Op dat moment hoort ze een stem zeggen.
‘Hosun, deze agenten willen u spreken.’
Alonga kijkt om en herkent de man en de vrouw die ze naar de hoofdstad ze stuurde.
‘Ik luister naar jullie verslag.’
‘Jouna Vaneron was aanwezig toen het lichaam van de dode Sorane Nador verdween.’
‘Dat weten we al, maar wordt ze gezocht.’
‘Jouna is nu op aanraden van Sorane Cobanon, die veel geld in de ontwikkeling van dit vroegere dorp gestoken heeft, als verpleegster in opleiding voor dokteres in het centrale ziekenhuis van Mogwan. En haar ouders bewonen nu een villa van dezelfde Sorane Cobanon.’
‘Dat van Dane en Van Vaneron is al bekend.’
‘Is dat niet verdacht? Hun dochter ook te maken met de verdwijning van het lichaam can Sorane Nador.’
Alonga knikt.
‘Het wordt tijd dat ik die Jouna Vaneron eens aan de tand voel. Laat haar zo snel mogelijk oppakken.’
‘Zal ik een eenheid Volkors de opdracht geven?’
‘Nee, Vion. Die eenvoudige taak geef ik aan jullie beiden. Het moet onopvallend gebeuren. Ik wil haar zelf verhoren.’
‘Dank u, Hoson,’ zegt de vrouw.
‘Ik en de meesteres dulden geen mislukkingen, agente Kori Droso. Vergeet het niet.’
Een paar uur later staan beide agenten voor de ingangsdeur van het ziekenhuis te wachten. Als Jouna na haar dienst uit de lift stapt, stappen beiden op haar toe.
‘Ik ben agente Kori Droso en dit is Vion Kan. Bent u Jouna Vaneron?’
‘Ja, dat ben ik.’
‘Wij hebben de opdracht om u naar Hoson Povan te brengen voor verhoor.’
‘Waarom?’
‘De verdwijning van het lichaam van Sorane Nador?’
‘Daar weet ik niets van. Ik heb de zaal even verlaten en toen ik terugkwam was ze er niet meer’
‘Dat zal tijdens je verhoor wel duidelijk worden, miss Vaneron.’
‘Ben ik onder arrest?’
‘Nee, tenzij je er vandoor moest gaan.’
Even kijkt Jouna om zich heen en zucht.
‘Laat ons dan maar gaan. Hoe sneller is het achter de rug,’ zegt ze kalm, maar innerlijk grijpt de angst om zich heen.
‘Volg me dan, verpleegster.’
Even aarzelt Jouna, maar dan volgt ze de vrouwelijke agente toch maar. Vion is de laatste die in de zwever stapt voor die opstijgt. Dat denken beide agenten, maar niemand ziet de zo goed als doorzichtige gedaante, die achter de mannelijke agent aan boord zweeft.
Jouna wordt hard ondervraagt door Alonga, maar uiteindelijk mag ze gaan. Moe en uitgeput staan verschillende uren later voor de uitgangpoort van de basis van Alonga Povan.
Alonga blijft een tijdje naar de papieren staren, tot ze plots schrikt.
‘Je zoekt mijn lichaam dat door je meesteres tot stof vergruizeld werd, Alonga. Wordt je dat niet moe?’ hoort ze een stem plots in haar hoofd.
Verschrikt kijkt ze op en merkt een halfdoorzichtige gedaante op, die naar haar lijkt te kijken. Toch kan ze duidelijk de vrouw herkennen.
‘Sorane Nador.’
‘Of Sorane Cobanon. Ik was een en dezelfde vrouw, Hoson Povan.’
‘En toch sta je hier voor mij, Sorane.’
‘Ik sta niet. Geesten kunnen niet staan. Dat zou je moeten weten.’
Snel werpt Alonga een blik op de voeten van Sorane en die zweven werkelijk boven de vloer.
‘Als u die valse Jakira tegenkomt, zeg haar dan dat ik als dode nog veel gevaarlijker ben dan als levende vrouw,’ hoort ze de stem in haar hoofd.
Jouna hoort intussen de grote poort achter zich dichtslaan en kijkt opgelucht om zich heen. Maar ze is ver van de stad. Te voet is dat zeker tien kilometer lopen.
‘Geen probleem, Jouna. Ga naar de overzijde van de weg en loopt ongeveer honderd meter tot aan de kruising en sla dan rechtsaf. Dan kan ik zonder dat iemand het ziet een overbrengersveld openen.’
‘Kan je dat, Anya?’
‘Zonder moeite.’
Dan glimlacht ze even en zet ze zich in beweging.
Intussen richt de jonge Gayna zich plots op. Ze heeft telepathisch flarden van gedachten opgevangen. Het gedachtepatroon komt haar bekend voor.
‘Was mijn vermoeden dan toch juist. Sorane is nog in leven, dat kan niet anders,’ fluistert ze.
‘Wat fluister je daar toch?’ vraagt Viena , waarmee Gayna haar kamer deelt.
‘Je weet toch wel dat ik denk dat Raya en zelfs Sorane nog in leven zijn.’
‘Ja, maar iedereen zegt het tegenovergestelde.’
‘Die hebben het mis, Viena . Ik weet het zeker. Sorane is iets van plan of er is iets gaande waar wij niets van weten. Ik voel het diep in mij.’
Langzaam staat ze op uit haar bed en scant haar omgeving.
‘Kon ik mijn krachten maar richten, dan zou ik dadelijk weten waar ze is. Nu vang ik alleen flarden op waar ik zo goed als niets kan aanvangen,’ denkt ze.
Dan krijgt ze een idee en laat snel haar pyjama vervormen tot een sportieve kledij. Viena kijkt haar na als ze naar de deur toe stapt.
‘Wacht even. Ik ga mee, Gayna.’
In gang lopen ze enkele anderen voorbij, die hun verbaasd nastaren. In de centrale kern neemt ze plaats achter en bureau en activeert de computer. Viena kijkt naar de handen van Gayna als ze snel enkele commando’s intikt. Aandachtig bekijken ze beide de gegevens. Een tiental minuten later glimlacht Gayna, als de data van het dorpje Mogwan op het scherm verschijnen. Na even zoeken staart ze naar de gegevens over de vijf villa’s van Sorane. Een ervan staat op naam van Jenan Nador en een andere op die van Reysa Nador.
‘Haha, zie je wel, Viena . Dat zijn de stiefbroer en zus van Sorane Nador. Daar verstoppen ze zich.’ fluistert ze opgelucht.
Viena kijkt verbaasd naar het scherm en bestudeert de gegevens.
‘Dat gaat over Sorane Nador, niet over Sorane Cobanon, Gayna.’
‘Juist, Viena . Nador is de familienaam van de stiefouders van Sorane. Haar echte ouders waren Elaine en Gono Cobanon.’
Weer kijkt Viena naar het scherm, maar buiten een paar aanwijzingen kan ze er niets eruit opmaken.
‘Dat die villa’s eigendom zijn van Sorane bewijst toch niet dat Raya en Sorane in leven zijn en zich daar bevinden, Gayna.’
‘Niet echt, Viena . Maar ik voel dat ik op het juiste spoor zit. Ze zijn daar ergens en ik zal ze vinden.’
IJverig begint ze weer te typen en heeft al snel een verbinding met de observatie-camera’s van het stadje. Meer dan een uur blijft ze zoeken, maar nergens ziet ze een spoor van Sorane of Raya. Wel ziet ze andere mensen die in de villa’s lijken te wonen. Hun namen zeggen haar echter niets. Ook Ena Ros merkt ze op. Gedurende een paar minuten staart ze naar de Koraanse. Waarom weet ze niet, maar komt die haar bekend voor. Ontmoedigt laat ze de moed zakken.
‘Waar zijn jullie mee bezig, Gayna?’ vraagt een stem streng.
Het meisje kijkt op en kijkt Sejine aan. Aan haar blik kan de jonge vrouw dadelijk zien dat Gayna radeloos is.
‘Ben je nog steeds bezig met je dromen dat Sorane nog in leven is?’
‘Ja, ik weet dat ze nog leeft, Sejine. Ik kan het alleen niet bewijzen. Nog niet’
‘Is je zoektocht weer met een ontgoocheling geëindigd, Gayna. Je kan je beter met nuttige taken bezighouden. Dat zou Sorane’s wens zijn. Hoe is het met jullie trainingen?’
‘Goed. Als Sorane terugkeert, zal ze trots op mij en Viena zijn,’ antwoordt Gayna, terwijl ze opstaat.
Sejine en Viena kijken Gayna even na, als die zich naar de deur spoed.
‘Viena , probeer Gayna te helpen. Ik voel dat ze kwaad is op iedereen, omdat we haar niet willen geloven.’
