Na de dood van Sorane dwaalt de identiteit Jinga door het heelal. Nu beseft ze pas dat het een grote fout was. Ze had haar strijd als Sorane moeten verderzetten. Gelukkig heeft ze nog wel geestelijk contact met Tara, die haar identiteit nog herkend als de gebieder. Maar zonder lichaam kan ze Delos niet meer binnen. Ze is helemaal alleen, zelfs haar geliefde verloor ze, toen ze haar lichaam verliet. Trocon volgde haar in de dood, maar ze verloren het contact met elkaar. Terwijl overal in het heelal het leven evolueert en beschavingen opkomen en weer ondergaan, dwaalt Jinga steeds verder af in een poging om zich te stabiliseren. Pas na vele jaren lukt het haar. Plots schrikt ze op, als ze vreemde gedachten waarneemt. Gedachten van angst, woede en haat. Langzaam verandert ze van richting en zet koers naar een naburig stelsel aan de rand van een sterrennevel.
Auteur: jelsiverhalen
1. De Kisirs
In de grote grasvlakte van het continent langs de andere zijde van de planeet, besluipt een groep jagers een kudde, op aardse buffels lijkende, vorins. Ze zijn in korte lendendoeken gekleed en hebben elk drie speren op hun rug hangen. Een vierde speer hebben ze in hun handen. Plots horen ze echter rommelende hoeven, die van links op de kudde toerazen.
‘Dat zijn kisirs,’ roept een krijger uit.
Kisirs zijn op paarden lijkende viervoeters, maar ze hebben twee gebogen, dertig centimeter lange, horens op hun kop.
‘Hé, Dat kan toch niet. Zitten er nu krijgers op?’
De ruiters hebben echter veel ervaring, want al snel liggen een tiental vorins hulpeloos in het gras.
‘Die zijn snel. Straks hebben we geen jachtbuit meer,’ zegt een andere.
‘Die hebben we ook niet, Vok. De kudde zal op hol slaan. Kijk maar. De eerste vorins beginnen al te lopen.
‘Daar enkele mannetjes. Zij vallen de Kisirs en die krijgers aan.’
‘Aven, we moeten hier weg. Die krijgers komen op ons af,’ roept Oken een van de anderen.
Ze schrikken nu allemaal, want het klopt. Snel grijpen ze hun speren stevig vast en rennen zo hard ze kunnen tussen de bomen en struiken naar rechts. De ruiters naderen steeds meer, maar vlak voor de bomen en struiken draaien ze af. De vorins die vlak achter hen draven, kunnen niet tijdig meer draaien. De negen dieren stoten op de dichte struiken en worden fel gehinderd. De ruiters keren hun paarden en rijden naar hen toe. Hun speren doden vijf van de mannetjes. De andere vier vorins, raken echter weg uit de struiken en rennen de kudde, die nu in paniek naar het oosten stroomt, achterna. Enkele ruiters rijden achter hen aan en raken er nog twee, die na enkele wankelende passen in elkaar storten. De twee anderen zijn al te ver af.
Aven en de anderen hebben halt gehouden en zien plots drie ‘huizen’ op wielen naderen. Ze worden elk door vijf Kisirs getrokken. Ze laden de dieren snel op de huizen, die geen dak hebben en bedekken hen met speciale huiden. De jagers van Aven kijken moedeloos toe. Ze hebben nu geen buit. De kudde vorins is weg en die krijger aanvallen voor een deel van de buit, kunnen ze niet wagen.
‘We zijn maar met acht,’ zegt Vok een van de jagers.
‘Pas op, hier zijn verse sporen van mensen,’ roept een van de krijgers uit, terwijl hij afstijgt.
‘We moeten hier snel weg, vrienden,’ zegt Vok.
Sluipend verwijderen ze zich meer een maar van de vijandelijk krijgers. Dan rennen ze tussen de bomen weg.
Intussen heeft de krijger de sporen onderzocht.
‘Acht mannen. Vermoedelijk jagers die op een jachtbuit bij die kudde hoopten.’
‘Daar kunnen ze nu naar fluiten,’ denk ik.
‘Dat zeker,’ grijnst een anderen.
‘Stijg op, Novin. Misschien kunnen we hen grijpen. Als we met een grote buit en ook nog gevangenen terugkeren, zal Erdes ons belonen.’
‘Alleen weten we niet waar ze vandaan komen.’
‘Wat maakt dat uit. Ze bevinden zich in een klein bos. Dat door een grasvlakte omringt is.’
‘Snel, we verdelen ons vier groepen en verspreiden ons omheen dit bos. Als ze ergens uit willen moeten we hen opmerken.’
Op een teken van hun leider rijden ze er drie groepen weg. De vierde groep met de leider volgt een van de groepen naar de rechterkant van het bos. Maar ze weten niet dat de groep van Aven al langs de andere zijde door het bos is en door het hoge gras wegsluipt.
Pas drie uur later ontdekken ze het, omdat enkelen van hen ongeduldig naar elkaar toe rijden. Die ontdekken de sporen. Dadelijk blazen ze op een hoorn om de anderen te waarschuwen. Een paar minuten later houden de andere krijgers halt op de plaats waar de sporen ontdekt werden.
‘Pern, ze zijn hier ongeveer drie uur de grasvlakte ingeslopen. Die jagers zijn goed.’
‘Dus drie uur voorsprong.’
Een van de afgestegen krijgers knikt. Even kijkt Pern, de leider om zich heen.
‘Wij zijn met zessentwintig. We kunnen hen nog voor het donker wordt inhalen.’
Enkelen knikken ijverig.
‘Kriv, jij en vier anderen breng de wagens in dekking van de bomen en sla een kamp op. Wacht daar op ons.’
De krijger knikt en geeft een teken aan vier anderen. Dan keren de anderen hun kisirs en volgen de sporen van de jagers. Die zijn al bijna halfweg tussen het bos en het grote woud. Ze komen maar moeizaam vooruit, want de grond is vochtig en er zijn op sommige plaatsen plassen, waar ze diep in de modder doorzakken. Soms horen ze gesis en gegrom van kleine en iets grote dieren. Maar die vormen niet echt gevaar voor de jagers.
Vok vreest echter dat er ook grotere dieren in de omgeving zijn. Plots horen ze de hoeven van de kisirs ver achter hen.
‘Ze volgen ons spoor, Vok. Op die dieren zijn ze sneller dan wij.’
De jager knikt nadenkend.
‘We verspreiden ons en gaan ongeveer honderd meter ver. Dan keren in een boog terug naar het pad, dat we gemaakt, maar dertig meter achter ons. Daar verbergen we ons tussen het gras.’
‘Je wil hen aanvallen.’
‘Ja, Aven. We hebben elk vier speren. Twee daarvan steken we schuin in de grond. Maar met de punten in de richting van die krijgers en hun kisirs. Een speer houden we als wapen. De derde speer werpen we naar de krijgers, vlak nadat ze voorbij zijn.’
‘Misschien kunnen we er zes doden. Maar de anderen slachten ons dadelijk af.’
‘Nee, we rennen dadelijk weg in de ander richting. Als ze volgen, dan zullen hun kisirs recht op de speren lopen.’
‘Maar…’
‘Het moet lukken, Aven. Ontkomen kunnen we toch niet, tenzij we de wouden bereiken. Daar zijn we in het voordeel.’
‘Als we naar daar vluchten dan komen we verder de vlakte in,’ zegt Oken, die in de richting waarvan ze gekomen zijn wijst.
‘Ja, maar we rennen in een boog. We komen samen bij de grote witte boom.’
‘Ze komen dichter, Aven,’ zegt een andere jager.
‘Jullie lopen naar links, wij vier naar rechts. Maar de eerste honderd meter van elkaar weg en dan schuin terug naar het pad dat we gebaand hebben.’
Aven knikt en geeft drie anderen een teken. Dan rennen ze weg door het gras, terwijl ze het gras met een speer weg slaan. Vok en zijn groepje doen hetzelfde. Een tijdje later horen ze de krijgers naderen en even later rijden ze hun voorbij.
Dan houden ze halt en kijken naar de zes vluchtwegen in het gras.
‘We hebben ze,’ zegt een van hen.
Maar dan worden enkelen door speren getroffen en storten van hun kisirs.
‘Ze zitten achter ons,’ roept een krijger.
Grijp hen,’ beveelt de leider en geeft zijn kisir de sporen.
Hij is ook de eerste die vol op een speer stormt. De speer doorboort de borst van zijn kisir. Met een luide doodskreet valt het dier, maar de speer boort zich door de val van het dier verder door het lichaam en boort zich dan in de buik van zijn berijder.
Nog vier andere kisir liggen stervend in het gras, drie krijgers hebben meer geluk, dan hun leider. Eentje heeft een arm gebroken, beide anderen hebben alleen schaafwonden. Als ze een krijger onderzoeken die roerloos op de grond ligt, beseffen ze dat hij zijn nek gebroken heeft.
Ze kijken elkaar aan. Ze hebben acht doden en vijf dode kisirs. Vier andere kisirs kwamen ten val toen ze over hun stervende lotgenoten struikelden. Even kijken ze naar Pern, maar die is dood.
‘Achter hen aan,’ roept een van hen.
‘Nee, we rijden naar het woud, waar ze naartoe renden. Daar wachten ze hen op.’
Even kijken de anderen de krijger aan en dan knikken ze. Snel stijgen ze op hun dieren en stormen in galop weg.
Vok en de anderen horen hun hoeven wegstormen. Ze beseffen dadelijk dat die krijgers hen willen opwachten. Vok geeft een signaal, door een vogel na te bootsen. Een paar minuten later komen de acht jagers weer samen. Op hun hoede gaan ze kijken wat hun wapens aangericht hebben en schrikken van de doden.
‘Dat was wel een beetje geluk. Acht krijgers gedood en zeven kisirs.’
‘En nog geven ze het niet op,’ zegt Oken.
‘Dat kunnen ze niet meer, Oken. Zonder gevangenen terugkeren zou voor hen een nederlaag zijn.’
‘Hier is er eentje,’ merkt Aven op, terwijl hij naar een vreemde krijger wijst, die door twee anderen naar hen toegedreven word.
Die man kijkt om zich heen, maar beseft dat hij niet meer weg kan.
‘Wie is jullie hoofdman?’ vraagt Oken.
‘Heer Erdes.’
‘Heer Erdes nog wel,’ zegt Aven met een glimlach.
‘Hij is een zeer sterk, jager. Erdes heeft negen hoofdmannen in een eerlijk gevecht gedood. Onze stam bestaat nu uit meer dan duizend krijgers en nog meer vrouwen en kinderen.’
‘Misschien willen jullie je wel aansluiten.’
‘Nooit,’ zegt Oken.
‘Dan zullen jullie als gevangenen behandeld worden en als slaven moeten werken of in de arena belanden.’
‘Arena?’
‘Ja, daar vechten vijanden van de stam tot de dood.’
‘Jullie vrouwen en meisjes zullen ons toebehoren. De mooiste toch.’
Aven en zijn groep wijken echter van hun pad af en gaan naar het oosten, waardoor de krijgers wachten en wachten, maar hun prooi komt maar niet opdagen.
17. Zor
‘Yavar, ben je mij vergeten,’ hoort hij plots achter zich zeggen.
Woedend richt hij zich op.
‘Jakira. Nee, ik was je niet vergeten. Je vriendin kan toch niet weg. Jij komt eerst aan de beurt.’
Dan draait Yavar zich om en nadert dreigend de blonde vrouw.
‘Hier, pak aan, Yavar,’ snauwt Jakira en werpt plots een gele vuurbal.
Maar de bol botst tegen de rode energie die Yavar omgeeft. Deze springt opzij. Jakira vuurt nu met al haar krachten en geeft Yavar geen enkele kans om in zich te herpakken. Plots is hij echter verdwenen en materialiseert een paar meter verder. Maar Jakira is dadelijk begonnen met het scannen van haar naaste omgeving. Yavar kan twee energiebollen op Jakira afschieten, maar dan moet hij zich opzij werpen en rolt de troon af. Jakira’s energiestralen missen hem op een haar na. Eén van de bollen weert ze af met haar energiezwaard, de andere raakt het scherm dat haar omgeeft. Ze wankelt even. Dan ziet ze Yavar zich terug oprichten en wacht tot hij op zijn voeten staat.
Op hetzelfde moment duikt Lokar op Dargo af, maar die veranderde zijn lichaamsstructuur. Zijn aanvaller beseft dadelijk dat hij niet zo weerloos is als hij dacht. Plots haalt Dargo echter uit en een van de vier armen van de Rung breekt. Een groene stof spuit eruit. Terwijl hij achteruit wankelt tot tegen een van de apparaten. Met een luidde knal ontploft het toestel en Lokar wordt vooruit geslingerd. Hij valt op de vloer, maar springt dadelijk weer recht en haalt uit. Dargo reageert echter te laat en voelt het energiezwaard van de Rung doorheen zijn linkerzijde schieten. Zijn linkerbeen is dadelijk gevoelloos en hij kan er niet meer op staan. Hard komt hij op de vloer terecht en kreunt van de pijn zijn zijde. Dan ziet hij Lokar op zich toekomen.
Op hetzelfde moment legt Tena het hoofd van haar geliefde voorzichtig op de grond. Langzaam staat er op en kijkt naar de vloer. Als ze haar energiezwaard opmerkt, reikt ze met haar hand naar het wapen. Met een ruk schiet het op haar toe en zodra ze het in haar rechterhand vasthoudt, activeert ze het. Haar woede en verdriet voeren een harde strijd in haar binnenste, terwijl ze langzaam op Lokar toestapt. Deze wil Dargo de genadeslag geven, maar merkt dat de jongeman, naar iets achter hem kijkt. Met een ruk draait hij zich om en ziet de jonge roodharige vrouw op hem toestappen. Hij voelt haar woede tot diep in zijn binnenste. Dan schiet de jonge vrouw plots vooruit. Tussen beide begint een hevig gevecht. Dargo moet verzwakt toekijken, hij kan haar niet helpen. Maar heeft ze wel hulp nodig. Hij merkt dat Lokar moeite heeft om haar aanval af te slaan. Maar hij voelt ook de woede en het verdriet die diep in het innerlijk van Tena woedt.
Lokar verliest plots zijn rechter energiezwaard. Even kijkt hij naar de rest van de cilinder die hij nog in zijn hand houdt. De slag heeft de cilinder in twee stukken gesneden. Woedend werpt hij het stuk naar de jonge vrouw. Maar hij raakt haar niet. Ook aan zijn verlammende krachten ontkomt de jonge vrouw.
Lokar heeft het echter te laat gemerkt en komt met vier zwaaiende armen op haar toe. Tena duikt voorover en rolt naar hem toe. Op een meter of twee voor hem springt ze recht en stoot het geactiveerde energiezwaard naar hem toe. Haar woede is zo groot dat ze zonder het te beseffen, twee lichtstralen uit haar energiezwaard laat schieten. Lokar wordt hierdoor volledig verrast en slaakt een luidde kreet als zijn borstplaat doorboord wordt. Ook Dargo is verrast en ziet Lokar wankelen. De Rung kijkt de jonge vrouw verbaasd aan en laat zijn armen zakken. Hij probeert ze nog omhoog te brengen, maar ze zakken dan weer krachteloos naar beneden. Zijn tweede energiezwaard valt plots uit zijn linkerhand. Zijn bovenlichaam begint lichtjes voor en achteruit te zwaaien. Tena wijkt snel achteruit, terwijl Lokars lichaam begint te schokken. Hij is dood voor zijn schokkend lichaam de vloer raakt.
Even blijft Tena verbaasd naar de cilinder in haar rechterhand kijken.
‘Hoe deed ik dat?’ fluistert ze.
‘Vermoedelijk is je woede er de oorzaak van.’ hoort ze de stem van Dargo in haar hoofd.
Na een korte blik op de dode Lokar loopt ze met robotachtige stappen op Dargo toe. Dargo merkt het, maar durft haar gedachten niet lezen.
‘Help Rondo, Tena. Ik kan met zelf wel helpen,’ zegt hij.
Maar dan schrikt als hij naar haar gezicht kijkt. De woorden van Dargo hebben haar geschokte gedachten weer bewust gemaakt. En de herinnering keert terug. De tranen rollen over haar wangen, terwijl ze zegt.
‘Ik kan hem niet meer helpen, Dargo. Rondo is dood.’
‘Wat?’ stamelt Dargo, terwijl Tena hem rechtop helpt.
Terwijl hij een arm om haar schouders slaat, voelt hij dat ze snikt. Maar hij kan haar niet helpen. Zijn zijde bloed wel niet meer, omdat hij de wonde gedeeltelijk genezen heeft, maar zijn krachten zijn uitgeput. Even werpt een blik op zijn vriend, die in een grote plas bloed op de vloer ligt. Dan schrikt hij.
Op dat moment richt Jakira langzaam haar rechterarm op Yavar, die licht wankelend op haar toestapt. De Rungleider ziet plots drie stralen in zijn richting schieten. Als de Ganzar wil reageren, beseft hij dat hij zijn krachten zo goed als uitgeput heeft. Snel probeert hij zich met een scherm te omgeven, maar dat flakkert hevig. Dan wordt hij door een van de stralen geraakt en energieflitsen schieten doorheen de troonzaal. Op hetzelfde moment verdwijnt de Rung.
Vlak achter Jakira materialiseert hij en steekt plots toe. De blondine heeft zijn gedachten echter opgevangen en teleporteert zelf ook. Hij raakt haar net niet, maar ze teert op haar laatste krachten. Als Jakira materialiseert, kan ze zich met moeite staande houden en ziet Yavar voor haar materialiseren. Hij is haar dadelijk gevolgd. Tijd om zich te herpakken krijgt ze niet. Even houdt haar energiescherm de slagen tegen, maar dan boort Yavar’s energiezwaard zich diep in haar lichaam.
Omdat ze op dat moment een laatste poging deed om opzij te springen, wordt haar lichaam niet in twee gesneden. Maar toch valt ze zwaar gewond op de vloer van de troonzaal. Heel haar linkerborst ligt open en bloed hevig. Het energiezwaard is bijna tot aan haar ruggengraat in haar lichaam gedrongen. Ze probeert zich te genezen, maar het lukt haar maar even. Ze is te uitgeput. Yavar kijkt glimlachend op haar neer en dan wendt hij zijn hoofd om naar Quana, die een paar meter verder op de vloer ligt. Ook zij is gewond en moet machteloos toezien.
Als hij telepathisch contact wil opnemen met Lokar, beseft hij dat zijn laatste lijfwacht ook al niet meer tot de levenden behoort. Een gedachte en hij materialiseert vlak voor Tena en Dargo, die beiden hevig schrikken. Even kijkt hij naar zijn beide tegenstanders. Hij merkt dadelijk dat het meisje huilt en kijkt even naar de dode Rondo.
‘Haha, daarom. Tja, die heeft Lokar goed te pakken gehad. Ikzelf had het niet beter gedaan.’
Tena kijkt hem even aan en kijkt dan naar Dargo. Deze laat haar los en hinkt, kreunend, naar een van apparaten toe. Hier vindt hij steun, terwijl Tena haar energiezwaard activeert.
‘Jullie hebben mijn plannen gedwarsboomd, maar toch is jullie groep niets waard,’ sist hij.
‘Dat denk ik niet, Yavar. Jij bent nog alleen over.’
‘Denk je dat, uitverkorene. Ik ben de Ganzar en Heras over een heel sterrenrijk. Als ik met jullie afgerekend…’
‘Wat is een Ganzar?’ vraagt Dargo, in een poging om de tijd te rekken.
Hij hoopt dat hijzelf en zijn lotgenoten misschien een deel van hun krachten kunnen terugwinnen.
‘De titel Ganzar betekent zoveel als almachtige Heerser. Maar meer kom je niet te weten. Ik gun jullie geen enkele kans om.’
‘Dat is niet nodig, Yavar. Jij krijgt van mij ook geen kans om je meester nog verder te dienen.’
De Rung draait dadelijk om en kijkt de jongeman aan die volledig in het zwart gekleed is, aan. Er gaat een rilling doorheen zijn lichaam als hij naar de ogen van de jongeman kijkt. Ze zijn volledig zwart en lijken hem naar binnen te trekken.
‘Wie ben jij? Nog een uitverkorene,’ vraagt hij, terwijl hij het antwoordt al kent.
Deze jongeman is volledig in de macht van het volk waartoe ook Tor-ka, zijn meester, behoort. De Droaks.
‘Nee, ik ben hoor niet bij hen, Yavar. Mijn meesteres is T’naka,’ zegt de jongeman.
‘T’naka, dat kan niet. Deze sector hoort niet tot haar gebied,’ sist Yavar met trillende stem.
‘Mogelijk, toch ben ik hier in haar opdracht.’
‘Dan zal je samen met de groep waartoe je niet behoort sterven,’ sist Yavar en activeert zijn energiezwaard.
‘Mijn naam is Zor. Misschien heb je al van mij gehoord,’ lacht de, in het zwart geklede, jongeman.
Even gaat er een schok doorheen Yavar, maar dan herpak hij zich. Hij kent Zor maar al te goed. Al van zeer jonge leeftijd is deze de rechterhand van T’naka. Hij dood zonder genade iedereen die zijn meesteres aanduidt of die in zijn weg staat. Er doen sterke verhalen over deze jongeman de ronde. Een er van gaat over zijn gevecht met een dertigtal getrainde dienaren van de Droak Osgan. Geen van hen overleefde het gevecht, terwijl Zor zo goed als ongedeerd het strijdtoneel verliet.
‘Meisje, jij houdt je hierbuiten. Anders zal je vandaag ook sterven,’ hoort Yavar, Zor zeggen, terwijl hij naar Tena kijkt.
Het roodharig meisje schrikt hevig als ze in zijn roetzwarte ogen kijkt, maar dan kijkt hij weer naar Yavar. Juist op tijd, want die heeft zijn energiezwaard stevig vastgrepen en teleporteert plots onverwachts.
Als Yavar materialiseert, staat Zor plots een paar stappen links van hem. Yavar draait zich bliksemsnel om. Maar Zor valt hem nu dadelijk aan. Een hevige strijd barst tussen beiden los. Ze bewegen zo snel, dat het met het blote oog bijna niet te volgen is.
‘Dat is een grootmeester,’ fluistert Jakira, terwijl ze langzaam probeert haar wonde te dichten.
Meer dan een uur slaan beiden op elkaar in, tot Zor plots door de verdediging van Yavar breekt. Zijn twee linker armen worden afgehakt. Voor Yavar zich kan herpakken, draait Zor om zijn eigen as en slaat toe. Het grote hoofd van de Rung wordt van zijn lichaam, dat schokkend in elkaar zakt, gescheiden. Terwijl zijn hoofd over de vloer rolt tot het blijft liggen, gaat er nog een laatste trilling doorheen het lichaam.
Zor deactiveert zijn energiezwaard en kijk nog even naar de uitdovende ogen van zijn tegenstander. Dan keert hij zich om en loopt op Jakira toe.
‘Dank je, Zor,’ fluistert deze.
‘Geen dank, Jakira. Ik voerde alleen een opdracht uit van mijn meesteres.’
‘Je meesters.’
Hierop geeft Zor echter geen antwoordt, maar kijkt even om zich heen.
‘Jullie tijd is nog niet gekomen. Oefen dus maar veel, want anders ben je geen uitdaging voor mij. En in dat geval gun ik jullie geen snelle dood.’
‘Wat bedoel je?’ vraagt Jakira, maar weer antwoordt de jongeman niet.
‘Als mijn meesteres het beveelt zie ik jullie weer. Wees voorbereid, want op die dag zal je sterven,’ glimlacht Zor en op hetzelfde moment is hij verdwenen.
Even is het doodstil in de troonzaal. Enkele tempelwachters helpen de uitverkorenen om hun wonden te verzorgen. Jakira heeft haar wonde en die van Dargo al voor het grootste deel genezen, maar heeft hiervoor de laatste restjes van haar esperkrachten aangesproken. Danor en Aya worden door de tempelwachters verzorgd en naar het midden van de troonzaal gedragen.
Jakira staat wankelend naast het hoofd van Yavar en kijkt in zijn niets ziende ogen.
‘Door de plannen van dat monster zijn Sinaron en zo vele anderen gedood,’ fluistert ze.
Tena knielt intussen naast Rondo en schrikt plots.
‘Zijn hypsoon is er niet meer,’ roept ze.
Haar vrienden kijken haar aan.
‘Wat? Ben je zeker,’ zegt Dargo.
‘Ja, kijkt maar.’
‘Niet nodig, Tena. De hypsoon van je vriend is aan boord van het complex. Als een van ons de dood vindt, dan keert zijn hypsoon automatisch terug,’ merkt Teson op.
‘Dus die van Sinaron is daar ook,’ stelt Jakira vast.
‘Nee, Jakira. Om een onbekende reden is dat niet gebeurd. Misschien weet Anya waarom?’
Jakira wankelt op dat moment even en hoort plots een dreigende stem in haar hoofd:
‘Mijn almachtige meester zal mijn dood wreken!!!!’
‘Wat was. Zijn meester. Heeft h,’ fluistert ze,
Dargo wankelt snel op haar toe en slaat zijn armen om haar schouder. De jonge vrouw laat haar hoofd tegen zijn schouder rusten. Quana kijkt hen even verbaasd aan en, terwijl ze haar eigen pijn even vergeet, glimlacht ze begrijpend. Maar Jakira rukt zich plots los en stamelt:
‘Nee, Dargo. Het spijt me, ik kan niet. Iets in mij zegt dat Sinaron nog leeft,’
‘Sinaron. Nee, dat denk.. Het geeft niet, Jakira. ‘
Dan slaat hij zijn arm opnieuw om Jakira’s schouders en samen wankelen ze op hun vrienden toe.
Quana staat wankelend op en kijkt even naar de resten van Yavar. Ze kan op haar rechterbeen bijna niet staan. Tena schiet haar ter hulp.
Ook Jakira heeft het gemerkt en wankelt naar haar vriendin toe. Dargo laat haar los en kijkt haar met een droevige blik na.
‘Laat mij maar, Tena. Ik zal mij om haar bekommeren,’ zegt Jakira op dat moment
Terwijl ze Quana van Tena overneemt, gaat ze verder.
‘Ik zie jullie straks wel.’
‘Zou je dat wel doen, Jakira. Je lijkt uitgeput.’
‘Dat kan er ook nog wel b…’ glimlacht de blondine, maar wordt door bevelende stem onderbroken.
‘Stop, Jakira. Pas op, jullie gaan allen naar de K-8.’
‘Anya,’ fluistert Jakira nog en op hetzelfde moment zijn ze alleen, samen met de tempelwachters verdwenen.
Ook het lichaam van Rondo lost op in het niets.
In de rest van de burcht hebben de laatste soldaten zich overgegeven aan de soldaten van Azar. Als de Dar aan de leiding van zijn soldaten de troonzaal binnenstappen, zien ze de vele doden op de vloer liggen. Alleen Anya staat op de plaats waar vroeger de troon stond.
Onze vrienden materialiseren in de ziekenzaal van de K-8.
‘Wat zien we eruit?’ spot Quana.
‘Je hebt gelijk. We werden in de pan gehakt. We zijn allen gewond, enkel…’ fluistert Aya, maar zwijgt als ze de blik van Jakira opmerkt.
Dan kijkt ze naar Tena, die haar huilende gezicht probeert te verbergen. Het lukt haar echter niet. Iedereen beseft dat ze een goede vriend verloren hebben.
‘Het spijt me, vrienden. Zonder Rondo kan ik niet blijven,’ zegt Tena plots.
Maar dan merkt ze de blik van Jakira op, die naar Kagin kijkt. De tempelwachtster loopt op haar toe.
‘Niet te fel schrikken, Tena. Over enkele ogenblikken kennen jullie het laatste geheim van de hypsoon,’ hoort de roodharige haar zeggen.
Ook Jakira kijkt Kagin verbaasd aan.
‘Schrikken. Waar zouden we hier van schrikken.’
‘Misschien wil Anya weer eens een onverwachte les…’
‘Rondo,’ horen ze Danor plots uitroepen.
Verschrikt kijken ze allen naar de deur en daar staat hun vriend Rondo te glimlachen.
Tena kijkt hem trillend met grote ogen aan.
‘Dat kan toch niet, ik heb je zelf,’ stamelt ze, terwijl Rondo op haar toeloopt.
Terwijl de jongeman naderbij komt, vraagt ze.
‘Jakira, is het een geest of droom ik.’
‘Ik denk het niet. Het is Rondo zelf,’ antwoordt de blondine.
Dan staat Rondo voor Tena, die hem met grote aankijkt. Ze lijkt wel verstijfd. Maar als ze zijn armen om zich heen voelt, valt de verstijving plots weg. Voor de jongeman iets kan doen, slaat ze haar armen om hem heen en kust hem hevig.
‘We zijn hier niet alleen, schat,’ fluistert hij, terwijl hij haar zachtjes achteruit duwt.
Tena kijkt hem met tranen van geluk in de ogen aan en vraagt:
‘Je leeft nog… Hoe???’ fluistert ze hees.
Ook Jakira kijkt de jongeman nieuwsgierig aan.
‘Misschien leeft Sinaron ook nog,’ denkt ze hoopvol.
‘Dat heeft iets te maken met onze hypsoon. Toen ik daar zwaargewond in je armen lag, werd alles plots zwart om mij heen en toen ik mijn ogen weer opende, lag ik naakt en nat in een soort tank ergens in het complex. Mijn hypsoon zorgde ervoor dat ik mij dadelijk alles herinnerde. Gedurende de eerste uren voelde ik mij wel heel zwak en het duurde een tijdje voor mijn krachten terug keerden. Alleen mijn esperkrachten lijken wel zwakker, dan vroeger,’ legt de jonge man uit.
‘Dat kan ook niet anders, Rondo. Je bent gedood en weer tot leven gewekt, door de tempelmeesteres. Ik en een aantal van de tempelwachters hebben dat ook al meegemaakt. Maar telkens na onze dood, werden we in zo’n tank kletsnat weer wakker.’
‘Hoe kan dat?. Waarom gebeurt dit niet bij, Sinaron?’
‘Dat weet ik niet, Jakira. Vermoedelijk omdat de Hypsoon van Sinaron verdwenen is,’ zegt Kagin.
‘En Janoro en Iljane, waar is hun hypsoon.’
‘Het spijt me, vrienden maar zij zijn allebei dood,’ zegt een stem op dat moment.
‘Anya,’ zegt Dargo nog en op hetzelfde moment zijn ze allen verdwenen.
Ze materialiseren in een grote vreemde zaal. Er staan zeker vijftig bedden langs beide zijden.
‘Waar zijn we hier?’ merkt Quana op.’
‘Dit is de zaal, waar jullie lichamen opgeslagen liggen,’ zegt Anya.
‘Onze lichamen,’ schrikt Jakira.
‘Ja, jullie originele lichamen.’
‘He, Jakira. Kijk eens. Hier lig jij, alleen een paar jaar jonger. En nog wel in je blootje ook’ glimlacht Dargo.
Jakira kijkt naar hem en loopt dan op het derde bed toe. Dan ziet ze zichzelf liggen in een lichtgroene vloeistof.
‘Het lijkt wel alsof ik nog zeventien jaar ben,’ denkt ze.
‘Dat klopt, Jakira. Toen je originele lichaam hier opgeslagen werd, was je zeventien jaar oud. Dargo en Quana waren zestien en zij liggen in bed één en twee. De anderen liggen in de volgende bedden.’
‘Waarom spreek je telkens van onze originele lichamen?’ vraagt Quana.
‘Jullie lichamen worden gebruikt om een kloon te maken. Jullie ziel of informatiedrager bevindt zich in een gekloond lichaam.’
‘Wat? Dat kan toch niet?’
‘Jawel, Danor. Jullie hypsoon slaat bij jullie dood, jullie ziel op en keert dan weer terug naar deze zaal. Zodra hij hier aankomt wordt een nieuw kloonproces gestart.’
Even is het doodstil in de zaal.
‘Je ziet er niet slecht uit, Dargo,’ spot Tena, die naast Dargo’s lichaam staat, op dat moment.
Dargo werpt haar even een kwade blik toe, maar glimlacht dan.
‘Neem plaats in de bedden langs de rechterkant van de zaal,’ horen ze Anya zeggen.
Even kijken ze elkaar aan, maar dan lopen ze lachend op het voor hen bestemde bed toe. Jakira gaat als eerste op de rand zitten en wil zich achter over laten zakken.
‘He, waar zijn onze kleren,’ zegt Aya op dat moment.
Ook Jakira schrikt als ze merkt dat ze naakt is, maar ze herinnert de woorden van Rondo. Ook hij had geen kleren aan.
‘Dat is normaal, jongens en meisjes,’ lacht ze, terwijl ze naar Tena en Rondo knipoogt.
Dat koppel staat arm is arm te kijken. Tena is niet gewond, waardoor ze geen behandeling nodig heeft en Rondo is pas opgewekt. Beide glimlachen naar hun vrienden, die zich in hun speciaal bed gaan liggen.
Drie uur later komen Rondo en Tena als laatste de kantine binnen, waar de anderen zitten te praten.
‘Alleen door de hulp van die in het zwart geklede jongeman, hebben we uiteindelijk gewonnen,’ merkt Danor juist op.
Quana, die gemerkt heeft dat Jakira met haar gedachten ergens anders is.
‘Wat is er, Jakira.’
‘Het is nog niet voorbij,’ fluistert de blonde vrouw.
‘Wat is niet voorbij?’
‘Yavar werkte in opdracht van iemand, die hij de meester noemde. Zijn laatste gedachten moeten we, als een soort waarschuwing opvatten,’ antwoordt Jakira en loopt op Quana toe.
‘En ik zou graag weten wie die Zor was. Zijn ogen waren helemaal zwart. Er was zelfs geen pupil te zien,’ zegt Tena op dat moment.
Haar vrienden kijken om en Quana lacht:
‘Waar hebben jullie gezeten?’
‘Ha, zo. jullie zijn samen…’
‘Laat dat Quana. Zij hebben ook een leven. Concentreer je. Wie weet wat ons nog te wachten staat,’ glimlacht Jakira, terwijl Tena rood wordt tot achter haar oren.
‘Volgens de woorden van Zor was zijn meesteres T’naka. Wie is dat?’ merkt Dargo op.
‘Dat zou ik ook graag weten, Dargo. En dan zijn dreigement. Dat moeten we ernstig nemen,’ zegt Jakira nadenkend.
‘Ook Yavar stond in dienst van iemand anders en hij noemde zich een Heerser over een sterrenrijk.’
‘Dat klopt, Tena, maar wie zou er dan nog hoger staan dan de Heerser van een groot rijk?’
‘Als we dat eens wisten, Aya.’
‘Het zijn vele vragen ineens. Maar wie weet, wanneer we er een antwoordt op vinden.’
‘Misschien weet Anya het wel?’ merkt Rondo op.
‘Dat is nog een probleem. Anya laat niets van zich horen,’ lacht Quana, terwijl zij plots iemand mist.
‘He, waar is Kerto. Hij hoorde toch ook bij ons.’
‘Ja, nu je het zegt, Quana. Misschien is hij bij Anya, want hij heeft nog geen opleiding gekregen.’
Even is het stil, maar dan roept Quana lachend.
‘Anya, laat je eens zien.’
Maar Anya laat niet van zich horen. Zij zit in de burcht, waar een groot feest aan de gang is. Terwijl de T-8 omheen de planeet cirkelt en met zijn scanners de toestand van de atmosfeer, die langzaam meer en meer normaal wordt, observeert.
16. Yavar, de Ganzar
Teson kijkt haar even aan en fluistert:
‘Eerst willen ze geen leiding geven en dan vragen ze zelfs niet welke middelen we hebben.’
Dan kijkt hij zijn krijgers aan en zegt:
‘Maakt jullie klaar. We klimmen naar boven.’
Even later klimmen de tempelwachters langs een aantal touwen naar boven. Teson staat als eerste op de muur, dan volgt zijn vrouw Kagin. Een soldaat staat op een twintigtal meters van hen. Hij heeft hen nog niet opgemerkt, omdat hij naar de binnenplaats staart. Snel past Kagin haar hypsoon haar kledij aan. Als ze iets later op de soldaat toeloopt, is ze gekleed in een kapiteins uniform. De man kijkt verschrikt om.
‘Soldaat, er zijn indringers in de burcht. Mijn patrouille heeft er twee de muur op deze plaats zien opklimmen. Heb jij iets gezien,’ vraagt Kagin, terwijl haar hypsoon de kledij gegevens doorgeeft aan de anderen.
‘Nee, Kapitein.’
‘Toch moeten ze hier ergens zijn.’
De rest van haar groep is intussen ook op de muur geraakt. Nadat ze hun kledij aangepast hebben, loopt Teson op Kagin toe en zegt:
‘Er hangt een touw langs de kant van de binnenplaats.’
‘Dan moeten ze op de binnenplaats of de stallen zijn. Naar beneden, Snel.’
Teson en de anderen lopen de trappen af.
‘Soldaat, jij blijft hier op je post. Laat het geen tweede maal gebeuren, anders moet ik je rapporteren. Wij zullen die indringers wel grijpen,’ zegt Kagin en volgt de anderen naar beneden.
