Verschrikt kijkt Sorane om en staart naar de vrouw die achter haar staat.
‘R..eysa,’ fluistert ze, terwijl haar zus haar met grote ogen aanstaart.
Even weet ze niet wat te zeggen, want ze heeft een fout gemaakt. Ze had de gedaante van Ena terug moeten aannemen. Maar daar is het nu te laat voor.
‘SORANE!!!!!! Je bent het werkelijk, zus,’ brengt de jonge vrouw hees uit.
Sorane slikt even, want ze weet niet goed wat te zeggen.
‘Als je haar dubbel zou zijn, dan gelijk je als twee druppels water op haar.’
Maar Sorane schudt haar hoofd.
‘Ja, Reysa. Ik ben het echt.’
Even slikt Sorane’s zus.
‘Wat zeg je? Nee, jij kan mijn zus niet… Of toch… Jij moet echt mijn zus zijn. Dus die ander werd…’
‘Nee, Reysa. Er is geen dubbelgangster. Dat hebben ze moeten verzinnen omdat ze niet konden verklaren waarom mijn lichaam verdween en daarna nog opgemerkt ben. Maar ik ben ook nog steeds in leven, zoals je ziet.’
Reysa wankelt even, want het nieuws heeft haar hevig geschokt.
‘J…je bent in leven? Maar dat kan toch niet. Je lag daar toch dood voor mij en Jenan.’
Jouna ondersteunt haar snel.
‘Ik ben Jouna Vaneron, mevrouw.’
‘Bent u niet die verpleegster die…’
‘Ja, dat ben ik. Maar ik werd ontslagen. Volgende week begin ik, dankzij je zus, in het ziekenhuis van Mogwan, mevrouw Nador.’
Even kijkt Reysa naar de verpleegster.
‘Ik heb mijn zus toch dood op de tafel zien liggen, herhaalt ze nogmaals. Dit moet een droom zijn.’
‘Dat het een droom was, dacht ik eerst ook, mevrouw. Ik zag met ontstelling dat deze dode dame plots haar ogen opende en zich oprichtte. Ik moest haar zelfs helpen, want ze kon bijna niet op haar benen staan.’
Reysa staart Jouna met een verbijsterde blik aan, alsof ze gek is.
‘Zijn jullie beiden gek? Dat is toch niet mogelijk.’
‘Ik geloofde toen mijn ogen niet, mevrouw Nador. Maar je zus leefde echt. Haar wonden zag ik voor mijn ogen genezen tot ze er niet meer waren. Er was zelfs geen litteken achtergebleven.’
Reysa kijkt van de een naar de andere en staat op instorten.
‘Maar je organen. We hadden toestemming gegeven om die te gebruiken.’
Sorane wendt haar hoofd even naar Jouna.
‘Niets daarover zeggen. Reysa is er niet goed van,’ denkt ze naar de verpleegster.
Die knikt echter en zegt:
‘Voorzichtig, Sorane. Je zusje krijgt een kindje.’
Sorane schrikt even, want wat haar zus nu te verwerken krijgt, kan haar baby in gevaar brengen. Snel stapt ze op Reysa toe en neemt de hand van Reysa. Even concentreert ze zich en zend versterkende impulsen door de hand en arm van haar zus. Reysa voelt haar maag weer op orde komen en hoort haar zus Sorane zeggen:
‘Is dat werkelijk waar, zus? Ben je in verwachting?’
‘Ja, al drie maanden. Ik en Reno zijn zo gelukkig met elkaar. Maar hij weet het nog niet.’
‘Reno? Je was toch met Ferino samen.’
Reysa trekt haar arm weg en doet een stap achteruit.
‘Die zie ik al meer dan een jaar niet meer, Sorane Ik betrapte hem met een andere meid en gaf hem de bons. En toen ik zeven maanden later Reno ontmoette.’
Even kijkt Sorane nadenkend naar haar zus.
‘En je viel voor hem.’
‘Nee, niet op dat ogenblik, Sorane. Ik was nog niet aan een andere man toe, omwille van Ferino. Pas na een maand of drie vier, waarbij ik eerst aarzelend uitging met Reno, dat hij me op een dag kuste. En die kus was het begin van een nieuw leven voor mij.’
‘Mag ik jullie beiden veel geluk met elkaar wensen, zusje? Maar word het niet stilaan tijd om te zeggen dat je in verwachting bent,’ zegt Sorane, terwijl ze haar zus even omhelst.
Haar zus knikt.
‘Alleen heb ik er de moed niet toe.’
‘Houdt hij niet van kinderen?’
‘Jawel, maar hij wilde nog even wachten. Hij heeft het zeer druk met zijn onderzoeken.’
Weer kijkt Reysa Sorane aan en begint nu pas echt te beseffen dat ze het werkelijk is.
‘En nu moet ik hem ook nog zeggen dat ons zusje nog in leven is.’
Even glimlacht Sorane en wendt dan haar blik op Jouna.
‘Reysa, Jouna is nu een studente geneeskunde in het ziekenhuis van Mogwan.’
Haar zus knikt even.
‘Haar naam kende ik nog niet, Sorane. Zoals ik al zei, heeft deze verpleegster mij en onze broer, toen jij in het dodenhuis lag, begeleid.’
‘Dat was me al duidelijk, Reysa.’
‘Het is bijna niet te geloven. Je had toch twee wonden in je borst en je leeft werkelijk. Hoe is dat toch mogelijk? Wilden de goden je soms niet tot het dodenrijk toelaten?’
‘Misschien is dat wel zo, zus. Kom je mee naar mijn villa. Dan kan ik een paar dingen uitleggen. Jouna hier woont voorlopig bij mij en enkele anderen in.’
‘Ik wil alles weten, Sorane. Maar ik niet alleen, ook onze broer Jenan.’
‘Bel hem even op, maar zeg dat je iets over mij te weten gekomen bent of zoiets. Maar zeg nog niet dat ik er ben.’
Terwijl Reysa nog eens, met een ongelovig gezicht, naar Sorane kijkt, neemt ze haar smartphone en selecteert de naam van haar broer. Na een minuut of drie, zegt Reysa:
‘Jenan was er niet, maar zijn vriendin, Deriva, nam op. Ze zullen beiden komen, Sorane.’
‘Dat is goed, zus. Ik wil dat jullie beiden op de hoogte zijn, want ik hou van jullie allebei. Wie is Deriva? Jenan had toch een vriendin Geevy. Als ik het goed begrepen had, dan gingen ze toch trouwen.’
Reysa knikt.
‘Geevy is er vandoor gegaan, nadat ze door Jenan aan de deur gezet was. Wat er gebeurd is weet ik niet, maar Geevy heeft huilend bij mij thuis in de zetel geslapen, nadat Jenan haar de deur gewezen had. Ze wilde echter niet zeggen wat er gebeurd was. Ik kon niet meer vragen want ik moest naar mijn werk. En toen ik die avond terugkwam was ze weg. Ik heb haar sindsdien niet meer gezien. En een paar weken later dan ontmoette Jenan een verlamde vrouw. Onze broer raakte opnieuw verliefd en hielp haar om te genezen. Die vrouw, Deriva zou door de nieuwe technieken, die ze in het ziekenhuis hier in Mogwan gebruiken, genezen zijn. Een tweetal maanden later bleken beiden verliefd op elkaar te zijn.’
Sorane kijkt haar zus even met een nadenkende blik aan, want haar broer hielt zielsveel van Geevy en nu zou hij een andere hebben. Ze herinnert die Deriva, want ze heeft haar een paar maanden geleden al eens ontmoet.