‘Kon ze die wensgedachten maar kon vergeten. We zagen Sorane allemaal in de energiegloed oplos…,’ denkt Sejine, maar verstart als ze naar de gegevens kijkt die op het scherm verschenen zijn.
‘Gayna. Verdomme, je hebt gelijk,’ roept ze uit.
Ook Viena kijkt naar het scherm en ziet de beelden van een vrouw die heel veel op Raya lijkt, Ze is in gezelschap van en zwartharige vrouw.
‘Gayna, kom snel,’ roept Viena uit.
Gayna die juist de deur voor zich ziet openschuiven, kijkt verbaasd om.
‘Wat is er?’
‘Kom hier, meisje,’ zegt Sejine bijna bevelend.
Gayna spoed zich terug naar de computer en laat zich op de stoel vallen. Verbaasd kijkt ze naar de gegevens:
-
Gehuld in een holografisch veld. DNA-gegevens geverifieerd en bevestigd. Doelwit is Ena Ros, Federaal agente, Haar DNA-gegevens stemmen overeen met Sorane Cobanon.
-
‘Zie je wel dat ik gelijk, Sejine. Ze is er nog steeds, maar dan in een andere gedaante.’
Viena kijkt Gayna even opgelucht aan.
‘Je moet gelijk hebben, meisje.’ fluistert Sejine, terwijl ze naar het scherm staart.
Plots wordt de gedaante van Tara naast hen opgebouwd.
‘Ik moet je feliciteren, Gayna. Jij bent de enige die volhield en slaagde.’
Sejine kijkt Tara kwaad aan.
‘Ben jij spelletjes aan het spelen, Tara?’
‘Nee, ik sta nog steeds in verbinding met mijn gebieder. Zij bevindt zich met enkele anderen en in het dorp Mogwan.’
‘Zie je wel dat Gayna gelijk had, Sejine,’ merkt Viena op.
‘Tara, dan kloppen deze gegevens dus.’
‘Ja, Gayna. Sorane dook onder in Mogwan.’
Zowel Sejine als Viena kijken het halogram verbaasd aan.
‘Dus dat is de reden,’ fluistert Gayna.
‘Had je dat niet kunnen meedelen, computerwezen?’
Tara wendt haar hoofd naar de gewezen zwarte wachtster.
‘Dat was mij door Sorane bevolen. Ze wilde voorkomen dat ze ontdekt werden. Daarom was er telkens maar een zeer kort contact tussen mij en Sorane. Later liet ik het zo, want ik besloot om jullie in het geheim eens te testen. Maar alleen deze jonge meid hield vol. Alle anderen namen aan dat Sorane gedood werd.’
‘Een test. Tara. Wie geeft u dat recht?’
‘Mijn gebieder, Sejine.’
‘Viena twijfelde nog wel, maar begon haar vriendin en trainingspartner meer en meer te steunen. Daarom heb ik besloten om hen beiden een hogere status te verlenen. Ze zullen ook een speciaal trainingsprogramma onder mijn leiding volgen. En dat samen met Liese Monnaan, een meisje van hun leeftijd’
‘Wat? Dat kan je niet doen.’
‘Sejine, jij hebt de leiding over alle mensen in het complex hier. Maar ik heb de opdracht om jullie allen te observeren en te beoordelen. Zodat ik iedereen de geschikte opleidingen kan laten volgen.’
‘Dat weet ik. Maar deze twee dan.’
‘Die zullen ook een voor hen aangepaste opleiding volgen. Maar zoals ik zei rechtstreeks onder mijn leiding.’
‘Oké, Tara,’ zegt Sejine berustend, want ze beseft dat ze toch niet tegen Tara kan ingaan.
‘Is er nu iets aan de situatie met Sorane veranderd? Mag ik het de anderen laten weten?’ vraagt ze.
‘Ja, ik heb al met Sorane contact gehad en kreeg haar toestemming, Sejine. Maar wees wel voorzichtig met Raya’s ouders en Malon.’
‘Ik zal hen het eerst op de hoogte brengen, Tara. Wat zal Malon opgelucht zijn,’ zegt Sejine.
‘Mag ik dat doen, Tara?’
‘Nee, Gayna. Jullie moeten rusten, want morgen begint de speciale training van jullie beiden al zeer vroeg.
Even kijkt Gayna naar Viena .
‘Het beste. Hopelijk is het programma van Tara niet te zwaar voor jullie,’ horen ze beiden Sejine zeggen, voor die naar buiten stapt.
‘Komt Liese ook denk je?’
‘Anya heeft haar al op de hoogte gebracht, Viena .’
‘Maar komt ze?’
‘Ik denk het wel. Ze wil geen training missen, dat weet je toch wel.’
Viena knikt.
‘Je gaat met och niet zeggen dat je haar nu al mist.’
‘Jij toch ook, Gayna.’
‘Je hebt gelijk, we missen haar allebei. Zeker nu Tara wil dat we met ons drieën trainen.’
‘Kom, we komen maar beter niet te laat.’
Drie uur later staan alle aanwezigen van de basis in de centrale hal te wachten. Verbaasd kijken ze op als Sejine, gevolgd door Gayna en Viena , binnenkomt. De ouders van Raya heeft Sejine al op de hoogte gebracht. Malon die was aan het trainen en dus niet in zijn vertrekken. Als Sejine begint te spreken beseffen ze allen hoe belangrijk dit nieuws is. Malon in gezelschap van twee collega’s, staat te luisteren, voelt zich plots zwak worden in zijn benen. Hij kan het bijna niet geloven. Want Raya viel toch in zijn armen uit elkaar.
‘Het is waar, Malon. Raya leeft, Alle gegevens kloppen en zijn door Tara bevestigd,’ zegt Sejine vanop het verhoog.
De agent kijkt even op, maar dan draait hij zich om en haast zich de gang in. Hij wil alleen zijn om het nieuws te verwerken. Zijn twee collega’s haasten zich achter hem aan.
Intussen zit Raya en enkele anderen in de villa vanuit de zetel naar de teevee te kijken. De nieuwsberichten gaan bijna uitsluitend over de nieuwe heerseres en vijanden die opgepakt of neergeschoten werden. Aenon, die nog een paar dingen in de nabijgelegen winkel ging halen, komt glimlachend binnen. Als hij zijn nieuwe vrienden bedrukt naar het toestel ziet kijken.
‘Wat is er te zien?’
‘Altijd hetzelfde. Overvallen en verslagen van zogenaamde verraders die opgepakt worden,’ antwoordt Jouna.
‘Waar is Sorane?’
‘In de slaapkamer van de kinderen, Aenon.’
De vader van Jouna staat op en wandelt naar de ijskast toe. Als hij een bierblikje aftrekt, vraagt hij:
‘Nog iemand?’
Als ze allemaal nee schudden, dan trekt hij zijn schouders op en brengt het blikje naar zijn mond. Aenon is intussen met de lift naar boven gezweefd en loopt naar de deur van het stortbad toe. Hij wil Sorane iets belangrijks vragen. Als hij Sorane naakt met de rug naar hem ziet staan schrikt hij.
‘Niet zo schrikken, Aenon. Maar maak je maar snel uit de voeten, want Als Jouna het merkt dan spreekt ze weer niet meer tegen je,’ zegt Sorane zonder zich om te draaien
‘Tja, ik was even verrast toen ik je daar zo zag staan. Ik wist niet dat u een stortbad aan het nemen was.’
‘Je hebt toch nog naakte vrouwen gezien, geloof ik.’
‘Zeker, al was er eentje te veel bij.’
‘Heeft Jouna je nog steeds niet vergeven?’
‘Ik weet het niet, Sorane. Maar zelfs als ze mij niet vergeeft, zal ze steeds een goede vriendin blijven.’
‘Hee, gluurder. Juist als ik erover denk om je te vergeven, dan zit je weer naar naakte dames te kijken,’ zegt een spottende stem achter hem.
Met een rood hoofd kijkt de jongeman om en staart Jouna even aan.
‘Waarom kijk je zo vreemd, lieve Aenon?’
De jongeman weet niet goed wat te doen en kijkt naar Sorane die nu het stromend water af gezet heeft. Haar hypsoon is juist haar kleding weer hun vaste aan het vormen.
‘Buk je eens, Aenon,’ hoort hij Jouna zeggen en voldoet verbaasd aan haar verzoek.
Tot zijn verrassing kust ze hem. Met een gevoel van geluk neemt hij haar in zijn armen en beantwoordt haar kus. Sorane kijkt hen glimlachend aan.
‘Ik heb een lang gesprek gehad met Esine, Aenon. En we praten voor een groot deel over jou. Daardoor besefte ik ook dat ze op jou verliefd is.’