De soldaat kijkt haar even, trillend van angst; na. Want hij kent de vreselijke straf als iemand zelfs maar een klein fout maakt
Intussen schrikt een stalknecht schrikt zich een aap, als hij plots op een paar passen voor zich twee gedaanten langzaam maar zeker weer in hun normaal uiterlijk ziet veranderen.
Jakira merkt hem op en springt op hem toe voor hij alarm kan slaan.
Maar nog voor ze bij hem is, heeft ze uit zijn gedachten kunnen opmaken, dat hij hen niet zal verraden. Hij is geen voorstander van de koning.
‘Jij staat toch in dienst van Umoen,’ merkt Dargo, op nadat hij van zijn nieuwe ervaring bekomen is.
‘Ja, maar koning Umoen is. Ik weet niet goed, hoe ik het moet verklaren. Maar hij lijkt wel iemand anders. Zelfs zijn dochter moest vluchten, omdat hij haar anders zou terechtstellen’ legt de stalknecht aarzelend uit.
‘Dat is nogal wat,’ merkt Dargo op.
‘Hij is Dargo en ik ben Jakira.’
Even kijkt de knecht haar aan en zegt dan:
‘Mijn naam is Longo.’
‘Kun je ons helpen om ons wegwijs te maken in deze burcht,’ vraagt Dargo.
De man antwoordt echter niet.
Jakira lacht:
‘Longo, ik weet dat je daarstraks hevig schrok, maar voor ons is dat normaal. Toch zijn we geen goden, zoals je lijkt te denken.’
‘Hoe weet u dat?’ stamelt Longo.
‘Wij kunnen allebei uw gedachten lezen. Maar.’
Op dat ogenblik klinkt een luidde rollende donder door de stal. Jakira haast zich naar een raam toe en kijkt naar buiten.
‘Het begint opnieuw, Dargo. Deze maal lijkt het nog veel erger. De lucht is donkergroen van kleur.’
Dargo verstaat haar bijna niet, want een licht flits verlicht het vertrek even, dadelijk gevolgd door een hevige donderslag, die alles doet trillen.
‘Ik geloof dat je gelijk hebt,’ zegt hij. ‘Kom, we moeten voortmaken.’
Dan kijkt Jakira naar Longo, die nog steeds op zijn plaats staat.
‘Longo, help je ons,’, vraagt ze.
‘Ja. M.aar wat kan ik doen.?’
‘De weg wijzen, natuurlijk,’ lacht Dargo.
Maar als ze de stal verlaten zijn ze plots door een tiental soldaten omringd. Longo die achter hen loopt, kan nog juist terug naar binnen springen, zonder dat de soldaten hem opmerken. Dat denkt Longo, maar hij merkt dat hij zich vergiste als hij plots door twee soldaten gegrepen wordt. Jakira en Dargo zijn intussen door de soldaten ontwapend en kijken hen plots ontstelt aan.
Intussen klinken op een paar kilometer van de burcht trompetsignalen in een groot kamp. Honderden soldaten grijpen hun wapens stevig vast en marcheren in groepen van ongeveer tweehonderd man in de richting van de burcht. Ze hebben min of meer drie kilometer af te leggen. Maar tussen hen en hun doel is het vijandelijk leger dat uit een tweeduizendtal soldaten bestaat.
De bevelhebbers van het leger brengen hun bevelen over door middel van trompetsignalen. De groepen verspreiden zich en vormen een linie van zes groepen breed. Een tweede linie van vier groepen volgt en daar achter drie groepen boogschutters. Op de flanken rijden langs beide zijden twee roepen te paard. Het ongeveer drieduizend vijfhonderd man tellend leger nadert het kleinere leger van de vijand. Maar plots dagen meer dan zesduizend wezens op. Zij zijn met zwaarden gewapend en lopen door de rangen van hun bondgenoten. Dan storten ze zich op de aanvallers, maar vele van hen vinden de dood onder een pijlen regen, die op hen neerdaalt.
Als ze op de eerste soldaten van Dar Aron botsten is meer dan de helft gedood of stervende. Toch slagen de overlevenden erin om verwarring te zaaien. De twee duizend vijandelijke soldaten grijpen hun bogen en maken van de verwarring onder de aanvallers gebruiken om hun pijlen af te schieten. Vele soldaten van Aron vinden de dood en ook die vreemde wezens vallen onder de pijlen regen van hun bondgenoten.
Dan geeft Dar Aron een bevel en de boogschutters richten hun pijlen de hoogte in. Een trompetsignaal weerklinkt en honderden pijlen zoemen de hoogte in. Het vijandelijk leger waande zich veilig. Maar als de eerste pijlen zich in hun lichamen en schilden boort, moeten ze zwaar boeten voor hun fout. Maar nieuwe wezens dringen zonder aan het gevaar te denken door de rangen van hun bondgenoten en rennen in de richting van de soldaten van Aron. Op dat moment komen ruiters van de linkerkant op hen toegestormd.
‘Tempelwachters,’ roepen enkele soldaten van Aron.
De wezens deinzen eerst terug, maar dan keren ze zich tegen de aanvallers, maar die zijn zo snel. Ze zijn al doorheen de rijen van wezens door gestormd, voor deze wezens gevaarlijk kunnen worden. Toch zijn er enkele paarden zonder ruiter. Op dat moment vuren de soldaten van Aron opnieuw hun pijlen af.
De wezens die door de onverwachte aanval even afgeleid zijn, staan volledig onbeschermd tussen beide legers in. Plots draaien ze zich allen in de richting van de soldaten van Aron en stormen vooruit. Ze zijn nog maar en paar meter ver als de pijlen regen zich in hun rangen boort.
Op dat moment in de burcht.
‘Kagin. Hoe komen jullie hier?. ‘ fluistert Jakira, als ze Kagin, in een kapiteinsuniform van de soldaten herkent.
‘Je had daareven beter een beetje kunnen wachten. We hebben touwen bij. Anya dacht dat we ze nodig zouden hebben.’
‘Ze hebben gelijk, Jakira. In het vervolg is het misschien beter om even te wachten. Dan sparen we onze krachten en schrikken de mensen minder,’ lacht Dargo.
‘Het zal jullie leren. Nu zijn jullie allebei onze gevangenen. Kapitein, wat doen we met hen,’ grijnst Teson.
‘We brengen ze naar de koning. Hij moet maar beslissen wat met hen moet gebeuren,’ zegt Kagin spottend.
Als ‘gevangenen’ worden Jakira en Dargo naar de troonzaal gebracht. De koning kijkt hen kwaad aan.
‘Wat doen die hier?’ roept hij uit.
‘Vergeet ons, Hera. Maar deze twee geraakten doorheen de buitenmuur. Maar we slaagden erin om hen te grijpen. De derde heeft hen geholpen, we weten alleen niet hoe ze het gelukt is,’ zegt Kagin.
‘Laat maar, Kapitein. Jullie deden je plicht, ik zal hen wel leren om zich met onze zaken te moeien,’ zegt de Koning met zware stem.
Even kijkt hij Jakira en Dargo aan en vraagt dan met hese stem:
‘Hoe zijn jullie twee daarin geslaagd?’
Maar geen van beiden zegt iets. Jakira voelt peilende gedachten in haar hoofd dringen. Eerst wil ze zich afschermen, maar dan beseft ze, dat hij dan op de hoogte is van één van haar gaven. Dus besluit ze om haar gedachten voor een deel open te stellen. De koning merkt niets verdachts en trekt zijn telepathische krachten terug. Achter zijn troon zien beide gevangenen de vreemde apparaten, die de groene energie naar de lucht sturen.
Dan geeft de koning een teken aan zijn soldaten, die dadelijk op een paar meter achter onze beide vrienden gaan staan. Langzaam richten ze hun speren op de rug van hun gevangenen. Traag staat de koning recht en stapt naar voor.
‘Jakira. Hoe je erin geslaagd bent, weet ik niet. Maar jij bent er in geslaagd om twee van Yavar’s lijfwachten te doden. Nu is het tijd om hen beiden in de dood te vervoegen,’ sist hij en geeft zijn mannen, die zijn persoonlijke lijfwacht vormen, een teken.
De tien in het zwart geklede mannen trekken dadelijk een cilinder uit hun riem en activeren hem. Langzaam vormen ze een halve kring. Even kijkt Jakira naar Dargo en geeft een teken om hem en de tempelwachters er buiten te houden. Dan doet ze twee stappen naar voor.
‘Kom me maar halen. Jij bent heb hier afgedaan. Zelfs je mannen kunnen je niet helpen,’ lacht ze.
‘Daar betwijfel ik, meid. Jij en je vrienden zijn er geweest,’ grijnst Umoen en activeert ook zijn energiezwaard.
‘Hier, Jakira,’ roept Kagin plots en werpt Jakira’s zwaard door de lucht.
Umoen en zijn lijfwachten kijken spottend toe, hoe de blonde vrouw het zwaard behendig opvangt.
‘Niet slecht, Jakira, maar met dat zwaardje, kan je tegen deze wapens niet veel uithalen.
Jakira kijkt even glimlachend naar haar metalen zwaard en wendt dan haar blik op Umoen.
‘Je hebt gelijk, koning. Zoals het er nu uitziet, heb ik geen enkele kans tegen jullie. Maar schijn bedriegt,’ fluistert ze, zodat alleen Umoen het kan horen.
De koning schrikt plots als haar metalen zwaard begint te veranderen. Even later heeft de blondine een cilinder in haar hand.
‘Zo dat is beter,’ hoort hij haar zeggen, terwijl ze haar energiezwaard activeert.
Zijn lijfwachten wachten zijn teken niet af en storten zich de jonge vrouw. Maar plots is ze er niet meer. Verbaasd kijken ze om zich heen.
‘Wat!! Een esper,’ sist Umoen.
Als ze Jakira opmerken, vuurt de blondine drie maal bliksemsnel en drie golvende stralen schieten op de tien lijfwachten af. Deze reageren te laat. Twee storten als de straal door hun borst schiet, dood neer. De derde was iets sneller en werd aan de schouder geraakt. Hij wankelt achteruit, terwijl hij Jakira plots niet meer ziet. Te midden van de overblijvende lijfwachten materialiseert ze. Voor deze kunnen reageren, slaat ze toe. Het hoofd van de eerste rolt over de vloer. De tweede kan haar slag per toeval afweren, de derde en de vierde wankelen dodelijk gewond achteruit. De vijfde en de zesde weerstaan haar aanval en vallen zelf aan. Jakira energiezwaard flitst in het rond, telkens het zwaard dat van haar tegenstander raakt is er een heldere lichtflits te zien. Jakira heeft nu nog vier tegenstanders tegenover zich en wijkt achter uit naar de troon. Plots schrikt ze.
Umoen denkt aan… Snel concentreert ze zich, terwijl achter haar twee piepkleine gif pijltjes uit de armleuningen van de troon op haar rug toe schieten. Ze zijn geladen met een middel die het slachtoffer dadelijk verlamd. De ‘koning’ kijkt haar grijnzend aan en loopt tussen zijn lijfwachten door.
‘Mooi truckje niet, meisje. Yavar zal tevreden zijn,’ spot hij en heft zijn energiezwaard.
‘Dat wel, Umoen. Maar ik heb ook mijn truckjes, zoals je ziet. Je pijltjes gingen door mij heen,’ glimlacht Jakira.
Woedend slaat Umoen toe, maar zijn energiezwaard gaat door Jakira’s lichaam heen alsof het niet bestond. Hij ziet haar lachend gezicht en concentreert zich even.
‘Een gas kan je niet doden…,’ hoort hij haar nog zeggen, maar dan is er een hevige lichtflits.
Jakira half doorzichtige lichaam krijgt een harde schok en barst uit elkaar.
‘Zo weer een minder. Niet zo slim om zich in een soort gas te veranderen, want dat kan ontploffen,’ spot Umoen.
‘Hera, kijk,’ zegt een van zijn lijfwacht plots en wijst naar de troon, maar Jakira langzaam weer haar lichamelijk vorm krijgt.
Umoen kijkt verschrikt om en ziet Jakira wankelend op haar benen staan, met haar energiezwaard nog steeds in de hand. Langzaam heft de jonge vrouw haar hoofd op en kijkt Umoen aan.
‘Bijna gelukt, ‘koning’. Maar zo gemakkelijk is het niet,’ sist Jakira en vuurt twee lichtstralen om de koning af.
Deze slaat ze echter met gemak opzij.
‘Haha. Je krachten lijken wel opgebruikt,’ lacht de man.
Maar op dat moment materialiseert Jakira vlak voor hem. Op het nippertje kan hij haar aanval weerstaan. Verschillende lichtflitsen lichten even op als de zwaarden elkaar raken. Plots ziet Jakira de man grijnzen en voelt zich plots moe, zo moe. Ze wankelt achteruit, terwijl Umoen haar dadelijk volgt; Hij wil haar geen enkele kans meer geven en slaat er op los. Jakira kan nog met moeite de slagen opvangen en moet steeds verder wijken.
Doordat Jakira steeds trager reageert, is er klein gaatje in haar verdediging. Umoen merkt het, maakt er dadelijk gebruik van. Maar te laat merkt hij dat Jakira dit verwachtte. Ze draait om haar as, om het energiezwaard van Umoen te ontwijken en slaat in dezelfde beweging toe. Ontsteld zien de twee laatste lijfwachten het hoofd van Umoen op een paar meter van hen vandaan op de grond botsen en opzij rollen.
Het lichaam van Umoen zakt langzaam in elkaar en begint van vorm te veranderen.
De vormloze brij trilt nog een paar seconden na, maar dan blijft het stil liggen.
Jakira voelt de moeheid langzaam wegzinken en kijkt de twee lijfwachten aan. Maar die wijken langzaam achteruit als de blondine een stap vooruit doet. De gewonde lijfwacht geeft echter een teken aan de soldaten, die dadelijk hun wapens trekken. Op dat moment hoort Jakira de stem van Anya:
‘De blauwe knop in het rechter toestel. Snel, druk hem in.’
Jakira rent dadelijk naar de apparaten toe en kijkt even om zich heen. Dan ziet ze de bedoelde knop. Maar op het moment dat ze naar de knop reikt.
‘Jakira. Pas op!!! Achter je,’ hoort ze Dargo verschrikt roepen.
Intussen hebben Quana en beide anderen de rivier, waar zij bijna de dood vond, bereikt. Het regent intussen dat het giet.
‘Nu moeten we stroomopwaarts.’
‘Stop, Rondo. We kunnen het best afstijgen. Te voet geraken we misschien dichter bij hen.’
‘Als ze er nog zijn,’ lacht Tena.
‘Dat komen we over een paar minuten te weten.’
Onze vrienden stijgen af en haasten zich verder, Ze zien echter niet dat enkele soldaten hen tussen de struiken grijnzend gade slaan.
Tweehonderd meter verder merkt Rondo plots rimpels op in het water.
Kijk!!! Daar is iets,’ roept hij.
‘Hier ook,’ lacht een stem achter en onze vrienden draaien zich snel om.
Een tiental soldaten staan tussen de bomen en trekken hun zwaarden. Achter hen komen zes kwalwezens boven water.
Plots.
‘Pas op, ze proberen onze krachten weg te zuigen zoals de vorige keer,’ roept Quana uit, terwijl ze haar zwaard trekt.
‘Het zal ze deze keer niet lukken,’ zegt Tena en draait zich om.
Uit haar twee handen schieten verschillende vuurbollen op de Oekas toe. Vier zijn raak en onder luidde krijsende kreten schieten de wezens in brand.
Op dat ogenblik vallen de soldaten aan.
‘Wauw, dat wa… Pas op, Tena,’ roept Rondo.
De jonge vrouw laat zich dadelijk vallen en rolt opzij. Als ze weer op haar benen staat, trekt ze dadelijk haar zwaard. Maar voor ze het kan gebruiken moet ze voor een zwaardslag opzij duiken. Een tweede kans krijgt de soldaat echter niet. Tena valt hem plots aan. Een, twee…. vijf slagen kan hij nog af slaan, maar dan doorboort Tena’s zwaard zijn borst. Opnieuw moet ze opzij springen om een aanval van een andere soldaat te ontwijken.
Quana ziet intussen vier tegenstanders op zich toekomen, maar ze wacht hen niet op. Ze verrast hen door vooruit te springen. De soldaten zijn even overrompeld en slagen er niet in om haar aanval te weerstaan. De linkse zakt dood in elkaar. Terwijl ze haar zwaard terugtrekt, draait ze het snel om en stoot naar achter. Een tweede wankelt dodelijk gewond achteruit. De twee overblijvenden storten zich nu stilzwijgend op haar.
Rondo heeft een van zijn drie tegenstanders gedood en een andere gewond. De laatste trekt zich al vechtend terug. Tena is op hetzelfde moment omsingeld door de drie soldaten.
‘Jij bent er geweest, vrouwtje,’ spot een van hen.
‘Zeker van, soldaat,’ sist ze, terwijl ze heel snel om haar as draait.
Haar zwaard raakt ze alle drie.
‘W.aatt?’ stamelt een van hen nog, voor hij, naast zijn twee maten op de grond valt.
De drie overblijvende soldaten kiezen voor de vlucht, maar komen niet verder dan vier meter. Voor hen staat een, vier meter groot, wezen met zwarte huid. Zijn ogen zijn vuurrood.
‘Yavar!’ stamelt een van de drie.
Dan slaat het wezen toe. Drie vlijmscherpe armen doorboren de borst van de soldaten, die stervend neerstorten. Tena en de twee anderen schrikken hevig als het wezen zich tot hen wendt.
‘Het is tijd om te sterven, uitverkorenen.’
‘Het lijkt wel alsof je denkt dat we ons niet gaan verzetten van angst, maar dat is een misrekening,’ spot Quana.
Even kijkt Yavar haar verbaasd aan.
‘Hou je afzijdig, Lokar. Deze drie uitverkorenen zullen door mijn hand sterven,’ sist hij dan, tegen zijn lijfwacht.
‘Tena, Rondo. Geef mij een hand snel,’ fluistert Quana.
Juist als zij de handen van beide anderen vastgrijpt, richt het monster zich tot hen.
‘Dat was niet slecht. Alle Oekas en zeven soldaten gedood. Maar tegen mij hebben jullie geen enkele kans,’ grijnst het wezen.
‘Alle Oekas. Het waren er toch maar zes,’ vraagt Rondo.
‘Ja, maar van de dood van die zes, schrokken de anderen zo erg, dat ze collectief zelfmoord pleegden.’
‘Wie ben je?’ vraagt Quana op dat moment.
Even kijkt de vreemde haar aan.
‘Yavar, de Ganzar en de leider van deze onderneming,’ sist het wezen en snelt dan op hen toe.
Rondo en beide vrouwen proberen opzij te springen, maar Yavar beweegt zo snel, dat ze geen enkele kans krijgen. Een vlijmscherpe arm van het wezen snijdt doorheen het lichaam van Tena, van haar linkerschouder naar haar rechterzijde. Rondo schiet haar ter hulp, maar nog voor hij zijn zwaard kan heffen, doorboort een andere arm van Yavar zijn borst. Dan schieten twee van zijn armen op Quana toe. De roodharige vrouw slaagt erin om een arm opzij te slaan, maar de tweede doorboort haar rechterschouder. Een seconde later doorboort de andere arm haar buik. Triomfantelijk heft hij haar lichaam omhoog met beide armen. De jonge vrouw kreunt van de pijn.
‘Weer drie uitverkorenen minder, meid. Laat mij je maar uit je leiden verlossen,’ grijnst Yavar.
Dan zwaait hij een derde arm naar zijn groenhuidige tegenstandster toe. Quana ziet de arm hulpeloos op zich toekomen. Toch voelt ze er niets van, als het vlijmscherpe staal haar hoofd van haar lichaam scheidt. Ze spert haar ogen van schrik wijd open, maar dan dooft het licht erin bliksemsnel uit. Als een bal rolt het hoofd over de grond.
Yavar kijkt even naar het onthoofde lichaam, dat nog steeds aan zijn armen hangt.
Opnieuw grijnst hij, maar dan werpt hij het zielloze lichaam van zich af. Terwijl het lichaam een paar meter verder half in het water valt, kijkt hij naar de lichamen van Rondo en Tena. Hij heft een van zijn armen en onthoofdt ook Rondo’s lichaam. Dan kijkt hij naar Tena’s lijk.
‘Die is zo dood als een pier,’ grijnst hij en langzaam krijgen zijn vierarmen weer zijn normale vorm.
Een luidde lach weerklinkt door het woud.
‘Nu nog Jakira en die andere idioot,’ sist hij.
Hij kijkt nog even genietend naar de bloedende lichamen.
‘Mooi gedaan, Hera,’ zegt een stem achter.
‘Weet ik, Lokar. Ze moeten er allemaal aan, zelfs als ze de verandering van deze atmosfeer overleven,’ sist Yavar.
Op dat moment lijkt hij echter te schrikken en kijkt met een ruk in de richting van de burcht.
‘Umoen! Ze zijn in de burcht, Caruq (vloek),’ vloekt hij.
‘Wat is er gebeurd?’ vraagt Lokar.
‘Volg me snel naar de burcht. Daar zal ik hen zelf voor vermorzelen,’: sist hij en verdwijnt met een luidde plop in het niets.
Lokar kijkt nog even naar de doden en grijnst:
‘Vaarwel, maak het goed in het hiernamaals.’
Ook hij lost even later op in het niets.
Toch had Lokar beter nog even kunnen wachten, want de lichamen van onze vrienden worden langzaam maar zeker onzichtbaar. Tot ze volledig verdwenen zijn. Tussen de struiken staan drie gedaanten voorzichtig op.
‘Dat was een goed idee, Quana,’ glimlacht Rondo.
‘Wauw. Een projectie van ons drieën scheppen en dan in onze plaats laten doden. Je hebt die twee lekker beetgenomen.’
‘Ja, Tena. Maar dat heb ik van Jakira geleerd. Gelukkig kon ik onze dubbels lang genoeg in stand houden en dan ook nog met jullie teleporteren. Als een van hen nog veel langer had staan genieten, dan had hij het geweten. Ik was bijna aan het einde van mijn krachten’ zucht Quana opgelucht, terwijl ze het zweet van haar voorhoofd afveegt.
‘Kom, we moeten naar Jakira en Dargo,’ zegt Rondo.
‘Ja, je hebt gelijk. Later kunnen we met z’n allen deze rivier nog onderzoeken. Kom, geef me een hand.’
Maar als ze wil teleporteren kan ze zich niet genoeg concentreren.
‘Laat mij het eens proberen, Quana,’ merkt Rondo op.
Quana laat zijn en Tena’s hand los en zegt:
‘Voel je, je sterk genoeg om met drie tegelijk te teleporteren.’
‘Ik denk het wel. Ja, het zal me wel lukken.’
‘Oké, we kunnen het altijd proberen.’
‘Dat lijkt mij te gevaarlijk.’
‘Mij ook, Tena. Maar als we op tijd willen komen, moeten we het wagen.’
‘Kom, Rondo we zijn weg. Je weet toch nog hoe het moet.’
Rondo glimlacht even naar Quana.
‘Zeker, groentje. Jakira heeft dikwijls genoeg aangedrongen om te oefenen.’
Quana kijkt hem even kwaad aan, maar grijpt dan toch zijn hand vast. Ook Tena steekt aarzelend haar hand uit. Rondo drukt haar hand in de zijne en concentreert zich.
‘Ik ondersteun je wel.’ hoort hij, de telepathische stem van Quana nog, voor ze alle drie in het ‘niets’ verdwijnen.
Als ze materialiseren, wankelt Rondo even, terwijl het zweet op zijn voorhoofd uitbreekt.
‘Dank je, Quana. Zonder je hulp. Ik zal nog veel moeten oefenen, Jakira is hier beter in,’ fluistert hij.
‘Zeer veel, dat is zeker, schat. We bevinden ons nog steeds op dezelfde plaats,’ lacht Tena, terwijl ze om zich heen kijkt.
‘Verdomme, je hebt gelijk,’ sist Rondo en kijkt naar de bomen om zich heen.
‘We zijn toch een paar meter van plaats veranderd,’ glimlacht hij.
Tena kijkt hem en aan en zegt spottend:
‘Dat hadden we ook zonder Teleportatie gekund.’
‘Dan maar te paard,’ hoort hij Quana zeggen.
Ook zij is teleurgesteld, maar ze moeten verder. Het groepje haast zich tussen de bomen door naar hun paarden. Als Rondo als laatste de plek bereikt waar ze de paarden vastmaakten, zitten de beide vrouwen al op hun paarden en kijken hem afwachtend aan. Snel maakt hij de teugels los en stijgt op.
‘Dat was de laatste keer, vrienden. Teleportatie lijkt altijd problemen te geven,’ zegt Tena.
‘We moeten nog veel leren, Tena. Later zal het wel beter gaan.’
‘Misschien, Quana. Maar ik pas dan wel.’
‘Kom, we moeten ons haasten,’ lacht Rondo en geeft zijn paard de sporen.
Beide jonge vrouwen geven op hun paard de sporen en volgen de jonge krijger naar de burcht. Ze drijven hun paarden tot het uiterste en horen de hoeven over de grond trommelen.
Op dat moment veranderen de tempelwachters hun kleren, terwijl Dargo zijn energiezwaard grijpt. De soldaten die de wacht houden bij de muren schrikken eerst, maar dan grijpen ze hun wapens stevig vast.
‘Dood die indringers,’ klinkt een bevel.
Dargo en de tempelwachters zien met de soldaten samen een honderdtal wezens op hen toestormen. Een van de tempelwachters werpt de cilinder van Dargo naar de jonge uitverkorene, die het behendig opvangt. Jakira merkt hier niets van. Ze moet zich bliksemsnel omdraaien en schrikt als ze het vier meter hoge zwarte monster voor zich ziet opdoemen.
‘Jij hebt mijn twee lijfwachten een ook mijn volgeling Umoen gedood. Daar zal je voor boeten,’ sist de vreemde.
‘Wie ben je?’ zegt Jakira met trillende stem.
‘Yavar, de Ganzar. En denk maar niet dat je veel kans hebt. Je drie vrienden aan de rivier heb ik al voor mijn rekening genomen. Nu is het jullie beurt.’
‘Aan de rivier,’ stamelt Jakira.
‘Ja, Quana, Tena en Rondo noemden jullie de drie, die ik een paar minuten geleden doorboorde. En dan met plezier onthoofde.’
Terwijl ze schrikt, ziet ze achter het wezen Aya, Danor en Kerto materialiseren. De soldaten vallen de indringers dadelijk aan. Dargo merkt Lokar op, die op enige stappen van Jakira materialiseert. Snel activeert hij zijn energiezwaard en nadert het wezen voorzichtig.
Yavar stapt intussen met zware stappen op de ontstelde Jakira toe.
‘Quana en…. Dood… nee, dat…’ fluistert ze.
Bijna te laat merkt ze dat de Rung met zijn vier armen uithaalt. Op het laatste moment kan ze opzij duiken. Toch slaagt ze er nog in om met haar linkerhand op de blauwe knop te slaan. Dadelijk schieten er vonken van de apparaten omhoog en de groene lichtzuil begint te flakkeren.
‘Caruq. Nee. Dat niet.,’ roept Yavar woedend uit, terwijl hij op Jakira toespringt.
Jakira kan de aanval van het met moeite weerstaan en moet al haar krachten inzetten om stand te houden. De Rung blijft op haar inhakken, terwijl zijn woede nog meer toeneemt. De blondine valt nu zelf aan en drijft Yavar achteruit. Ze beweegt zo snel met haar energiezwaard, dat hijzelf moeite moet doen om haar slagen op te vangen. Snel teleporteert hij een paar meter opzij en concentreert zich, Met moeite kan hij zijn woede doen dalen en verkrijgt langzaam de controle terug over zijn spieren. Dan grijnst hij:
‘Ze hebben je goed getraind, uitverkorene. Maar dat is niet voldoende.’
Dan springt hij plots naar de jonge vrouw toe, maar als hij voor haar op zijn voeten terechtkomt, staat ze er niet meer. Jakira is geteleporteerd.
‘Dat truckje ken ik ook, Yavar,’ hoort hij haar zeggen.
Bliksemsnel keert hij zich om en ziet haar op enkele passen van hem staan glimlachen. Op nieuw springt hij op haar toe, maar deze maal springt Jakira ook naar hem. Met telekinese springt ze hoger dan haar aanvaller en slaat toe. Yavar heeft het gevaar echter bemerkt en vangt haar slag met zijn linker energiezwaard op. Met zijn rechter probeert hij haar te raken, maar ze heeft dadelijk een energieschild om haar lichaam gevormd.
Als ze beiden op de vloer terecht komen, kijken ze elkaar aan.
‘Ze zou een goede aanwinst zijn voor mijn lijfwacht. Ze vecht beter dan mijn drie trouwste volgelingen,’ denkt hij.
‘Ik, als je lijfwacht. Laat me niet lachen, Yavar,’ sist Jakira en stort zich op hem.
Haar woorden rukken hem uit zijn gedachten. Met een zwaard vangt hij haar aanval op, terwijl hij met het andere toeslaat. Maar Jakira slaagt erin om ook die te ontwijken of op te vangen. Hij is wel verbaasd omdat ze telkens, zij het op nippertje, zijn slagen kan afweren.
Dargo is intussen ook in een benarde toestand terecht gekomen. Hij is verschillende malen geraakt en kan met moeite op zijn benen staan. Lokar heeft hem klem gedreven tegen de binnenmuur van de zaal en slaat hevig op hem in. Aya, Kerto en Danor staan plots achter Lokar. Terwijl Aya en Danor hun energiezwaard activeren, terwijl Kerto zijn metalen zwaard stevig vastneemt. Hun tegenstanders liggen dood of zwaardgewond op de vloer.
‘Kerto, help jij de tempelwachters. Zonder energiezwaard kan je hier toch niet veel uitrichten,’ roept Aya hem toe.
Kerto knikt en haast zich naar Teson’s krijgers, die in een zwaar gevecht gewikkeld zijn met de soldaten van Umoen. Lokar wijkt intussen opzij en kijkt Aya en Danor grijnzend aan.
‘Haha. Een beetje geoefend met een energiezwaard zie ik. Hé, ben jij niet. Ja, je bent die vrouw met één arm. Nu heb je dus een kunstmatige, maar dat zal je ook niet veel helpen. Die sla ik er ook wel af.’
‘Dit is geen kunstmatige arm, Lokar. Maar mijn echte en deze maal zal je het zo gemakkelijk niet hebben.’
‘Wat? Je echte. Dus je hebt genezende krachten. Niet slecht meid, maar dat kan je ook niet redden,’ zegt de lijfwacht en springt plots op hen toe.
Beide worden hierdoor verrast en kunnen maar op het nippertje aan zijn dodelijke slagen ontkomen. Dan valt Lokar Danor aan en die heeft moeite om de slagen te ontwijken of af te slaan met zijn energiezwaard.
Aya valt de Rung van opzij aan, om haar man te helpen. Maar krijgt plots een slag van zijn derde hand, die hij tot een vuist gebald heeft. Ze voelt haar ribben kraken en vliegt enkele meters achteruit, tot ze op de vloer neervalt en een paar meter verder schuift. Ze probeert zich op te richten, maar ze voelt een hevige pijn in haar borst. Op dat moment schrikt ze. Danor is niet snel genoeg opzij gesprongen en de vierde arm van de grijnzende Lokar doorboort zijn rechter dijbeen. Als de Rung zijn energiezwaard heft om toe te slaan, materialiseert Dargo naast zijn vriend. Zijn slag slaat het energiezwaard uit de hand van Lokar die verschrikt achteruit wijkt.
De tempelwachters hebben intussen de soldaten uitgeschakeld en verzorgen hun gewonden. Een tiental zijn gedood. Enkele tempelwachters vatten, onder leiding van Teson een Kagin, post aan de toegangsdeuren van de zaal. Hier en daar lopen nog van die vreemde wezens rond, maar zij hebben geen leiding meer. Toen Umoen stierf, pleegden hun mentors zelfmoord. Ook in andere delen van de burcht en in de strijd tegen de soldaten van Azar lopen deze wezens zonder leiding rond. De meeste soldaten van Yavar hebben zich overgegeven, alleen diegenen die zich in de burcht bevinden bieden nog weerstand.
Yavar drijft intussen Jakira achteruit en steekt toe.
‘Nu zal je boeten. Vrouw,’ sist hij.
Maar zijn armen dringen door haar lichaam, terwijl zij hem lachend aankijkt.
‘Goed trucje, is het niet,’ lacht ze, terwijl ze teleporteert.
Woedend draait Yavar zich weer naar haar toe en valt opnieuw aan. Drie keer teleporteert Jakira nog, maar dan voelt ze dat haar krachten langzaam afnemen.
‘Je wordt zeker moe, blondje. Als je hulp wil,’ grijnst Yavar en concentreert zich.
Voor Jakira kan reageren, wordt ze door een golf van verlammende krachten getroffen. Langzaam wankelt ze achteruit tot tegen de troon van de vroegere Koning.
‘Deze maal kun je niet meer ontkomen,’ lacht Yavar bulderend.
Langzaam maar zeker wordt zijn lichaam door rode energie omgeven en hij richt één van zijn handen op de blonde vrouw. Een energiegolf schiet op Jakira toe, maar deze kan zich met haar laatste krachten opzij werpen. Ze komt echter ten val, zo slap voelt ze zich. De troon barst volledig in stukken uit elkaar.
Grijnzend kijkt hij naar zijn slachtoffer.
‘Nu heb je minder praatjes, schatje,’ lacht hij, terwijl de rode energie weer toeneemt.
‘Daar zijn we weer, Yavar,’ hoort hij plots een stem achter zich zeggen.
Woedend draait Yavar zich om en verstard even. Voor hem staan Quana, Rondo en Tena.
‘Je staat er alleen voor. De meeste soldaten hebben zich zonder verzet overgegeven,’ lacht Quana.
‘Jullie!! Nee, dat kan niet. Ik heb jul…,’ stamelt Yavar.
‘Klonen heb je gedood. Yavar. Wij zaten tussen de bomen te genieten van het schouwspel,’
Even kijkt Yavar hen ontsteld aan, maar dan stort hij zich brullend op haar.
‘Help, Dargo en de anderen,’ denkt Quana naar haar beide vrienden.
Snel grijpt Rondo de hand van Tena en voor die ze kan terugtrekken, teleporteert hij. Op een paar meter van Lokar materialiseren ze en worden dadelijk door de Rung opgemerkt.
‘Jullie. Hoe?’ roept hij uit.
‘Klonen, Rung.’ sist Rondo, terwijl hij zijn energiezwaard activeert.
Lokar wijkt snel naar links uit en stort zich plots op het veraste paar. Toch slagen ze erin om zijn aanval af te slaan. Maar dan moet hij wijken. De twee vechten zo goed op elkaar afgestemd samen, dat hij zelfs met zijn twee energiezwaarden moeite heeft om hun slagen af te weren. Plots is hij verdwenen.
‘Pas op,’ roept Dargo, als hij Lokar vlak achter zijn vrienden ziet materialiseren.
Tena en Rondo draaien zich bliksemsnel om. Maar voor ze kunnen reageren, zien ze hem glimlachen en voelen plots de verlammende straling die van de Rung uitgaat. Dargo schrikt als hij de trage reactie van zijn vrienden opmerkt. Een arm van Lokar doorboort de borst van Rondo, terwijl zijn linker energiezwaard een stuk van de rechterschouder, samen met de arm afslaat. Rondo wankelt achteruit en staart naar zijn arm, die op de vloer valt. Langzaam zakt hij in elkaar, terwijl Lokar zich grijnzend tot Tena richt.
‘Je vriendje is er deze maal geweest. Nu ben jij aan de beurt.’
Tena staat echter verstard naar Rondo, die op de grond ligt. Zijn gezicht is vertrokken van de pijn. Plots laat de jonge vrouw haar energiezwaard vallen en rent op de jongeman toe. In haar oren klinkt de lach van haar tegenstander.
‘Je houd van hem, denk ik. Haha. Dat is jullie zwakte. De liefde is jullie ondergang,’ spot de Rung, terwijl hij op Tena en Rondo toeloopt.
Plots materialiseert Dargo voor hem. Bijna had Lokar hem niet opgemerkt. Maar juist op tijd brengt hij zijn rechter energiezwaard in de baan van het energiezwaard van Dargo. Even moet hij achteruit wijken, maar dan krijgt hij langzaam maar zeker de overhand. De jongeman moet al zijn vaardigheid gebruiken om te overleven. Tena zit intussen met het hoofd van Rondo op haar dijen op de vloer. Ze probeert met haar krachten het bloeden de stelpen, maar het lukt haar niet. Hulpzoekend kijkt ze naar Jakira, maar ze beseft dat die haar ook niet kan helpen. Haar blonde vriendin zit op de vloer. Tena kan aan haar gezicht en houding zien, dat ze uitgeput is. Als ze weer naar het gezicht van haar geliefde kijkt, schrikt ze hevig. Haar hart lijkt plots stil te staan, als ze naar zijn niets ziende ogen kijkt. Haar omgeving lijkt te vervagen, terwijl ze naar het levenloze gezicht blijft staren.
