7. Het gezin van Teron

Ena/Sorane die een zwakke telepathische roep om hulp van Gayna ontving, is intussen gematerialiseerd tussen de struiken naast het huis waar het gezin van Teron woont. Ze merkt twee gewapende mannen op, die buiten de wacht lijken te houden. Zij kijken haar met strenge ogen aan, als ze tussen de struiken uitstapt. Aarzelend richten ze hun wapens op haar. Ze loopt op hen toe, terwijl ze hun wapen laten zakken.
‘Vrouw, je hebt hier niets te zoeken,’ zegt een van de twee, terwijl zijn maat schrikt, als hij haar herkent.
‘Ben je mijn woorden vergeten, Utano?’ vraagt Ena dreigend, terwijl ze in Sorane veranderd.
‘N..nee, maar ik…,’ stamelt de man schrikkend, maar zijn vriend brengt zijn wapen opnieuw omhoog.
Dadelijk vuurt hij, maar de capsules botsen tegen iets onzichtbaars die de vrouw lijkt te omgeven. Sorane heeft intussen deze man gescand en die verdiend geen enkele kans. Toch wil ze nog een poging wagen om hem voor het gerecht te brengen. Ze activeert snel haar energiewapen.
‘Laat je wapen vallen, man.’
Aarzelend kijkt hij aan, maar weer vuurt hij driemaal. Maar dan maakt een fijne energiestraal een eind aan zijn misdadig leven. Een tweede straal schiet langs de hand van Utano, die ook een kansje zag. Verschrikt laat hij zijn wapen vallen en kijkt even naar zijn pijnlijke hand.
‘Jij hebt nog iets goeds in jou, Utano. Daarom heb ik je gespaard. Maar een tweede kans krijg je niet. Wil je me tegenhouden of laat je me door?’
De jongeman is diep onder de indruk en doet een pas opzij, terwijl hij zijn tweede wapen wegbergt. Even loert hij naar zijn dode maat. Dan kijkt hij de jonge vrouw na en ziet haar door de voordeur stappen. Even later staat ze in de woonkamer en kijkt de aanwezigen een voor aan. Er zijn drie mannen en twee van de jongemannen die haar een tijd geleden overvielen, aanwezig. Teron ligt zwaar geslagen op de vloer. Eluna, zijn vrouw, wordt door een van de twee jongemannen vastgehouden en heeft een built op haar hoofd. Haar bloeze is gescheurd. Een van de twee heeft Sorane opgemerkt en slaakt een kreet.
Het wordt plots doodstil in het vertrek. De drie mannen draaien zich naar Sorane en kijken haar lachend aan.
‘Dat is die vrouw, baas,’ roept een van de jongemannen uit.
‘Een bemoeial, denk ik. Odan, ze overschat zichzelf. Want ze is maar een vrouw alleen,’ zegt hij dreigend en wendt zich dan tot Sorane.
‘Wat heb jij hier te zoeken, vrouwtje?’ sist de leider.
‘Ik kwam om mijn vrienden te bezoeken en vind hen geslagen door een paar bandieten.’
‘En dan, vrouwtje. Misschien wil jij ook een pak slag?’
‘Dat zou kunnen. Maar eerst wil ik dat jullie de wapens neerleggen.’
‘Ben je je leven moe, roodkopje? Maak je uit de voeten, dan overleef je deze dag misschien, of wil je dat we je even toetakelen,’ zegt de leider van de groep grijnzend.
Sorane kijkt hem zelfs niet aan. Ze richt haar blik op beide jongemannen:
‘Als ik jullie was zou ik jullie buiten bij je vriend, Utano, voegen. Hij was verstandiger dan zijn collega, die mij wou neerschieten en nu dood op straat ligt.’
Een van de twee knikt en maakt aanstalten om naar buiten te gaan.
‘Neem Eluna en haar dochter mee. Deze drie willen dezelfde straf, als hun dode vriend daarbuiten.’