Verbaasd kijkt hij Jouna in de ogen.
‘Op mij… Maar ik…’
‘Ze wil aan Tara een andere dienst aanvragen.’
‘Wil ze… nee, dat kan ik niet goedkeuren. Ze is een natuurtalent met een jager.’
‘Dat zei ik haar ook, Aenon. Dus beloofde ze eens goed over na te denken.’
‘Wat kwam je vragen, Aenon?’ vraagt Sorane.
Maar Aenon en Jouna hebben alleen nog oog voor elkaar. Arm in arm lopen ze naar achteren toe. Sorane kijkt hen met enige pretlichtjes in de ogen na.
Als Sorane in de woonkamer binnenstapt, vraagt Dane:
‘Heb jij Jouna gezien?’
‘Die ziet er opnieuw heel gelukkig uit, Dane. Maar ik denk dat zij en Aenon nu een beetje tijd voor elkaar nodig hebben.’
Even kijkt Dane haar niet begrijpend aan, maar dan krijgt ze een tevreden lach op haar gezicht.
‘Ven, onze dochter heeft het goedgemaakt met Aenon.’
‘Wat? Is dat waar? Zijn ze hier? Dan kan ik hen gelukwensen,’ zegt hij, terwijl het halfvolle blikje op de tafel neerzet.
‘Je kan ze beter een tijdje met rust laten, Ven. Als ze niet oppassen zijn over een tijdje misschien met drie of meer,’ lacht Sorane, terwijl ze naar boven wijst.
‘Met drie of… wat?’ zegt Ven verbaasd, maar merkt dan dat zijn vrouwtje een gebaar maakt.
Met haar handen toont ze een dik buikje voor haar lichaam.
‘O!! Dat bedoel je, Sorane.’
Even kijkt Jouna’s vader naar de roodharige en glimlacht dan begrijpend. Sorane gaat ook in de zetel zitten en werpt even een blik op de teevee, maar daar is alleen een verslag te zien van de bouwwerken aan de grote tempel. Stilzwijgend staren alle aanwezigen naar de beelden, die soms kort onderbroken worden met berichten over arrestaties.
Plots staat ze op.
‘Ik ga even een bezoekje brengen aan een paar vrienden in een restaurantje, niet ver van hier.’
‘Je moet een beetje rust nemen, Sorane. Ook jij moet ooit eens slapen.’
‘Dat weet ik, Dane. Dat komt straks wel. Ik wil mijn benen weleens strekken’
‘Ik heb hen al een tijdje niet meer gezien en vermoedelijk denken ze nu opnieuw dat ik dood ben. Mijn zus weet het al een paar weken, vermoedelijk heeft ze het tegen mijn broer ook al wel gezegd. Maar ik weet niet zeker of ze Zuyana en Gerin op de hoogte gebracht hebben.’
‘Straks denken ze nog dat je een van de goden bent, Sorane. Maar wees voorzichtig daarbuiten.’
Sorane glimlacht even en verandert in Ena.
‘Zal ik zijn, Dane. Zoals altijd. Tot straks.’
Een tijdje later betreedt een Volkor het restaurant en blijft verrast staan. Reysa, Jenan, Elira en Veyane zitten samen aan een tafel iets te eten. Maar haar verbazing is niet echt om hen, maar om Teira, die met hen aan tafel zit te praten en dat zonder zweefstoel. De Volkor kijkt om zich heen, maar ziet Zuyana of Gerin nergens. Teira heeft de Volkor bemerkt en kijkt haar verschrikt aan als ze zijn blik opmerkt.
Dan ziet ze haar glimlachen, terwijl zij naar broer en zus Nador toestapt. Even legt ze haar hand op haar wapen, want dat hier een Volkor binnenkomt is nogal ongewoon.
Even werpt ze een waarschuwende blik op Reysa, maar die glimlacht lichtjes. Alsof ze niets te vrezen heeft.
‘Is de operatie gelukt, Teira? Want je zweefstoel zie ik hier nergens,’ vraagt de Volkor tot haar verbazing, terwijl hij zich naar haar keert.
‘Wie mag u dan wel zijn? Hoe weet u van mijn operatie?’
‘Uit onze database, Teira,’ zegt de Volkor met een glimlach, terwijl hij met zijn armband de aanwezigen scant.
Hij wil zeker zijn dat er niemand bijzit met een holografische projector, maar dat is niet het geval. Even kijkt hij nog naar Jenan Nador, die hem met angst in zijn ogen aankijkt. Even loert hij verbaasd naar zijn zus, want ook hij heeft de blik van Reysa opgemerkt. Alsof ze weet wat hen wacht.
‘Reysa zal toch niets gepland hebben, want een Volkor die hier zo alleen binnenkomt, is niet normaal,’ denkt hij.
‘Die gaat wel even schrikken, want als Reysa nog niets gezegd heeft. En dat heeft ze vermoedelijk niet aan haar grijnzende blik te zien,’ gaat het door de gedachten van de Volkor, terwijl ze even een blik op het genietend gezichtje van haar zus werpt.
‘Reysa, als Jenan zich doodschrikt, dan heb jij daar schuld aan,’ hoort Reysa een telepathische stem zeggen.
‘Ik mag toch zijn gezicht zien, hé. Als jij in levende lijve voor hem staat.’
Als Jenan merkt dat de Volkor naar hem kijkt, schrikt hij wel even.
‘Hallo, Jenan. Herken jij mij ook al niet?’
‘Hoe moet ik u kennen, Her?’
‘Je hebt toch geen angst van mij, mijnheer Nador.’
Jenan wil iets zeggen, maar merkt dat Reysa hem grijnzend aankijkt. Ook de anderen staren zijn zus verbaasd aan.
‘Misschien ken je mij in deze gedaante wel, broertje,’ zegt de Volkor en verandert is Ena Ros.’
‘Jij? Ben je de echte of diegene voor wie mijn z…’
Dan ziet hij Ena knipogen en glimlacht.
‘Haha, dus je bent nog in leven, zus.’
‘Nog steeds, Jenan.’
‘Schakel dat apparaat maar weer uit, zusje. Ik weet al wie je echt bent, maar ik vrees dat buiten Reya hier, de anderen nogal zullen schrikken.’
Als Ena nu ook nog in Sorane verandert krijgt Jenan gelijk. Ze staren Sorane allen verschrikt aan.
‘Hoe je deze maal nog levend bent kunnen ontkomen, snap ik niet, maar ben jij het werkelijk, Sorane.’
‘We dachten allen dat het een soort wensdroom van Reysa was, toen ze ons een paar dingen vertelde,’ zegt Teira bijna fluisterend.
Sorane kijkt glimlachend naar de amazone.
‘Nee, een wensdroom was het niet, Teira. Ik ben hier werkelijk,’ zegt Sorane.
‘Mijn dochter en de anderen zullen ook wel even schrikken. We zagen allen op teevee dat je lichaam verpulverde, Sorane. Toen Reysa zei dat ze je gesproken had, kon ik haar niet geloven. Tweemaal uit de dood opstaan leek me een beetje te veel van het goede.’
Met een ruk keert Jenan zich tot Reysa:
‘En jij wist dat, Reysa.’
‘Het spijt me, broer. Ik bracht Sorane op het idee van een Volkor, omdat je gedaanteverwisseling als Ena Ros al kende. Ik wilde je gezicht weleens zien als je die Volkor in onze zus zag veranderen,’ zegt Reysa grijnzend.
‘Ik hoop dat je niets meer voor me verbergt, zusje. Anders spreek ik niet meer met je.’
‘Er is nog iets dat je moet weten, Jenan. Onze zus is, zoals ik al zei, nog moeder ook.’
Ze merkt dat Jenan haar aanstaart en dan naar hun zus kijkt.
‘Dat had je mij ook wel kunnen laten weten, Sorane. Ik geloofde onze zus niet echt, toen ze mij op de hoogte bracht.’
Maar Sorane wendt zich tot Reysa.
‘En jij zusje. Ik had gehoopt dat jij het wel zou doorgeven.’
‘Dat heb ik gedaan, Sorane. Maar ze geloofden me geen van allen. Ik kon Jenan toch niet dwingen om naar het ziekenhuis te gaan. Dus liet ik het maar zo. Later verlangde ik naar je komst, zodat ik zijn verschrikte gezicht kon zien, als je zo plots voor hem stond.’
Sorane knipoogt even naar haar broer en stapt op Reysa toe.
‘Ben je wel zeker dat ik hier werkelijk ben, zusje?’
’Ik zie je hier voor mij staan. Dus ik bent er zeker.’
Sorane glimacht en doet nog twee stappen vooruit. Haar zus schrikt als Sorane door haar heen loopt. Verschrikt draait Reysa zich naar haar zus om.