‘Wel jammer, want ik mocht Geevy wel,’ fluistert Reysa nog en merkt dat haar roodharige zus haar aankijkt.
‘Waarom zei je genezen moeten hebben, zusje?’
‘Omdat ik later in het ziekenhuis geweest ben. Ze hebben er geen gegevens over Deriva’s genezing. Ze is nooit in Mogwan behandeld. Maar ons broertje gelooft me niet.’
Verbaasd kijkt Sorane naar haar zus. Dit nieuwtje maakt haar nog meer bezorgd, want een ding weet ze zeker. Geevy hielt van haar broer.
‘Daar wil ik het fijne van weten, zusje,’ denkt ze.
‘En je vriendin hier. Weet zij ook wie jij echt bent?’
‘Ja, Jouna weet wie ik ooit was en wie ik wil worden of beter gezegd geworden ben.’
Even slikt Reysa, terwijl ze de vreemde blik van de verpleegster opmerkt, want ook zij begrijpt niet wat Sorane daarmee bedoelt.
‘Mevrouw Nador, kom mee naar binnen. Sorane heeft veel uit te leggen, maar ze geeft veel om jullie.’
‘Dat weet ik. Mag ik je Jouna noemen? Want iets zegt me dat we in de toekomst misschien vriendinnen zullen zijn.’
‘Dat hoop ik ook, Reysa.’
Dan kijkt ze weer naar haar roodharige zus en slikt even.
‘Maar het is moeilijk te verwerken, want het bericht van de dood van mijn zus was een zware klap voor mij en Jenan. En toen bleek ook nog dat haar dode lichaam verdwenen was. Sommigen grapten, waarmee ik niet kom lachen, dat ze gaan lopen was. Maar nu blijkt dat ze het juist hadden. Mijn zus is werkelijk gaan lopen.’
‘Zoiets, Reysa. Maar gaan lopen was het niet echt. Al heb ik haar wel met haar eerste stappen geholpen. Ze was verdwenen toen ik met enkele dokters terugkwam.’
Even kijkt Reysa naar Jouna en zegt:
‘Ga maar binnen. Ik blijf hier nog een beetje in de omgeving rondwandelen, want dit moet ik toch alleen verwerken.’
Sorane knikt.
‘Ik hoop dat je er bent, als Jenan aankomt, want het zal voor hem een even grote klap zijn als voor jou.’
Reysa knikt met een zwakke glimlach. Sorane en Jouna kijken nog even naar Reysa en gaan dan naar binnen.
‘Dit heeft je zus zwaar getroffen, Sorane.’
Sorane knikt even.
‘Ik weet het, Jouna. Ik had moeten voorzien dat ik haar of mijn broer tegen het lijf zou kunnen lopen. Ik had me in deze buurt in Ena Ros moeten veranderen.’
‘Dan had je zus niet geweten dat je nog in leven was. Misschien was dat nog veel erger geweest.’
Even kijkt Sorane Jouna aan en knikt dan.
‘Misschien heb je gelijk. Reysa heeft hulp nodig en ik weet wie kan helpen.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Telepathie, Jouna. Ik weet waar haar nieuwe vriend Reno zich bevindt. Tot over een paar minuten.’
Even staart de verpleegster naar de plaats waar Sorane stond. Dan zucht ze en loopt naar het raam. Met nadenkende ogen kijkt ze naar de gedaante van Sorane’s zus, die over het gras wandelt. Na een korte aarzeling stapt ze naar buiten en gaat met Reysa praten.
Intussen is Sorane gematerialiseerd in de omgeving van de villa waar haar zus woont. Ze heeft gelijk. Er is iemand in de woning. Ze scant de man, die aan een tafel zit te lezen, wachtend op zijn vriendin. Even aarzelt ze, maar dan stapt ze op de deur toe en belt aan. Even later opent Reno de deur.
‘Ik ben de zus van Reysa en Jenan, kan ik je even spreken.’ zegt de roodharige.
‘Er is toch niets met haar.’
‘Nee, ze maakt het goed. Maar ze is door mij in de war.’
Reno verstart op dat moment.
‘Je zei zus, Maar dat kan niet. Reysa’s zus is dood. Jij moet die tweede Sorane zijn. Maar je lijkt als twee druppels water op die dode.’
‘Ik ben Sorane Nador of Cobanon, Reno. Maar ik was daar niet om de rechter doden. Mag ik binnenkomen?’
‘Nee, dubbelgangster of niet, maar je bent een huurmoordenares. Dit huis is van Reysa Nador mijn vriendin. Ik weet niet wat je wil, maar binnen kom je niet.’
‘Reysa is mijn stiefzus, Reno. Ik zou haar nooit iets aandoen. Ze stond plots voor mij en schrok hevig. Ik heb je hulp nodig om haar te helpen. Misschien kan jij haar steunen om het te aanvaarden.’
‘Of je het echt bent, daar kan ik niet over oordelen, want ik heb haar zus alleen maar als dode op foto’s gezien. Reysa zei dat je door capsules doorboort op de tafel lag.’
Sorane stapt plots vooruit en is binnen voor Reno kan reageren. Met gebalde vuisten kijkt hij haar aan.
‘Ik begrijp je woede, Reno. Maar ik ben de Sorane van vroeger niet meer. Jij bent een onderzoeker naar psy-krachten. Zoals jullie het noemen. Ik ben een esper. Je werkt in het onderzoekscentrum van de Mogwan.’
‘Hoe weet je dat? Wat is een esper?’
‘Telepathie, Reno. Geef me een hand. Mijn zus heeft je nodig, want jullie krijgen over een paar maanden een kindje,’ zegt Sorane, terwijl ze telekinetisch de deur sluit
Reno staart haar verschrikt aan en ontspant zijn vuisten.
‘Je zei iets van... Is Reysa zwanger?’
‘Ja, Reno. Nog maar kort, maar er groeit al een levend mensje in haar.’
‘Reno grijpt snel zijn jas en trekt hem aan. Dan kijkt hij even naar de sleutels van zijn zwever. Maar voor hij ze kan gaan oprapen, zegt Sorane.
‘Reno, jullie onderzoek, staat nog maar in zijn kinderschoenen. Laat je sleutels maar liggen.’
De man draait zich om naar de roodharige en stamelt:
‘Ons onderzoek in de kinderschoenen zeg je, Sorane. Daar wil ik het later wel even over hebben. Maar nu moet ik mijn sleutels…’
Als hij Sorane op zich ziet toestappen, reageert hij te laat. Ze heeft zijn hand al vast. Beiden worden in een groen veld gehuld en lossen op in het niets. In de tuin van haar villa worden ze weer stoffelijk. Ze ziet een zwever op de oprit staan die er nog niet was toen ze teleporteerde. Even scant Sorane de omgeving en glimlacht even.
Jouna heeft Reysa naar binnen gebracht, toen Jenan en Deriva aankwamen. Ze zitten allemaal met elkaar over wat Jouna over Sorane weet te praten. Reno wankelt achteruit en staart Sorane aan.
‘Wat was dat?’
‘Een overbrengersveld.’
‘Hoe kom je daaraan? Ze hebben dat pas een paar maanden geleden voltooit, maar er worden nog steeds testen mee uitgevoerd om te zien of het veilig is.’
Sorane glimlacht even, terwijl ze merkt dat Reysa niet meer in de tui, rondwandelt.
‘Deze techniek stamt uit een ver verleden, Reno. Later zal ik dat wel verklaren. Nu ontbreekt de tijd. Mijn vriendin Jouna heeft Reysa al een beetje gekalmeerd en zit binnen met haar te praten.’