‘Stop, Yron. Als jullie gaan, dan hebben jullie geen enkele kans meer in deze wijk.’
Maar de twee zijn onder de indruk van de woorden van Sorane en helpen de vrouw en haar dochter naar buiten. 
‘Ik vrees dat u deze vrouw niet herkent, baas. Als deze huurmoordenares achter je aanzit, dan is je leven voorbij,’ merkt een van de twee op.
Zijn baas kijkt Sorane plots met een angstige blik aan.
‘Ben jij die…’
Sorane knikt met een glimlach.
‘Wie heeft contract gegeven?’
‘Ikzelf, Grivan Loderu. En ik ken geen medelijden.’
‘Dat kan jij niet zijn. Je werd toch doodgeschoten,’ roept de man, terwijl hij onopgemerkt een teken geeft aan de twee anderen. De twee, die denken dat hun tegenstandster niets gemerkt heeft, trekken hun wapens. Maar de capsules lossen op in het energiescherm om Sorane. Dan activeert de roodharige haar wapen en de straal doorboort de schouder van een van de twee.
Loderu probeert achter haar weg te komen, maar Sorane heeft het gemerkt en een gedachte is voldoende. Plots staat ze voor de man en slaat toe. Voor hij kan reageren raakt ze hem tegen de borst en naar adem snakkend wankelt hij tot tegen de muur. Op dat moment klinken politiesirenes.
Snel verandert Sorane van uiterlijk in Ena. Dan merkt ze dat de mannen haar aanstaren.
‘Verbaasd,’ zegt Ena, ‘de halografische gedaante van Sorane Nador, boezemt meer angst in dan mijn uiterlijk, vind je niet.’
‘Een Halo-opwekker. Hoeveel kost dat ding wel niet?’
‘Veel, man. Maar het is soms nuttig, dat hebben jullie daareven wel gemerkt, denk ik. Je baas deed in zijn broek van angst.’
Even knikt de man met de schouderwond. Dan verandert de uitdrukking van zijn gezicht. Als hij de politiezwevers met een lichte schok tot stilstand ziet komen. Ena duwt hen naar buiten en laat haar kenteken zien. De agenten ontfermen zich snel over haar gevangenen. 
‘Deze drie jongemannen willen getuigen tegen deze afpersers en drugverkopers. Ik sta voor hen in,’ zegt ze tegen een agent, die een van de drie boeien wil omdoen.
Even knikt hij hen toe.
‘Dank deze agente maar, dat ze jullie wil helpen,’ zegt de agent koel en steekt de boeien weer weg.
 Als ze naar Teron en zijn gezin toeloopt, ziet ze plots Deno op haar toekomen.
‘Ena, hoe kom jij hier?’ roept hij uit.
‘Dit gezin had mijn hulp nodig, agent Vergan.’
‘Ken jij hen dan?’
‘Teron kwam mij een paar dagen geleden te hulp. Maar hij werd hiervoor hard aangepakt.’
‘Gelukkig kwam jij dan op tijd.’
Ena glimlacht even.
‘Dan is alles in orde.’
‘Ja, als je mij wilde helpen, dan moet ik je bedanken.’
‘In zekere zin, Ena. Maar ik ga er nu maar snel vandoor, voor je op de gedachte komt om mij te arresteren.’
‘Waarom zou ik, agent Vergan? Ik was hier voor Teron. Ik wist zelfs niet dat jij hier in de buurt was.’
‘Je bent niet hier voor mij, maar je bent toch een federaal agente, Ena, zoals ik ooit was.’
‘Ja en nee. Wat bedoel je met jou arresteren?’
‘Erine zegt dat ze mij een moord heeft zien plegen. Hoe dat kan weet ik niet, want ik herinner me er niets. En toch had ik het moordwapen bij me.’