‘Ik heb je toch omarmt in de villa. Ben je er nu echt of niet?’
‘Jawel, zus. Maar ik ken een paar nieuwe trucjes.’
‘Trucjes?’
‘Kostelijk, Reysa. Je keek alsof je een spook zag.’
Kwaad kijkt Reysa haar broer aan.
‘Ben jij werkelijk Sorane Cobanon of een soort geest?’
‘Een geest, Teira Monnaan. Nee, ik ben werkelijk Sorane, de dochter van je omgekomen vrienden,’ zegt de roodharige.
‘Sorane, hoe deed je dat daareven? Toen je als die Volkor binnenkwam, verwachte ik niet veel goeds. Maar waar haal jij al die technische middelen vandaan, die je tegenwoordig kan gebruiken.’
Sorane glimlacht even. Dan merkt ze de nog steeds genietende blik van haar zus op.
‘Ben je al eens op bezoek geweest bij mijn drie lieve kindjes, Jenan?’
Zijn er niet
xxxxxxxxxxxxxoooooooooooooo
‘Nee, ik durfde niet goed, Sorane. Want als ze niet bestaan, dan zou het betekenen dat Reysa, hersenspinsels zag,’ zegt hij met een snelle blik naar zijn zus.
Hierbij merkt hij wel op dat ze hem vreemd aankijkt. Alsof ze iets verborgen houdt.
‘Dat heeft ze niet, Jenan. De drieling is echt onder de hoede van Dane en haar man,’ hoort hij Sorane zeggen en kijkt haar aan.
‘Heb jij ze soms al gezien?’
‘Zeker, al van toen ze pasgeboren waren.’
‘En wie is de vader, zus?’
Even ziet hij het gezicht van zijn zus betrekken.
‘Ik vermoed, agent Deno Vergan.’
‘Dus hij weet het nog niet.’
‘Nee, dat niet. Voorlopig moet dat zo blijven, Jenan. Ik moet over een paar maanden weg en ik wil dat zo weinig mogelijk mensen weten dat Arika, Ron en Trix mijn kinderen zijn.’
Sorane merkt dat Teira even iets wil zeggen, maar dan glimlacht.
‘Ik vind ook dat de vader het moet weten, Sorane.’
‘Jij niet alleen, Teira. Maar zoals je weet kan Deno hen als zijn kinderen opeisen bij het gerecht en dat zou gevaarlijk zijn, want dat zou hen rechtstreeks in verband kunnen brengen met mij.’
‘Waarom?’
‘Ik heb met Deno nauw samengewerkt, na de dood van Alon. En Aqunok weet daarvan.’
‘O, dat is niet zo best.’
‘Zolang Deno niets weet is er niet echt een probleem, Teira.’
‘Is er iets met Veyane?’ vraagt Sorane plots als even een blik op beiden werpt.
Veyane en Elira, die er maar droevig bij zitten, zijn beiden duidelijk met hun gedachten ergens anders. Aarzelend stapt ze op hen toe.
‘Elira, is er iets mis met je zoon?’
Maar in plaats van Elira, antwoordt Veyane.
‘Mijn man, Sorane. Ze kunnen hem ook hier niet helpen. Ze hebben wel vastgesteld dat hij nog maar drie maanden te leven heeft, daarna zal het snel afgelopen zijn, maar zijn einde zal een einde zijn van pijn.’
Sorane kijkt Veyane aan, maar weet even niet wat zeggen.
‘Herin heeft ons gevraagd om zijn leven te beëindigen voor het zo ver is, Sorane,’ zegt Elira met trillende stem.
‘En ik heb besloten om hem te volgen.’
Verbaasd kijkt Sorane Veyane aan.
‘Ik kan niet zonder, mijn man. We hebben geen kinderen en ik heb geen famillie meer. Herin is mijn leven.’
Sorane glimlacht even.
‘Je bent moedig, Veyane en je man trouw. Jij hebt alles gegeven om je man bij te staan in deze moeilijk dagen. Je hebt zelfs in de tempel op Oran II geweest om te bidden.’
‘Ja, Sorane. Maar niet tot die blonde misdadigster, maar tot de echte verhevene.’
‘Die blonde is een kloon, Veyane. Maar ze is zeer machtig.’
‘Dus ik had gelijk, over die blondine.’
As Sorane knikt, zegt ze:
‘Leefde de verhevene nog maar, dan zou ze mijn gebeden aanhoort hebben.’
‘Mag ik Herin zien, Veyane?’
Even aarzelt de jonge vrouw. Ze is radeloos. Ze verlangt naar een leven met haar man, maar het heeft niet mogen zijn. Dan knikt ze.
Maar dan vraagt Reysa:
‘Sorane, hoe is het met je kinderen? Zijn ze nog steeds in je villa?’
xxxxxxxxxxxxxoooooooooooooo
Sorane knikt even:
‘Voorlopig nog wel, Reysa .’
‘Ben je al op bezoek geweest?’
‘Ja, maar er was toen niemand thuis.’
‘Hoe is hun naam, zus?’
Sorane wendt zich tot Jenan.
‘Zoals ik al zei, Trix en Arika, twee meisjes en Ron, een jongen. Ze zijn echter als kinderen van Ovara Darinon geregistreerd.’’
‘Daarom kon ik niets over hen en jouw bevalling vinden.’
‘Dat is juist, Jenan. Het moest om de Volkors onder leiding van Alonga Povan te misleiden. Ze mogen niet ontdekken wie ze zijn. Ovara Darinon stierf zogezegd tijdens de bevalling. Ik moet voorkomen dat ze een spoor vinden dat naar hen kan leiden. Daarom moet ik jullie vragen om hen bij Dane te laten. Jullie mogen Trix, Arika en Ron wel bezoeken als vrienden van Ven en Dane.’
‘Dat begrijpen we, Sorane.’
‘Mijn bedoeling is om Dane en Ven, de ouders van Jouna, voor hen te laten zorgen.’
‘Jouna is een vriendin geworden, Sorane.’
‘Dat weet ik, Reysa.’
‘Maar kunnen wij niet beter voor je kinderen zorgen. We hebben nog een paar dingen goed te maken.’
‘Onze zus heeft het ook al gevraagd, broer. Het spijt me, jullie zijn mijn stiefzus en stiefbroer en dat weten vele mensen. Iemand zou iemand jullie kunnen linken aan mij en misschien zo ontdekken dat de gegevens over hun geboorte vals zijn.’
‘Sorane heeft gelijk, broer. Maar we kunnen wel als vrienden van Jouna eens op bezoek gaan. Dat zal niet opvallen.’
Jenan werpt een blik op Reysa en glimlacht. Dan knikt Reysa ook even.
‘Ik en Jenan zullen doen wat je vraagt, Sorane,’ zegt ze dan.
‘Dank jullie allebei.’
‘Sorane, het wordt tijd dat we naar huis terugkeren.’
De roodharige knikt naar Elira en zegt:
‘Ik ga met jullie mee.’
Dan kijkt ze Teira aan.
‘Doe je famillie de groeten van mij, Teira. Ik heb de villa op jullie naam laten overzetten, dus je kan blijven als je wil.’
Even kijkt Teira Sorane aan en komt dan licht mankend naderbij. Als Sorane haar hand uitsteekt, herinnert Teira zich de gebruiken op Enuron en beantwoordt de handdruk.
‘Dank je, Sorane.’
‘Je bent zo te zien nog niet helemaal genezen, Teira.’
‘Nee, het gaat nogal moeilijk. Maar ik kan in ieder geval weer lopen en daar ben ik je dankbaar voor want zonder jouw aanbod zat ik nog steeds in een zweefstoel.’
‘Dat is al veel beter dan de vorige keer dat ik voor je stond.’
‘Dat is juist, Sorane. Toen kon ik zelfs niet rechtop staan.’
‘Ik ben niet meer diegene die ik toen was.’
‘Wat bedoel je?’
‘Dat is iets dat je misschien later zal duidelijk worden. Of over een paar minuten,’ zegt Sorane glimlachend, die de hand van de amazone nog steeds vastheeft.
Dadelijk voelt ze de kracht van de roodharige door haar arm en lichaam vloeien. Heel haar lichaam lijkt te tintelen. Dan laat Sorane haar los.
‘Ik zie je nog wel, Teira.’
Teira kijkt Sorane na, als de roodharige Elira en Veyane naar de deur volgt.
Zodra ze buiten is, grijpt Sorane de handen van beide vrouwen en ze zijn verdwenen.
In het restaurant zegt Reysa glimlachend:
‘Is mijn zus zo adembenemend, Teira? Je hebt toch ineens geen boontje voor haar.’