Intussen wijkt Quana lachend opzij, maar Yavar wil haar geen kans geven. Opnieuw valt hij haar met al zijn kracht aan. Hierbij verliest hij alle voorzichtigheid uit het oog. Quana maakt dadelijk van de geboden kans gebruik. Yavar moet voor zijn fout betalen met het verlies van een linker arm. Groen bloed spuit naar buiten. Door de pijn keert zijn gezond verstand weer en hij concentreert zich. Quana beseft op het laatste moment het gevaar en probeert zich opzij te laten vallen. Toch wordt ze door het groene bloed getroffen en krimpt in elkaar van de pijn als haar rechter been erdoor geraakt wordt. Kreunend valt ze op de grond en haar energiezwaard rolt van de troon naar beneden, terwijl het zichzelf deactiveert.
Bulderend nadert Yavar de groenhuidige vrouw, terwijl zijn arm opnieuw aangroeit. Quana staart ernaar en probeert achteruit te kruipen.
‘Hoe ik de eerste maal niet ontdekte dat je een kloon was, is mij een raadsel, maar deze maal lukt het je niet,’ sist hij, terwijl hij voorover buigt en een van zijn armen op haar voorhoofd richt.
Quana probeert zich te concentreren, maar de pijn in haar been leidt haar teveel af.
Dan ziet ze een van zijn armen op haar hoofd toekomen en ze voelt de vlijmscherpe punt tussen haar ogen prikken.
15. Jakira en Dargo
‘Wie is dat? Misschien is hij die leider,’ zegt Dargo vragend.
‘Dat weten we nog niet. Wie de derde is, is ook nog steeds niet bekend.’
‘Toen Ogan voor mij stond, zei hij is van drie lijfwachten. Hijzelf, Gorok en Lokar. Dus de derde moet Lokar heten.’
‘Als dat klopt, Aya. Moet die Yavar, die ze de Ganzar noemen, hun leider zijn.’
‘De Ganzar is dat een naam of een titel,’ vraagt Aya.
‘Ik denk een titel. Het leek wel alsof er een zekere eerbied in de stem van de stervende weerklonk,’ zegt Jakira hees.
‘Laat maar, vrienden, het wordt stilaan tijd om ons voor te bereiden. Gebruik jullie esperkrachten voorlopig alleen in uiterste nood. Om ze volledig onder de knie te krijgen moeten jullie nog veel trainen. Jakira heeft al ondervonden hoe gevaarlijk het kan worden, als uw concentratie niet voldoende is.
‘In orde, Anya. We zullen eraan denken,’ lacht Quana.
‘Denk er maar niet te licht over. Toen Jakira met ons teleporteerde, belanden we bijna in de hel. Het leek wel of ik uit elkaar gerukt werd.’
‘Dat had een andere oorzaak, Tena. Maar ik denk dat Anya toch gelijk heeft. Het kan te gevaarlijk zijn, zonder voldoende ervaring.’
‘Dank u, Jakira. Maar denk er zelf ook aan, voor je iets onderneemt.’
‘Ik zal het proberen, Anya,’ lacht Jakira.
‘Hebben jullie allen de uitbreidingen van jullie hypsoon bevestigd.’
‘Ja, Anya. We hebben ze allen aangebracht. Ik heb Aya en Danor geholpen,’ antwoordt Jakira.
‘Dan kunnen we ze activeren.’
In orde. Anya. Jongens, schrik maar niet te hevig. Over enkele seconden,’ zegt Jakira nog, maar dan voelen haar vrienden hun kledij veranderen.
Al na een minuut hebben ze dezelfde uitrusting als Jakira.
‘Voor wat dient dat allemaal. Weet jij het, Jakira?’ vraagt Aya.
Voor Jakira iets kan zeggen, klinkt de stem van Anya
‘Het wapen aan jullie rechterzijde is een energiezwaard. De linkerarmband kan een energieschild opwekken. In de rechterarmband is een overbrenger aangebracht.’
‘Dat is nogal een uitrusting. Als we nu ook nog wisten wat we daarmee kunnen aanvangen,’ spot Quana.
‘Kalm, Quana. Anya zal het ons wel uitleggen,’ merkt Tena op.
‘Geduld is een deugd,’ grijnst Dargo.
Quana kijkt hem nijdig aan en wil iets zeggen.
‘Laat me verder gaan, vrienden. Het is tijd om deze dingen te leren gebruiken, maar wees er heel voorzichtig mee. Je zelf kun je er niet mee verwonden, omdat het op ieder van jullie afgestemd is. Maar elkaar en anderen kunnen jullie wel ernstige wonden toebrengen en zelfs doden,’ legt Anya uit, ‘Deze energiewapens kunnen alleen door espers geactiveerd worden. Alleen een esper kan hen bedienen, maar hun gebruiker heeft het voorrecht.’
Onze vrienden volgen Anya naar de trainingszaal en activeren op aanwijzingen van de geprojecteerde man hun energiezwaard. De tijd vliegt voorbij en na hun avondmaal mogen ze zich drie uur ontspannen. Nog voor de drie uur verstreken zijn, wordt Anya aan de deur gevormd. Danor is de eerste die hem opmerkt. Maar voor hij iets kan zeggen stapt het halogram dichterbij.
‘Vrienden, het wordt tijd om jullie allen een beetje kennis bij te brengen,’ zegt hij.
‘Moeten we lessen gaan volgen. Word jij onze leraar, Anya’
‘Nee, Tena. De lessen die Anya bedoelt, worden niet door een leraar gegeven, maar we krijgen die leerstof tijdens een soort kunstmatige slaap toegediend.’
‘Wat bedoel je, Quana. Dat begrijp ik niet,’ merkt Danor op.
‘Dat wordt straks wel duidelijk. Kom, we moeten ons haasten, anders moet Anya wachten,’ glimlacht Jakira, terwijl ze Anya naar buiten volgt.
De anderen volgen haar voorbeeld en een paar minuten later staan ze enkele verdiepingen lager in een grote zaal met een tachtigtal ligzetels.
‘Wauw. Zoveel stoelen; Voor wie is dat allemaal?’ giechelt Aya.
Maar Anya reageert er niet op en wijst naar een aantal zetels.
‘Neem plaats, uitverkorenen, Alleen Jakira niet. Jij komt mee naar de centrale,’ zegt hij.
De blondine kijkt het halogram verbaasd aan en blijft afwachtend staan. Haar vrienden gaan op de aangewezen zetels liggen en plots schuift een glazen cocon over de zetel heen. Langzaam wordt deze ondoorzichtig.
Anya wendt zich tot Jakira en activeert een lichtboog. Beiden stappen erdoor heen en materialiseren in de centrale Hier zijn verschillende gebieden van de planeet Enuron te zien. Maar overal ziet Jakira zo goed als het zelfde beeld. Zware stromen en onweders die grote vernielingen aanbrengen.
‘Volgens de gegevens is de burcht van Umoen de centrale plaats van waaruit de stromen ontstaan. Kijk maar naar het vierde scherm links,’ zegt Anya plots.
Jakira kijkt snel naar het aangewezen scherm en ziet de burcht staan. Door de donkere lucht, de kletsende regen en de bliksemschichten, heeft heel het beeld een griezelige sfeer. In het midden van de burcht stijgt een groene energiezuil naar de wolken. Ook in deze zuil zijn energieflitsen te zien, die heen en weer schieten.
‘Wat is dat voor iets?’ vraagt ze.
‘Die zuil veroorzaakt de verandering in de atmosfeer. Volgens de gegevens wordt de toestand over zesennegentig uur kritiek. Op dat moment is de atmosferische vervorming onomkeerbaar.’
‘Dus voor die tijd moeten we die machine uitschakelen.’
‘Dat klopt Jakira. De Enuronen zijn levende wezens die zuurstof nodig hebben. Maar als het plan van de Oekas, slaagt dan…’
‘Dan staat iedereen een vreselijke dood te wachten,’ onderbreekt Jakira het halogram.
Even is het stil in het vertrek, terwijl de blonde jonge vrouw naar het beeldscherm blijft staren.
‘Het wordt tijd dat we ingrijpen, maar eerst moeten jullie alle op krachten komen,’ hoort ze Anya zeggen.
Jakira kijkt hem aan en knikt.
‘Dan kunnen we ons het beste gaan klaarmaken.’
‘Niet op dit moment, Jakira. Eerst hebben jullie allen een goede rustperiode nodig. Intussen kan ik verder gaan met de voorbereiding van jullie taak.’
‘Voorbereiding, Anya.’
‘Ja, ga nu maar. De anderen zullen over een paar minuten wel uit hun hypnoslaap komen. Jij moet hen over de eerste schok heen helpen. Ga daarna maar allen eens goed rusten.’
Even kijkt Jakira naar Anya en glimlacht dan:
‘Oké, eerst rusten en dan actie.’
Anya lijkt haar even na te kijken, terwijl de deuren automatisch achter de blonde uitverkorene dichtschuift.
Maar als Jakira een paar minuten later de zaal met ligzetels binnenstapt, zitten haar vrienden al met elkaar te praten over de nieuwe kennis.
‘Ha, daar ben je,’ glimlacht Quana.
‘Al wakker allemaal. We hebben een nieuwe opdracht.’
‘Wat. Een opdracht,’ vraagt Rondo.
‘Ja, we moeten allen gaan slapen,’ grijnst Jakira.
‘Slapen. Hoe. Waarom?’
Jakira kijkt Tena even aan en trekt haar schouders op.
‘Laat ons maar naar onze kamers gaan,’ fluistert ze.
Niemand zegt nog een woord terwijl ze de blondine volgen. Als ze hun kamer binnenstappen, knikken ze elkaar alleen maar. Alleen Jakira blijft even op de gang staan en kijkt naar de deur van Sinaron’s kamer.
Als laatste stapt ze ook haar kamer binnen en geeft een gedachte bevel. Dadelijk verandert haar kledij en even later staat ze in haar blootje. Terwijl ze naar het bed toeloopt, kijkt ze in de spiegel en blijft staan. Dan kijkt ze naar hals, maar er is niets te zien van de hypsoon. Toch weet ze dat het op die plaats moet zitten. Dan dwalen haar gedachten af naar Sinaron en langzaam lopen de tranen over haar wangen naar beneden. Plots schuift de deur open en Quana komt binnen.
‘Jakira…’ zegt ze, maar merkt dan dat haar blonde vriendin huilt.
Even kijkt de jonge vrouw verbaasd naar Jakira, maar dan weet ze plots waarom. Langzaam loopt dan op Jakira toe en legt zachtjes een arm om haar schouders.
‘Kom, lieve meid. Niet meer huilen. Ik weet dat je zielsveel van hem hield, maar het leven gaat verder.’
Even kijkt Jakira naar haar vriendin op.
‘Ik weet dat je gelijk hebt, maar ik voel me zo leeg van binnen.’
‘Het is zeer moeilijk, maar je moet het van je afzetten en gaan slapen. Wie weet wat ons morgen wacht,’ dringt Quana aan.
Dan lopen beiden naar het bed toe en Jakira gaat erop liggen, waarna Quana haar toedekt. Terwijl de jonge vrouw snikkend probeert te slapen, verlaat haar vriendin de kamer. Na een tijdje valt Jakira toch eindelijk in slaap.
Terwijl onze vrienden slapen, materialiseert Anya tussen de bomen, nabij een groot tentenkamp. Even kijkt hij om zich heen, maar niemand heeft hem opgemerkt. Langzaam loopt hij naar het kamp toe. Als de wachters hem opmerken, roepen ze hem een halt toe.
‘Mijn naam is Anya. Ik word door Dar Aron verwacht,’ zegt hij.
Even kijken de wachters Anya verbaasd aan. Zijn kledij is hen onbekend. Blauwgroen van kleur en bedekt zijn lichaam van schouders tot voeten. Ook zijn armen steken in brede mouwen. Toch ziet hij eruit als een belangrijk persoon. Otan, een van de wachters zegt plots:
‘In orde. Hera Anya. Volg mijn ik zal je naar de Dar brengen.’
Anya knikt hem toe en loopt achter de soldaat verder. Overal staan tenten van de dezelfde kleur. Voor de meeste tenten staan vlaggen met de wapenschild van de Dar. Hier en daar zijn er ook andere wapenschilden. Anya merkt er zelfs op van de vroegere koning van deze streken.
Voor een van de grootste tenten blijft Otan staan en spreekt even met een wachter die aan de ingang op wacht staat. Deze soldaat loopt naar binnen, terwijl Otan zich tot Anya wendt:
‘Hera, ik laat u onder de hoede van mijn wapenmaten. Ik moet terug naar mijn post.’
‘Bedankt, soldaat,’ antwoordt Anya.
Als een paar minuten later, de soldaat weer uit de tent komt, geeft deze een teken. Anya loopt op hem toe.
‘U wordt dadelijk door de Dar verwacht,’ zegt de soldaat, met een verbaasd klinkende stem.
Terwijl het halogram de tent binnen stapt, kijken de soldaten hem met gemengde gevoelens na. Zij hadden niet verwacht, dat deze vreemde bezoeker zo maar tot de Dar zou toegelaten worden.
Anya merkt verschillende mensen op, die hem bekend zijn. De Dar en zijn vrouw, de dochter van Koning Umoen en nog enkele anderen staan rond een rechthoekige tafel, waarop een grote streekkaart ligt.
‘Welkom, Hera Anya,’ zegt de Dar.
Ongeveer zeven uur later in de K-8. Anya is intussen aan boord terug gekeerd. Weerklinkt een signaal in de kamers van onze vrienden. Een voor een worden ze waker en horen plots de stem van Anya.
‘Uitverkorenen, jullie worden over vijftien minuten in sector D lokaal 12 verwacht.’
Jakira staat snel op en loopt naar het stortbad en stapt eronder. Zodra haar voet de bodemplaat raakt, begint het water te stromen. Ze geniet van het reinigende water dat op haar naakte huid neer regent. Na een zestal minuten geeft ze een telepathisch bevel en het water stopt met spuiten om plaats te maken voor warme lucht, die in een paar seconden tijd haar lichaam droogt. Als ze het stortbad verlaat begin ze haar kleren te vormen.
Als de kamerdeur voor haar openschuift, is ze volledig aangekleed. Even kijkt ze naar de deuren van de andere kamer. Ze glimlacht als ze de gedachten van Quana waarneemt. Dan loopt ze naar de kamer van haar groenhuidige vriendin en stapt naar binnen.
‘Zijn de anderen al weg.’
‘Haha, Jakira. Heb je mijn gedachten alweer doorzocht.’
De blondine glimlacht even en antwoordt:
‘Ik kon ook niet anders. Je gedachten waren een kilometer ver op te vangen. Je twijfelde of je zou teleporteren.’
‘J.ja,’ hakkelt Quana.
‘Pas maar op. Je moet je heel sterk concentreren.’
Jakira helpt haar met haar concentratie en plots is Quana verdwenen. Jakira zucht opgelucht als haar vriendin in de centrale materialiseert. Ze glimlacht, want Quana is te midden van hun vrienden, die zich een aap schrokken, gematerialiseerd. Even scant ze de gedachten van Dargo en de anderen. Ze zijn kwaad en hevig geschrokken. Dan concentreert ze zich en staat een seconde later een meter of twee van Quana en de anderen.
‘Quana, Wat doe je?’ schrikt Aya op dat moment.
‘Teleportatie,’ stamelt de groenhuidige vrouw.
‘Wat als je in iemand van ons gematerialiseerd was.’
‘Dat weet ik niet, Dargo,’ schrikt Quana, want daar had ze niet aan gedacht.
‘Doe dat niet meer.’
‘Ik zal…’ antwoordt Quana, maar Jakira onderbreekt haar.
‘Mij treft evenveel schuld, vrienden. Ik heb haar geholpen, maar lette niet goed op. Waardoor ik niet besefte waar ze zou materialiseren, voor het te laat was.’
‘Ik had het kunnen weten, Jakira. Jij bent veel te roekeloos.’
‘Roekeloos, Dargo. Ik. Ik ben niet roekeloos, alleen een beetje impulsief.’
Anya staat daar alleen maar met zijn ogen gesloten, maar communiceert intensief met de hoofdcomputer. Plots opent hij zijn ogen.
‘Genoeg, uitverkorenen. Ruzies lossen het probleem niet op.’
‘Het is geen ruzie, Anya. Alleen een meningsverschil,’ glimlacht Jakira, terwijl ze een steelse blik werpt op Dargo, maar die kijkt haar niet aan.
Even kijkt het halogram naar Jakira, terwijl hij met de hoofdcomputer communiceert. Dan zegt hij.
‘Vrienden, Jullie hebben allen je best gedaan, Vandaag wordt het tijd dat we in actie komen. Voorlopig krijgt Jakira de leiding over de groep, omdat zij het verst gevorderd is.’
‘Wat?’
‘Het is een beslissing van het brein van het complex, Quana. Zijn wil is wet,’ glimlacht Dargo.
Anya richt zijn blik op de jongeman, maar zegt niets.
‘De voorbereidingen voor jullie opdracht zijn al uitgevoerd.’
‘Voorbereidingen,’ vraagt Jakira.
‘Ja, ik heb de tempelwachters al op weg gestuurd om jullie bij te staan en een leger onder leiding van Dar Aron heeft zijn tenten opgeslagen in het westen van de burcht van Umoen.’
‘Eindelijk. Het werd tijd. De Oekas hebben lang genoeg zijn gang kunnen gaan,’ zegt Quana.
‘Gelijk heb je, maar of wij klaar zijn om hem een halt toe te roepen, betwijfel ik.’
‘Ik niet, we sturen hen terug van waar ze gekomen zijn,’ lacht Quana.
‘Misschien, Quana, maar Aya heeft gelijk. Onze training is nog maar pas begonnen en…’
‘Ik weet het, Rondo. Maar het kan niet anders, over een paar dagen is het misschien te laat,’ onderbreekt Anya hem.
Dan activeert Anya een lichtboog en geeft een teken. Dargo stapt als eerste door de boog, de anderen volgen hem een voor een. Zo gauw ze materialiseren, zijn ze binnen een paar seconden kletsnat, door de gietende regen.
‘We zijn terug bij het dorp, waar we de soldaten achterlieten,’ merkt Jakira op.
‘Ja, dat heb ik ook gemerkt,’ stemt Quana in.
‘Dat was een harde rit. Het leek wel alsof we op een galopperend paard zaten.’
‘Ik dacht ook zoiets, Dargo. Maar we zijn toch heelhuids aangekomen.’
‘Zeg, onze omgeving is er erger aan toe dan wij,’ sist Tena rillend.
Onze vrienden kijken verschrikt om zich heen.
‘Wat is hier gebeurd?’.
‘Zo te zien niet veel goeds, Quana,’ zegt Rondo.
‘Verspreiden,’ beveelt Jakira.
Dargo kijkt haar even aan, maar doet dan wat ze vraagt en de groep gaat uit elkaar. Jakira heeft de blik van Dargo opgemerkt, maar doet alsof ze niets gezien heeft. Ze volgt het voorbeeld van de anderen en trekt haar zwaard. Spiedend kijken ze om zich heen, maar overal licht alles in puin. Het huis waarin ze zich bevonden, toen Anya hen kwam halen, ligt in puin op de natte grond. Het bliksemt constant, gevolgd door hevige donderslagen.
‘Daar, de schuur waarin we onze paarden onderbrachten, ze staat nog overeind,’ roept Quana plots boven de vreemde storm uit.
‘Dat is zowat het enige dat er nog helemaal rechtstaat,’ lacht Rondo.
Jakira geeft een teken en stapt door de anderen gevolgd naar het grote houten gebouw toe. Plots roept Dargo:
‘He, jongens. Kijk daar.’
Onze vrienden kijken en zien een oranje lichtstraal in de verte, die lijkt van op de grond naar de lucht te stralen. De wolken er boven zijn vuurrood. Hevige bliksemschichten doorklieven er omheen de lucht.
‘Dat is toch in de richting waarin die burcht staat,’ merkt Tena op.
‘Ja, ik denk het ook.’
‘Dan moeten daar heen, Dargo,’ zegt Jakira, terwijl ze even om zich heen kijkt.
Er liggen verschillende dode dorpelingen, soldaten van de Dur en in het zwart geklede soldaten.
‘Hier is stevig gevochten,’ merkt Dargo op.
‘Dat onderzoeken we later wel. Eerst de burcht,’ zegt Jakira.
‘Teleporteren, Jakira?’ merkt Rondo vragend op.
‘Ja, dan zijn we er sneller.’
‘Is dat niet te gevaarlijk met die storm. Zelfs de overbrengers werden gestoord,’ waarschuwt Tena.
‘Je hebt gelijk, maar we hebben geen keus. Te voet komen we nooit op tijd,’ zegt Jakira nadenkend.
Op dat moment draait de zware deur van de grote schuur open en een bekende stem zegt:
‘Kunnen wij helpen.’
Onze vrienden kijken verbaasd om.
‘Seran Turgo,’ lacht Quana op gelucht.
‘Jakira, gelukkig zijn jullie terug,’ zegt Turgo opgelucht.
‘Hebben jullie paarden,’ vraagt Jakira, terwijl ze hem toeknikt.
‘Een zestigtal. Een deel slaagde erin om te vluchten voor we de deuren konden sluiten.’
‘Zadel ze,’ beveelt Quana.
‘Waar zijn de andere dorpelingen?’ merkt Rondo op.
‘De meeste werden door in het zwart geklede ridders en soldaten gegrepen. In en om de schuur werd er hevig gevochten. Maar we slaagden erin om ze terug te slaan. Niemand wist echter waar jullie waren,’
‘Op onderzoek in de omgeving. Maar de storm verraste ons,’ legt Quana uit.
‘Bij de aanval verloren we enkele vrienden. Alleen de schuur konden we met succes verdedigen. Maar ze hadden ons toch wel gekregen, als de storm niet heviger geworden was,’ merkt een soldaat op.
‘Met hoeveel zijn jullie nog,’ vraagt Dargo.
‘Ongeveer dertig soldaten, een veertigtal dorpelingen en een klein aantal vrouwen. De rest is dood of werd als gevangene meegevoerd.’
‘In orde. Laat alle mannen die ons willen volgen, hun paarden zadelen,’ zegt Jakira, terwijl ze haar zadel op haar paard legt.
Onze vrienden stijgen op. Even kijkt Turgo, de Seran haar aan en geeft dan een teken aan enkele soldaten.
‘Seran, volg ons,’ roept Jakira en geeft haar paard de sporen.
‘Zeker, we hebben een eed gezworen,’ roept deze haar toe, terwijl hij de teugels stevig vastgrijpt en zich in het zadel werpt.
De soldaten en een twintigtal dorpelingen volgen zijn voorbeeld en even later volgt de groep onze vrienden in galop.
Een paar minuten later houdt Quana als eerste haar paard in.
‘Daar een groep soldaten en gevangen boeren,’ roept ze, boven het hoefgetrappel uit.
Jakira geeft een teken en trekt haar metalen zwaard. Dan verandert de groep van richting en snellen op de soldaten toe. Deze hebben het gevaar bemerkt en trekken hun wapens. Pijlen vliegen door de lucht, maar met hun telekinetische krachten veranderen Quana, Dargo en Jakira hen van richting. Dan bereiken ze de soldaten. Een hevig zwaardgevecht barst los.
‘Wie zich niet overgeeft, wordt over de kling gejaagd,’ roept Quana hen toe.
Maar geen enkel van de soldaten geeft het op en de strijd wordt nog genadelozer. De meeste soldaten waren echter te voet en hebben geen kans tegen de ruiters. Het gevecht is al gauw voorbij en enkele dorpelingen bevrijden de gevangenen. Jakira, haar vrienden en de soldaten rijden intussen verder.
Op een kilometer of twee van de burcht zien ze plots een vijftiental mannelijke en vrouwelijke krijgers. Jakira trekt haar zwaard, maar laat het zakken als ze hen herkent.
‘Tempelwachters,’ horen haar vrienden haar fluisteren.
‘He, Kagin. Wat doen jullie hier?’ vraagt Quana.
‘Anya heeft ons ter versterking gestuurd.’
Onze vrienden houden halt en voegen zich bij Kagin en haar strijders.
‘Hoe is de toestand,’ vraagt Jakira.
‘Niet al te best de burcht wordt goed bewaakt. Teson is met enkele anderen op verkenning,’ legt Kagin uit.
‘Laat ons ook eens kijken,’ zegt Jakira en loopt naar de rand van het struikgewas toe.
Van uit de struiken bespieden ze de versterkte muren. Overal zien ze in het zwart geklede soldaten op wacht staan. Met haar gedachten scant ze voorzichtig de muren af.
‘Wat zou dat voor een licht zijn. Het komt uit die burcht,’ zegt Turgo vragend.
‘We weten all. Anya,’ zegt Dargo, maar ziet plots de in het wit geklede ‘man’ staan.
Iedereen kijkt om en luisteren naar de woorden van Anya.
‘Dat wat we eerder vermoeden klopt volledig maar jullie moeten snel ingrijpen. Uit de gegevens van de K-8 blijkt dat ze bezig zijn om de atmosfeer aan hun eigen behoeften aan te passen. De machine waaruit die groene lichtstraal komt, is voor dit doel gebouwd. De zware regen en onweders waren het begin, wat nu volgt brengt zwaardere veranderingen in de atmosfeer te weeg. De kwalwezens, zoals we al dachten, moeten nu in water leven, omdat ze in onze zuurstof atmosfeer niet lang kunnen bestaan. Alleen door lichamen van mensen te klonen kunnen ze op deze planeet optreden en hun plannen voorbereiden. De valse Sinaron was een van de leiders van de ‘aanval’. Hij behoorde tot het ras der Rungs. Dit ras is aan de macht in het rijk van de Oekas.’
‘Dus die valse Sinaron was dus een van de leiders,’ stelt Jakira nadenkend vast.
‘Misschien, Er waren drie Rungs, die de leiding over de Oekas hadden. K-8 denkt dat er nog maar twee overblijven. Er zijn wel geruchten over een zekere Yavar opgevangen, maar wie dat is weten we nog niet,’ zegt Anya.
‘Een valse Sinaron. Waar is de echte.,’ vraagt Kagin.
‘Hij is dood.,’ zegt Jakira, maar kan niet verder spreken.
‘Een monster dode de echte Sinaron en nam zijn plaats is. Jakira moest hem doden,’ zegt Anya.
‘Dus Sinaron is dood.’
‘J.a, Kagin,’ antwoordt Jakira, terwijl ze de tempelwachtster met een vreemde blik aankijkt.
‘Ze hielden van elkaar,’ legt Tena uit.
‘Dat weet ik. En toch dode je hem, Jakira,’ stamelt Kagin.
‘J.ja, Kagin. Ik hield van hem, maar het monster dat zijn plaats innam, had de dood verdiend. Daar heb ik geen spijt van. Nog twee Rungs zullen voor de dood van Sinaron boeten,’ antwoordt Jakira.
‘Ik denk dat hij geen betere vrouw had kunnen vinden. Jij hebt zijn dood gewroken,’ zegt Kagin en loopt op Jakira, die zich intussen herpakt heeft, toe.
Ze geeft Jakira een hand en beiden omarmen elkaar even.
‘Het spijt me,’ fluistert Kagin.
‘Je moet de Hypsoon van Sinaron vinden, Meesteres,’ zegt een stem in haar binnenste.
Even schrikt ze op.
‘Het wordt stilaan hoog tijd, vrienden,’ horen ze Anya plots zeggen.
Beiden laten elkaar los en richten hun aandacht weer op Anya. Even denkt Jakira na.
‘Zodra dit hier voorbij is en als we het overleven zal ik op zoek gaan. Zelfs Anya zal mij niet kunnen tegenhouden,’ belooft Jakira zichzelf.
‘Wat willen ze hier dan bereiken. Als de atmosfeer giftig voor hen is, kunnen ze hier toch niet leven,’ lacht Quana.
Nee, maar dat is nu juist wat hun doel is. Hiervoor proberen ze de atmosfeer aan hun noden aan te passen.’
‘Maar dan. Als onze atmosfeer giftig is voor hen, dan is die van hen voor dodelijk.’
‘Juist, Rondo. Voor de menselijke bevolking, betekent dit het einde. Ieder levend wezen op deze planeet zal sterven, als hun plan voltooid is.’
‘Oef, dat is nogal wat,’ roept Tena verschrikt uit.
‘Dus als ze slagen, kunnen wij hier opdoeken.’
‘Ja, Dargo. Maar ik denk dat niemand daar de tijd zal voor hebben. Het zal zo snel gaan dat elk levend wezen het pas zal merken als het te laat is.’
‘Anya, hoeveel tijd hebben we nog?’ vraagt Teson, die intussen van zijn verkenningstocht weergekeerd is.
‘Ha, Teson. Ben je terug.’
‘Ja, Hera.’
‘Veel tijd hebben we niet, volgens de metingen van K-8, nog ongeveer twee dagen, voor het kritiek wordt,’ antwoordt Anya.
‘Dan wordt het hoogtijd om in te grijpen,’ merkt Kagin op, terwijl ze naar haar man knipoogt.
‘Wij zijn hier maar met een zestigtal en de vijand heeft meer dan drie tot vierduizend soldaten, misschien zelfs nog meer,’ deelt Turgo mee.
‘Dat zal niet lang meer duren, Seran Turgo. Er is een leger dichtbij onder leiding van Dar Aron en zijn vrouw Foarna,’ legt Anya uit.
‘Wat? Leeft de Dur nog,’ stamelt de Seran.
Ook onze vrienden kijken Anya verschrikt aan. Alleen Jakira lacht, omdat ze het, toen ze de lijken onderzocht, al ontdekte.
‘Ja, de K-8 heeft hen uit het dorp overgestraald en door evenbeelden vervangen.
‘Zoiets als klonen dus.’
‘Min of meer, Quana,’ zegt Anya. ‘Kerto is er ook bij, ook hij is een goede zwaardvechter en een zwakke esper. Hij maakt nu ook deel uit van onze groep.’
‘Dat lijkt wel tovenarij. Wij begrijpen bijna niets van wat jullie daar zeggen. Wie is die K-8 eigenlijk.’
Jakira is Anya voor en zegt:
‘Turgo, misschien zal je later wel meer begrijpen. Je zou kunnen zeggen, dat K-8 een plaats is waar Anya, een soort tovenaar, leeft. Hij heeft onze groep samengesteld en helpt ons in onze strijd. Hij beheerst zoals enkelen van ons de materie en kan iedereen dingen laten zien, die er in feite niet zijn. Misschien zelfs nog veel meer, maar dat moeten we nog uitzoeken.’
‘Genoeg uitleg nu. Het is tijd om in actie te treden,’ zegt Anya op dat moment.
Als iedereen hem aankijkt.
‘Quana, Tena en Rondo. Jullie gaan naar de rivier waar jullie eerder met die kwalwezens in botsing kwamen. De peilingen van K-8 hebben een aantal vreemde wezens waargenomen. Ze bevinden zich een honderdtal meter stroomopwaarts, van jullie mislukte kennismaking.’
‘Nu dadelijk.’
‘Ja, Quana. Vertrek nu, maar wees voorzichtig. Onze groep heeft al genoeg verliezen geleden. Ik heb nog een tweede taak. Jullie moeten de hypsoon van Sinaron vinden.’
‘De hypsoon van Sinaron, waarom?’ vraagt Jakira verbaasd.
Even kijkt Anya haar aan en communiceert onzichtbaar met de K-8.
‘Je weet Jakira wat voor mogelijkheden een hypsoon bezit. Hij mag niet in verkeerde handen vallen als de drager de dood vindt. Normaal moet hij automatisch terug keren naar het complex. Maar volgens de gegevens zouden de storingen in de atmosfeer de oorzaak kunnen zijn, dat dit niet gebeurd is.’
‘Dus we zijn de hypsoon van Sinaron kwijt,’ schrikt Jakira.
‘Ja, maar hopelijk kunnen je vrienden hem vinden.’
‘Dan kan ik beter….’
‘Nee, Jakira. Jij en Dargo, jullie dringen intussen de burcht binnen, met als taak om de gevangenen te bevrijden en dat vreemde licht uit te schakelen. Teson en zijn tempelwachters vergezellen jullie. Zodra het licht uitvalt, vallen we aan. Aya en Danor zijn ook op weg naar de burcht en zullen jullie proberen te helpen.’
Intussen heeft Quana een teken gegeven aan beide anderen en lopen naar hun paarden.
Terwijl ze wegrijden, richt Anya zich tot de soldaten.
‘Turgo, voeg u met uw mannen bij het leger van de Dar. Ik zie jullie daar wel.’
‘In orde, Hera,’ antwoordt de soldaat en stapt op zijn paard toe.
Terwijl het hoefgetrappel wegsterft, lost ook Anya op.
Jakira en haar vrienden stijgen ook op hun paarden en gaan op weg naar hun doel, de burcht. Als ze de burcht tot op twee kilometer genaderd zijn, zegt Teson:
‘Volg me, Jakira. Aan de zuidkant zijn de minste bewakers. Vermoedelijk verwachten ze van daar geen aanval.’
‘Oké, wijs de weg,’ stemt Jakira in.
Intussen hebben Quana en beide anderen de weg bereikt. Plots houden ze hun paard in.
‘Stop, er komen soldaten,’ fluistert Quana.
Tena en Rondo rijden dichter op haar toe en even later zien ze een colonne soldaten, met hun gevangenen, voorbijtrekken. Plots schrikt Rondo.
Hij bemerkt Aya en Danor en enkele andere bekenden van hun dorp, vastgebonden, tussen enkele gevangenen op.
‘Dat zijn.’
‘Ik weet het, Rondo,’ merkt Quana op en concentreert zich.
‘Jakira! Aya en Danor zijn gevangen genomen. Ze brengen hen naar het kasteel,’ denkt Quana naar haar vrienden.
‘We moeten hen bevrijden,’ zegt Rondo en trekt zijn zwaard.
‘Wacht even, lieveling. We zijn maar met drie. En onze krachten mogen we niet gebruiken.’ zegt Tena.
‘Dat weet ik, Tena. Maar met onze zwaarden staan we ook ons mannetje.’
‘Nee, Rondo. We gaan naar de rivier. Als we hier ingrijpen zouden we teveel tijd verliezen. Jakira zal proberen telepathisch contact met hen op te nemen. Volg me’ zegt Quana.
Tena volgt haar vriendin en maar draait zich nog even naar Rondo.
‘Kom je nog, schat,’ vraagt ze.
‘Ik denk dat je gelijk hebt, Quana. Hé, wacht even,’ zegt Rondo en volgt hen.
Terwijl ze verder rijden, neemt Jakira contact op met Aya en Danor, die zich in handen van de vijand bevinden. Hun bewakers weten echter niet wie ze zijn.
‘Jakira, laat ons maar. Wij willen in de burcht geraken en dit leek ons een ideale methode. Als we beiden binnen zijn, zien we wel verder.’
‘In orde, Aya. We houden wel telepathisch contact. Ik en Dargo proberen ook op een andere manier binnen te geraken,’ denkt Jakira terug.
‘Alleen Dargo. Waar zijn de anderen?’
‘Die komen later, Aya. Ze voeren een opdracht van Anya uit.’ antwoordt Jakira nog en verbreekt het contact.
‘We later de paarden beter hier achter, twee van ons kunnen hen bewaken,’ hoort ze Teson op dat moment zeggen.
De kapitein van de tempelwachters kijkt haar met vragende blik aan. Ze begrijpt dat hij op haar instemming wacht. Ze heeft de leiding, maar tegelijkertijd beseft ze ook dat ze er niet rijp voor is. Ze knikt alleen maar, om haar onzekerheid te verbergen. De meeste tempelwachters hebben meer ervaring dan zij en toch heeft Anya haar de leiding gegeven.
‘Dat begrijp ik niet,’ denkt ze.
Even kijkt ze naar Dargo
‘Wat moeten we doen, Kapitein?’ vraagt Dargo, met een licht spottende klank in zijn stem.
Jakira verbreekt het contact met Quana en kijkt Dargo wrevelig aan. Eerst wil ze kwaad reageren, maar dan zucht ze. Ze beseft dat hij in feite gelijk heeft. Dan kijkt ze de jongeman aan en zegt:
‘Dargo, het spijt me. Je hebt gelijk. Ik neem teveel risico’s. Op dit moment kan ik de leiding over onze groep niet op mij nemen.’
‘Wat?’ stamelt Dargo.
Ook de tempelwachters die haar woorden gehoord hebben kijken haar verbaasd aan.’
‘Jij moet de leiding overnemen, Dargo. Ik denk dat Quana mij gelijk zal geven.’
De jongeman staart haar enige ogenblikken verbaasd aan en laat haar woorden tot zich doordringen. Hij weet niet of Anya hiermee zal instemmen, maar als hij haar blik ziet, besluit hij dan toch toe te geven. Al is het maar gedeeltelijk.
‘In orde, Jakira. Maar alleen over onze groep espers. Als we het overleven, moet Anya beslissen wie de leiding krijgt.’
Jakira knikt en kijkt naar de tempelwachters.
‘Teson, jullie hebben meer ervaring dan wij. Neem jij de leiding van ons over.’
De tempelwachter kijkt even naar zijn vrouw, Kagin. Deze begrijpt echter de toestand van de uitverkorenen. Ondanks hun krachten zijn het ook maar gewone mensen. Ze knikt haar man toe. Teson kijkt nog even naar Jakira en Dargo, die hem afwachtend aankijken.
‘Het zij zo. Kom, volg me. Jullie twee blijven bij de paarden,’ zegt Teson dan, terwijl hij op twee mannen wijst.
