de roodharige die met haar rug tegen kussen rechtop zit. Dan gaat ze naast haar zitten en slaat ze een arm om de schouders van Sorane. Die kijkt haar verbaasd aan en wrijft de tranen uit haar ogen. ‘Het is niet alleen wat er daarstraks gebeurd is, Seana. Maar ik zag beelden van mezelf van zeer lang geleden, denk ik. Of waren het beelden van mijn toekomst. Dat weet ik niet. Ik was helemaal in het zwart gekleed en genoot ervan om te doden. Dat wil en zal ik nooit zijn. Je broer heeft me gesteund, zonder hem was ik misschien de zwarte weg ingeslagen.’ ‘Gelukkig maar, Sorane. Kalmeer nu maar. Het gaat wel over.’ ‘Ik hoop van niet, Seana. Want toen Deno mij ondersteunde en even laten omarmde, besefte ik hoeveel ik van hem hield.’ Seana slikt even, want ze weet wat Deno voor Sorane voelt. Maar Sorane is een machtige. Misschien zelfs onsterfelijk. En Deno is zoals zij ook maar een gewone mens.’ Ze beseft pas dat Sorane haar gedachten scant, als die zegt: ‘Dat heb je mis, Seana. Als ik Delos niet haal, dan leven jij en je broer veel langer dan ik.’ ‘Je haalt het wel, Sorane. Dat weet ik zeker.’ ‘Ik hoop het, Seana. Maar ik wil jou een paar volmachten geven.’ ‘Volmachten, wat bedoel je?’ ‘Ik wil dat jij mij vervangt, als ik het niet haal.’ ‘Wat? Ik jou vervangen. Dat kan je niet doen?’ ‘Iemand moet de leiding nemen, Seana.’ Ja, dat wel, maar ik...’ ‘Ik wil het, Seana. Maar dan wel samen met Erine. Als jullie samen blijven bekleden jullie dezelfde status.’ ‘Bedoel je dat ik naar Delos moet?’ ‘Nee, dat niet, Seana. Tara zal je nooit op Delos toelaten. Daar heeft ze geen toestemming voor. Alleen ik kan Delos betreden en pas als ik als gebieder herkend wordt dan zal ik anderen toegang tot Delos kunnen toestaan.’ ‘Ben jij werkelijk de gebieder van Delos?’ ‘Ja, maar eerst moet ik daar raken en dan nog wel levend.’ ‘Waarom geef je mijn broer de leiding niet?’ ‘Hij zou even geschikt zijn als jij of Erine, Seana. Maar ben je zeker dat je broer, als ik niet slaag en opnieuw dood voor hem lig, nog in staat zou zijn om leiding te geven.’ ‘Misschien niet. Maar denk jij dat ik dat zou kunnen.’ ‘Misschien niet alleen, Seana. Maar wel met de steun van Erine.’ ‘Ik hou van Erine, maar of dat genoeg is voor die moeilijke taak.’ ‘Jullie zijn al veel meer samen geweest, dan je denkt, Seana. Ik kan diep in je innerlijk kijken als ik wil en als jij dat zou kunnen, dan zou je pas beseffen, dat Erine en jij al vele levens samen geleefd hebben. Zowel als een man, als van een vrouw.’ ‘Is dat werkelijk waar, Sorane?’ Sorane knikt even. ‘Ik heb je zelfs ooit gekend, Seana. Je behoorde toen tot een klein volk dat zich Tonanen noemde. Ik geloof dat je naam toen Aidan was. Toen een ruimteschip van mijn vrienden neerstortte veranderde alles voor jou. Want aan boord zich een bloedmooie vrouw met de naam Luana. Jij werd tot over haar oren verliefd op haar. Alleen wist je op de dag dat je haar ontmoete nog niet, dat ze veel ouder was dan je vermoede.’ ‘Zo oud kan ze dan toch niet geweest zijn, Sorane. Ik was toch geen oude man.’ ‘Nee, dat niet. Ongeveer dertig jaar geloof ik. Maar Luana was toen drieduizendtweehonderdnegentachtig jaar oud.’ ‘Drieduizendtwee…. Je maakt me iets wijs. Dat dacht Aidan ook, Seana. Maar toen hij tweehonderdduizend jaar later zijn vrouw in de dood volgde, dacht hij er wel anders over.’ ‘Heeft hij tweehonderdduizend jaar geleefd? Dat kan ik moeilijk geloven.’ ‘Elke drager van een Hypsoon kan zo oud worden, Seana.’ ‘Ik draag er ook een. Je bedoelt toch niet dat ik zo oud zal worden.’ ‘Als je jou Hypsoon blijft dragen, dan is dat mogelijk. Hij kan je cellen regenereren, maar je blijft wel lichamelijk kwetsbaar.’ Seana staart naar de muur om het zich allemaal te laten doordringen. ‘Tweehonderdduizend jaar leven. Dat is onvoorstelbaar,’ fluistert ze. Velen leven nog veel langer, Seana. Maar Aidan koos voor de dood, nadat Luana om het leven kwam. ‘Wie was Luana dan? Toch niet Erine.’ Sorane knikt lichtjes. ‘Die krijgt ter plaatse een hartinfarct als ik haar dat vertel,’ zegt Seana glimlachend. ‘Ik sta je toe om het Erine een van de grootste geheimen van onze Hypsoons mee te delen, Seana. Maar verder niemand anders en zeker je broer niet. Als ik terugkeer dan zal ik iedereen deze geheimen aan iedereen uitleggen. Maar niet eerder.’ ‘En als jij niet terugkeert, dan leg jij dat op mijn schouders. Hoe kan ik dat verantwoorden?’ ‘Het kan niet anders, Seana. Ik wil dat iedereen rustig nadenkt, nadat ik het uitgelegd heb. Iedereen zal dan over de gevolgen van het dragen van een hypsoon kunnen nadenken en beslissen of hij of zij wil dat ik de hypsoon volledig activeer. Is het nee, dan ben je vrij om je leven gewoon verder te zetten.’ Even kijkt Seana Sorane in de ogen. ‘Is Aidan dan tweehonderdduizend jaar met Luana getrouwd geweest?’ ‘Nee, dat niet, Seana. Aidan zowel als Luana verbraken soms weleens hun relatiecontract. Maar toch keerden ze na verloop van tijd bij elkaar terug. En telkens waren ze gelukkig met elkaar.’ ‘En hun andere partners. Hielden ze van hen?’ ‘Zeker. Ze bleven hen telkens trouw, tot ze beiden besloten hun relatiecontract te beëindigen.’ ‘Ik vrees dat het mij allemaal te veel wordt, Sorane. Je wil dus zeggen dat ik Erine ooit zal moe worden.’ ‘Dat niet echt, Seana. Maar jullie zullen ooit naar iets anders beginnen verlangen. Dan zullen jullie beiden beslissen om jullie relatiecontract te verbreken en elk een eigen weg op te gaan. Maar al zal er veel tijd voorbijgaan, toch zullen jullie vermoedelijk altijd weer samenkomen en een nieuw contract sluiten.’ Seana laat zich achterover op het bed vallen en staart naar het plafond, terwijl haar gedachten verward door elkaar schieten. ‘Je kan dat allemaal best voorzichtig aan Erine meedelen.’ ‘En als ik die hypsoon wil verwijderen.’ ‘Dat is de andere keerzijde. De eerste twintig jaar na het dragen van je Hypsoon, treden nog niet veel veranderingen op, Je wordt alleen niet ouder, maar uiterlijk merk je daar niet zoveel van. Maar daarna worden de veranderingen langzaam aan te groot en niet meer corrigeerbaar als je hem verwijdert.’ ‘Wat bedoel je?’ vraagt Seana terwijl ze weer rechtop gaat zitten. ‘Neem aan dat je hem nu al duizend jaar zou dragen en je verwijdert hem, dan stop de regeneratie binnen een paar maanden. De meesten zijn ongeveer een jaar en ongeveer zes maand daarna gestorven omdat je lichaam versnelt de werkelijk leeftijd terugkrijgt.’ ‘Dat is afschuwelijk, Sorane.’ ‘Ik weet het, maar het lichaam is niet echt gemaakt om eeuwig te blijven bestaan. Geen enkele drager van een Hypsoon is ooit ouder geworden dan een miljoen jaar.’ ‘En de goden dan.’ ‘Die dragen een Yomon en die kan hun leven ongeveer even lang in stand houden, maar dan komt ook voor hen het einde.’ ‘En toch zijn er die al veel langer leven.’ ‘Dat is juist, Seana. Dat komt omdat de oudste onder hen hun originele lichaam op een geheime planeet opgeslagen hebben. Daar gaan ze naartoe als hun levenscyclus ten einde is. Uit hun opgeslagen lichaam scheppen ze een nieuw kloonlichaam, terwijl hun Yomon hun identiteit opslaat. Als het lichaam levensvatbaar is, wordt, hun Yomon op het lichaam geplaatst, waardoor de identiteit overgebracht wordt en de man of vrouw weer opstaat voor een volgende cyclus.’ ‘En als iemand hun originele lichamen vernietigd?’ ‘Dat is erg voor die man of vrouw. Sommigen zijn ze een paar cyclussen later niet meer onder het leven. Maar meestal heeft dat een oorlog met miljoenen slachtoffers tot gevolg. Daarom hebben velen die zich goden noemen, gezworen om hun originele lichaam nooit te vernietigen. Want de oorlogen die op zoiets volgen zijn te gruwelijk om uit te beschrijven.’ ‘Dus zoiets is al gebeurd.’ ‘Dat klopt. Zeer lang geleden, Seana. Ik weet zelfs niet of ik daar ergens in betrokken was.’ ‘Laat ons maar stoppen. Sorane. Eer ik dit allemaal verwerkt heb, zullen er wel een paar dagen voorbij moeten gaan.’ Sorane glimlacht. ‘Maar nog een vraagje.’ ‘Kan iemand die een hypsoon draagt, ook zijn lichaam ergens bewaren in zijn oorspronkelijk staat?’ ‘Dat is mogelijk, Seana. Maar de hypsoons laten dat niet toe. Door al die levenscyclussen blijf je steeds dezelfde persoon, waardoor je alleen maar meer kennis opdoet, maar niet echt meer evolueert. Elk levend wezen moet door telkens als iemand of iets anders geboren te worden evolueren naar een doel, dat voor ieder van ons onbekend is.’ ‘En als het universum ophoudt te bestaan? ‘Dat is een tweede vraag, Seana. Maar om je toch iets als een antwoordt te geven. Dat weten zelfs de oudste goden niet.’ ‘Mag ik nog een laatste vraagje stellen, Sorane?’ ‘Eentje dan, want als we hier blijven liggen, val ik straks nog in slaap in je armen. Seana glimlacht dan even. ‘Dus ik en Erine waren in verschillende levens in het verleden samen?’ ‘Ja, dat is juist.’ ‘Waren jij en Deno ook zo?’ ‘Ik weet het niet zeker, Seana. Soms als ik naar hem kijkt, komt een vreemde naam in me op. Guineva of zoiets. Haar beeld zie ik duidelijk voor me, Maar ergens zie ik vaag een man, met de naam Sinar of Sinaron. Maar ik weet niet wat dat betekent.’ ‘Of is het je vroegere vriend Alon,’ merkt Seana op, maar ziet Sorane plots verstijven. Verbaasd kijkt Seana naar de jonge vrouw, die niet antwoordt, naast haar. Ze ziet dat er opnieuw kleine traantjes over haar wangen glijden. ‘Het spijt me, Sorane. Ik had Alon niet mogen vernoemen.’ ‘Het is niets. Alon’s dood ligt nog vers in mijn geheugen. Maar ik besefte dat Deno belangrijker voor mij is dat Alon ooit geweest is. Ergens heeft die Guineva ermee te maken.’ ‘Misschien was je ooit op die Guineva verliefd, zoals ik op Luana.’ ‘Wist ik het maar zeker?’ fluistert Sorane. Een half uurtje later komen Deno en Erine kijken hoe het met haar is. Sorane ligt in de armen van Seana te slapen. ‘Sorane was helemaal van de kaart door wat er gebeurd is. Maar het gaat al iets beter. We hebben een beetje gepraat,’ fluistert ze. ‘We hebben de Tiren bereikt, zus.’ Seana knikt. ‘Laat ons nog even.’ Als de kruiser in de Tiren uit de overbrengerboog materialiseert, is Sorane alweer op de been. ‘Dank je dat je er voor mij was, Seana. Het werd me allemaal even teveel. Misschien kan je nu beter om Erine gaan bekommeren, straks wordt die nog jaloers.’ ‘Dat is niet nodig, roodkopje. Dat weet Erine ook wel.’ Sorane knikt even en zegt: ‘Kom, we gaan naar de centrale, want we moeten een tussenstop maken op Taran.’ Even later verlaat de Tiren zijn dekking achter de grote planeet en zet koers naar de lege ruimte. Zodra ze op veilige afstand zijn, duikt het schip in de hyperruimte. Als ze opnieuw normale ruimte duiken, bevinden ze zich aan de rand van het Krison stelsel. Het schip remt al snel af en blijft stil in de ruimte hangen. ‘Sorane, weet jij waarom we hier stilhouden?’ vraagt Lo-arna. ‘We zijn waar we moeten zijn.’ ‘Hier!’ ‘Kapitein, kijk eens hier. Volgens de gegevens moeten er drie planeten in onze nabije omgeving zijn, maar we zien ze niet op de schermen.’ ‘Nu wel, Damin.’ ‘Dit is Taran, vrienden. Volgens de gegevens van de basis op Enuron, worden de planeten alleen voor het schip dat de juiste codes uitzendt, zichtbaar. We landen op de tweede planeet,’ meldt Tara. Terwijl de Tiren van koers verandert, zegt Tara: ‘Sorane er zijn al enkele van jouw mensen op de basis.’ ‘Wat? Wie Tara?’ ‘Serin, Aron, Inara en enkele anderen.’ ‘Deno. Jij komt met mij mee. Lo-arna, zorgt voor het transport van de gewonden die we aan boord hebben.’ Deno knikt en geeft Sorane een hand. Dan kijkt ze Seana aan en steekt haar hand uit. Erine ziet ze nergens. ‘Spijtig,’ denkt ze even. ‘Jij ook, agente,’ glimlacht ze dan. Met zijn drieën materialiseren ze even later in de omgeving van Sorane in de centrale van de basis. Hier wacht hen een verassing. Serin en enkele anderen zijn aanwezig. Ze kijken de drie nieuwkomers verbaasd aan. ‘Wat doe je hier, Serin? Jullie moesten in jullie schuilplaats blijven om Raya in geval van nood bij te staan.’ ‘Dat weet ik, Sorane. Maar het lot besliste anders. We hebben Raya en enkele anderen moeten redden. Maar daarna moesten we met de kruiser ontkomen en kwamen hier terecht. Aron heeft een plan om terug te keren naar Enuron.’ ‘Van hieruit. Dat lijkt me geen goed idee. Waar is Aron?’ ‘In de kruiser. Hij is zijn plan aan het voorbereiden.’ ‘Dat gaat niet door, Serin. De schepen van Jakira zullen nu wel in opperste staat van paraatheid verkeren. Deze basis wordt jullie voorlopige verblijfplaats. Raya moet voorlopig alleen haar plan maar trekken.’ ‘Wat? Nee, dat…’ ‘Jullie blijven hier,’ zegt Sorane op bevelende toon. ‘Tara, zorg dat Aron zich meldt.’ ‘In orde, Sorane,’ antwoordt het halogram. Een paar minuten later landt de Tiren in een grote hangar van de basis. ‘Serin, jij moet hen jullie nieuwe opdracht meedelen.’ ‘Een opdracht, Sorane. Eerder een veroordeling tot machteloos toekijken hoe de macht van Jakira toeneemt.’ ‘Doe het, Serin. Ook Raya deed moeilijk en ik had alle moeite om haar te overtuigen, dat de tijd nog niet rijp is.’ ‘Al goed, commandante. U beveelt en wij gehoorzamen.’ Sorane kijkt Serin even kwaad aan, maar de vrouw loopt al naar de deur toe, zonder nog een blik naar de roodharige te werpen. ‘Wat lijkt ze veel op Raya,’ denkt Sorane, terwijl ze haar schouders optrekt. Dan wendt ze zich tot de anderen. ‘Oran en jij ook Dulan, jullie en je vrienden hebben de taak om zoveel mogelijk gegevens over het doen en laten van Jakira’s aanhangers te verzamelen.’ De twee mannen knikken als teken van instemming, al blij dat hen geen straf te wachten staat. ‘We hebben ook een driehonderdtal bevrijde gevangen aan boord, vrienden. Willen jullie hen vertrekken toewijzen en hen voorlopig een korte opleiding geven. Sommigen onder hen zullen later een ander leven willen, dus geef hun alleen de noodzakelijkste programma’s.’ Oran knikt even. ‘In orde Sorane. Ik zal hen in de grote zaal laten verzamelen. Daar kunnen we vaststellen welke van hen bij elkaar horen, om de grote van de woonruimte te bepalen.’ ‘Geef hun ook een Hypsan, Oran.’ ‘Zal gebeuren,’ zegt de man. ‘Kom, wij gaan de gegevens ophalen,’ zegt Sorane glimlachend tegen Seana en Deno. ‘Niet nodig, Sorane. Ik heb een dataverbinding met de Tiren geactiveerd. De gegevens worden op het moment doorgestuurd. ‘Even een vraag, Tara. De Tiren, waarom die naam?’ ‘Het schip werd, als een soort eerbetoon aan een grote admiraal, naar hem vernoemd. Hij gaf vele duizenden jaren geleden zijn leven voor de vrijheid van zijn volk.’ ‘Had je dit niet kunnen laten weten, Tara?’ ‘Ja, maar ik heb ook gegevens in verband met uw opdracht. Die zijn echter alleen voor jou ogen bestemd.’ Even werpt Sorane en blik op haar twee gezellen. ‘Ga maar. Wij blijven hier wel bij onze gasten.’ Serin heeft intussen de hangar bereikt en staat voor Aron en zijn twee lotgenoten. Zavon, Inara. Terwijl ze haar ontstelt aankijken, brengt ze hen op de hoogte van de bevelen van Sorane. ‘Sorane zal wel weten wat er moet gebeuren, Serin.’ ‘Taran is een deel van Delos, Aron. Ze wil de gebieder worden, maar zolang ze dat nog niet is, heeft ze toch niets te bevelen.’ ‘Je vergeet dat Sorane ons gered heeft, Serin. En Tara gehoorzaamt haar ook.’ ‘Dat weet ik wel, Aron.’ ‘Dus voor mij geeft Sorane de bevelen, tot Tara iemand anders aanwijst.’ ‘En jij bent mijn overste, Aron. Dus ik zal mij wel moeten schikken.’ ‘Dat ben ik niet echt meer, Serin. Tara heeft je status verhoogd, omdat jij je uiterste best gedaan hebt. Je bent vanaf morgen Kapitein, zoals ik.’ ‘Wat? Dat wist ik niet.’ ‘Tara was van plan haar beslissing morgenvroeg tijdens de briefing mee de delen aan de groep. Er zijn nog enkele anderen die verschillende geschikte taken zullen toegewezen krijgen. En dan zou er ook nog Androy die op Taran II ingedeeld zijn.’ ‘Wat zijn dat? Kunstmatige mensachtigen. Ze lijken zo veel op mensen dat je hen niet zou herkennen als er maar een voor je staat. ‘Als er maar een… Wat bedoel je?’ Er zijn wel verschillende reeksen die allen een ander uiterlijk hebben. Maar elk daarvan heeft een specifieke taak, die bij hun uiterlijk past. En die lopen hier ook ergens rond. ‘Ik denk het wel, als Tara hen activeert. ‘Over wie of wat voer ik dan het bevel?’ ‘Dat weet ik niet. Alleen Tara weet dat op het moment, zelfs Sorane niet.’ Even kijkt Serin nadenkend naar de vloer. ‘Kom, het wordt tijd dat we ons bij Sorane melden.’ Serin knikt. Samen haasten ze zich naar de centrale, maar stellen vast dat Sorane niet meer aanwezig is. De roodharige bevindt zich intussen diep in de basis en staart verschrikt naar het grote scherm, waarop de machtsgebieden van de omliggende sterrenvolkeren te zien zijn. Hun doel planeet ligt midden in het machtsgebied van de Amazones die zo’n honderdtwintig planeten beheersen. Ze wenste dat ze haar invloed op de amazones kon herstellen, maar het uiterlijk van Jakira kan ze maar een korte tijd volhouden. Dus dat is geen oplossing, want als haar krachten uitgeput zouden raken, dan zou ze weer in Sorane veranderen. Als dat onder de vrouwelijke krijgers gebeurt, dan zouden ze haar nooit meer vertrouwen. Ze kan maar een oplossing indenken. De wetten van de Amazones naleven. Ze zal moeten strijden tegen een van de amazone koninginnen. Als een van hun koninginnen kan ze zich overal vrij bewegen. Misschien ligt dan de weg open voor de reis naar de planeet Yharven. ‘Tara, stuur deze gegevens ook naar mijn profiel in de Tiren.’ ‘In orde, Sorane,’ antwoordt het halogram, terwijl ze doorzichtig wordt. Als Sorane even later in de centrale binnenstapt, kijkt ze Aron en Serin even aan. Dan stapt ze op Serin en blijft voor haar staan. ‘Ik weet wat je denkt, Serin en je hebt gelijk. Ik heb op het moment alleen de status van Commandante van Tara verworven. Zij wacht nog steeds op de gebieder, die ik misschien ooit zal zijn. Maar ik moet je vragen om te doen wat ik van je vraag.’ Serin aarzelt even, maar dan vat ze terug moed en kijkt Sorane aan. ‘Als Tara je herkent, dan ik ook, Sorane. Maar… De roodharige merkt haar vragende blik. ‘Wil je nog iets vragen, Serin?’ ‘Ik niet, Sorane. Maar een van de gewonden. Een zekere Keri wil je spreken.’ ‘Geef me een hand.’ Terughoudend stapt Serin op haar toe. Als Sorane haar hand vastneemt, voelt ze dat ze trilt. ‘Serin, ik ben die Jakira niet. Volgens jullie verslag konden jullie niet anders dan naar hier uitwijken. Dus we zwijgen erover. Maar onderneem geen enkele actie, tenzij het niet anders kan.’ Op dat moment staan ze in de ziekenboeg. Serin laat voorzichtig de hand van Sorane los. En loopt langs de lange rij bedden tot ze blijft staan. Sorane die haar gevolgd is kijkt naar het geschonden gelaat van Keri. Die opent haar ogen als ze hun aanwezigheid voelt. ‘Sorane. Hoe heb jij ons gevonden?’ ‘Niet te veel spreken, Keri. Mijn mensen zorgen wel voor jullie. Hier zijn jullie veilig.’ ‘En die duivelin. Is die hier ook ergens?’ ‘Je bedoelt die Jakira kloon. Nee, die is ver van hier haar plannen aan het uitvoeren. Voorlopig kunnen we daar niets tegen ondernemen. Maar als ik van mijn missie terugkeer dan is de tijd gekomen.’ ‘Mijn dochter, weet u iets over haar.’ Sorane kijkt even naar Serin, maar die schudt haar hoofd. ‘Nee, Keri. Hoe is haar naam?’ ‘Eviny Disonite.’ ‘Was ze bij jou waar we je vonden?’ ‘Nee, maar ze werd wel met mij en Avia weggevoerd. Is ze niet hier?’ Serin schudt nogmaals haar hoofd. ‘Mijn mensen zullen alles doen om haar te vinden, Keri. Kan je even aan je dochter denken, dan weet ik hoe ze eruitziet?’ Keri weet niet wat Sorane bedoeld, maar onbewust denkt ze toch aan haar zestienjarige dochter. ‘Ik zal ziet wat ik kan doen, Keri. Geef haar gegevens aan Serin hier. Zij zal al het nodige doen om haar te vinden. Ikzelf moet echter voor langere tijd weg uit deze sector.’ ‘Zijn we dan niet meer op Enuron?’ ‘Nee, Keri. Op Taran. Jullie moeten zo snel mogelijk weer gezond worden. Serin en de anderen zullen jullie helpen.’ ‘Dank u, Sorane. Dit is de tweede maal dat jij ons red. Hopelijk komt er geen derde keer.’ Sorane glimlacht even. ‘Ik moet gaan, Keri. Maar ik kan mensen die hun mannetje staan op allerlei gebieden gebruiken, dus diegenen die willen kunnen zich bij de groep van Serin voegen. Serin hier heeft met Aron voorlopig de leiding over deze groep.’ ‘Hoe… is het met Avia?’ ‘Die ligt een paar bedden verder, Keri. Als je beter bent, kan een van jullie de ander bezoeken,’ glimlacht Serin. Keri glimlacht even terug en sluit dan haar ogen. Als Sorane met Serin terug langs de lange rij lopen, zegt Sorane. ‘Misschien kan je die twee naast elkaar leggen, Serin. Ze horen bij elkaar.’ ‘Bedoel dat Keri en Avia met elkaar…’ ‘Ja.’ ‘Daar zal ik straks wel voor zorgen, Sorane.’ Sorane neemt de hand van Serin vast en teleporteert naar de centrale. Daar kijkt ze Deno en Seana aan en steekt haar beide handen uit. ‘Deno, Seana. We keren terug,’ zegt ze nog, voor ze haar hand vastnemen. Aron en Serin horen nog juist de telepathische stem van Sorane, voor de drie in het niets verdwijnen. ‘Ik vertrouw je, Aron en jou ook Serin. Doe wat ik gevraagd heb, tenzij het niet anders kan. Het spijt me dat ik kwaad werd, maar ik had dan ook niet verwacht om jullie hier te zien.’ Aron glimlacht opgelucht en kijkt naar het scherm, waarop de Tiren te zien is. Wat zou hij graag met dat schip meegaan. Maar dan ziet hij dat de Tiren versnelt en in een flits verdwijnt. Meer dan achttienhonderddertig lichtjaren van Taran materialiseert de kruiser weer. Sorane is intussen de gegevens van het Amazonegebied aan het bestuderen. Haar plan begint in haar hoofd al snel vorm aan te nemen. Als ze opkijkt, merkt ze dat haar volgelingen haar afwachtend aankijken. ‘Lo-arna, zet koers naar de Amazoneplaneet Vagnar VI.’ De commandante van het schip kijkt haar verbaasd aan. ‘Vagnar, dat is toch de hoofdplaneet van de stam van koningin Elnaki.’ ‘Dat klopt. Dat is ons eerste doel. Ik wil Elnaki uitdagen tot een tweegevecht.’ ‘Wat, Sorane. Haar uitdagen? Is dat wel de juiste weg?’ ‘Er is geen andere mogelijkheid, Seana. Als koningin, heb ik dan toegang tot het amazonerijk en tot ons doel de planeet Yharven ligt bijna centraal ik dat gebied.’ ‘Kunnen we niet gewoon naar Yharven vliegen?’ Sorane kijkt Erine aan. ‘Dat kunnen we zeker. Maar we hebben de Amazone zwaarden nodig om het schrijn op Yharven te activeren.’ ‘Zo gemakkelijk gaan we die zwaarden niet in ons bezit krijgen, Sorane. Zelfs als je een koningin overwint, dan zullen de anderen weigeren.’ ‘Seana heeft gelijk, Sorane. Je kan hen toch niet een voor een gaan uitdagen.’ ‘Nee, dat is niet nodig, Erine. Als ik een Amazone pentagon aanraak en erkent wordt, dan kan ik de zwaarden roepen.’ Seana en Erine kijken Sorane verbaasd aan. ‘Mag ik ook iets zeggen, Sorane? Je weet dat ik al meer dan een jaar de gegevens van de Tiren bestudeer.’ ‘Dat weet ik, Anaya.’ ‘Als je de zwaarden wil buitmaken, zal dat tot een catastrofe leiden. De koninginnen zullen die zwaarden nooit vrijwillig afstaan. Je zegt dat je de zwaarden tot jou wil roepen. Kan je dat wel? Naar mijn weten is er maar een die dat zou kunnen en dat is diegene die de amazones de verhevene noemen.’ Sorane glimlacht even. ‘Je zus heeft haar tijd aan boord van de Tiren nuttig gebruikt, Erine. En toch dringt het nog niet tot haar door.’ ‘Diegene die Jakira nu geworden is, zal jou de zwaarden nooit gegeven,’ zegt Anaya. ‘Die Jakira kan de zwaarden niet oproepen, Anaya. Want dan zou ze het al zeer lang geleden gedaan hebben.’ ‘En jij wel, denk je. Sorane.’ ‘Zus, je weet dat die blondine een kloon is van de Jakira uit een ver verleden.’ ‘Ja, dat blijkt uit de gegevens van de Tiren, Erine. Je wil me toch niet zeggen dat die Jakira de echte niet is.’ ‘Dat is juist wat Erine bedoeld, Anaya. Die Jakira heeft een grote macht, maar ze heeft de krachten van de verhevene niet.’ Anaya, staart haar zus en Seana nadenkend aan. Dan valt haar blik op Sorane. Plots daagt Deno op en legt een arm om de schouder van Anaya. ‘Kom, breek er je hoofd er maar niet over. Je vriendje is naar jou op zoek,” zegt hij lachend. ‘Zoekt Heyan me?’ ‘Ja, je dienst zit erop en hij verwacht je.’ ‘Sorane, dit gesprek is nog niet over. Maar ik kom er wel achter.’ ‘Zoek maar niet verder, Anaya. De Jakira identiteit, die jij bedoelt, maak deel van mij uit.’ Anaya die met Deno een paar stappen verder is, blijft staan. Even kijkt ze Sorane verbaasd aan. ‘Dat is voor later, Anaya. Er wordt nu op je gewacht.’ Terwijl ze met haar gedachten bij de verhevene is, laat de zus van Erine zich door Deno leiden. ‘Kom, we moeten voorbereidingen treffen,’ zegt Seana. Sorane kijkt de zus van Deno aan en knikt. Een paar uur na de koersverandering nadert de Tiren de amazoneplaneet. Sorane die zich met Seana, Erine en Deno intussen klaargemaakt heeft, wachten nog even op Jouna en Aenon. ‘Hai, Sorane. Waar gaan we naartoe?’ zegt Aenon, terwijl hij de vier anderen verbaasd aankijkt. ‘De amazones, Aenon,’ zegt Sorane lachend, terwijl de kledij van beiden door hun hypsoon aangepast wordt. ‘Hoe is het met mijn zusje, Deno?’ ‘Die weet van geen ophouden, Erine. Een paar uur nadat ik haar bij Heyan afgeleverd heb, was ze alweer terug in de gegevens aan het snuffelen.’ ‘Is het nog niet tot haar doorgedrongen wie Sorane is?’ ‘Dat wel. Maar ze wil weten hoe dat zo gekomen is.’ ‘Dat weet ik zelfs niet, Deno.’ ‘Jij moet toch weten wie je bent, Sorane of toch niet?’ ‘Nee, ik weet een paar dingen, maar meer ook niet. Niet genoeg om de grotere verbanden te begrijpen. Soms heb ik gedachten van zeven verschillende persoonlijkheden, die zich na mijn dood met mij samengevoegd hebben.’ ‘Dat is een taak voor mij, Sorane. Als die gegevens in de databanken van de Tiren verborgen zijn, dan vind ik die wel.’ Sorane kijkt om en merkt de jonge vrouw op die achter haar opgedaagd is. ‘Mogelijk, Anaya. Maar het is niet zeker dat de Tiren deze gegevens aan boord heeft.’ ‘Ik heb toch al zeer veel gevonden over Jakira en zelfs Megan. Als je mij de andere vijf namen geeft, dan spoor ik hen ook wel op.’ ‘Er zijn er meer dan vijf, Anaya. Al denk ik dat sommigen deel van elkaar uitmaken. Twee ervan komen vertonen zich nogal veel. Hun namen zijn Aona en Te-van. Omna, Vern en Aryane zijn de drie anderen, maar die houden zich meer op de achtergrond. En dan is er nog een zekere Guineva, die duikt soms in mijn gedachten op als ik in de buurt van Deno ben. Steeds in verband met een zekere Achnac. Ik vermoed dat die beiden ooit samen waren. Alleen ben ik er niet zeker van.’ ‘Ik zal wel uitvinden wie ze zijn of liever geweest zijn. ‘Hopelijk vind je iets meer, Anaya. Anders zal ik tot ik Delos bereik, moeten wachten om meer over mijn herkomst en doel van dit alles te vernemen, Tenzij dat ze op Delos ook geen gegevens over mij zouden hebben.’ zegt Sorane, terwijl ze als laatste haar kledij aanpast. Ze dragen alle zes de typische amazonekledij en twee korte zwaarden. ‘Wij twee in gezelschap van vier knappe meiden, he Aenon. Wij hebben toch weer eens geluk, vind je niet.’ Aenon kijkt Deno zuur aan, want hij en Jouna hebben het toch wel goed gemaakt, maar toch vreest hij voor een nieuwe misstap. Een paar seconden later materialiseren ze tussen de bomen van een klein bos. Even kijken ze om zich heen, maar dan volgen ze Sorane die naar de rand van het bos toestapt. Als Sorane in een grote vlakte met hoog gras, dat tot haar haar heupen reikt, blijft staan, komen haar vijf vrienden naderbij. ‘Wat nu, Sorane?’ De roodharige kijkt scannend om zich heen, maar vindt niets verdachts. Toch kijkt iemand van tussen de bomen toe. Haar Hypsoon heeft haar gedachten volledig afgeschermd. Het is Anaya. Zij heeft de woorden van Sorane ook gehoord. Vlak nadat haar zus en de vijf anderen door het overbrengers veld gestapt zijn, deed zij hetzelfde. Terwijl Erine gevolgd door de anderen in een grote vlakte overleggen, laat Anaya haar kleren aanpassen. Even glimlacht ze. Dan lijkt ze de amazones, die haar altijd geboeid hebben. Deze vrouwen overheersen de mannen, maar toch hebben ze eerbied voor hen als gelijken. Voor een groot deel is dat het gevolg van de leer van de verhevene. Die zou ze graag eens ontmoeten.’ ‘Misschien vind ik hier een spoor naar die godin, die zo niet genoemd wil worden,’ denkt ze. Sorane en de anderen kijken intussen om zich heen. Dadelijk valt hen de gezonde lucht op. Ze voelen de koele wind over de vlakte waaien. Aan de hand van de peilgegevens van het schip weet ze in welke richting ze de grootste amazonestad en het paleis van Elnaki moet zoeken. Sorane opent een energieboog en het groepje stapt er snel doorheen. Een paar minuten later lopen Sorane gevolgd door Jouna, Seana en Erine naast elkaar het dorp Amakon, dat op tien kilometer van de hoofdstad gelegen is, binnen. Deno en Aenon lopen trouw aan de amazone gebruiken een paar meter achter hen. De mannen en de vrouwen in de stad kijken verbaasd naar de nieuwelingen. ‘Daar zijn taxiezwevers, Sorane,’ zegt Deno plots. Sorane knikt even en stapt in de andere richting. Deno volgt haar en de anderen verbaasd naar een klein restaurantje langs de kant van de weg. Als ze binnenstappen, merkt ze al snel dat er ongure types aanwezig zijn. Als ze aan een tafel plaatsgenomen hebben, fluistert Seana: ‘Die daar doen zaken die geen daglicht kunnen verdragen.’ ‘Zolang ze ons met rust laten, doen ze voorlopig maar,’ zegt Sorane. ‘Ha, daar komt een ober.’ ‘Wat wil je, Erine? Een bier of een frisdrank,’ vraagt Aenon. ‘Aenon, je kan beter zwijgen. Mannen voeren hier het woord niet.’ Verschrikt kijkt de jongeman Jouna aan, maar beseft dat ze gelijk heeft en houdt verder zijn mond. Sorane besteld voor hen allen een frisdrank en vraagt: ‘We moeten naar de hoofdstad. Is hier ergens een voertuig te huur?’ De man zegt echter niets, maar wijst in de richting van een dame, die gewapend is. ‘Ik ga wel, Sorane,’ zegt Seana en haast zich naar de bewuste dame toe. ‘Ona, wij zijn op doorreis naar de hoofdstad. Weet u waar een voertuig kunnen huren?’ De amazone bekijkt haar van top tot teen en knikt dan even. ‘Vreemd in deze streek, Ona.’ Seana knikt. ‘Hera Sorane heeft in de hoofdstad belangrijke zaken af te handelen.’ ‘Ga naar de overkant en volgt de straat naar het centrum tot je bij een blauw gebouw aankomt. Daar worden de taxizwevers verhuurd, die je langs de overkant ziet staan.’ ‘Dank je,’ zegt Seana, terwijl ze naar de hand van de vrouw staart, die een apparaatje vastheeft. ‘Geef haar maar een fooi, agentje, of je zit straks ergens in een cel. Minstens 100,’ hoort ze de telepathische stem van Sorane. Ze aarzelt even, maar dan neemt ze haar kredietkaart uit haar riem en steekt het in het apparaat, dat de vrouw omhoog brengt. Dan drukt ze een bedrag in op het scherm. Als Seana zich naar de tafel van haar vrienden begeeft, glimlacht de amazone als ze het bedrag afleest. 200 kredieten. ‘Dat is een pak geld. Meestal krijg ik er 10 of 15,’ denkt ze. ‘Zal ik een taxi proberen te huren, Sorane?’ ‘Doe maar. Maar vergeet niet dat jij hier de rol van dienares speelt. Seana glimlacht even. ‘Ik ga mee, Seana,’ zegt Erine, terwijl ze opstaat. Een uurtje later stappen onze vrienden in een zwever. Seana heeft een bestuurder mee ingehuurd. Al snel raast het toestel door de lucht naar het noordwesten.