‘Dat niet, Reysa. Maar toen ze mijn hand drukte, voelde ik mij plots zo licht.’
‘We hebben het gemerkt. Het leek alsof je lichaam in een licht groene gloed gehuld was.’
Teira kijkt even verschrikt naar Jenan.
‘Sorane, wat heb je gedaan?’ stamelt ze, omdat het door haar doordringt dat er iets met haar gebeurt moet zijn toen haar roodharige vriendin haar een hand gaf.
Dan doet ze een paar stappen vooruit naar de deur toe. Als ze naar buiten kijkt, ziet ze Sorane al niet meer. Maar als ze zich terug omdraait, merkt ze de verschrikte blik op van Reysa en Jenan.
‘Je mankte niet meer, Teira. Hoe kan dat zo plots?’
‘Ik mankte niet… Dat kan niet?’ fluistert ze en stapt naar de tafel toe.
‘Je hebt gelijk, Jenan. Sorane moet iets gedaan hebben, maar ik weet niet wat,’ fluistert ze en laat zich op de stoel vallen.
Dan tast ze naar haar rechterbeen, dat een beetje stijf bleef, maar nu kan ze het plooien als het nooit stijf geweest is.
‘Misschien is het toeval, Teira.’
‘Zo plots, Reysa. Na weken manken? En een paar minuten voor ik Sorane een hand gaf, mankte ik nog. Nee, ik kan niet in toeval geloven. Jij zus zei nog dat ze niet meer diegene is, die ze ooit was. Maar wie is ze dan?’
‘Dat zou jij ook niet zijn, als ze je doodgeschoten zouden hebben, Teira. We dachten allen dat haar dubbelgangster werd neergeschoten.’
Teira kijkt Jenan even aan en zegt:
‘Dat is dan wel vreemd. Zoals iedereen zagen ze op de beelden haar dode lichaam in de bloedplas liggen. En daarna droegen ze haar weg. En een paar dagen later volgde het bericht dat de beelden van die vrouw die als twee druppels water op Sorane leek, bevatte. Het leken wel identieke drielingen. Ik heb nadat ik Sorane Cobanon op Oran II ontmoette even een paar dingen opgezocht. Ze heeft wel twee oudere zussen, Cora en Sovane Cobanon, maar geen tweelingszus.’
‘Toch had ze een bijna perfecte dubbelgangster, Teira. Ik vraag me alleen af wie die andere vrouw die gedood werd, dan wel was. Een dode staat niet meer op, dat weet jij ook,’ merkt Jenan op.
‘Tenzij de verhevene haar gered heeft.’
‘De verhevene, Je hebt zelf gezegd die je niet geloofde dat die Jakira de verhevene was.’
‘Dat is ze niet. Maar de echte verhevene moeit zich soms met de levenden. Wisten we maar waar zij echt is?’
‘Ik vraag me af of deze Sorane Cobanon wel onze zus is, Jenan. Want als ze het niet is dan zou het betekenen dat onze zus dood is.’
Even kijkt Reysa haar broer aan.
‘Onze zus leeft, broer. En haar naam is Sorane Cobanon.’
‘Hoe kan je dat met zekerheid zeggen, zusje?’
‘Omdat Sorane het mij zelf gezegd heeft. Toen ze in de gedaante van Ena Ros voor mij stond, heb ik gezegd dat ik haar herkend had. Er is maar een Sorane Nador of Sorane Cobanon en dat is zij.’
Jenan en Teira kijken Reysa aan, terwijl ze haar woorden proberen te verwerken. Teira gaat aan de tafel zitten en staart nadenkend voor zich uit.
‘Hoe komt het dan dat ze weer in leven is? We zagen toch allemaal haar lichaam voor onze ogen liggen in het ziekenhuis.’
‘Ik heb haar ook zien liggen, Jenan. Ze was dood, daar ben ik zeker van. Maar we hebben allen gehoord dat haar lichaam verdween. Jouna is om die reden ontslagen.’
‘Jouna. Toch niet Jouna Vaneron, die voor dokteres studeert?’
‘Ik weet het niet. Maar het zou kunnen dat zij die verpleegster was.’
‘Dan wil ik haar eens spreken.’
‘Voor mij hoeft het niet, Jenan. Ik ben zeker van Sorane hier bij ons was.’
‘Ik denk het ook, maar ik wil toch het verhaal van Jouna horen.’
‘Vandaag is het daar wel te laat voor, broer.’
Jenan kijkt even op de wandklok en knikt.
‘Dat is juist. Maar morgen na mijn werk ga ik met Geevy eens naar de villa van Sorane.’
Op dat moment komt een jonge vrouw naar hen toe, neemt een stoel en gaat bij hen zitten.
‘Je hebt Sorane gemist, Zuyana.’
‘Wat? Ik dacht dat… Jullie blikken. Het leek dat jullie de duivel gezien hebben. Is ze werkelijk nog in leven?’
‘Ja, Zuyana. Maar ze lijkt meer op een engel.’
‘Ze is mooi, dat weet ik, Teira. Maar ze is zeker geen engel.’
‘Toch heeft ze iets met mij gedaan, waardoor ik niet meer mank en mij veel beter voel.’
‘Kan je zonder te manken lopen, Teira?’
‘Ja, sinds Sorane mijn hand vastnam.’
‘Ga morgen eens op controle. Dan kunnen ze je onderzoeken. Maar misschien is het gewoon toeval,’ merkt Jenan op.
Teira knikt even naar hem.
‘Is je man al terug, Zuyana?’ vraagt ze.
‘Nee, maar ik verwacht hem pas over een uurtje of zo.’
‘Ik ben vergeten, dat ik weg moet. Ik moet morgen zeer vroeg weg. En dan nog tijd maken om mijn been te laten controleren,’ zegt Teira, terwijl ze opstaat.
Sorane is intussen met beide vrouwen gematerialiseerd. Veyane trekt schrikkend haar hand uit die van de roodharige. Dan merkt ze pas dat haar omgeving veranderd is.
‘Waar zijn we? Hoe komen we hier?’
‘Een overbrenger, Elira. Je kent dat toch wel.’
‘We bevinden ons nabij het ziekenhuis. Wijs me de weg naar de kamer van je man, Veyane.’
Elira kijkt Sorane aan.
‘Een overbrenger. Nee, Veyane. Dat was geen overbrenger.’
Veyane kijkt naar de roodharige en zegt:
‘Kom, Sorane, ik zal je bij mijn man brengen. Hij zal blij zijn je te zien.’
Gedrieën lopen ze tussen de struiken uit en begeven zich naar de ingang. Als ze de kamer van Herin, komt een verpleegster juist uit de kamer van de patiënt. Achter haar volgt de dokter die hem behandelt en die schudt zijn hoofd.
‘We kunnen niets, doen, Denane. Zijn toestand wordt met de minuut slechter.’
Veyane haast zich naar hen toe.
‘Wat is er met mijn man, dokter?’
‘Niet goed, Hera. Zijn ziekte is in het laatste stadium. Moeten wij zijn laatste wens uitvoeren?’
‘Is er geen hoop op beterschap?’ vraagt Elira.
‘Nee, Hera.’
‘Moeder, ik heb je niets gezegd, omdat ik hoop dat er iets zou gebeuren. Maar de verhevene aanhoort onze gebeden niet meer.’
Elira glimlacht even, want sinds ze Veyane aanvaart heeft, noemt ze haar moeder.
‘Dacht je dat ik dat gemerkt had, Veyane. Je zat voor je ging slapen meer dan een uur op je knieën.’
‘Dus je weet het.’
Elira knikt en wend zich tot de dokter:
‘Wil je alles voorbereiden, dokter? Zowel voor Herin als voor mij.’
‘Ja, mevrouw. Denane, ik zal de eenheid laten halen.’
‘Wacht even, dokter. Ik wil de patiënt nog even zien voor hij weg mag.’
De dokter en de verpleegster kijken Sorane verbaasd aan, want ze kennen haar allebei van de kranten.
‘U, mevrouw Cobanon?’
‘Ik wil met hem praten en misschien helpen.’
Beiden kijken haar met gefronste wenkbrauwen aan. Ze merkt dat ook Elira en Veyane haar aanstaren. Even glimlacht ze.
‘Dat is onmogelijk, mevrouw Cobanon. De diagnose is…,’ zegt de dokter, maar stapt snel opzij als Sorane de kamer instapt.
Veyane gaat haar snel achterna. Maar in de deuropening blijft ze staan. Ze ziet de roodharige een stoel naast het bed schuiven en gaan zitten.
‘Kom ook maar, Veyane. Je hebt gebeden, maar ik kon ze niet horen.’