‘Is Reysa binnen?’
‘Ja, volg me. We gaan ook. Ze zal blij zijn om je te zien.’
Als ze beiden naar binnen stappen, horen ze Reysa juist zeggen:
‘Het is werkelijk onze Sorane, broer. Ze zegt dat er geen dubbelgangster van haar rondloopt.’
‘Dat is ontstellend. We hebben haar toch allebei zien liggen. Hoe kan zij nog in leven zijn?’
Dan merken ze Reno op en schuin achter hem Sorane. Aarzelend staat Jenan op en kijkt de roodharige aan. Hij kijkt haar diep in de ogen.
‘Je bent het werkelijk, Sorane,’ fluistert hij, terwijl hij haar van kop tot teen aankijkt.
‘En of ik het ben, broer.’
Met een stapt staat hij voor haar en slaat zijn armen om haar heen.
‘Ik wist het. Jij lag daar niet dood op de tafel,’ fluistert hij.
‘Het spijt me, Jenan. Je hebt het mis. Ik lag daar wel.’
Verschrikt laat hij haar los.
‘Laat me het uitleggen, Jenan. Daarom heb ik Reysa gevraagd om jullie te bellen.’
Aarzelend volgt Jenan zijn slanke zus naar de salon waar de anderen op hen zitten de wachten.
Tot vroeg in de morgen zitten ze te praten over Sorane en later over de toekomstplannen van de zus en broer van Sorane.
‘Ik wil helpen, Sorane,’ zegt Jenan plots.
‘Dank je, broer. Ik zal je hulp goed kunnen gebruiken, want alleen kan ik zoiets niet organiseren.’
‘Ik ook, Sorane. Als je het wil.’
De roodharige kijkt haar zus glimlachend aan.’
‘Jij bent welkom, zus. Maar ik vrees dat jullie geen van beiden weten waar jullie aan beginnen.’
Dan kijkt Sorane even naar Jouna, want tijdens het gesprek voelde Sorane dat zij ergens verdriet om heeft als ze naar de gelukkige Reysa en haar vriend loerde. Beiden zijn met hun gedachten bij hun ongeboren kindje. Maar als Sorane Jouna scant, slaagt ze er niet in om de diepste gedachten van de verpleegster te weten te komen.
‘Je wil er niet aan denken, Jouna. Maar ooit kom ik kom wel te weten waarom je zoveel verdriet hebt.’
Plots vraagt de nieuwe vriendin van Jenan.
‘Hoe komt het dat jij hier zo een goede naam hebt, Sorane? In de rest van de wereld sta jij of je dubbel als een genadeloze moordenares bekend. ‘
Even kijkt ze allen een voor een aan en begint te vertellen. Ze begint met haar leven na de ruzie met Reysa en Jenan en hoe steeds meer geld, door opdrachten en diefstal van misdadigers, begon te verdienen. In het begin genoot ze van haar nieuwe rijkdom, maar plots veranderde iets. Ze ontmoette de ouders van Gerie, die niet veel hadden, maar toch hielpen. Niet lang daarna begon ze met haar geld de mensen in deze streek te helpen. Ze luisteren allemaal aandachtig naar haar worden. Ze konden met nieuw kapitaal een ziekenhuis, een school en enkele kleine fabrieken bouwen.
Hierdoor hebben de meeste dorpelingen vast werk in hun buurt, terwijl ze vroeger moesten afzakken naar een grotere stad om werk te zoeken. Sorane benoemde enkele betrouwbare mensen, die het fonds, dat ze hiervoor gesticht had, beheerden. Hierdoor het dorp langzaam uitgroeide tot de kleine stad die ze nu is. Hoeveel ze besteedde weten maar een paar mensen in Mogwan. Maar op zeven jaar tijd veranderde het dorp en zijn omgeving helemaal en werd welvarend.
Als Sorane stopt met praten, is het even doodstil.
‘Dank je om het ons ons te vertellen, Sorane. Jenan en ik waren al van een groot deel op de hoogte, maar nu zie ik pas wie jij bent. Je geeft om mensen, zoals wij allemaal hier.’
‘Je moet me niet bedanken, zus. Ik vertel het jullie omdat ik jullie allen op de hoogte wil brengen van mijn leven voor mijn dood. Maar nu is alles verandert. Ik ben niet meer dezelfde die ik toen was. Reno hier heeft al een fractie van mijn gaven opgemerkt. Maar er is nog veel meer. En ik wil dat jullie allen daar deel uitmaken.’
‘Wat bedoel je, Sorane?’ vraagt Jouna.
‘Ik ben van plan om een groep te vormen, die mij op mijn nieuwe weg zal helpen en bijstaan als het nodig is. En ik moet zo snel mogelijk naar Delos, want anders zal mijn nieuwe leven van korte duur zijn.’
‘Wat? Sorane. Wat zeg je nu?’
‘Ongeveer twee jaar, Jenan. Dan zou ik mijn greep op mijn lichaam kunnen verliezen. Alleen op Delos kunnen ze mij helpen.’
‘Niemand weet waar Delos zich bevindt of wat het is, Sorane.’
‘Ik ben de enige, Reno, die voldoende aanwijzingen heeft om de weg naar Delos vinden. Maar ik ben ook de enige die die weg kan volgen. Maar het is niet zonder gevaar.’
‘Waarom kan je nu niet vertrekken, Sorane?’
Deriva staart Sorane aan, terwijl ze denkt:
‘Die roodkop zegt de weg naar Delos, waar velen al naar gezocht hebben, te weten Als dat klopt, dan moet ik te weten komen wat ze weet?’
De roodharige kijkt Jouna aan en zucht even.
‘Hier is iets op til. Daarom wil ik eerst mijn groep vormen die hier als ik weg ben een oogje in het zeil kan houden.’
Deriva kijkt Sorane even nadenkend aan.
‘Wat bedoelt ze nu weer? Ze kan toch niet weten wat Jakira van plan is. Ik moet meer te weten zien te komen,’ denkt ze, terwijl ze naar Jenan kijkt, die juist vraagt.
‘En jij wil dat wij tot die groep hier in deze stad behoren.’
‘Ja, Jenan. Jij en Reysa hebben vroeger een harde leerschool doorstaan. Jullie zullen je mannetje wel kunnen staan. Maar ik heb nog andere mensen op het oog. Alleen moet ik hen op de hoogte brengen van wat ik wil. En hen dan overtuigen.’
‘Dat is nogal wat, Sorane. En wat moet die groep dan uitvoeren.’
‘Later zal dat wel duidelijk worden, Reysa. Nu is het nog te vroeg. Voorlopig blijven jullie allen een zo normaal mogelijk leven leiden. Intussen hebben ik nog vele dingen te doen.’
‘Waar wordt onze groep dan ondergebracht, Sorane?’
De roodharige kijkt Deriva aan en scant haar nogmaals, maar ze slaagt er weer niet in om tot haar door te dringen.
‘Wie is die Deriva toch? Ik kan haar niet scannen en dat kan alleen een esper. Maar is zij er eentje. De vraag is of ik haar wel kan vertrouwen?’ denkt Sorane denkt Sorane en antwoordt op haar vraag:
‘Daar heb ik nog geen enkel idee van, Deriva. Ik heb alleen een stuk of zeven kandidaten. Er moeten er nog veel meer komen.’