‘Ik weet niet waarom, agent als je dat nog bent, maar ik geloof je. Ga naar Mogwan en meld je bij Jenan. Zeg maar dat ik je gestuurd heb. Hij zal je helpen. Dit is zijn adres.’
Verbaasd neemt Deno het papiertje aan dat Ena in zijn hand drukt.
‘Noem maar Deno, agente Ros.’
‘Alleen als je mij Ena noemt, Deno.’
‘Ik wil bewijzen dat ik niet schuldig ben, Ena. Waarom help jij toch altijd gezinnen in nood? De vorige maal deed je dat ook en dan was je plots verdwenen,’ zegt Deno nadat hij knikte.
‘Ik had in beide gevallen een schuld in te lossen.’
‘Hopelijk zijn er niet te veel van die gezinnen, Ena. Anders heb je geen tijd meer om agente te spelen.’
‘Er is er maar een wie ik nog iets schuldig ben, Deno.’
‘Ken ik die?’
‘Zeker, want dat ben jij.’
‘Ik. Wat bedoel je?’
‘Omdat ik je geloof. Jij pleegt geen moorden en ik wil weten waarom Erine zegt dat ze je de moord heeft zien plegen.’
‘Het was haar niet alleen haar getuigenis, Ena. Er zijn ook beelden van. En hoe het mogelijk is weet ik niet, maar het was ook mijn wapen dat gevuurd had. En nu heb ik de politie en mijn collega’s achter mij aan,’ legt Deno uit, maar stopt met spreken als Ena zegt:
‘En toch wil je blijven?’
‘Ik moet, Ena. Ik heb geen moord gepleegd. Maar ik wil uitzoeken wie het dan wel gedaan en waarom.’
‘Wees dan voorzichtig.’
‘Geef jij dan om mij?’
‘Niet als Ena Ros, Deno Vergan.’
‘Niet als… Wat bedoel je nu weer?’
‘Ik ben je een verklaring schuldig, Deno. Er bestaat geen agente Ena Ros. Ga naar de flat waar je met je collega’s woonde. Ik zal je daar alles uitleggen.’
‘Wie ben jij dan?’ 
‘Op jullie oude flat, Deno. Niet eerder.’
Wanneer?’
‘Over drie dagen rond 20.00u’
‘Ik zal er zijn, Ena, tenzij ze me voordien arresteren.’
Even glimlacht ze.
‘Ik moet gaan, Deno. Ik heb nieuwe vrienden die naast mij willen strijden. Ik zie je wel op de flat,’ zegt Sorane/Ena geheimzinnig.
‘Waarom spreek jij in raadseltjes, Ena? Je vergeet dat ik mijn onschuld moet bewijzen.’
‘Dat is uw beslissing, Deno. Ik moet gaan. Vergeet niet te komen,’ zegt Ena, met een droevige blik in haar ogen.
Deno kijkt haar na, terwijl ze naar de hoofdstraat toestapt en zich in een taxizwever plaatsneemt.
‘Verdomme. Die Koraanse zei dat Ena Ros niet bestaat, maar wie is ze dan wel,’ gaat het door zijn gedachten.
Even kijkt hij nog naar de taxizwever, waarin de agente stapte, maar dan valt zijn blik op enkele agenten die naderen. Langzaam draait hij zich om en zucht. Even vreest hij dat ze hem opgemerkt hebben, maar ze lopen hem gewoon voorbij. Enkele omstanders worden, over wat hier gebeurd is, ondervraagt, terwijl hij zich snel uit de voeten maakt.
Intussen zweeft Ena, die opnieuw haar normale uiterlijk van Sorane aangenomen heeft, met Gayna en haar ouders in een taxi boven de weg. Een paar uur later bereiken zij de oostzijde. Als ze uitstappen hebben ze moeite om de roodharige te volgen. Telepathisch heeft ze Serdon al op de hoogte gebracht van hun komst. Hij en zijn zus komen op Sorane toe. 
‘Je bent lang weggebleven, Sorane.’