Veyane weet niet wat Sorane bedoelt, maar Elira kijkt Veyane verbaasd na, nadat ze even Sorane aankeek.
‘Nu weet ik het dat was Teleportatie, geen overbrenger. O, verhevene. Laat alstublieft mijn vermoeden juist zijn.’
In de kamer gaat Veyane op een teken van Sorane aan de andere zijde van Herins bed zitten.
‘Neem de hand van je man vast, Veyane, zoals ik doe.’
De vrouw knikt even en kijkt dan met tranen van verdriet in de ogen, naar het licht ingezakt, gelaat van haar man. Dan neemt ze, zoals Sorane zijn hand vast. Sorane concentreert zich diep. Haar krachten dringen het lichaam van de man binnen. Veyane schrikt als ze het voortschuivend groene licht opmerkt, dat zich over haar man verspreid. De dokter die haar achterna gekomen is blijft naar het groene licht staren. Ook de verpleegster en Elira zijn hen de kamer in gevolgd.
‘Wat doet ze?’ vraagt de dokter zich af.
Meer dan een uur staan ze daar te kijken. Herin voelt heel zijn lichaam tintelen en opent verbaasd zijn ogen. Maar hij voelt geen enkele pijn, alleen dat tintelen. Ook Veyane voelt de trilling die ook door haar lichaam raast. Ze merkt echter niet dat Herin bij bewustzijn is. Pas als het groene licht verdwijnt. Kijkt ze even naar Sorane. Ze snapt er niets van. Maar dan voelt ze dat de druk van de hand van Herin de hare stevig drukt. Ze kijkt met een verbaasde blik naar haar man. Zijn ogen hebben weer die levendige blik die ze al maanden niet meer gezien heeft. Maar ze zoekt er echter niets achter.
‘Een laatste opleving, zoals de dokter gezegd heeft,’ denkt ze.
Sorane heeft echter veel van haar krachten gevraagd en zakt, als ze wil rechtstaan, uitgeput terug op haar stoel.
‘Wat heb je gedaan?’ fluistert Elira, terwijl ze naar Sorane toestapt, ‘ben jij echt de Sorane die we op Oran II ontmoeten?’
‘Voor een deel ben ik nog hetzelfde, Elira, maar sinds ik terug mijn ogen opende, ben ik erg veranderd.’
‘Je ogen opende?’ zegt Veyane vragend.
‘Ja, in het dodenhuisje.’
‘Was je dan echt dood?’ vraagt ze.
Sorane knikt even en probeert weer op te staan, maar ze voelt dadelijk dat ze nog niet op krachten.
‘Voel je je niet goed? Laat mij je helpen, Sorane,’ zegt Elira, terwijl ze de roodharige helpt opstaan.
‘Vraag maar aan Jouna. Ze was erbij, toen ik mij weer oprichtte.’
Nu ze rechtop staat voelt Sorane zich langzaam beter en glimlacht, terwijl ze zich van de oudere vrouw losmaakt.
‘Het gaat alweer, Elira. Dank je, ik voelde mij even zwak in mijn benen. Ik denk dat ik aan een goede nachtrust toe ben.’
Voorzichtig laat Elira haar los, maar is opgelucht als Sorane schijnbaar zonder moeite kan blijven staan.
‘Dank u om de gebeden van mijn toekomstige schoondochter in te willigen, Sorane.’
‘Veyane,’ fluistert Hiran op dat moment.
Ze wendt haar blik van Sorane af en kijkt met een droevige blik naar haar man.
‘Ik moet gaan. Maar ik wens je veel geluk in je verdere leven, Veyane,’ hoort ze de roodharige nog zeggen.
Veyane knikt even en schrikt als ze Sorane in haar ooghoek plots ziet dematerialiseren.
‘Elira had gelijk, dat was geen overbrenger,’ fluistert ze, terwijl ze even naar die plaats kijkt.
‘Ik zei het al, Veyane. Sorane is een teleportrice en nog veel meer,’ merkt Elira op die naast haar schoondochter is komen staan.
‘Waarom wenste zij mij veel geluk, als ik over een paar minuten naast mijn man…’
‘Je zal je man in je armen nemen, mijn nieuwe dochter. Toen Herin mij aan jou voorstelde, vond ik je niet goed genoeg voor hem. Maar jij wilde samen met hem sterven, daarom weet ik nu dat jij hem gelukkig zult maken.’
‘Dank je, Elira. Maar ik en Herin hebben niet veel tijd meer.’
Elira glimlacht even.
‘Schrik maar niet, dochter. Want mijn zoon kan ook niet zonder jouw liefde.’
Veyane staart toekomstige moeder verschrikt aan tot ze achter zich een stem hoort zeggen:
‘Veyane, lieveling.’
Even blijft Veyane staan, maar dan draait ze zich met een ruk om. Haar man kijkt haar aan en zijn blik is nog steeds klaar en helder. Dan pas merkt ze dat zijn huid is niet meer met vlekken overdekt is, maar volledig gezond lijkt. Als ze naar hem toestapt, merkt ze dat hij zijn armen spreidt.
Ze kijkt, even verschrikt, naar Elira die knikt. Met grote stappen haast ze zich naar het bed toe en buigt zich voorover. Voor het eerst sinds verschillende jaren voelt ze zijn armen om haar lichaam. Ze kust met alle vuur die ze in zich heeft.
‘Dat kan toch niet, hij was stervende en nu…,’ hoort ze de dokter ontsteld zeggen.
‘Soms gebeuren er wonderen, Dokter Nosory. Maar ik moet u vragen om over dit voorval te zwijgen. Want die roodharige is een duivelin.’
‘Ik denk eerder een engel, mevrouw Longeno. Maar je hebt gelijk, ik kan niets zeggen.’
‘Misschien is ze wel een engel, Dokter.’
‘We zullen zwijgen, want ik zie niet hoe we kunnen verklaren dat een doodzieke patiënt gezond ontslagen word, terwijl er geen enkel behandeling bestaat. En Sorane Cobanon bezit in deze streken een zeer goede naam. Iedereen in deze stad is haar iets verschuldigd. Ook ik.’
Elira knikt en kijkt de verpleegster aan.
‘Op mij kan je ook rekenen, mevrouw.’
‘Dank je, Denane.’
Terwijl beiden aarzelend naar hun andere patiënten gaan kijken, stapt Elira naar het bed van haar zoon toe.
‘Moeder, wat is er gebeurt? Wie was die roodharige vrouw?’
‘Ik weet het niet zeker, kinderen.’
‘Maar je hebt wel een vermoeden, moeder.’
Elira kijkt Veyane glimlachend aan en knikt.
‘Ik vermoed dat je gebeden verhoord, zijn, Veyane, want ze is gekomen.’
‘Wie ik? Gebeden? Je bedoelt dat Sorane… nee, dat kan niet….’
‘En ze heeft jullie veel geluk gewenst.’
‘Ik voelde haar krachten, lieveling.’
Even kijkt Veyane haar man aan en knikt weifelend.
‘Je kan je het best aankleden, zoon. Want onze andere famillie leden zullen anders mijn verhaal dat je genezen bent niet geloven.’
Veyane glimlacht even, want zijzelf kan het ook nog bevatten. Ze was bereid te sterven, maar nu lacht een leven vol geluk hen toe. Of is het een droom?
Intussen is Sorane in haar villa op haar kamer gematerialiseerd en wankelt naar haar bed toe.
‘Dat was bijna teveel. Ik moet mijn krachten spaarzaam gebruiken, want anders haal ik Delos niet meer,’ denk ze.
Dan gaat ze op haar bed liggen en valt in slaap. Een paar uur later komt Dane ongerust naar boven en vraagt zich af waar Sorane blijft. Aan de deur van Sorane’s kamer blijft ze staan. Voorzichtig opent de deur en zucht opgelucht als ze de vrouw die nu een goede vriendin van haar famillie geworden is, ziet liggen.
Langzaam sluit ze de deur en gaat naar haar kamer, waar haar man wacht. De volgende morgen komt Sorane als laatste naar beneden. Ze ziet er al veel beter uit.
‘Hoe is het met Raya, Sorane?’ vraagt Dane plots.
Even concentreert Sorane zich en vindt al snel de gedachten van Raya. Ze glimlacht even en kijkt dan Dane aan.
‘Goed, al heeft ze het een beetje moeilijk, maar ik heb vertrouwen in haar.’
Ven en zijn vrouw kijken de roodharige verbaasd aan. Sorane glimlacht even.
‘Je vergeet dat ik een telepate ben.’
‘Ach zo. Kan jij werkelijk van iedereen de gedachten lezen?’
‘Ja, als ik wil, Ven. Alleen bij andere espers, kan dat alleen als ze hun gedachten niet afschermen.’