De groep baant zich een weg door het struikgewas, toch moeten ze soms halt houden en zich in het struikgewas verstoppen. Soldaten, begeleid door vreemde wezens, patrouilleren rondom de burcht.
‘Wat een vreemde wezens, merkt Kagin op.’
‘Ik heb ze nog gezien. Die wezens zijn van hetzelfde volk als die, die Aya en Danor aanvielen,’ merkt Jakira op.
‘Ben je zeker.’
‘Ja, Teson, kijkt maar, Die man daar vooraan, naast de kapitein.’
‘Wat is er met hem? Hij lijkt alleen maar voor zich uit te staren.’
‘Dat klopt, maar hij houdt die wezens in zijn macht. Als hij uitgeschakeld wordt dan zijn die wezens een machteloos,’ antwoordt Jakira
‘Kom, laten we voortmaken,’ zegt Dargo.
Teson kijkt hem even en knikt.
Ongeveer een uur later bereiken ze de zuidelijke muur van de burcht. Teson geeft plots een teken en de groep houdt dadelijk halt tussen de struiken en stijgen van hun paarden. De tempelwachters doen hetzelfde. Terwijl Jakira knielt, dringen haar gedachten doorheen de omgeving in de richting van de rivier waar Quana zich intussen moet bevinden. Al na een paar seconden heeft ze haar gevonden en denkt:
‘Quana, hebben jullie al iets gevonden.’
‘Nee, Jakira. We zijn bijna aan de rivier,’ antwoordt Quana telepathisch.
‘Laat je iets weten, zodra je iets van Sinaron’s hypsoon vindt.’ seint Jakira terug.
‘In orde. Maar dat zal wel even duren.’
‘We kunnen best van deze kans gebruik maken. Er is niemand te zien op de muren,’ zegt Teson.
Jakira breekt haar telepathisch contact af en kijkt naar de Kapitein.’
‘Wat doen we nu? Teleporteren,’ vraagt ze.
‘Nee, als er van die kwalwezens in de burcht zijn, kunnen die ons misschien peilen. Dat risico kunnen we niet nemen,’ merkt Dargo op.
‘Je wilt toch niet over die muur klimmen. Dat lukt nooit zonder touwen.’
Geen van beiden ziet dat Kagin een teken geeft aan een paar van haar mensen.
‘Dargo. Ik weet iets beters, geef me een hand,’ zegt Jakira.
De man doet wat het meisje vraagt en Jakira concentreert zich. Langzaam lossen beide gestalten op en veranderen in een soort gas. Traag zweeft de kleine, bijna onzichtbare wolk omhoog. Langs een schietgat, dat ongeveer tien meter boven hun hoofden bevindt, dringen ze binnen.
‘Die uitverkorenen toch. Als ze ons nu eens iets zouden vragen. Wij hebben touwen genoeg,’ lacht Kagin.
14. In de val
Dan zien de anderen het ook. Jakira ligt tegen de wand, terwijl een dood monster, in een grote groene plas, op de vloer ligt.
Quana haast zich naar haar vriendin toe en knielt naast haar. Ze schrikt als je Jakira onderzoekt. De blondine heeft verschillende blauwe plekken en wonden over haar lichaam en gezicht. Maar ze leeft nog en lijkt te slapen.
‘Nu nog beter. Ze ligt hier te slapen,’ zucht ze opgelucht.
‘Wat is hier gebeurd?’ vraagt Rondo zich hardop af, terwijl Quana een paar maal lichtjes tegen de wang van de blonde vrouw klopt.
Plots schrikt Jakira wakker, maar dan herkent ze Quana en richt zich langzaam op. Dan keert de herinnering terug.
Met een starre blik kijkt ze naar Gorok, die nog steeds dood in zijn groenkleurig bloed ligt. Quana merkt dat de wonden van haar vriendin langzaam maar zeker verdwijnen. Even later ook de blauwe plekken. Op dat moment schuift een deur open en drie robots komen naar binnen. Jakira schrikt op en denkt weer aan het gevecht en mist de cilinder. Even kijkt ze om zich heen en ziet hem liggen. Even concentreert ze zich en het energiezwaard schiet naar haar hand toe.
‘Wat is dat voor iets, Jakira,’ vraagt Quana verbaasd, terwijl ze naar de cilinder in de hand van haar vriendin kijkt.
‘O, dit. Het is een energiezwaard.’
‘Een energiezwaard. Dat ziet er niet uit als een zwaard.’
Tena heeft ook gemerkt wat Jakira deed en fronst haar wenkbrauwen even.
‘Ik wou dat ik mijn krachten ook zo beheerste.’
‘Dat kun je, als je goed oefent.’ hoort ze de gedachte van de blonde vrouw.
‘Jakira, ben je terug in orde,’ vraagt Anya op dat moment.
‘J.ja.’
‘Kom, Volg me, allemaal. De robots ruimen de boel hier wel op.’
Een tiental minuten later bevinden ze zich weer in de centrale.
‘Jakira, wat is daar beneden gebeurd? Waar is Sinaron?’
Jakira heeft nog steeds tranen in haar ogen als ze hees antwoordt.
‘Quana, d.dat monster. Dat was Sinaron. Hij doodde onze vrienden.’
‘Wat? Was dat Sinaron,’ vraagt Dargo verbaasd.
‘Nee, niet de echte. Hij is al een tijdje geleden door dat monster, dat ook Janoro en Iljane dode, vermoord.’
Verschrik kijken Jakira’s lotgenoten haar aan.
‘Is Sinaron dood?’ stamelt Quana.
Jakira knikt, terwijl ze een blik op de dode Gorok werpt.
‘Vrienden, mag ik even uw aandacht.’
Verbaasd kijken ze om en zien de computer voor hen staan. Jakira kan zich met moeite concentreren, in gedachten denkt ze aan Sinaron.
‘Sinaron houdt nog steeds van je.’ zegt Jakira’s hypsoon raadselachtig.
‘Hij houdt nog steeds van mij…. Hoe. Aan de rivier. Dat monster heeft hem gedood,’ roept Jakira uit.
Iedereen kijkt haar plots aan. Het apparaatje in Jakira’s hals antwoordt echter niet meer. De computer heeft het verboden, al hebben onze vrienden hier niets van gemerkt.
‘Wat bedoelt mijn hypsoon, Anya,’ vraagt Jakira.
Anya lijkt even te luisteren en zegt dan:
‘Jakira, soms vertaalt de hypsoon de vurigste wensen van zijn meester in werkelijke gedachten. Jij wilde dat Sinaron niet gestorven was. Dus.’
‘Dat ding wil mij dus later geloven dat Sinaron nog leeft om mij te troosten.’
‘Ja en nee, Jakira. De hypsoon is een leermeester en een hulpmiddel. Het is zich niet bewust van wat sommige woorden veroorzaken, Daar is het niet voor geprogrammeerd.’
Even kijkt Jakira Anya aan en zegt:
‘Dan kan het daar beter mee ophouden, anders zal ik het een lesje leren,’ lacht Jakira.
‘Dat zal niet nodig zijn. Het programma zal aangepast worden, Jakira. Laat ons nu verder gaan,’ zegt Anya.
Terwijl Anya de taken indeelt, is Jakira er niet werkelijk bij met haar gedachten. Ze ziet steeds opnieuw Sinaron in de gedaante van Gorok veranderen. Zijn woorden schuiven in haar geest voorbij. Plots verstart ze.
‘Aya en Danor… Zij…. We moeten naar onze planeet,’ roept ze uit.
De anderen kijken haar verschrikt aan.
‘Jakira, Wat is er met Aya en…,’ stamelt Rondo.
Anya is de eerste die beseft wat Jakira wil doen en zegt zijn met gevoelloze stem.
‘Jakira. Nee… Pas op. De storm’
Maar de blonde jonge vrouw hoort het al niet meer. Voor de ogen van haar vrienden verdwijnt ze. Niet wetend wat te doen blijven de anderen even naar de plaats staren, waar ze stond. Anya neemt dadelijk contact op met de hoofdcomputer, waardoor het schip van koers verandert.
‘Anya, weet jij waar ze is,’ roept Dargo.
‘Nee, door de zwarte stormen, die overal op de planeet heersen hebben, kunnen we zo goed als niets waarnemen op de oppervlakte van jullie planeet.’
‘Is ze veilig aangekomen?’ vraagt Tena bezorgd.
‘Ook dat weten we niet. Zelfs grotere teleportatiesprongen zijn mogelijk. Er zijn niet voldoende gegevens om uit te maken of Jakira’s vorderingen groot genoeg zijn om deze afstanden te overbruggen.’
‘Kunnen we dan niets doen?’
‘Nee, Dargo. De K-8 is van koers veranderd, maar het duurt nog 4 uur voor we jullie planeet bereikt hebben. Jullie moeten geduld oefenen,’ legt Anya uit.
Aya en Danor bereiken te paard een open plek in het woud. Ze hebben geen van beiden de donkere schaduwen opgemerkt die, tussen de bomen dichterbij sluipen.
‘Weet jij waar we zijn?’
‘Niet zeker, Aya. Maar ik voel dat we de goede richting uitgaan,’ antwoordt Danor, terwijl een zware donderslag zijn woorden bijna onverstaanbaar maakt.
‘De goede richting. Ben je daar zeker van.’
‘Zeker niet. Maar ik voel het. Alleen die regen. Als die nu eens zou ophouden.’
‘Dat zou ik ook wel willen. Ik ben helemaal doorweekt, maar ik denk niet dat het de eerste uren zal ophouden,’ roept Aya, om boven het lawaai van een donder uit te komen.
‘Hier blijven rusten heeft geen zin. We kunnen het best verder…,’ roept Danor terug, maar merkt plots enkele dreigende gedaanten op, die achter Aya tussen de bomen uitkomen.
‘Aya, pas op,’ roept hij, terwijl hij zijn zwaard trekt.
Het meisje grijpt haar eigen zwaard en draait zich om. Ze schrikt hevig, als de gewapende wezens ziet. Zo’n wezens heeft ze nog nooit gezien.
‘Waar komen die vandaan? He, pas op,’ roept ze en merkt plots de speren op die op hen toevliegen.
Enkele slaan ze met hun zwaarden opzij, maar hun paarden worden geraakt en zakken steigerend in elkaar. Aya en Danor springen snel van hun stervende dieren af.
‘Hadden ze hen nu eerder opgemerkt, dan waren we nu….’
‘Daar is het te laat voor, Aya. Kijk maar, ze vallen aan,’ roept haar man.
Aya heeft het ook gemerkt en verstevigd de grip om haar zwaard. Beiden stellen al snel vast dat het geen zwaardvechters zijn. Ze slaan er alleen maar op los, zonder enige vorm van angst. Een zestal wezens liggen al dood of gewond in het natte gras, maar er komen er nog steeds meer. Onze beide vrienden proberen zich terug te trekken, maar plots merkt Aya nog meer van die wezens op, die van achter en van links op hen toekomen.
‘Danor, dat houden we niet uit. Het zijn er te veel.’
Terwijl twee wezens neerstorten, kijkt Danor even om.
‘We moeten hier weg zien te raken, schat en snel ook,’ zegt hij.
Maar het lukt hun niet. Teveel van die vreemde wezens omsingelen hen. Aya wordt als eerste door drie aanvallers in het nauw gedreven. Eén van hen doorboort ze met haar zwaard, maar een andere raakt haar dij. De jonge vrouw wankelt achteruit. Danor keert zich verschrikt om, als hij haar kreet hoort. Maar hij kan haar niet helpen. Een zestal aanvallers drijft hem ook achteruit. Zijn zwaard dood ze alle zes, maar anderen nemen hun plaats in. Steeds verder geraken beiden uit elkaar. Aya heeft een diepe snee vlak boven de knie waaruit bloed sijpelt. Haar been is gelukkig niet gebroken. Twee aanvallers vallen onder haar zwaard, maar ze beseft dat ze niet meer kunnen ontkomen. Het zijn er gewoon veel. Plots merkt ze een ander groter wezen op. Zijn huid is donkerblauw en zijn ogen midden groen, die een soort licht lijken uit te stralen. Hij staat daar maar stokstijf.
‘Het lijkt wel alsof hij hen bevelen geeft,’ denkt ze.
Het vreemde wezen heeft haar gedachten echter gepeild en laat zijn volgelingen nog intenser aanvallen. Aya krijgt het hard te verduren tot ze plots haar zwaard verliest. De wezens krijgen plots andere bevelen en laten hun wapens zakken. Toch naderen ze het meisje dreigend. Aya wijkt nog verder terug, maar de wezens drijven haar naar het blauwhuidig wezen toe, dat twee maal zo groot is als zijzelf. Danor vecht intussen nog steeds voor zijn leven en hier niets van gemerkt. Dan staat Aya voor het wezen, dat vier armen heeft. Hij kijkt haar grijnzend aan, terwijl een vreemd staafvormig wapen activeert. Aya heeft een wapen zoals dat nog nooit gezien en weet dus niet dat het een energiezwaard is.
‘Moedig, vrouw. Maar nutteloos. Zo te zien ben jij geen uitverkorene van het eerste uur. Ooo… nog beter. Jij bent de vrouw van je metgezel,’ sist het vreemde wezen.
‘Wie ben jij?’
‘Wie ik ben? Tja. In orde dat mag een dode wel weten. Mijn naam is, Orgun. Samen met Gorok en Lokar vorm ik de trouwste lijfwacht van Yavar, onze meester.’
Aya kijkt hem met angstige ogen aan.
Intussen is Jakira bij de brug gematerialiseerd, waar Aya en Danor een andere weg insloegen, dan zij en Quana. Ze moet zich aan de leuning vasthouden om niet om te vallen. De teleportatiesprong heeft veel van haar krachten gevergd. Ze zucht opgelucht, omdat ze in haar opzet geslaagd is. Na een paar minuten voelt ze haar krachten weer toenemen en sluit haar ogen. Haar telepathische krachten dringen doorheen de omgeving, tot ze hun doel ontdekken.
‘Aya,’ fluistert Jakira en op hetzelfde moment is ze verdwenen.
Als ze materialiseert op de open plek waar Danor voor zijn leven vecht en Aya voor het blauwe wezen staat, hoort ze juist de laatste woorden van Orgun.
Even kijkt ze verbaasd naar Orgun, hij lijkt als twee druppels water op Gorok.
‘Nog zo monsterachtig wezen. Hoe zou hun meester eruit zien, nog groter en afschuwelijker,’ denkt ze.
‘Vrouw, het zal mij een genoegen zijn om je met dit zwaard in stukken te snijden,’ hoort ze Orgun luidop spotten.
Het wezen met vier armen, grijpt met zijn rechter bovenarm een cilinder, die aan zijn riem hangt en activeert hem. Verschrikt kijkt Aya naar het vreemde wapen, dat Orgun op haar richt.
‘Vaarwel, uitverko…,’ sist hij, wordt onderbroken een luidde stem.
‘Ik heb Gorok gedood. Wil jij hem niet wreken,’ roept Jakira luid.
Terwijl Orgun zijn wapen op Aya gericht houdt, kijkt hij om naar Jakira.
‘Jij hebt mijn wapenbroeder gedood. Laat me niet lachen. Zo’n nietig wezen als jij. haha…’
‘Maak je niet moe, met mijn vriendin, Orgun. Je zult al je krachten nodig hebben, ik ben een uitverkorene van het eerste uur, zoals jij het noemt. Jullie moordenaars hebben ons niet allemaal te pakken gehad.’
Orgun draait zich met een ruk om en sist:
‘Mijn volgelingen zullen haar wel onder handen nemen. Ik zal het genoegen om jou te vertrappelen. En dan in stukken te hakken.’
‘Probeer maar,’ lacht Jakira en werpt haar zwaard naar Aya.
Orgun merkt het maar kan niets doen. Dus springt hij met een sprong van dertig meter tot voor Jakira.
‘Dat was niet slim, vrouw. Je vriendin heeft nu een zwaard en jij bent ongewapend,’ grijnst hij.
‘Toch niet, Orgun,’ zegt Jakira kalm en activeert haar energiezwaard.
‘Wat…. Jij hebt een energiezwaard.’
‘Denk jij dat jullie de enige wezens zijn die zoiets bezitten,’ spot Jakira.
Een hevig gevecht barst los, tussen de blonde vrouw en Orgun. Deze laatste heeft nu maar een gedeeltelijk de controle over zijn ondergeschikten. Jakira’s zwaard vliegt onder de harde klap uit haar hand, maar ze teleporteert naar Danor en reikt met haar krachten naar haar zwaard. De cilinder raast op haar toe en terwijl ze hem met een gedachte activeert. Tijdens zijn weg baant hij zich draaiend een weg doorheen de rangen van aanvallers. Een tiental worden getroffen en storten neer. Dan grijpt Jakira de cilinder en slaat op de wezens in, nadat ze vaststelde dat ze volledig in de macht zijn van Orgun. Een aantal van Aya’s aanvallers keert zich tegen Jakira, maar zij is alweer geteleporteerd en staat plots voor Orgun.
Deze weert haar slag met gemak af en sist:
‘Teleportatie, Jakira. Niet slecht. Jij bent echt de beste van de groep uitverkorenen, die wij tot nu één voor één naar de hel joegen. Doe je vrienden de groeten, want levend kom jij hier niet meer vandaan.’
‘Dat zei Gorok ook en hij had het mis.’
‘Haha, nietige vrouw. Ik denk dat je graag opschept, om mij uit mijn evenwicht te brengen. Gorok hakt je in stukken. Hij is een transvormer. Ik zie je voor mij staan, dus heb je hem nooit ontmoet of je bent op de vlucht gegaan.’
‘Dat klopt, monster. Eerst moest ik drie van zijn omgevormde armen afhakken en dan doorboorde ik hem met mijn energiezwaard.’
‘Drie van zijn… Wat…’ sist Gorok en stort zich op Jakira.
De blonde vrouw weert zijn slagen met gemak af, maar moet toch terug achteruit wijken. Plots maakt Orgun echter een schijnbeweging. Om niet geraakt te worden moet Jakira achteruit springen. Hierbij komt ze ten val. Orgun springt naar voor en slaat hard op haar in Jakira heft haar wapen ter verdediging, maar dan wordt het opnieuw uit haar hand geslagen. Orgun, grijpt het echter telekinetisch vast en laat het naar zijn linkerhand toe zweven. Jakira kijkt ontsteld toe. Orgun kijkt even naar het energiezwaard van Jakira, dat zichzelf uitschakelt. Hij doet moeite, maar kan echter geen enkele knop vinden om het weer te activeren.
Jakira probeert intussen om het telekinetisch uit zijn hand te rukken. Orgun voelt het en verstevigd zijn greep. Jakira’s moeite is tevergeefs. Ze voelt haar krachten afnemen en geeft haar poging op.
‘Haha, Zeer goed, meid. Maar het zal nog wel een paar jaar duren voor jij het peil bereikt hebt, om mij te kunnen bedreigen,’ spot Orgun, maar hij merkt echter niet dat Jakira’s lichaam even doorzichtig wordt.
Even kijkt hij neer op het hulpeloze meisje en steekt dan plots toe. Zijn energiezwaard doorboort de borst van Jakira. Jakira opent haar mond om een kreet te slaken, maar er komt een geen geluid over haar lippen. Langzaam zakt ze neer in het gras. Dan begint ze voor zijn ogen heel traag doorzichtig te worden.
‘Wat een mooie dood, Orgun, maar ik ben nog steeds springlevend,’ zegt een stem plots achter hem.
Met een ruk draait, Orgun zich om.
‘Wat… jij…’ schrikt hij.
Op het zelfde moment rukt Jakira haar energiezwaard uit zijn linker bovenhand. Terwijl het op haar toeschiet, activeert ze het. Verbaasd kijkt Orgun naar Jakira’s energiezwaard.
‘Ze activeert het, met haar esperkrachten. Waar komt dat zwaard vandaan?’ denkt hij.
‘Goed geraden, Orgun. Ik alleen kan dit energiezwaard activeren.’ grijnst Jakira.
Orgun probeert zijn verwarde gedachten uit zijn hoofd te bannen en staart naar de blonde vrouw.
‘Trek je slaven terug, Orgun. Ze hebben toch geen kans, tegen mijn vrienden.’
Half luisterend hij naar haar woorden en kijkt om zich heen. Hij merkt dat meer dan de helft van zijn ondergeschikten dood in het gras liggen en beseft dat Jakira gelijk heeft, Ze hebben alleen geen kans zonder zijn leiding, maar hij heeft zijn krachten nodig voor het gevecht. Met een gedachte stuurt hij ze weg. En op hetzelfde moment teleporteert hij. Jakira schrikt als zij Orgun vlak voor Aya ziet opduiken. Het meisje kent het gevaar van het energiezwaard niet en schrikt als de energiestaaf doorheen haar zwaard en arm gaat, alsof het boter is.
Aya wankelt achteruit, terwijl ze naar haar onderarm kijkt. Haar arm is vlak boven de elleboog afgesneden. Grijzend kijkt hij naar de jonge witharige vrouw, die hem nu ontstelt aankijkt.
‘Als je straks nog leeft, zal ik je met plezier uit je lijden verlossen. Eerst komt je vriendje aan de beurt,’ sist hij lachend.
Op dat moment materialiseert Jakira naast hem, maar voor ze iets kan doen, is Orgun alweer verdwenen.
‘Te laat, uitverkorene,’ hoort ze hem nog zeggen.
Als hij materialiseert, staat hij voor Danor en heft zijn zwaard. Maar de jongeman staart hem alleen maar aan.
‘De moed verloren, knaap,’ sist Orgun.
Maar achter hem verandert de gedaante van Jakira in Danor. De jongeman loopt snel naar Aya, die verdwaasd op de grond zit, toe.
Orgun, die dit niet gemerkt heeft, haalt uit voor een dodelijk slag. Maar de jongeman vangt zijn slag op met een energiezwaard.
‘Wat… hoe…Jakira!!!!’ stamelt Orgun, terwijl de gedaante van de jongeman in Jakira verandert.
Maar een kans om zich te herpakken krijgt hij niet. Jakira valt hem met al haar krachten aan en drijft hem steeds verder achteruit. Plots rukt Orgun echter een boom uit de grond en laat hem langs achter op Jakira toe razen. Jakira merkt het, maar gaat niet opzij, zoals haar tegenstander verwachte. De boom schiet doorheen haar tot gas omgevormde lichaam. Met een hevige klap botst de stam tegen het lichaam van Orgun, die niet tijdig opzij kon springen.
Een paar meter naast de boom, krijgt Jakira’s lichaam weer haar vast vorm. Ze wankelt even, maar loopt dan toch langzaam loopt naar Orgun toe. Hij merkt haar aarzelende stappen, terwijl ze steeds meer nadert en grijnst:
‘Schieten je krachten te kort, Jakira.’
De blonde vrouw antwoordt niet, maar valt hem plots aan. Even is Orgun verrast en moet zich met al zijn macht verdedigen, maar dan krijgt hij weer vat op het gevecht. Jakira moet langzaam wijken, maar hij geraakt niet meer door haar verdediging. Plots slaagt Orgun erin om haar linkerarm te grijpen en rukt haar naar zich toe. Jakira reageert echter dadelijk en slaat bliksemsnel zijn energiezwaard opzij en haalt dan uit. Terwijl ze op de grond valt en opzij rolt, staart Orgun naar zijn afgehakte arm, die op de grond ligt. Jakira springt recht en valt hem opnieuw aan. Orgun concentreert zich even en de wonde houdt op met bloeden.
Maar deze maal moet hij zich met al zijn krachten verdedigen. Jakira’s energiezwaard flits over en weer, terwijl hij haar slagen op het nippertje kan afweren, grijpt hij op nieuw naar haar. Maar Jakira draait handig met haar lichaam opzij en steekt plots toe. Haar zwaard dringt twee maal na elkaar diep in zijn borst. Vlak voor hem komt ze op haar voeten terecht. Als hij naar haar grijpt, verandert ze opnieuw in gas en wijkt achteruit. Orgun probeert haar te volgen, maar wankelt. Met grote ogen kijkt hij haar aan.
‘Hoe kan jij…,’ fluistert hij, terwijl zijn energiezwaard plots uit zijn machteloze hand op de vloer valt.
Dan zakt hij op zijn knieën, terwijl hij Jakira nog steeds met grote ogen niet begrijpend aankijkt. Even wiebelt zijn bovenlichaam heen en weer, tot hij plots voorover valt en met niets ziende ogen in het gras blijft liggen. Even kijkt Jakira op hem, maar plots valt haar blik op zijn energiezwaard en keert zich met een ruk om. Ze kijkt naar Aya en Danor en loopt op zo snel ze kan op hen toe.
‘Jakira, wat moet ik doen. Haar arm, ik kan het bloeden niet…’
‘Laat mij eens kijken, Danor.’
Danor laat Aya naast zich neer zakken.
‘Jakira, probeer haar te helpen. Ik hou van haar, als ze sterft….’
De blonde vrouw knielt naast Aya en neemt haar rechterarm vast.
‘Sterven, Danor. Zover is het nog lang niet,’ glimlacht Jakira.
Het witharig meisje kijkt haar moedig aan. De blonde vrouw wijst naar Aya’s afgehakte arm en die zweeft plots op haar toe. Danor kijkt haar verschrikt aan.
‘Wat ga je doen, Jakira. Dat helpt niet meer.’
‘Heb je geen vertrouwen in onze krachten, Danor,’ fluistert Jakira, terwijl ze zich concentreert.
Plots ligt de hele arm van Aya groen op en draait automatisch in de juiste stand. Als het groene licht verdwijnt, blijft Danor naar haar arm staren.
‘Hoe…’
‘Esperkrachten, Danor. Kom, we moeten haar in veiligheid brengen. Ze heeft veel bloed verloren.’
Op hetzelfde moment hoort ze de telepathische gedachten van Quana. Snel grijpt ze de arm van Danor en legt haar andere hand op de schouder van Aya. Op dat moment zijn ze verdwenen. In de kruiser materialiseren ze op een paar passen van Quana. Danor kijkt verbaasd om zich heen en merkt niet dat Jakira langzaam in elkaar zakt. Quana haast zich naar haar vriendin toe. Even kijkt ze naar Aya, maar merkt dat deze ook bezorgd naar Jakira kijkt. Dan richt ze haar gedachten op Jakira en zucht opgelucht als ze vaststelt dat zij alleen maar aan het eind van haar krachten is.
Dargo is intussen ook dichterbij gekomen en knielt naar Aya.
‘Hallo, mooie meid. Mijn naam is Dargo. Je hebt een lelijke wonde aan je knie.’
Aya kijkt hem glimlachend aan, Terwijl Dargo haar telepathisch scant.
‘Hoor jij ook bij de groep.’
‘Ja, Aya. Je kersverse man mag zich gelukkig prijzen met zo’n mooie vrouw,’ knipoogt de jongeman.
Danor kijkt even naar Aya, maar vraagt dan:
‘Hoe is het met Jakira. Ze is toch niet gewond.’
‘Nee, alleen uitgeput,’ antwoordt Quana.
‘Dat kan ook niet anders. Ze heeft dat monster verslagen en ons gered.’
Quana kijkt Aya verschrikt aan.
‘Dat monster, welk?’ vraagt ze met trillende stem.
‘Orgun noemde hij zich, geloof ik. De wezens die ons in een hinderlaag lokten stonden onder zijn invloed.’
‘Orgun en Gorok, dat zijn er twee. Volgens Anya waren er drie lijfwachten,’ zegt Quana nadenkend.
‘Kan iemand mij helpen, ik wil Jakira naar haar kamer brengen?’ vraagt Dargo.
‘Ik help je het wel,’ glimlacht Tena en loopt op Dargo toe.
Samen Dargo helpt Tena Jakira rechtop en beiden ondersteunen haar, terwijl ze naar hun kamers lopen. Aya en de andere drie volgen hun op enige afstand.
Quana opent de deur van Jakira’s kamer. Dargo en Tena leggen Jakira op haar bed. Terwijl Quana haar toestopt, zegt Dargo:
‘Wauw. Ik en twee roodharige vrouwen in een kamer. Quana is als een zus voor mij, maar jij Tena, maak ik bij jou een kansje.’
‘Pas maar op dat Rondo dat niet hoort, Ik weet niet waarom, maar ik weet wel dat ik van hem houdt.’
‘Haha dus toch. Je vriendje springt, als ik hem dat vertel, een gaat in de lucht,’ grijnst Dargo en loopt naar buiten.
Tena kijkt Quana verbaasd aan.
‘Wat…’ stamelt ze.
‘Je bent erin gelopen, Tena. Dat is al wat hij wilde weten.’
‘Verdomme,’ sist Tena.
‘Kom, we laten haar slapen.’
Als beide vrouwen Jakira’s kamer verlaten, worden ze door de anderen opgewacht.
‘He, waar is Rondo?’
‘Hier, Schat,’ hoort ze plots achter haar zeggen.
Tena draait zich om en bemerkt Rondo. Voor ze echter iets kan zeggen, voelt ze zijn armen om haar schouders en dan zijn lippen.
Op dat moment verschijnt Anya uit het niets. Even kijkt hij voor zich, maar dan richt hij zich tot de aanwezigen.
‘Onze groepen zijn sterk geslonken, vrienden. Alleen jullie zeven blijven over. Het wordt dringend tijd, dat jullie allen de training vervolmaken.’
Onze vrienden kijken de tempelmeesteres aan.
‘Waar is Jakira? Volgens de gegevens is ze aan boord.’
‘Die ligt op haar kamer te slapen,’ antwoordt Dargo.
Even doet Anya niets, maar dan gaat hij verder:
‘Aya, Danor, Tena en Rondo zullen de plaats van onze gevallen groepsleden innemen. Deze kleine groep zal als taak hebben om de zwarte machten te bestrijden.’
‘Wij met zijn zeven tegen de alle mensen op deze wereld,’ glimlacht Rondo.
‘Niet alleen deze wereld. Maar ook andere als het nodig is. Er is echter een probleem. Als jullie toestemmen, zal jullie leven helemaal veranderen.’
‘Dat is nu toch ook al gebeurd, Anya.’
‘Ja, Quana. Maar deze verandering gaat veel verder. Jullie familie en vrienden zul je hier moeten achter laten. Zij zullen sterven terwijl jullie verder leven.’
‘Wat??? Dat kan toch niet.’
‘Jawel, Dargo. Jullie hypsoon bezit mogelijkheden, waardoor jullie allen een zekere vorm van onsterfelijk verkrijgen. Maar er zijn er maar elf aan boord van het complex’
‘Onsterfelijk, is dat mogelijk,’ stamelt Quana.
‘Zeker, vrienden. Over tienduizend jaar zullen jullie nog steeds even oud zijn als nu, alleen met meer ervaring en kennis.’
‘Oef. Dat is nogal wat. Anya,’ merkt Tena op, terwijl onze vrienden elkaar ontstelt aankijken.
‘Maar eerst heb ik een vraag voor jullie allen, maar denkt eerst eens goed na over de gevolgen voor jullie verdere leven. Jullie zullen geen vrienden meer hebben behalve elkaar.’
Even praten onze vrienden door elkaar, tot Jakira zegt:
‘Stop jongens. Ieder moet dat voor zichzelf uitmaken. Wie weet wat ons te wachten staat.’
Verbaasd kijken ze naar hun blonde vriendin, die in de deuropening van haar kamer staat.
‘Nu al wakker, meid,’ lacht Quana.
‘Jullie denken toch niet dat ik kan slapen, terwijl Anya belangrijk nieuws vertelt,’ glimlacht Jakira.
‘Anya heeft het over onsterfelijkheid.’
‘Heb ik gehoord, Danor. Maar ik…’ zegt Jakira, maar wordt door Dargo onderbroken.
‘Het idee trekt me wel aan, maar mijn ouders zullen het niet begrijpen.’
‘De mijne misschien ook niet, Dargo,’ zegt Rondo nadenkend.
‘Ik heb er geen meer, Anya, dus voor mij is er op dat gebied geen band meer. Maar ik weet het toch niet zeker. Onsterfelijkheid, dat is een grote stap.’
‘Je hebt gelijk, Quana. Het is een grote stap. En ik die dacht om een prins te worden, als ik met Tena zou trouwen.’
‘Wat? Rondo, is het daarom dat je,’ stamelt Tena kwaad.
‘Nee, lieveling. Ik houd van jou met heel mijn hart. Maar ook een prins, zou niet mis zijn,’ onderbreekt hij haar.
Dan grijpt hij haar hand vast en trek haar naar zich toe. Even kijkt Jakira, hoe ze elkaar kussen en krijgt tranen in de ogen als ze aan Sinaron moet denken. Quana merkt het en wil op haar vriendin toestappen. Maar dan merkt ze dat de blondine haar aankijkt.
‘Mijn ouders zullen er wel niet mee instemmen. Toch zou ik hen graag nog eens terug zien,’ zegt Jakira met trillende stem.
‘Ik de mijne ook,’ merkt Dargo op.
‘Wij ook,’ stemt Rondo in en kijkt naar Quana. ‘En jij, doe je mee?’
De jonge groenhuidige vrouw twijfelt nog even en zegt:
‘Ja, ik doe ook mee.’
‘Ik doe mee, maar geen onsterfelijkheid. Nee, dat staat mij niet aan. Als Sinaron er nog was, dan misschien wel. Maar zonder hem. Nee, dat wil ik niet.’
‘Wat, Jakira. Ben je zeker,’ vraagt Tena schrikkend.
‘Ja, laat ons eerst deze klus klaren. Daarna zien we wel verder,’ antwoordt Jakira nadenkend.
‘Een groepje van vier vrouwen en drie mannen. Dat gaat wat worden,’ lacht Dargo op dat moment.
‘Verheug je maar niet te vroeg,’ snauwt Quana hem toe.
Intussen scant de K-8 de omgeving van het schip. Daar verstrijkt de tijd zeer langzaam. Verschillende stormen zijn overal op de planeet in alle hevigheid losgebarsten. Het regent, hagelt en sneeuwt terwijl zware onweders en rukwinden heel de planeet teisteren. Uit de duizenden gegevens die binnenkomen, blijkt al snel dat de tijd begint te dringen. De stormen worden steeds heviger.
Onze vrienden staan intussen te wachten, maar Anya blijft maar voor zich uit staren. De minuten strijken heel langzaam voorbij, tot Anya hen plots aankijkt.
‘De tijd begint te dringen, uitverkorenen. We zijn genoodzaakt om dadelijk in actie komen.’
‘En onze opleiding dan.’
‘Daar is geen tijd meer voor, Tena. Volgens de laatste gegevens heeft onze tegenstander de laatste fase van zijn plannen bereikt.’
‘Wat is hij dan van plan?’ vraagt Jakira.
‘Enkele van jullie hebben de Oekas al ontmoet.’
‘Ja, die nemen de gedaanten van mensen aan.’
‘Dat klopt, Quana. Maar dat doen ze omdat ze anders in onze atmosfeer zouden stikken. Alleen in het water kunnen ze een tijdje verblijven.’
Quana kijkt even naar haar vriendin, die nu terug denkt aan het gevecht met de valse Sinaron. Maar Jakira geeft haar een teken dat ze in orde is, al zijn haar gedachten door de herinnering aan Sinaron even afgeleid.
‘Gorok, Orgun en nog een derde vormen de persoonlijke lijfwacht van die Yavar. Zoals jullie weten heeft Jakira Gorok en Orgun gedood in een gevecht. Yavar laat zich hierdoor echter niet van zijn plannen afbrengen. Hij wil de atmosfeer voor de Oekas leefbaar maken.’
‘Wat. Dat kan toch niet. Waarom?’ stamelt Dargo.
‘Met de nodige kennis is van alles mogelijk, vrienden.’
‘Misschien zijn we dan beter af zonder.’
‘Dat is nog niet zo zeker, Danor. Vuur hebben we ook leren gebruiken en ook dat is kennis.’
‘Tja, Dargo. Misschien heb je gelijk.’
‘Hee, jullie twee. Anya heeft nog iets te zeggen,’ sist Quana.
De twee jongemannen kijken elkaar even aan en luisteren dan naar Anya verder te zeggen heeft.
‘Intussen weten we meer. Uit het dode lichaam van Gorok blijkt, dat hij tot het ras der Sadnas behoort. De Oekas zijn ook uit hetzelfde ras ontstaan, maar hebben een andere evolutie achter de rug, waardoor ze er anders uitzien. Gorok, en ook Orgun, behoorden beiden nog tot het oorspronkelijk ras. Zijn soort lijkt de Oekas te overheersen.’
‘Dat zal dan wel zeer lange tijd geduurd hebben, om zo’n verschil te weeg te brengen.’
‘Je hebt gelijk, Dargo. Vermoedelijk meer dan honderd duizend jaren. De Oekas kunnen in onze dampkring niet bestaan, maar ze kunnen wel voor een korte tijd op deze planeet in het water overleven. Daarom denken we dat ze een kloon van een mens nodig hebben om hun plannen uit te voeren.’
‘Daarom leven zij dus in het water,’ lacht Quana.
‘Ja en nee. Vermoedelijk blijven ze maar een aantal dagen in het water. Dan moeten ze terug naar hun planeet, anders sterven ze. Met de hulp van de Sadnas willen ze deze planeet aanpassen aan hun levensomgeving. Daar hebben we niets tegen. Alleen het feit dat ze bewoonde werelden daarvoor gebruiken is misdadig.’