De roodharige kijkt Serdon even aan en glimlacht.
‘Voor de verrassing van je leven, moet je ook wel een beetje geduld kunnen opbrengen.’
Kaeka kijkt Gayna even aan.
‘En wie zijn je nieuwe vrienden?’
Met een glimlach stelt Teron, zijn vrouw en dochter even voor.
‘Dit zijn Serdon en zijn zus Kaeka,’ zegt Sorane, terwijl ze een overbrengersveld voor de verbaasde ogen van haar nieuwe vrienden opent. 
De twee mannen, de twee vrouwen en het twaalf jaar oude meisje volgen de vierentwintigjarige jarige vrouw langs het smalle pad tussen de rotsen en blijven plots achter haar staan.
‘We zijn er,’ zegt Sorane.
‘Waar?’ zegt Teron.
‘Ik moet jullie eerst iets vragen, vrienden. Ik zoek mensen, die naast mij strijden en mensen die daarbij helpen om de opdrachten tot een goed einde te brengen. Hier en nu kiezen jullie voor een nieuw begin. Dat wil niet zeggen dat jullie daden in het verleden vergeten en vergeven zijn,’ zegt Sorane, terwijl ze even naar Serdon en Kaeka kijkt.
‘Je wil onze hulp om je assistentie te verlenen bij je huuropdrachten?’
‘Nee, dat leven heb ik achter mij gelaten, Keaka.’
‘Waarom heb je ons dan nodig?’
Sorane kijkt Serdon aan en glimlacht:
‘Een deel van mij streed in een vorig leven tegen de zwarte machten. En nu voel ik dat ik die strijd weer kan aanvatten. Maar daar heb ik hulp bij nodig.’
‘En je wil ons en het gezin achter je, daarin betrekken.’
‘Dat wil Sorane, Keaka. Maar ze wil dat jullie en mijn ouders er eerst over nadenken.’
Sorane draait zich naar Gayna toe.
‘Weer je telepatische gave gebruiken, Gayna. Ik zal me in het vervolg moeten afschermen.’
Dan wendt ze zich tot de anderen.
‘Gayna weet wat ik denk. Maar ik laat de beslissing aan jullie en haar ouders over.’
Beiden knikken.
‘Ik en Kaeka volgen je, Sorane.’
Even kijkt Kaeka haar broer met een kwade blik aan.
‘Ik neem mijn beslissingen zelf, broertje. Vergeet niet dat je mij en tijdje geleden neergeschoten hebt. Maar hij heeft wel gelijk, Sorane, het is mijn wens. Ik heb toch niets anders meer,’ fluistert Kaeka.
Sorane kijkt Kaeka even aan en zegt ernstig:
‘Ik heb strijders nodig, Kaeka. Ik vraag het je nogmaals. Want deze weg zal lang een gevaarlijk zijn. Maar door deze weg te volgen, zal je weer trots op jezelf kunnen zijn. Ik wil je alleen toelaten, als het je echte overtuiging is. Meelopers kan ik genoeg vinden.’
Even kijkt Kaeka in de ogen van de roodharige. 
‘Ik sta achter je, Sorane. En niet omdat mijn broer dat doet.’ 
‘Wij ook, Sorane,’ zegt Gayna.
Even kijkt Sorane naar het meisje.
‘Je ouders moeten dat beslissen, Gayna.’
‘U zei dat je Gayna zou helpen om haar gaven onder controle te krijgen. Dat is iets wat wij niet kunnen, Sorane. Daarom geven we haar toestemming.’
‘Dat zal ik zeker doen, Elura. Maar Anya en Tara zullen haar onder mijn toezicht helpen. Maar mijn vraag geld ook voor jullie beiden. Ik kan jullie een nieuw leven aanbieden en een baan als je het wenst.’
De vrouw knikt en kijkt even naar haar man. Dan richt Sorane zich tot Teron en ziet hem knikken.
‘Om op je vraag te antwoorden, Teron. We staan vlak voor een van mijn basissen.’