‘Als je wil doe ik ook mee. Voor ik verlamd raakte, was ik bij de speciale troepen. Getraind in infiltraties en opsporen van verdwenen mensen. Het was bij een van deze acties dat ik in mijn rug geraakt werd. Zo kwam ik in Mogwan terecht en ontmoette je broer.’
Sorane knikt even.
‘Dan ben jij al verder dan de anderen, Deriva. Misschien word je zelfs mijn vervangster. Maar zoals ik al zei zo ver zijn we nog lang niet.’
‘Nu moet ik zeker blijven, want misschien wordt die Sorane wel gevaarlijker dan Jakira denkt. Want ze probeerde mij te scannen, dus is ze minstens een telepate. Of is het beter dat ze elkaar afmaken. Misschien is het toch beter dat ik mijn meesters T’naka op de hoogte breng, als ik haar kan bereiken,’ gaat het door de gedachten van Deriva.
‘We zien later wel. Maar ik zal eraan denken.’
De vrouw knikt even en kijkt naar haar horloge.
‘Het is al twee uur in de morgen, vrienden. Word het geen tijd om eens te gaan slapen?’ merkt Deriva op.
‘Dat is zeker, schat. Sorane, we gaan eens naar ons eigen bedje. Ik breng Reno en Reysa wel even naar hun nestje,’ zegt Jenan lachend.
Sorane glimlacht, maar schrikt als ze zijn gedachten opmerkt. Hij lijkt Geevy, de vrouw van wie hij zoveel hielt al helemaal vergeten te zijn. Ze scant haar stiefbroer nog dieper een dieper, terwijl hij Deriva kust.
‘Hé, hij denkt dat Geevy hem bedrogen heeft. Dat kan ik maar moeilijk geloven? Ik weet zeker dat Geevy zielsveel van mijn boertje hielt. En nu houdt hij op zo’n korte tijd van een ander. Ofwel heeft Geevy hem zwaargekwetst of er is iets anders gaande. Kon ik zijn nieuwe liefde maar telepathisch scannen. Maar ik vermoed dat ze een esper zoals ik is. Minstens een hypno en een telepate. Welk speeltje speelt ze? Wie is ze werkelijk? Dat moet ik eens uitzoeken,’ denkt Sorane.
Dan slaat de schrik haar om het hart.
‘Maar waar is Geevy gebleven, zou ze haar vermoord hebben,’ denkt ze.
‘Jenan, je was toch gelukkig met Geevy. Is er iets gebeurd?’
Sorane die Deriva in het oog houdt, merkt dat ze dadelijk een gespannen houding aanneemt.
‘Geevy, die heb ik betrapt met een andere man, zus. De volgende dag heb ik haar de deur gewezen. Gelukkig ontmoette ik Deriva hier een paar weken later in het ziekenhuis, waar ik behandeld werd voor de depressie waar ik in belandde, door het bedrog van Geevy.’
Deriva moet moeite doen om Jenan het beeld voor te spiegelen, dat ze over Geevy opgebouwd heeft in zijn geest. Hierdoor vergeet ze echter haar gedachten volledig af te sluiten. Sorane dringt dadelijk doorheen haar zwakke geestelijk barrière. Snel verkent ze de vele gedachten van Deriva. Geevy is er vandoor gegaan voor Deriva haar kon aanpakken. Ze heeft haar nog wel gezocht, maar niet meer gevonden. Ze werkt echter voor Jakira, maar ook voor iets of iemand anders. Een naam komt telkens weer op de voorgrond. T’naka. Maar wie dat is kan Sorane niet te weten komen. Plots kijkt Deriva haar in de ogen.
‘We zullen maar naar huis gaan, Deriva,’ zegt Jenan op dat moment en opent de deur van zijn zwever.
‘Kan je ons naar onze villa brengen, broer?’ vraagt Reysa.
Jenan knikt:
‘Stap maar achterin, zusje.’
Even later kijkt Sorane de zwever na als die om de hoek draait. Een uurtje later zet Jenan zijn vriendin aan de ingang van het gebouw waar ze werkt af.
‘Tot straks, lieveling. Ik moet naar de hoofdstad.’
Deriva geeft hem nog even een kus en wuift ten afscheid. Dan gaat zij naar binnen en verdwijnt in de lift. Daar drukt zij een speciale code in. Even later begint de lift te dalen naar een verdieping die diep onder de grond is. Als zij uitstapt begroeten de mensen die er hun taken uitvoeren haar koel. Deriva trekt zich er niets van aan en haast zich naar het kantoor van haar opdrachtgever. Maar die is niet alleen. Jakira is er ook. Ze heeft haar nog niet echt ontmoet, maar wel al een paar maal gezien in de hoofdstad. Maar die blondine heeft nooit enige aandacht aan haar geschonken. Dat lijkt nu verandert, merkt ze dadelijk. Toch begint Deriva kalm aan haar rapport. De blondine kijkt haar onderzoekend aan.
Alleen van Sorane zegt zij niets, want dat hoort niet tot haar opdracht. Zij wil echter eerst weten wat Sorane bedoelde, toen die zei dat ze de weg naar Delos kende. Want niemand, zelfs haar opdrachtgevers weten niet dat zij op macht uit is. Sinds zij voor T’naka werkt, is zij in aanzien gestegen en die zal haar rijkelijk belonen als ze haar de weg naar Delos kan wijzen. De lessen die zij van haar meesteres kreeg, hebben haar veel nut opgeleverd. Zo kan zij bijvoorbeeld haar gedachten volledig afschermen en is zij ook het gebruik van telekinese en telepathie leren kennen.
‘Ik heb al lang genoeg gediend. Of zou ik de macht van Delos voor mezelf opeisen. Zelfs T’naka weet niet dat ik ook anti-krachten hebt,’ denkt Deriva, terwijl haar gedachten zich richten op de toekomstige macht, die de hare zou kunnen zijn.
‘Hou je van die Jenan?’ vraagt de blondine plots.
‘Nee, Hera, die kan me gestolen, worden. In gedachten denkt hij dat ik Geevy, de vrouw van wie hij schijnt te houden, ben. Ik speel mijn rol zo goed als ik kan. Hij en de anderen vermoeden niet dat ik er ben om hem te observeren.’
‘Dat is goed, Deriva. Als je slaagt, dan zal je beloond worden. Maar mislukt je, dan zal ik van je lijden genieten, vergeet dat nooit.’
Deriva kijkt de blondine schrikkend aan. Maar innerlijk glimlacht zij grijnzend.
‘Ik vrees dat je een verrassing te wachten staat, Jakira kloon,’ denkt ze, want zij weet al lang dat die vrouw de echte Jakira niet is.
‘Je kent mij nog niet, zie ik,’ hoort ze de blondine zeggen.
Deriva schudt haar hoofd.
‘Mijn naam is Hera Jakira. Ik steun Aqunok hier, want hij moet mijn plannen op de planeet ten uitvoer brengen. En jouw taak blijft dezelfde. Observeer Jenan Nador en probeer te weten te komen of ze de dubbelgangster van Sorane Nador, als die bestaat, kennen. En ik wil alles over zijn onderzoek weten.’
‘Dat is mijn opdracht, Hera.’
‘Je weet wat ik en Aqunok verwachten, Deriva. Dus je mag gaan.’
Even trillen de handen van Deriva, nu ze als een ondergeschikte behandeld wordt. Maar ze slaagt erin om het te verbergen.
‘Ik zal slagen, Hera,’ zegt ze met trillende stem.
Dan gaat ze naar buiten, terwijl Jakira haar nadenkend nastaart. Ze weet niet dat Jakira haar gespannen houding opgemerkt heeft.