‘Misschien is dat de schuld van de Sadnas,’ oppert Jakira.
‘Zou kunnen. Als dat klopt dan moeten we alleen de Sadnas uitschakelen. Twee van hen hebben al geboet, maar het lijkt alsof ze met drie waren.’
‘Nog een, dat kan niet al te moeilijk zijn.’
‘Dat is misschien te voorbarig, Rondo. De Sadnas zijn ook espers en gebruiken deze krachten een zeer lange tijd. Onderschat hen niet of jullie maken geen enkele kans.’
‘Het is de vraag of die drie alleen waren, of zijn er nog meer op de planeet van de Oekas.’
‘Dat moeten we zien uit te vinden, Dargo.
‘Wie is hun leider. Is hij een van die drie of,’ merkt Tena op.
‘Ik denk dat. Sin….Gorok zei iets vlak voor hij stierf. Yavar, de Ganzar zal mij wreken,’ fluistert Jakira plots.
13. De plannen van Sinaron
Jakira heeft het ook gezien en buigt zich naast de Dur, die hevig bloedend op de vloer ligt. Even concentreert ze zich en schudt dan haar hoofd, terwijl ze even glimlacht zonder dat de anderen het merken.
Ook Quana, die Kerto onderzocht, knikt nee.
‘Ze zijn beiden dood.’
‘Ik vraag me af hoe dat monster telkens kan verdwijnen. Niemand heeft hem het dorp zien verlaten.’
‘Dan moet hij hier nog ergens zijn. Of… zou hij een teleporteur zijn, zoals jij’ merkt Quana op.
‘Ik hoop van niet, want dan is hij zeer moeilijk te grijpen,’ zegt Jakira ernstig.
Op dat ogenblik komen Dargo en even later Sinaron toegelopen.
‘Dus ik had toch gelijk. Die schaduw moet het monster geweest zijn,’ glimlacht Sinaron wrang.
‘Seran Turgo. Het spijt me maar de Dur en de Dari zijn allebei dood,’ zegt Jakira, terwijl ze de kapitein aankijkt.
Even het stil.
‘Als we onze Dar dit nieuws brengen, zonder de schuldige te straffen. Dan stelt hij ons dadelijk terecht,’ fluistert de Seran.
‘We krijgen hem wel.’
‘Maar alleen als jullie er klaar voor zijn,’ zegt plots een stem achter hen.
‘Anya, Wat doe jij hier?’
‘Jakira, ik kom jullie alle vijf halen.’
‘Hoe?’
‘Met dit toestel, Rondo,’ antwoordt Anya en drukt een toets in.
Voor de ogen van onze vrienden verschijnt een energieboog.
Werkt die overbrenger dan…
‘Ja, deze wel. Omdat afgestemd is op de tempeloverbrenger’ antwoordt Anya.
‘Kan dat bij de onze…’
‘Nee, Jakira. Die is niet krachtig genoeg. Er zijn veel de veel ontladingen. Snel stap door overbrenger,’ dringt Anya aan.
‘Seran, blijf met uw mannen in dit dorp en help deze mensen. Maar onderneem verder niets. Als wij terugkomen, is het tijd om in actie te komen.’
Quana gaat als eerste, aarzelend gevolgd door Tena.
Jakira geeft Sinaron een teken, maar Anya zegt:
‘Sinaron gaat niet mee, Jakira. Zijn plaats is hier. Hij hoort bij de tempelwachters, niet bij de uitverkorenen.’
‘Wat? Anya, ik wil dat hij meekomt. Hij hoort bij mij, want ik hou van hem. Ik ga niet als hij niet mee mag,’ stamelt Jakira.
Anya kijkt haar streng aan, maar ze geeft niet toe. Even lijkt Anya na te denken, maar in feite communiceert hij met de K-8. Het duurt zeker vier minuten, terwijl ze hem allen afwachtend aankijken.
Plots zegt hij:
‘In orde. K-8 heeft toestemming gegeven.’
Even kijkt Jakira kwaad naar Anya.
‘Hij hoort bij ons,’ sist ze, maar het halogram reageert er niet op.
Hij kijkt beiden na, terwijl ze hand in hand de energieboog instappen. Hun vrienden volgen hen.
Een paar minuten later staan ze allen in een grote hal. Aan de andere kant staat een podium, waarop twee zuilen omhoog rijzen.
‘Waar zijn we nu?’ vraagt Tena.
‘Dat weet ik niet. Ik ben hier nog nooit geweest’
‘In de tempel, vrienden. Dit zijn tempelwachters, zij behoren tot mijn vroegere dorpsgenoten,’ legt Sinaron uit.
‘Was jij dan ook een boer?’ grijnst Rondo, die op dat moment uit de energieboog stapt.
‘Ja, maar ik behoorde tot de krijgers die voor de veiligheid en de jacht instonden.’
‘Ha, zo. Sinaron.’
Dan komt ook Dargo uit de energieboog, die dadelijk verdwijnt.
Op dat ogenblik ziet Turgo Anya voor zijn ogen oplossen in het niets. Even blijft hij naar de plek staren en draait zich dan om.
‘Laat ons de Dur en Dari de laatste eer bewijzen,’ zegt hij met gebroken stem.
Maar als ze de hut naderen waar beiden de dood vonden, komt een soldaat op hen toegelopen.
‘Se.ran. Ze .de. Dur. iss.
‘Halt. Zerno. Kalmeer eerst.’
De soldaat kijkt hem aan en ademt enkele malen diep in en uit.
Dan begint hij opnieuw.
‘De lichamen van Dur Foarna en haar zoon zijn een paar minuten geleden voor onze ogen verdwenen.
‘Wa.t dat kan.,’ stamelt de Seran, maar dan hoort hij de stem van Jakira in zijn hoofd.
‘Ze zijn in veiligheid, Turgo.’
Onze vrienden lopen intussen verbaasd in de tempel rond en proberen iets van de tempelwachter te weten te komen. Dan verschijnen Teson en zijn vrouw Kagin, die intussen ongeveer 21 jaar ouder geworden zijn en verbaasd naar de jongere Sinaron kijken.
‘Sinaron, wat is er met jou aan de hand. Het lijkt wel alsof jij niet ouder geworden bent,’ merkt Teson op.
‘Dat is ook zo, vrienden. Anya heeft mij gedurende achttien jaar een diepe slaap laten slapen. Ongeveer een drie jaar geleden werd ik gewekt om een opdracht uit te voeren.’
‘Wie zijn je vrienden?’ vraagt Kagin.
‘Zij zijn espers,’ zegt Sinaron stroef en kijkt Kagin aan.
De vrouw van Teson kijkt de vroegere rivaal van haar man aan en schrikt plots hevig. Haar hand schuift in een reflex naar haar zwaard. Maar halfweg in die beweging trekt ze haar schouders op.
‘Wat was dat voor iets. Het lijkt wel alsof Sinaron zwarte ogen had. Nee, dat zal wel een lichtspiegeling geweest zijn.’ gaat het door haar gedachten.
Voorzichtig kijkt ze hem weer aan en ziet niets vreemds meer. Even lacht ze naar hem en loopt dan naar haar man toe. Wat ze niet weet is dat Jakira haar gedachten opgevangen heeft, nadat zij de vreemde reactie opmerkte.
‘Zij ook al. Ik dacht dat ik het mij inbeeldde, toen we Janoro dood vonden,’ denkt Jakira en kijkt naar Sinaron.
‘Zou je mij niet aan je nieuwe vrienden voorstellen,’ lacht ze.
Verbaasd kijkt Sinaron haar aan en glimlacht dan:
‘Jakira, Dargo en Quana ken je al. Dit zijn Tena en Rondo. Zij zijn nieuw in de groep.’
‘Ik ben Kagin, tempelwachter, zoals deze mannen hier. Teson is mijn man,’ stelt Kagin zichzelf voor.
Dan kijkt ze naar Jakira.
‘En jij, Sinaron. Hoe is het met u……. en Jakira…’
Even kijkt Sinaron naar Jakira, die glimlachend zegt:
‘We zijn al meer dan een jaar samen, Kagin. Ik houd van hem met heel mijn hart.’
Kagin kijkt haar even aan…
‘Is het al meer dan een jaar… En wanneer trouwen jullie,’ vraagt ze.
‘Dat weten we nog niet. Maar dat hoor je wel op tijd,’ grijnst Sinaron.
‘We moeten verder, vrienden. De K-8 wacht op ons,’ merkt Dargo plots op.
Teson die de hand van zijn vriend op dat moment loslaat, voelt plots dat zijn vingers ijskoud worden, maar als hij het contact met de hand van Sinaron verbreekt, verdwijnt de koude.
‘Wat was dat?’ denkt hij verschrikt.
Sinaron kijkt naar hem, niet goed wetend wat er gaande is, maar dan wendt hij zich naar Jakira en haar vrienden.
‘Laat ons gaan, anders wordt Anya ongeduldig.’
Jakira slaat een arm rond die van haar vriend en loopt met hem naar de zuilen toe. Dargo en de anderen volgen hen de trappen op. Teson en de andere tempelwachters kijken hen na en zien hen plots verdwijnen. Enige seconden later materialiseren ze ergens anders op een onbekende plaats.
Als Jakira stoffelijk wordt, kijkt ze verbaasd om zich heen. Ze staat in een kleine hal met metalen en apparaten, waarop lichtjes aan en uit flikkeren.
Ook haar vrienden kijken met grote ogen om zich heen.
‘Welkom, in de K-8,’ zegt Anya op dat moment.
Verbaasd draaien onze vrienden zich om.
‘Is dit de K-8?’
‘Een klein deel ervan, Rondo. Kom, volg mij,’ antwoordt Anya.
‘Wat is de K-8 voor iets?’ vraagt Quana, maar Anya antwoordt niet.
Quana trekt haar schouders op en volgt samen met de anderen Anya een verlichte gang in. Na een paar minuten staan ze voor een anti-zwaartekrachtlift. Jakira en haar lotgenoten blijven even verrast staan.
‘Ga maar naar binnen en schrik niet. K-8 verwacht jullie,’ zegt Anya.
Tena, die voorop loopt, wijkt verschrikt achteruit.
‘Er is geen bodem… Hoe?’ stamelt ze.
Jakira grijpt haar plots bij de heupen vast en duwt haar dan de lift in.
‘Hee, wat. Nee…,’ roept Tena nog en wordt dan door het veld ondersteund.
Haar vrienden zien haar omhoog zweven.
‘Zie je, je moet geen angst hebben.’
‘Ja, Jakira. Maar jullie drie hebben dit al eerder gedaan, wij zijn hier voor de eerste maal.’
‘Kom, meisjes, we zullen haar maar volgen. Anders lacht ze ons misschien uit,’ grijnst Rondo.
Dargo en Sinaron volgen hen even later.
Enkele seconden na Jakira stappen ze zes verdiepingen hoger weer uit de lift. Anya materialiseert vlak achter hen.
‘Hebben jullie je vermaakt?’ vraagt hij.
‘Waar zijn we?’
‘In een controlecentrale van de K-8,’ meldt Anya.
‘He, wat is dit voor een vreemde…,’ stamelt Tena.
‘Tena, schrik niet, maar we bevinden ons in het bovenste deel van de K-8. Het ‘dak’ kan doorzichtig gemaakt worden, waardoor jullie dit zonnestelsel en de andere sterren kunnen zien.’
‘Maar waar is de lucht? He, wolken zijn er ook niet te zien?’ merkt Tena schrikkend op.
‘Die zijn hier niet meer. We bevinden ons niet meer op jullie planeet, maar in een klein ruimteschip, dat in een baan om deze planeet vliegt.’
‘Een ruimteschip. Wat is dat nu weer?’ zegt Rondo vragend.
‘Dat zal jullie later, tijdens jullie aanvullende opleiding, wel duidelijk worden.’
‘Kunnen we hier een lekker bad nemen, Anya. Of is er geen tijd voor,’ vraagt Jakira plots.
‘O, Jawel. Er is tijd genoeg voor. Zoveel je maar wil,’ grijnst Anya.
‘En dat monster dan. Misschien vermoord die intussen nog meer mensen,’ merkt Rondo op.
‘Anya, we mogen ook de kwalachtige wezens in de rivier, die mensen klonen, niet vergeten,’ zegt Jakira.
Nee, we vergeten hen niet, maar aan boord van dit schip Herast een andere tijdseenheid dan buiten. Deze tijdseenheid kan aangepast worden.’
‘Tijdseenheid, wat is dat?’ vraagt Tena.
‘Dat zal je, zoals ik al gezegd heb, over enige dagen wel duidelijk worden. Ga je eerst maar verfrissen, dan kunnen jullie na een goede nachtrust, morgen beginnen jullie te trainen,’ zegt Anya. ‘Kom, ik zal de weg naar de bemanningsruimte wijzen.’
Onze vrienden volgen Anya opnieuw naar beneden. Deze maal gaan ze acht verdiepingen naar omlaag en stappen uit in de verblijven van de bemanning.
Anya gaat verder en onze vrienden volgen hem. Op het einde van de gang houdt hij halt en wijst naar rechts.
‘Daar is de mannelijke afdeling.’
Dan slaat hij links af.
Als onze vrienden hen volgen, stopt hij plots.
‘Jij, jij en jij. Jullie naar de andere kant,’ zegt hij, terwijl hij op Rondo, Dargo en Sinaron wijst.
‘Anya, zijn Aya en Danor hier ook.’
‘Nee, Jakira. Zij bevinden zich nog steeds op jullie planeet. Door de storm moesten ze van richting veranderen en zijn nu op weg naar de tempel,’ antwoordt Anya.
Waarom de tempel en niet naar Jorgank, zoals wij.
‘Toen ze een geschikte schuilplaats vonden, waren ze dichter bij de tempel dan bij Jorgank.’
‘Ach zo…. Tja. ‘ zegt Quana.
‘Hebben ze geen hulp nodig,’ vraagt Rondo.
‘Nee, er is geen gevaar.’
Jakira rilt even, als ze zoiets als een koude wind naast zich voelt voorbijtrekken. Ze kijkt even om zich en merkt dat Sinaron naar de muur staat te staren.
‘He, schat. Is er iets?’
Sinaron draait zich met een ruk om.
‘Nee, ik was aan dat monster aan het denken. Hoe kon dat ontkomen, terwijl heel het dorp afgesloten was.’
‘Ja, dat is ook vreemd. Maar dat lossen we later wel op,’ glimlacht Jakira.
Terwijl de mannen naar de stortbaden voor mannen gaan, volgen de vrouwen Anya verder naar die voor de vrouwen.
‘Was jullie en ga dan uitrusten. Morgen moeten we de training beginnen,’ zegt het halogram nog.
Terwijl hij verdwijnt, begint Tena zich uit te kleden. Beiden anderen kijken glimlachend toe.
‘Amuseren jullie je,’ zegt Tena verontwaardigd.
‘Het is wel grappig.’
‘Wat…’
‘De manier hoe jij je kleren opvouwt,’ zegt Jakira.
‘O, dat… Tja, in mijn dorp doen we altijd zo. En jullie, Jullie gaan toch geen bad nemen met je kleren aan.’
‘Nee, Tena. Dat niet. Ga jij al maar,’ glimlacht Quana.
Tena trekt haar schouders op en kijkt naar Jakira.
‘Als jullie nu eens voortmaakten, dan kon een van jullie mij wijzen waar ik mij moet wassen.’
‘In die hokjes daar,’ zegt Quana en wijst links.
Tena kijkt even in die richting en dan naar de lachende Quana. Even aarzelt ze nog, maar dan loopt ze er mompelend heen. Maar nog voor ze halfweg is, lopen beide anderen haar voorbij.
Verbaasd loopt ze verder, terwijl ze Jakira en Quana, naakt in een hokje ziet verdwijnen.
‘Hoe hebben die hun kleren zo snel uitgekregen,’ denkt ze, als ze het hokje waar Jakira in verdween bereikt. Verbaasd kijkt ze naar haar kletsnatte vriendin. Voor het eerst in haar leven ziet ze een stortbad. Het water komt uit het plafond. Voorzichtig loopt ze verder en hoort Quana lachen.
‘Haast je maar, of wij zijn nog eerder klaar dan jij.’
Kwaad trekt ze haar schouders recht en stapt een hokje, zonder stromend water, in. Zodra haar voet de bodem raakt, spuit het water uit het plafond naar beneden. Tena is dadelijk kletsnat, maar al snel staat ze er ook onder te genieten.
Toen onze vrienden voor het eerst in het schip materialiseerden werden ze, door de hoofdcomputer van het schip, gescand. Hieruit bleek dat Jakira bloedresten tussen haar nagels had.
Terwijl onze vrienden onder het stortbad staan, onderzoekt K-8 het water dat wegstroomt en filtert de kleine vloeibare bloedresten eruit. Automatisch worden ze onderzocht en de computer slaat de gegevens op in zijn databank.
Jakira en haar beide vriendinnen, stappen intussen uit de droger. Tena merkt dat haar kleren verdwenen zijn. Op de plaats waar ze lagen ligt nu een kleine voorwerp in de vorm van een Pentagon. Tena kijkt er verbaasd naar.
‘Tena, niet zo staren. Dat zijn je nieuwe kleren,’ lacht Quana.
Tena kijkt even naar haar groenhuidige lotgenote, maar begrijpt er niets van. Dan kijkt ze naar Jakira.
‘Het klopt, Tena. Dat voorwerp is een hypsoon en ik denk dat deze voor jou is.
‘Waar dient dat dan voor?’
‘O, zo’n hypsoon kan van alles, kijk maar, meid,’ zegt Quana.
Tena kijkt om en staart verbaasd naar de vreemde kleren die gevormd worden. Ook Jakira heeft haar kleren gevormd en plaatst de hypsoon tegen de nek van Tena.
‘Pas op. Het kriebelt wel even,’ lacht ze.
Tena voelt een vreemd kriebelend gevoel in haar nek en tast even naar de plaats waar de hypsoon zich moet bevinden. Ze voelt er zo goed als niets van.
‘Veel doet hij niet. Ik sta nog steeds in mijn blootje.’
‘Dat kan ook niet anders, meesters. Je moet aan een bepaalde kledij denken. Neem het beeld, van de kledij die je wilt dragen, in gedachten,’ merkt Tena’s hypsoon op.
‘Hee, wie…’
‘Je hypsoon, Tena. Hij kan praten en je helpen indien het nodig is,’ zegt Jakira glimlachend.
Dargo heeft intussen aan Rondo laten zien hoe hij met zijn hypsoon zijn kleding kan vormen. Eerst was hij wel verbaasd, dat Rondo dit nog niet toegepast had, maar volgens zijn nieuwe vriend had Anya daar nog geen tijd voor gehad. Lachend lopen beiden naar Sinaron toe. De krijger is juist klaar met het verzorgen van zijn wonde. Hij kijkt hen nijdig aan.
‘Hebben jullie mijn kleren verstopt?’
Dargo kijkt de jongeman verbaasd aan.
‘Hij zou toch moeten weten….Wat is er met hem gaande?’ denkt Dargo, maar zijn hypsoon geeft hem een waarschuwing.
Hij doet alsof hij er niets van gemerkt heeft.
‘Nee, Sinaron. Ze liggen. He, nu je het zegt ze zijn verdwenen. De onze zijn er nog.’
‘Dit is K-8. Sinaron je kleren zijn hersteld en gereinigd. Einde bericht,’ klinkt plots een stem uit de muur.
‘Wie was dat?’ zegt Rondo, ‘Dat leek uit het plafond te komen.’
‘Dat was de tempelmeesteres. Hij spreekt altijd zo tot zijn volgelingen,’ antwoordt Dargo.
‘Heb je hem dan nog nooit gezien,’ vraagt Rondo.
‘Nee, alleen Anya zijn dienaar heeft zich aan ons vertoond.’
‘Kom, Dargo. Ik ga een bad nemen, anders zijn de vrouwen ons nog voor.’
Even kijkt Dargo naar Sinaron, maar deze knikt:
‘Ga maar. Ik kom straks wel. Ik ga eerst mijn wonde verzorgen.’
Dargo trekt zijn schouders op en volgt zijn nieuwe vriend.
‘Haast je,’ zegt hij nog.
Sinaron kijkt hen met een vreemde blik na, maar begint dan toch het verband te verwijderen.
Op hetzelfde ogenblik materialiseert Anya bij de drie vrouwen.
‘Zo, nu zien jullie er netjes uit. Willen jullie mij volgen?’
‘Worden we toegedekt,’ glimlacht Quana.
Maar Anya reageert er niet op en gaat verder. De vrouwen trekken hun schouders op en volgen hem dan maar.
Als ze de lift bereiken, houdt Anya halt en draait zich om.
‘Jakira, de eerste drie deuren rechts van de lift zijn jullie kamers. De mannen krijgen de kamers links.’
Jakira kijkt even om zich heen en vraagt:
‘Zeg, Anya. Hoeveel kamers zijn hier wel. Er zijn hier verschillende blokken met deuren.’
‘Er is plaats voor ongeveer tweehonderd bemanningsleden. Maar morgen kom je hierover meer te weten. Ga nu maar lekker slapen,’ antwoordt Anya en wordt langzaam doorzichtig.
Even later materialiseert hij achter Dargo en de anderen. Even observeert hij Sinaron, die nog steeds zijn kleren aan heeft. Terwijl hij hem aankijkt scannen de scanners de jongeman. De gegevens worden dadelijk aan de hoofdcomputer doorgestuurd. Diep in het binnenste van de Kia-2 verschijnen de gegevens op het centrale scherm. In de zaal staan lange rijen met vreemde bedden. Een ervan is geactiveerd. In het bed ligt een menselijke gedaante. De gegevens van computer van het ‘bed’ worden vergeleken met die van Sinaron.
In de K-8 kijkt Sinaron Anya aan en zegt:
‘Ik heb mijn kleren al.’
‘Laat maar, je hebt jezelf nog niet gewassen. Trekt ze maar uit, jongeman.’
Nadat Sinaron zich uitgekleed heeft, kijkt hij even naar het nieuwe verband om het been van de jongeman. Anya staart naar het hoopje kleren. Waarom trekt Sinaron zijn kleren uit, terwijl hij ze gewoon door zijn hypsoon kan laten verdwijnen. Het halogram stuurt constant gegevens door naar de hoofdcomputer. Als hij het antwoordt ontvangt heeft hij zekerheid. De kleren van de krijger zijn van echte stof gemaakt. Dit is Sinaron niet, maar een dubbelganger. Anya scant de plek met het verband nog dieper. Deze man heeft groen bloed.
Alleen weet hij nog niet wie Sinaron in werkelijkheid is. Maar de hoofdcomputer wil eerst weten wat deze Sinaron van plan is. Daarom onderneemt hij niets, wel laat hij de jongeman observeren. Misschien kan hij te weten komen, waar de echte is. Dan gaat Anya verder.
Op dat moment komen Dargo en Rondo, volledig gekleed, terug van de stortbaden.
‘Dat heeft me goed gedaan,’ merkt Dargo op.
‘Mij ook, maar het water was nogal koel.’
‘Daar wen je wel aan, Rondo.’
Dan merkt Dargo Jakira’s liefje op, die alleen in een slipje gekleed naast Anya staat.
‘Hee, Sinaron. Waar zat jij, zeker geen zin in een lekker bad,’ lacht Dargo.
‘Toch wel, maar ik moet eerst mijn wonde verzorgen,’ lacht de krijger en loopt dan naar de stortbaden toe.
‘Kom, volg me naar jullie kamers,’ zegt Anya tegen beiden anderen.
Ongeveer tien minuten later liggen de twee in hun bed en proberen de slaap te vatten. Plots horen ze stemmen op de gang en beiden beseffen dat de vrouwen op dat moment terugkomen. Een paar minuten later is het weer stil. Ook Jakira en beide anderen liggen in hun bed. Alleen Sinaron niet, Toen hij naar de stortbaden liep waande hij zich veilig en teleporteerde plots. Onderin het schip materialiseert hij, vlak bij zijn doel. Glimlachend kijkt hij naar de apparaten en loopt op een ervan af.
Intussen staat Jakira ook op en slaat een laken om haar lichaam. Ze kan niet slapen. Plots moet ze aan Sinaron denken. Iets geeft haar een vreemd gevoel. Onrustig verlaat ze haar kamer. Recht tegenover die van haar vindt ze telepathisch de slapende Dargo. Dan richt ze haar krachten op die links ervan. Er is niemand. In de kamer die het dichtst bij de lift gelegen is, lacht ze als ze de gedachte van Rondo binnendringt. Snel trekt ze zich terug.
‘Ik zal hem in zijn avontuurlijke droom maar niet storen,’ denkt ze lachend.
‘Waar zou Sinaron zijn?’ schiet het plots door haar gedachten.
Snel scant ze telepathisch de omgeving. Steeds verder en verder.
‘Ook niet in de verdiepingen boven mij. Zouden er hieronder nog meer zijn. Eens proberen.’
Langzaam dringen Jakira’s telepathische gedachten steeds verder naar beneden tot ze plots op die van Sinaron stoot.
Van schrik verstart ze echter.
‘He. Hij wil het schip vernietigen. Hoe. Wat waarom? Dat snap ik niet goed,’ denkt ze verbaasd.
Snel haast ze zich haar kamer binnen, terwijl ze haar kleren laat vormen.
‘Ik kan toch niet ongewapend. He, wat is dat?’ zegt ze, terwijl ze plots een klein zilveren voorwerp op het kastje naast het bed ziet materialiseren.
‘Weer een grapje van Anya, zeker,’ lacht ze en neemt het op.
Ze merkt dat het weer de vorm heeft van een Pentagon. in het midden staat hetzelfde teken als op haar rechterschouder.
‘Jakira, druk het tegen mij aan langs de rechterkant van je hals. Maar schrik niet te fel’ hoort ze de stem van de hypsoon plots.
Ze doet het en voelt het dadelijk een worden met de hypsoon.
‘Integratie voltooit,’ klinkt plots een zachte stem.
Haar kledij, die nog maar pas gevormd is, neemt dat een andere vorm aan. Eerst wordt het een riem en dan een blauw slipje, een groene lendendoek en een groen bovenstukje. In haar riem zijn er verschillende gevulde vakjes. Aan haar linkerzijde wordt een lang zwaard gevormd.
‘Wat is dit nu weer?’ stamelt ze verbaasd.
‘Dat ken je toch wel, meesteres. Een gewoon metalen zwaard,’ zegt haar hypsoon en gaat dan verder, “Ik denk dat je uitrusting nu volledig is, Jakira. Anya zal het je later wel uitleggen’
Dan vormt haar hypsoon twee armbanden om haar onderarmen.
Aan haar rechterzijde vormt zich een holster met een vreemde cilinder.
‘Waarvoor dat ding hier dient, weet ik niet,’ fluistert ze hardop, terwijl ze met haar rechterhand lichtjes tegen de cilinder klopt.
‘Dat is een energiezwaard,’ hoort ze plots de stem van haar hypsoon, die ze nog steeds om haar hals draagt.
Het apparaatje, dat in verbinding staat met de computer van de K-8. Krijgt op dat moment gegevens binnen over Sinaron.
‘Een energiezwaard. Leg later maar uit wat dat nu weer is,’ zegt Jakira, die hier niets van gemerkt heeft.
Lachend kijkt ze even in de spiegel.
‘Niet mis.’
Dan schrikt ze. De armband aan haar linker pols beweegt. Als het stopt is de gele streep, die over zijn hele lengte getrokken is, langs de bovenkant van haar arm.
‘Wat was dat?’
Snel wil ze haar armband uittrekken, maar dan denkt ze aan Sinaron.
‘Dat is waar ook Ik moet hem tegenhouden,’ zegt ze hardop.
‘Jakira, pas op. Dat is Sinaron niet. Hij is een esper. Bewakingsrobots zijn geactiveerd en onderweg.’ hoort ze de stem van de hypsoon nog, maar ze beseft juiste de betekenis van de woorden niet.
Even concentreert ze zich en teleporteert naar beneden.
Sinaron schrikt als hij haar stem achter zich hoort.
‘Sinaron, lieveling. Wat doe je hier?’
‘Jakira, jij hier?’
‘Waarom wil je het schip laten ontploffen?’ vraagt ze dan.
‘Het schip late.??? O, ik vergat mijn gedachten af te schermen.’
‘Je gedachten afschermen, waarom?’
‘Schatje, weet je nu nog niet wie ik ben. Je vriendin Iljane ontdekte het per toeval. Daarom moest ze sterven.’
‘Heb jij Iljane gedood. Nee, dat kan ik niet geloven. En Janoro.’
‘Ook, Jakira.’
‘Nee, dat kan niet waar zijn. Je.je,’ stamelt ze nogmaals
‘Toch wel, Jakira. Mijn naam is niet Sinaron, maar Gorok. Mijn opdracht is gelukt. Wij wisten van jullie bestaan en het plan was om jullie een voor een om te brengen. Maar het hoofddoel mochten we niet vergeten.’
‘Het hoofddoel?’
‘Ja, we wisten van het bestaan van een oude basis, maar niet waar ze zich bevond.’
‘Je hielt toch van mij, Sinaron.’
‘Sinaron wel, maar ik niet. Jakira. Je liefje doodde ik een paar minuten voor Janoro, toen hij aan de rivier stond te wachten. Dargo was de volgende, maar toen kreeg ik andere bevelen van onze leider Yavar. Zo begon ik aan ons plan en nam de plaats van Sinaron in.’
Jakira staart hem aan, zonder dat ze hem in feite ziet.
‘Dus dat bedoelde Janoro met de letters S.I.V.A het moest S.I.N.A. zijn. Hij wilde Sinaron schrijven,’ fluistert Jakira en kijkt hem dan plots aan.
‘Dat klopt. Bijna was mijn plan in duigen gevallen. Maar nu kan niets ons nog tegenhouden. Met jullie in deze basis reken ikzelf wel af. Je beide vrienden Aya en Danor zullen de tempel nooit levend bereiken en dan….’
‘Wat. Aya en Danor. Jullie willen….’
‘Ja, Jakira. Quana was de eerste van jullie groepje, die aan de aanslagen konden ontsnappen. Ik raakte haar goed, maar niet goed genoeg, ze overleefde mijn aanval aan de rivier, zoals je weet. De volgende maal dat ik haar aanval zal ze het echter niet meer overleven,’ hoort ze hem op dat ogenblik spottend zeggen.
‘Moordenaar. Een volgende maal zal er niet komen, trek je zwaard,’ sist Jakira, terwijl ze haar eigen zwaard trekt.
‘ Jij bent op dit ogenblik de enige die het weet. Jakira. Dus ik kan ik je niet sparen, zelf al zou ik het willen. Een mooie menselijke slavin zou me wel bevallen. Maar het kan niet zijn,’ lacht Gorok.
‘O, ja. Zo’n primitief zwaardje heb ik er niet voor nodig.’
Met een zwaar gekletter valt zijn zwaard op de vloer. Dan schrikt Jakira als hij langzaam in een schrikwekkend monster verandert.
‘Bereidt je voor om uw schepper te ontmoeten,’ sist hij, met zware stem.
‘Wat ben jij voor iets?’
‘O, ik kom van een andere planeet, Als je weet wat een planeet is, boerinnetje.’
‘Dat weet ik, Gorok. Ik ben geen boerinnetje meer,’ antwoordt Jakira, met trillende stem.
Zijn gedaante boezemt haar angst. Hij lijkt rechtstreeks uit de hel ontsnapt te zijn. Ze beseft echter dat ze deze gedachten van zich af moet zetten en probeert zich te concentreren. Gorok gunt haar echter de tijd niet en valt aan, terwijl hij twee van zijn armen in speerpunten verandert. Maar de jonge vrouw weerstaat zijn aanval. Haar zwaard beweegt bliksemsnel, waardoor geen enkele van zijn armen doorheen haar verdediging geraakt. Toch ziet Jakira hem glimlachen. Bijna op hetzelfde moment begint ze zich moe te voelen en haar bewegingen worden langzamer en langzamer. Ze voelt zich moe worden.
‘Wat heb ik toch. Zou hij… Ja, dat kan niet anders. Hij moet een esper zijn.’ schrikt ze.
Jakira wankelt achteruit tot ze met haar rug tegen de muur opbotst. Ze voelt zich zo zwak, dat ze haar zwaard nog nauwelijks kan vasthouden.
Lachend kijkt hij haar aan en geeft met een arm een licht tikje tegen haar zwaard. Jakira kan het niet vasthouden en het zwaard valt uit haar handen. Ze hoort het tegen de vloer kledderen, terwijl ze hem met grote ogen van angst aankijkt.
‘Ontsnappen kun je niet. Deze maal kan niets je nog helpen.’ roept hij uit, terwijl hij zijn krachten inschakelt. Jakira voelt zich dadelijk nog meer verzwakken.
‘Hoe doet hij dat toch.’ gaat het door haar gedachten, terwijl ze met moeite kan blijven staan.
‘Niet slecht, meid. Je bent sterker dan de anderen. Zo lang heeft nog nooit iemand mijn verlammende krachten weerstaan,’ sist hij met een grijns op zijn monsterachtig gezicht.
‘Jakira sluit haar ogen en concentreert zich, terwijl ze hem telepathisch scant. Diep dringt ze met haar gedachten in het innerlijk van Gorok. Al snel vindt ze wat ze zoekt en schermt zich af. Dit alles heeft maar een paar seconden geduurd. Als Gorok toeslaat heeft zijn verlammende kracht veel minder effect, als te voren. Jakira voelt zich steeds sterker worden en concentreert zich op haar verdediging. Tot de verbazing van Gorok is ze hem te snel af en slaat met haar armen een paar maal zijn scherpe armen opzij.
‘O, ja. Jij kunt ook van materie veranderen, schatje. Daar moeten we dan snel iets aandoen,’ sist hij en steek toe.
Maar Jakira springt opzij en wijst met haar hand naar de plaats waar haar zwaard gevallen is. Het wapen schiet op haar toe en met een snelle beweging grijpt ze het vast. Bliksemsnel springt ze recht en draait om haar as. Twee maal raakt ze een arm van Gorok, die hem krijsend terugtrekt.
Snel probeert ze de uitgang te bereiken, maar Gorok is haar voor en slaat haar tegen de grond. Twee maal slaat ze een arm van haar aanvaller opzij, maar op het moment dat ze terug op haar voeten staat, wordt de blonde vrouw in haar zij geraakt. Een van de andere vlijmscherpe armen dringt door heen haar been. Gorok trekt hem dadelijk terug.
Maar dan schrikt hij. De wonde van Jakira straalt plots een groen licht uit en langzaam ziet hij de wonde verdwijnen. Woedend springt hij op Jakira toe, maar ze is er niet meer.
‘Ik heb een goede leermeester gehad, Gorok. Zo gemakkelijk krijg je me niet. De anderen heb je kunnen verrassen, maar mij niet.’
‘Dat was niet slecht, Jakira. Maar toch kun je niet winnen. Je hebt je dood alleen maar uitgesteld,’ grijnst Gorok, alleen lijkt het voor Jakira dat hij een grimas trekt.
Dan richt hij zijn twee bovenste armen op het meisje en twee lichtstralen schieten op haar toe. Jakira wordt achteruit geworpen en vliegt over een aantal apparaten.
Wankelend komt ze weer overeind en ziet Gorok razend snel op haar toekomen. Maar Jakira wijkt deze maal niet achteruit. Ze springt vooruit en even is Gorok verrast. Hij mist, terwijl Jakira opzij rolt.
‘Jakira. Neem de cilinder in je hand. Snel,’ zegt de stem van de Hypsoon.
‘De cilinder?’ fluistert Jakira.
Dan tast ze naar de cilinder en doet wat de stem zegt. Ze trekt het ding met haar rechterhand los. Als ze op het groene kopje, naast haar duim drukt, wordt een lichtstraal van ongeveer een meter lengte uit de cilinder gevormd. Jakira schrikt even.
‘Pas op. Die straal is dodelijk,’ hoort zij de stem weer.
Gorok maakt intussen van deze kans gebruik en duikt snel op haar toe.
‘Zo’n trainingswapen zal je niet veel helpen, Schatje.’
‘Trainingswapen, Gorok. Die is geen…,’ sist Jakira en maakt achter elkaar enkele gevechtsbewegingen.
Bijna te laat merkt ze dat Gorok plots op haar toespringt. Ze springt achteruit, maar ze is niet snel genoeg, omdat hij zijn verlammende krachten vol op haar loslaat. Grijnzend steekt hij toe. Een arm doorboort Jakira’s rechter dij en de andere haar linkerborst.
‘In de val gelopen, Gorok,’ hoort hij haar lachen en trekt dadelijk zijn armen terug.
Verbaasd kijkt hij haar aan, terwijl haar lichaam terug in vaste materie verandert.
‘Gas kun je niet doden,’ fluistert ze en zwaait met het energiezwaard.
Gorok schrikt hevig als het zwaard doorheen een tafel suist. Hij beseft dat dit geen trainingszwaard is en grijpt naar de cilinder aan zijn riem. Opgelucht voelt hij de cilinder in zijn hand en activeert hem.
Jakira schrikt, maar wijkt niet. Gorok duikt plots op haar toe en een hevig zwaardgevecht volgt. Geen van beiden slaagt erin om door de verdediging van de ander te dringen.
‘Zeer goed, Jakira. Ik zou er spijt van krijgen, dat ik je moet doden. Maar het kan niet anders.’