Al de leden van het groepje kijken Sorane verbaasd aan. Ze zien alleen maar rotsen, nergens een spoor van een gebouw. Als Kaeka iets wil zeggen, horen ze plots een stem.
‘Sorane Cobanon. Uw gegevensstructuur werd goedgekeurd. Welkom gebieder.’
Op hetzelfde ogenblik worden alle aanwezigen in een lichtgroen energieveld gehuld en een seconde later zijn ze verdwenen. Als ze materialiseren staan ze voor een roodharige, die hen afwachtend aankijkt.
‘Tara, wil jij de ouders van Gayna even rondleiden en dan een woonruimte toewijzen. Dan kunnen ze even wennen aan deze nieuwe omgeving.’
‘Volg me,’ zegt de tweede roodharige.
Teron en Elura knikken even naar Sorane en volgen het halogram door de ondergrondse gangen. Sorane kijkt de drie anderen aan en zegt:
‘En jullie. Willen jullie mij volgen.’
Gayna is de eerste die knikt en dan volgen ze Sorane een trainingsruimte. Dan wendt ze zich tot broer en zus die verbaasd in het lege vertrek om zich heen kijken.
‘Kaeka, Serdon. Vecht eens tegen elkaar. Ik wil zien hoe goed jullie beiden zijn. En Gayna hier, kan er wat van leren.’
Beiden knikken even en gaan tegenover elkaar staan. Het jonge meisje en Sorane kijken toe hoe beiden elkaar vechten.
‘Je moet je zus niet sparen, Serdon,’ zegt Sorane.
‘Sorane heeft gelijk, broertje. Je bent sterker dan ik, maar ik ben veel leniger dan jij.’
Maar Serdon grijnst even en begin dadelijk harder te vechten. Zijn zus slaagt erin om toch al is het soms op het nippertje zijn slagen te ontwijken.
‘Dat is genoeg, vrienden. Nu mag jij het eens tegen Kaeka proberen, Gayna.’
Die glimlacht even.
‘Eindelijk actie,’ zegt ze.
De vrouw en het meisje gaan tegenover elkaar staan. Kaeka is wel verbaasd, het meisje kent niets van vechten, maar is haar toch steeds snel af. Het lijkt alsof ze weet waar ze gaat slaan en hoe. Ze weet niet dat het meisje haar telepathisch scant, waardoor ze weet wat haar tegenstandster wil doen.
Sorane observeert beiden en knikt goedkeurend naar Gayna. Dan geeft ze een teken om te stoppen. 
‘Ik zie dat je je gave al een heel eindje onder de knie hebt, meisje.’
‘Ik dacht het al. Ze heeft mijn gedachten gelezen en zo wist ze wat ik ging doen.’
‘Dat is juist, Keaka.’
‘Maar nu zal het voor jullie drie wel moeilijker worden. Ieder van jullie krijgt een andere tegenstander om te oefenen,’ zegt Sorane
Dadelijk worden drie halogrammen opgebouwd. 
‘Zijn ze dat?’ vraagt Serdon, die naar een man, een jongeman en een vrouw kijkt.
Sorane knikt even glimlachend.
Gayna staart verbaasd naar de jongeman, die ongeveer even oud lijkt als zijzelf, Ook Kaeka kijkt hem aan, maar de jongeman staart alleen voor zich uit.
‘Zijn hier geen knappe meisjes, Sorane?’ vraagt Gayna, hoopvol.
De roodharige kijkt het jonge meisje glimlachend aan.
‘Nee, Gayna. Maar voorlopig zijn hier ook geen echte knappe jongemannen aanwezig. Jouw trainingspartner is een door de computer gegenereerd halogram. Hij heeft de taak om je gevechtstechnieken bij te brengen, maar hij kan ook esperkrachten nabootsen. Volg zijn instructies dus met de grootste aandacht. Over een paar dagen komt er nog een meisje van je leeftijd.’ legt ze uit.