‘Ze lijkt op een zekere macht uit te zijn. Is dat een goed teken of kan ze een gevaar betekenen? Ik moet die zo snel mogelijk eens dieper scannen,’ denkt de blondine voor ze zich tot Aqunok keert.
Intussen in Mogwan. Er zijn een paar dagen voorbijgegaan. Op dit moment gaat Jouna voor het eerst naar haar nieuwe job in het ziekenhuis. Op de eerste dag is ze stipt op haar afspraak en wordt even rondgeleid door een knappe verpleger. Als hij haar begeleid naar de afdeling waar ze haar werk en opleiding zal krijgen, is ze verrast door de hoogstaande techniek, die ze er aantreft.
‘Dat wordt allemaal door een vreemde weldoenster mogelijk gemaakt, miss Jouna.’
‘Ken je haar?’
‘Nee, niemand hier, al denken sommigen wel te weten wie het is, maar toch zijn ze er niet echt zeker van.’
‘Als ze liever buiten schot blijft, dan laten we het beter zo,’ zegt Jouna nadenkend, want zij weet al een tijdje wie het moet zijn, want Sorane heeft hier wel veel invloed.
Nieuwsgierig laat ze de werking van verschillende apparaten uitleggen en waar ze voor gebruikt worden. Sommige dingen hebben ze zelfs niet in het ziekenhuis waar ze assistente was. Ze vraagt zich af hoe Sorane aan die apparatuur komt. Maar ze is gelukkig en krijgt zelfs de kans om te studeren. Met volle ijver wijdt ze zich van haar taak.
Op een dag ziet Jouna, Sorane naderen.
‘Er is iets dat ik zeker nog moet doen, Jouna. Maar daar heb ik jouw hulp voor nodig.’
‘Moet je dat nog vragen, Sorane? Ik sta bij jou in de schuld. Met wat kan ik je helpen.’
‘Deno Vergan. Er is iets met hem, dat mij om een of andere reden aantrekt. En niet alleen door wie ik nu ben, maar door diegene die ik was. Toch is er iets dat mij vreemd voorkomt. Er moet nog iets of iemand geweest zijn, waar ik veel om gaf. Misschien een zoon of dochter.’
Nadenkend kijkt Jouna voor zich uit tot ze Sorane plots aankijkt.
‘Hé, wacht eens. Ik herinner me iets van een agent die dood werd teruggevonden. Zijn naam was. Alon… Ze spraken ook van Sorane Nador. Zij werd gezocht in verband met die moord.’
Dan schrikt Jouna, want Sorane wankelt en moet steun zoeken tegen de muur, als de herinneringen als een bom inslaan. Ze wankelt nog heviger dan begint ze te trillen. Een stortvloed aan herinneringen overvallen haar. Even lijkt het of haar lichaam licht uitstraalt. Jouna schrikt ervan en wijkt achteruit. Plots houdt het trillen op en het licht om haar neemt af.
Als Jouna naar haar kijkt, lijkt Sorane’s blik veel helderder dan tevoren.
‘Ik weet…, Jouna. Jouw woorden hebben een groot deel van mijn herinneringen naar voor gebracht,’ zegt Sorane, maar dan herinnert ze zich de naam.
‘Alon… O, Alon. Wat hield ik veel van hem...’
‘Wat zeg je, Sorane?’
‘Je woorden hebben mijn herinneringen aan hem opgeroepen. Ik weet weer wie Alon was, Jouna. Ik moet toen veel van die man gehouden hebben. Ik vond hem dood, vermoord en ik dode zijn twee moordenaars uit woede.’
‘Zoiets ongeveer werd ook in dat nieuwsverslag vermeld.’
Even kijkt Sorane Jouna aan, maar ze herinnert zich nog niet alles.
‘Nee, dat kan niet, want hij werd een bijna tien maanden geleden gedood. Maar hoe gaat het met jou.’
‘Al veel beter. Ik leer elke dag bij en dan die vreemde hypno apparaten. En dat is nogal een nieuwigheid, binnen een maand of drie weet ik meer dan na vijf jaar studies. Alleen de praktijk, dat is nog een probleem.’
‘Je kennis is nu het voornaamste. Later kan je zelf beslissen of je een andere taak in de groep op je neemt.’
‘Toch heb ik spijt, dat ik geen afscheid van mijn vader genomen heb. Maar ik was toen zo kwaad. Weet je hoe het met mijn ouders gaat?’
‘Nee, als je wil, kan ik weleens gaan kijken. Misschien kan je meekomen.’
‘Dat zou ik op prijs stellen. Maar meekomen? Nee, dat kan ik nu niet aan. Ik hoop alleen dat ze het goed maken. ‘
‘In orde. Dat is voor morgen.’
‘Je hebt gelijk, Sorane. Het wordt tijd dat ik eens ga slapen.’
‘Daar is het nog een beetje vroeg voor, Jouna. Ik zou je nog iets willen leren, als jij het wil.’
‘Misschien wel. Wat wil je dat ik doe?
‘Ga eens tegenover mij zitten, zoals ik.’
Verbaasd voldoet Jouna aan Sorane’s verzoek en zit even later tegenover haar.
‘Concentreer je nu, eerst langzaam en dan steeds geconcentreerder.’
‘Wat wil je doen?’
‘Niet nadenken, doe het nu maar eens.’
Jouna kijkt Sorane even aan en begint zich dan te concentreren. Steeds dieper en dieper. Plots hoort ze de gedachten van Sorane die haar nog dieper laten wegzinken in een nieuwe wereld. Plots voelt ze de gedachten van Sorane zwakker worden, maar ze wil haar nog iets vragen. Ze probeert Sorane’s gedachten weer op te vangen en langzaam maar zeker worden deze duidelijker tot ze begrijpt wat Sorane denkt.
‘Heel goed, Jouna. Oefen dit maar, als je tijd hebt. Over een paar jaar of zo, zet je al je eerste stappen als esper in de wereld om je heen. En dan zal misschien zelfs mensen kunnen genezen zoals ik.’
Verschrikt opent ze haar ogen en kijkt de glimlachende Sorane aan.
'Ik, een esper, zoals jij. Dat kan ik nooit.'
'Toch wel, iedereen bezit die gaven, alleen heeft niemand er de tijd voor om ze te leren.'
'Het was alsof ik jouw gedachten kon lezen.'
'Dat heb je ook, dankzij mijn hulp, maar als je veel oefent, kan je het ook alleen. Misschien zelfs nog veel meer, want je hebt er aanleg voor.’
Op dat moment komen Liese en Viena binnen.
'Ha, Sorane. Mag ik jullie mijn nieuwe vriendin voorstellen.’
‘Vriendin?' vraagt Jouna.
'Ja, wij hebben haar leren kennen toen Viena met haar ouders in Mogwan op bezoek kwamen.'
'Maar ik merk toch er meer tussen jullie beiden gaande is.'
Liese glimlacht even, terwijl Viena en rode blos op haar wangen krijgt.
'Ja, maar ook om bij elkaar in te trekken.'
'Ach zo. Dan wens ik jullie veel geluk.'
'Stem je ermee in, Sorane?'
'Waarom niet? Misschien zijn jullie een beetje te jong om samen een toekomst op te bouwen, maar het is jullie keuze. Wat vindt je moeder en vader ervan?'
'Die weten het nog niet, Sorane. Maar als we hen bezoeken wil ik Liese voorstellen.'
Even kijkt Sorane Viena aan.
'Ik heb er geen probleem mee, meisje.'
'Wij gaan slapen, meisjes. Jullie ook.'