‘Als jij dood bent zal ik geen spijt hebben, moordenaar,’ sist Jakira, terwijl ze onder zijn woeste uitval achteruit wijkt.
Plots zend hij zijn verlammende krachten opnieuw op haar toe. Jakira voelt zich plots zo zwak en wankelt achteruit. Met moeite kan ze zijn slagen afweren. Maar dan wordt haar energiezwaard uit haar hand geslagen. Het rolt een paar meter over de vloer tot tegen de wand.
‘Het einde, Jakira. Vaarwel,’ sist hij en grijpt haar bij de keel met een hand vast.
Langzaam heft hij haar van de vloer omhoog.’
‘Vaarwel ‘ zegt hij nogmaals en richt twee tot spiesen gevormd armen op haar borst. Maar op hetzelfde moment schiet Jakira’s energiezwaard op haar rechterhand toe. Gorok merkt de lichtflits als ze het activeert, maar het is te laat, Jakira haalt uit met het energiezwaard.
Gorok voelt een hevige pijn en dan wankelt hij achteruit. Verschrikt staart het monster naar zijn drie armen die op de grond liggen.
‘Vaarwel Gorok,’ hoort hij haar nog zeggen.
In een reactie heft hij zijn vierde arm op en probeert haar slag met zijn energiezwaard af te weren, maar zijn krachten vloeien met zijn bloed uit hem weg. Dan voelt hij iets door zijn borst dringen.
Terwijl Jakira haar energiezwaard terugtrekt, zakt hij stervend op de grond
‘Ya.var, de Ga.Ganza.rrr. z.a.l mi.j. wrek,’ fluistert hij nog en na een laatste stuiptrekking blijft hij doodstil liggen.
Even kijkt ze op hem neer. Een paar minuten blijft ze zo staan. Dan wankelt ze langzaam tot tegen een van de apparaten en laat zich moe op de vloer neerzakken. De tranen rollen over haar wangen, terwijl ze aan Sinaron denkt.
‘Vaarwel, Sinaron.’ fluistert ze nog voor ze snikkend het bewustzijn verliest.
Haar energiezwaard rolt uit haar hand. Zodra de cilinder het contact met haar huid verliest, schakelt hij zichzelf uit.
De volgende morgen worden de anderen wakker en trekken ook hun nieuwe kleren aan. Dan merken ze dat Jakira en Sinaron verdwenen zijn.
‘Die twee zijn tot over hun oren verliefd op elkaar. Zoals ik en Rondo. Zij zullen met hun tweeën wel alleen willen zijn,’ zegt Tena.
‘Misschien, maar zouden ze dan niet op een van hun kamers moeten zijn,’ merkt Dargo op.
Op dat moment verschijnt Anya voor de deur van de lift
‘Weet jij waar.’
‘Ja, Quana. Kom, volg me naar beneden.’
Even later verlaten onze vrienden beneden de lift.
Anya”s beeld wordt ook gevormd en dan gaat hij hen voor.
Dargo blijft plots met een ruk staan, waardoor Tena tegen hem op botst.
12. Het volgend slachtoffer
‘Hoe voel je je?’ vraagt ze, als ze merkt dat Jakira haar ogen open heeft.
‘Da.at w.was op het nip.pert.je.’ fluistert Jakira, terwijl ze haar ogen sluit.
‘Het komt wel goed,’ zegt Quana en richt zich tot beide anderen.
‘Rondo, stel je ons niet voor.’
Dan ziet ze Tena wankelen en staat op. Samen met Rondo legt ze het meisje naast Jakira. Maar de roodblonde vrouw blijft niet liggen en richt zich weer op.
‘Het gaat al, ik ben al bijna de oude,’ fluistert ze uit. ‘Wat was dat. Het leek alsof we door een rots drongen, terwijl we weg getrokken werden naar iets vreemds en afschrikwekkend,’ legt ze uit.
‘Deze weerspannige zieke is Tena. En dit is Quana,’ stelt Rondo beide vrouwen aan elkaar voor.
Op dat moment opent Jakira weer haar ogen en richt zich op.
‘En dit is Jakira.’
‘Dat wist ik al, Rondo. Je hebt haar naam genoemd voor ze daarstraks met jou verdween,’ zegt Tena
‘O, ja. Dat was ik vergeten,’ lacht de jongeman.
Jakira staat licht wankelend recht en gaat naar de uitgang van de grot toe.
‘Het duurde zo lang.’
‘Ja, Quana. Iets trok ons weg, maar gelukkig was mijn wilskracht groot genoeg om tot hier te geraken. Wat het was weet ik niet, maar we moeten oppassen, anders overleven we het de volgende keer misschien niet ‘
‘Jou teleportatiekrachten lijken mij niet veilig te zijn. Misschien moet je meer oefenen.’
‘Nee, Quana. Dat is het niet, er was iets anders dat ons wegtrok. Wat dat is weet ik nog niet, maar ik zal het wel uitzoeken.’
‘Hoe is het met Tena,’ vraagt ze dan.
‘Ze voelt zich al veel beter, maar ze is er wel van geschrokken.’
‘Ik weet niet wat er buiten gaande is, maar ik zou er niet graag inzitten,’ merkt Rondo plots op.
‘Zeg, hebben jullie niets gemerkt. Buiten woedt een vreselijke storm, maar hier is er niets van te merken. Hoe komt dat?’ merkt Quana vragend op.
Jakira steekt haar hand naar buiten en voelt plots een vreemde tinteling door haar hand schieten, terwijl energieflitsen van haar hand wegschieten naar de wanden van de grot. Nadenkend trekt ze haar hand terug en kijkt ze naar buiten, maar ze ziet de storm over de omgeving van de grot woeden, alsof er niets is tussen zichzelf en buiten.
Ze schudt met haar hoofd.
‘Het lijkt wel alsof de ingang afgesloten is, door iets onzichtbaars.’
Plots klinkt een kreet achter hen.
‘Tena, wat is er?’ vraagt Rondo, terwijl hij zich naar haar omdraait en Anya ziet staan.
‘Anya, doe jij dit,’ vraagt Jakira op dat ogenblik, terwijl ze naar de uitgang wijst.
‘Nee, daar zorgt de tempel, die door de K-8 gebouwd werd, voor Jakira,’ klinkt een stem plots achter haar.
‘K-8, Anya. Wie is dat? Iemand zoals jij, maar dan vrouwelijk,’ vraagt Quana.
‘Nee, K-8 is de centrale computer van een kruiser met hetzelfde nummer, die op deze planeet geland is. Hij is gestationeerd in het complex, waar sommigen van jullie les kregen.’
Jakira en Quana begrijpen de woorden van Anya, maar voor Rondo en Tena lijkt Anya in raadsels te spreken.
‘Anya weet jij waar Danor en Aya zijn. Hopelijk zijn ze veilig.’
‘Dat zijn ze, Jakira. Zij hebben een stevige berghut gevonden en schuilen daarin.’
‘Kunnen we hen niet gaan halen.
‘Nee, Jakira. Teleportatie zou hen en jullie alleen in gevaar brengen. Voorlopig blijven ze beter daar.’
‘En Dargo en de anderen. Zijn die veilig?’ vraagt Quana.
‘Ik heb droevig nieuws. Janoro is vermist.’
‘Wat? Anya. Weet je wat er gebeurd is?’
‘Nee, Jakira. Toen ik hen op de hoogte wilde brengen van de komende storm, was deze al in hevigheid losgebarsten. Dargo was juist terug bij Sinaron aan de rivier aangekomen. Janoro was toen al niet meer bij hen. Om hem te gaan zoeken was het al te laat. Dargo opperde dat hij wel naar het dorp zou terugkeren. Dus gingen beiden terug naar het dorp. Ook de peilers van de K-8 vonden hem niet, maar die werden op dat ogenblik zwaar gestoord, door de elektromagnetische velden die een gevolg zijn van de storm.’
‘Is hij intussen nog niet teruggekeerd,’ vraagt Quana.
‘Nee, ik ben voor ik naar hier kwam nog even bij onze vrienden daar geweest, maar ze hebben niets van hem gezien of gehoord.’
‘En telepathisch,’ oppert Quana.
‘Ook niets. En dat lijkt me wel vreemd, zeker nu de storm afneemt.’
‘Anya, wordt de storm minder. Dan kunnen we hem gaan zoeken,’ zegt Jakira en concentreert zich.
Anya kijkt op en geeft snel een bevel aan de K-8. Dadelijk wordt het scherm om de grot uitgeschakeld. Juist op tijd. Op de plaats waar Jakira daareven nog stond horen ze en lichte plop.
Jakira materialiseert intussen aan de rand van het dorp en loopt naar de huizen toe. Ze kijkt om zich heen ziet overal mensen die bezig zijn om hun huizen te herstellen. Enkele huizen zijn echter volledig vernield. Plots vangt ze de gedachten van Sinaron, Dargo en een onbekende vrouw op. Snel haast ze zich naar andere kant van het dorp toe en roept.
‘Sinaron.’
‘Jakira!’ roept deze, terwijl hij zich opgelucht omdraait.
Dan omarmen ze elkaar. Maar Sinaron wendt zich af, terwijl Jakira verwart een stap achteruit doet. Even lijken zijn ogen een vreemde glans te hebben.
‘Sinaron, wat….’
‘Nu niet, Jakira. We maken ons zorgen om Janoro. We weten niet waar hij is.’
‘Hm, hm,’ kucht Dargo, terwijl hij hun aandacht probeert te trekken.
Even kijkt Jakira Sinaron met gefronste wenkbrauwen aan, maar trekt dan haar schouders op en vraagt:
‘Wie is jullie nieuwe vriendin?’
‘Mijn naam is Iljane. Jij moet die Jakira zijn, waar Sinaron zo gek van is,’ lacht Iljane, terwijl Sinaron naar de grond staart.
‘Zeg, Sinaron. Niet zo verlegen doen. Ik weet al lang dat jullie tweeën iets hebben,’ lacht Dargo.
De ogen van de jongeman lijken even te veranderen, maar dan kijkt hij op en zegt ruw:
‘Laat ons verder gaan zoeken naar Janoro, misschien heeft hij onze hulp nodig.’
‘Oké. Maar ik ga eerst nog enkele vrienden halen,’ lacht Jakira, terwijl ze naar Dargo kijkt.
Even concentreert ze zich en teleporteert naar de grot. Als ze de hand van Tena wil vastpakken, trekt de jonge vrouw haar hand terug. Even kijkt Jakira haar aan en zegt:
‘Het is veilig, Tena. De storm is zo goed als voorbij. Ik zal eerst Quana wegbrengen en dan jullie beiden,’ lacht Jakira en dan zijn beiden verdwenen.
Twee minuten later is ze er weer en loopt op Rondo en Tena toe.
‘Kom, Tena. Laat ons gaan. Je ziet toch dat ze ongedeerd teruggekeerd is,’ zegt Rondo.
Aarzelend geeft Tena Jakira een hand. Rondo volgt haar voorbeeld en even later materialiseren ze alle drie aan de rand van het dorp. Terwijl Quana de anderen aan elkaar voorstelt, ondersteunt Sinaron Jakira, die lichtjes wankelt.
‘Is er iets?’ vraagt Sinaron bezorgd, terwijl hij een arm om haar schouders slaat.
‘Nee, ik ben nog niet op krachten, na de hel die we tijdens de storm meemaakten. Over een paar minuten gaat het wel weer. Laat ons nu maar naar Janoro gaan zoeken.’
Even kijk Dargo haar aan en trekt zijn schouders op.
‘Laat ons dan maar naar de plaats gaan waar we Janoro voor het laatst zagen.’
‘Eerst moeten we paarden hebben.’
‘Laat maar. Jullie kunnen bij ons achterop zitten,’ zegt Sinaron, terwijl hij opstijgt.
Dan geeft hij Jakira een arm en trekt haar achter zich op zijn paard. Quana laat zich door Dargo achter hem op het paard trekken. Iljane geeft de teugels van haar paard aan Rondo.
‘Hier neem mijn paard maar. Ik wacht in het dorp op jullie terugkeer.’
‘Dank je,’ zegt Rondo dan, waarna hij opstijgt en Tena op het paard helpt.
Dan volgen ze de anderen naar de plaats op de weg waar Janoro voor het laatst zagen.
‘Ik denk dat het hier was,’ zegt Dargo, terwijl hij zijn paard inhoudt.
‘Ja, maar met al die verwoesting herken ik het bijna niet. Toch denk ik dat we op de juiste plaats zijn,’ merkt Sinaron op.
‘Als het klopt, dan is Janoro in die richting gegaan.’
‘Hee, dit is de plek waar Quana gedo… gewond werd,’ merkt Jakira plots.
‘Wat wilde je zeggen, Quana….’
‘We werden hier door de Oekas opgewacht. Ik en Quana wisten niet dat ze ons als uitverkorenen ontdekt hadden. Op deze plaats moesten we beiden gedood worden. Het leek alsof het bij Quana gelukt was, maar later bleek dat ze nog leefde.’
Even kijkt Dargo de blonde vrouw aan en zegt:
‘Dus dat is hier gebeurt.’
‘En jij, Jakira. Hoe slaagde jij erin om te ontkomen.’
Even kijkt Jakira naar Sinaron en zegt:
‘Ik werd door een vreemd goedje geraakt, dat zich doorheen mijn huid vrat. Ik slaagde erin om mijn lichaam langzaam vanaf mijn voeten in gas te veranderen. Het leek alsof hun plannetje geslaagd, toen ik de rest van mijn lichaam door de stroom liet meevoeren.’
‘Wauw… in gas… Je lijkt je krachten steeds beter te beheersen.’
‘Dat klopt, schat. Maar toch voel ik dat ik nog heel veel moet leren.’
‘Hee, wordt het geen tijd om verder te zoeken.’
‘Ja, Dargo. Ga maar voor wij volgen wel,’ zegt Jakira, terwijl ze afstijgt.
Overal liggen omgevallen bomen en onze vrienden moeten eroverheen kruipen en na een twintigtal minuten bereiken ze een klein riviertje.
‘Hier zijn we uit elkaar gegaan, Dargo. Ik bleef hier staan wachten, terwijl jullie… Als ik het niet mis hebt hadden we afgesproken om ongeveer vijftig meter vanaf dit punt te stoppen.’
‘Ja, je hebt gelijk, Sinaron,’ zegt Dargo nadenkend. ‘Laten we met zijn allen ongeveer vijftig meter stroomopwaarts lopen. En van daar in steeds groter wordende kringen zoeken.’
Een paar minuten later bereiken ze hun doel en ze verspreiden zich
Het is echter niet zo gemakkelijk, overal liggen omgevallen en losgerukte bomen. Plots horen ze de telepathische stem van Dargo.
‘Jakira, Tena heeft hem gevonden. Je kunt beter zelf komen kijken.’
‘Hoe is het met hem?’ vraagt Quana.
‘Hij is dood.’ luidt het antwoordt.
Jakira en haar vrienden kijken elkaar ontstelt aan.
‘Kom, we gaan kijken,’ zegt Dargo, die zich als eerste herpakt.
Onze vrienden haasten zich naar hun drie kameraden toe. Toch duurt het ongeveer tien minuten voor ze hen bereiken. Intussen is het opnieuw beginnen regen.
Ze schrikken wel even als ze het hevig toegetakelde lichaam van Janoro zien liggen. Het lijkt wel dat hij door verschillende speren doorboord is.
Jakira ziet plots een gedachte flits voor haar ogen. Aan de rand van de rivier op het einde van de jacht zag ze iets achter Quana opdoemen en toen werd haar vriendin door een vijftal vlijmscherpe klauwen doorboord. Voor haar ogen ziet ze de beelden voorbij trekken.
‘Quana, die wonden zijn door hetzelfde monster veroorzaakt, als diegene die jou zo goed als dodelijk verwonde op het einde van de jachtpartij,’ zegt Jakira.
‘Of een ander. Misschien zijn er meer,’ merkt Sinaron op.
‘Jakira. Kijk, hij heeft nog iets met zijn bloed proberen te schrijven. Het lijkt wel S.I.V.A. De rest is door de regen. He. Wat is er?’
‘Het is niets, Dargo. Het leek hier plots kouder te worden, maar nu is het voorbij,’ zegt Jakira, terwijl ze naar haar vrienden kijkt.
‘Ik voelde het ook even. Het was alsof iets tussen mij en Sinaron stond,’ zegt Tena.
‘Ik heb niets gevoeld.’
‘Dat is misschien te verklaren omdat jij geen esperkrachten bezit, Sinaron.’
‘Je moet het er niet zo dik opleggen, Jakira. Ik weet al enige tijd, dat ik niet bij dit groepje hoor, Jakira,’ zegt Sinaron kwaad en loopt van hen weg.
Geen van allen merken de gedaanten op, die tussen de bomen op hen toe sluipen.
Jakira haast zich achter Sinaron aan. Verschrikt blijft ze plots staan en kijkt naar de krijger, die zonder zich te bewegen voor zich uit staart. Jakira voelt dat er iets dreigend is en kijkt om zich heen. Telepathisch scant ze de omgeving, maar ze ontdekt niets. Toch voelt ze zich niet gerust.
‘Er moet iets zijn,’ denkt ze, maar dan trekt het gevoel weg.
Op hetzelfde moment draait Sinaron zich om en kijkt haar aan.
‘Voelde jij het ook, schat,’ vraagt hij.
‘J.ja. Er was iets tussen de bomen, dat voelde ik, maar nu is het weg.’
‘Dat heb ik ook gevoeld, maar toen ik het telepathisch probeerde te lokaliseren, trok dat vreemde zich plots terug. Het leek wel angst te hebben ‘ zegt de krijger ernstig.
Jakira kijkt hem even aan en weer ziet ze die vreemde glans in zijn ogen.
‘Sinaron, het spijt me. I.ik dacht daarstraks niet na, toen ik…. Je hebt geen krachten zoals wij, maar je bent een van de beste zwaardvechters, die ik ken en i.ik hou van jou.’
Sinaron blijft staan en kijkt om. Dan trekt hij haar naar zich toe.
Langzaam ze kussen elkaar, terwijl zijn ogen vreemd glinsteren. Even lijken ze zwart te worden, maar dan zijn ze weer normaal.
‘Ik hou ook van jou,’ zegt hij.
‘Je hoort ook bij ons, vergeet het niet. We zijn allen van verschillende afkomst. Kijk maar naar Quana, zij heeft een lichtgroene huid, Tena is een Dura (Prinses), ik ben een boerin.’
‘Jaja. Je hebt gelijk, lieveling. Ik snap het al wel. Kom, we gaan de anderen helpen om Janoro te begraven.
Even kijkt ze hem aan en fronst even haar voorhoofd. Het leek wel alsof zijn ogen helemaal zwart waren en ze voelde even koude rillingen over haar rug lopen. Zij ogen zijn echter nog steeds hel blauw van kleur en kijken haar verbaasd aan.
‘Gaan we nu nog, of blijven we hier,’ lacht Sinaron en wrijft haar natte haar uit haar gezicht.
Jakira maakt zich van hem los.
‘We gaan hen helpen,’: lacht ze.
‘Dura Tena,’ stamelt Rondo, die de woorden van Jakira gehoord heeft en kijkt de jonge zwaardvechtster verbaasd aan.
‘Ja, Ik ben in mijn land een Dura, maar hier een zwaardvechtster,’ lacht Tena, terwijl ze een klein rotsblok opheft.
‘Een Dura, ik ben verliefd op een Dura en zij op mij. Dari (Prins) Rondo. Dat klinkt niet slecht,’ denkt hij.
‘Ik op jou verlieft. Je bevalt me, dat is alles, schatje.”; lacht ze.
De jongeman kijkt haar verschrikt aan.
‘Jij???’
Maar dan trekt ze haar schouders op en zegt:
‘Kom, Rondo, schat. Help me, in plaats van naar mij te staren.’
‘O.ké,’ stamelt hij, terwijl hij naar de lachende Tena kijkt.
Een paar minuten later kijken onze vrienden nog even naar het met rotsen bedekte lichaam van hun vriend en gaan dan op weg naar het dorp.
Maar als ze de weg bereiken.
‘Jakira, pas op!!’ roept Tena plots.
Het is echter te laat. Ze zijn door woeste soldaten omringd. Als Quana haar zwaard wil trekken, hoort ze de telepathische stem van Jakira;
‘Laat het. Dit zijn soldaten uit zuidelijke streken, zij begeleiden Koningin Foarna en haar kinderen.’
‘Soldaten, breng me bij uw Koningin. Wij kunnen haar helpen,’ richt Jakira zich tot de verraste krijgers.
‘Hoe weet jij. Een heks. Grijp hen,’ stamelt een krijger verschrikt.
Jakira kijkt hem even aan en plots voelt de krijger zich vastgegrepen en vliegt achteruit. De anderen grijpen naar hun zwaarden.
‘Seran Turgo. Stop! Maak geen fout, die je, je later zult betreuren,’ merkt Dargo op, die naast Jakira staat.
Turgo kijkt naar Dargo en laat zijn zwaard los, waardoor het terug in de schede schuift. Dan geeft een teken en zijn mannen steken hun zwaarden weer weg. Jakira loopt plots op de soldaat toe die op de weg terecht kwam en grijpt zijn hand. Met een ruk trekt ze hem weer rechtop. Verbaasd kijkt de man haar aan.
‘Niet zo staren, soldaat Donro. Of je beland weer op je achterste. Een lekkere meid ben ik ook niet en zeker geen heks,’ fluistert Jakira.
De soldaat wendt zijn blik af, terwijl zijn maten naar hem grijnzen.
‘Wil een van jullie ook eens op zijn achterste zitten,’ dreigt Jakira en wendt zich plots tot de Seran.
‘Ik weet dat jullie door de storm verrast werden. Koningin Foarna heeft onze hulp nodig. Haar zoon, Kerto, kwam onder een neerstortende boom terecht en is stervende. Ik wil hem helpen, maar dan moeten we voortmaken,’ zegt Jakira
Onze vrienden zien dat de krijgers in tweestrijd zijn en niet goed weten wat te doen.
‘Seran, volg ons maar als jullie een besluit genomen hebben. Wij gaan naar de gewonden toe,’ lacht Tena, terwijl ze opstijgt en haar vrienden volgt.
De soldaten kijken hen na terwijl ze in de richting van het dorp rijden. Dan rennen ze naar hun paarden.
‘Kun je niet beter teleporteren, lieveling,’ merkt Sinaron op. ‘Dan kun je hem sneller behandelen.’
‘Nee, Sinaron. Zijn toestand is redelijk stabiel, hij houdt het wel vol tot we daar zijn. We mogen onze krachten niet nutteloos verspillen,’ antwoordt Jakira uit.
Als ze het dorp naderen, zien ze Iljane te paard naderen. Ze heeft nog drie gezadelde paarden aan de teugels vast.
‘Wat is er gebeurd?’ roept ze.
‘Later, Iljane. We moeten verder,’ roept Jakira terug.
Onze vrienden houden hun paarden in. Jakira springt dadelijk van het paard van Sinaron en grijpt een teugel van een van de paarden die Iljane bij zich heeft en stijgt op. Samen met de krijgers, die intussen ook het dorp bereikt hebben, rijdt ze verder. Sinaron volgt haar.
‘Deze maal ga ik met Jakira mee,’ lacht Iljane en geeft haar paard de sporen, terwijl ze de teugels van de twee andere paarden aan Quana geeft.
Ook zij verandert snel van paard en volgt haar.
Dargo, Tena en Rondo blijven achter en keren hun paarden naar het dorp toe.
‘Jakira en de anderen kunnen het wel alleen aan,’ zegt Dargo.
‘Gelukkig is het opgehouden met regenen,’ merkt Rondo op.
Intussen bemerkt Jakira de wagens van het koninklijk gezelschap en rijdt ernaar toe. Enkele krijgers houden haar tegen, tot Seran Turgo beveelt:
‘Stop. Zij is hier om de Dari te helpen.’
‘Het spijt me, Seran, maar ik denk niet dat zij hem nog veel hulp kan bieden. Hij is stervende.’
Jakira wacht echter niet en haast zich, door Sinaron, Quana en Iljane gevolgd, naar de gewonde. Ze knielt naast hem en kijkt even naar de koningin.
‘Laat maar, meisje. We kunnen mijn zoon alleen nog maar bijstaan en zijn lijden verzachten,’ zegt ze, terwijl ze huilt van verdriet.
‘Dari Kerto zal leven. Dur (Koningin) Foarna,’ zegt Jakira en kijkt naar de gewonde.
Ze concentreert zich en iets later houdt ze verrast op.
‘Nog een esper, al is het maar zwak. Hoe komt dat toch? Het lijkt wel alsof er hier meer espers dan normale mensen rondlopen,’ denkt ze.
Even opent de gewonde zijn ogen en kijkt haar aan.
‘Wi,’ zegt hij, maar verliest weer het bewustzijn.
Jakira hervat zich en houdt haar handen een dertigtal centimeter boven het lichaam van de jonge Dari. Dan beweegt ze haar handen over hem heen van hoofd tot voeten. Twee maal na elkaar, waarna ze haar handen langzaam op haar knieën laat zakken. Naar de jongeman kijkend, concentreert ze zich dieper en dieper. Plots schrikt de koningin.
Haar zoon wordt door een groen licht omgeven en stijgt langzaam van de grond op. Ongeveer twintig minuten hangt hij zo, dan daalt hij langzaam naar de grond toe en opent een paar seconden later zijn ogen. Eerst valt zijn blik op Jakira, maar dan kijkt hij verbaasd om zich heen. Jakira helpt hem recht, maar plots schrikken ze allen.
Een luidde kreet, die langzaam overgaat in gerochel, weerklinkt door het bos. Iedereen kijkt verschrikt op. Jakira trekt bliksemsnel haar zwaard en samen met Quana rent ze in de richting waarvan de kreet weerklonk. Enkele soldaten volgen haar.
‘Sinaron!!’ roept Jakira plots en knielt naast de gewonde.
‘Jakira, ik kon haar niet meer helpen,’ stamelt Sinaron.
Jakira kijkt om en ziet Iljane, tegen een boom liggen. Ook Quana heeft het gemerkt en rent naar haar vriendin. Ze laat zich naast de jonge vrouw op haar knieën vallen en schrikt.
‘J.Jakira. Ze is dood,’ stamelt ze.
Jakira staat snel op en knielt even later naast Quana en onderzoekt met haar gedachten Iljane. Dadelijk beseft ze dat hier geen hulp meer kan baten.
‘Het is te laat, Quana. Dat monster heeft haar goed te pakken gehad, toch heeft ze hem geraakt.’
‘Ja, je hebt gelijk, Jakira. Haar zwaard is vol groen. het lijkt wel bloed. Zou het hetzelfde monster zijn dat ook Janoro te pakken kreeg,’ vraagt Quana.
‘Misschien, het lijkt er wel op, maar er kunnen ook meerdere zijn. Ik ga Sinaron helpen, hij is gewond.’
‘Laat maar, Jakira. Ik heb het al verbonden,’ zegt Sinaron.
‘Waarom? Je weet toch dat ik uw wonde in een paar seconden kan genezen.’
‘Ja, Jakira. Maar ik kon Iljane niet redden van dat monster. Daarom wil ik dat mijn wonde mij er de eerste weken aan herinnert, zodat ik deze fout nooit meer zal maken.’
‘Zoals je wilt, schat. Als je van gedachten verandert, laat me het dan weten.’
‘Laat ons Iljane begraven,’ zegt Quana op, terwijl ze naar de soldaten kijkt die naar hen staan te kijken.
Op dat moment klinkt een bevelende stem:
‘Turgo, deel uw mannen in om een wachtbeurt op te trekken in de omgeving van onze nieuwe vrienden.’
‘In orde, Dur’ antwoordt de Seran en geeft zijn mannen een teken.
‘Dur Foarna. Laat maar. Het is niet nodig. Jullie kunnen beter één van de koetsen proberen te herstellen,’ zegt Jakira, terwijl ze samen met Quana enkele rotsblokken met telekinese omhoog tilt.
De Dur, Kerto en enkele soldaten kijken verbaasd toe.
‘Moeder, het begint opnieuw te regenen.’
‘Ja, Kerto. Ik heb het gemerkt.’
Na een paar minuten is het lichaam van Iljane volledig bedolven onder de rotsblokken. Terwijl Jakira het zwaard van haar dode vriendin op het graf legt, komt Sinaron wankelend naderbij.
Jakira kijkt hem even aan, maar zodra hij het merkt, schut hij zijn hoofd. De blonde vrouw haalt haar schouders op en fluistert:
‘Als je pijn wil leiden…Je moet het maar zelf weten, Sinaron. ‘
Dan volgt ze hem op een paar passen.
Als ze bij de koetsen aankomen, rollen twee soldaten een wiel van de ene koets naar de andere, terwijl vier anderen de eerste koets omhoog heffen. Het wiel wordt op de as geschoven en vastgemaakt.
‘Deze is het minst beschadigd, daarom hebben wij deze hersteld, Dur,’ zegt Turgo.
‘In orde, Seran,’ zegt de Dur. Het lijkt me beter om de raad van Jakira op te volgen en in het dorp beschutting zoeken.
Twee soldaten nemen plaats vooraan in de koets, terwijl de Koningin met haar zoon instapt.
Dan gaat de groep op weg naar het dorp, terwijl het intussen al feller regent.
‘Zeg, Quana. Heb je het ook al gemerkt. Kijk eens naar de lucht in de verte.’
‘Ja, Jakira. Ik was het ook al aan het denken. Het wordt nog donkerder, terwijl het nog maar pas na de middag is.’
‘Als we het dorp bereiken kunnen we het beste snel iets eten, anders komt het er misschien niet meer van.’
‘In orde, Jakira, maar ik hoop dat jullie het allebei mis hebben,’ glimlacht Sinaron.
‘Ik hoop het ook, maar we kunnen beter onze voorzorgen nemen,’ zegt Jakira en geeft haar paard de sporen.
Ze heeft echter de blik opgemerkt waarmee Dari Kerto naar Quana kijkt en lacht even begrijpend. Het lijkt wel alsof de godin van de liefde in heel hun groep aanwezig. Alleen mogen ze er zich niet door laten afleiden, anders zou het wel hun laatste dagen kunnen zijn onder de levenden.
Even later houdt ze haar paard weer in.
‘Seran, we kunnen beter versnellen. Misschien is er een nieuwe storm op komst.
Even kijkt de man in de richting, die Jakira aanwijst en antwoordt:
‘Als u gelijk heeft, dan moeten we ons haasten en de overblijvende huizen van het dorp verstevigen.’
Dan geeft hij zijn mannen en teken. Jakira laat de colonne voorbij trekken en voegt zich weer bij haar twee vrienden.
‘Ik heb Dargo op de hoogte gebracht, maar hij wist het al. Ze zijn al bezig om zich voor te bereiden,’ meldt Quana.
Ongeveer tien minuten later rijden ze het dorp binnen en stijgen af.
‘Breng de paarden hier binnen,’ roept Dargo, terwijl hij op hen toeloopt.
‘In die schuur?’ vraagt Quana.
‘Ja, ik denk dat ze daar veilig zijn, dat gebouw heeft de vorige storm goed doorstaan en we hebben het al verstevigd,’ antwoordt Dargo.
Samen met de paarden van de soldaten brengen onze vrienden die van hen naar de schuur. Dan gaan ze met Dargo naar de herberg, waar Tena en Rondo op hen zitten te wachten.
‘Waar is Iljane?’
‘Dargo, I.k. We kwamen te laat, Iljane is dood.’
‘Wat?? Jakira. Wat is er gebeurd?’ stamelt Dargo vragend.
Jakira neemt een stoel en gaat aan een tafel zitten, de anderen nemen ook plaats en Quana vertelt wat er gebeurd is.
‘Zo te zien pakt dat monster ons een voor een aan,’ merkt Tena op.
‘Ja. Maar hoe kunnen we hem tegenhouden. Ik denk dat Iljane hem geraakt heeft, maar we weten niet hoe erg.’
‘En jij Sinaron, weet jij het niet.’
‘Nee, Ik werd als eerste aan mijn been geraakt en rolde door het gras. Toen ik recht kroop, hoorde ik haar doodskreet en ik zag alleen nog een schaduw van dat ding voor het verdween.’
‘Hoe zag hij eruit?’ vraagt Quana.
‘Zijn huid was glanzend zwart en zijn armen, die van vorm leken te veranderen, eindigden op vlijmscherpe punten. Een ervan raakte mij. Maar toch had in geluk, het is maar een schram.’
Op dat moment komen nog enkele anderen de herberg binnen en nemen plaats aan de tafels.
‘Hoe is het buiten, Kren,’ vraagt Dargo aan een van de dorpelingen.
‘Het wordt erger. Ik denk dat we weer zo’n zware storm krijgen. We hebben de schuur afgesloten. De soldaten van Dur Foarna bewaken de rand van het dorp, tot het te erg wordt.’
Opnieuw gaat de deur open en Kerto komt binnen. Als de Dari onze vrienden opmerkt stapt hij op hen toe.
Jakira kijkt even naar Quana, als ze de jongeman naar haar groenhuidige vriendin ziet lonken. Dan ziet ze Quana naar hem glimlachen.
‘Dat zal wel weer een hevige storm worden,’ zegt hij.
‘Ja, Kerto. Je kunt het beste naar je moeder terugkeren, voor de storm losbarst,’ raadt Jakira aan.
‘Misschien heb je gelijk. Maar i.ik.’
Jakira kijkt hem verbaasd, als de jonge Dari Sinaron verschrikt lijkt aan te kijken. De jongeman voelt echter iets, als hij Sinaron aankijkt.
‘Wat is dat?? Het lijkt wel alsof. nee, dat kan niet,’ denkt hij, maar zegt echter niets.
Dan draait Kerto zich plots om en loopt haastig naar de deur. Jakira staat recht en volgt hem. Maar als ze de deur opnieuw opent ziet ze hem al niet meer. Ze trekt haar schouders op en gaat terug aan de tafel zitten.
‘Ik vraag straks wel wat er was,’ zegt ze nadenkend.
‘Ik ga eens kijken naar de schuur.’
‘Wacht, Dargo. Ik ga met je mee.’
Een paar ogenblikken later loopt Sinaron naast Dargo naar de schuur toe. Dargo kijkt naar de lucht, die op dit moment een purperen gloed heeft. Plots schrikt hij als Sinaron roept:
‘He. Kijk, Dargo, wat is dat?’
‘Waar, Sinaron,’ vraagt Dargo.
‘Nu is het weg. Ik dacht dat ik naast dat huis daar een schaduw zag, maar.. Ga jij maar verder. Ik ga eens kijken.’
‘Moet ik niet meekomen, Misschien.’
‘Nee, Dargo. Het zal wel een dorpsbewoner geweest zijn, door de dichte regen kon ik het niet goed zien. Maar ik wil het toch zeker weten.’
‘In orde, tot straks.’
Terwijl Dargo verder gaat, trekt Sinaron zijn zwaard en sluipt op zijn hoede naar het huis toe.
In de herberg schrikt iedereen plots als ze buiten kreten horen. Snel lopen ze naar buiten. Snel lopen ze naar buiten en zien enkele soldaten naar een huis toe rennen
Quana houdt een soldaat tegen en vraagt:
‘Wat is er gaande?’
‘Ik weet het niet, maar er is iets met het huis waar de Dur ondergebracht is. Er zijn geruchten van een zwarte gedaante, maar niemand kan.’
‘Kom, Quana. We moeten snel zijn. Ik denk dat, dat monster opnieuw op pad is,’ roept Jakira en rent samen met Tena en Rondo verder. Quana volgt hen, terwijl ze haar zwaard trekt.
Als ze bij het huis aankomen, zien ze een groot gat in de muur.
‘Rondo, Tena. De andere kant. Snel,’ beveelt Jakira, terwijl ze gevolgd door Quana en enkele soldaten het huis binnendringt.
‘We zijn te laat, Jakira,’ fluistert Quana als ze twee gedaanten op de grond ziet liggen.
11. De roodharige krijgster
Dan ontvangt Jakira het telepathische beeld van de plaats waar Quana moet zijn en nog voor Anya iets kan zeggen is Jakira verdwenen.
‘Zo, dat is ook weer geregeld, en nu jullie drie. Steek jullie handen naar voor met jullie palmen naar boven.’
Verbaasd doen de drie dorpelingen het en voor hun ogen materialiseren drie mooie zwaarden, van een speciaal metaal vervaardigt.
‘Wat een mooi wapen. Dat kan ik niet aannemen,’ weigert Rondo.
‘Alleen jij kunt het gebruiken, Rondo. Elk van die zwaarden is op jullie lichaamsstructuur afgesteld. Als iemand anders het wil hanteren zal hij een zware schok oplopen en het moeten loslaten. Anders is het zijn dood.’
Verbaasd kijken de drie hem aan.
‘Kom, nu kunnen we het beste gebruik ervan even aanleren. Van Jakira weet ik al dat jullie alle drie bedreven zwaardvechters zijn. Dus kunnen we snel beginnen met de eigenschappen van dit wapen. Maak de riem maar vast om jullie heupen. Dan kunnen we beginnen.’
Intussen materialiseert Jakira op de aangegeven plaats en kijkt om zich heen. Maar ze ziet nergens een teken van Quana. Als telepate peilt ze de omgeving af en al snel vangt ze zwakke gedachten op tussen de struiken.