‘Hoe ben jij aan die gaven gekomen?’
‘Iedereen bezit die, Dane. Ook jij. Alleen de juiste instelling en training kan helpen om die krachten te ontwikkelen.’
Ven en Dane kijken haar verbaasd aan.
‘Wij zouden dat ook kunnen. Nee, dat geloof ik niet.’
‘Voorlopig kan het niet, vrienden, maar als we weer in de basis zijn en jullie tot de groep willen toetreden, dan zullen we moeten uitmaken welke functies jullie allen kunnen vervullen. Alleen Jouna is al zeker van haar functie.’
‘Wat bedoel je?’
‘In mijn groep hebben ze ook dokters en onderzoekers nodig, Dane. Jullie dochter is er geschikt voor, als ze nog tijd kan vrijmaken,’ lacht Sorane.
‘Waarom zou ik geen tijd kunnen vrijmaken?’
Sorane kijkt glimlachend om naar Jouna en Aenon die achter elkaar de trap afkomen.
‘Je zult minder tijd hebben voor Aenon, als je doktertje wil spelen.’
‘Waarom, Sorane. Heb ik dan geen recht op een dokter?’
Als iedereen begint te lachen, weet de jongeman niet wat te zeggen. Dus slaat hij zijn arm maar om de schouders van Jouna en loopt met haar naar de slaapkamer van de drieling.
‘Ik wil er ook een of twee van die popjes in mijn armen houden,’ fluistert hij in haar oor.
xxxxxxxxxxxxxoooooooooooooo
Jouna kijkt naar zijn ernstig gezicht en glimlacht.
‘Ik ook, schat. Maar pas als de tijd rijp is.’
Sorane scant intussen de omgeving van het huis en glimlacht als ze de gedachten van de gewezen agente ontdekt. Ze staat buiten naar de sterren te staren. Haar gevoelens liggen in een knop en ze smeekt de goden om haar te helpen.
‘Raya blijft toch wel lang weg, Sorane.’
‘Alle is in orde, ze is buiten met haar gedachten bij de goden, ik vrees alleen dat de goden haar niet zullen helpen,’ antwoordt ze.
De aanwezigen kijken haar verbaasd aan, maar Sorane gaat er niet verder op in, maar zegt:
‘Ik zie jullie straks bij het eten wel.’
Op dat moment wordt er aangebeld. Dane hoort haar man naar de deur toestappen en even later stemmen. Voor Ven staan een man en een vrouw .
‘Ik ben Givana Naiyant, de moeder van Viena . En dit is Misan, haar vader. Weet u waar ze is?’ zegt de vrouw.
‘Nee, ik ken haar naam zelfs niet?’
‘Maar mevrouw Cobanon zei dat we op dit adres moesten zijn.’
‘O, Sorane. Dan zal zij wel weten waar jullie dochter is. Kom binnen.’
Ven laat beiden binnen en kijkt zijn kijkt zijn vrouw, die juist de hal inkomt aan.
‘Zijn jullie haar ouders?’ vraagt Mison.
‘Nee, dat niet. Sorane is de eigenares van deze villa. Wij mogen hier voorlopig bij intrekken.’
Givana knikt even.
‘Zijn jullie eindelijk tot hier geraakt, vrienden?’ zegt Sorane.
Mison knikt even.
‘We aarzelden eerst, maar het verlangen naar onze dochter groeide steeds meer, mevrouw Cobanon.’
‘Noem me maar bij mijn voornaam, Mison. Dat zijn we hier gewoon.’
Givana knikt.
‘Viena is hard aan het studeren met haar nieuwe vrienden.’
‘Studeren.’
‘Ja, ze wil even goed worden als Gayna, die al een beetje langer de lessen van Anya volgt. Maar beiden kunnen het goed met elkaar vinden maken grote vorderingen.’
‘Hoe zijn jullie gekomen?’
‘Met een bus en dan een taxie.’
‘Gelukkig maar.’
Na even nagedacht te hebben, zegt Sorane:
‘Dane of Ven. Misschien kan een van jullie de ouders van Viena even een onderkomen bezorgen in het huisje dat jullie beiden even betrokken hebben. Op het einde van de week kan ik hen naar het studiecentrum van Viena brengen. Dan heeft de groep een paar dagen vrijaf, denk ik.’
‘Ik zal dat wel doen, Sorane. Dan kunnen we even bijpraten.’
De roodharige knikt Dane toe.
‘Ik ga me even met Raya bezighouden.’
Ven glimlacht even en volgt haar met zijn blik naar buiten.
Als Sorane door de voordeur naar buiten stapt, slaat ze linksaf en ziet een dertigtal meter verder Raya tegen een omheiningmuurtje leunen.
‘Aan wat denk je, Raya?’ vraagt ze, als de gewezen agente haar hoort naderen en opkijkt.
‘Onder andere aan de goden, die maar geen hulp willen verlenen. Maar ook aan al wat ik verkeerd gedaan heb. En aan mijn ouders, die ik ontgoocheld heb.’
‘Misschien heb je dat al goed gemaakt.’
‘Nee, het was ook dwaas van mij om in mijn eentje tegen die overmacht op te treden.’
‘Dat klopt, Raya. Maar mij treft ook een beetje schuld. Ik had moeten zeggen wat ik van plan was, dan was je nooit gegaan.’
‘Misschien wel, maar of dat mij tegen zou gehouden hebben.’
‘Laat ons er maar over zwijgen. We moeten ons voorbereiden voor morgen,’ zegt Sorane.
Even kijkt de agente de roodharige in de ogen.
‘Denk je dat ik je vertrouwen nog waart ben.’
‘Zeker, Raya. Die ruzie van een tijdje geleden ben ik al vergeten. Ik kan begrijpen dat het machteloos moeten toezien, iemand over zijn toeren brengt. Ook ik zou actie willen, maar onze tijd is nog niet gekomen.’
‘Ik zal nog spijt krijgen, dat ik je beloofd heb om mij in te houden.’
‘Dat is iets waar ik zeker van ben, Raya, maar je zal wel de juiste beslissingen nemen.’
‘Ga jij al maar, Sorane. Ik kom straks wel,’ knikt Raya en neemt de Hypsoon uit haar hand.
Even kijkt Sorane haar nadenkend aan en glimlacht dan:
‘Het is beter dat je hem weer draagt, Raya. Maar blijf niet te lang op.’
Raya knikt even nadenkend, terwijl Sorane naar binnen gaat.
De volgende dag neemt Sorane voor de laatste maal haar kinderen een voor een in haar armen. Als ze Arika als laatste terug in haar bedje legt, kijkt ze nog even naar hen alle drie. Dan verlaat ze de kamer en sluit de deur achter haar. Buiten in de gang leunt ze even met haar rug regen de deur, want ze moet zichzelf tegenhouden om niet weer naar binnen te gaan en hen knuffelen. Maar dan vat ze moed en haast zich naar de lift. Aan de voordeur neemt ze snel afscheid van Dane en Ven, die op de drieling blijven passen.
‘Als we weg zijn, Ven. Open dan een klein foldertje, met de titel Ena, op de hoofdcomputer. Daar vind je een programma dat je moet uitvoeren.’
‘Waarvoor dient het?’
‘De Nins, Dane. Als je man dat programma runt, dan worden die in de hele stad gedeactiveerd.’
‘En dan?’
‘Er zal niets met hen gebeuren. Ik heb de Nins niet meer nodig om gegevens te verzamelen over hun omgeving.’
‘Waarom blijf je niet, Sorane?’
‘Ik heb dat al uitgelegd, Ven. We moeten gaan.’
Dane knikt even.
‘Vergeef me voor dit korte afscheid, vrienden. Maar als ik niet snel weg ben, dan kan ik niet meer.’
‘Maak het goed, Sorane en hou een oogje op onze dochter en toekomstige zoon.’
Sorane, in de gedaante van Ena Ros, knikt alleen maar en haast zich naar de zwever. Ze laat haar kinderen niet graag achter, maar ze kan niet anders. Ze moet zo snel mogelijk naar Yharven. Ze voelt diep in haar binnenste dat ze langzaam maar zeker de greep op haar lichaam begint te verliezen. Ze stappen in de huurzwever, die Raya gehaald heeft. Raya laat de zwever achteruit de straat opzweven. Nog even wuiven ze naar de ouders van Jouna. Ven en Dane zien het voertuig op het einde van de straat de hoek omslaan.
‘Hopelijk komen ze veilig terug.’
‘We kunnen er beter niet aan denken, Ven. Sorane heeft ons een veel belangrijkere opdracht gegeven. Haar kinderen.’
‘Misschien heb je gelijk, schat. Maar we zullen het niet gemakkelijk hebben, met ons nieuwe gezinnetje.’