Ik ga Viena even naar huis brengen, Jouna.'
'Breng je ouders mijn besten wensen over.'
Viena knikt en zegt:
'Zullen we doen.'
Sorane kijkt Jouna aan, die nadenkend voor zich uitstart. Dan hoort ze Sorane zeggen:
'Maak je je zorgen over je ouders?'
'Min of meer, Sorane. Ik heb harde woorden tegen hen gezegd, maar ik meende ze niet echt.'
Sorane knikt.
‘Ga nu maar slapen. Ze zullen je wel vergeven als ze zien wat jij hier zal gaan betekenen. Maar ik zal geregelde tijdstippen je ouders wel, zonder dat ze het merken, een bezoekje brengen.’
‘Dat lijkt me ook beter.’
‘Wacht even. Kan jij ook om mijn zusje, bekommeren, want, zoals je zelf al gezegd hebt, is die is ook in verwachting?’
‘Daar wordt goed voor gezorgd, denk ik. Ik heb haar al een paar maal in het hospitaal opgemerkt. Maar ze is in behandeling bij Dokter Berosno.’
Sorane knikt.
‘Wil je haar toestand opvolgen?’
‘Zal ik doen, Sorane. Tot morgen.’
‘Slaap wel, Jouna.’
Een uurtje later kan Jouna nog steeds niet slapen. Plots schrikt Jouna als ze opnieuw die beelden ziet, die ze zag in het ziekenhuis. Een tijdje overloopt ze in gedachten de beelden. Tot ze opstaat en naar de kamer van Sorane stapt. Voorzichtig opent ze de deur en fluistert:
‘Sorane, ben je nog wakker?’
‘Ja, Jouna. Is er iets?’
‘Ik moet iets weten. Mag ik binnenkomen?’
‘Kom maar op het bed naast me zitten en vertel,’ zegt Sorane glimlachend, terwijl ze het licht aandoet.
‘Ik zie soms beelden voor mijn ogen, maar ik weet niet of dat werkelijk gebeurd is?’
‘Wat bedoel je?’
‘Toen ik in het ziekenhuis je wang even aanraakte zag ik beelden van jou. Maar je was ergens anders. Alles was er wit en je was niet alleen. Ook er waren twee blondines bij je was erbij. Eentje was gekleed en een andere even naakt als jij.’
Even kijkt Sorane haar verbaast aan.
‘Heb je dat gezien, Jouna?’
Jouna knikt.
‘Het was maar zeer kort. En toen leek het wel alsof die blonde in je lichaam samenging. En dan zei die andere blondine ook nog iets over Delos.’
Even kijkt Sorane nadenkend voor zich uit en kijkt dan weer naar haar nieuw vriendin.
‘De geklede blondine was Aveyana, Jouna. De andere ben ik ooit geweest en maakt nu deel uit van mijn innerlijke bewustzijn.’
‘Was dat de godin Aveyana, die sommigen aanbidden. Bestaat die dan werkelijk?’
‘Ja, ze bestaat. Maar ze is niet meer de vrouw die ik ooit kende.’
‘Heb jij haar gekend? Hoe kan dat?’
‘Misschien vertel ik dat ooit wel eens, Jouna, maar nu ontbreekt de tijd.’
‘Je hebt gelijk, want ik vermoed dat het een lang verhaal wordt.’
‘Zoiets, Jouna,’ zegt Sorane met een glimlach.
Even aarzelt Jouna, maar dan vraagt ze:
‘Meende je wat daarstraks zei, dat ik mensen zou kunnen genezen, gewoon door me te concentreren. Kan jij dat dan?’
‘Ik stond zelfs op uit de dood, Jouna. Alleen door mijn krachten, aangesterkt met die van mijn identiteiten Megan en Jakira, kon ik mijn lichaam genezen. Maar iedereen bezit die gaven, alleen neemt niemand de tijd om ze te leren.’
‘Het was alsof ik jouw gedachten kon lezen.’
‘Dat heb je ook, dankzij mijn hulp, maar als je veel oefent, kan je het ook alleen. Misschien zelfs nog veel meer, want je hebt er aanleg voor.’
‘Dank je voor het korte gesprek, Sorane. Ik zal maar gaan slapen, anders kan ik er morgen niet uit.’
‘Gelijk heb je. Ik moet ook mijn oogjes toe doen, denk ik.’
Even later sluit Jouna de deur achter zich en laat Sorane met haar gedachten alleen. De volgende morgen komt Jouna beneden en merkt dat Sorane al op is. Samen met Liese heeft ze een ontbijt klaargemaakt.
Als Jouna tegen de avond van haar nieuwe werk terugkomt, merkt ze dadelijk dat er niemand thuis op het beveiligingsschermpje naast de binnendeur. Juist als ze in de keuken iets te eten klaargemaakt heeft, komt Liese met Heneva binnen.
‘Had ik geweten dat jullie ook zouden thuiskomen, had ik een beetje meer klaargemaakt.’
‘Niet nodig, Jouna. Wij hebben beiden al gegeten in een restaurantje hier dichtbij.’
‘Beiden op een date?’
‘Nee, al is Liese wel een mooi vrouwtje geworden. Ik val niet echt op haar.’
‘Zo te horen heb ik mij vergist.’
‘Dat is niet erg, Jouna. Vergissen is menselijk,’ zegt Liese, terwijl ze een doos met soep uit de kast neemt.
Een uurtje later zit Jouna met Heneva in een zetel naar het nieuws op Tv te kijken, als, Sorane plots stoffelijk wordt. Als Jouna haar opmerkt, staat Jouna op en hoort Sorane zeggen:
‘Mag ik je nog een gunst vragen?’
Verbaasd kijkt ze de roodharige aan.
‘Alles wat je wil, Sorane. Jij hebt al veel voor mij gedaan.’
‘Ik heb al eerder gevraagd of je mij met Deno wil helpen. Zou dat vandaag kunnen, ik heb een afspraak met Deno om 20.00 uur deze avond?’
‘Geen probleem, Sorane. Maar war..’
‘Ik zou graag hebben dat jij met hem praat over wat er in het ziekenhuis gebeurd is.’
‘Kan jij dat niet?’
‘Niet echt, Jouna. Ik heb hem al gezegd, dat Ena Ros niet echt bestaat, maar of hij dat begrepen heeft weet ik echter niet. Als ik plots in Sorane verander dan zou het weleens een zware klap kunnen zijn. Dus ik wil dat jij hem een beetje voorbereid.’
‘Dat is geen probleem, want ik sta wel een beetje bij jou in de schuld.’
‘Maar wees wel voorzichtig, want hij is diep in mij ontgoochelt om wat er in de nieuwsberichten over mij verteld wordt.’
‘Dan heb jij hem veel uit te leggen.’
‘Dat is juist. En het wordt tijd om dat eens te doen.’
‘Deno, je bedoelt toch die agent die in het hospitaal was, toen ik ontslagen werd. Is hij dat?’
‘Ja, ik ontmoete hem toen ik nog met Alon samen was. Maar een paar weken na Alons dood, is Sorane, ik dus, met hem in bed gedoken.’
‘Je gaat toch weer niet met mij teleporteren, hé.’
Sorane glimlacht en grijpt snel haar hand vast. In de hal van het gebouw waar Deno een flat huurde met zijn collega’s materialiseren ze. Verbaasd kijkt Jouna Ena aan.
‘Hij kent Ena Ros, Jouna. Dus in deze gedaante kan ik mee naar binnen,’ geeft ze als uitleg.
Als Deno de deur opent kijkt hij beide vrouwen verbaasd aan.