7. Ta’lan-tin
De volgende dag, tegen de middag, staren Sorane, Jouna en Aenon naar de kust, waar het water het strand oprolt en zich uiteindelijk terugtrekt. Op ongeveer tweehonderd meter links van de plaats waar ze staan is een midden groot vissersdorp. ‘Hoe geraken we daar waar we moeten zijn?’ vraagt Aenon. ‘Dat is geen probleem, vrienden. Een van die vissers weet hoe hij er naartoe moet. Hij is geen echte visser, maar een soort uitkijk. Volgens zijn gedachten is een van de acht die in verschillende dorpen op uitkijk staan.’ ‘Waarom?’ ‘Vermoedelijk om gevaar vroegtijdig op te merken.’ ‘Wat doen we?’ ‘Die man ontmoeten en hem overtuigen om ons naar Ta’lan-tin te brengen.’ ‘Hopelijk slagen we daarin, Sorane. Anders zullen we naar de stad moeten zwemmen.’ De dorpelingen kijken vreemd op als ze de drie vreemdelingen zien naderen. Sommigen van hen grijpen hun speren en messen. Gelukkig spreken ze, op enkele kleine verschillen na, dezelfde taal als de Hom-jen. ‘Wij zijn vrienden,’ zegt Sorane. Maar ze blijven haar maar aanstaren, terwijl enkele gewapende krijgers naderbij komen. Sorane legt als eerste haar speer en lang mes in het zand. Jouna en Aenon volgen haar voorbeeld. De krijgers blijven staan, met hun speer met de punt naar boven gericht. Tussen de hutten dagen drie mannen op. Een van hen loopt voor de twee anderen uit. ‘De hoofdman,’ fluistert Sorane. Voor haar blijft de man staan. ‘Ik ben Kri-te, de hoofdman van de Rian. Wat is de reden van uw komst?’ Sorane wijst naar haar vrienden en zegt: ‘Aenon, Deno, Jouna en mijn naam is Sorane. Wat zijn de Rian?’ ‘Wij, die in het dorp wonen. Wat willen jullie hier?’ ‘Een boot kopen?’ De man kijkt even in de ogen van de roodharige. Dan knikt hij even en geeft een teken. Alleen de twee krijgers die hem vergezelden blijven achter hem staan. De andere dorpsbewoners nemen hun normale taken weer op. ‘Waarom hebben jullie een boot nodig. Willen jullie vissen?’ ‘Nee, Kri-te. Onze weg leidt ons naar daar,’ zegt Sorane en wijst naar de zee. Even schrikt de hoofdman. ‘Onze boten zijn niet gemaakt om ver van de kust te varen. Alleen de twee boten van Ovarnen kunnen ver het water op.’ ‘Kan ik Ovarnen spreken?’ ‘Pas als hij terug is. Morgen tegen de middag wordt hij verwacht.’ ‘Is hij een visser?’ ‘Nee, hij gaat op verschillende tijdstippen een paar dagen op onderzoek. Telkens komt hij terug met speciale voorraden, die onze stamleden helpen als ze ziek zijn.’ ‘Mogen we in het dorp blijven, hoofdman?’ De man kijkt haar even aan en dan Jouna en Aenon. Dan knikt hij. ‘Neem jullie wapens mee, Sorane. Soms hebben we ze nodig. Zelfs in het dorp is het leven gevaarlijk. In de maanden van korte dagen proberen kleine, maar gevaarlijke, roofdieren soms in het dorp te raken op zoek naar eten en prooien. Vele Rians zijn tijdens die aanvallen in het dorp omgekomen.’ Die nacht scant Sorane verschillende keren de omgeving van de hut en ook het dorp. Plots vangt ze gedachten van vreemden op, maar die bevinden zich in de lucht. Als ze de hut verlaat merkt ze een vreemd licht op, dat door de lucht raast in de richting van de open zee. Uit de gedachten van enkele inzittenden kan ze echter niets opmaken. Ze denken allen aan hun meesteres, Jakira, en hun dagelijks leven. Een piloot is niet aan boord. ‘Dat toestel wordt door een computer bestuurd. Toch vermoed ik dat ze naar Ta’lan-tin terugkeren,’ denkt Sorane. Even kijkt ze nog om zich heen, dan keert ze terug in de hut. Na een blik op haar beide vrienden, gaat ze op haar bed zitten. Maar haar gedachten verlaten opnieuw de hut en houden de omgeving in het oog. Toch mist ze het naderend vaartuig, dat in de nabijheid van de kust op weg is naar het dorp. Als de boot de houten aanlegsteiger voor het strand bereikt, hoort ze stemmen van enkele dorpsbewoners. Als ze rechtstaat, merkt ze dat Aenon zich opricht. ‘Ons vervoer is aangekomen, Aenon. Je kan onze slapende vriendin best even wekken.’ Als Aenon zich over de Jouna buigt, stelt hij verschrikt vast, dat onder het laken een kussen opgerold is. ‘Ik vrees dat je mijn kussen nooit wakker zal krijgen, lieve schat.’ Verschrikt kijkt hij om en glimlacht dan. ‘Je kussen is wel zachter dan jij, lieve schat,’ zegt hij lachend. ‘Herinner me daar alstublieft aan, als we nog eens trainen. Misschien kan ik je dat laten zien hoe zacht ik ben. Maar kom achteraf niet klagen over blauwe plekken.’ ‘Dan heb ik een dokteres om ze te verzorgen, schat,’ kaatst hij, met een glimlach terug. ‘Plagen scherp je zintuigen, Jouna, maar overdrijft niet.’ ‘Ik plaag niet, Sorane. Als Aenon blauwe plekken wil, dan wil ik hem die met plezier bezorgen.’ Sorane glimlacht even. ‘Kom, we gaan onze nieuwe vriend eens begroeten.’ Maar als ze buiten komen zien ze de man op een paar passen van hen. Naast hem staan gewapende krijgers. ‘Wie zijn jullie? En ik wil een eerlijk antwoordt.’ ‘U bent Ovarnen. Mijn naam is Sorane, zoals als je al wel zult weten. Ik, Deno en Jouna en haar vriend Aenon willen naar Ta’lan-tin.’ De man slikt even. ‘Naar Ta’lan-tin. Dat is een plaats waar jullie beter wegblijven. Inboorlingen hebben daar niets te zoeken.’ ‘En diegenen die ontvoerd werden dan?’ ‘Daar weet ik niets van? Ik doe hier alleen onderzoek naar levensgewoonten van verschillende stammen.’ ‘Misschien kan je mijn stam dan eens komen bezoeken op Enuron,’ zegt Sorane in het Enuroons. ‘Enuron. Zij jullie dan geen…’ ‘Nee, Ovarnen. Mijn volledige naam is Sorane Cobanon. Misschien heb je al van mij gehoord?’ ‘Ergens komt je naam me wel bekend voor. Maar dat is voor later, nu ik wil eerst met jullie praten.’ Dan kijkt hij naar een inboorling. ‘Kri-te. Ik vertrouw hen voorlopig. Maar ik wil meer van hen weten.’ ‘Dan kunnen mijn mensen de nieuwe voorraden opbergen.’ Ovarnen knikt even. Sorane stapt opzij en laat Ovarnen als eerste de hut in. Als hij zich omdraait, schrikt hij. De drie Enuronen zijn plots niets meer in primitieve kleding gekleed Ze dragen alle drie een vreemde ijsgroenkleurige kledij. Het lijkt wel een uniform. ‘Dus je sprak de waarheid, Sorane. Jullie zijn dus echt geen inboorlingen.’ ‘Net zomin als jij, Ovarnen. Jij komt van de stad.’ ‘Dat is juist. Maar ik wil weten wat jullie daar te zoeken hebben.’ ‘Het schrijn onder de centrale tempel?’ ‘Wat wil je daar? Denk je dat het schrijn je zal herkennen, Sorane Cobanon?’ ‘Misschien. Je weet dat iedereen zijn kans mag zwever?’ ‘Ja, maar dat slaat op bewoners van Ta’lan-tin. Niet op vreemden?’ ‘Dat klopt niet helemaal, Ovarnen. Het slaat op allen, die met een toelating Ta’lan-tin betreden.’ ‘En heb je die?’ ‘Nog niet, maar jij gaat me die geven.’ ‘Ik?’ ‘Ja, want ik heb gegevens die de veiligheid van de stad bedreigen.’ ‘Onze veiligheid bedreigen?’ ‘Weten jullie wat er Enuron gaande is?’ ‘Voor een deel. Een zekere Aqunok heeft zijn misdaad loopbaan geruild voor politieke macht.’ ‘Dat klopt, Ovarnen. Maar hij is maar een pion in de plannen van Jakira.’ ‘Die blondine kennen we, Sorane. Ze heeft ooit bij de amazones als de verhevene bekendgestaan. Tot ze gedood werd. Maar het zullen wel geruchten geweest, die niet op waarheid berusten. Die Jakira steunt Aqunok in zijn strijd voor de macht. Zij beheerst nu vier ruimtesectoren.’ ‘Dat zie je verkeerd, Ovarnen. De echte Jakira is werkelijk gestorven. Degene die u bedoeld is een kloon en die wil macht. ‘En dan, Sorane. Kloon of niet. Ze kan ons niet veel schelen. Zij heeft hier zeker geen toegang.’ ‘Het spijt me, Ovarnen. Aanhangers van Jakira bevinden zich al in Ta’lan-tin. Zij ontvoeren inboorlingen en vervoeren ze naar ergens op Enuron.’ Met een verbaasde blik scant hij Sorane, zonder dat ze het merkt, maar hij geraakt niet tot bij haar gedachten. ‘Heb je daar bewijzen van?’ vraagt hij dan maar. ‘Als je mijn gedachten onopgemerkt wil scannen, dan moet je voorzichtiger zijn en een veel krachtiger telepaat.’ ‘Zoals jij, Sorane.’ ‘Ik kan mijn gedachten bijna perfect afschermen, Ovarnen. Ook mijn vrienden kunnen dat.’ ‘Als het waar is wat jij beweert, dan moet de Otrin dat weten. Daarom zal ik jullie naar de stad brengen. Alleen niet langs de gewone weg.’ ‘Ben je dan zo belangrijk, Ovarnen?’ ‘Dat klopt. Ik ben een geheim agent. Het is mijn taak om vreemde verdwijningen te onderzoeken. Maar nu vermoed ik dat jullie achter dezelfde aanzitten. Er doken geruchten op dat er mensen van ons waren, die na een verkenning soms terugkeerden met vreemde gevangenen. Daarom werd ik samen met acht anderen erop uitgestuurd om die geruchten na te gaan. Ieder van ons kreeg een sector toegewezen, waarin we moesten opereren.’ ‘Ik weet niet of de daders vreemden zijn, Ovarnen. Misschien zijn het mensen van jullie die in haar macht zijn of ze worden gedwongen. Ik zou alleen graag waar ze al die vrouwen voor nodig hebben.’ ‘Vrouwen?’ ‘Ja, op weg hierheen ontmoeten we twee stammen, die vroeger vijanden waren, maar ik slaagde erin om hen te laten samenwerken, want ze hebben elkaar nodig. Beide stammen verloren bijna twee/derde van hun vrouwen, als gevolg van aanvallen van vreemde vliegende wezens, zoals zij het noemen.’ Even kijkt Ovarnen naar de grond. Dan zegt hij knikkend: ‘Zodra de voorraden uitgeladen zijn, vertrekken we. Zie dat jullie klaar zijn. Maar vergeet niet dat als het maar een verhaaltje is om in Ta’lan-tin te raken, dan zullen jullie de stad nooit meer verlaten.’ ‘Weet je wat een esper is, Ovarnen?’ ‘Dat weet ik zeker. Al noemen ze dit in Ta’lan-tin. Meta’s. Maar er zijn niet veel menselijke wezens die die gaven meester zijn. En diegene die het wel zijn, werken voor de leiding. Zij hebben de taak espers die zich verborgen houden op te sporen.’ ‘En als ze die vinden?’ ‘Dan krijgen ze de keuze om dienst te nemen. Weigeren ze dan worden ze opgesloten. Daarna krijgen ze een special product ingespoten, dat hun gaven afgeschermd, waardoor ze er niet meer bewust van zijn.’ ‘Jakira is een zeer machtige Esper, Ovarnen. En zij wil macht. Denk jij dat ze Ta’lan-tin links zal laten liggen. Ik heb ergens een vermoeden dat haar mensen hier al actief zijn Ik denk het beter zou zijn om de toekomstige Espers niet meer te behandelen, maar hen voor jullie verdediging te gebruiken. Want Jakira zal ooit komen.’ ‘Dat zal haar ondergang zijn, Sorane.’ Even glimlacht ze. ‘Ik vrees dat jullie zonder hulp geen enkele kans hebben om haar zelfs maar tegen te houden. Weten jullie wat een Volkor is?’ ‘Nee, moet dat dan.’ ‘Ik denk van wel. Volkor s zijn mensachtigen die door een symbiont beheerst worden. Ze zijn genadeloos en gehoorzamen alleen de machtige voor wie ze zelfs hun leven willen geven.’ Even kijkt Ovarnen Sorane verbaasd aan. Dan zegt hij: ‘Ik zal jullie drie brengen, Sorane. Maar als zou blijken dat jullie voor haar werken, dan krijgen jullie geen enkele kans om dat na te vertellen.’ ‘Zover zal het niet komen, Ovarnen. Ik heb maar een doel, het schrijn. Daar hoop ik te vinden wat ik zoek.’ ‘Wat?’ ‘De weg naar Delos.’ ‘Delos. Haha, Sorane dat is een fabeltje. Velen hebben hun zoektocht met de dood moeten bekopen.’ ‘Toch moet ik die weg gaan, Ovarnen.’ Even kijkt de man haar in de ogen en dan even naar Sorane’s drie gezellen. Dan knikt hij. ‘Ik zal jullie brengen en jullie verzoek steunen.’ Vier uur later vertrek de kleine boot, met acht mensen aan boord. Ovarnen laat koers zetten naar open zee. Maar zodra ze buiten het zicht van het strand zijn, verandert de boot van vorm en verhoogt zijn snelheid. Het is nu een speedboot die zeer grote snelheden kan halen. Iets meer dan een uur later vermindert de snelheid. Tegen zeer lage snelheid bewegen ze verder, tot ze plots doorheen een onzichtbare barrière varen. Voor de ogen van de inzittenden verschijnt een grote stad. Die in cirkelvorm gebouwd is. Zes verschillende cirkels, die telkens groter worden, zijn door vier landwegen met elkaar verbonden. In het midden is een centrale cirkel. ‘Je vermoeden is juist Sorane. De middelste cirkel is het centrum van Ta’lan-tin. Daar zetelt de regent.’ Even kijkt Sorane naar de man, maar richt dan haar blik weer op de prachtige stad. De belangrijkste gebouwen hebben de vorm van een piramide. Van en naar de meeste gebouwen lopen half doorzichtige energiebanen, waar over vele voertuigen voor het vervoer zorgen. Als ze de stad tot op vijftig meter genaderd zijn, merkt Sorane en beide anderen op dat de boot van vorm verandert. Het toestel zweeft boven het water tot een energiebaan vanop de rand van de stad naar het toestel toeschiet. Zodra ze eroverheen zweven, lijkt het toestel erdoor vastgegrepen worden. ‘Dat is normaal, Sorane. Zo kan geen enkel toestel van de baan afraken.’ ‘Waar breng je ons heen?’ ‘Het centrale deel. Daar huist de raad. Alleen zij kunnen jullie de toestemming geven om hier te verblijven. Hopelijk krijgen jullie toestemming, want anders worden jullie drie naar de laagste klassen gebracht. Daar zullen jullie de rest van jullie leven moeten doorbrengen. Maar zij hebben geen enkele toegang tot de piramides en enkele andere belangrijke gebouwen.’ ‘Dat zal ooit moeten veranderen, Ovarnen.’ ‘Ik denk niet dat gewenst zou zijn, Sorane. Of weet jij meer dan ik.’ ‘Misschien wel. Maar zeker kan ik er niet van zijn.’ ‘Dan vormen jullie een gevaar voor onze samenleving, Sorane.’ ‘Wij willen maar een ding, Ovarnen. Het schrijn. Wat jij ook mag denken.’ ‘We zullen zien. Het is aan de raad om over jullie lot te beslissen. Ik vermoed echter dat ik je voor niets naar hier gebracht heb.’ ‘Breng ons maar naar de raad.’ ‘Dat kan ik nog niet, Sorane. Ik moet jullie een onderkomen toewijzen. Over twee dagen zijn alle raadsleden aanwezig. Dan kunnen jullie voorkomen.’ Sorane kijkt hem aan en knikt dan. Een paar minuten later nadert het toestel een van de zes kleinere piramiden, die de grotere omringen en land op het platform voor het gebouw. Sorane volgt als eerste Ovarnen als hij het toestel verlaat. Voor de grote poort van de piramide staan twee wachters links en twee rechts ervan. Ovarnen steekt zijn hand uit. Een van de wachters kijkt naar het 3D object, dat boven zijn hand zweeft. Het symbool herkent hij dadelijk. ‘Welkom, Her Ovarnen.’ Sorane kijkt naar de rug van Ovarnen en fronst haar voorhoofd even. Dan volgen ze de man naar binnen. Als ze een uurtje later eindelijk alleen zijn in hun vertrekken, kijkt Jouna Sorane afwachtend aan. ‘Wat nu? Zullen we toegang krijgen tot het schrijn?’ ‘Dat is niet nodig, Jouna. Ik heb de raadzaal gescand. Deze stad is veel ouder dan de tegenwoordige bewoners denken. Ze is gebouwd ten tijd van Megan, die nu deel van mij uitmaakt.’ ‘Megan. Bedoel je de machtige Megan?’ ‘Ja, Aenon. Die bedoel ik. Deze stad vertegenwoordigt een macht, die niet in handen van Jakira mag vallen. Ik kwam voor het schrijn, maar nu staat er plots meer op het spel.’ ‘Is deze stad dan zo belangrijk, Sorane?’ ‘Uit de herinneringen van Megan blijkt dat ze zeer belangrijk is, maar meer kan ik nog niet te weten komen. Toch heb ik het gevoel dat ik alles moet doen om deze stad uit Jakira’s handen te houden.’ ‘Dat gaat niet eenvoudig zijn, Sorane.’ Even wendt Sorane haar hoofd naar Aenon en knikt dan: ‘Ooit zat Megan in het bestuur van de stad. Misschien wordt ze door de kunstmatige intelligentie nog steeds herkent.’ ‘Ik hoop het dan maar, Sorane. Anders zou het oorspronkelijk plan in gevaar kunnen komen.’ Even glimlacht Sorane, voor ze zich concentreert. Haar beide vrienden schrikken even als een tweede gedaante naast hun vriendin gevormd wordt. ‘Niet zo verbaasd, Jouna. Ik maak nu deel uit van Sorane hier. Maar ik kan als ik het nodig vind ook zelfstandig opereren,’ zegt Megan. Op hetzelfde moment is ze verdwenen. De volgende dag tegen de middag komt Ovarnen binnen. ‘De raad verwacht jullie.’ Even later volgen onze drie vrienden de man naar een overbrenger. Een paar minuten later materialiseren ze in de grote piramide. Ze staan voor zes gewapende mannen en vrouwen. Maar ze hebben hun wapens in hun holsters. ‘Ze dienen als bescherming, vrienden.’ ‘Ik zou eerder zeggen bewakers, Ovarnen.’ Even weet de man niet wat te zeggen, maar ze heeft gelijk. Het zijn bewakers, die dadelijk moeten doden als een van deze vier een verdachte beweging maken. ‘Ze mogen blijven, als de raad zich daar veiliger bij voelt, Ovarnen. Maar als een van deze bewakers zijn wapen op een van ons drieën durft richten, dan is dat zijn laatste daad.’ ‘Ik vrees dat u zich een beetje misrekend hebt, Sorane. Zij behoren tot de elite.’ ‘Wij komen in vrede, Ovarnen, dat zei ik al. Ik wil alleen het schrijn activeren.’ ‘Dat weet ik, Sorane. Maar je moet weten, dat het gedeelte waarin het schrijn staat al uit oeroude tijden stamt. Niemand heeft het ooit kunnen activeren.’ ‘Misschien is dat juist, Ovarnen. Maar ooit komt er iemand die het wel kan.’ ‘Zoiets staat in de oude geschriften. Het werd voor een machtige gebouwd. Haar naam zou Tara Niyanta zijn. En jij denkt werkelijk dat een van jullie dat kan.’ ‘De naam heb ik al eens in geschriften opgemerkt. Meestal in verband met de naam Jinga. Alleen weet ik niet zeker of beiden dezelfde persoon zijn. Maar of ze lijken mij echt ooit bestaan te hebben.’ ‘De meeste van onze geleerden zijn er zeker van, Sorane. Maar volgens de oude geschriften is die Jinga niet meer diegene die ze ooit was.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Ze werd als een soort straf verschillende delen gesplitst. Maar we weten uit de gegevens waar we toegang toe hebben, dat ze zich ooit weer zal samenvoegen met de verloren delen.’ ‘Daar ben ik van op de hoogte.’ ‘Hebt u daar weet van?’ ‘Ook op Enuron zijn er oude geschriften gevonden, Ovarnen.’ ‘In onze geschriften wordt verschillende malen vermeld dat de machtige Jinga in negen delen uit elkaar viel. Staat er in jullie geschriften meer over deze geheimzinnige machtige?’ ‘Dat weet ik niet, Ovarnen. Misschien gaat het verhaal over de negen delen over iemand of iets anders,’ zegt Sorane. ‘In de geschriften die Ovarnen bedoelt, moet meer staan over de negen delen. En een paar van die delen heb ik vermoedelijk in me,’ denkt ze. ‘Dat zou kunnen, Sorane. Spijtig genoeg kan ik u geen toestemming geven om de geschriften te bestuderen.’ ‘Daar ontbreekt me ook de tijd voor, Ovarnen.’ Even kijkt de man haar nadenkend aan. ‘We zullen zien. Ik zal jullie naar de raad brengen.’ Even kijkt Sorane met een glimlach naar de bewakers. ‘Vergeet mijn woorden niet. Hef je wapen tegen een van ons en je zal wensen dat je nooit geboren bent.’ De vier kijken alleen maar naar Ovarnen en lijken geen gevoel te hebben. Maar voor Sorane zijn hun gedachten een open boek. Het zijn krachtige espers. Alle vier vermoeden ze dat Sorane gevaarlijker is dan ze eruitziet, want ze kunnen haar niet scannen. Een uurtje later staan onze vrienden in het midden van een cirkelvormig tribune die omgeven is door elf raadsleden. De leiders van de stad staan ongeveer twee meter boven de vloer naar hen te kijken. Zes van hen zijn vrouwen. De vier bewakers staan tegen de wand van de cirkel op de vier hoeken van een vierkant. Ze kijken naar de Sorane en beide anderen, die achter Ovarnen staan. Hun wapen wijst naar de vloer. Ovarnen stapt op een platform dat dadelijk omhoog zweeft. Door een uitsparing gaat hij de tribune op en neemt plaats als twaalfde lid. ‘U bent dus veel belangrijker, dan u ons liet geloven, Ovarnen.’ ‘Juist, Sorane. Di Ovarnen maakt deel uit van de raad. Wij zullen over uw verzoek beraden.’ ‘Niet nodig, Di Nonvon. Het schrijn heeft mij herkent en is geactiveerd.’ ‘Dat is onmogelijk?’ stamelt Nonvon. Maar op het scherm voor hun ogen zien ze de nieuwe gegevens stroom verschijnen. ‘Gebieder aanwezig. Bevel DS101 van kracht,’ zegt een stem plots. ‘Wat is bevel DS101?’ vraagt Sorane. ‘Alle onbevoegden worden onschadelijk gemaakt.’ ‘Wie zijn de onbevoegden?’ vraag Sorane snel. ‘Levende wezens behalve u, de gebieder en de oorspronkelijke bewoners.’ ‘Stop. Ik, als gebieder, herroep Bevel DS101. De tegenwoordige bewoners krijgen van mij toegang tot de stad. Alleen vreemden, die, niet tot het volk dat deze stad al voor honderden jaren bewoond, moeten opgespoord en naar een beveiligde zone getransporteerd worden,’ zegt Sorane bevelend. Even is het stil. ‘Bevel DS101 ingetrokken, gebieder. Nieuw bevel word uitgevoerd.’ Ovarnen staart Sorane met verschrikte ogen aan. Maar zij zend telepathisch de door haar gewenste en gescande gedachte patronen door. Op verschillende plaatsen van de stad verdwijnen levende wezens en die materialiseren in een speciale ruimte aan de rand van de stad. In deze ruimte staat een klein aantal opgeslagen goederen. Anderen komen in een hangar ernaast terecht. Dit zijn alleen ontvoerde inboorlingen van verschillende stammen, die op de derde primitieve planeet leven. Zij kijken van angst om zich heen, maar ze zien hun bewakers nergens meer. ‘Zo dat is opgeklaard,’ zegt Sorane kalm en kijkt om zich heen. De raadsleden staren haar nog steeds ontsteld aan. ‘Ik kom in vrede, zoals ik al zei Ovarnen. Ik, de gebieder, geef jullie het recht om in deze stad te blijven wonen, maar ik raad jullie aan om al uw onderzoekers terug te roepen.’ ‘Waarom dan? Zijn ze niet veilig meer?’ vraagt een van de vrouwen. ‘Veilig wel, Do Kaylan. Maar ze zullen dan alleen moeten overleven. Ta’lan-tin mag niet in handen vallen van Jakira. Daarom wordt ze in de tijd verplaatst.’ ‘In de tijd verplaatst? Is dat dan mogelijk?’ ‘Met de techniek van het schrijn uit het verleden wel, Ovarnen.’ ‘En ons volk dan?’ ‘De stad heeft levende wezens nodig om te bestaan, raadsleden. Uw volk leeft al vele duizenden jaren in Ta’lan-tin. Dat kan zo blijven zolang jullie een vreedzame samenleving willen opbouwen.’ ‘En als dat zou veranderen?’ Sorane kijkt de tweede vrouw die iets zegt, glimlachend aan: ‘Dan zal in Ta’lan-tin niemand meer aanwezig zijn, als ik terugkeer, Do Minian.’ ‘Bent u een machtige?’ ‘Misschien wel, maar ik wil niet dat iemand mij zo ziet of noemt. Alle levende wezens zijn gelijken, van waar ze ook afstammen of welk geloof ze ook aanbidden. Ik strijd te midden van mijn mensen, die in mij geloven. Ik geef misschien de bevelen, maar ik zie mezelf niet hoger of machtiger dan zij.’ ‘Dan bent u dus niet gelijk aan de goden en godinnen die sommigen van onze mensen aanbidden.’ ‘Sommige goden zijn verzinsels, Do Minian. Andere zijn levende wezens die verder geëvolueerd zijn en misschien als onsterfelijken aanbeden worden. Maar ook zij zijn maar levende wezens, zoals ieder van ons.’ Na haar woorden is het doodstil in de ruimte. Ze schrikken even als voor hen op de tribune een pentagon verschijnt. ‘Ik vertrouw jullie allen, daarom geef ik jullie het recht om een Hypsoon te dragen. Tara, de identiteit van het schrijn zal jullie allen bijstaan als het nodig is. Maar zij zal oordelen over jullie taken.’ Verbaasd nemen ze het Pentagon op en bekijken het van alle kanten. Op hetzelfde moment horen ze allen de vreemde stem zeggen: ‘Druk mij achteraan tegen je hals zodat ik mij kan aanpassen en activeren.’ De ene voert al sneller uit dan de andere, maar als de laatste het voelt veranderen, merkt hij ook dat een mooie roodharige vrouw in het midden gevormd wordt. ‘Mijn naam is Tara. Mijn gebieder vertrouwt jullie allen. Als het nodig is zal ik aan ieder van jullie verschijnen.’ Dan begint ze langzaam weer te vervagen. Verbaasd kijken de twaalf raadsleden waar ze stond. ‘Ovarnen en jij ook Heysa, kom naast mij staan,’ horen ze de stem van Sorane zeggen. Beide laten zich met hun platform naar de vloer toe zweven en staan even later voor Sorane. Voor ze iets kunnen zeggen dematerialiseren ze. Sorane, Jouna, Aenon en beide Ta’lanen worden in de zaal van het schrijn weer stoffelijk. Verbaasd kijken ze om zich heen. Buiten het schrijn is er niets zichtbaar aanwezig in de pentagon vormige ruimte. Sorane stapt op het schrijn toe en dat verandert langzaam in een soort zetel, met twee armleuningen. Even aarzelt ze, maar dan neemt ze erin plaats. ‘Welkom, gebieder,’ zegt Tara, terwijl ze weer gevormd wordt. Op hetzelfde moment wordt Sorane in een licht blauw bijna doorzichtig energieveld gehuld. Dan schuift een blauw schijf, met een dikte van een paar millimeter, die de vorm van het veld heeft, van boven naar beneden door haar lichaam. ‘Gebieder niet volledig,’ hoort ze de telepathische stem van Tara zeggen. ‘Dat weet ik, Tara. Ik mis nog twee delen.’ ‘Dan kan ik u niet dienen, Sorane.’ ‘Ik wil alleen uw hulp, Tara. Mijn weg leidt naar Delos.’ ‘Mogelijk, maar u bent pas de gebieder als u volledig samengevloeid bent.’ ‘Dat weet ik. Nu besta ik uit zeven delen, Tara. Maar als ik mijn lichaam niet kan stabiliseren, dan vallen deze delen weer uit elkaar.’ Even zegt Tara niets. ‘Verklaring voldoende, Sorane. De regels, volgens welke ik besta, staan mij toe om u te helpen. Als mijn evenbeeld in controle centrum op Delos je herkent, dan krijgt u de nodige volmachten.’ ‘Hoe bereik ik Delos?’ ‘Alleen op de basis onder Mogwan is een overbrenger verbinding met de Tiren. Dat schip is het enige dat u naar Yharven kan brengen.’ ‘Is er een basis in Mogwan?’ ‘Ja, diep onder de grond. In het midden van het sportstadion, is er een plek waar een overbrengersveld geactiveerd kan worden. Als u daar in de buurt komt zal u dadelijk naar de basis over gestraald worden. Maar alleen u hebt daar voorlopig toegang.’ ‘Dat is nog niet zolang geleden gebouwd? Hoe is dat mogelijk?’ ‘Ik volg u al vanaf het moment dat u weer uit de dood opstond, Sorane. Uw handelswijze met uw volgelingen, zoals Jouna, de verpleegster, Raya, de agente en nog een paar anderen, werd beoordeeld. Dat samen lag aan de grondslag om u hier te helpen.’ ‘Weet je dan alles van mij, Tara?’ ‘Niet alles, maar wel veel.’ ‘Wil je mijn plan uitvoeren om de stad veilig te stellen?’ ‘Dat is al in uitvoering, Sorane. Maar de tijdovergang zal ver in de toekomst liggen. Ik weet niet of u hier ooit zult terugkeren.’ ‘Dat zal later wel blijken, Tara. Misschien in deze gedaante of in een anderen, toch zal ik ooit terugkeren.’ ‘En Yharven. Wat is daar?’ ‘Een schrijn, Sorane. Maar niet zoals hier. U heeft de twaalf amazonezwaarden nodig om Delos te bereiken. Als die in hun houders geplaatst worden, dan wordt de verbinding met Delos geactiveerd.’ ‘Niemand weet waar het twaalfde amazonezwaard is, Tara. De stam verdween ooit en niemand vond nog een spoor van hen.’ Even hoort Sorane niets, maar dan is Tara er weer. ‘Op de planeet die jullie Enuron noemen is een tempel nabij de stad Vovnen. Daar is het twaalfde zwaard te vinden. Als het zwaard door een koningin geactiveerd word, dan kan je het tot jou roepen.’ ‘Dan moet ik alleen een koningin zien te vinden.’ ‘Ik denk dat zij een van je volgelingen zal woorden, Sorane. Haar weg is door mij voorbestemd. Ze weet het alleen niet.’ ‘Wie is het?’ ‘Als je haar ontmoet, dan zal je het weten. Meer kan ik niet zeggen, Sorane. Ik begeleid haar tot de tijd gekomen is.’ ‘Vertrouw je haar dan?’ ‘Zeker. Ik volg haar en haar moeder al van voor haar geboorte. Vele koninginnen heb ik gedurende de vele jaren dat ik besta gevolgd. Zelfs Jakira en haar vrienden volgde ik soms. Voor een deel is dat aan de amazones te danken, want zij bouwden tempels voor de verhevene, zoals Jakira door hen genoemd werd.’ ‘Dan zal je het wel druk gehad hebben, Tara.’ ‘Ik heb tijd genoeg, Sorane. Ik besta al vele miljoenen jaren. Maar voor jou is er weinig tijd. Jij moet je weg verderzetten.’ Sorane knikt even. ‘Nog een vraagje, Tara.’ ‘Stel maar, gebieder.’ ‘Scan jij ook de stad?’ ‘Zeker, Sorane. Bijna dagelijks. Ik moet op de hoogte blijven van wat er gebeurd. Daardoor was ik ook op de hoogte van je komst, van het moment dat je een voet op de bodem van Ta’lan-tin zette. ‘Heb je ook beelden van de aanhangers van Jakira?’ ‘Niet dat ik weet. Maar ik vermoed dat je verdachte of vreemde gedragingen bedoeld. Daar heb ik wel beelden van.’ Dan laat Tara het grote scherm opflikkeren en de eerste beelden van vreemde dingen worden getoond. Ze zien enkele mannen en vrouwen in op een vliegtuig lijkend toestel stappen. ‘Dat is een transport toestel van het type Vimana,’ zegt Ovarnen. ‘Twee van die vreemden bevinden zich bij de groep die ik in een hangar samenbracht. Maar de drie anderen die moeten zich nog in de stad bevinden.’ ‘Die moet ik laten opsporen, Sorane. Anders vormen ze een gevaar voor onze veiligheid.’ ‘Daar heb je gelijk in, Ovarnen. Maar dat is een taak die jij en Heysa moeten uitvoeren.’ Heysa knikt. ‘We zullen hen vinden, Sorane.’ ‘Anya zal jullie helpen en beschermen, Heysa.’ ‘Anya, Wie is…’ Maar Sorane kijkt alweer naar de beelden. Plots ziet ze enkele Ta’laanse gevangenen van de vreemden. ‘Dat kan toch niet, Sorane,’ stamelt Ovarnen, als de vreemden hun gevangenen neerschieten. ‘Jakira kent geen genade en haar aanhangers ook niet, Ovarnen. Daarom moet ik de stad uit haar handen redden.’ Dan merkt Sorane iets op en zegt: ‘Hé. Tara. Draai dat even terug.’ Tara laat de beelden een paar secties terugspringen. Al na een aantal beelden knikt ze. ‘Ik had het dus toch juist opgemerkt. Tlo, de zus van Nin-Tlu leeft nog.’ Op het scherm zien ze dat de kines-vrouw, en vier kines-mannen en twee vrouwen, die in hun nabijheid blijven, maar tot een ander ras behoren vooruit geduwd worden. Samen met een dertigtal andere inboorlingen worden ze aan boord van een schip gebracht. ‘Wie zijn die twee vreemde vrouwen? Ze lijken me inboorlingen, maar ze hebben een groene huidskleur.’ Even zegt Tara niets. ‘Volgens de databanken van opgeslagen gesprekken, noemen ze zich Kli en Klo. Maar of dat hun echte namen zijn, weet ik niet. Ze zijn veel intelligenter dan de inboorlingen. Mijn gegevens zijn ontoereikend om meer over hun herkomst mede te delen.’ ‘Weet je ook waar ze haar heen brengen?’ ‘Volgens enkele opgevangen gesprekken. Vermoedelijk naar de planeet Ganronan.’ ‘Weet je waar die zich bevindt?’ ‘Nee, dat niet. Maar het moet ver van Enuron zijn.’ Sorane knikt. ‘Ooit zullen we hen vinden, daar ben ik zeker van.’ ‘Zodra de verbinding met het controlecentrum hersteld is, heb ik meer mogelijkheden om je daarbij te helpen.’ ‘Hoe moet dat gebeuren, Tara? Jij die over een superieure techniek beschikt moet dat toch kunnen.’ ‘De techniek die ik beheers is niet voldoende. Delos kan alleen volledig operationeel worden als de gebieder haar taak opneemt.’ ‘Overschat je mij niet, Tara. Ik ben ook maar een gewoon menselijke wezen.’ ‘Je identiteit is veel meer dan dat, Sorane. Eens zal je weer diegene zijn die je ooit was.’ ‘Zal het controlecentrum mij als gebieder herkennen, Tara.’ ‘Niet voldoende gegevens, Sorane’, zegt Tara, terwijl ze het veld om het schrijn opheft. Even blijft Sorane nog zitten en kijkt om zich heen. Als ze weer opstaat, richt ze zich tot beide verbaasd kijkende Ta’lanen. ‘Zo, vrienden. Dat is opgeklaard. Ik en mijn vrienden moeten jullie verlaten, Ovarnen.’ De man knikt even. ‘Jullie beiden hebben toegang tot deze ruimte.’ ‘Waarom wij beiden, Sorane?’ vraagt de vrouw. ‘Ik ben een telepate, Heysa. Ovarnen is je man. En ik vertrouw jullie allebei’ Even kijkt de vrouw naar Ovarnen, die glimlacht. ‘Of hij nog lang mijn man zal blijven, dat moet nog blijken. Wie geheimen voor een geliefde heeft, is die wel te vertrouwen?’ zegt Heysa. ‘Je man wist niets van mijn gave, Heysa. Hij had wel een vermoeden, maar meer ook niet. Ik weet echter dat hij van jou houdt. Alleen wil hij graag een kindje, iets dat jij altijd probeert te ontwijken.’ ‘Ik heb mijn taken, Sorane. Ik heb geen tijd voor kinderen.’ ‘Misschien denk je daar over paar duizend jaar anders over, Heysa.’ ‘E..en pa..ar duiz..zend ja…,’ stamelt de Ta’laanse. ‘Vraag Tara en Anya om uitleg, maar schrik niet te veel.’ Dan verbreekt Sorane het telepathisch contact met Heysa en richt zich tot Ovarnen. ‘Wij moeten gaan. Tara weet wat er moet gebeuren. Ik en mijn vrienden hier wensen jullie allen veel geluk. Misschien zien we elkaar ooit weet terug.’ Ovarnen geeft Sorane een hand en drukt die stevig. ‘Wij wensen jullie ook geluk, Sorane. Maar of we u ooit zullen terugzien, durf ik betwijfelen.’ ‘Ik niet, Ovarnen. Zoals ik zei vraag het aan Anya of Tara. Hun antwoorden zullen jullie beiden verbazen.’ Zodra Sorane zijn hand loslaat zijn zij, Deno, Jouna en Aenon verdwenen. Maar ook de inboorlingen zijn er niet meer. Ieder van hen materialiseert in de buurt van de stam waar ze deel van uitmaken. Daar worden ze met verbazing ontvangen en begroet. Intussen kijken beide Ta’lanen naar de schermen en zien de omgeving van de Ta’lan-tin vervagen en plots is alles omheen de stad met snel wisselende kleuren omgeven. Op de plaats waar de stad ooit was niets meer te zien. Maar de legendes onder de bevolking zullen blijven en verder verteld worden. Sorane bevindt zich intussen weer in Mogwan. Jouna en Aenon kijken haar afwachtend aan. ‘Wat nu, Sorane?’ vraagt Aenon. ‘Maar hoe moet ik erin slagen om Yharven te bereiken. Die planeet ligt in Amazonegebied. En dan heb ik ook nog de twaalf zwaarden van de koninginnen nodig. Hoe ga ik die kunnen bemachtigen,’ denkt ze. Naast Sorane wordt een blondine opgebouwd, terwijl ze zich naar Sorane wendt. ‘Je kan de zwaarden tot jou roepen, Sorane. Ooit was ik de schenkster der zwaarden. En omdat ik deel van jou uitmaak, ben jij dat nu. Neem een zwaard vast en denk aan de andere Pentagons. Zo roep je hen en ze zullen verschijnen.’ ‘Dank je, Jakira. Het zal echter niet zo eenvoudig zijn.’ ‘Je zal jezelf moeten bewijzen, Sorane. Maar wij zullen je allemaal steunen.’ ‘Die steun zal ik nodig hebben, Jakira. Alleen samen kunnen we ons lichaam voldoende stabiliseren tot we Delos bereiken.’ Sorane knikt even. ‘Ik hoop alleen dat we het halen, Jakira.’ ‘Ik ook, want anders zullen er opnieuw jaren voorbijgaan, voor deze kans zich weer voordoet. Nu ben je een getrainde vrouw, maar wie zegt dat in een nieuw leven ook nog zal zijn. De vorige maal dat we met vier in een lichaam samen waren, werd het een catastrofe omdat onze krachten niet konden bundelen. Jouw identiteit ontbrak er toen aan, waardoor we lang geleden geen toegang tot de Tiren kregen.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat jij de oorspronkelijke identiteit bent. Je mist alleen een paar delen, Sorane.’ ‘Als ik het goed begrepen heb nog twee delen te kort.’ ‘Dat klopt. Maar ooit zal jij weer uit een deel bestaan, daar ben ik zeker. We moeten alleen nog de anderen vinden.’ ‘Wisten we maar wie en waar ze zich bevinden?’ ‘Niemand van ons weet het. Maar we worden allen door Delos aangetrokken.’ ‘Dan kunnen we beter onze weg verder zetten, Jakira.’ ‘En dat moeten we samen doen tot we een geworden zijn,’ fluistert de blondine, terwijl haar lichaam in Sorane opgaat. Haar beide vrienden staren haar verbaast aan. ‘Wie was dat? Je noemde haar Jakira, geloof ik? Ze komt me bekend voor, maar ik weet niet waarom.’ Sorane knikt naar Jouna en zegt: ‘Je weet dat ik uit verschillende delen, die elk een eigen leven geleden hebben, besta.’ Jouna knikt. ‘Dus die mooie blondine is een van hen,’ zegt Aenon met een glimlach. Even krijgt hij een kwade blik van Jouna toegeworpen, maar dan ziet hij haar glimlachen. ‘We kunnen beter een beetje gaan rusten. Morgen wordt het tijd om naar die ondergrondse basis te gaan zoeken.’ Vele uren later komt de zon weer op en werpt haar gouden stralen over de kleine stad en het land eromheen. Als Sorane opstaat en naar beneden stapt, is Jouna al in de keuken. ‘Ook op, Sorane. Ik heb enkele broodjes klaar gemaakt.’ ‘Dank je, Jouna. Is Aenon al op?’ ‘Nee, nog niet. Mijn liefje slaapt nog denk ik.’ Sorane glimlacht als ze Aenon achter Jouna opmerkt. ‘Verkeerd geraden, lieve Jouna. Ik ben al een tijdje buiten om enkele rondjes te lopen,’ zegt Aenon lachend, terwijl hij Jouna omdraait en haar kust. ‘Ik ga eens proeven van die lekkere broodjes, lief koppeltje.’ ‘Ik lust ook wel eentje,’ zegt Aenon, terwijl hij een verbaasde Jouna laat staan. ‘Is een broodje lekkerder dan ik, vriendje?’ ‘Als je honger hebt wel, lieveling.’ ‘Je kan beter ook iets eten, Jouna. Anders ga ik er alleen vandoor.’ ‘Je hebt gelijk, Sorane. Ik was even vergeten dat jij dringend hulp nodig hebt. En al ben ik nu medisch specialiste, toch kan ik je niet helpen.’ ‘Niemand kan dat, Jouna. Alleen op Delos kan ik geholpen worden.’ ‘Dat heb je ons al gezegd, Sorane. Maar weet je ook waarom dat zo is?’ ‘Nee, Deno. Dat hoop ik daar ook te weten te komen.’ Een paar uur later nadert het drietal het doel van Sorane. Maar als ze naar binnen willen stappen, staren ze plots in de loop van twee wapens, die twee mannen vasthouden. ‘Jij staat onder arrest Sorane Cobanon.’ ‘Waarom?’ vraagt Jouna. ‘Zij is een gezochte huurmoordenares, mevrouw.’ ‘Dat ben ik niet meer, agent. Vraag het aan jullie collega Erine Rand. Zij was erbij toen ik voor de rechtbank kwam en zoiets als vrijgesproken werd.’ ‘Dan heeft het geen zin om je te arresteren, denk ik. Al waren we dat ook niet echt van plan,’ zegt de agent en drukt af. De ene na de andere straal boort zich in het scherm dat Sorane omgeeft. ‘Aaachh, een gewone moordenaar dus,’ zegt Sorane met een glimlach. ‘Wat ben jij, moordenares?’ zegt de andere, terwijl hij achteruit wijkt. ‘Een mens zoals jij, man. Laat je wapen vallen.’ ‘Dat haalt niets uit, roodje. Er zijn nog anderen en zij zoeken jullie nu alle drie.’ ‘Loro heeft gelijk, Sorane. Om te ontkomen zullen de goden jullie moeten helpen.’ ‘Goden zijn niet nodig, man,’ zegt Sorane bijna fluisterend, terwijl ze zich concentreert. Een seconde later zijn de twee agenten alleen. Ze staren naar de plaats waar Sorane en beide anderen stonden. ‘Teleporteurs,’ fluistert een van hen. ‘Het hoofdkwartier. We moeten hen verwittigen. Naar de zwever.’ De twee haasten zich, maar voor ze de zwever bereiken, verdwijnt die in het niets. Even kijken ze elkaar aan. ‘We mo….,’ zegt een van de twee en kijkt weer naar de plaats waar hun zwever stond. Maar dan staan ze ineens op een andere plaats. ‘Wat doen we hier, Loro?’ ‘Die Sor…. Hé… wie was dat nu weer?’ ‘Ze wordt gezocht.’ ‘Heb jij haar gezien?’ ‘Een tijdje geleden toonden ze beelden van haar op het nieuws?’ ‘Ik had het gevoel dat ze met twee anderen voor ons stond.’ ‘Je bent gek.’ ‘Misschien wel, Loro.’ ‘Toch is hier iets vreemds aan. Ik heb met mijn wapen op iets geschoten,’ zegt Loro, terwijl hij naar zijn wapen staart. Sorane is intussen met beide anderen in het park tussen de bomen gematerialiseerd. ‘Je zei dat teleportatie uitgesloten was, Sorane en nu…’ ‘Dat is juist, vrienden. Als iemand het geregistreerd heeft, dan krijgen we verschillende van Jakira’s espers op onze hals.’ ‘Het hangt er vanaf hoe belangrijk ze het vinden, Sorane.’ ‘Voldoende,’ denk ik, ‘Er zijn er juist vier rondom het park opgedoken.’ ‘Een tegen vier, Sorane. Kan je hen aan?’ ‘Niet nodig, Aenon.’ ‘Ze zoeken mij, maar het is niet onze sprong die hen hier gebracht heeft. Die agenten droegen een camera, waar we op te zien zijn,’ zegt Sorane, terwijl ze zich splitst. Drie andere Sorane’s lijken zich van haar lichaam los te maken. Twee van hen veranderen in Jouna en Aenon. Dan stapt het drietal tussen de bomen uit, het parkwegje bedekt met kiezelsteentjes op. Ze kraken onder hun voeten, terwijl ze naar de uitgang toestappen. De echte Sorane, Deno, Jouna en Aenon kijken hen na. De vier espers merken hun gedachte stromen dadelijk op en betreden het park. Langzaam naderen ze uit vier richtingen het drietal. ‘Halt, Sorane. Ontkomen kan je niet meer.’ De drie houden halt en kijken om zich heen. Ze zien de vier op enkele meter van hen staan. ‘Je noemt mij, Sorane. Wie is zij?’ zegt de roodharige bijna fluisterend. ‘Jij bent Sorane Cobanon,’ zegt een van de twee vrouwelijk Espers. ‘Ik. Nee, vrouwtje, dat ben ik niet. Ik ben alleen een schaduw van diegene die ooit leefde en ooit wedergeboren zal worden.’ Dan glimlachen ze alle drie, terwijl twee van hen langzaam in Sorane transformeren. Dan stappen ze op elkaar toe en gaan in elkaar op, tot er een Sorane, die langzaam doorzichtig wordt, overblijft. De vier kijken verbaasd toe, tot Sorane helemaal in een klein puntje veranderd is. Dan is ook dat niet meer zichtbaar. Sorane en haar drie vrienden bereiken intussen een groot gebouw en stappen naar binnen. Daar worden ze door de andere Sorane opgewacht. Beiden vloeien in elkaar voor de ogen van Jouna en Aenon. Deno is intussen op zijn hoede aan het rondkijken. Maar er is geen gevaar te zien. Nog voor ze in elkaar volledig opgegaan zijn, dematerialiseren ze allen. Diep onder de grond vallen beide Sorane’s op de vloer. Jouna en Aenon kijken hen verbaasd aan. Deno schrikt als hij een stem dreigend hoort zeggen: ‘Onbevoegden, leg jullie wapens neer. Tenzij jullie willen dat ik jullie leven beëindig.’ Jouna staart even naar de roodharige vrouw die uit het niets opgebouwd werd. ‘Wij dragen geen wapens, Tara,’ zegt Aenon. ‘Hoe kennen jullie mijn naam en wie is deze tweeling?’ Jouna en Aenon kijken elkaar even aan. ‘Geef antwoordt of jullie leven wordt beëindigd.’ ‘Wij hebben al een andere Tara ontmoet,’ zegt Deno ‘Een andere?’ fluistert de vrouw, terwijl ze haar hoofd even wendt. ‘O, nog een indringer,’ zegt ze. Maar dan wordt haar aandacht getrokken door de beide Sorane’s die zich langzaam oprichten. Voor haar ogen verdwijnt de ene Sorane in de andere. ‘Wie ben jij?’ Sorane kijkt de kunstmatige gedaante in de ogen. ‘Sorane Cobanon,’ zegt ze. Even zegt de gedaante niets. ‘Huurmoordenares van beroep. Wat heb je hier te zoeken?’ vraagt ze. ‘De weg naar de Tiren en Delos.’ ‘Die weg zal je nooit kennen, Enuroonse.’ ‘Yharven is mijn bestemming.’ ‘Hoe weet jij…???’ ‘Scan me, ik ben nog niet volledig, maar ik draag zeven identiteiten in me.’ Even wordt Sorane in een licht blauw veld gehuld. Als het verdwijnt, zegt de vrouw: ‘Welkom toekomstige gebieder.’ Even staart Sorane de vrouwelijke gedaante aan. ‘Wijs ons de weg naar de Tiren, Tara.’ ‘Nee, Sorane. Niet op dit ogenblik. Jullie zijn mijn gasten, tot ik jullie roep.’ ‘Gasten of gevangenen, Tara.’ ‘Die beslissing laat ik aan jullie over. Jullie dragen allen een hypsoon. Dus laat Anya jullie je kamers wijzen. Morgen zal ik jullie de weg tonen.’ ‘We gaan nu dadelijk, Tara.’ ‘Alleen de gebieder kan mij bevelen geven, Sorane. En dat zal jij misschien ooit zijn. Op dit moment ben je dat zeker niet. Maar ik zal over je verzoek nadenken.’ Dan is Tara verdwenen. Zeer vroeg in de morgen wordt Tara in de kamers van onze vrienden opgebouwd. ‘Het is tijd,’ klinkt haar stem luid. Jouna kijkt even naar de naakte rug van haar vriend, terwijl deze zijn kleding vormt. Dan laat ze zich op haar voeten uit het bed zakken. Dan kijkt ze Tara aan. ‘We zijn klaar, Tara.’ ‘Nog niet echt, Jouna. Er zijn anderen aan boord van de Tiren. Je kan beter je kleding vormen.’ Even staart de jonge vrouw Tara verbaasd aan. ‘Sorane en Deno. Waar zijn….?’ vraagt Jouna, terwijl de stof om haar lichaam glijdt. ‘Volg me.’ Beide haasten zich achter Tara aan als ze de woonruimte verlaat. In de gang staat Sorane, samen met Deno, al te wachten en voegen zich bij hen. Een paar minuten later betreden ze een ruimte met verschillende wandschermen. In het midden staan vijf sokkels van ongeveer 75 centimeter hoogte, elk op een hoek van een pentagon, dat op de vloer zichtbaar is. ‘Neem plaats voor een van de sokkels,’ zegt Tara. Als Aenon als laatste voor een sokkel gaat staan, licht deze als laatste dadelijk blauw op. Alle vier worden ze in een blauw veld omhuld, voor ze dematerialiseren.