‘Quana,’ fluistert ze en trekt de struiken opzij.
Voor haar ligt haar dood gewaande vriendin. Het bloed op haar lichaam is opgedroogd, waardoor Jakira hevig schrikt. Met haar genezende krachten onderzoek ze het lichaam van de gewonde en beseft, dat Quana haar wonden met haar eigen krachten al voor een groot deel genezen heeft. Maar ze is helemaal uitgeput.
Jakira knielt naast Quana en schuift haar armen onder de nek en de knieën van het groenhuidig meisje en heft haar omhoog. Quana kreunt van de pijn, die ze voelt. Met moeite draagt Jakira haar naar de rivier toe. Daar laat ze haar vlak naast het water op de grond zakken. Naast Quana gaat ze op haar knieën zitten en concentreert zich. Langzaam sluiten de wonden zich helemaal. Plots opent Quana haar ogen.
‘Jakira! Mij hadden ze goed te pakken, maar ik hoop dat je hen hun verdiende straf gegeven hebt.’
‘Nee, Quana. Ze kregen mij ook. Maar ik slaagde er om mij met de stroom te laten meedrijven.’
‘Jou ook. En toch hebt je me gevonden. Dank aan de goden,’ fluistert ze zwak.
‘Niet de goden, maar Anya heeft mij naar hier geleid,’ lacht Jakira, terwijl ze haar vriendin recht helpt.
Maar het meisje is te zwak om op te staan. Ze heeft al verschillende dagen niet meer gegeten. Jakira slaat een arm van Quana om haar nek en trekt haar zo recht op.
Dan concentreert Jakira zich en teleporteert terug naar Anya en de anderen. Het is intussen al gaan schemeren en haar vrienden zijn aan het uitrusten, na de korte, maar zware training.
Anya, merkt haar dadelijk op, terwijl zij Quana neerlegt in het gras.
‘Hoe is het met haar,’ vraagt Aya.
‘Niet zo best. Maar haar wonden zijn genezen, alleen heeft ze al enkele dagen niet gegeten heeft.’
‘Kom, wij gaan iets te eten Jakira’s vriendin halen,’ zegt Aya.
‘In orde. Jullie hebben mij voorlopig niet meer nodig. We zien elkaar wel in Jorgank,’ zegt Anya en is op hetzelfde moment verdwenen.
Aya en de anderen gaan verder naar het dorp en een half uur later stappen ze door de poort. De vader van Rondo komt op hen toe. Rondo blijft staan, terwijl Aya en Danor naar de hut van de ouders van Danor lopen.
Voor Rondo’s vader iets kan zeggen, zegt zijn zoon:
‘Het huwelijk gaat morgen door, vader. Maar Aya trouwt met Danor en niet met mij. Yana, mijn zuster, moet mijn plaats innemen en later de nieuwe dorpsoverste worden. Met haar zal ook de nieuwe tijd aanbreken.’
‘Dat kan niet. Het is al meer dan 500 jaar geleden dat het dorp nog door een vrouw geleid werd.’
‘Dan wordt het tijd dat dit opnieuw gebeurd, vader,’ zegt Rondo, terwijl hij naar zijn jongere zuster kijkt.
Zij is bleek en weet niet goed wat te zeggen.
‘Rondo, ik. Nee. Dat kan ik niet. Jij moet.’
‘Dat kan niet, zus. Jij moet onze vader opvolgen. Ik kan…. Ik moet weg en ik weet niet voor hoelang, misschien voor altijd. Ik weet het niet.’
‘We zien wel, zoon. Ik zal het de raad voorleggen. Maar waar ga jij dan heen?’ vraagt zijn vader verbaasd
‘Morgen moet ik gaan. Samen met Aya en Danor moet ik onze lotsbestemming volgen.’
‘Waarheen, zoon.’
‘Dat weet ik nog niet. Maar ik moet vertrekken, vader,’ antwoordt Rondo.
‘Hier zijn we weer,’ zegt Danor op dat moment.
Rondo kijkt even naar zijn vriend en dan knikt hij. Nog even omarmt hij zijn zus en fluistert:
‘Het moet zo zijn, zusje. Het spijt me.’
Als hij haar loslaat, vraagt zijn vader:
‘Kom je nog afscheid nemen, Rondo.’
‘We komen nog wel naar het dorp, Idan. We moeten eerst onze nieuwe lotgenoten gaan helpen,’ lacht Aya, terwijl ze een arm om Rondo en Danors schouders slaat.
Idan, Rondo’s vader kijkt hen na, terwijl beide jongemannen, met Aya tussen hen in het dorp verlaten.
‘Wat is er tussen hen gebeurt. Gisteren waren ze nog rivalen en nu. Wat verandert alles toch snel,’ denkt Idan verbaasd.
Op dat moment komt zijn vrouw toegelopen.
‘Wat is er gebeurd, Idan? Ze lijken wel de beste vrienden.’
‘Ja, het lijkt zo. Maar ze spreken van een vreemde lotsbestemming. Die nieuwe vriendin van Aya, Jakira noemt ze geloof ik, moet ermee te maken hebben.’
‘Een lotsbestemming, wat bedoelen ze daarmee?’
‘Dat weet ik niet, maar ik denk dat Rondo ons gaat verlaten.’
‘Wat?’ stamelt zijn vrouw.
Intussen lacht Jakira:
‘Kom, we gaan even een badje nemen.’
‘Wat, in het water… Je bent gek.’
‘Toch niet. Het zal ze opfrissen.’
Even kijkt Quana naar haar blonde vriendin.
‘Misschien heb je gelijk. Maar hoe geraakt ik erin.’
‘Laat je kleren dan verdwijnen,’ lacht Jakira.
‘Ach ja…’
Terwijl Quana’s kleren langzaam in het niets oplossen, wordt ze door Jakira recht geholpen en beiden strompelen naar het water toe.
Als groenhuidige vrouw haar voeten in het koele water voelt nat worden, lacht ze:
‘Kun je het eerst niet verwarmen. Het is nogal koel.’
‘Als je graag nog een paar uur zonder eten zit.’
‘Nee, laat maar. Jakira. Het zal wel gaan.’
‘De blonde lacht als ze haar vriendin in het water laat zakken.’
‘Brrr. het is koud.’
‘Het is maar voor even,’ grijnst Jakira.
Gelukkig is het een heldere lucht, waardoor ze in het licht van de halve maan elkaar nog kunnen zien, want het is intussen al donkerder geworden.
‘Haal me er maar weer uit, of nee. Laat mij het zelfs maar proberen. Ik voel me al een beetje beter,’ zegt Quana, en staat op. Het water komt tot een haar heupen. Langzaam schuift de vreemde stof weer over haar lichaam, waardoor haar kledij weer de juiste vorm krijgt. Maar als ze een stapt vooruit doet, wankelt ze. Jakira, die op de kant staat, grijpt haar dadelijk telekinetisch vast en ondersteunt haar. Als ze de kant bereikt, laat Jakira haar telekinetisch los. Quana draait zich naar haar om, terwijl Jakira de rand van het water bereikt en ook haar kleren vormt.
‘Ben jij soms, Tena?’ vraagt een stem rechts van hen plots.
Verrast kijken Jakira en Quana om. ‘Jakira’s groenhuidige vriendin kijkt even naar de knappe jongeman.
‘Nee, ik ben Quana. Waarom vraag je dat, jongeman?’ zegt ze glimlachend.
Rondo kijkt haar verbaasd aan. Voor de eerste maal in zijn leven ziet hij een groenhuidige vrouw.
‘J.je l.ijkt wel op haar. Je rode haar, alleen nogal groen,’ stamelt hij
‘Rondo, dit is mijn vriendin. Pas maar op, want ze is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.’
‘Het spijt me, Quana. Ik bedoelde er niets verkeerds mee.’
‘Al goed, jongeman. Op dit moment voel ik mij toch niet sterk genoeg om je een lesje te leren,’ glimlacht Quana, en vraagt dan:
‘Hee; wie zijn dat?’
‘Aya en Danor, twee nieuwe vrienden. Zij horen samen met Rondo bij ons groepje.’
‘Wat zijn zij ook espers.’
‘Ja, Quana. Maar ze moeten nog veel leren. Alleen Rondo heeft al een beetje espertraining gekregen.’
‘Rondo, ik denk dat je beter naar Tena kunt op zoek gaan. De slavenhandelaars zijn al verder getrokken. Op dit moment zullen ze wel een kamp voor de nacht opgeslagen hebben.’
‘Dat denk ik ook, Jakira. Maar zonder dat ik weet waar ik moet zoeken, kan ik ook niet veel uithalen.’
‘Rondo. Je bent toch telepaat, peil de omgeving en zoek haar. Ze heeft misschien je hulp nodig.’
‘Daar had ik moet aan denken, maar ik moet het eerst nog gewoon worden. Ik zal het even proberen.’
“Niet proberen, Rondo. Doe het.’
“In orde, niet kwaad worden. Maar ik vraag me wel af hoe ze zal reageren,’ lacht hij.
‘Ik ken haar ook maar van haar gedachten, Rondo. Maar jullie hebben elkaar al verschillende malen ontmoet, in vorige levens. Hoe jullie in dit leven met elkaar zullen omgaan, dat weet ik ook niet. Dat is iets tussen jullie beiden.’
Quana heeft intussen van Aya iets te eten gekregen. Aan de zijde van het jongere meisje loopt ze in de richting van Danor toe, die haar nieuwsgierig aankijkt.
‘Laat ons naar huis terugkeren, het wordt langzaam tijd om te gaan slapen,’ merkt Danor op, die tegen een rotsblok aanleunt.
Aya kijkt hem aan en loopt op de jongeman toe. Danor legt zijn arm om de schouders van het meisje. Ze kijkt hem in de ogen en kust hem. Jakira kijkt hen even aan en glimlacht. Dan knipoogt ze naar Quana en zegt:
‘Die twee zijn pas getrouwd.’
‘Ha zo. Hebben zij even geluk. Ik kan er geen vinden.’
‘Geen? Wat vinden.’
‘Een man die me bevalt, Jakira.’
‘En Dargo.’
‘Een goede vriend uit mijn dorp. Maar meer ook niet.’
‘In orde. Laat ons gaan. He, tortelduifjes. Komen jullie ook,’ zegt Jakira
‘Ik blijf nog even. Jakira. Alleen lukt het mij misschien om Tena te vinden.’
Jakira knikt en wijst naar het noordwesten. Waarna hij haar ziet glimlachen.
‘Veel geluk. Je hoort nu bij ons heb ik gemerkt.’ hoort hij haar telepathische stem.
Terwijl de anderen naar het dorp gaan, gaat hij aan de rand van de rivier zitten, met zijn gezicht in de richting die Jakira aanwees. Dan concentreert hij zich, steeds dieper. Met zijn telepathische krachten onderzoekt hij zijn omgeving. Eerst gaat het moeizaam, maar langzaam maar zeker krijgt hij meer vertrouwen en plots ontdekt hij in het noordwesten iets. Uit die richting ontvangt hij gedachten van woeste krijgers op, dan van enkele vrouwen. Dat lijkt zijn hart stil te staan als hij de gedachten van een krijgster herkent, maar ze zit vast gebonden bij de andere vrouwen. Toch lijkt ze voorlopig nog niet in gevaar.
Langzaam staat hij op en kijkt even rond. Dan glimlacht hij.
Rechts van hem ligt een rots, die hij met zijn handen niet kan opheffen. Rondo herinnert de woorden van Anya:
‘Oefenen en nog eens oefenen. Concentreer je steeds dieper. Als het de eerste maal niet lukt, dan de volgende keer misschien wel.’
Hij doet een paar stappen achteruit en richt zijn blik op de rots. Na enkele minuten begint deze plots te trillen en langzaam verheft hij zich omhoog. Maar plots valt hij met een klap op de grond. Toch is Rondo tevreden. Even denkt hij aan Jakira en scant zoekend de omgeving. Al snel heeft hij haar gevonden en denkt:
‘Jakira, ik weet waar ze is. Tot over een paar dagen. Misschien zien we elkaar dan wel terug.’
‘Rondo, ga naar de stad Jorgank. Wij vertrekken met ons vieren morgen. Daar zullen we elkaar wel ontmoeten. En nog meer oefenen. Dan lukt die truc met de steen wel,’ antwoordt Jakira telepathisch.
‘Heb je mijn poging gevolgd,’ denkt hij terug
‘Zeker. Neem niet teveel risico’s, het zijn gevaarlijke lui,’ hoort hij nog en antwoordt nog snel.
‘Anya heeft me enkele leuke wapens gegeven. Ik red me wel.’
‘Pas op, Rondo. Vertrouw niet altijd op uw wapens. De geest is altijd veel machtiger. De vijand die we bestrijden, kan misschien ook dezelfde krachten gebruiken als wij. Vergeet het niet.’
‘Dank je, ik zal er aan denken. Jakira. Ik zie je later wel,’ denkt hij en verbreekt dan het contact.
Rondo trekt dan zijn schouders recht en zoekt opnieuw naar de gedachten van de krijgster. Al snel heeft hij haar gevonden en haast zich langs de rivier naar haar toe.
‘Gelukkig is er nog een beetje maanlicht,’ denkt hij, terwijl hij tussen de struiken doorloopt.
Rondo volgt de rivier tot vroeg hij in de morgen het kamp nadert. Terwijl de zon aan het opkomen is, kijkt hij spiedend kijkt hij rond. Met zijn zwakke telepathische krachten weet hij al snel waar de meeste wachters staan. Er zijn ook enkele mannen onder de gevangenen, die aan elkaar gebonden zijn. Dan merkt hij tussen de vrouwen een jonge vrouw met lange roodblonde haren op.
‘Ik moet snel zijn. Als de zon volledig opkomt, is het te laat,’ denkt hij.
Langzaam sluipt hij naar het kamp toe en nadert de vrouwen langs achter. Snel maakt hij hen los en even kijkt even in de ogen van de mooie roodblonde.
‘Wauw!”; fluistert hij dan en kan met moeite zijn blik van haar groene ogen afwenden.
Dan kruipt hij naar de mannen toe, om hen ook te bevrijden. Maar een wachter ontdekt hem en slaat alarm. Rondo trekt zijn zwaard en is sneller dan de krijger. Zijn zwaard dood de man dadelijk. Het roodblonde meisje bemachtigd snel het zwaard van de dode en blijkt een geoefende zwaardvechter te zijn. De krijgers worden in een hevig gevecht gewikkeld. Geen van de slavendrijvers merkt dat enkele bevrijdde vrouwen de mannen los maken en met hen tussen de bomen verdwijnen.
Rondo en de vrouw staan met hun rug tegen elkaar en weren de aanvallen van de krijgers af.
‘Ik ben Tena. Ik zou graag uw naam weten voor we ons op onze laatste reis begeven,’ zegt de jonge vrouw.
‘Rondo,’ fluistert onze vriend en wijst naar zijn borst, ‘maar dit is niet ons laatste gevecht, wel van die daar.’
De krijgers stoppen even verbaasd met hun aanvallen en barsten in lachen uit.
‘Maat. Jij hebt de verhoudingen nog niet goed bekeken. Wij zijn met meer dan twintig krijgers en jullie met twee, over enkele minuten lig jij morsdood voor onze voeten en je vriendin verkopen we als slavin, zoals we al van plan waren.’
Rondo steekt snel zijn zwaard in de schede.
De krijgers kijken hem stomverbaasd aan, grijnzen:
‘Ha ha, denk jij ons zonder zwaard te kunnen doden of wil jij sneller sterven dan je vriendin.’
‘Nee, krijger. Ik wil niet sneller dood, maar ik heb een beter wapen in mijn bezit. Bereid jullie maar voor om uw god te ontmoeten, als jullie er een hebben,’ grijnst Rondo en draait zich om, grijpt Tena bij haar heupen vast.
Verbaasd kijkt ze hem aan.
‘He, wat doe je?’
‘Grijp je vast aan een tak of zo, snel. En laat hem niet los’ sist hij en werpt haar dan omhoog.
‘Hee,’ roept ze uit, maar slaagt er toch in om een tak te grijpen.
Verbaasd kijken de krijgers naar Rondo, die op dat moment zijn handen tegen zijn zijde drukt. Een twintigtal vlijmscherpe projectielen schieten naar krijgers toe. Kreten van pijn weerklinken. De overgebleven krijgers kijken verbaasd naar hun zes dode en negen gewonde maten.
‘We zullen hen wreken. Val aan,’ roept de leider, terwijl Tena terug op de grond springt en snel haar zwaard opraapt.
Woedend storten de acht krijgers zich op Tena en Rondo. Tena weert een slag van een krijger af, maar moet achteruit wijken onder de harde slagen van een andere krijger. Dan maakt een tegenstander van het meisje een fout en voelt het staal van Tena’s zwaard in zijn borst dringen. Rondo heeft juist de tweede tegenstander uitgeschakeld, maar werd ook aan zijn linker schouder geraakt.
De leider grijnst als hij Rondo tot tegen een boom achteruit drijft. Terwijl zijn tegenstander lacht, kijkt Rondo even naar Tena. Haar drie tegenstanders hebben haar in het nauw gedreven, maar ze houdt nog stand.
‘Bereidt je voor op de dood,’ sist de leider, maar kijkt verbaasd naar Rondo, als deze zijn zwaard neerwerpt.
Voor hij van zijn verbazing bekomen is, is het te laat. Opnieuw drukte Rondo zijn handen tegen zijn zijde en de leider krijgt de volle lading van de projectielen te verwerken. Hij is op slag dood. De laatste tegenstander van Rondo is er ook niet veel beter aan toe en doet wankelende stappen achteruit, terwijl hij zijn zwaard laat vallen. Dan zakt hij langzaam tegen een boom in elkaar.
Aan zijn starende ogen merkt Rondo dat hij ook dood is. De dood van hun maten heeft de drie tegenstanders van Tena geschokt en zij werpen ten teken van overgave hun wapens neer. Als Tena haar eigen zwaard weer in haar riem wegsteekt, springt een van hen plots op haar toe. Het meisje is echter sneller en bukt zich onder zijn arm door.
Als ze merkt dat hij een mes in zijn hand heeft, beseft ze dat deze niet van ophouden wil weten. Even werd ze een blik op de twee anderen; maar deze hebben het opgegeven en lopen op de gewonden toe. Van deze kans maakt de tegenstander van Tena gebruik en stort zich op haar. Als hij toesteekt, past ze echter een vreemde beweging toe. Hierdoor breekt ze zijn elleboog en zijn onderarm, die het mes nog steeds vasthoudt, suist op hem toe. Terwijl zijn arm krachteloos naast zijn lichaam neervalt, staart hij naar het mes dat in zijn borst steekt. Dan valt hij voorover en is dood voor hij de grond raakt.
Tena kijkt nog even naar hem en trekt dan haar schouders op:
‘Het spijt me, maar het was jij of ik.’
Dan draait ze zich om en hoort Rondo juist zeggen:
‘Ik schenk jullie leven, maar waagt het niet meer om een van ons beiden nog te overvallen. De volgende maal komen jullie er niet zo goed meer vanaf.’
Tena doet een stap naar Rondo toe, maar voelt zich plots zwak en wankelt tot tegen een boom.
Rondo schrikt en haast zich naar haar toe. Hij ondersteunt haar, terwijl ze zich van de plaats van het gevecht verwijderen.
‘Verzorg jullie gewonde maten en maak jullie dan uit de voeten,’ zegt Rondo nog voor hij aan de rand van de rivier verdwijnt.
Een tiental meter verder, neemt Rondo, Tena in zijn armen en draagt haar verder. Een paar minuten later laat haar op de grond zakken en zucht opgelucht als hij haar wonden onderzoekt. Een zwaard is doorheen haar bovenbeen gegaan, maar heeft niets gebroken. Een tweede wonde heeft haar rechterzijde, juist onder de ribben geschampt en bloed lichtjes. Snel grijpt hij een flesje uit zijn riem en giet een beetje op de wonde aan haar been.
Tena slaakt een kreet als de waterachtige stof, die Anya hem leerde maken, in de wonde brand. Het product heeft genezende kracht en het bloeden stop al snel. Tena voelt de pijn afnemen en gaat rechtop zitten. Dan trekt ze haar bovenkleed opzij en glimlacht even als ze Rondo naar haar ziet staren.
‘Zeg, krijger. Je kunt beter een beetje van dat flesje op mijn wonde strijken en dan maken dat we hier verdwijnen,’ zegt ze dan.
Rondo neemt een klein vodje uit zijn riemtas en giet dan een beetje erop. Dan drukt hij het vodje tegen haar tweede wonde. Tena perst haar lippen op elkaar om, maar toch kreunt ze lichtjes van de pijn. Als Rondo zijn hand weer weggenomen heeft, voelt ze de genezende kracht zijn werk doen en trekt haar kleding weer op zijn plaats.
Even kijkt de jonge krijgster de krijger aan en zegt, terwijl ze rechtstaat:
‘Rondo, geeft mij dat flesje en dat vodje ook maar. Jij bent ook gewond.’
Aarzelend geeft hij het flesje en Tena giet een beetje op het vodje in haar rechterhand. Ze kijkt hem in de ogen als ze het tegen zijn wonde drukt. Even ziet zij zijn gezicht vertrekken, maar er komt geen geluid over zijn lippen.
Voor ze beseft wat er gebeurd voelt ze plots zijn lippen op de hare. Even wil ze zich terug trekken, maar dan beantwoordt ze zijn kus. Na een tijdje laten ze elkaar los. Nog even kijken ze naar elkaar. Dan loopt Rondo naar elke paarden van de slavendrijvers toe en kiest de twee beste eruit. Op een van de twee stijgt hij op en rijdt dan op Tena toe, terwijl hij een tweede paard voor haar met zich meetrekt. De krijgster kijkt naar hem op. Ze neemt de teugels van het paard van hem over en volgt zijn voorbeeld.
‘Volg me,’ zegt Rondo.
Tena kijkt hem nog steeds verward aan. Wat bezielde haar, toen ze de kus van deze krijger beantwoordde. Ze kent hem nauwelijks.
‘Wat?’ vraagt ze.
‘We moeten verder. Ik moet Jakira in Jorgank ontmoeten.’
‘Jakira… Wie… Naar Jorgank,’ stamelt Tena en wendt haar paard.
Ze volgt de jongeman stroomopwaarts stilzwijgend. De jonge vrouw kijkt een paar maal naar hem, maar ze voelt rot. Haar gedachten zijn helemaal in de war. Waarom volgt ze hem toch. En wie is die Jakira. Ze weet het niet, maar toch volgt ze hem steeds verder.
‘Zou die Jakira zijn vrouw zijn,’ schrikt ze plots in gedachten.
‘Geen gekke gedachte, Tena. Maar je zit er volledig naast,’ hoort ze plots een vreemde stem.
Ze schrikt hevig en kijkt om zich heen, maar ziet niemand, behalve Rondo.
‘Ik ben het, Roodkopje. Jakira. Je ziet me nog niet, maar over enige tijd zal ik je begroeten.’
Verward schudt ze haar hoofd en kijkt naar Rondo, die een paar passen verder bleef staan en naar haar kijkt.
‘Wie is die vrouw waar over je sprak?’
‘Bedoel je Jakira. Dat is een mooie blondine, die ik nog maar een paar dagen geleden ontmoet heb. Maar ze is een zeer goede vriendin geworden.’
Tena slikt even. Rondo merkt het en glimlacht even.
‘Over een paar dagen voegen wij ons bij haar en onze andere vrienden.’
‘Ik niet, Rondo. Het lijkt me beter dat ik mijn eigen weg volg.’
Verbaasd kijkt Rondo haar aan.
‘Zoals je wil, Tena. Ga maar, ik volg je wel.’
Tena draait zich om en loopt naar rechts. Maar plots blijft ze staan en kijkt naar de jongeman.
‘Wat zeg je?’
‘Dat ik je wel volg.’
‘Waarom?’
‘Waarom? Vraag je, lieve Tena. Ik hou van jou van het eerste moment dat ik je zag, al besefte ik het toen nog niet. Dank zij Jakira heb ik je gevonden.’
‘En die Jakira dan.’
‘Zij is een vriendin van mij, Aya en Danor. Zoals ze ook een vriendin van jou zal worden, hoop ik.’
Tena verstijft, want het duurt even voor ze beseft wat hij bedoelt. Dan kijkt ze aarzelend in zijn ogen, want hij staat nu vlak voor haar en grijpt haar beide schouders vast.
‘Laten we onze weg verderzetten, Rondo. Ik volg je.’
Even wil de jongeman haar kussen, maar doet het dan toch maar niet. Als hij haar loslaat voelt ze even een lichte teleurstelling, maar ze volgt hem.
Tot ze een uur later plots halt houden.
Intussen is in het dorp van Aya het feest nog steeds in volle gang. Jakira en Quana besluiten om terug te keren naar de anderen. Aya en Danor nemen afscheid van hun ouders en stijgen op hun paard. Aan de toegangspoort wachten Jakira en Quana hen op.
‘Veel geluk, Aya. Hopelijk zien we elkaar nog eens terug,’ zegt haar vader.
‘Dat is zeker,’ lacht het witharig meisje en geeft haar moeder nog een hand.
‘Zorg goed voor beiden, Jakira,’ zegt Aya’s moeder.
‘Ik zal mijn best doen, als ze willen meewerken,’ zegt Jakira en volgt Quana’s voorbeeld.
Van op haar paard kijkt ze naar Aya en Danor, die elkaar even kussen. Dan doet ze haar paard keren en rijdt weg gevolgd door Quana. Aya en Danor laten elkaar los en wuiven naar hun ouders. Langzaam wenden ze hun paarden en volgen beiden anderen. Hun ouders kijken hen zolang mogelijk na en keren dan weer naar het dorp. Maar ze de stemming om verder te feesten is er niet meer.
Drie vrouwen en een man rijden stroomopwaarts. Ze rijden op een honderdtal meter voorbij dan de plaats waar Rondo en Tena zich bevinden. Aan een brug over de rivier houden ze halt. Aya en Danor verlaten Jakira en Quana en rijden er over. Langs de andere zijde van de rivier wuiven ze nog even en rijden dan naar het westen in de richting van Jorgank. Jakira en Quana willen naar de plaats, waar ze tegen de Oekas vochten en verloren.
Nadat de pasgetrouwden uit het zicht verdwenen zijn rijden beide vrouwen verder tot hun paarden onrustig worden, toch rijden ze verder tot Quana plots haar paard inhoudt. Aan de rand van de rivier zien ze een lijk van een jonge vrouw liggen. Snel springt snel van haar paard en knielt naast de dode.
‘Het is Dihona, zij zat bij ons in de cel,’ zegt de roodharige, terwijl ze het lijk verder op de kant sleep.
Jakira onderzoek de dode.
‘Zij is door scherp voorwerp in haar rug gestoken.’
‘Haar moordenaars zullen hun straf niet ontlopen. Ik zal ze wel vinden en dan.,’ sist Quana.
‘Dat is voor later. Ik vraag me af waarom ze haar niet gekloond hebben,’ onderbreekt Jakira haar.
‘Gekloond. Misschien toch wel’
‘Nee, Quana. Voor zover ik uit hun gedachten kon opmaken, nemen de Oekas hun plaats in, maar de mensen worden levend in een soort cocon opgeborgen. Ze hebben het originele lichaam nodig om hun vorm te kunnen behouden,’ legt Jakira uit en buigt zich over de Dihona.
Met de hulp van Quana draagt ze hun dode lotgenoot tot tussen de bomen en leggen een aantal stenen over het lichaam. Even staan ze nadenkend naar het graf te kijken en stijgen dan op hun paarden.
Een uur later bereiken ze hun doel, maar er is niets meer te zien.
‘Ze zijn weg, Jakira.’
‘Zo te zien heb je gelijk.’
‘Waar zouden ze heen zijn?’ vraagt Quana.
‘Vermoedelijk terug in hun schuilplaats. Ik denk dat ze hier alleen komen als er een jachtpartij georganiseerd wordt,’ oordeelt Jakira.
‘Wat nu?’
‘We kunnen het beste onze vrienden gaan zoeken. Ik wil Sinaron wel eens terugzien.’
‘Je liefje.’
‘Ja. Kom we gaan verder. Een paar kilometer verder is een brug,’ glimlacht Jakira.
Ze stijgen alle twee terug op hun paard en rijden verder, stroomafwaarts, langs de rivier naar de brug.
Gedurende een week verblijven Sinaron en zijn vrienden in het dorp in de hoop dat de meisjes naar hier zouden terugkeren. Maar ze komen niet.
‘Het wordt tijd dat we in actie treden, jongens. Misschien hebben ze onze hulp nodig,’ oordeelt Sinaron.
Hij komt juist terug van een verkenningstocht in het dorp, maar hij voelt zich rusteloos. Ze zijn al veel te lang weg.
‘Je hebt gelijk. We hebben hier al veel te lang zitten wachten. .’
‘Wacht even, Dargo. Ik blijf hier, in geval ze toch nog terugkeren.’
‘Goed, Iljane. Maar let goed op,’ zegt Dargo en gaat als eerste naar buiten.
Janoro knikt even naar Iljane en stap dan na Sinaron naar buiten.
‘Weet Anya niet waar ze zijn,’ vraagt hij.
‘Daar heb ik ook al aan gedacht, maar ik kan geen contact krijgen. Mijn zender laat even het beeld van Anya zien, maar dan verdwijnt het weer,’ antwoordt Sinaron.
‘Misschien is Anya gaan slapen.’
‘Gaan slapen, Janoro. Anya bestaat niet echt, Ik denk niet dat hij dat nodig heeft.’
‘Jongens, het wordt al laat. Als we niet snel verder gaan, dan is het te donker om nog sporen te vinden,’ merkt Dargo op, die zich naar hen omdraait.
‘Wie zegt dat we naar sporen gaan zoeken. Als we ver genoeg van het dorp zijn, kunnen we telepathisch de omgeving scannen, tot we contact met hen hebben.’
‘Een goed idee, Janoro. Maar ik heb maar een zwakke telepathische gave. Maar het is te hopen dat jullie hen vinden. Misschien hebben ze hulp nodig. Maar eerst wil ik nog maar eens proberen om’ zegt Sinaron en drukt op een knopje van zijn armband.
Even licht de gedaante van een verkleinde Anya op boven de armband. Maar dan verdwijnt de driedimensionale weergave.
‘Wat was dat, Sinaron?’ vraagt Janoro.
Terwijl Sinaron nog eens probeert contact te krijgen, antwoordt Dargo:
‘De zender die Sinaron van de tempelmeesteres kreeg, lijkt het niet te doen.’
‘Wat….’
Sinaron trekt zijn schouders op en geeft zijn poging op, terwijl naar de donkere stormwolken kijkt.
‘Het lukt niet, vrienden. Er zijn teveel storingen. We zullen hen op eigen houtje moeten zoeken,’ zegt hij.
‘Maar waar moeten we beginnen. Het laatste contact dat ik met Jakira had was aan de rivier in het oosten. Maar dat was heel zwak.’
‘Dan kunnen we het best naar die rivier gaan. En van daaruit beginnen zoeken.’
‘Goed idee, Janoro. Maar we moeten ons haasten, denk ik. Ik heb zo’n vreemd gevoel,’ stemt Sinaron in.
Onze drie vrienden gaan op weg en bereiken een paar uur later de rand van het bos, waar de jacht begon. Voorzichtig en op hun hoede rijden ze verder in de richting van de rivier. Geen van hen merkt dat de vuurrode ogen van een zwarte gedaante hun gadeslaat. Zelfs telepathisch merken ze hem niet op. Maar een uurtje bereiken ze de rivier en al snel vinden ze ook de plaats waar de opgejaagden uitgeschakeld of gekloond werden. Ze vinden sporen van een gevecht, maar geen enkel spoor van Jakira of Quana. Ze merken echter niet op dat ze gevolgd worden door een donkere schaduw .
‘Als we ons nu eens verspreiden, dan kunnen we een groter gebied scannen,’ merkt Janoro op.
‘Ja. Misschien. Ja, je hebt gelijk. Ga jij naar rechts, ik neem de linkerkant wel. Een vijftigtal meter zal wel genoeg zijn,’ zegt Dargo nadenkend
‘Ik blijf wel hier alleen aan de rivier en ik heb zo’n schrik in het donker,’ lacht Sinaron.
‘Denk dan maar aan mij, Mijn zwaardje zal je dan wel komen redden,’ grijnst Janoro.
Terwijl Dargo zich lachend omdraait, blijft Sinaron alleen achter. Hij gaat nadenkend aan de kant van de rivier op een boomstronk zitten. Janoro verdwijnt stroomopwaarts tussen de bomen, maar moet zijn paard achterlaten. Dargo rijdt intussen door het ondiepe water naar de overzijde en volgt de rivier stroomafwaarts. Na een paar minuten bereikt hij een klein open plekje.
‘Dat ziet er niet slecht uit,’ denkt hij en stijgt van zijn paard.
Langzaam gaat hij in het gras zitten en concentreert zich. Zijn telepathische krachten dringen doorheen de omgeving en ontmoeten die van Sinaron even; Bijna op hetzelfde ogenblik wordt het contact verbroken. Dargo probeert opnieuw contact te krijgen, maar het lukt niet meer.
‘Wat nu. Hij zal zich afgeschermd hebben. Ook goed. Dan ga ik maar verder zoeken in de andere richting.’
Al snel heeft hij in zekere zin succes. Hij vangt de gedachten op van een man en een vrouw. Ze noemen zich Tena en Rondo. De jongeman lijkt Jakira ontmoet te hebben. Verbaasd stelt Dargo vast dat zij ook op weg zijn naar Jorgank. Uit zijn gedachten kan hij opmaken, dat Jakira met Quana en nog twee anderen, die hij niet kent, naar hetzelfde doel onderweg zijn. Opgelucht verbreekt hij het contact en staat op. Nadenkend gaat hij naar zijn paard en stijgt op.
‘Nu de anderen op de hoogte brengen en dan naar Jorgank. Het lijkt wel alsof iedereen daarheen op weg is,’ glimlacht hij.
Als hij een paar minuten later de rivier weer nadert, houdt hij plots zijn paard in. Hij heeft een berg stenen opgemerkt, tussen de bomen. Naast de berg stopt hij zijn paard en kijkt naar beneden.
‘Dat is een graf,’ denkt Dargo en kijkt naar een platte steen die in het midden op het graf ligt.
‘Hier ligt Dihona, een goede vriendin. Quana, Jakira,’ leest hij.
Intussen bereikt Janoro een beekje, dat uit de rivier het landt invloeit. Even kijkt hij in het water. Plots schrikt hij, zijn telepathische krachten vangen iets zeer vreemd op. Snel draait hij zich en trekt bliksemsnel zijn zwaard. Tussen de bomen komt een zwarte schaduw op hem toe.
‘Wat is dat?’ schrikt hij.
Even lijkt het alsof hij een gezicht herkent, maar dan is de zwarte gedaante bij hem. Een gedempte kreet klinkt door het bos. Als de stilte terugkeert, is er geen enkel geluid meer te horen.
Rondo en Tena hebben intussen de richting van de burcht ingeslagen. Maar ze merken ook dat het stilaan donkerder wordt. Plots verschijnt Anya voor hen op de weg.
‘Rondo en Tena. Jakira vroeg me om jullie allebei te controleren en de test zijn positief. Vanaf dit moment zijn jullie allebei lid van de eerste groep geselecteerden,’ zegt hij en richt zijn rechterhand op hen.
Een groene energiestraal schiet op hen toe, maar ze voelen alleen een lichte kriebeling aan hun rechterbovenarm. Zij zijn nu ook drager van het groene teken.
Plots lijkt Anya te verstarren. Zijn stem lijkt te trillen, terwijl hij zegt:
‘Zoek een veilige schuilplaats en snel. Er is een zeer zware storm op komst. De zwaarste tot nu toe. Twee kilometer naar het noorden zijn er diepe grotten. Daar kunnen jullie schuilen. Haast jullie!’
Dan verdwijnt Anya en materialiseert nabij Jakira en Quana, die verrast hun paard doen halt houden.
‘Zoek snel beschutting. Er nadert een heel zware storm,’ roept hij hen toe, met krakende stem.
‘We hadden het al gemerkt, Anya’ roept Quana terug, terwijl Jakira met haar gedachten de omgeving scant.
Plots merkt ze die van Rondo en Tena op en neemt contact met de jongeman op.
‘Rondo, jullie kunnen het dorp niet meer op tijd bereiken. Ga naar het zuidoosten daar zijn een aantal grotten. Wij zijn ook naar daar onderweg. Wij zijn er over een half uur. Jullie doen er vermoedelijk meer dan een uur over. Een van ons zal jullie om de vijf minuten en telepathisch peilsignaal sturen.’
‘Bericht begrepen. Anya heeft ons al op die grotten attent gemaakt. Wij ontmoeten jullie daar.’ antwoordt Rondo.
‘Anya, weet Sinaron het al,’ vraagt ze dan.
‘Nee. Ze zijn in de omgeving van de rivier. Ik zal hen dadelijk op de hoogte brengen.’
Dan verdwijnt hij.
‘Kom, Quana. We moeten naar de grotten, voor het te donker wordt.’
Beide meisjes geven hun paarden de sporen.
Ongeveer een half uur later bereiken ze hun doel, springen in de gietende regen van hun paarden en leiden hen de grot binnen. Daar neemt Jakira opnieuw contact op met Rondo.