‘Agente Ros, ik dacht u alleen kwam.’
‘We moeten iets uitleggen, agent Vergan. Jouna, hier maakt daar deel van uit, want zij was erbij toen het lichaam van Sorane verdween.’
Deno knikt.
‘Dat weet ik al. Wij zijn haar samen in het ziekenhuis gaan ondervragen.’
‘O, dat was even uit mijn gedachten geglipt, mijnheer Vergan.’
Deno kijkt haar even met een vreemde blik aan. Dan zegt hij:
‘Kom binnen. Ik ben benieuwd naar wat jullie te vertellen hebben.’
‘Als ze plaatsgenomen hebben in een van de zetels, vraagt Deno:
‘Willen jullie iets drinken. Een koffie of zo.’
‘Als het kan wel, mijnheer Vergan.’
“En jij, mevrouw Ros.’
Sorane slikt even en knikt.
‘Liefst met een beetje melk.’
Deno knikt en gaat nadenkend naar de keuken. Hij is wel nieuwsgierig naar wat zijn beide gasten kunnen vertellen, dat hij zelf niet weet.
Een hele tijd later heeft Jouna alles uitgelegd.
‘Dus jij zegt dat Sorane Cobanon nog in leven is.’
‘Ja, mijnheer Vergan.’
‘Dan wil ik haar spreken, want mijn zus heeft me vertelt dat Sorane onschuldig zou zijn en in werkelijkheid vermoord werd. De rechter zou Aqunok zijn. Al kan ik dat moeilijk geloven.’
‘Sorane zegt dat je om haar geeft, mijnheer Vergan.’
‘Ik gaf veel om haar, mevrouw. Maar ik weet niet wat ik van haar moet denken. Is het waar wat ze rapporteerden of heeft mijn zus gelijk?’
Even kijkt Jouna naar Ena, maar die durft niets zeggen.
‘Je moet geloven wat je hart je ingeeft, mijnheer Vergan.’
De man staart even voor zich uit.
‘Dan moet ik de woorden van Seana geloven. Maar ik heb Sorane vervloekt. Alleen weet ik niet of een dode nog iets kan horen.’
‘Als Sorane’s ziel nog aanwezig was, misschien wel, mijnheer Vergan. Maar ze zal je woorden uit ontgoocheling wel vergeven.’
‘Ik hoop het. Maar dat zal ik niet in dit leven te weten komen, denk ik.’
Dan merkt hij dat Ena hem met een vreemde blik aankijkt.
‘Deno, weet je nog drie dagen geleden toen ik deze afspraak maakte. Toen ik zei ik dat de agente Ena Ros niet bestond.’
Even kijkt Deno Ena aan.
‘Ja, ik dacht dat ik je verkeerd verstaan had.’
‘Nee, dat had je niet. Ena Ros heeft nooit bestaan. Keer de volgorde van de letters eens om, Deno.’
In gedachten doet Deno wat Ena zegt en fluistert plots:
‘Soran… Nee, dat kan toch niet. Ben jij!!? Zit je hier werkelijk levend met ons te praten, Sorane?’
‘Ja, mijnheer Vergan.’
Even staart Deno Jouna aan. Maar aan haar ogen kan hij zien dat ze het meent.
‘Deno,’ fluistert Ena slikkend, terwijl ze in Sorane verandert.
Met grote ongelovige ogen zit Deno naar Sorane te staren. Dan richt hij zich naar Jouna.
‘En ik dacht dat u iets te maken had met een soort lijkenroof, mevrouw Vaneron. Wilt u mij vergeven?’
Jouna glimlacht.
‘In zekere zin was dat ook zo. Alleen leefde dit dode lichaam, dat naast mij zit, nog steeds. Ik hielp haar alleen rechtop zitten. Want zoals ik al zei, Sorane was zwak door het bloedverlies.’
Deno schudt even zijn hoofd.
‘Maar ze hadden toch de toestemming van je zus en broer om jou organen te verwijderen.’
‘Dat is juist, mijnheer Vergan. Maar je had moeten zien hoe die voor mijn ogen weer aangroeiden.’
‘Aangroeiden. Dat kan toch niet.’
‘Deno, ik ben niet echt meer dezelfde dan wie ik voor mijn dood was. Ook ik moet nog aan deze nieuwe krachten wennen.’
‘Droom ik nu, of zijn jullie beiden hier niet echt aanwezig.’
Sorane staat op en stapt naar Deno toe. Ze steekt haar hand uit en hij kijkt naar haar bewegende vingers. Aarzelend neemt hij haar hand vast en kijkt omhoog naar haar gezicht. Zo zit hij even naar haar te kijken.
‘Je bent het werkelijk, Sorane.’
Sorane gaat naast hem zitten en kijkt hem aan.
‘Ja, Deno. Ik ben in leven. Maar dat blijven, kan alleen als ik Delos kan bereiken. Daarvoor heb ik echter ook jouw hulp nodig.’
Deno zegt echter niets, maar grijpt haar plots vast en trekt haar tegen zich aan. Voor ze kan reageren voelt hij zijn lippen op de hare. Even wil ze zich terugtrekken, maar dan beantwoordt ze zijn kus met heel haar hart. Verbaasd en onwennig kijkt Jouna beiden aan. Ze kan zien dat beiden gelukkig zijn, nu ze elkaar opnieuw gevonden hebben. Even denkt ze aan haar gelukkige tijd en voelt een traan in haar ogen opwellen.
‘Was ik ook maar zo gelukkig,’ denkt ze, ‘Als Aenon mij maar niet bedrogen had met een ander, dan zouden we elkaar nog steeds liefhebben.’
‘Wie is Aenon, Jouna?’ vraagt Sorane plots, terwijl ze zich van Deno losmaakt.
Even verstart de verpleegster.
‘Hoe weet je d… o, zo… Die man bestaat voor mij niet meer, Sorane. Ik wil over hem niets zeggen.’
Even kijkt Sorane haar vriendin in de ogen, maar besluit om nu niets meer te vragen. Ze knikt even. Dan kijkt ze Deno even aan.
‘Kom jij ook mee met ons, Deno?’
‘Nu, nog niet Sorane. Ik wil eerst mijn onschuld bewijzen.’
‘Dan zal ik Jouna terugbrengen naar Mogwan, want ze heeft morgen een drukke dag, denk ik.’
‘Naar Mogwan. Dan zie ik je pas morgen of zo terug.’
Sorane glimlacht even en geeft Jouna een hand.
‘Tot over een paar minuten,’ zegt ze nog.
Voor de verschrikte ogen van Deno verdwijnen ze.
‘Daar zijn ze weer,’ zegt een stem achter een paar jonge vrouwen, als ze materialiseren in een groen veld.
‘Hai, Liese. Zijn dat je beide vriendinnen?’ zegt Sorane glimlachend.
Liese knikt lichtjes.
‘Heneva en Sina,’ zegt de jonge vrouw, terwijl op beiden wijst.
‘Hai, Sina en jij ook Heneva. Ik heb jullie ook op het passagiersschip gezien, denk ik,’ begroet Sorane hen.
Heneva knikt even en merkt Jouna naar hen glimlachen.
‘Ik ben Jouna Vaneron,’ zegt ze.
‘Blijf je?’ vraagt Liese intussen, terwijl beide meisje Jouna een hand geven.
‘Over een paar dagen kom ik terug, Liese,’ antwoordt Sorane en richt zich dan tot de verpleegster:
‘Jouna, ik ga nog een tijdje naar Deno, want we hebben veel bij te praten.’