6. De wildernis
Half weg op het pad vraagt Aenon: ‘Kunnen we niet beter teleporteren, Sorane? Dan zijn we er sneller.’ ‘Dat wil ik niet, Aenon. Ik wil dat ze zo lang mogelijk denken dat we reizende nomaden zijn, daarom blijven we ook deze kleding dragen. Ik denk dat we ongeveer zes dagen nodig hebben om de kust te bereiken. Maar ik weet intussen de juiste richting.’ ‘Zes dagen door de wildernis, Sorane. Is dat niet te gevaarlijk?’ ‘We kunnen alle drie op de hulp van Anya rekenen, Deno.’ ‘Misschien kunnen jullie onze hulp wel gebruiken, Sorane,’ zegt een stem achter hen. Zonder om te kijken zegt Sorane: ‘Daar zou ik jullie alle drie dankbaar voor zijn.’ Dan keert ze zich om naar de krijger die voor hen het pad opstapt. Ze herkent hem dadelijk. ‘Oc-dan, Jij hier,’ fluistert ze. Ook de man en de vrouw die hem volgen, komen haar bekend voor. Ze glimlacht even als ze zich zijn naam herinnert. Ko-var, de broer van Ko-von en Lo-sary, zijn vrouw. Dan wendt ze zich tot de eerste: ‘Het is een gevaarlijk tocht, Oc-dan. En als we ons doel bereiken, dan zijn jullie maar met drie om terug te keren.’ ‘Dat weten we, Sorane. Maar we kennen de gevaren deze wereld beter dan jullie.’ Even glimlacht de roodharige en knikt dan: ‘Misschien heb je gelijk. Met jullie hulp komen we misschien sneller vooruit.’ Oc-dan knikt ook even. Dan daalt het groepje verder af langs het pad. Plots merkt Jouna op dat twee Ski-rils hen volgen. ‘Nog meer beschermers, Ko-var,’ zegt ze met een glimlach naar de krijger die rechts van haar loopt. Die knikt alleen maar, want hij beseft dat ze hun twee dieren nodig zullen hebben om het doel te bereiken. Beneden wijst Sorane de juiste richting waarheen ze moeten. ‘Dan moeten we wel omheen een kleine wateroppervlakte. In die omgeving is het zeer gevaarlijk omdat veel dieren daar komen drinken. Onze krijgers vermijden dat gebied als het mogelijk is,’ merkt de blonde vrouwelijke krijger op. ‘Een kleine omweg is mogelijk, maar we moeten zo snel mogelijk ons doel bereiken, Lo-sary.’ We moeten naar de bossen, Sorane. In de vlakte zijn we van ver te zien en de grote Moysans kunnen ons dan snel opmerken. ‘Wat zijn dat voor dieren, Oc-dan?’ ‘Ze zijn tien tot veertien meter lang en lopen rechtop. Ze hebben grote scherpe tanden. Maar hun kleinere broers zijn nog veel gevaarlijker. Ze lopen sneller dan wij ooit kunnen en ze hebben een zeer harde huid. Onze wapens kunnen die niet doordringen.’ ‘Oc-dan, vertrouw jij me?’ ‘Dat doe ik?’ ‘Wij zijn niet van een andere stam, krijger. Je weet dat wij van daar boven komen. Jullie vijand van Ta’lan-tin heeft wapens waar jullie geen kans tegen hebben.’ ‘Dat weten we, Sorane. Ze dragen vreemde lichtgevende stokken. Velen van ons en de Kines zijn daardoor omgekomen.’ ‘Wij bezitten dezelfde wapens, Oc-dan,’ zegt Sorane, terwijl ze haar speer tot een cilinder laat omvormen. Oc-Dan schrikt als de lange energiestraal gevormd word en grijpt zijn wapen stevig vast. Maar hij schrikt nog meer als zijn speer tot een cilinder omgevormd wordt. Verbaasd staart hij naar zijn rechterhand. ‘Dank zij dit, bezit jij dezelfde macht als de levenden in Ta’lan-tin, Oc-dan.’ De krijger staart naar het pentagon dat Sorane in haar linkerhand houdt. ‘Deze twee zijn voor Lo-sary en Ko-var.’ Als Oc-dan de twee Pentagons in zijn hand neemt en zich naar zijn vrienden keert, wijken die achteruit. ‘Vertrouw je je eigen stamgenoot niet meer, Ko-var?’ De krijger kijkt naar Sorane. ‘De wapens, die jullie dragen… Alleen die moordenaars dragen die. Is zelfs Oc-dan een van hen?’ ‘Nee, Jouna, Aenon en ik komen geen niet uit Ta’lan-tin. Maar deze wapens zijn normaal waar ik vandaan kom. Neem het Pentagon en jullie bezitten dezelfde wapens, als Anya het toestaat.’ Lo-sary neemt beide voorwerpen aan en geeft er eentje aan haar man. ‘Kom, we moeten verder, vrienden.’ Maar als ze eerste bomen naderen, geeft Ko-var een teken om zich te knielen en knielt zelf als laatste. ‘Een groepje Dosions op tweehonderd meter.’ ‘We moeten snel het woud in, Sorane. Als die ons ruiken, dan komen ze.’ ‘Wat zijn Dosions?’ ‘Vleeseters. En ze zijn sneller dan wij.’ Glimlachend zegt de roodharige: ‘Ze kunnen ons niet ruiken, Oc-dan.’ Dan merken de drie Hom-jen plots dat ze de groep door iets omgeven worden. Ze staan in een half rond half doorzichtige koepel. Toch zijn ze niet veilig, want plots horen ze de dieren wegrennen. Iets moet ze opgeschrikt hebben. Een luid gebrul doet hen verstijven. ‘Een Koiog,’ fluistert Lo-sary. Snel laat Sorane het scherm verdwijnen en geeft een teken. Dan haasten ze zich gebukt verder naar de bomen toe. Het dier heeft hen opgemerkt en komt met geopende bek dichterbij. De bodem trilt hevig onder zijn stappen. De Koiog is niet zo snel als de kleinere Dosions, maar toch snel genoeg om onze vrienden in gevaar te brengen. Sorane concentreert zich en twee vuurballen schieten uit haar linkerhand naar het dier toe. Een ervan raakt zijn bek, de andere zijn hals. Van de pijn brult het dier en houdt heel even halt. Die paar seconden gebruikt het groepje om tussen de bomen te verdwijnen. Het dier komt echter achter hen aan, maar wordt gehinderd door de dichte begroeiing. Toch is hij al een tiental meter diep, voor hij halt houdt en nog een paar maal luid brult. Nog even loert hij naar zijn prooi en keert dan om op zoek naar een andere prooi. Onze vrienden merkten echter dat hij in de buurt blijft. Dus gaat ze maar verder, maar zorgen toch dat ze in het woud blijven. Twee dagen later naderen ze een open plek in het woud. Geen enkel geluid is te horen, zelfde geen geritsel van kleine dieren. Plots duwt Ko-var Jouna opzij. ‘Een Niskar net. Je ging er recht inlopen.’ zegt hij. ‘Wat is een Niskar,’ vraagt Jouna, nadat ze van de schok bekomen is. ‘Een dier met acht lange poten en een smal lichaam, maar het is een van dodelijkste van die soort die er bestaan. Diegenen die in zijn net komen vast te zitten, overleven het meestal niet. Hun netten zijn bijna niet waar te nemen.’ ‘Dan moeten we zulke netten vermijden.’ Oc-dan kijkt Sorane nadenkend aan. ‘Alleen zijn er hier veel. We zitten in of dicht bij hun jachtgebied. Zelfs grotere dieren blijven hier weg.’ ‘Kunnen we er omheen?’ ‘Er zit niets anders op, Sorane. Maar ik vrees dat we dan meer dan een week verliezen.’ Even denkt Sorane na. ‘Dan gaan wij alleen verder, Oc-dan. Jullie keren beter terug naar jullie dorp.’ ‘Wat?’ ‘Wij gaan langs de kortste weg en dat is door het gebied van de Niskars.’ ‘Dat is veel te gevaarlijk, Sorane. Je bent hier vreemd. Jullie kennen deze gevaarlijke dieren niet.’ ‘Het is mijn besluit, Lo-sary. Ik wil jullie leven niet op mijn geweten hebben.’ ‘Wij kiezen uit vrije wil, Sorane.’ ‘Daar ben ik jullie dankbaar voor, maar jullie stam heeft jullie nodig. Zelfs als we allen levend Ta’lan-tin bereiken, dan moeten jullie nog terugkeren door deze gevaarlijke wouden.’ Aarzelend knikt Oc-dan. ‘Kunnen we je niet van gedachten doen veranderen Sorane.’ ‘Nee, ik en mijn drie vrienden hebben een taak te vervullen. Jullie hebben andere taken bij jullie stam. Levende jagers zijn belangrijker dan dode.’ ‘Zien we jullie ooit nog terug, Sorane?’ ‘Misschien wel, Ko-var. Ik weet niet wat de toekomst brengt.’ De krijger knikt even en kijkt dan naar Lo-sary, die Jouna even omarmt. ‘Maak het goed?’ Even kijken Oc-dan en beide anderen hun vreemde vrienden na, als ze naar de bomen toestappen. Tot hun verbazing wijken de struiken en de netten opzij, als ze in de buurt komen. ‘Wat is dat,’ merkt Ko-var op. ‘Sorane lijkt een Letry te zijn.’ ‘Nee, Oc-dan. Ik ben niet wat jij een Letry en wij een godin noemen. Ik ben ook maar een gewoon levend wezen, zoals jullie. Doe wat ik gezegd heb en volg ons niet. Want ik weet dat jij die gedachte in je hoofd hebt,’ horen ze allen de stem van Sorane. Als ze elkaar aankijken, glimlachen ze even. Want ze hadden allemaal dezelfde gedachte. ‘Kom, we gaan terug,’ zegt Oc-dan, maar diep in zijn binnenste maakt hij zich zorgen. Sorane en beide anderen dringen steeds verder door in het gebied van de Niskars. Tot ze plots blijft staan. ‘We zijn niet meer alleen,’ zegt ze en activeert haar energiezwaard. Jouna schrikt als ze een zwarte schaduw rechts van haar opmerkt. ‘Achter ons zijn er twee. Het lijken wel zeer grote spinnen,’ zegt Aenon, terwijl hij zijn zwaard heen en weer zwaait. ‘Daar nog een, Sorane.’ De roodharige kijkt Deno aan en knikt. ‘Nu weten we hoe die niskars eruitzien.’ Jouna kijkt Sorane aan. ‘Ze lijken me wel gevaarlijk, Sorane.’ Plots ligt haar scherm op, als een niskar een substantie naar hen afschiet. Maar het scherm beschermt Jouna. ‘Kom, we moeten verder, vrienden,’ zegt Sorane. Aenon en Jouna volgen de roodharige die zich tussen de bomen, struiken en webben door haast. Haar krachten maken een soort pad doorheen hun omgeving. Maar de niskars komen nu van verschillende zijden. ‘Het zijn er meer dan twintig,’ merkt Deno plots op. Plots blijft Sorane staan en concentreert zich. Een telekinetische golf raast naar links tussen bomen, struiken en het web door. De niskars merken het dadelijk en snellen dadelijk in dezelfde richting weg. Even blijven onze vrienden wachten. ‘Ze zijn ver genoeg, denk ik,’ fluistert Sorane en zet zich in beweging. Het groepje vordert iets langzamer, omdat ze zo stil mogelijk bewegen. Telkens ze iets verdachts opmerken, houden ze zich zo stil mogelijk. Zo zien ze soms verschillende van die spinnen op een afstand voorbij komen. Allen gaan ze in dezelfde richting, waar het pad naar links afsloeg. ‘Zolang ze ons niet opmerken, zijn we veilig,’ zegt Sorane en geeft een teken om verder te gaan. Toch worden ze bespied, door een nog grotere spin, die hen zeer langzaam volgt. Deze is zeker een derde groter dan de niskars. Ze volgt hen bijna zonder een geluid te maken. De niskars mijden dit dier en vrezen zijn macht, want er zijn al verschillende van hen gedood door dit wezen. Als Sorane en de drie anderen eindelijk de rand van het niskar gebied bereiken, merken ze dadelijk dat er geen webben, die de inboorlingen netten noemen, meer zijn. ‘Nog twee dag marsen, vrienden. Laat ons een slaapplaats gaan zoeken en iets eten,’ zegt Sorane. ‘Veel hebben we niet meer, Sorane.’ ‘Weet ik, Aenon. Ook ons water raakt op.’ ‘Anya, heeft een kleine stroom op het 3d-beeld.’ Sorane en Aenon activeren hun 3d-omgeving. ‘Je hebt gelijk, Jouna. Voor vandaag hebben we genoeg. Morgen vullen ze onze watervoorraad aan. Nu het donker begint te worden is het te gevaarlijk.’ Als snel hebben ze een plaatsje gevonden, dat hen veilig lijkt, tussen bomen en struiken. Toch blijft Anya waken. En maar goed ook. Iets na middernacht naderen twee dieren van een drie meter lengte. Ze sluipen naderbij, bijna zonder geluid te maken. Als de eerste zijn kop tussen de struiken, schiet er een lichtgevende straal vlak voor zijn ogen voorbij. Hij slaakt een gebrul van schrik en verrassing. De tweede springt echter brullend vooruit. Maar op een tiental centimeter boven de grond blijft hij stil hangen. Met ogen opengesperd van verbijstering kijkt hij om zich heen. Dan is hij verdwenen. Ongeveer een kilometer daarvandaan wordt hij terug stoffelijk. Even blijft hij doodstil staan, maar dan loert hij alweer naar gevaar, terwijl hij hevig snuift. Dan brult hij als de tweede op enkele meters van hem stoffelijk wordt. ‘Die twee leken me nogal geschrokken,’ zegt Aenon met een nerveuze glimlach. ‘Wat waren dat voor dieren?’ vraagt Jouna. ‘De hom-jen noemen ze Nodrocs. Het zijn dinosauriërs, die tot de soort van Nanotyrannus behoren. En dat zijn vleeseters.’
5. De hom-jen
Een paar seconden na haar beide vrienden stapt ze uit de blauwe boog. Haar beide vrienden kijken haar met verschrikte ogen aan. Het is zeer warm, hier open en bloot in de vlakte. ‘Waar zijn we, Sorane?’ ‘Als Tara het juist had, op de derde planeet?’ Ook Sorane kijkt verbaasd om zich heen. Ze staan midden in een steppe omgeving. Alles is met ongeveer veertig centimeter hoog gras begroeit. Hier en daar staan vreemde bomen in de vlakte. In de lucht vliegen grote vreemde vogels. Jouna wrijft het zweet, dat zich op haar voorhoofd begint te vormen, weg. ‘Wat is het warm hier,’ fluistert Jouna. ‘Het is hier zeker 38°c.’ ‘Die vliegende dieren zijn zeker drie meter lang en acht meter breed. Als die ons opmerken, dan zijn we een vogeltje voor de kat,’ merkt Aenon, die weinig last lijkt te hebben van de drukkende warmte. ‘Hopelijk zijn hier ook geen grote katten, want daar heb ik angst van,’ merkt Jouna, met een glimlach op. ‘Er zijn hier nog wel grotere dieren, Jouna. En die zijn veel gevaarlijker dan die roofvogels daarboven. We moeten op onze hoede zijn. Activeer uw 3d scherm maar snel. Dan zie je wat ik bedoel,’ hoort ze Anya zeggen Opnieuw vaagt Jouna het zweet van haar voorhoofd. ‘Straks smelten we nog, Sorane.’ ‘Zo beter,’ vraagt de roodharige, nadat Anya een scherm om elk van hen liet vormen. Jouna knikt even en activeert ook haar 3d-scherm. Ze zien verschillende stippen op een paar kilometer afstand. ‘Wat zijn dat?’ ‘Kyris, Aenon. Grote reptielen. Sommigen zijn tot twintig meter hoog. De gevaarlijksten zijn vleeseters. Kom, we moeten de wouden zien te bereiken. Hier vormen we een makkelijke prooi.’ ‘In welke richting?’ ‘Het westen, Jouna. In die richting moet de stad liggen.’ ‘Hoe ver is het?’ ‘Minstens een week,’ meldt Anya. ‘En teleportatie.’ ‘Dat moeten we zoveel mogelijk vermijden, Sorane. Ook je andere esperkrachten. Niemand in de stad mag weten wie jullie zijn. Op Enuron zijn maar een paar Enuronen op de hoogte van het bestaan van de stad. En dat moet zo blijven. Het onderzoek naar primitieven dat hier gedaan wordt is van zeer groot belang. Volgens mijn gegevens wordt er ook genetisch onderzoek gedaan en dat is verboden. Maar dat is voor later. Eerst moeten we de Tiren bereiken.’ ‘Dan moeten we haast maken.’ Sorane en beide anderen zetten er een stevige pas in en tegen valavond hebben ze de bossen in zicht. ‘Morgen moeten we voorzichtiger te werk gaan, Aenon. In de wouden zijn er onbekende gevaren.’ ‘Het leek me al een vakantietocht, Sorane.’ ‘Dat zal vanaf morgen niet meer zo zijn, Aenon.’ ‘Zijn hier mensachtigen?’ ‘Volgens de gegevens van Tara leven er vele primitieve stammen op de planeet. Sommigen zijn mensachtig, andere weer minder.’ Ik hoop dat we niet aangevallen worden.’ ‘Ik denk dat dat het vanaf nu al niet meer zo is, Sorane,’ zegt Jouna met angstige stem en wijst naar boven. Aenon kijken op en zien ene achttal grote vogels naar beneden duiken. Hun lange bekken lijken hen aan te grijnzen als ze nabijkomen. Sorane grijpt snel een hand van Jouna en Aenon vast. Ook Deno heeft dadelijk gereageerd en zijn hand op haar schouder gelegd. Als Sorane dat voelt, geeft een bevel aan hun hypsoon. Een korte sprong met de overbrenger laat hen een veertigtal meter daarvandaan materialiseren. Maar daar zijn ze onzichtbaar. De dieren scheren rakelings over de plaats waar ze stonden, maar dan merkt Sorane dat de dieren getemd zijn. Ze hebben allen gewapende ruiters op hun schouders zitten. En dat zijn mensen zoals zijzelf, al zijn ze zeer primitief gekleed. ‘Ze hebben geen technische hulpmiddelen, Sorane,’ merkt Aenon, die hen ook ontdekt heeft, op. ‘Nee, dat denk ik ook niet. Anders zouden ze al snel naar ons toe gedoken zijn.’ ‘Wat doen ze?’ ‘Ze proberen ons te vinden, schat.’ Aenon knikt even naar Jouna en kijkt dan naar omhoog. Onze vrienden kijken toe hoe de vogels aan tijdje boven de omgeving zweven. Dan vormen ze opnieuw een groep en vliegen weg in de richting van de bergen. ‘We volgen hen morgen.’ ‘Naar de bergen. Is dat geen omweg?’ ‘Min of meer. Maar daar is het veiliger, de kleinere landdieren mijden de harde rotsen.’ De volgende dag, tegen de middag, bereiken ze het woud. Ze zijn nog geen vijftig meter tussen de grote bomen, als Sorane plots blijft staan. Op een tiental meter voor hen is er een open plek. Daar ziet ze zeven op tijgers lijkende dieren, met vlijmscherpe tanden. Elk van hen is ongeveer drie meter lang en vier poten met scherpe klauwen. ‘Dus toch van die angstige katten, Sorane,’ fluistert Jouna met trillende handen. Maar ze zijn niet alleen, er lopen, in primitieve kleding geklede, mensen tussen hen in. De dieren lijken hun te gehoorzamen. En toch is hun bewapening zeer primitief. Ze hebben stenen messen aan hun riem die hun lendendoek op zijn plaats houdt. In hun handen dragen ze speren met een stenen punt. Maar sommigen onder hen hebben bogen en pijlen. Die zijn echter van een mengsel van metalen gegoten. ‘Acht mannen en vier vrouwen allen gewapend.’ ‘Er zijn nog twee, Jouna. Een man met een vrouwelijke krijger tussen de bomen.’ Op dat moment komen de twee de open plek op. ‘Er is iets met de dieren, Sorane. Ze lijken mij onrustig.’ Sorane kijkt snel naar de dieren en ziet hen hun tanden ontbloten. En dat in hun richting. ‘Ze ruiken ons,’ fluistert ze. Op dat moment razen vier van die dieren weg in verschillende richtingen. Maar ze maken een grote boog die achter onze vrienden uitkomt. ‘We zijn omsingelt, Sorane,’ fluistert Jouna. Snel geeft Sorane een bevel aan hun drie hypsoons, waardoor hun kledij aangepast wordt. Na een paar seconden zien ze eruit als inboorlingen. Deno kijkt Jouna en Sorane even met een glimlach aan. Maar dan ziet hij Aenon grijzend naar hem kijken. ‘Wie zijn jullie?’ vraagt een van de mannen, die achter hen naderen. Maar onze vrienden kunnen de taal niet spreken. Daarom steekt Sorane haar beide handen naar voor, met de palmen naar hen toe. Dan wijst ze op zichzelf en zegt: ‘Sorane.’ ‘Jouna, Aenon en Deno,’ klinkt haar stem als ze naar Jouna en dan naar Aenon wijst. De leider van de groep slaat op zijn borst. ‘Oc-dan.’ Sorane knikt even. Dan wijst hij naar de open plek. Sorane geeft een teken aan haar vrienden en volgt de inboorling. Twee vrouwen en twee mannen gaan tussen de struiken op wacht staan. De anderen gaan rond twee kampvuren zitten, terwijl ze Sorane, Deno en beide anderen nauwlettend in het oog houden. Ze lijken ongewapend door deze gevaarlijk streken te trekken. Terwijl ze eten kijkt Oc-dan Sorane aan. Ze bevalt hem. Plots geeft hij een teken en wijst op een stuk vlees en dan op zijn mond. ‘Hij wil je uitnodigen om te eten, Sorane.’ Even knikt Sorane en staat op. Deno volgt als eerste haar voorbeeld, daarna Aenon en Jouna. Samen lopen ze op het vuur toe. Oc-dan schudt echter zijn hoofd, wijst naar Sorane en knikt. Als hij naar Jouna en beide anderen wijst schud hij nee. Maar Sorane blijft staan en draait zich om. ‘So-rane,’ hoort ze de inboorling zeggen. Maar ze stapt terug naar haar plaats en maak aanstalten om te gaan zitten. Twee mannen staan op en komen naar hen toe. Als ze naderbij komen, kijkt Sorane hen recht in de ogen. Dan wijst ze op zichzelf en drie vrienden. Maar de twee schudden hun hoofd. ‘Jij,’ zegt een van hen en wijst op Sorane. ‘Ik en zij,’ zegt Sorane, met de hulp van Anya, in hun taal. terwijl ze haar hoofd schud. De twee grijpen naar de arm van Sorane, maar als ze haar polsen willen vastgrijpen, is de roodharige hen voor. Zij grijpt hun pols vast en geeft er een ruk aan. Verrast wankelen beide vooruit. Vlak voor de voeten van Jouna, Deno en Aenon herpakken ze zich. De man en de vrouw voor hen staan naar hen te kijken met hun armen gekruist voor hun borst. Dan keren ze zich naar Sorane, maar die houdt hen in een telekinetische greep. ‘Wij zijn vrienden, tenzij jullie vijanden willen zijn,’ zegt Sorane Oc-dan recht aankijkend. Oc-dan knikt en wijst naar een plaats naast hem en dan nog drie maal daarnaast. ‘Vriend,’ zegt hij. Met een glimlach knikt Sorane en laat beide mannen los uit haar greep. Dan volgen Jouna en haar vriend haar. Naast de leider gaat ze zitten. ‘Die wijst naar Sorane en zichzelf. Even glimlacht Sorane en zegt: ‘Ik heb een man, Oc-dan,’ zegt Sorane en wijst naar Deno. Even betrekt zijn knap gezicht, maar dan glimlacht hij. ‘En zij?’ ‘Aenon is mijn man,’ zegt Jouna. Weer knikt hij. ‘Eet met ons,’ zegt hij dan. ‘Nog een paar uur, Sorane en ik heb de taal volledig gevormd,’ hoort ze Anya zeggen. ‘We gaan mee naar hun dorp, Anya. Deze stam boeit mij.’ Verschillende uren praten Sorane en beide anderen met de inboorlingen. Zij horen tot de stam van Hom-jen, die in de bergen leeft. Een deel van hun stam heeft Nactans (pteranodon) getempt en vliegen daarmee weg op zoek naar nieuwe jachtgebieden. De jagers en hun gezellen, die ze Ska’til (Sabeltandtijgers) noemen, moeten zorgen voor voldoende voedsel voor de stam. Als ze gaan slapen, staan twee vrouwen en twee mannen op. Zij gaan de anderen die op wacht staan aflossen. Sorane kijkt hen even na, terwijl ze de omgeving tot op een kilometer scant. Buiten een paar kleine dieren is er niets dat gevaar kan opleveren. Vijf Ska’tils leggen zich ook in het gras neer, maar twee anderen blijven waakzaam om zich heen kijken. Een dag later bereiken ze de voet van het gebergte. De groep volgt een smal pad, dat naar boven leidt tot ze op een plateau uitkomen. Aan een kant zijn er grotten. Voor deze grotten staan er een dertigtal hutten. Sorane scant ze en ontdekt meer dan driehonderdvijftig mannen en vrouwen, die hier samenleven. Oc-dan leidt de groep naar het dorp toe en begroet de hoofdman. ‘Tran Ko-von, gegroet. Ik breng vrienden mee,’ zegt Oc-dan ter begroeting. De man kijkt eerst naar Deno, dan Sorane en beide anderen even aan. ‘Breng ze bij me.’ Oc-dan geeft Sorane een teken. Ko-von kijkt de vier nieuwelingen van kop tot voeten aan. Beide vrouwen bevallen hem, maar de roodharige heeft iets speciaals, dat voelt hij dadelijk. Haar blik doet hem aan die mensen van overzee denken. ‘Geef ze een hut, Oc-dan,’ zegt hij en wijst naar Sorane, ‘Zij komt van Ta’lan-tin.’ Oc-dan wordt bleek en loert even naar de roodharige. ‘Vergeef me,’ zegt hij met trillende stem. ‘Ik heb niets te vergeven, Oc-dan. Wij komen niet van Ta’lan-tin, maar het is wel onze bestemming.’ Even aarzelt de man, maar dan geeft hij een teken en loopt naar een hut aan de rand van het dorp toe. ‘Hier kunnen jullie verblijven,’ zegt hij slikkend. ‘Morgen vertrekken we, Oc-dan.’ ‘Dat is een beslissing van Ko-von, de hoofdman, Sorane.’ ‘Nee, dat is onze beslissing. Wij gaan morgen. Je hoofdman heeft eerbied voor Ta’lan-tin.’ ‘Ta’lan-tin, is de stad van de goden, Sorane. Soms komen die op bezoek. Maar ze zijn vijanden met machtige wapens. Verschillende mannen en vrouwen van de Hom-jen werden door hen als dienaren meegenomen. Vroeger bestond onze stam uit meer dan vijfhonderd krijgers en nog meer vrouwen. Nu zijn er dubbel zoveel mannen als vrouwen.’ ‘Dan moet ik zeker de stad bereiken.’ ‘Dat zal de hoofdman nooit toestaan, Sorane. Jullie vier zijn de eersten van hen die in onze handen vallen.’ ‘Wij moeten gaan, Oc-dan. En ik wil jullie vijand niet zijn.’ ‘Ik ook niet, Sorane. Maar ik moet gehoorzamen. Mijn volk is met uitsterven bedreigt. We hebben vijanden, die nu in de meerderheid zijn. En ook zij hebben vrouwen te kort. De Kines hebben ons al verschillende malen aangevallen, maar we konden ze telkens terugslaan. We weten dat ze een nieuwe aanval voorbereiden. Daarom trainen wij met de getemde Nactans. De Kines vrezen die.’ ‘Ik denk dat ze mij nog meer zullen vrezen, Oc-dan. Kom, volg ons.’ Twee dagen verblijven Sorane, Deno, Jouna en Aenon in het dorp, terwijl ze hun gebruiken observeren. Plots horen ze kreten. ‘Kom,’ zegt Sorane. Als ze buiten de hut komen is het al te laat. Meer dan driehonderd krijgers komen het platform opgestormd. Hun kreten klinken echter langs verschillende zijden. Ook van boven de grotten, waar rotsblokken naar beneden rollen. ‘Ze willen de uitgangen afsluiten,’ roept Oc-dan schrikkend. Sorane kijkt echter naar de aanvallende krijgers. Ze lijken op mensen, maar ze zijn primitiever. Hun bewapening bestaat uit speren en knotsen van hard hout. Hier en daar zijn gevechten gaande tussen hen en de Hom-jen krijgers. De pijlen van de Hom-jen hebben echter al verschillende slachtoffers tussen de Kines gemaakt. Hier en daar merken ze enkele Ska’tils op die zich op de Kines storten. Oc-dan grijpt zijn wapen stevig vast en zegt: ‘Jullie kunnen beter ook wapens grijpen, vrienden.’ ‘Blijf, Oc-dan. Maar schrik niet. Over enkele ogenblikken zal je weten waarom jullie ons niet kunnen tegenhouden,’ hoort hij Sorane zeggen. Dan schrikt hij als ze begint te veranderen. Haar huid wordt zwart en ze begint voor zijn ogen groter te worden tot Sorane de vorm heeft van een Droak. Oc-dan staart de vijf meter grote kolos angstig aan. Maar die keert zich plots om. De bodem trilt hevig als hij op de aanvallers toestapt. Die merken het wezen, maar in plaats van te vluchten, vallen met doodsverachting aan. Tot ze merken dat hun speren en knotsen op de harde huid van de Droak in stukken uit elkaar barsten. Met een slag slaat Sorane een groep Kines tegen de grond. Enkelen zijn gewond en proberen weg te kruipen, maar het monster keert zich tegen anderen van hun volk. Die zijn in gevecht met de Hom-jen. Als de Hom-jen zich plots met angstige gezichten terugtrekken, keren die Kines zich tegen de nieuwe vijand. Maar hun gewonde stamleden, roepen hen iets toe. Dan schrikken ze nog meer achter hun zijn twee grote dieren langs het pad hun spoor gevolgd. Die komen nu op hen toe. Ze zitten tussen twee vuren. Het monster dat hen onbekend is en een tiental drie meter hoge vleeseters, die ze Rorgars (tyrannosaurus) lijken te noemen. De Rorgars stormen dadelijk op hun prooien toe. Verschillende Kines komen onder hun tanden terecht, voor die kunnen terug wijken. Maar ze laten enkele gewonden achter hen. De Hom-jen krijgers doen snel een uitval om hun gewonden weg te halen. Maar nu komen de dieren ook op hen af. De Droak springt echter over de Kines heen en komt voor de Rorgars neer. Verschillende dieren, krijgers en aanvallers storten van de harde trilling die door het plateau gaat, als het monster neerkomt. De Rorgars keren zich naar de nieuwe prooi, maar een klap werpt drie van hen opzij. Als ze neerkomen rollen ze over de bodem naar de rand toe en storten naar beneden. De overblijvende dieren storten zich op de Droak, maar botsen plots op een vreemd veld dat het monster omgeeft. Diegenen die met dat veld in aanraking komen storten dadelijk neer en blijven doodstil liggen. Maar de twee laatsten blijven de Droak aanvallen en als ook zij het scherm raken zijn ze op slag dood en vallen op de harde oppervlakte van het plateau. ‘Als die aanvalt, dan…’ Jouna kijkt Oc-dan met een glimlach aan. ‘Dat is Sorane, krijger. Zij zal niet aanvallen. Maar wie zijn wapen wil gebruiken, die zal er niet goed vanaf komen, denk ik.’ ‘Jouna heeft gelijk, Oc-dan. Mijn gezellin kan van gedaante veranderen als ze dat wil.’ Oc-dan kijkt hen verbaasd aan. ‘Is dat Sorane? Dat kan toch niet.’ ‘O, jawel. Je zal het wel zien als ze weer haar oorspronkelijk vorm aanneemt.’ ‘Zijn jullie in je normale gedaante ook zo’n monster, Aenon?’ Zowel Jouna als Aenon lachen even. ‘Nee, Oc-dan. Dit is onze normale gedaante. Ook die van Sorane,’ antwoordt Deno, maar ziet de krijger dan schrikken, terwijl hij hun aanstaart. Zowel Deno, Jouna en Aenon weten dadelijk waarom, als ze hun kledij voelen veranderen. In hun hand wordt dadelijk een cilinder gevormd. Als Oc-dan dat merkt, dan neemt hij dadelijk een vijandige houding aan. Maar hij schrikt opnieuw als beiden dat wapen activeren. Een energiestaf van ongeveer een meter twintig wordt gevormd. Enkele Kines die dichtbij stonden, wijken verschrikt achteruit als ze de Droak naar hen zien toestappen. Oc-dan volgt hen verbaasd, maar op zijn hoede. Vele anderen merken hen echter nog niet op. Zowel Hom-jen als Kines staan angstig naar de Droak te kijken, als die zich langzaam omdraait. Elke stap doet de bodem trillen. Dan kijkt de Droak in de richting van zowel vriend als vijand. Ze horen alle zijn zware stem zeggen: ‘Hom-jen, keer terug naar jullie hutten.’ Dan wijst ze op de Kines en zegt in hun taal, die Anya uit de strijdkreten kon vormen: ‘Wacht daar. Ik wil jullie leider spreken.’ Ze horen de woorden van het monster, maar begrijpen het maar half, door de angst die door hun lichamen raast. Diegenen die dicht bij hun vijanden staan, voelen dat ook zij angst van dat monster hebben. Plots begint het echter kleiner te worden en te veranderen. Verbaasd staren ze naar de jonge vrouw die over blijft. De roodharige stapt plots op hen toe, maar ze wijken achteruit. Alleen de grote roofdieren blijven roerloos staan. Maar tot de verbazing van de krijgers, ontbloten ze hun tanden niet. Dat moet betekenen dat die vreemde vrouw geen gevaar vormt. Dan klinkt een bevelend stem, waar de Kines van schrikken. Ze richten zich echter trots op en trekken zich dan terug naar de rand van het platform. Sorane kijkt in de richting van waaruit het bevel weerklonk. Ze zien vier grote gespierde Kines staan. In hun midden staat een vrouw, die nu tussen de twee voorste Kines naar voor stapt. ‘Ik ben Tlu, de Nin van mijn stam, vrouwe.’ ‘Mijn naam is Sorane, Ona,’ antwoordt de roodharige. Als de vrouw blijft staan, stoppen de vier mannelijke Kines een meter achter haar. Maar die blijven wel op hun hoede. ‘Ik wil vriendschap tussen ons, jullie en het Hom-jen volk, Ona. Nin-Tlu kijkt even naar de mannen en vrouwen van de Hom-jen. ‘Ik vrees dat zoiets niet mogelijk is, vrouwe. De Hom-jen hebben vrouwen te kort voor hun voortbestaan, wij ook. Jullie komen van Ta’lan-tin. Jullie mensen hebben onze vrouwen meegenomen’ ‘Nee, Nin-Tlu. Wij komen niet van de stad Ta’lan-tin. Maar we moeten er wel naar toe.’ Even kijkt de inboorlinge Sorane aan en knikt. ‘Zijn jullie vijanden van Ta’lan-tin.’ ‘Nee, ik denk het niet. We zijn nog nooit in die stad geweest.’ Weer knikt de inboorlinge. ‘Laat je ons in vriendschap gaan, vrouwe.’ ‘Dat is mijn wens, Nin-Tlu. Maar ik wil ook dat jullie met de Hom-jen in vriendschap leven. Samen zijn jullie allen sterker.’ ‘Er zijn doden gevallen, Ona. Mijn krijgers zullen dat niet begrijpen.’ Sorane knikt. ‘Zeg hen dat ik weer in dat monster zal veranderen als ze de wapens tegen de Hom-jen willen opnemen. Maar als ze in vriendschap leven zal ik beide stammen beschermen.’ Nin-Tlu schrikt even van haar woorden, maar ze ziet dat Sorane glimlacht en begint het te begrijpen. ‘En de Hom-jen. Ook zij zullen jullie vriendschap moeten aanvaarden.’ Nin-Tlu richt zich op en kijkt even naar haar onderdanen. ‘Ik wil vriendschap met de Hom-jen,’ zegt ze met een bevelende stem. Hier en daar mompelen enkele wel, maar de meesten houden zich stil, want ze hebben vrienden verloren in de verschillende gevechten. ‘Mogen we onze gewonden ophalen, vrouwe.’ Sorane kijkt Oc-dan aan. ‘Dit is jullie kans op vrede en vriendschap met de Kines, krijger.’ Even kijkt de man naar Nin-Tlu en knikt dan. Terwijl de vrouw een bevel geeft, zegt Oc-dan. ‘U kan maar beter meekomen, Sorane. Want ik zal onze hoofdman uitleg moeten geven. Ik hoop maar dat hij instemt met je vriendschapsvoorstel.’ ‘Dat zal hij, Oc-dan. Want ook hij is de strijd moe. Jullie hebben al teveel krijgers verloren.’ Dan volgt Sorane de krijger, terwijl beide anderen hun energiezwaard deactiveren. Plots blijft ze staan en kijkt naar een vrouw die naar enkele gewonden staat te kijken. Ze staat daar met gebogen hoofd. Sorane scant dadelijk haar gedachten. ‘Volg me, Oc-dan,’ zegt ze. ‘Maar de hoofdman…’ Sorane stopt echter niet en stapt naar de krijgers toe die naast enkele gewonden geknield zitten. Als de vrouwelijke krijger iemand achter haar aanvoelt, kijkt ze om en staat met haar wapen stevig in haar hand op. Sorane kan de tranen in de ogen van de vrouw zien. Ze komt dreigend op Sorane toe, maar blijft staan en ze de roodharige hoort vragen: ‘Wie is hij?’ De vrouw richt zich trots op en wijst naar de gewonden en dan op zichzelf. Sorane met dat ze echter naar een van gewonden wijst. ‘Man, vrouw,’ zegt ze. Sorane heft haar lege handen omhoog en zegt, terwijl ze de gedachten van de vrouw leest: ‘Vriend.’ Sorane scant verschillende gewonden. Drie van hen zijn zwaargewond, waardoor de krijgers die de vrouw aanwees. Als Sorane naar de gewonden toestapt, neemt de vrouw weer een vijandige houding aan. Ook de andere nabije Kines nemen een dreigende houding aan. Ze schrikken als ze haar huid plots weer zwart zien worden en haar gezicht zien veranderen. ‘Opzij, ik wil helpen,’ horen ze haar ruwe stem zeggen. ‘Jij bent geen Hom-jen, monster. Wij helpen onze gewonden, volgens onze gebruiken.’ ‘N-onan. Waag jij een godin te tarten?’ zegt Sorane, terwijl ze weer haar normale uiterlijk aanneemt. ‘Mijn naam, hoe??!!?’ ‘Een godin weet alles, N-onan. Opzij.’ Maar ook de vrouw is intussen genaderd. ‘Laat mijn gezel alstublieft als een waardig krijger heengaan, Ona.’ Sorane kijkt haar zo streng in de ogen dat ze verschrikt achteruit wijkt. Heel even meende ze te zien dat de ogen van Sorane oplichten. Aarzelend volgen ook enkele andere krijgers, terwijl ze naar de gewonden toestapt. De geel van O-linta ligt hulpeloos in het zachte gras. Maar zijn been is zwaar toegetakeld als gevolg van een beet van een Ska’til en het is zeker op verschillende plaatsen gebroken. Ze kan ook sporen van een beet in zijn linkerschouder opmerken. ‘M-Anon is er erg aan toe, O-Linta. Zijn been is op verschillende plaatsen gebroken. En zijn schouder is doorboort,’ zegt een van de krijgers, die naast de gewonde knielt. ‘Laat me als een krijger sterven, K-tra,’ zegt de gewonde. Een van de krijgers kijkt O-linta aan. Ze knikt na een korte aarzeling. De krijger stapt op de gewonde toe en heft zijn speer omhoog om toe te steken. Maar plots lijkt hij te verstarren, als Sorane haar telekinetisch krachten hem in hun greep houden. O-linta schrikt en neemt haar speer stevig in handen. ‘Vrees niets, O-Linta. M-Anon, je man zal leven,’ hoort ze een stem in haar gedachten zeggen. De vrouw kijkt de vreemde roodharige verbaasd aan, als die naast haar man knielt. Sorane richt haar blik op Jouna en Aenon. ‘Willen jullie eens gaan kijken bij de Kines of ze zwaargewonden hebben. Help de anderen als je kan. Ik zorg wel voor deze acht hier.’ Jouna knikt even en volgt Aenon. Dan stapt Sorane, terwijl Deno haar volgt, naar de gewonden toe. ‘Niemand verliest zijn been als ik het kan voorkomen,’ zegt ze, geholpen door haar hypsoon met fluisterende stem. Aarzelend laat de krijger zijn speer zakken en kijkt Sorane verbaasd aan. ‘Hera, zulke wonden herstellen zo goed als nooit. M-Anon is een krijger en een krijger met een mismaakt been is een nutteloos voor de jacht en de strijd.’ ‘Leg zijn been zoals het zou moeten liggen, V-odo.’ O-Linta is de krijger voor en knielt naast haar man. Langzaam en voorzichtig legt ze het been in de juiste richting. V-odo knielt ook en legt de arm van de gewonde zoals hij zou moeten liggen. Sorane gaat op haar knieën zitten en neemt de hand van de M-Anon vast en concentreert zich. De mannen en vrouwen schrikken als de krijger in een groen licht gehuld wordt en de wonden aan zijn schouder langzaam dichtgroeien. Dan beginnen de stukken van zijn been te verschuiven tot ze op de juiste plaats staan en aan elkaar groeien. Als ze zijn hand loslaat, kijkt hij haar met grote ogen aan. Langzaam staat Sorane op en glimlacht even: ‘Hera,’ zegt O-Linta fluisterend en wil knielen. ‘Ik ben een vrouw zoals jij. Waag het niet om te knielen?’ ‘Vergeef me, Hera.’ M-Anon staat wankelend op en kijkt zijn vrouw aan. Dan knielt Sorane naast een andere gewonde en neemt zijn hand vast. Een paar minuten later komen Jouna en Aenon naderbij. De andere krijgers nemen dadelijk een vijandige houding aan. ‘Verzorg jullie licht gewonden, Jouna zal jullie helpen,’ zegt Sorane. Even kijken de krijgers Sorane aan, dan knikt een van hen. Terwijl Jouna met een krijger meegaat, brengt Aenon Sorane naar de zwaargewonde Kines. Nin-Tlu kijkt Sorane vragend aan. ‘Hun leven wordt beëindigd, Sorane.’ ‘Waarom?’ ‘We kunnen hen niet meer helpen, vrouwe.’ Sorane kijkt met een ruk naar een krijger die aarzelend de punt van zijn speer tegen de borst van een gewonde drukt. Even scant ze zijn gedachten. ‘Stop, Von,’ klinkt haar bevelende stem. De krijger schrikt en keert zich dreigend om. ‘Je broer zal aan je zijde strijden als het nodig is,’ zegt Sorane en stapt op de Kines toe. Die wil echter de weg versperren, maar iets in haar ogen jaagt hem angst aan. Op het laatste moment doet hij een stap opzij en laat de roodharige door. Langzaam knielt Sorane naast de gewonden en legt haar rechterhand op zijn voorhoofd. Voor de ogen van enkele Kines wordt de gewonde in een groen licht gehuld. Als de vreemde vrouw naar een andere gewonde toestapt, richt de broer van Von zich voor de ogen van zijn vrienden opnieuw op. ‘Vrouwe, vergeef me,’ zegt de Kines krijger met de naam Von. ‘Bedank me, door de gedachten van woede te vergeten, Von. Er zijn dode gevallen aan beide zijden, maar nu slaan jullie beide volkeren een nieuwe weg van vriendschap in. Ga samen op jacht en jullie stammen zullen samen opnieuw opbloeien,’ zegt Sorane en neemt dan de hand van een andere gewonde vast. Als Sorane met Aenon naar Jouna terug wil keren, komt Nin-Tlu en haar vier mannen op haar toe. ‘Ik heb besloten om de vrouwen die vroeger meegenomen werden, de kans te geven om naar hun stam weer te keren als ze willen. Ik heb al verschillende boden naar mijn dorpen gezonden.’ ‘Dat is een mooi gebaar van vriendschap, Ona Nin-Tlu.’ ‘Mijn naam is Tlu. Nin is een titel. Zoiets als leidster en raadgeefster,’ legt de Kines vrouw uit. Sorane knikt begrijpend en zegt: ‘De Hom-jen hebben gevangenen in de grotten ondergebracht. Sommigen van jullie vrouwen werden tijdens de jacht gevangengenomen, maar ze zijn allen goed behandeld. Er zijn ook enkele mannelijk Kines bij hen. En ook kinderen. De meerderheid van de Hom-jen behandeld hen met een vorm van respect. Ik zal vragen om diegenen die willen vrij te laten.’ ‘Dank u, vrouwe.’ ‘Kan u de krijgers met de naam Novn en Lotn laten halen? Hun vrouwen zijn hier ook.’ ‘Leven Goen en Keal dan nog?’ ‘Ja, uit hun gedachten kan ik opmaken dat de Hom-jen hen redden, toen ze aangevallen werden door Nactans, verschillenden van hun jacht groep werden die dag gedood.’ ‘Is Tlo niet bij hen?’ vraagt de vrouw met hoop in haar stem. Even scant Sorane beide vrouwen in de grot. ‘Het spijt me, Tlu. De Hom-jen denken dat je zus die dag gedood werd, want ze hebben verschillende onherkenbare lichamen gevonden. Dus weten ze niet zeker of jouw zus bij de doden was. De Hom-jen hebben maar een viertal mannen en een vrouw kunnen begraven met stenen, zoals bij jullie volk gebruikelijk is. De overlevenden van uw stam hebben gezegd dat er nog vermisten waren. Maar ze vonden geen enkel lichaam meer in de wijde omtrek.’ Even kijkt de vrouw, met tranen in de ogen, naar de harde rotsbodem. Dan recht ze haar schouders en kijkt Sorane aan. ‘Kan jij werkelijk de gedachten van iedereen horen, vrouwe?’ ‘Ja, maar ik doe dat alleen als het nodig is.’ ‘Blijf Tlu, misschien wil je meekomen naar de Hom-jen.’ De vrouw knikt. ‘Mijn naam is Sorane, Tlu. Noem mij zo, zoals al mijn vrienden. Mag ik u een geschenk geven?’ De Kines vrouw kijkt naar de uitgestoken hand, waarin een Pentagon-vormig voorwerp ligt. Aarzelend neemt ze het. ‘Druk het tegen de achterzijde van je hals, Tlu.’ Met trillende hand doet de vrouw het en voelt het van vorm veranderen. Dan schrikt ze echter als ze een blonde vrouw voor haar gevormd ziet worden. ‘Dat is Anya, Tlu. Niemand behalve wij zien haar. Zij zal je helpen als het nodig is.’ ‘Is ze dan niet echt aanwezig?’ ‘Nee, Tlu. De echte Anya is al zeer lang dood. Alleen als je iets zoals dit draagt kan je haar zien en haar stem horen’, zegt Sorane, terwijl ze een nieuw pentagon in haar hand laat verschijnen. De Kinesvrouw kijkt Sorane even aan en knikt. ‘Dan is ze dus een geestelijk wezen,’ zegt ze onder de indruk. Dan volgt ze Sorane, die even glimlacht. Maar als ze de hutten naderen, nemen de Hom-jen een vijandige houding aan. ‘Ik wil de hoofdman spreken. De Kines willen enkele buitgemaakte Hom-jen terug laten keren naar hun volk. Ik vraag jullie om dat ook aan de Kines die jullie een leven te midden van jullie aanboden te vragen.’ ‘Jij kan verder, Sorane. Maar zij blijft hier.’ ‘De kines wilden vriendschap, krijger. Daarom laten zij jullie stamleden vrij om te kiezen. Terugkeren naar de stam of bij hen blijven. Je broer is onder hen.’ ‘Mijn broer is al vele jaren dood, vrouwe Sorane.’ ‘Nee, T-gan. Hij wil je opnieuw begroeten, maar alleen als jij hem aanvaard.’ ‘Die daar stellen mannelijke gevangenen altijd terecht. Alleen de vrouwen zijn voor hen nuttig.’ ‘Dat wordt gezegd, To-gen. Maar is dat ook waar?’ Op dat moment komt Oc-dan, met enkele anderen zijn jachtgroep naderbij. Ze wilden juist op een nieuwe jacht vertrekken. ‘Ik moet u danken voor het beëindigen van de strijd, Sorane.’ ‘De strijd die elk moment weer kan oplaaien, Oc-dan.’ Een krijger van Oc-dans groep staart intussen naar de Hom-jen, die achter Nin-Tlu staan te wachten. Uit de groep van vroegere gevangenen stapt een dertig jarige vrouw, met aan haar arm een jongetje van vier jaar oud, naar voor. ‘Ge-tan,’ stamelt ze. Sorane kijkt om en scant intussen de gedachte van de krijger, die zijn vrouw voor het eerst sinds iets meer dan vier jaar weerziet. Ze is echter gekleed zoals alle Kines in een lange lendendoek. Dan kijkt hij naar Nin-Tlu. ‘Is dat de vrouw die de Kines leidt,’ denkt hij, terwijl hij zijn woede voelt stijgen. Woedend grijpt hij zijn speer nog steviger vast en wil op haar afstormen. ‘Ga naar je vrouw en zoon toe, La-nin. Zij zijn beiden vrij om te kiezen,’ hoort hij de Kinesvrouw, tot zijn verbazing, zeggen. Hij staart de vrouw verbaasd aan. ‘Zij spreekt zijn taal. Hoe is dat mogelijk?’ denkt hij verbaasd. Ook Nin-Tlu is verbaasd, want ze hoorde andere klanken uit haar mond komen, klanken die een andere taal vormen. ‘Door mij kan je alle talen, die ik ken begrijpen en spreken, Tlu,’ hoort ze plots een stem in haar hoofd zeggen. ‘Ben je zo machtig, geestelijk wezen?’ ‘Dat ben ik niet echt, Tlu. Later zal ik dat wel uitleggen.’ Even schudt ze haar hoofd en hoort Sorane op dat moment zeggen: ‘To-gen, Nin-Tlu spreekt de waarheid. Zij laat ons kiezen en wil vriendschap.’ ‘Wacht, To-gen,’ zegt Oc-dan nog, maar de krijger haast zich naar de vrouw toe. Even blijven beiden naar elkaar staren. ‘Ben je het werkelijk, La-nin?’ ‘La-nin weigerde altijd een man te nemen, Sorane. Haar zoon herinnerde haar telkens aan haar man bij de Hom-jen. In mijn stam worden vrouwen niet gedwongen, maar tot nu mochten ze echter niet terugkeren.’ ‘Dat weet ik uit je gedachten, Tlu. Daardoor weet ik dat ik je kan vertrouwen. Dat is de voornaamste reden dat ik je Anya gegeven heb.’ Op dat moment naderen nog twee jongere Kines de groep. ‘Je zoon en dochter, Tlu,’ zegt Sorane glimlachend. De vrouw kijkt even verbaasd, maar dan herinnert ze de woorden van Sorane en glimlacht ook. ‘Ja, Loy en Uta.’ Bij de Hom-jen klinken plots stemmen, als de hoofdman en enkele andere krijgers naar hen toekomen. ‘Jij en je drie vrienden hebben we in ons dorp verwelkomd. Maar nu ga je met onze vijanden om,’ zegt hij met trillende stem, terwijl hij naar Sorane en dan naar Deno, Jouna en Aenon wijst. ‘Nin-Tlu hier, wil vriendschap met de stam van Hom-jen. Er zijn genoeg doden gevallen, Tran Ko-von.’ De hoofdman staart de Kines vrouw verbaasd aan. ‘Nee, dat wil ze niet, vrouw. Ze wil je misleiden en later al onze vrouwen laten roven.’ ‘Dat kan ze niet, Tran Ko-von. En jij wil ook vriendschap, dat weet ik uit je gedachten. Ik weet al wat je denkt, zoals ik ook de gedachten van de Kines hier kan weten als ik het wil.’ Ko-von schrikt even, maar hij is een verstandig man. ‘Ik weet dat ik jou kan vertrouwen, zoals ik ook Tlu hier vertrouw.’ Dan knikt de hoofdman. Misschien is Tlu mijn vertrouwen wel waard. Maar de Hom-jen zullen hen niet zo snel als vrienden zien. ‘Dat weet ik, zoiets vraagt tijd, Ko-von. Tlu biedt alle leden van jouw stam de keuze om terug te keren als ze het wensen. To-gen en La-nin hebben elkaar weergevonden.’ Ko-von kijkt in de richting dat Sorane wijst en merkt dat beiden elkaar omarmen. Dan knielt de krijger en neemt zijn zoon in de armen. Die voelt zich echter nog onrustig, want het is de eerste maal hij zijn vader ziet. ‘Worden deze Hom-jen werkelijk vrijgelaten?’ ‘Ja, als het hun wil is kunnen ze terugkeren naar jullie dorp, Ko-von. Maar ik moet u wel vragen om hetzelfde te doen, met de Kines die in de grotten verblijven. Geef hun de keuze om te blijven of terug te keren.’ ‘Er zijn geen…’ ‘Ik vertrouw u, Ko-von. Maar als je liegt, dan kan ik je niet als hoofdman zien,’ hoort hij plots de stem van Sorane in zijn hoofd. Hij schrikt hevig en knikt dan. ‘Ik breng u bij hen.’ ‘Dank u, Ko-von. Ik en Tlu en twee mannen zullen ons begeleiden.’ Even aarzelt de man. Drie Kines vrij in hun dorp, dat heeft nog nooit iemand gewaagd. ‘Iemand moet ooit de eerste poging toestaan, Ko-von.’ De hoofdman geeft een teken aan zijn vier lijfwachten, die hem willen volgen. ‘Dat is niet nodig, Ko-von. Je vreest dat enkele stamleden een poging zouden doen om de plaats van de man in te nemen, die de goden uitverkoren hebben,’ zegt Sorane met een glimlach. ‘Ben jij dan een godin, vrouwe?’ ‘Nee, Ko-von. Ik heb echter verschillende krachten die goddelijk lijken voor wezens die ze niet kennen. Dit is voor u.’ Ko-von merkt dat de roodharige vrouw hem een vreemd voorwerp aanreikt en neemt het uit haar hand. Dadelijk hoort hij een stem zeggen: ‘Druk mij tegen de achterzijde van je hals, Ko-von.’ Aarzelend doet hij het en voelt een lichte kitteling als het verandert van vorm. Zowel hijzelf als Tlu schrikken als ze plots een blauwe gloed omgeven worden. Als ze naar Sorane kijken zien ze bij haar hetzelfde vreemde licht om haar lichaam. De Hom-jen schrikken echter nog meer en wijken achteruit. De Kines schrikken echter ook, maar zij blijven op hun plaats staan. Dan stapt Sorane naar voor. ‘Ko-von jullie hoofdman en Tlu de leidster van de Kines hebben de wapens tussen beide stammen neergelegd. Ze willen beiden vriendschap tussen jullie volkeren. Daarom heb ik hen een teken te geven, waardoor ik hun leiderschap bevestig. Zolang deze gloed enkele eerste dag van de week geactiveerd wordt is het mijn wil dat zij jullie leiders blijven. Als een van hen mijn vertrouwen verliest, dan zullen jullie een andere leider of leidster moeten kiezen,’ klinkt haar stem luid. Onder de Hom-jen wordt er wel gemompeld maar velen knikken instemmend. ‘Daarom heeft Ko-von beslist om alle Kines in de grotten de keuze te laten om terug te keren naar hun volk of bij jullie als gelijkwaardige stamleden te verblijven. Ook Nin-Tlu, van de Kines heeft deze beslissing genomen. De eerste Hom-jen zijn al op het plateau aanwezig. De anderen zullen in de acht andere dorpen de keuze kunnen maken en over een week of twee aankomen.’ Over het hele plateau is het doodstil, als Sorane naar de hutten toestapt. Op een teken van Sorane volgen Ko-von en Tlu haar. Jouna en Aenon stappen achter hen mee. Ook zij hebben hun scherm ingeschakeld, zoals Sorane het wenste. Deno staat aan de rand van het dorp, met geactiveerd energiescherm en zijn armen over elkaar gekruist naar beide groepen te kijken. Oc-dan staart echter naar de Kines, die tot nu hun vijanden waren. Dan merkt hij dat Ni-nen, die een paar jaar geleden tot zijn jachtgroep behoorde. Ze viel echter in handen van de Kines. Hij ziet haar en enkele anderen vrij naar hen toekomen. De Kines kijken met gemengde gevoelens toe. Toch zijn er enkelen, die een Hom-jen vrouw bij zich hebben. Een paar van die vrouwen komen ook naderbij. Een kines krijger volgt elk van hen met een lichte aarzeling. Ze zijn wel op hun hoede. Ni-nen, een van de vrouwen, blijft voor hem staan. Oc-dan en de vrouw kijken elkaar aandachtig aan. Dan legt ze haar hand op de schouder van de krijger naast haar. ‘Dit is Kme, mijn man,’ hoort hij haar verbaasd zeggen. Als Oc-dan haar niets zeggend blijft aanstaren. ‘De Kines mannen zijn geen monsters, Oc-dan. Ook zij kunnen liefhebben, zoals wij allen. En ik ben van hem en onze kinderen gaan houden.’ ‘Ben je gelukkig, Ni-nen?’ ‘Ja, Oc-dan. Ni-nen is gelukkig en ik hou met heel mijn hart van haar.’ Verbaasd kijkt Oc-dan de Kines krijger aan. ‘Ik heb mijn man onze taal geleerd en hij mij de taal van zijn volk.’ ‘Blijf je dan werkelijk bij hen?’ ‘Zeker, Oc-dan. Ik heb geen famillie meer bij de Hom-jen. ‘Daar vergis je je in, Ni-nen. Je zus To-nen was vermist tijdens de jacht, maar zij slaagde erin om in haar eentje te overleven en keerde een jaar nadat jij geroofd werd terug. Ze heeft nu ook een man en drie kinderen.’ Ni-nen slikt even. Ze heeft al die tijd gedacht dat haar zus dood was. ‘Is ze hier?’ ‘Niet in dit dorp. Ze leeft nu aan de andere zijde bij de Nactan krijgers. Zij beheerst haar eigen Nactan zoals de beste.’ ‘Is ze dan toch geslaagd om haar doel te bereiken? Ze wilde altijd al een Nactan krijger worden.’ ‘Dat is ze zeker. Misschien kan je haar eens bezoeken.’ Even kijkt ze naar man aan en ziet hem knikken. ‘Ik wil mijn gezin aan haar voorstellen, Oc-dan.’ Oc-dan schrikt van haar woorden, maar knikt dan toch. ‘Het zal niet gemakkelijk zijn, Ni-nen. Een Kines krijger wordt daar nog steeds als een vijand beschouwd.’ ‘Ik weet het. Maar er zijn ook Hom-jen van dat dorp, die vermoedelijk willen terugkeren. Misschien kunnen we samen naar dorp toegaan. Ze zullen daar ook blij zijn als ze hun familieleden zien weerkeren.’ Oc-dan is daar nog niet zo zeker van. ‘Er zijn ook een aantal Hom-jen mannen die een Kines vrouw hebben. Maar zij mochten van de Nin nooit aan de aanvallen tegen hun eigen volk deelnemen,’ hoort hij Kme zeggen. Met gemengde gevoelens kijkt hij de man in de ogen. Plots grijpt hij de rechterhand van de Kines stevig vast en drukt ze. ‘Ik aanvaard je, Kme. Misschien worden we ooit wel vrienden van elkaar,’ zegt hij. ‘Ik zou dat wensen, krijger.’ ‘Is het waar wat Sorane zegt, dat we allen gelijken zijn, Oc-dan?’ ‘Dat is juist, Ni-nen. Voor haar zijn alle levende wezens gelijk.’ ‘Maar zij is toch een goddelijk wezen.’ ‘Zeg haar dat maar niet, Ni-nen. Ze is een vrouw zoals jij, maar zoals zelf zegt, bezit ze krachten, die wij nu niet kennen. Maar ooit zullen onze volkeren die ook bezitten. Daarom wil ze vriendschap tussen onze stammen en alle anderen.’ ‘En de goden van Ta’lan-tin. Is Sorane ook een van hen?’ ‘Nee, maar ze wil er wel naartoe.’ ‘Is ze wel betrouwbaar, Oc-dan? ‘Ik weet niet waarom. Maar ik vertrouw en haar gezel en beide vrienden ook. Spijtig dat ze niet bij ons thuishoren.’ ‘Toch geen oogje op die met het rode haar laten vallen, hoop ik.’ Oc-dan zegt niks, maar kijkt snel in een andere richting. ‘Dus toch, brand je vingers maar niet.’ ‘Ze heeft al een man, Nin-nen. Over enkele dagen vertrekken ze.’ ‘En dan! Waag je…’ ‘Laat het, Ni-nen. Sorane zal nooit van mij zijn, dat zag ik in haar ogen. Ze hoort ook niet bij ons volk.’ ‘Waar komt ze dan vandaan, Oc-dan?’ De krijger wijst naar de lucht. ‘Is ze een godin?’ ‘Niet alle wezens die van daarboven komen zijn goden, Kme.’ De volgende morgen is Sorane als eerste op en stapt de hut uit. Ze ziet enkele Kines met Hom-jen praten. Dan merkt ze Nin-Tlu op, die vergezeld van enkele lijfwachten naar haar hut toekomt. ‘Vandaag bespreken we de overeenkomst met de Hom-jen, Sorane. Ik kwam kijken of jij en je gezellen aanwezig wilden zijn.’ ‘Ik kan niet, Tlu. Ik moet sneller vertrekken dan ik van plan was.’ ‘Bij de onderhandelingen zou jouw aanwezigheid wel helpen.’ ‘Misschien, maar ik heb vertrouwen in jou en Ko-von. Ik slaagde erin om, dankzij machtige wezens weer op te staan uit de dood, maar mijn tijd is beperkt. Ik verlies langzaam maar zeker mijn greep op mijn lichaam.’ ‘Dat is vreselijk, Sorane. En daarom moet je naar Ta’lan-tin. Ben je zeker dat ze je daar kunnen helpen?’ ‘Niet echt, Tlu. Maar in Ta’lan-tin is een schrijn dat mij met mijn bestemming verbindt. Dat moet ik zien te vinden.’ ‘Dan moet je gaan, Sorane. Ik zou je graag in de toekomst weer begroeten.’ ‘Dat hoop ik ook, Tlu. Met de hulp van Anya zullen jullie alles tot een goed einde brengen en jullie volkeren zij aan zij leren vechten, als het nodig is. Maar vergeet niet dat vriendschap en liefde een betere weg is naar de toekomst.’ ‘Dat besef ik, Sorane. Maar onze volkeren hebben jaren strijd gevoerd. Langs beide zijden zijn doden gevallen. Om dat te beëindigen zullen er wel vele manen voorbijgaan.’ ‘Het zal niet eenvoudig zijn, dat weet ik. Maar met de juiste leiders zullen jullie slagen.’ ‘En u denkt dat ik een van die leiders ben, Sorane.’ ‘Ja, Tlu. Ik voel dat en ook dat Ko-von vriendschap met jullie wil. Hij heeft genoeg van die gevechten.’ ‘Zelfs als hij dat wil, dan zullen er steeds problemen zijn. Want maar een derde van onze stamleden samen zijn vrouwen. Niet genoeg voor alle mannen.’ ‘Ik zal in Ta’lan-tin uitzoeken, waarom jullie vrouwen ontvoerd werden. Als het mogelijk is, zal ik ze proberen te laten weerkeren.’ Tlu knikt even. Ook Sorane knikt en verlaat de hut. Zodra ze de omgeving scant weet ze dat Jouna en Aenon haar al opwachten aan het begin van het pad. Even aarzelt ze, maar dan verandert ze van richting en stapt naar hen toe. Zowel Kines als Hom-jen zien haar het dorp verlaten. Als Tlu de hut verlaat heeft Sorane bijna haar twee vrienden bereikt. Maar Sorane’s gedachten scannen al kilometers ver de omgeving. Buiten vele dierlijke soorten kan ze geen levende wezens vinden. Tot haar gedachten de kust bereiken. Daar vindt ze menselijke wezens die in een dorp van vissers leven. Maar er zijn ook gedachten van anderen die ze niet volledig kan peilen. Die gedachten zijn haar doel. Ze wil die wezens zien bij wie die gedachten horen. Tlu kijkt Sorane en haar beide gezellen na, als ze aan de afdaling beginnen. Dan pas merkt ze Ko-von op die naar haar toekomt. ‘Nin-Tlu. Hebben onze nieuwe vrienden ons al verlaten?’ ‘Ja, Sorane wil zo snel mogelijk Ta’lan-tin bereiken, hoofdman. Ze heeft beloofd om naar onze vrouwen uit te kijken.’ ‘Dat is een mooi streven, Nin-Tlu. Ik hoop dat het haar dood niet wordt. De bewoners van Ta’lan-tin hebben vreemde lichtgevende stokken als wapens. Die zijn machtiger van onze speren. Wij hebben verschillende krijgers verloren, toen we onze vrouwen wilden verdedigen.’ ‘Dat is juist, Ko-von. Wij verloren ook krijgers door die wapens. We weten hoe gevaarlijk die zijn, naar ze hebben ook andere wapens, die vanop afstand kunnen doden.’
4. Raya
Meer dan driehonderd meter boven de grond versnelt de kruiser van Aron weer. Maar enkele gevechtstoestellen van de volkors stijgen op en zetten de achtervolging in. Hun schoten raken de schermen van de vluchtende kruiser, die met steeds groter wordende snelheid omhoogschiet. Ze belasten het scherm echter maar voor maximum tien percent. Aron, die in de commandostoel zit, merkt een zestal ruimteschepen op, die hun de weg proberen af te snijden. ‘Overgang naar doelcoördinaten, volgens koerscode X7,’ beveelt hij. Ileja en de drie andere rebellen, die niet bewusteloos zijn, kijken verbaasd om zich heen. ‘Wie zijn jullie?’ vraagt Ileja, als ze van haar verbazing bekomen is. Aron kijkt de vrouw aandachtig aan. ‘Sorane is onze commandante, Ileja.’ ‘Leeft ze dan nog steeds.’ ‘Zeker. Raya heeft het jullie toch al verteld.’ ‘Waarom heb je onze vrienden niet gered?’ vraagt een andere rebel. ‘Een paar van uw vrienden zijn in de ziekenboeg. Die zijn nog wel even bewusteloos. De andere hebben vertrekken toegewezen gekregen, want jullie maken voorlopig deel uit van de bemanning. Gelukkig wilden ze jullie levend.’ ‘Mogen we hen zien?’ ‘Geen probleem,’ horen ze de vreemde man zeggen en op hetzelfde moment staan ze naast enkele bedden. Ileja merkt haar man Konron, die lijkt te slapen, op. Ze haast zich naar hem toe. ‘Nog een paar minuten geduld. Jullie vrienden zijn in orde.’ Ileja kijkt de vreemde man aan. ‘Waar zijn we hier?’ Aron geeft een van zijn mensen een teken. Een blonde man komt op hen toe en zegt: ‘Ik ben Geon. Jullie zijn aan boord van een kruiser.’ ‘Een kruiser. Het lijkt me eerder een slagschip.’ Geon glimlacht even. ‘En Raya, hoe is het met haar?’ ‘Die blijft nog wel even bewusteloos, want ze werd door verschillende verdovende stralen geraakt.’ Als Raya verschillende uren later voorzichtig om zich heen kijkt, ziet ze Geon op zich toekomen. ‘Hallo, Raya. Als laatste terug bij de levenden, zie ik.’ ‘Waar ben ik hier?’ ‘We kwamen juist op tijd een paar minuten later en ze hadden jullie allen in een energiescherm gehuld.’ Raya, die het uniform van de man herkent, glimlacht: ‘Dus jullie horen ook bij Sorane.’ Geon knikt. ‘Kom, ik help je met opstaan. In de centrale wachten ze op je bevelen.’ ‘Mijn bevelen. Wat bedoel je?’ ‘Sorane heeft jou het bevel over de groep overgedragen, dat weet je toch.’ ‘Ja, Geon. Maar ze bedoelde toch alleen de basis.’ ‘Nee, dat denk ik niet.’ Aron was wel verbaasd, want hij dacht dat hij, nu Lo-arna aan boord van de Tiren is, het bevel zou krijgen. Maar Sorane’s beslissing moeten ze allen aanvaarden.’ Raya, die tegen het bed aanleunt, glimlacht. ‘Daar vinden we wel een oplossing voor.’ Ze wankelt nog lichtjes terwijl ze naar de deur toe stapt. ‘Zou je niet beter nog even wachten?’ ‘Nee, Geon. Volg me.’ Beiden lopen naar buiten de gang in. ‘Raya, je moet alleen denken naar waar je wil en de transporter brengt je er dadelijk heen,’ deelt haar Hypsoon mee. Dadelijk blijft ze staan. ‘Kon je dat niet zeggen, Geon? Mijn Hypsoon meldde mij dat ik maar moet denken om te zijn waar ik wil.’ ‘Ik dacht dat je liever lopend naar de centrale wou, om een beetje beweging te hebben.’ ‘Dat kan later. Nu wil ik zo snel mogelijk met Aron spreken,’ zegt ze streng en denk: ‘Centrale.’ Maar er gebeurt niets. ‘Commandoruimte,’ klinkt het bevel van haar Hypsoon. Aron en de vier andere aanwezigen in de centrale kijken verbaasd op, als Raya plots voor hen materialiseert. ‘Welkom, commandante,’ zegt Aron. ‘Waar zijn we?’ ‘We naderen de zesde planeet,’ meldt een van de mannen, die aan het besturingspaneel zitten. Raya denkt diep na, terwijl ze de gegevens bekijkt. Ze snapt er nog niet veel van, want het is allemaal nieuw voor haar. Toch kan ze uit de beelden opmaken dat het schip alleen nog met een snelle vlucht kan ontsnappen. ‘Wat zijn je bevelen, commandante?’ vraagt Aron met lichte spot op. Raya kijkt hem even glimlachend aan. Dan stapt ze op hem toe, terwijl ze merkt dat hij haar uitdagend aankijkt. Hij kan en wil de wens van Sorane niet negeren, maar hij waant de agente niet bekwaam om haar taak uit te voeren. Als Raya voor hem blijft staan en streng aankijkt, hoort hij haar zeggen: ‘Niemand bespot een ander, Aron. Iedereen moet bijleren. Ik ook.’ De gewezen zwarte wachter durft Raya niet aan te kijken. Raya kijkt lachend om zich heen. Dan zegt ze: ‘Tot Sorane terugkeert, hebben we beiden de leiding over de groep, Aron. Ik moet nog teveel leren over de nieuwe techniek, die tot onze beschikking staat.’ Aron kijkt verrast op en merkt dat Raya haar hand uitsteekt. Even aarzelt hij, maar herinnert zich dat het hier gebruikelijk is en geeft Raya een hand. ‘Aron, jij neemt het commando van de ruimtevloot en ik van de grondstrijdkrachten,’ zegt ze met lichte spot. Even kijkt hij haar aan en ziet alle anderen glimlachen. ‘Bestaan die twee wel, Raya,’ kaatst Aron spottend terug. ‘Ik denk het niet, maar dan hebben we beiden iets om bevelen te geven.’ ‘Mag ik jullie onderbreken, commandante?’ klinkt de stem van Tara. Iedereen kijkt de, door de computer gegeneerde, jonge vrouw aan. ‘Zeker.’ ‘Het schip is door een aantal naderende slagkruisers gedetecteerd.’ ‘Toon hun posities op het scherm,’ klinkt de kalme stem van Aron. De agente werpt even een blik naar Aron en kijkt dan naar het scherm. Maar daar is alleen te zien dat de vijandige schepen op strategische plaatsen uit de hyperruimte gekomen zijn. Tot de verbazing van Raya naderen ze echter niet. Ze snapt er niets van. ‘Die staan te kijken, denk ik,’ merkt Serin op. Raya staart haar niet begrijpend aan. Aron merkt het en lacht: ‘Je dacht toch niet dat ik ons enige schip zomaar onbeschermd zichtbaar voor iedereen zou stationeren.’ ‘Wat heb je dan gedaan?’ ‘Hetzelfde wat we in ons eerste gevecht nabij Enuron deden. De vijand heeft op het moment ongeveer tweeduizend roerloze kruisers op de schermen. Ik vermoed dat ze nu proberen te ontdekken welke kruiser de echte is,’ antwoordt Aron, terwijl hij naar het centrale scherm wijst. Als Raya in de aangeven richting kijkt, ziet ze vele holografische schepen in de ruimte hangen. Ze schrikt op, als ze Aron hoort zeggen: ‘Voer de snelheid op, we gaan er vandoor.’ ‘Hebben ze het dan niet door?’ ‘Nee, Raya. We bevinden ons aan de andere zijde van de planeet. Zij kunnen ons nog niet waarnemen. Toch niet zolang we de planeet tussen ons en hen houden. En hun scanners zijn op de valse kruisers gericht.’ ‘Kan je ons naar de basis brengen, Aron? Ik denk dat ik en de anderen op Enuron van meer nut ben, dan in de kruiser.’ ‘Zeker, Raya. Programmeer een koers naar Enuron.’ De kruiser raast recht op de zon toe. Plots wordt hij echter opgemerkt en de eerste schoten schieten hem achterna. Maar ze zijn te ver af om schade op te lopen. Plots zien de achtervolgende schepen de kruiser dematerialiseren. Al snel horen ze alarmberichten van Enuron. ‘Zet koers naar Enuron. Ze mogen ons niet ontkomen,’ roept de Commandant van het eskader. De schepen maken en bocht en sneller naar hun doel toe. Intussen daalt de kruiser met grote snelheid en dringt de atmosfeer binnen. Even later ziet Aron tevreden de bomen onder de kruiser voorbijflitsen. De kruiser bevindt zich op een hoogte van 100 meter boven de oppervlakte en raast in de richting van het oosten. ‘We raken nooit bij de centrale basis. Ze komen van alle kanten, Aron.’ Even kijkt Aron nadenkend naar de vloer. ‘De basis in het noorden, verander van koers,’ beveelt hij. De schepen van de zwarte wacht passen dadelijk hun koers aan en richten hun wapens. Onder hevig vuur raast de kruiser verder naar zijn doel toe. ‘Aron, scherm tot ongeveer 66% belast.’ ‘Open het vuur.’ Twee, drie achtervolgende schepen worden geraakt en moeten afremmen maken. Intussen nadert de kruiser zijn doel. ‘Zijn jullie klaar?’ vraagt Aron snel. Als hij merkt dat Raya knikt, beveelt hij. Activeer de overbrenger.’ ‘Schermbelasting 80%, we moeten hier weg, Commandant,’ roept de peiler. Raya kijkt Aron glimlachend aan en beveelt: ‘Breng jullie in veiligheid, Aron. De kruiser blijft onder uw bevel. Ik zorg wel voor onze mensen op Enuron en de rebellen,’ zegt de agente nog, voor ze dematerialiseert. ‘Vanuit die basis kan je de andere bereiken met de overbreng……’ hoort Raya Aron nog snel zeggen. Ook de rebellen aan boord zien hun omgeving vervagen en bevinden zich plots in de vreemde basis. De kruiser scheert rakelings door de bergdalen om de schoten te ontwijken. Plots geeft Aron een kort bevel en de kruiser schiet de hoogte in, terwijl hij nog meer versnelt. Als hij de dampkring verlaat, is het toestel niet meer alleen. De vijandelijke schepen zien ongeveer tweehonderd schepen op hun schermen verschijnen. ‘Weer dat truckje,’ grijnst de commandant, ‘maar deze maal ontkomen ze niet meer.’ ‘Aanpassing doorgevoerd, Sir. Scanners geactiveerd,’ meldt een officier. De andere schepen openen intussen het vuur op de aanvallende schepen, maar ze verdwijnen gewoon als ze geraakt worden. ‘Doelwit gepeild, commandant,’ klinkt de stem van de peiler. ‘Open het vuur.’ ‘Dikke energiebanen schieten op de kruiser toe. Het toestel schudt hevig maar de schermen houden stand. ‘Aron, schermen tot 88% belast.’ Even kijkt Aron de man aan. ‘Het commandoschip, concentreer onze afweer op dat schip,’ beveelt hij hees. Een paar seconden later razen donkerrode banen op hun doel toe. ‘Uitwijken snel,’ klinkt het bevel van de commandant door de centrale. Maar het is te laat. Terwijl zijn laatste woorden nog naklinken, lijken de schermen wel vuur te vatten, terwijl het schip hevig trilt en kraakt. De commandant staart verschrikt naar het centrale scherm. Dan barst het schip uit elkaar. Ongeveer op hetzelfde moment als twee andere schepen. De kruiser van Aron raast doorheen het uitwijkende eskader, terwijl die het vuur openen op de holografische schepen. Als ze hun eigenlijke doel ontdekken, is het bijna te laat. De bemanningsleden van de kruiser schrikken als er nog meer schepen opduiken. Ze openen dadelijk het vuur op hun schip. ‘Aron. Scherm belasting op 92%. We houden het niet lang meer.’ ‘Noodsprong,’ luidt het bevel van Aron. Tara neemt de controle echter over en activeert een overbrengersveld. De aanvallende schepen merken het veld ook op en richten hun schoten erop, in een poging om het te overbelasten. Maar het is te laat. De kruiser duikt erin en verdwijnt dadelijk. ‘Waar zijn we?’ vraagt Aron, nadat de kruiser gematerialiseerd is. ‘Stelsel Orkon II, op 33 lichtjaren van Enuron.’ Even denkt Aron na. ‘De basis in het Krison stelsel,’ zegt Tara op dat moment. Aron en de anderen in de centrale kijken het halogram verbaasd aan. Alleen Aron weet van die basis af, omdat hij op de hoogte is van de plannen van Sorane. Vanuit die basis wilde ze vertrekken op haar missie. Dat is echter de enige mogelijkheid om onder te duiken tot de storm geluwd is. In deze basis is een krachtige overbrenger die rechtstreeks in verbinding staat met een kleine basis, in de grootste zee van Enuron. Nadenkend kijkt Aron naar Serin. ‘Wat doen we?’ ‘Ik weet het niet zeker. Het is onze enige mogelijkheid, maar misschien brengen we de missie van Sorane in gevaar.’ ‘Weet jij iets van die missie? Waarom kan Sorane eerst die Jakira niet aanpakken en dan haar missie volbrengen?’ ‘Haar missie heeft met die Jakira te maken, Serin. Ook met het schip dat zich in een baan om de zon bevindt. Hoe het in elkaar zit weet ik niet, maar Sorane zal wel weten wat ze doet. Intussen moeten wij onze taak zo goed mogelijk uitvoeren.’ Serin knikt. ‘Laten we dan maar gaan, Aron.’ Als de gewezen zwarte wachter een teken geeft, start de piloot de motoren en een paar minuten later verdwijnt het schip met een eerste sprong in de hyperruimte. Intussen landt het vliegtuig met Sorane, Jouna en Aenon aan boord op de luchthaven van de kuststad. Als ze de aankomsthal inlopen schrikken ze wel even van de strenge beveiliging. Maar ze raken zonder problemen door de paspoortcontrole. Als de man het paspoort teruggeeft aan Ena/Sorane, zegt hij: ‘U moet zich morgen om negen uur melden op het centrale bureau in de zestiende laan.’ Ena knikt even en volgt haar vrienden naar buiten. Jouna en Aenon wachten haar op en volgen haar dan naar rechts. Ena scant intussen hun omgeving en vindt al snel de juiste plek. Met een bus bereiken ze driekwartier later het doel van Ena. Aarzelend volgen Aenon en Jouna de roodharige naar de rijkste buurt van de stad. De luxe straalt van de grote villa’s af. De mensen die er wonen, kijken zelfs niet naar hen om, als ze hen voorbijwandelen. Ena/Sorane vindt het prima. Nu weet niemand waar ze gebleven zijn. Maar haar hoop wordt de bodem ingeslagen, als ze plots hoort fluiten. Als ze omkijken zien ze drie jongemannen aan een kleine tafel zitten. Ze lachen naar hen. ‘Lekker aan het wandelen op weg naar het strand.’ ‘Ja, jongeman. Enkele vrienden zijn er al.’ ‘Mogen we mee?’ ‘Beter van niet. We zijn niet op zoek naar gezelschap.’ De jongeman kijkt verbaasd naar Ena. ‘Dat is pech. Alle mooie meiden zijn al bezet.’ ‘Ooit valt de juiste vrouw wel voor je, je moet alleen geduld hebben.’ ‘Tja, geduld dat is het enige wat ik niet heb. Maak ik toch geen kans. Hee, wacht even.’ ‘Denk je dat ze op ons zouden wachten, Vron. Je liefje heeft je gewoon laten staan.’ ‘Mijn liefje. Ben je gek, Seron. Als je wil mag je ze hebben. Ze is mij veel te zelfstandig.’ Sorane glimlacht als ze zijn gedachten leest. Dan wijst ze naar rechts en het groepje verandert van richting. Aenon kijkt nog even naar de jongemannen, die weer naar het tafeltje toelopen, dan volgt hij beide jonge vrouwen de smalle gang in. Snel grijpt Ena de hand van Jouna. ‘Je hand, Aenon, snel,’ hoort hij Ena zeggen, terwijl hij zijn hand automatisch uitsteekt. Als hij Ena zijn hand voelt vastgrijpen, wordt alles donker om hem heen. Het duurt maar een paar seconden, dan staan ze in de centrale van Sorane’s kleine basis, diep onder de oceaan. Ze weet dat hier een overbrenger aanwezig is, die in verbinding staat met verschillende basissen in en buiten het stelsel. ‘Is alles klaar, Tara,’ vraagt Ena, terwijl ze van gedaante verandert. ‘Waar zijn we? Ik zie hier niemand,’ merkt Aenon op. ‘In een luxe basis in het hoge noorden, jongeman.’ Terwijl Aenon de halografische vrouw, die langzaam gevormd wordt, aankijkt, vraagt hij: ‘Is alleen die mooie meid achtergebleven om ons te ontvangen?’ Sorane kijkt Aenon even glimlachend aan. ‘Mag ik jullie voorstellen? Dit is Tara, het halografisch uiterlijk van de kunstmatige intelligentie.’ ‘We kennen Tara al, Sorane.’ ‘Ik weet dat jullie beiden Tara kennen, Aenon. Maar niet elke Tara is dezelfde. Elk van de Tara’s bezit alleen de gegevens die nodig is voor hun taak. Deze Tara is een uitgebreidere versie van de Tara in de basis. ‘Sorane heeft gelijk. Ik ben veel meer dan die Tara, Aenon, maar we zijn samen een,’ zegt Tara, die de gegevens van hun hypsoon geraadpleegd heeft. ‘Dat is vermoeiend, Sorane. Die twee halografische dames, zien er exact hetzelfde uit.’ ‘Dat zijn ze ook, Jouna. Ze hebben het uiterlijk van dezelfde vrouw uit een ver verleden. Haar naam was Tara Niyanta.’ ‘Correct, Sorane. En ik heb ook alle gegevens over jullie tot mijn beschikking. Hierdoor weet ik alles wat jullie Hypsoon over jullie weet.’ ‘Heb je gegevens over de toestand aan boord van de Tiren?’ ‘Je mensen zijn op hun post aan boord van de Tiren. Alleen is de vloot van Jakira zeer actief, waardoor we uit gevaar voor ontdekking geen verbinding met de Tiren kunnen vormen,’ zegt het halogram, terwijl onze vrienden om zich heen kijken. ‘Geen verbinding. Maar we moeten wel?’ ‘Dat kan, maar dan vanop de overbrenger op de tweede planeet, waar de temperatuur verschillende graden warmer is dan op Enuron.’ xxxxxxxxxooooooo ‘Dat is een zeer primitieve wereld, Tara. Is daar een overbrenger?’ ‘Ja, in Ta’lan-tin.’ ‘Wat is dat?’ ‘Ik moet gegevens opzoeken, Sorane. En dan contact opnemen, met de Tara in de stad.’ ‘Hoe snel?’ ‘Een paar uurtjes, Sorane.’ Even kijkt de roodharige naar hun omgeving. Alles ziet er vol luxe en perfect onderhouden uit. ‘Er is zelfs een zwembad,’ zegt Jouna lachend, terwijl ze in een ligzetel gaat zitten. ‘Dan kunnen we intussen best een paar uurtjes vakantie nemen,’ zegt Sorane en volgt Jouna. Maar ze kijkt even naar het water, dat er heerlijk uitziet, terwijl ze blijft staan. ‘Zoals Sorane zie, kunnen jullie je even een beetje ontspannen,’ zegt Tara en wijst naar het groot zwembad. Aenon volgt haar naar het enige zwembad in de basis. Sorane heeft intussen een bikini gevormd en duikt het water in. Jouna kijkt verrast op en merkt dat Aenon naar het zwembad toestapt. Langzaam staat erop en laat haar kledij in een bikini veranderen. ‘Zwemmen, Aenon. Of ben je nu plots heel moe.’ ‘Moe, lieveling,’ zegt Aenon en neemt een duiksprong. Als hij boven het water zweeft, verandert zijn kledij in een zwembroek vlak voor hij zich in het water boort. Onderwater zwemt hij een paar meter en komt dan weer boven. ‘Hai, schat. Nog niet in het water?’ vraagt hij. Jouna kijkt even naar hem en glimlacht. Met een sierlijke duik beland ze in het water en duikt onder hem door. Meer dan een uurtje zwemmen ze heerlijk rond. Dan merkt Sorane plots op dat ze alleen is. Jouna en Aenon zijn nergens te zien. Ze zwemt naar de kant toe en stapt op de ingang toe. Dan blijft ze plots staan als ze fluisterende geluiden hoort, vanuit de stortbaden. Even glimlacht ze en denkt aan Deno, die zich aan boord van de Tiren moet bevinden. ‘O, wat verlang ik naar hem,’ fluistert ze. Dan richt ze haar hoofd en roept: ‘Jouna, ik ga iets eten. Ik zie jullie daar wel als jullie jezelf gewassen hebben.’ Dadelijk is er geen geluid meer te horen. Even glijdt er een glimlach over het gezicht van Sorane, dan stapt ze verder naar de eetzaal. Als beiden een tijdje later in de eetzaal aankomen zien ze Sorane niet. ‘Waar zou ze zijn, Jouna?’ ‘Ik ben in de kleine trainingszaal,’ denkt Sorane telepathisch. Even kijkt Jouna naar Aenon. ‘Ben je niet te moe, lieve schat?’ ‘Niet echt, lieveling. Nog een beetje spieroefening kan er ook nog wel bij.’ ‘Wauw, ik dacht niet dat je nog zoveel energie overhad. Vroeger als we naast elkaar bleven liggen, was je altijd uitgeput,’ zet Jouna met lichte spot. ‘Je vergeet dat ik in conditie moet zijn om piloot te worden.’ ‘En die training doet je goed, Aenon.’ Lachend lopen beiden naar de zaal waar Sorane zich bevindt. Sorane zit geconcentreerd op de vloer en glimlacht als beiden binnenkomen. ‘Waar is jouw vriendje ergens, Sorane? Je knappe vriend wil ik nog wel een keertje zien.’ Voor Sorane iets kan zeggen, wordt Tara opgebouwd vanaf de vloer. ‘De vriend van de gebieder is paar weken geleden in de basis in de buurt van Mogwan gematerialiseerd, Jouna. Toen er meer schepen van de Volkors in het stelsel aankwamen, kon Deno Vergan niet meer terug.’ ‘Kan je hem naar hier laten overbrengen, Tara.’ ‘Dat zal geen probleem zijn, Sorane. Maar ik moet hem eerst laten weten dat je hem nodig hebt.’ Een tiental minuten later stapt Deno uit het overbrengers veld. ‘Dus toch nog in leven, schatje. Ik had het wel gedacht,’ zegt hij grijnzend. ‘Deno, ik..kk’ ‘Jaja, ik weet het al. Je kon niet anders,’ zegt Deno met een glimlach, terwijl hij haar omarmt. ‘Het was niet zo gepland, maar ik maakte ervan gebruik om Jakira nogmaals te laten denken dat ik niet meer in leven was.’ ‘En Raya?’ vraagt hij, terwijl hij haar loslaat. ‘Die loopt ergens op Enuron rond. Maar ik weet niet waar.’ ‘Je bent toch een telepate.’ Sorane knikt. ‘Ja, maar ik wil haar niet storen. Raya heeft het druk genoeg om de leiding van het verzet te organiseren.’ ‘Acht je haar daar bekwaam voor?’ ‘Zeker, al zal ze het niet gemakkelijk hebben.’ ‘En wat nu?’ ‘We waren van plan om de derde planeet te gaan. Daar moet volgens Tara de enige verbinding met de Tiren bestaan.’ ‘Weet je waar?’ ‘Niet echt, maar Tara misschien wel.’ ‘En als we die verbinding niet vind.’ ‘Dat weet ik niet, Deno. Ik moet Delos zien te bereiken, want anders zal ik mijn greep op mijn lichaam vermoedelijk verliezen en dan zal ik echt dood zijn.’ Deno slikt even. ‘En ik mag mee.’ ‘Ja, Jouna en Aenon ook. Ik heb hen nodig in de Tiren.’ ‘En waar heb je mij dan voor nodig.’ Sorane glimlacht even en omarmt Deno. ‘Voor verschillende dingen, maar niet alleen voor dat wat je in gedachten hebt.’ ‘Wilt je dat gedoe met telepathie niet bij mij gebrui…’ Maar Sorane kust hem, waardoor zijn vraag onderbroeken wordt. Na een minuutje horen ze beiden Jouna met lichte spot vragen: ‘Hebben we niets anders te doen, Sorane?’ Langzaam maakt Sorane zich van de gewezen agent los en kijkt Jouna aan. ‘Goed dat je me daaraan laat denken, Jouna. Het wordt tijd dat we ons klaar maken om te vertrekken.’ Dan horen ze alle vier Tara zeggen: ‘De overbrenger is geactiveerd, gebieder. Maar zoals je weet hebben niet al mijn evenbeelden dezelfde instellingen. Dus zal je Tara in de stad moeten overtuigen van je bedoelingen, voor ze de doorgang zal activeren.’ ‘De stad? Doorgang? Wat bedoel je?’ ‘Op de derde planeet, Sorane. Ta’lan-tin, een zeer oude stad, die nu bewoond wordt door overlevenden van een oud volk. Daar is de doorgang. Alleen van daar kan je de Tiren bereiken zonder dat de scanner van de vijandelijke schepen je opmerken.’ ‘Hoe is Lo-arna daar dan geraakt?’ ‘Op dat moment waren er niet zoveel schepen in het stelsel aanwezig, Sorane. Later werden nog anderen naar de Tiren overgestraald, maar daar zorgde de kruiser onder bevel van Aron voor.’ Sorane knikt even. ‘Alleen weet ik niet of mijn evenbeeld van de Tiren je als haar gebieder zal willen herkennen. Dat zal van jou afhangen.’ ‘Dan zal ik haar moeten overtuigen, Tara.’ ‘Ik kan je echter niet naar de stad zelf overbrengen, Sorane. Omheen Ta’lan-tin is een beschermend scherm opgetrokken, de bewoners mijden het contact met de buitenwereld. Dank zij je hypsoon zal je toestemming krijgen om de stad te betreden. In de grote tempel van Artimis, zal je de weg naar de doorgang gewezen worden.’ ‘Ben je daar wel zeker van, Tara?’ ‘Jij zal ooit mijn gebieder zijn, Sorane. Dat weet ik uit de gegevens. Je draagt enkele van de informatiedragers in jou. Maar om de gebieder te worden moeten er negen delen zijn. Ook Tara aan boord van de Tiren, zal dat moeten erkennen.’ Even kijkt ze Tara verbaasd aan. ‘We zien wel. Kom, vrienden. Onze bestemming wacht,’ zegt ze en glimlacht even, want ook zij verlangt naar het weerzien van Deno. Als ze aan hem denkt, voelt haar lichaam aan alsof het vuur gaat vatten. Even sluit ze haar ogen, maar dan concentreert ze zich diep. Dan opent Tara een overbrengersboog. Sorane kijkt toe hoe een ovalen licht blauwe energieboog gevormd wordt. Na Jouna en Aenon stapt ze met Deno aan haar zijde er doorheen.
3. Op de vlucht
De bemanning van de zwever die geschoten heeft vreest voor hun leven, want een dode verdachte kan geen informatie meer geven. Jakira zal hen zwaar straffen. Maar er is echter niets meer aan te doen. Geen van allen merken ze de onzichtbare gedaante op, die achter hen staat toe te kijken. Raya glimlacht even. ‘Dank je voor je beschermend veld, Anya.’ ‘Dat behoort tot mijn taken, Raya. Maar pas op. De peilers van de zwevers hebben ons deflectorscherm gepeild.’ ‘Wat? Hoe?’ Op dat moment valt de blik van de bestuurder op het besturingspaneel. Dadelijk ziet hij de rode alarmletters over het scherm schuiven. Snel trekt hij zijn wapen, stelt het in op schok en vuurt in de richting van Raya. Maar zij duikt opzij en rolt over het harde wegdek. De anderen schrikken en kijken in de richting dat de man wijst maar ze zien niemand. ‘Een deflectorscherm. Verdachte opgemerkt,’ roept hij. Raya vindt dat het te gevaarlijk wordt, nu ook de anderen hun wapens trekken en klimt snel over de vangrail. Ze hoort de stralen in haar omgeving tegen de rail ketsen, terwijl ze snel naar beneden zweeft. ‘Gelukkig kunnen ze mij met het blote oog niet zien,’ denkt ze. Haar Hypsoon schakelt het antizwaartekrachtsveld uit, als haar voeten opnieuw de grond beneden raken. Snel haast ze zich naar een dekking een paar meter verder toe. Ze kan de zwarte wachters horen praten boven naast de vangrail. Ze vermoeden dat ze zich hier beneden ergens bevindt, maar ze weten niet waar. Ze kent de omgeving wel een beetje. Ze bevindt zich in de randsectoren van de hoofdstad, waar verschillende bevolkingsgroepen in afzonderlijke wijken leven. Raya rent verder naar de huizen toe en verdwijnt ertussen zonder dat ze haar opmerken. Enkele mensen merken haar op, maar kijken haar met superieure blikken aan. Maar Raya doet alsof ze het niet merkt, al maar het haar wel kwaad. ‘Denken die Nuronen nu werkelijk dat ze meer zijn dan mensen van mijn huidskleur,’ denkt ze met enige verwondering en woede. Langzaam stapt ze op enkelen toe. ‘Ik heb een zwever nodig. Weet iemand waar ik er een kan huren?’ ‘Jij wacht het om ons ongevraagd aan te spreken. Verdwijn, halfbloed Enaarse.’ ‘Ik ben een agente, Nuroon. En zeker geen dienares van jullie.’ ‘Je hebt voor een deel Nuroons bloed in je lijf, dus voor ons ben jij een van hen. Ga of moeten we geweld gebruiken?’ Raya kijkt de spreker verbaasd aan. Dan merkt ze enkelen op die gewapend zijn. ‘Ik vind het zo ook wel, man,’ roept ze hem toe en haast zich verder. Meer dan twintig minuten loopt ze hier in de wijk rond. Overal ziet ze dezelfde blikken als ze haar aan kijken. Plots herkent ze echter een paar winkels, waar ze ooit eens mensen ondervroeg om een misdadiger op te sporen. ‘Nog een paar straten en ik ben uit de Nuroonse wijk,’ denkt ze opgelucht. Maar als ze de wijk uit wil, ziet ze plots Volkorzwevers staan. Dadelijk houdt ze halt en duikt een steegje in. Als ze naar de toestellen kijkt, beseft ze dat ze weten dat ze zich in deze wijk bevindt. Ze controleren iedereen aan die de wijk wil verlaten. Even denkt ze na en kijkt om zich heen. Dan herinnert ze zich een groot stuk grond, waar een rijke Nuroon leeft. Zijn naam is Goa Zin-di. Hij heeft ook een zekere invloed in Mogwan, waar hij een aantal projecten opgericht heeft. Zijn naam heeft ze daar ook tegengekomen in verband met minder wettelijk zaken. ‘Maar die stond toch ook op jou lijst in je database, Anya ‘ ‘Dat is juist, Raya. Goa Zin-di is een geldschieter voor enkele rebellengroepen.’ ‘Ben je zeker, Anya?’ ‘Dan moet ik hem spreken,’ denkt ze. Even kijkt ze naar de zwevers en Volkors, maar die hebben haar niet opgemerkt. Ze glipt snel de steeg uit en haast zich een stuk terug, waaruit ze gekomen is. Dan slaat ze een zijstraat in. Ze zucht als ze een paar minuten later voor de omheining staat. Met enige moeite raakt ze over de omheining en rent tussen hoge planten en bomen door tot ze bij een groot herenhuis komt. ‘Er nadert een gewapend man achter u, Raya. Aan zijn uniform te zien is hij vermoedelijk een bewaker,’ meldt Anya. ‘Laat hem maar. Misschien kan hij me bij die Zin-di brengen.’ Als ze omtrekkende beweging wil maken, klinkt een stem achter haar. ‘Halt, vrouw. Wat heb jij hier te zoeken?’ Aarzelend kijkt Raya om en ziet een man staan, die een wapen op haar gericht houdt. ‘Jij ben toch niet diegene die de Volkors zoeken?’ ‘Niet dat ik weet, man.’ ‘Geen verdachte beweging, vrouw. Ga mij voor naar de voordeur toe.’ Even twijfelt Raya, maar de man lijkt op zijn hoede. Een schot kan ze zich niet veroorloven, want dan weten ze zeker waar ze zich bevindt. Op een teken van de man stapt ze op de grote voordeur toe. Nog voor ze die bereikt heeft, wordt die geopend. ‘Heb je die indring… Och, en het is nog een vrouw ook.’ ‘Tegen de muur, schat en snel,’ zegt de man voor haar. ‘Ik ben je schat niet.’ De man grijpt haar hardhandig vast en duwt haar tegen de muur aan. Dan tast hij haar af, zijn handen glijden over haar kleren en over haar borsten. ‘Doe dat nog een maal, man en je zal een paar dagen een paar pijnlijke handen hebben.’ ‘Laat me niet lachen, lekker vrouwtje. Naron heeft je onder schot een verdachte beweging en je krijgt een schot in je been,’ fluistert de man en raakt weer haar borsten aan. Raya reageert dadelijk. Voor hij het weet heeft hij een pijnlijke linkerhand en staat voor Raya. Naron kan niets doen, want dan zou hij zijn makker moeten neerschieten. ‘Raya Verodin. Ben jij het werkelijk?’ zegt een stem op dat moment. Verbaasd kijkt Raya naar de vrouw, die haar wapen laat zakken. ‘Sana?’ zegt Raya vragend, als ze de vrouw herkent. ‘Je bent het echt, terwijl ik dacht dat je gedood werd op het plein.’ ‘Ik ben levend en wel, Sana. Maar wat doe jij hier?’ antwoordt Raya, terwijl ze de man een duw in de rug geeft. ‘Je herinnert ze onze tijd nog wel dat we samen op de politieschool zaten.’ ‘Ja, maar op een dag was je weg.’ ‘Ik had een fout gemaakt, Raya. Wegens die fout werd ik uit de politieacademie gezet. Een paar dagen later moest ik ook weg uit mijn tijdelijke woning. Een paar maanden later ontmoette ik Naron en we werden verliefd op elkaar,’ legt Sana uit, terwijl ze even naar de man achter Raya wijst. Even knikt Raya de man, die achter haar zijn wapen laat zakken, toe. ‘Je bent toch niet plots rijk geworden, Sana.’ ‘Nee, dat niet. Ik en Naron werden een paar jaar geleden hier aangesteld om voor de beveiliging van het landgoed in te staan.’ ‘Mag ik u vragen om je wapen af te geven, Agente Raya Verodin? Of ben je geen agente meer?’ ‘Dat is juist, Naron. Dat ben ik niet meer en ik heb ook geen wapens bij me.’ ‘We hebben Volkors opgemerkt, Naron. Ik vermoed dat zij gezocht wordt,’ zegt de man die door Raya even onderhanden genomen is. Raya kijkt de man, die zijn pijnlijke hand vasthoudt, glimlachend aan. ‘Dat is juist. Je weet dat ik zou gedood zijn op het grote plein, maar ik kon echter ontkomen. De meesteres van de Volkors wil mij in handen krijgen en dat kan ik mij niet veroorloven. Dit landgoed leek mij een kans om uit deze sector te raken.’ ‘Dat kan ik niet toestaan, Raya. Als ze dat te weten komen, dan pakken ze ons allemaal,’ zegt Sana. ‘Dus jullie willen mij uitleveren.’ ‘We moeten wel, Raya. Niemand van ons wil zijn job hier verliezen,’ merkt Naron op. ‘Zeker van, Naron. Als jullie baas Zin-di weet dat je mij aan de Volkors uitgeleverd hebt dan zal die niet zo tevreden zijn.’ ‘Onze baas. Ken jij Goa Zin-di dan?’ ‘Niet persoonlijk, maar Sorane Cobanon heeft nog met hem samengewerkt.’ ‘En dan, Raya. Die Sorane van jou is dood. Dat moet je weten, want jij was erbij. Wij zagen de beelden alleen op de televisie.’ ‘Je zag mij ook sterven, Sana. En toch sta ik hier voor jullie. En jullie collega daar heeft al gevoeld dat ik geen geest ben.’ ‘We zagen je niet sterven, Raya. Je werd wel gewond door die straal. Maar er werd niet gemeld dat je omgekomen was.’ ‘En die Sorane waarover je spreekt, is zo dood als een pier. Het was zeer duidelijk te zien, dat ze tot stof uit elkaar viel.’ Even glimlacht Raya, maar besluit te zwijgen. ‘Kom, we gaan binnen, voor iemand je opmerkt.’ Raya knikt even en volgt Sana naar binnen. De twee mannen volgen hen op de voet. ‘Steek je wapen maar weg, Naron. Raya vormt geen gevaar voor ons. Alleen Lorin moet voor haar oppassen denk ik.’ Raya kijkt de man die haar betaste aan en glimlacht: ‘Zolang hij zijn handen thuishoudt, heeft hij van mij niets te vrezen.’ De man wordt rood tot achter zijn oren en durft haar niet aan te kijken. Als ze allen in de salon gaan zitten, vraagt Naron: ‘Wat ben je van plan, Raya?’ ‘In deze sector wordt het te gevaarlijk voor mij, Naron. Vroeg of laat dagen de Volkors hier ook op.’ ‘Ik ga de anderen op de hoogte brengen, Sana,’ zegt Lorin. Sana knikt even en wend zich tot Raya: ‘Als Sorane werkelijk nog zou leven, zou zij die blonde dan niet bestrijden.’ ‘Ze leeft, Sana. En ze heeft de strijd nog niet opgegeven. Maar die Jakira is machtiger dan jullie denken. Zij beheerst meer dan tweehonderd planeten en nu wil ze Enuron. Aqunok is maar een pion in haar machtspelletje.’ ‘Is dat waar?’ ‘Ja, al is hij ervan overtuigd dat hij een zeer belangrijk man is.’ ‘Raya, opgepast. Lorin heeft contact met de Volkors.’ ‘Wat, Anya. Ben je zeker?’ schrikt ze in gedachten. Dadelijk verandert de houding van Raya. ‘Maar ik vraag me af of ik jullie beiden kan vertrouwen, Sana. Lorin in ieder geval niet, want die is op het moment in gesprek met de Volkors.’ ‘Wat? Dat kan niet waar zijn. Dan zijn we er allen bij.’ ‘Wat bedoel je?’ vraagt Raya, terwijl ze allen opstaan en haar cilinder op haar dij gevormd wordt. ‘We behoren tot een kleine groep rebellen, Raya. Lorin ook dachten we.’ ‘Er zijn overal spionnen in dienst van Aqunok, Naron,’ merkt Raya verbaasd op. ‘Kom, Naron. We moeten naar de geheime doorgang.’ ‘Die kent Lorin ook, we kunnen beter een andere weg nemen, Sana. misschien wachten ze ons daar al op.’ ‘De drie anderen horen ook bij Sana. Lorin spreekt van vijf rebellen,’ meldt Anya. ‘Naron. Je drie collega’s brengt hen snel op de hoogte. Lorin lijkt de enige spion in jullie groep.’ Snel drukt Noran op een knop op zijn communicator. Bij alle anderen licht een rode lampje op. Waardoor ze weten dat er gevaar is. Maar ook Lorin is nu op de hoogte. En hij haast zich naar Raya en beide anderen toe. Zijn ogen zijn pekzwart en nog voor hij naar binnen stapt, activeert hij zijn energiezwaard. Maar zodra hij de deur opent, verstart hij. Raya staat voor hem en heeft een cilinder vast. Zodra ze hem opmerkt, activeert zij haar wapen. ‘Verrassing, Lorin. Wapen neer of gebruik het.’ Maar Lorin kan zich echter niet meer bewegen. Iets houdt hem vast. Raya merkt het dadelijk en kijkt om zich heen. Een seconde later zijn ze allen verdwenen. Als ze materialiseren, kijken ze allen verbaasd om zich heen. ‘Hoe komen we hier zo plots?’ ‘Ik vermoed dat Sorane ingegrepen heeft, vrienden. We zijn ongeveer tien kilometer van het landgoed,’ zegt Raya, terwijl ze het 3D plan voor haar gezicht bestudeert. ‘Hoe weet je dat?’ Raya is de enige die een Hypsoon draagt, waardoor ze het plan kan zien. Op dat moment materialiseert een half doorzichtige gedaante. ‘So… Ena,’ fluistert Raya, als ze haar zwarte haren herkent. ‘Vertrouw je Sana en haar vriend Naron.’ Raya knikt even. Dan wendt Ena zich naar haar vrienden. ‘Ik ook, Raya. Dus aan jou de beslissing. Moet ik hen een Hypsan geven?’ ‘Sana en Noran wel denk ik.’ ‘In orde.’ Dan voelt ze twee Pentagon vormige apparaatjes in haar linkerhand materialiseren. Even knikt ze Ena toe en merkt dat de anderen haar verbaasd aanstaren. Zij hebben niets van dit telepathisch gesprek gehoord. ‘Waar zijn de drie anderen, Ena?’ ‘Het was al te laat, Raya. De eerste Volkors daalden al neer rondom het huis. Enkele hadden hen al opgemerkt.’ ‘Kan je voor hen dan niets meer doen?’ ‘Het spijt me, Raya. Ik moet mijn krachten sparen. Anders kan ik mezelf niet meer in stand houden.’ ‘En nu. Wat nu?’ vraagt Naron, terwijl hij beseft dat ze geen thuis meer hebben. ‘Eerst dit,’ zegt Raya terwijl de beide Hypsans aan haar beide vrienden aanreikt. ‘Wat is dat?’ ‘Kom, we verdwijnen van hier? Plaats hem tegen de achterzijde van je hals, Sana. Later zal ik wel uitleggen voor wat het dient.’ Alhoewel ze verbaasd zijn volgen beiden Raya tussen de huizen en langs verschillende straten naar het centrum toe. Intussen landen enkele volkorzwevers op de plaats waar ze materialiseerden. Maar ze vinden alleen enkele voetsporen die naar de straat toe leiden in het gras. Maar dan niets meer. ‘Roep de camera beelden van de omgeving op,’ klinkt een bevel. ‘Maar als de bevelhebber naar de beelden staart, zien ze alleen enkele voorbijgangers. Geen van hen beantwoordt aan de beschrijving van Lorin.’ Zowel Sana en Naron houden verbaasd halt als Ena en Raya in een steegje blijven staan. ‘Dat was vreemd. Het leek wel alsof niemand ons kon zien.’ Raya glimlacht. ‘Dat is nog juist ook, Noran. Jullie Hypsan zorgde daarvoor. Niemand heeft ons zien lopen.’ ‘Hoe kom je daaraan, Raya?’ Raya kijkt even naar Ena, die instemmend knikt. Dan geeft Raya haar vrienden een teken en stapt ze naar het einde van de steeg toe. Daar brengt ze hen op de hoogte van Sorane en haar nieuwe groep. Sana en Naron luisteren verbaasd. Als Raya zwijgt staren ze haar verbaasd aan. Ze beseffen dat de groep van Raya en Sorane veel belangrijker is dan hun kleine groepje rebellen, waartoe ze behoorden. ‘We moeten naar onze schuilplaats, Raya? Want Lorin kent die ook. Als de anderen leden van onze groep daar opdagen, dan…’ ‘Ik vrees dat we te laat zullen komen. Als de Volkors dat al weten, dan zullen zij over zeer korte tijd daar al aanwezig zijn.’ ‘Dan zijn al onze vrienden verloren, Sana.’ ‘Ik heb hier in de buurt een kleine opslagruimte, Raya.’ Raya kijkt verbaasd naar Ena. ‘Waar?’ Anya projecteert weer een 3D map, maar nu zien ook beiden anderen deze map. Even bestudeert Raya de 3D omgeving. ‘Kom, volg me maar. Dat rode puntje dat is een verborgen schuilplaats.’ Een half uurtje later dalen ze in een diepe schacht af. Op de bodem schuift een deur open. Aarzelend stappen ze de donkere ruimte in. Dadelijk klikt de deur achter hen in het slot. En het licht flitst aan. Verbaasd kijken ze naar de vele verschillende wapens, die in een viertal kasten in de muur opgeborgen zijn. ‘Wat is dit, Raya?’ ‘Een van de opslagplaatsen van de vroegere Sorane, Sana.’ ‘Dat zijn wapens van een huurmoordenaar, Raya. Behoorde dit aan die Sorane Nador toe?’ ‘Sorane was in het verleden een huurmoordenares en een gespecialiseerde meesterdief, Sana,’ zegt Raya bedrukt. ‘En nu niet meer, Raya? Eens een dief altijd een… Gelukkig hebben ze haar, haar verdiende loon gegeven.’ Raya kijkt Sana even aan. ‘De oude Sorane verdiende de dood niet, Sana. Ze werd vermoord. Maar genoeg daarover, we hebben andere dingen te doen,’ zegt Ena. ‘Alleen haar dubbelgangster loopt nog vrij rond. En die hebben we daareven gezien, denk ik. Of was dat een geestelijk wezen?’ ‘Dat moet wel, Want ze is op het grote plein gedood?’ ‘Niet echt, Naron. Eerst kenden we haar als Sorane Nador, maar nu noemt ze zich Sorane Cobanon.’ Even is het stil. ‘Dan is die toch dood en begraven?’ ‘Nee, vrienden. Ze leeft en…’ ‘Dan ben ik weg, Raya. Dus dat bedoelde je met jullie groep. Sorane Nador is een nieuwe groep van huurmoordenaars aan het oprichten en jij wil dat we ons daarbij aansluiten.’ ‘Sorane vecht, zoals jullie, tegen die blonde Jakira en haar volgelingen. Ze is geen huurmoordenares meer, Sana,’ zegt Ena. Sana kijkt Ena wrevelig aan. ‘Verdomme, een huurmoordenares als vriendin. Nee, dat wil ik niet.’ denkt ze. ‘Raya heeft gelijk, Sana. Dat ben ik niet meer.’ ‘Hoe? Dat ben jij niet meer.’ ‘Ena bedoelt dat zij Sorane Cobanon is, Sana.’ ‘Nee, dat is niet…’ ‘Maar ze ziet Ena voor haar eigen ogen in de roodharige Sorane veranderen.’ ‘Ben jij werkelijk die Sorane of draag je soms een haloprojector.’ ‘Nee, Naron. Ik ben het werkelijk.’ Op dat moment krijgt het witte licht een rode kleur. Sorane schrikt op en verandert dadelijk weer in Ena. ‘Ze hebben deze plaats ook ontdekt, al weet ik niet hoe dat mogelijk is,’ zegt Ena en opent een andere deur. ‘Volgen jullie mij of…’ Even aarzelt Sana, maar dan zegt ze: ‘Ik ga met je mee, Ena. Tenminste als Naron ook...’ ‘Dat twijfel ik zelfs niet aan, Sana. Raya en Sorane waren de enigen die tegen die blonde duivelin vochten. Huurmoordenares of niet. Ik sta aan hun zijde omdat ik ook mijn steentje wil bijdragen.’ Ena kijkt Naron, met een medelijdende blik aan, want hij heeft de dood nog niet in de ogen gekeken zoals zij en Raya. Wie weet hoe hij reageert als hij voor zijn leven moet vechten. ‘Moet ik je nu Ena of Sorane noemen?’ ‘In deze gedaante ken je me best Ena noemen. Zoals al mijn vrienden, Sana. Laat ons nu maar gaan,’ zegt Ena. Raya en beide anderen volgen haar door de gangen en als ze de uitgang naderen horen ze stemmen. Vanachter een halfgesloten deur zien ze gewapende agenten staan. Verschillende donkerblauwe zwevers vliegen over de huizen. Een paar landen in de omliggende straten. ‘Hoe geraken we hier weg?’ schrikt Sana. ‘Ena, de overbrenger. Kunnen we die…..’ ‘Nee, Raya. Dat zullen ze dadelijk merken,’ glimlacht Ena, terwijl ze snel de een hand van Naron en Sana vastgrijpt. ‘Wacht hier even,’ hoort Raya haar nog zeggen, voor ze in het niets oplossen. Een paar seconden later voelt Raya een hand de hare vastgrijpen en even wordt haar omgeving donkerzwart. ‘Wat was dat?’ ‘Teleportatie, Sana. Ena is een esper.’ ‘Wat is dat?’ ‘Leg jij dat maar uit, Raya. Ik ga de omgeving scannen,’ zegt Ena, nadat ze even een blik op Sana wierp. ‘Waar zijn we hier?’, vraagt Naron. ‘In een verlaten buitenhuis, hier komt voorlopig niemand. Alleen moeten jullie oppassen voor de buren. Ze mogen jullie niet opmerken.’ Raya bestudeert intussen het 3d plan van de omgeving en glimlacht. ‘Dat moet niet zo moeilijk zijn, Ena. De dichtstbijzijnde buur woont hier drie kilometer vandaan.’ ‘Dat klopt ongeveer, Raya. Maar toch opgepast. Er zijn ongure types bij.’ ‘Die kan ik wel aan.’ ‘Ik moet gaan, vrienden. Jouna heeft me al een tijdje met een gedachte geroepen.’ Raya knikt even begrijpend. ‘Zorg maar goed voor jezelf, Ena. En dank je dat je ons hielp.’ Na een paar dagen denkt Raya dat het gevaar voorbij en besluit om het buitenhuis te verlaten. De drie trekken naar het noorden, want Raya wil zich weer bij Dane en Ven voegen. Intussen breidt de kloon haar macht steeds meer uit. Meer en meer gevangenen worden op de werven te werk gesteld. Hier moeten ze aan de tempel of het nieuwe schip van Jakira werken. Weno, Keri en Aria, die door Sorane gespaard werden zijn hier ook ergens. Het werk is zeer zwaar voor de mannen. De vrouwen moeten geselecteerd op basis van hun opleiding werken in de toeleveringsfabrieken. De zwarte wacht houdt overal toezicht en beheerst heel het continent voor vijfennegentig percent. Samen met de politie, waarvan diegenen die gebleven zijn trouw gezworen hebben aan de nieuwe leiders, sporen ze ‘misdadigers’ op, die de nieuwe wetten niet na leven. Velen die gearresteerd worden, komen zonder rechtszaak in de werkkampen terecht. Met de dag groeit Jakira’s macht, terwijl ze zich voorbereidt om ook de andere continenten te overheersen. Aqunok, die nog steeds de vervanger is van zijn meesteres, geniet van zijn nieuwe machtspositie. Jakira en een groep elitesoldaten van de zwarte wacht zetten nog steeds al hun middelen in om de mensen van Sorane op te sporen, maar ze lijken wel van de planeet verdwenen te zijn. De enigen die ze vinden, zijn groepen die verzet plegen tegen Jakira’s orde en macht. Toch hebben ze een beetje hoop. Ze hebben een tijdje geleden Raya Verodin opgemerkt. Maar zij is met haar twee medeplichtigen kunnen ontkomen. De gegevens van Sana en Naron hebben ze al, maar het observeren van kennissen en famillie, heeft nog niets opgeleverd. Ook de onbekende vrouw wordt opgespoord. Maar ze bezitten alleen enkele beelden die tijdens hun vlucht door observatie camera’s genomen. Volgens die beelden lijkt ze van Koraanse afkomst. Een paar uur later, als ze de gegevens van Hoson Povan gekregen hebben, weten ze de naam van die vreemde vrouw. Vayor Navoisn heeft de leiding in handen heeft van de groep die de mensen van de gedode Sorane moet opsporen. Hij kijkt zijn ondergeschikten even streng aan. ‘Voorlopig concentreren we ons op die gewezen agente Raya Verodin en de twee anderen. Zij lijken me belangrijker, dan die Ena Ros.’ ‘Ik denk dat we toch moeten uitzoeken waar zij vandaan komt. Misschien is ze een amazone spionne.’ ‘Mar Venta, je moet niet denken, maar bevelen uitvoeren.’ De vrouw schrikt en keert zich dadelijk om, want ze weet dat Kor Navoisn genadeloos omgaat met ondergeschikten die zich niet met volle inzet aan hun taak wijden. Maar nog voor ze de deur uitstapt, klinkt een stem. ‘Mar Venta, blijf. De anderen voeren hun bevelen uit.’ Verbaasd keert ze om, want ze heeft de stem van de almachtige meesteres herkent. Angstig kijkt ze de blonde vrouw aan. Toch merkt ze dat de handen van haar overste ook lichtjes trillen. Als alle ondergeschikten het vertrek verlaten hebben, zegt Jakira: ‘Kor Navoisn, u negeert de opmerking van Mar Venta.’ ‘Ja, excellentie. Als we Raya kunnen grijpen, dan hebben we al haar medeplichtigen in onze macht. Als ze praat dan...’ ‘Wie zegt dat ze zal praten, Navoisn. Wijdt je verder aan je taak, maar Mar Venta krijgt van mij nieuwe bevelen. Haar groep, waarvan zij de leiding op zich neemt, krijgt een nieuwe taak. Zij moeten die vreemde Koraanse Ena Ros op sporen en uitzoeken wie zij is. Want zij lijkt mij veel belangrijker dan die Raya Verodin. Die laatste is kunnen ontkomen, omdat die Koraanse ingreep.’ De Kor durft hun meesteres niet in de ogen te kijken, maar werpt Venta een woedende blik toe. Jakira glimlacht als ze zijn gedachten scant. ‘Ik verwacht van jullie beiden zo snel mogelijk resultaat. Een mislukking duld ik niet.’ Venta kijkt even naar haar bevelhebber, nadat de blondine in het niets oploste. ‘Doe wat de meesteres beval, Mar Venta. Maar vergeet niet rapport uit te brengen van je vorderingen.’ Mar Venta brengt de verplichte groet uit en stapt naar buiten. De leden van haar groep zijn de enigen die hier nog aanwezig zijn. ‘Het spijt me, Mar Asin. De meesteres wil dat ik de leiding overneem.’ ‘Wat?’ ‘Je hebt me wel verstaan. We moeten ons op die Koraanse concentreren.’ Intussen zijn Raya en haar twee vrienden onopgemerkt aan de hoofdweg geraakt en proberen met een zwever mee te gaan. Als er eentje stopt, stapt Sana als eerste in. Naron volgt. Maar plots. ‘Raya, soldaten.’ hoort ze de stem van Anya in haar hoofd. Even aarzelt ze, maar dan zegt ze snel: ‘Ik ga niet mee. We zien elkaar wel op het afgesproken punt.’ Verbaasd ziet Naron Raya over de rand van de weg duiken. ‘En jullie vriendin. Gaat zij niet mee?’ hoort ze de bestuurder vragen. ‘Nee, ik denk het niet.’ ‘Dan gaan we snel, want als er soldaten in de buurt zijn, moeten we oppassen.’ ‘Is er dan gevaar?’ ‘Dat is er altijd, meid. Wij zijn smokkelaars. Als ze ons grijpen, dan vliegen we voor jaren naar werkkampen.’ ‘Rijdt dan maar snel verder. Ik heb de indruk dat de soldaten halthouden.’ ‘Toch niet voor jullie vriendin, hoop ik. Maar liever zij dan ik,’ zegt de andere man grijnzend, terwijl zijn maat het gaspedaal indrukt. Terwijl de zwever met Sana en Naron zijn weg vervolgt, bespied Raya de twee zwevers met soldaten. Maar dan merkt ze er nog vier anderen op die door de lucht aankomen. ‘Volkors. Ik moet hier weg,’ denkt ze. ‘Raya, de toegang tot de ondergrondse afvoerkanalen. Dat is je enige kans.’ ‘Waar?’ vraagt ze. ‘Een zeventigtal meter verder is een toegang.’ ‘Zeventig meter. Kan ik dat wel halen?’, fluistert ze en begint te lopen in de richting dat het 3D beeld voor haar ogen aanwijst. Ze is nog geen dertig meter ver als, de zwevers opstijgen en uit elkaar razen. De middelste komt echter recht in haar richting. Anya heeft haar weer onzichtbaar gemaakt, waardoor ze haar niet opmerken. Alleen de peilers zijn gevaarlijk, maar de inzittenden hebben alleen oog voor de omgeving. Maar nergens zien ze iets van hun doelwit. De man die eerst haar deflectorveld ontdekte, haast zich naar het besturingspaneel en glimlacht als hij de kaart bekijkt. Snel neemt hij het stuur over van de automaat. Raya, die intussen de ingang bereikt heeft, schrikt als het toestel draait en recht op haar ziet toekomen. Verschillende stralen, raken de grond, maar brengen geen schade toe. ‘Verdomme, verdovende stralen. Ze willen me levend,’ denkt ze schrikkend. Snel opent ze de toegang en laat zich erin zakken. Haar voeten vinden dadelijk de treden. Ze haast zich de ijzeren treden af. Ze is bijna beneden als ze eerste schoten op haar toeschieten, maar haar scherm vangt ze op. Raya laat zich vallen en komt vier meter lager op de, met water overspoelde, vloer terecht. Als ze haar zien verdwijnen, haasten twee mannen zich de metalen trap af. Maar beneden zien ze haar nergens meer. Ze staan op een kruispunt van vier gangen, die allen zeker honderd meter rechtdoor lopen. ‘Ze kan toch nog zo ver niet geraakt zijn,’ merkt een van hen op.’ ‘Dat klopt, jongens,’ zegt een stem achter hen. Langzaam draaien ze zich om en zien Raya uit het vuile water opstaan. Dan valt hun blik op de cilinder in de hand van Raya. ‘Kan jij wel met zo’n ding omgaan, vrouw?’ ‘Misschien wel. Dat kan je maar op een manier uitvinden, Volkor.’ ‘Ik ben een volkor, vrouw,’ grijnst de rechtse, terwijl hij zijn wapen wegsteekt en de cilinder die aan zijn zijde hangt uit zijn holster neemt. ‘Wat is een volkor?’ ‘Jullie noemen ons de zwarte wachters. Maar op andere planeten van het heelal noemen ze ons eerbiedig volkors.’ ‘Dat zegt me niets, man. Ik weet alleen dat jullie hier niet thuishoren.’ ‘O, nee. Vrouw. Onze almachtige heerseres is een van de machtigen in deze sector. Haar wil is hier wet en al wie zich verzet zal zwaar gestraft worden.’ ‘Jullie meesteres. Je bedoelt de kloon, Jakira. Dat is een misdadigster.’ De twee zeggen niets meer, maar activeren hun energiezwaard. Terwijl anderen naar beneden dalen, moet Raya voor haar leven vechten. Maar de twee zijn echter niet gewoon om in nauwe gangen te vechten en hinderen elkaar. Hierdoor krijgt Raya een grotere kans. Ze duikt op een van de twee af, zo dichtbij dat hij haar niet kan raken. Zijn maat ziet echter zijn kans en slaat toe. Maar Raya had dit voorzien en laat zich gewoon vallen. Het energiezwaard boort zich diep in het lichaam van de Volkor die stervend naar zakt. De andere, die zijn maat gedood heeft schrikt hevig en merkt Raya te laat op. Twee slagen van de gewezen agente kan hij opvangen, maar dan dringt het energiezwaard door zijn borst. Zodra ze hem in elkaar ziet zakken, keert Raya zich om en begint te rennen. Ze is al halfweg, als de eerste zwarte wachter, naast zijn gedode maten opduikt. Hij trekt dadelijk zijn wapen en keert zich in de richting van het geluid. Dadelijk ziet hij Raya moeizaam rennen en opent het vuur. De schoten worden door het scherm de vrouw opgevangen. Maar dan duikt ze het water in. Van haar Hypsoon weet ze dat het water hier dieper is dan in de andere gangen. Hier is ze veilig voor de energieschoten van de volkors. Maar ook de twee anderen, die haar met de zwevers achtervolgden, zijn afgedaald en schieten met hun revolvers. Raya voelt plots een capsule doorheen haar arm schieten en beseft dat ze geraakt is. Gelukkig kunnen ze haar niet zien en ze heeft de bocht bijna bereikt. Maar dan voelt ze de vloer stijgen en weet dat ze niet verder onderwater kan. Snel springt ze op en rent zigzaggend verder. De capsules en de energiebanen schieten haar rakelings voorbij. Enkelen worden door haar scherm opgevangen, maar dat verzwakt snel. Op tien meter van de bocht laat Raya zich plots op haar knie vallen en keert zich om. Haar pas gevormde pistool schiet de ene straal na de anderen naar haar belagers. Twee van hen worden licht geraakt, terwijl een derde in elkaar zakt en doodstil in het water blijft dobberen. Voor ze zich kunnen herpakken, is Raya al achter de bocht verdwenen. Ze horen haar wegrennen. ‘Zie dat je haar te pakken krijgt. Maar wel levend,’ zegt de Volkor bevelend. Een van de twee Enuroonse vrouwen kijkt hem aan. ‘En jij dan.’ ‘Dat is jullie taak, voer ze naar behoren uit of wil je liever meehelpen op de werven.’ ‘Neem jij het commando op u, her Yornik. Wij doen het vuile werk wel,’ zegt de tweede Enuroonse spottend. De Volkor kijkt de twee met een woedende blik aan, maar zij haasten zich moeizaam door het vuile rioolwater. Dan trekt hij zijn schouders op en haast zich de metalen trap op. Als de twee vrouwen de bocht bereiken, duikt Raya plots voor hen op. De eerste is verrast en laat haar wapen vallen. De andere duwt haar opzij en richt haar wapen op de gewezen agente, maar het is te laat. Haar energiezwaard gaat doorheen haar lichaam, dat in twee stukken in elkaar zakt. De overblijvende steekt snel haar handen op en zegt: ‘Stop, Agente. Ik ben Ileja Vendaren, ik hoor bij de rebellen.’ ‘Wat?’ ‘Ik kan u met hen in contact brengen.’ De gewezen politieagente kijkt de vrouw even aan. Ze weet niet goed wat te doen. Kan ze haar wel vertrouwen? ‘In orde, maar bedrieg me niet, meid. Anders wacht je hetzelfde lot van je vriendin daar,’ zegt Raya, terwijl ze haar hand tegen de wonde aan haar linkerarm drukt. ‘Je bent gewond?’ ‘Ja, een capsule raakte me, maar ging er doorheen.’ ‘We kunnen die beter eerst verzorgen. Ik heb verbandmiddel bij me.’ ‘Niet nodig, vrouw.’ Ileja kijkt verbaasd naar de mouw, die langzaam korter wordt, tot Raya aan de wonde kan. De gewezen agente neemt een doosje uit haar zak en haalt er kleine ronde pil uit. Raya drukt ze boven de wonde tegen haar arm. De pil smelt en glijdt over de wonde, die daardoor afgesloten wordt. Terwijl haar nieuwe vriendin haar verbaasd aankijkt, neemt ze een tweede pil en doet herhaalt de procedure aan de andere kant van haar arm. Ze voelt dadelijk de genezende kracht van het geneesmiddel, door haar arm glijden. ‘Deze pilletjes is in Mogwan laten ontwikkeld,’ zegt Raya ter verklaring, terwijl ze Ileja aankijkt. Maar de vrouw staart nog steeds naar de arm van Raya, terwijl de stof van het hemd weer over haar arm glijdt. Op dat moment horen ze geluiden in het riool. Even kijkt Ileja voorzichtig om de hoek en schrikt. Een tiental volkors zijn afgedaald en onderzoeken de lichamen. Even werpt ze nog een blik op het lichaam, van de vrouw die voor haar collega doorging. ‘Was ze een vriendin van je?’ ‘Nee, een vriendin niet. Ze was een eerzuchtige vrouw, die vooruit wilde komen en zo veel mogelijk geld verdienen. Nu heeft ze dat niet meer nodig. Alleen spijtig van haar gezin, die zullen hun moeder missen, denk ik.’ Op dat moment horen ze naderende stappen, in het water. ‘Volkors. We moeten hier snel weg. Volg me,’ zegt de Enuroonse. ‘Was ik maar een betere telepate, zoals Sorane. Dan wist ik dadelijk of zij de waarheid spreekt,’ denkt Raya. Terwijl beiden door de riolen lopen, vertelt Ileja wat er gebeurd is. ‘Vroeger was ik een misdadigster, hierdoor kon ik mij aansluiten bij de aanhangers van Aqunok die nu de nieuwe politie vormden. Maar wat ik zag, deed mijn maag omkeren. Per toeval moest ik een rebel bewaken, die gevangengenomen was. Als we alleen waren, praten we met elkaar en ik besloot om hem te helpen. Maar het liep anders. De volkors kwamen hem op een dag halen en toen ik hem twee weken later terugzag, was hij meer dood dan levend en hij had gepraat. Voor zijn dood vroeg hij me om zijn vrienden te helpen. Even wist ik niet wat te doen. Doen wat hij vroeg, zou mijn dood kunnen betekenen. Maar diep in mijn binnenste wist ik dat ik niet anders kon. Ik volgde zijn aanwijzingen en bereikte de schuilplaats nog voor de volkortroepen. Maar terwijl ik door de rebellen vijandig behandeld werd, landen de zwarte wachters met hun zwevers. Toch slaagden de velen erin om te ontkomen en ik werd later lid van hun groep. Ik keerde terug naar mijn post, maar vanaf die dag gaf ik de rebellen aanwijzingen, die hen hielp om verschillende aanslagen met succes uit te voeren.’ Raya weet niet wat ze er moet van denken. Het kan de waarheid zijn, maar ook een verhaaltje om haar zand in de ogen te strooien. Maar toch volgt ze haar, terwijl ze haar nauwlettend in het oog houdt. Hun weg leidt door nauwe en bredere riolen, terwijl ze verschillende malen in het vuile water moeten zwemmen om een ander riool te kunnen bereiken. Ileja is wel verbaasd als ze zich telkens zo goed als droog terug opricht uit het water. Zijzelf is doornat en helemaal vuil. Zij weet echter niet dat Raya door een zeer dun energiescherm beschermd wordt. Plots blijft zij voor een wand staan. ‘We zijn er, Raya,’ hoort ze haar zeggen. Dan drukt zij op een paneel en een stuk uit de wand schuift opzij. Ze volgt haar naar binnen en ziet verschillende wapens op zich gericht. De drieënveertigjarige Ileja doet een stap naar voor en draait zich om. ‘Vrienden, laat jullie wapens zakken. Dit is de agente Raya Verodin. Zij is voor de volkors op de vlucht.’ ‘Jij... hoe? Ik zag je tegen die twee vrouwen vechten. Werd jij niet gedood?’ Raya kijkt naar de man, die deze woorden ontstelt uitriep. ‘Was jij op de dag van de triomf?’ ‘Ja. Ik zag dat de straal je borst doorboorde. Jij kunt niet meer leven. Wie ben je echt?’ ‘Sorane heeft mijn leven gered. Dankzij haar sta ik hier om mijn strijd verder te zetten.’ ‘Je liegt, vrouw. Sorane verloor haar strijd tegen Jakira. Niemand heeft haar lichaam ooit gevonden, nadat ze vernietigd werd.’ ‘Niets is wat het lijkt. Sorane is niet dood, maar bereikt zich voor op de komende strijd tegen de legers van Jakira.’ Even is het stil, maar Raya merkt dat ze haar nog steeds niet geloven. ‘Ik zag zelf dat Sorane in het eeuwige niets verdween, vrouw. Jij liegt.’ ‘Konron. Ben je wel zeker? Als dat waar is, dan zijn we verraden.’ ‘Ja en dat is jouw schuld, Ileja.’ Ileja weet niet wat te zeggen en werpt even een radeloze blik naar Raya. ‘Verdomme, misschien heeft Konron wel gelijk. De agente heeft een energ…,’ denkt zij. ‘Ze bezit een energiezwaard,’ fluistert zij met trillende stem. De aanwezigen kijken Raya verschrikt aan. ‘Is dat waar?’ vraagt Konron. Maar Raya draait zich zonder te antwoorden om. Een van de mannen schiet als Raya naar buiten stapt. Tot zijn verbazing stapt ze ongedeerd verder. ‘Loren, wie heeft je bevolen om te schieten?’ hoort Raya Konron bevelend uitroepen, maar op dat moment klinkt de stem van haar Hypsoon. ‘Een vrouw ongeveer 100 meter naar rechts. Ik heb haar communicatie opgevangen.’ ‘Wat zeg je? Kan ik het beluisteren?’ ‘Zeker.’ Zonder dat een geluid te horen is, hoort Raya de stem van de vrouw praten met iemand van de zwarte wacht. Zij meldt waar Raya, de agente en de rebellen zich bevinden. Ontsteld luistert Raya en weet even niet wat te doen. ‘Meer dan dertig zwaarbewapende zwevers naderen deze sector,’ meldt haar Hypsoon weer. ‘Is er een mogelijk om onopgemerkt weg te komen?’ ‘Voor u wel, maar de rebellen zitten in de val.’ ‘Dan blijf ik ook.’ Op dat moment duiken enkele volkors op. ‘Steek je handen omhoog, rebel.’ Raya kijkt langzaam om en glimlacht. ‘Groet je meesteres in de hel, slaaf,’ roept de gewezen agente en duikt opzij, terwijl ze haar energiezwaard activeert. Enkele snelle schoten komen zelfs niet in haar buurt. ‘Dat moet die Raya Verodin zijn. De meesteres wil haar levend,’ klinkt de stem van de bevelhebber. Raya ziet meer dan tien volkors op zich toekomen. Snel keert ze zich om en rent de weg terug die ze gekomen is. Enkele rebellen zien haar naderen en horen haar roepen: ‘Volkors!!! Sluit de deur achter mij.’ Raya springt, gevolgd door de twee rebellen, door de deur, die dadelijk afgesloten wordt. Ileja kijkt haar verrast aan. ‘We zijn omsingeld. Langs verschillende zijden dringt de zwarte wacht de riolen binnen.’ ‘Wat? Dat kan toch niet.’ ‘Jullie werden verraden, door een van je eigen mensen. Ze nam contact op met haar opdrachtgever om te melden dat ik hier bij jullie was.’ ‘Een van ons, dat kan toch niet.’ Raya schrikt als ze de stem van haar Hypsoon hoort zeggen: ‘Achter in het vertrek. De vrouw probeert de toegangsdeur te openen.’ Voor de rebellen haar kunnen tegenhouden, snelt Raya naar voor en bereikt de vrouw nog voor ze het laatste slot kan openen. Met een slag slaat Raya de vrouw opzij, die op de vloer valt. Twee snelle bewegingen en de twee andere sloten worden terug dicht geklikt. Als ze naar de rebellen omkijkt, blijken enkele wapens op haar gericht te zijn. ‘Ik wil jullie helpen. Maar ik zie dat ik nog steeds niet welkom ben, Konron.’ Konron kijkt even naar Ileja, die juist een teken geeft met haar hand. De rebellen laten hun wapen zakken, terwijl hun leider naar Raya toeloopt. ‘Waarvan beschuldig je, Kinta?’ vraagt hij. ‘Kijk maar naar haar communicator, daar is het bewijs, van dat waar ik haar van beschuldig.’ Snel grijpt Konron naar de communicator van Kinta en schakelt hem in. Raya ziet de vrouw grijnzen en beseft dat ze alle sporen al uit het geheugen gewist heeft. ‘Dacht je dat de bewijzen vernietigen voldoende was, Kinta,’ zegt Raya spottend en geeft haar Hypsoon een bevel. Dadelijk is de stem van Kinta en haar contactpersoon in heel het vertrek te horen, als het gesprek, dat ze voerde afgespeeld wordt. Konron kan het niet geloven, maar als hij Kinta aankijkt, dan weet hij dat het waar is. ‘Jullie ontkomen niet meer, Konron. Ik zal er persoonlijk voor zorgen, dat jullie te werk gesteld worden onder zware bewaking,’ roept ze met trillende stem uit, terwijl haar ogen helemaal zwart worden. ‘Een volkor,’ denkt Raya, terwijl ze de vrouw naar de toegang ziet wijzen, waardoor ze naar binnen kwam. Die deur heeft het begeven en valt met een luidde klap op de vloer. Drie volkors dringen naar binnen. Terwijl Raya vooruitspringt, openen enkele rebellen het vuur, maar de volkors worden door energieschermen beschermd. De capsules lossen op zodra ze het scherm raken. De volkors beantwoorden het vuur en twee rebellen storten neer en blijven gekromd liggen. Voor ze opnieuw kunnen schieten, merken ze Raya op, die op hen toesnelt. Ze richten hun schoten nu op de zwartharige, maar ze heeft ook een energiescherm om zich heen. Op een meter of twee van de volkors activeert Raya haar energiezwaard. Ook haar tegenstanders hebben hun zwaard geactiveerd en ze storten zich op de gewezen agente. Ze ondervinden al snel, dat ze een geduchte tegenstandster is. Ze slagen er niet in om haar terug te drijven, zodat hun maten ook naar binnen kunnen. ‘Contact met Aron. Ze zijn onder weg,’ klinkt de geluidloze stem van de Hypsoon. Raya hoort het maar half, omdat ze al haar aandacht moet richten op het gevecht. Haar scherm werd al verschillende keren geraakt en staat op instorten. Plots zet ze alles op alles en springt op haar tegenstanders toe. Een man en een vrouw die achter de drie staan, worden door haar zwaard geveld. Terwijl de twee in elkaar zakken, duikt Raya rechts naar de vloer toe. Haar zwaard vindt zijn weg naar de benen van een van de drie. De energiestraal snijdt ze allebei, vlak onder knie af. De twee anderen storten zich samen op Raya en slagen erin om haar achteruit te drijven, terwijl hun maat kreunend op de vloer ligt. De andere volkors maken van de kans gebruik en stormen door de deur. De rebellen vuren met al hun wapens op hen. Maar de schermen weerstaan de beschieting. De volkors beantwoorden nu ook het vuur en verschillende rebellen storten verdoofd neer. Maar dan zakken ook twee volkors in elkaar. Hun scherm is ingestort. Hierdoor krijgen de rebellen weer moed en schieten wat ze kunnen. Maar op dat moment storten twee andere deuren in en meer dan twintig volkors stormen naar binnen. Langs drie kanten onder vuur vallen de rebellen een voor een neer. De vier overblijvenden, waaronder Ileja, die naast de bewegingloze Konron zit, laten hun wapens vallen en geven zich over. Alleen Raya biedt nog verzet, maar Kinta duikt op en valt haar aan. Raya kan met moeite de slagen van de vrouw opvangen. Ze moet langzaam achteruit wijken. Kinta weet dat ze te sterk is voor haar tegenstandster. Wie kan nu van een getrainde volkor winnen. Als Raya tegen een muur opbotst en wankelt, ziet Kinta haar kans, maar Raya draait onder haar slag weg en steek toe. Her energiezwaard doorboort de zijde van de volkor. Die achteruit wankelt, terwijl ze haar hand tegen de wonde drukt. De andere volkors openen echter het vuur op de agente. Voor ze kan wegduiken, stort haar scherm in onder de beschieting met verschillende wapens. ‘De kruiser is…,’ hoort ze nog in haar hoofd, maar dan wordt alles zwart om haar heen. Op het moment dat ze in elkaar zakt, wordt ze plots doorzichtig en verdwijnt voor de ogen van de verbaasde volkors. De vier overblijvende rebellen, zien haar verschrikt verdwijnen. Voor ze zelf in het niets oplossen, zien ze hun bewusteloze maten ook niet meer. De volkors blijven met lege handen machteloos achter. Kinta staart naar de plaats waar Raya verdween en schakelt haar energiezwaard uit. Niemand merkt dat ze trilt van angst, want ze heeft haar taak niet volbracht. Hun blonde meesteres zal geen genade kennen, dat beseft ze maar al te goed. Met stijve passen volgt ze de anderen naar de zwevers.