‘Hoever zijn jullie?’
‘Moeilijk te zeggen. Het is heel donker en het regent zo hard dat we bijna niets meer zien.’ antwoordt Rondo telepathisch.
‘Blijf daar staan. Ik kom jullie allebei wel halen.’
‘Hoe.’ vraagt Tena nog.
Maar Jakira is al weg en materialiseert enkele seconden later op een paar meter van haar beide vrienden. Ze wankelt even.
‘Oef, dat was een ruwe sprong. Rondo, geef me snel een hand.’
Verbaasd doet Rondo wat ze vraagt en plots verdwijnt de omgeving voor zijn ogen. En even later ziet hij de binnenkant van de grot voor zich. Maar hij voelt zich niet zo best.
Quana merkt dat Jakira ook niet in orde is en roept:
‘Jakira, wat is er gaande? Je kunt toch zo niet..’
Maar de blonde vrouw heeft haar niet gehoord. Ze is dadelijk weer verdwenen. Tena schrikt als ze Jakira ziet verschijnen.
‘Wat zie jij eruit. Is het zo erg?’ vraagt ze.
Jakira strompelt naar haar toe en fluistert:
‘Tena, berij.dt je voo.r op een vl.ucht door de hel.’
Dan neemt ze de hand van de roodblonde vrouw vast en beiden lossen een paar seconden later op in het niets. Alleen duurt het iets langer, dan de vorige keer met Rondo.
Als ze in de grot een paar minuten later materialiseren, lijken ze om zich heen te kijken. Quana en Rondo beseffen dadelijk dat er iets mis is. Toch reageren ze te laat, als beiden langzaam wankelend steun proberen te zoeken. Tena vindt steun tegen de wand van het hol, maar glijdt langzaam naar de grond toe. Rondo, die intussen iets beter is, grijpt haar echter tijdig vast en ondersteunt haar. Jakira is echter voorover gevallen en ligt op de vloer van de grot. Quana knielt naast haar hevig zwetende vriendin.
10. Aya
Ongeveer zes kilometer stroomafwaarts zit een jonge vrouw in een klein bootje te vissen. Haar lange witte haren wapperen in de wind. Ze heeft alleen een smal slipje aan. Plots schrikt ze en kijkt stroomopwaarts.
Honderd meter hogerop ziet het water helemaal groen. Het vreemde licht komt heel snel naderbij gedreven. Snel laat de vrouw haar vislijn vallen en grijpt haar roeipeddel. Maar ze is niet snel genoeg. Het licht is al bij haar boot en gaat eronder door.
De vrouw merkt een gedaante op, die zich in het licht bevindt.
‘Dat lijkt wel een vrouw,’ denkt ze.
‘H.help me.’ hoort ze plots een stem in haar hoofd.
Ze verzamelt al haar moed van duikt in het water. Al snel zwemt ze in het groen kleurige water en ziet de vreemde vrouw voor zich. Voorzichtig raakt ze de verminkte arm van de vrouw aan, maar trekt dadelijk haar hand terug, als ze een vreemde pijn in haar vingers voelt. Dan merkt ze dat de vrouw op haar rug geen verminking heeft en duikt onder haar door. Met beide handen grijpt ze haar vast aan haar nek en zwemt zo naar de oppervlakte. Even kijkt ze naar de kant en merkt dat een dertigtal meter verder een klein strandje is. Snel zwemt ze ernaar toe en trekt ze de gewonde op de kant.
‘Wat is er met haar gebeurd? Haar lichaam lijkt wel verbrand, maar het zijn toch geen brandwonden,’ denkt ze als ze op de gewonde neer kijkt, ‘Ik moet hulp gaan halen.’
Dan draait ze zich om een haast langs de rand van de rivier naar de plaats waar ze aan het vissen was.
Als Jakira bijkomt, ligt ze helemaal alleen op een klein strand. Haar lichaam brand van de pijn. Ze kijkt om zich heen, maar ziet niemand. Als ze haar rechterhand opheft, schrikt ze. Terwijl ze naar haar zwaar verschroeide hand staart, komen de herinneringen terug.
‘Dat meisje, waar is ze?’ denkt ze, terwijl ze de omgeving beter bekijkt, maar van het meisje vind ze geen spoor.
Dan bekijkt ze haar lichaam, dat voor een groot deel verschroeid lijkt te zijn, op de plekken waar dat geel goedje haar geraakt heeft.
‘Gelukkig heb ik dat goedje onschadelijk kunnen maken. Toch had ik graag hun gezichten, als ze er één hebben, gezien. Toen ik mijn armen en benen in gas veranderde. Ze zijn er mooi ingelopen,’ denkt ze grijnzend.
Dan laat ze zich langzaam terug op haar rug neerzakken en concentreert zich steeds dieper, zoals ze van Anya geleerd heeft. Plots wordt haar lichaam opnieuw door een geelgroen licht omgeven en haar wonden genezen steeds sneller. Na een paar minuten verdwijnt het licht volledig en Jakira opent haar ogen.
Opeens ziet ze een jonge mooie vrouw, alleen gekleed in een smal slipje. Terwijl de vrouw naar haar staat kijken, wapperen haar haren lichtjes in de wind. In haar hand heeft ze een klein flesje. Ze lijkt wel verstard. Dit duurt maar even, maar dan draait ze zich om.
‘Vrees niets. Ik zal je niets doen.’
Het onbekende meisje, ze lijkt een jaar of achttien, blijft staan en draait zich langzaam weer om.
‘Mijn naam is Jakira. Ik genees nogal snel.’
‘Genezen, dat… Nee, dat was niet normaal.’
‘Voor mij wel. Ik leerde dat al verschillende jaren geleden.’
‘Maar dat groene licht…’
‘Dat is een bijverschijnsel, maar het geeft wel een spookachtige uitstraling.’
‘Dat klopt, Jakira. Het leek daardoor wel alsof je boven de grond zweefde.’
‘Heb jij me uit het water gehaald,’ vraagt Jakira.
‘Ja, anders zou je verdronken zijn,’ antwoordt het meisje, terwijl ze haar natte haren met haar hand naar achter strijkt.
Lachend draait Jakira haar gezicht naar het jongere meisje en vraagt:
‘Hoe heet je?’
‘Aya,’ antwoordt deze en kijkt even naar het flesje in haar hand.
‘Als ik je bekijk zul je dit ook wel niet nodig hebben.’
‘Wat is dat, Aya?’
‘Iets om brandwonden te behandelen.’
‘Nee, laat maar, het waren toch geen brandwonden, maar iets anders, dat veel gevaarlijker is.’
Jakira probeert dan recht te staan, maar ze voelt zich nog te zwak. Aya stapt snel op haar toe en helpt Jakira op te staan. Even wankelt de blonde vrouw.
‘Laat me maar. Het zal nu wel gaan, Aya.’
Aya doet wat Jakira vraagt en de blonde vrouw doet enkele stappen.
‘Zie je het gaat al beter,’ zegt ze.
‘Kom, we gaan naar de plaats waar ik aan het vissen was,’ zegt Aya.
Jakira volgt het meisje langs de rivier, tussen de struiken en bomen door. Intussen scant ze telepathisch de omgeving, maar er is geen enkel gevaar.
Toch schrikt ze wel even als ze merkt dat Aya ook een esper is, maar het meisje lijkt er niets van te weten.
‘Ze weet het wel, Jakira. Maar tegenover vreemden laat ze niets blijken. Zij staat in mijn gegevensbank als lid van een derde groep. Alleen zijn deze nooit opgeleid. Er zijn er nog twee in het dorp waarvan Aya afkomstig is,’ denkt haar hypsoon.
Even later komen ze op een open plek, waar Aya haar een deken geeft. Terwijl Jakira dit om haar lichaam slaat, kleed Aya zich aan en zegt:
‘Blijf hier. Ik ga in mijn dorp kleren voor u halen.’
Terwijl ze tussen te bomen verdwijnt, gaat Jakira tegen een boom op de grond zitten. Dan concentreert ze zich nogmaals op haar wonden en lacht even later tevreden als ze beseft dat ze weer helemaal gezond is. Dan staat ze op en loopt op de rivier toe. De deken valt op de grond, waarna ze het koele water instapt.
Als Aya een uur later terugkeert, is Jakira lekker aan het zwemmen.
‘Jij bent al veel beter, zie ik,’ lacht het meisje.
‘Ja, ik voel opnieuw als herboren,’ glimlacht Jakira, terwijl ze uit het water stapt.
‘Ik zal je nieuwe kleren hier maar neerleggen tot je terug droog bent.’
Jakira knikt en rilt even als ze de koele wind op haar naakte huid voelt.
Maar dan concentreert ze zich en Aya schrikt hevig als ze de huid van haar kersverse vriendin in een soort metaal ziet veranderen. Het lijkt wel zilver. Het duurt maar een paar seconden, maar dan wordt haar huid langzaam weer normaal. Alleen is ze nu helemaal droog;
‘Hoe doe je dat?;’ vraagt Aya met trillende stem.
‘Ik heb verschillende gaven leren gebruiken door mijn leermeester. Ook jij kunt het leren, als je veel geduld hebt.’
‘Dat kan ik nooit.’
‘Toch wel, Aya. Er zijn maar een klein aantal mensen die deze gaven hebben en jij bent er een van.’
Aya kijkt haar verbaasd aan, terwijl Jakira twijfelt. Zou ze kleren om haar lichaam zou vormen, of de kleren van Aya aantrekken. Ze besluit om het laatste te doen, om het meisje niet nog meer te laten schrikken.
‘Ik, Jakira. Nee, zoiets kan ik niet’ merkt Aya op.
‘Je hebt angst voor je mensen van het dorp. Zij zullen je verstoten. Misschien, Aya. Maar ieder van ons moet zijn weg gaan,’ lacht Jakira, terwijl ze haar nieuwe kleren aan trekt.
‘Zoals jij.’
‘Ja, zoals ik en ook mijn vrienden. En ik denk dat jij daar ook bij hoort.’
‘Ik wil zeker je vriendin worden, Jakira.’
Jakira kijkt het meisje glimlachend aan, terwijl ze, alleen gekleed in een slipje, Aya aandachtig bekijkt. Dan slaat ze een riem om haar heupen, waaraan langs voor een achter, een stuk stof van ongeveer veertig bij vijfentwintig centimeter, bevestigd is. Aya helpt haar om het bovenstuk, dat bestaat uit een brede strook stof, dat onderaan aan de riem bevestigd is.
Jakira lacht als ze merkt dat het te klein lijkt te zijn. Langs de voorkant blijft een stuk van ongeveer acht centimeter open.
‘Het lijkt wel een zeer diepe halsuitsnijding.’
‘Nee, Jakira. Dit is een normale kledij, die in mijn dorp gedragen wordt,’ merkt Aya op, terwijl ze de gekruiste bandjes achter in de nek van haar vriendin vastmaakt.
‘Zo, dat ziet er beter uit.’
‘Je hebt gelijk, Aya. Het is wel mooi, maar in mijn dorp zou ik zo niet lang rondlopen,’ lacht Jakira, terwijl het riempje langs de voorkant vastknoopt.
‘Dan ben je zeker nog niet in het stadje Rinku geweest, daar lopen ze meestal halfnaakt rond, behalve in de winter.’
‘Half naakt, dat lijkt me toch een beetje te bloot.’
‘Misschien, Jakira. Iedereen heeft zijn gewoonten. Laat ons nu maar gaan.’
‘Wacht nog even,’ zegt Jakira en concentreert zich, terwijl ze haar handen met de palmen omhoog naar voor steekt.
Aya is verbaasd, als ze plots een metalen zwaard uit het niets in de handen van haar vriendin ziet vormen. Het is mooi versierd en de schede is met een schildering bedekt.
‘Hoe.???’ stamelt ze.
‘Zo, laat ons maar naar uw dorp gaan,’ zegt Jakira, terwijl ze het wapen om haar heupen vast maakt.
‘Hoe, kom je aan dat zwaard?’ vraagt Aya opnieuw, terwijl ze voor Jakira het pad opstapt.
‘Ik heb een soort tovenaar als bondgenoot.’
‘Een tovenaar.’
‘Ja, hij heeft mij en Quana.,’ zegt Jakira, maar ziet hierbij de beelden van de gebeurtenissen aan de rivier voorbij trekken.
Even wankelt ze, als ze Quana opnieuw bloedend ziet neervallen. Aya draait zich om en haast zich naar Jakira toe om haar te ondersteunen.
‘Wat is er? Ik denk dat we het beste even kunnen rusten.’
‘Nee, Aya. Dat is het niet. Het komt, omdat ik Quana weer voor mijn ogen zag sterven.’
‘Quana, Wie is dat?’
‘Een vriendin, die ik enkele jaren geleden leerde kennen, maar die laffe Oeka viel haar onverwachts langs achter aan. Ze kreeg geen enkele kans om zich te verdedigen,’ legt Jakira uit, terwijl ze zich herpakt.
‘Ga maar verder, ik volg wel.’
‘Wat is een Oeka?’ vraagt Aya plots.
‘Zeker weten we het nog niet. Wat we wel weten is dat een Oeka, de gedaante van een mens kan aannemen.’
‘Waarom doet hij dat?’
‘Dat is iets dat we nog moeten uitzoeken. Vermoedelijk veroorzaken zij die zware regens die overal plots opsteken.’
‘Wat, Jakira. Ben je zeker. De dorps oudsten denken dat het de goden zijn, die ons willen straffen.’
‘Nee, Aya. De goden hebben hier niets mee te maken. Het zijn levende wezens, die van ergens ver hier vandaan komen.’
Even kijkt Aya naar Jakira en stapt dan plots verder.
‘Dat moeten de oudsten weten,’ zegt ze.
‘Voorlopig moeten we zwijgen. Ze zullen ons toch niet geloven, denk ik. Maar ik en enkele anderen zullen dit wel uitzoeken.’
‘Jij, Jakira. Wat kan jij doen?’
‘Dat zien we nog wel. Ik weet het op dit moment ook nog niet. Maar ik heb met de Oekas nog een eitje te pellen.’
‘Een eitje te…,’ stamelt Aya, niet begrijpend.
Maar dan trekt ze haar schouders op en loopt verder. Al een paar minuten later bereiken ze een open vlakte. Jakira blijft even staan en ziet dan de eerste huizen van het dorp van Aya. De palissade is op enkele plaatsen ingestort.
Als Jakira door de poort stapt, ziet ze Aya naar een jongeman glimlachen. Dan krijgt hij de blonde Jakira in het oog en blijft haar nastaren, terwijl ze Aya volgt. Even later stapt het jongere meisje de hut van haar ouders binnen. Jakira volgt haar, waar het meisje haar aan haar ouders voorstelt. Jakira krijgt onderdak in het huis aangeboden en neemt het aan, omdat ze moeilijk kan weigeren.
S’avonds sluipt Aya het huis uit. Jakira heeft het gemerkt en volgt haar door het dorp. Aan een van de toegangspoorten staat de jongeman op wacht en hij draait zich om als Aya naar hem toekomt. Dan kussen ze elkaar. Jakira beseft dat ze beiden op elkaar verliefd zijn.
Maar ze weet niet wat er moet gebeuren. Die namiddag hoorde ze de vader van het meisje zeggen, dat zijn dochter voor de zoon van het dorpshoofd bestemd is. Nadenkend keert ze terug naar de hut van Aya’s ouders en gaat opnieuw slapen. Een uur later hoort ze het meisje terugkeren.
De volgende morgen staat Jakira heel vroeg op en begint naast de hut te trainen. Plots merkt ze Aya op, die naar haar staat te kijken. Ook zij heeft een zwaard omgegespt en vraagt:
‘Mag ik mee doen?’
‘Ja zeker. Maar kun je met dat wapen omgaan.’
‘Ik ken er wel iets van,’ lacht Aya, terwijl ze het zwaard uit de schede trekt.
Lichtjes onhandig probeert ze de houdingen van Jakira na te doen.
‘Niet slecht. Maar je moet toch wel meer oefenen, Aya.’
‘Ik denk dat ik wel genoeg geoefend heb. Maar ik oefen liever met een echte tegenstander. Wil jij het eens proberen.’
Jakira kijkt haar even aan.
‘Oké, laten we het eens een schijngevecht houden.’
Al snel ondervindt ze dat Aya heel goed met haar zwaard kan omgaan.
‘Je hebt me erin geluisd.’
‘Zeker, maar jij bent ook niet slecht zo te zien. Maar we kunnen beter ophouden en gaan eten.’
‘Ga jij al maar. Ik moet nog een paar oefeningen doen.’
‘In orde, tot straks dan maar.’
In de namiddag gaan beide meisjes terug naar de rivier. Jakira kleedt zich uit en duikt in het koele water en begint over en weer te zwemmen. Aya duikt iets later ook in haar blootje het water in en begint met haar blonde vriendin mee te zwemmen.
Na twee uur zwemt Jakira naar de kant en Aya volgt haar.
‘Ha, hier ben je,’ zegt een stem plots.
Onze blonde vriendin kijkt naar de kant en schrikt als ze de uitstraling van de jongeman opvangt.
‘H. Hij heeft ook geestelijk krachten. En wat voor. Als ik het niet mis heb wordt hij een van de sterkste espers die er zijn, al weet hij… Hee, hij kent Anya,’ denkt ze.
‘Jakira, het klopt. Hij hoort bij de tweede groep, maar ook van die groep zijn er maar twee over. Iljane is de andere. Hou je met hem bezig, misschien kan hij je helpen. Maar pas op, hij is op Aya verliefd.’ hoort ze om dat moment een stem in haar hoofd.
‘Anya,’ fluistert ze.
‘ Anya. Ken jij Anya?’ vraagt de jongeman, terwijl hij naar haar lichaam staart.
De blonde vrouw kijkt opnieuw naar de jongeman, met donkerbruin haar en glimlacht even als ze zijn blik opmerkt.
‘Anya heb ik een tijdje geleden leren kennen. Soms helpt zij me, als ik in nood ben’ antwoordt ze ontwijkend.
Dan stapt ze op haar, op de grond liggende kleren toe.
‘Weet je niet wie hij is?’
‘Ja, een soort tovenaar. Als ik het goed heb,’ lacht Jakira.
‘Rondo, wat doe jij hier,’ vraagt Aya op dat ogenblik vanuit het water.
‘Ik was in de buurt en zag jullie zwemmen,’ zegt de jongeman slikkend.
‘Rondo, je kunt beter naar de bomen kijken, als ik uit het water kom. Anders zul je wat meemaken.’
‘Oké, Aya. Ik zal niet kijken,’ grijnst de jongeman en draait zich om.
Jakira trekt intussen haar bovenstuk van haar kleed omhoog en maakt de knoop van het riempje achter in haar nek vast.
‘Hoe heet je?’ vraagt Rondo.
‘Jakira, jongeman. Mag ik u een goede raad geven.’
‘J…ja…’
‘Denk dan maar aan iets anders, of je belandt over enkele ogenblikken in het water om af te koelen.’
Met een rood hoofd, kijkt Rondo naar Jakira. Dan gaat hij dichter op haar toe.
‘Jij bent toch niet die Jakira van de eerste groep,’ fluistert hij.
‘Goed geraden, die ben ik.’
Rondo slikt even.
‘Rondo, pas maar op met haar. Jakira kan zeer goed vechten.’
De jongeman kijkt even naar Aya, die zich intussen ook aangekleed heeft. Even later wandelen ze alle drie terug naar het dorp. Jakira neemt door haar hypsoon contact op met het complex. Het gaat echter met moeite, er zijn heel veel storingen in de atmosfeer. Alleen door alle mogelijke versterkers in te schakelen, slaagt Anya erin om een zo goed als normaal contact in stand te houden.
Jakira zucht opgelucht en zegt:
‘Anya, ik denk dat Aya ook in onze groep kan opgenomen worden.’
‘Gegevens bekent, Jakira. Maar de centrale computer raadt dit af. Want hij wil Aya, maar zij houdt van een ander. Zijn naam is Danor en ook hij is een esper. Ze alle drie in de groep opnemen, zou voor onenigheid kunnen zorgen.’
Jakira staart even nadenkend naar het gras.
‘Onze groep uitverkorenen bestaat nog maar uit drie leden. Met de overlevenden van de tweede groep, zijn we met vijf. Ik denk dat er best nog een paar bij mogen. Rondo wil haar omdat Danor al van zeer jonge leeftijd zijn tegenstander is, die hij er maar niet onder krijgt. Ik denk dat, als ze beiden beseffen wat er van hen verwacht wordt, ze wel zullen veranderen.’
‘Genoteerd, Jakira. De centrale eenheid zal een nieuwe evaluatie maken.’
Haar nieuwe vrienden hebben niets gemerkt van dit gesprek met Anya.
‘Aya, over twee dagen wil ik uw vader spreken. Je weet wel waarover,’ zegt Rondo plots.
‘Ja, maar.’
‘Je kent toch de dorpswetten. Iedereen moet hen gehoorzamen, of we willen of niet.’
‘Bij jou is het niet moeten, maar je wilt mij hebben, dat is alles.’
‘Dat is mij eender. Wet is wet,’ sist Rondo kwaad en stapt van hen weg.
Beiden kijken hem even na. Jakira scant zijn gedachten. Hij wil Aya tot vrouw omdat dat al overeengekomen is van bij hun geboorte. Ook is Danor een rivaal en hij wil hem op zijn plaats zetten door hem Aya af te nemen. Maar dan schrikt Jakira. De diepste gedachten van de jongeman denken niet aan Aya, maar aan een jonge krijgster, die hij enkele dagen geleden vluchtig ontmoette. Ze bezorgt hem gevoelens, die hij nooit eerder voelde.
‘Aya, W.wat was dat?’ vraagt Jakira plots.
‘Rondo is de zoon van de dorpsgeneesHera. Hij wil met mij trouwen, maar ik. Och. Het haalt toch niets uit. Ik moet de wet gehoorzamen zoals alle anderen.’
Dan gaat ze plots verder en de blonde vrouw volgt haar nadenkend. Twee dagen nadat ze in het dorp aankwam, komt Rondo binnen in de grote hut van Aya’s ouders en hij heeft een kist met zwaarden bij zich. Hij geeft deze kist aan haar vader in ruil voor de hand van zijn dochter Aya.
Aya’s vader stemt toe en Aya moet in het huwelijk treden met Rondo.
Maar Aya rent kwaad naar buiten. Jakira volgt haar langzaam tot ze haar inhaalt aan de rand van het dorp.
‘Aya, kan ik helpen.’
‘Nee, je kunt niets doen. Rondo heeft gelijk. Wet is wet. Waar zouden we anders zijn zonder wetten. Het probleem is dat ik van Danor houdt en niet van Rondo,’ fluistert Aya en staat weer op.
Jakira kijkt haar na terwijl ze terug naar de hut van haar vader stapt.
‘Als dat huwelijk doorgaat!! Nee, dat kan ik niet toelaten, of ze nu een wet hebben of niet.’ overweegt ze.
Nadenkend kijkt ze voor zich uit en krijgt plots een idee.
‘Ja, dat kan misschien de oplossing brengen. De meeste dorpelingen geloven in dezelfde godenleer als in mijn dorp. Taxala, de godin van de liefde. Ja, dat is het. Langzaam begint ze een eenvoudig plan te smeden.’
Jakira merkt echter de gedaante tussen de bomen niet op, die glimlachend toekijkt.
‘Niet slecht bedacht, Jakira. Misschien moet ik een handje toesteken,’ fluistert de vrouw en verdwijnt dan plots in het niets.
Als Jakira eindelijk haar plannetje uitgewerkt heeft, keert ze terug naar de hut en gaat slapen. Terwijl ze Aya hoort huilen, valt ze langzaam in slaap.
De volgende is het de grote dag. Vanaf de voornamiddag worden de voorbereidingen getroffen om te iets na de middag met de ceremonie te beginnen. Voor Aya gaan de uren traag voorbij, terwijl Jakira al naast de hut aan het trainen is.
Ze ligt op de grond, terwijl ze de omgeving van het dorp telepathisch af scant. Steeds verder en verder. Plots schrikt ze. Haar gedachten stoten op een andere telepate. Een jonge krijgster, Tena genaamd, die zich ongeveer tien kilometer van het dorp te paard langs een weg rijdt. Ze is op zoek naar slavenhandelaars, die een dorp overvallen hebben.
‘Anya, in deze streken lijken vele espers te leven. Ik heb een telepate opgespoord. Misschien is zij een goede aanwinst voor onze groep,’ denkt ze naar Anya en geeft hem ook de coördinaten door van de plaats waar het meisje is.
‘Bericht begrepen.’ hoort ze Anya in gedachten melden
Dan gaat ze verder met haar training en zweeft langzaam omhoog. Op dat moment komt Danor de hoek om en schrikt zich een aap. Terwijl Jakira zich langzaam laat zakken, staat de jongeman met open mond te kijken.
‘Wat is er, Danor.?’ vraagt ze lachend.
‘I.ik k.kwam om te zeggen dat de plechtigheid gaat beginnen.’
‘Ik kan niet, Danor. Aya is mijn vriendin en komen toekijken, terwijl ze met de verkeerde trouwt, kan ik niet aanzien.’
‘Wat, je weet dat ik van haar houdt. Hoe? Heeft ze het tegen u gezegd.’
‘Nee, maar ik heb jullie beide aan de rand van het dorp zien kussen,’ fluistert Jakira.
De jongeman krijgt een rood gezicht en draait zich plots om.
‘Ik denk niet dat de goden zullen instemmen met het huwelijk. Schrik straks dus niet, Danor.’ hoort hij haar stem in zijn hoofd, voor hij om de hoek verder gaat.
Even blijft hij achter de hoek staan, om haar woorden tot zich laten door te dringen, maar hij snapt er niets van. Snel draait hij zich om en keert terug, maar Jakira is verdwenen.
Op dat moment komt Aya, met haar vader en moeder uit hun hut. Danor draait zich terug om en ziet haar voor zich staan. Aya heeft tranen in de ogen als ze hem opmerkt, maar gaat toch verder met haar ouders, alsof ze hem niet gezien heeft.
Danor volgt hen langzaam, nog steeds met zijn gedachten bij de laatste woorden van de blonde vrouw.
‘Hoe deed ze dat? Ik hoorde haar zo duidelijk alsof ze vlak voor mij stond. Zou zij een godin zijn.’
‘Nee, Danor. Je hebt het mis. Ik ben een normale mens zoals jij, al zul je daar over een tijdje wel even anders over denken, maar ik denk dat het de beste oplossing is.’
‘Nu geraak ik er niet meer aan uit,’ fluistert hij stil.
Tegen de avond is het dorp door vuren verlicht en de bruid en de bruidegom begeven zich naar het centrum toe als plots de hemel door een fel licht verlicht wordt.
Geleidelijk zien ze een vrouwelijke gedaante in het licht zichtbaar worden. Ze is naakt en heeft een zilverkleurige huid. Haar lichaam straalt een geelkleurig licht uit, omdat zij zich door een energiescherm omgeven heeft. Terwijl Jakira haar veranderde lichaamsstructuur in stand houdt, zweeft ze langzaam naar beneden. De dorpsbewoners knielen eerbiedig op de grond, ook Danor.
Alleen Aya blijft rechtstaan, terwijl ze naar de gedaante kijkt, die op dat moment een tiental meter boven de grond zweeft. Het licht in de hemel verdwijnt langzaam.
‘Jakira. Waar ben je nu mee bezig?’ fluistert ze.
De blonde gedaante zegt met vervormde stem:
‘Ik ben een boodschapper van Taxala, dit huwelijk is tegen haar wil. Danor en Aya houden van elkaar. Wij, goden hebben met Rondo andere plannen.’
Verbaasd wijkt iedereen achteruit. Maar Rondo, die de gefluisterde woorden Aya gehoord heeft, springt recht en grijpt de jonge vrouw vast bij haar arm.
‘Zij is van mij.’
‘Wil jij de wil van de goden tarten, Rondo,’ zegt gedaante.
‘Nee, maar jij bent geen godin, jij bent die vrouw, die Aya uit het water redde,’ sist hij.
Even is het stil op het plein.
Op hetzelfde ogenblik slaat een bliksemflits in en raakt de paal, die in het midden van het plein staat. Iedereen kijkt verschrikt naar de brandende top. Ook Jakira is verrast. Er zijn geen volken aan de hemel en toch bliksemt het.
‘Zou. Nee, dat kan toch niet,’ denkt Jakira en trekt haar schouders op.
Ook Rondo twijfelt nu of de blonde gedaante nu toch een boodschapper van de goden zou zijn of niet.
Jakira maakt van deze kans gebruik en grijpt Aya, Danor en Rondo telekinetisch vast. Langzaam zweven ze omhoog naar Jakira toe. Even zien de dorpelingen hen in de lucht hangen, tot ze plots verdwenen zijn.
Ze materialiseren alle vier op het strandje waar Jakira met Aya gingen zwemmen. Ze staan allemaal te trillen op hun benen. Jakira voelt zich heel zwak en wankelt lichtjes. Deze eerste teleportatiesprong heeft heel veel van haar krachten gevergd.
‘Gelukkig, ik dacht al dat het niet ging. Zo diep heb ik mij nog nooit moeten concentreren,’ denkt Jakira opgelucht.
De drie dorpelingen kijken verschrikt om zich heen, terwijl Jakira’s lichaam weer normale vorm aanneemt. Deze maal laat ze zich door haar hypsoon aan kleden. Aya en Danor kijken haar verschrikt aan, alleen Rondo niet. Hij heeft ook een hypsoon en kent een deel van zijn mogelijkheden.
Jakira werpt even een blik op Rondo en zegt dan:
‘Schrik niet, Aya. Ik ben weer volledig in bezit van al mijn krachten. Het wordt tijd om afscheid te nemen. Maar eerst moet ik dit nog met jullie in orde brengen.’
‘Dus dit was allemaal een truc om, Aya van mij af te pakken,’ sist Rondo kwaad.
‘Rondo, je hebt gelijk. Jij weet dat ik geen Godin ben. Maar Aya houdt van Danor, niet van jou. Als jullie beiden trouwen zul jij er de rest van je leven spijt van hebben. En er is nog iemand, die aan jou denkt, terwijl ze zich voor haar taak inzet.’
‘Hoe kun jij dat nu weten? Wie bedoel….’
‘De jonge krijgster.’
‘Wat…. Hoe weet jij????’
‘Telepathie, Rondo.’
‘Maar hoe weet jij dat ze aan mij denkt.’
Even kijkt Jakira naar de jongeman en zegt dan, zonder antwoordt op zijn vraag te geven.
‘Rondo, je heb gemerkt wat ik met mijn krachten kan doen. Ook jij bezit er een deel van. Je moet ze alleen ontwikkelen, door te trainen. Maar ik denk wel dat je hiervoor een menselijke leermeester nodig hebt.’
‘I.ik kan dat ook. Nee, Jakira daar heb je het mis. Anya heeft mij zo goed mogelijk getraind, maar ik lukte er maar niet in. Iljane was daar veel beter in, al kon ik haar in het zwaard vechten verslaan,’ stamelt de jongeman.
‘Waarom probeer je het niet, Rondo?’
‘Hoe moet ik dat doen. Als het tenminste waar is wat jij beweert.’
‘Laat maar, Rondo. Ik help je wel. Danor en Aya willen jullie naast elkaar in het gras zitten.’
Beiden doen het en kijken haar nieuwsgierig aan.
‘Rondo, ga jij nu op een meter van hen zitten en kijk hen beiden aan.’
De jongeman voldoet aan haar verzoek en kijkt naar Aya en dan naar Danor.
Tussen de struiken, zit de onbekende vrouw, met afgeschermde gedachten, toe te kijken.
‘Niet slecht, Jakira. Je plan lijkt te lukken. Hee, wat ik voel me plots zo zwak.’ fluistert de vrouw.’
Maar merkt de zwarte schaduw niet op, die langs achter op haar toe zweeft.
‘Eindelijk ben je in mijn handen, Taxala’ fluistert een stem plots.
Verschrikt kijkt de vrouw om, maar op dat moment een zwarte schaduw over haar en op hetzelfde moment zijn ze beiden verdwenen.
Jakira en de anderen hebben hier echter niets van gemerkt
‘Concentreer je nu op Aya’s gedachten en dan op Danor.’
Maar Rondo richt na enkele minuten zijn blik op Jakira en zegt:
‘Dat haalt niets uit, Jakira. Wat zou er moeten gebeuren?’
‘Je probeert niet hard genoeg. Je moet overtuigt zijn dat je het kunt. Probeer nog eens, maar nu met meer overtuigingskracht.’
Morrend voldoet Rondo aan haar verzoek en kijkt weer naar Aya. Deze maal duurt het langer, het zweet parelt op zijn voorhoofd. Deze maal helpt Jakira hem telepathisch en observeert hem. Ze glimlacht plots.
Op dat moment gaat voor Rondo een nieuwe wereld open. De gedachten van Aya zijn voor hem een open boek. Zijn gedachten schieten doorheen haar vroegere levens. Hij schrikt en trek zich plots terug. Dan richt hij zijn blik op Danor. Ook hier ziet hij het verleden voorbijtrekken. En daarbij merkt hij iets. Als beiden in hun levens samen waren, dan waren ze het gelukkigst. Dan beseft hij dat ze bij elkaar hoorden nog voor ze geboren waren. Hij breekt dadelijk zijn concentratie af. Nadenkend staart hij naar de grond. Jakira heeft intussen zijn diepste ik gepeild en heeft verschillende gegevens van zijn vroegere levens gezien. Jakira die hem begeleide, lacht en kijkt naar hem, terwijl wankelend rechtstaat. Dan denkt ze terug aan de vreemde telepate. Er is haar iets opgevallen. Snel peilt ze naar de vrouw en na een paar seconden schrikt. De krijgster, Tena, is gevangen genomen door de slavenhandelaars. Langzaam peilt ze de gedachten van de jonge vrouw en beseft dat ze voorlopig niet in gevaar is. Dan dringt ze haar innerlijke ik binnen en vindt al snel wat ze zoekt, deze vrouw denkt niet alleen aan Rondo, maar ze is zijn levensgezellin.
‘Wat moet ik nu doen?. Anya, kan jij me helpen,’ seint ze dan naar het hologram, maar krijgt geen antwoordt.
Jakira besluit dan maar om Tena te blijven observeren. Als er gevaar dreigt kan ze nog altijd ingrijpen. Eerst moet ze de problemen hier zien op te lossen. Aya en loopt op Rondo toe. maar Jakira geeft haar echter een teken. Terwijl Danor traag op staat, draait Rondo zich om en zegt:
‘Aya, Danor. Willen jullie mij vergeven. Ik besef nu dat jullie beiden.’
‘Laat maar, Rondo. Ik vergeef het je,’ fluistert Aya, terwijl ze de rechterarm van Danor om haar schouder voelt.
Ze draait haar hoofd, voelt de lippen van Danor op de hare. Rondo kijkt hen droevig aan.
‘Mogen de goden jullie veel geluk schenken, vrienden,’ fluistert hij.
Op dat moment kijkt de even verstarde Jakira om zich heen en hoort de laatste woorden van de jongeman. Ze neemt dan maar snel een besluit en zegt lachend:
‘Niet zo droevig Rondo. Jij hebt hen het geluk gegeven, niet de goden. Het uwe zal ooit ook wel komen opdagen.’
‘Je bedoelt toch die krijgster niet. Ze is wel zeer mooi, maar.’
‘Zoiets zullen jij en Tena moeten uitzoeken.’
‘Tena. Wie is d.?’
‘Dat is haar naam, Rondo. Je gedachten zijn steeds bij de krijgster, die je eerder ontmoette.’
‘Hoe… telepathie… Je hebt….’
‘Ja, Rondo. Ik heb haar gescand. Ze is niet ver van hier, maar meer kan ik niet zeggen. Je zult haar zelf moeten vinden, misschien komt ze wel naar het feest van Aya en Danor.’
‘Daar ben ik niet veel mee. Maar haar naam weet ik al… Ze heet dus Tena.’ merkt Rondo op en ziet Jakira glimlachen.
‘Dat klopt….’
Op dat moment materialiseert Anya.
‘Jakira, jij hebt een taak. Ik bekommer mij wel om, deze mensen. Ik zal ze alle drie wel opleiden.’
‘Alle drie.’
‘Ja, Jakira. Aya, Danor en Rondo zijn alle drie in de eerste groep opgenomen.’
‘Van Rondo en Aya wel, maar van Danor wist ik het niet. Maar ja, ik had dat later wel ontdekt. Nu gaat er iets anders voor, ik moet de Oekas laten boeten voor de dood van Quana.’
‘Geen wraak, Jakira. En daarbij Quana leeft nog, al is het maar zwak. Ik kan haar echter niet helpen.’
‘Anya, waarom heb je dat niet eerder gezegd, dan had ik haar kunnen helpen,’ sist Jakira kwaad.
‘Dat weigerde Quana. Ze wilde haar kunnen bewijzen door zichzelf te genezen, maar volgens de laatste gegevens is ze te uitgeput. Ze is al wel buiten levensgevaar. Maar zonder hulp zal het nog wel een tijdje duren voor ze haar doel bereikt.’
‘Anya, jij had naar haar niet mogen luisteren. Als ze hulp nodig heeft moet ze geholpen worden. Waar is ze?’