‘Bijpraten, noem jij dat, Sorane. Ik niet. Jij keek veel te verliefd naar die agent. Ga maar. Ik moet er morgen toch vroeg uit.’
Even trekt er een glimlach over haar gezicht, voor ze zegt:
‘Ik zie jullie later wel. Morgen ga ik eens bij je ouders kijken, zoals ik dat al een paar maal gedaan heb, zonder dat ze het merkten.’
‘Oké, Sorane.’
‘Ik zie je later, Jouna,’ zegt Sorane nog en lost op in het niets.
Jouna kijkt de drie andere vrouwen, die haar verbaasd aankijken.
‘Sorane heeft het goed gemaakt met haar vriend en wil hem een beetje inwijden, denk ik.’
‘Ik hoop dat het niet meer is dan inwijden, want als je Deno bedoelt. Daar is ze gek op, denk ik.’
Jouna kijkt Heneva even aan en glimlacht.
‘Hoe weet je dat?’
‘Toen we haar een tijdje geleden op Oran II ontmoeten, was ze al gek op hem,’ zegt Liese.
‘Dan hoop ik maar dat ze hem niet verslindt.’
Verbaasd kijken de drie jonge vrouwen haar aan. Dan glimlachen ze ook, als ze doorhebben wat Jouna bedoelt. Die zegt op dat moment:
‘Ik ga slapen, want het is al laat. Ik moet morgen vroeg op.’
‘Wij over een paar minuten ook, Jouna,’ merkt Sina op.
Intussen staart Deno Sorane, nadat op een paar passen van hem materialiseerde. Meer dan een minuut staan ze elkaar met hun ogen af te tasten.
‘Ik heb dus niet gedroomd.’
‘Nee, Deno. Ik sta werkelijk voor jou,’ fluistert Sorane.
Beiden sluiten even hun ogen, terwijl Sorane weer die vreemde aantrekkingskracht voelt. Alleen weet ze nu meer over het waarom ze die gevoelens heeft.
‘Je moet weten dat ik op je verliefd was en nog steeds ben.’
‘Ik geef ook veel om jou, Deno. Weet je nog, dat ik een tijdje de naam Guineva noemde, toen ik je aankeek.’
‘Niet echt.’
‘Ik weet nu dat jij die Guineva in een vorig leven was.’
‘Ik.. in een vorig leven. Die Guineva was toch geen vrouw?’
‘Ja, dat was ze zeker. En ik was een man, met de naam Achnac.’
‘Achnac, daar heb ik ooit over gelezen, was dat geen goddelijk wezen?’
‘Hij was een machtige, maar werd ten val gebracht door een verrader die op macht uit was. Bijna heel zijn familie werd nadien uitgeroeid.’
‘Gelukkig herinner ik me daar niets van. Ik als vrouw??’
‘Zo erg is dat niet, Deno. Maar ik hou van mannen, dus….’
Deno merkt dat ze hem plots met een verlangende blik aankijkt. Even aarzelt hij.
‘Sorane, ik…’ fluister hij, voor hij haar voorzichtig in zijn armen neemt.
Dan kust haar. Een kus die ze dadelijk beantwoordt. Als ze elkaar iets later in de ogen kijken, grijpt Deno haar stevig vast en draagt haar naar de slaapkamer. Hij is wel even verbaasd als haar kleding zomaar in het niets lijkt op te lossen. Maar dan kust ze hem opnieuw, terwijl ze onhandig zijn hemd losknoopt. Met een glimlach werpt hij haar op het bed en kleed zich is een mum van, tijd uit. Even staren ze elkaar aan, terwijl Sorane rechtop gaat zitten en hem verleidelijk aankijkt. Als Sorane de volgende morgen wakker wordt, is Deno verdwenen. Op de tafel ligt een briefje.
Terwijl ze haar kleding vormt, stapt ze langzaam op de tafel toe. Aarzelend neemt Sorane het op en leest het.
-
Ik kan niet blijven en je ook niet vergezellen, Sorane. Ik word van moord verdacht, die Erine mij heeft zien plegen. Ik weet niet wat er gebeurd is maar ik wil mijn onschuld bewijzen. Pas dan kan ik in alle vrijheid een beslissing over mijn verder leven nemen.
Deno.
-
Langzaam knijpt ze met tranen in de ogen het papiertje dicht en steekt het in haar broekzak. Heel even denkt ze eraan om naar Deno te scannen, maar laat het dan toch maar. Langzaam kijkt ze om zich heen, voor ze dematerialiseert.
Twee maanden gaan voorbij, terwijl Sorane en de anderen afwisselend trainen, mediteren en hypocursussen volgen. Ze is al verschillende malen bij de ouders van Jouna gaan kijken. Hun toestand verslechterde zienderogen in de weken nadat Jouna het huis verliet. Ven is ontslagen en beginnen drinken. Als ze het aan Jouna vertelt, komen er tranen in haar ogen, maar ze zegt:
‘Je moet je er niet mee bemoeien Sorane. Hier ben ik gelukkig, maar mijn vader heeft me diep gekwetst. Die vreselijke trots is iets dat ik van mijn vader geërfd heb denk ik. Voorlopig wil ik hen niet meer zien.’
‘En later?’
‘Dat is voor later, Sorane. Maar als je mijn vriendin wil blijven, dan laat je hen waar ze zijn, tot ik er klaar voor ben.’
‘Ik zal doen wat je wenst, Jouna. Maar ik hoop dat ze het bijleggen.’
‘Dat is hun schuld, Sorane. Ze hadden me moeten steunen, zoals jij mij steunde.’
‘Je moet je vader vergeven, Jouna. Als hij geweten had, wat jij hier kan bereiken, dan was hij zeker niet uitgevlogen. Hij dacht dat ik van jou een huurmoordenares zou maken.’
‘Genoeg over mij, roodkop. Hoe is het met jou en Deno?’
‘Na die nacht heb ik hem niet meer gezien.’
‘Hoe was het? Hebben jullie…’
Sorane knikt met een glimlach.
‘Ik besefte, toen ik in zijn armen lag, dat ik nog meer van hem hielt, maar toch moet ik afstand houden tot mijn gedachten opgeklaard zijn. En Deno heeft het ook moeilijk.’
‘Denk er maar niet te lang over na, Sorane, anders raak je hem kwijt. Zoals ik de liefde van mijn leven kwijtraakte. Ik vond mijn opleiding belangrijker dan Aenon en hij begreep dat niet.’
‘Waarom ga je niet naar hem toe?’
‘Hij heeft een andere, Sorane. En ik wil hem niet meer zien.’
‘Denk er ook maar goed over na, Jouna. Ik denk bijna elke dag aan Deno. Het enige dat ik nog van hem heb is dit,’ zegt Sorane en neemt het briefje dat ze nog altijd bewaard uit haar zak.
Dan geeft ze het aan Jouna, die er even een blik opwerpt.
‘Ik kan hem begrijpen, Sorane. Hij wordt opgespoord, dus kan hij zich niet binden.’
Op dat moment komen Liese en Sina binnen.
‘We gaan een beetje trainen, Jouna. Kom je mee.’
‘Vandaag niet, Liese. Ik ben nog te moe van gisteren, toen kon ik bijna niet meer op mijn benen staan.’
‘Tja, Sorane heeft je nogal afgebeuld, hoorde ik.’
Een lichte glimlacht trekt even over het gezicht van Jouna.
‘En ik moet ook nog studeren.’
Liese en Sina knikken haar toe, terwijl ze zich naar buiten begeven.
Vind-ik-leuk Aan het laden...