Raya en Sorane stoppen aan de hoofdingang van het ziekenhuis waar ze Jouna en haar vriend Aenon oppikken.
‘En nu op weg naar de luchthaven, Sorane.’
Maar de roodharige zit in de stoel naast haar in gedachten bij haar drieling.
‘We worden gevolgd, Sorane.’
Even scant de roodharige hun omgeving en ontdekt de twee zwevers die ongeveer een vijftig meter achter hen rijden.
‘Ik heb nog iets anders ontdekt, Raya. Deze zwever heeft een trackingzender achteraan.’
‘Dan kunnen ze ons volgen, tenzij we hen kwijtspelen.’
‘Een gedachte is genoeg, Raya. En de zender bevindt zich aan de andere kant van de planeet.’
‘Eer ze dat doorhebben, zijn we al lang verdwenen,’ merkt Aenon op.
‘Nee, Sorane. Laat de zender tot ik jullie afgeleverd heb. Ik wil dat ze mij volgen. Zo wordt hun aandacht van jullie afgeleid en krijg ik toch nog een beetje actie.’
‘Is dat wel nodig, Raya. Ik kan zelfs vanuit de zwever teleporteren.’
’Nee, Sorane. Verdwijn ergens tijdens de vlucht naar Vinten. Als ik jullie niet aan het station afzet, dan zullen ze dat verdacht vinden en misschien een onderzoek starten.’
‘Misschien heb je gelijk, Raya. Maar daardoor breng je zelf in een gevaarlijke situatie.’
‘Dat weet ik. Maar dat deed ik al toen in op het grote plein mijn ouders en de anderen wilde bevrijden. Nu doe ik het voor een andere goede reden. Jullie moeten de Tiren bereiken.’
Even denkt Sorane na.
‘Sorane, je stemt toch niet toe,’ zegt Jouna ontsteld.
‘Toch wel, Jouna. Anya beschermt Raya wel als het nodig is.’
‘Dank je, Sorane. Maak je maar niet ongerust, Jouna. Ik ben niet zo roekeloos meer dan een paar maanden geleden.’
‘Ik hoop het,’ zegt Jouna met trillende stem.
Verschillende uren later bereiken onze vier vrienden de kleine luchthaven op een veertig kilometer van het groeiend stadje. Hier stappen Sorane, Aenon en Jouna uit.
‘Het beste Sorane en een spoedige terugkeer.’
‘Ik zal mijn best doen, Raya. Ik vraag jou alleen om je in te houden.’
Raya knikt even.
‘Ik kijk wel uit, Sorane. Maar het zal me wel lukken.’
‘Ga nu maar snel, voor ik terug instap, Raya.’
‘Tot over een paar maanden,’ zegt Jouna nog snel, voor de agente de deur dichttrekt.
Raya glimlacht begrijpend en knikt even. Dan zet de zwever in beweging.
In een van de zwevers die langs de kant van de weg geparkeerd staan, kijkt de man die rechts van de bestuurder zit op een scherm. Daarop een kaart te zien is en de stip van de wegrijdende zwever voor hen. Hij glimlacht even.
‘Volg de zwever. Die agente Ena Ros en haar begeleiders zijn op weg naar Vinten. Dat is bekend. Maar die bestuurster is herkend als Raya Verodin. Ik wil haar in handen hebben en bij Hoson Povan afleveren. Die zal haar met haar willen bezighouden.’
De andere knikt even en zegt bijna fluisterend:
‘Misschien halen ze haar wel uit elkaar, dan weten ze dadelijk of ze een kloon of de echte is.’
‘Als ze in handen van onze meesteres terecht komt maakt het niet uit wat ze is. Zowel een kloon als een mens brult van de pijn als ze die onder handen neemt.’
De bestuurder knikt lichtjes, maar volgt intussen de zwever van Raya.
Op dat moment draagt Aenon enkele tassen en volgt beide vrouwen naar de ingang van het grote gebouw toe. Sorane kijkt even om naar de twee zwevers, die in dezelfde richting voortbewegen als Raya.
‘Je wordt gevolgd, Raya,’ denkt ze telepathisch en concentreert zich op de zender onder de zwever van Raya.
Een snelle gedachte is genoeg om de zender de verpletteren. De kleine stukjes vallen op de oppervlakte van de weg, maar niemand merkt het op.
Daar moeten ze verschillende controles doorstaan, maar krijgen dan toch de toestemming om hun reis verder te zetten.
Raya zweeft intussen met de zwever terug naar het verhuurbedrijf aan de rand van de luchthaven. Maar ze heeft al een tijdje, voor Sorane’s telepathische waarschuwing, de twee toestellen opgemerkt, die haar al sinds de luchthaven volgen. Maar als ze een honderdtal meter van de luchthaven zijn, is het moment dat Sorane’s krachten toeslaan en de zender in stukjes op de grond valt. Dadelijk verdwijnt de stip op het scherm plots. De man schrikt en beveelt dadelijk:
‘Dichterbij. We mogen haar niet kwijtraken. Die zender is uitgevallen.’
De twee zwevers naderen het toestel van Raya al snel. Maar de agente heeft het gemerkt en versneld.
‘Haha, die hebben gemerkt dat de zender verdwenen is,’ denkt ze met een glimlach.
Even kijkt ze in de achteruitkijkspiegel.
‘Ik moet hen kwijtraken,’ fluistert ze.
Daarom drukt ze het gaspedaal in en de zwever schiet vooruit, maar de achtervolgers versnellen ook en een wilde achtervolging begint. Raya moet al haar rijkunsten te hulp roepen om hen voor te blijven, al halen ze haar langzaam in. De drie zwevers snorren tussen de andere voertuigen door in de richting van de hoofdweg. Raya raast in volle vaart de oprit op. Meer dan acht kilometer razen ze tegen een gevaarlijke snelheid over de snelweg. Gelukkig is weinig verkeer.
‘Oppassen, Raya. Er is een controlepost zes kilometer voor ons,’ meldt haar Hypsoon plots.
‘Wat? Is er een afrit.’
‘Nee, ze hebben de weg een honderdtal meter voor de afrit afgesloten.’
Even denkt Raya na, maar dan wijkt ze uit naar links en drukt dan de rem helemaal in. Nog voor de zwever stil staat schiet die terug met gloeiende uitlaat vooruit, terwijl ze scherp maar rechts draait. De zwever komt slippend op de pechstrook terecht. Maar de gewezen agente slaagt erin om de zwever onder controle te houden en geeft opnieuw gas. De twee achtervolgers zweven echter met grote snelheid naar haar toe. Een zwever botst echter tegen een van de twee en gaat over kop. De zwever schuift recht op Raya toe, die dadelijk uitwijkt. Terwijl de zwever tegen de berm terechtkomt, schiet die van Raya hem voorbij. De tweede achtervolgende zwever ziet de andere, met een kapotte voorkant, in het midden van de snelweg staan en zet de achtervolging in van de vluchtelinge.
Raya, die nu nog maar een achtervolger achter zich heeft, glimlacht even.
‘Nu krijgen ze me nooit,’ denkt ze, maar dan merkt ze een drietal zwevers van de zwarte wacht op.
‘Stop, of we openen het vuur,’ klinkt een stem.
Maar Raya geeft het nog niet op. Als ze haar grijpen, dan zullen ze haar tot spreken dwingen en dat wil ze voorkomen. Over de pechstrook zweeft ze met grote snelheid verder, de zwevers veranderen van koers en zetten de achtervolging in. Als ze het vuur openen, kan Raya de twee schoten ontwijken, maar ze merkt dat er steeds meer tegenliggend verkeer nadert. Gelukkig nadert ze de vorige afrit. Een derde schot schampt even het dak van de zwever, waardoor ze even moeite heeft om hem op de baan te houden.
Op hetzelfde moment drukt ze op de remmen, terwijl ze aan het stuur draait. De zwevers schieten over het toestel van Raya voorbij, maar passen dadelijk hun koers aan. Als Raya opnieuw gas geeft, opent een van de drie het vuur. Deze maal is het raak. Het eerste schot raakt de voorkant van de zwever, maar het tweede boort zich doorheen de motor. De stuurloze zwever schiet dadelijk in brand en knalt tegen de linker vangrail. Een paar meter verder komt het zwaar beschadigd wrak tot stilstand. Uit de ramen flakkeren de vlammen, terwijl ze hun vernietigend werk doen.
De zwevers landen dadelijk, terwijl de achtervolgende zwever tot stilstand komt aan de hoek van de afrit. De inzitten springen uit de zwever, maar als ze naderbij komen, zien ze dat alle hulp te laat komt. Niemand komt levend uit dat wrak.
Vind-ik-leuk Aan het laden...