‘Wie mag dat dan wel zijn, Sorane.’
‘Haar naam is Viena. Ook zij is een sluimerende esper zoals jij. Ik geloof wel dat jullie beiden de beste vriendinnen zullen worden.
Het meisje kijkt de jongen even glimlachend aan en zegt:
‘Hij ziet er wel knap uit, maar toch heb ik liever een meisje om te trainen.’
‘Een meisje? Ik dacht niet voor…..’
‘Ik heb liever meisjes, Sorane.’
‘Jij dus ook. Erine, Seana, Liese, Viena, Heneva en jij willen allen liever een meisje en geen vriend.’
‘Horen die allemaal bij ons?’
‘Nog niet, maar ik vermoed van wel.’
‘Dan heb ik genoeg keuze, denk ik.’
Even kijkt Sorane Gayna nadenkend aan en knikt:
‘Dan is het maar zo. Ik hoop dat ze je bevalt.’
‘Wie?’
‘Kijk maar naar de jongen.’
Gayna draait zich om en schrikt als ze de jonge mooie meid opmerkt die haar staat aan te kijken.
‘Begin maar met de basis oefeningen.’
‘Dus is zij mijn…. Ze is toch echt en geen halogram zoals die jongen van daareven.’
Aan het gezicht van de roodharige kan ze zien dat haar vermoeden juist is.
‘Dus een halo! Misschien beter, een halo leidt geen pijn.
‘Dat niet, Gayna. Maat jij voelt wel pijn vergeet dat niet. Zij zal je langzaam wel meerdere gevechtstechnieken aanleren.’
‘Hoe heet zij?’
‘Een naam heeft zij niet, Gayna. Maar als je wil kan je haar er een geven,’ antwoordt Sorane, terwijl ze haar oefenpartner activeert.
‘Ik zal haar Arina noemen,’ hoort ze Gayna nog zeggen, voor ze door het halogram aangevallen wordt.
Even houdt ze met moeite stand en krijgt een paar rake klappen, maar langzaam krijgt ze haar oude ritme terug. Gayna die plots naar haar kijkt, schrikt van de snelheid, waarmee Sorane zich verdedigt. Even kijkt ze bewonderend toe.
‘Dat kan jij misschien ook, Gayna. Maar je zult wel veel moeten trainen,’ hoort ze haar Hypsoon telepathisch zeggen, dan valt haar blik op Arina, die haar afwachtend staat aan te kijken.
‘Kijk niet zo naar mij, Arina of ik geef je een paar klappen,’ zegt ze kwaad.
Maar het halogram zegt niets, alleen neemt zij een gevechtshouding aan. Gayna valt haar aan, maar merkt al snel dat zij haar slagen steeds tijdig opvangt.
Sorane kijkt even naar Kaeka, die tegen de muur, voor zich uit starend leunt.
‘Jullie trainingspartner wacht op jullie.’
Even kijkt Serdon naar de halografische man, die hem afwachtend aankijkt. Maar dan wendt hij zich tot Kaeka.
‘Gaat het, zus,’ vraagt Serdon.’
‘Met mij wel, broer. Maar ik maak me zorgen.’
‘Je man en je kinderen. Daar denk ik ook aan. Ze zullen wel veilig zijn.’
‘Ik hoop het, Serdon. Wist ik maar hoe het met hen is?’
‘Dat komt wel goed, zus. Je man is een harde. Sorane kan jij mijn zus niet helpen.’
‘Ik denk niet dat we dat moeten vragen. Serdon. We horen in de gevangenis thuis, dat weet je. We hebben het aan Sorane hier te danken dat we vrij zijn.’
‘Hm, hm. Jullie praten alsof ik er niet meer ben.’
Serdon glimlacht even en kijkt de roodharige aan.
‘Dat doen ik en mijn zusje soms, Sorane. Voor ons lijkt het dan alsof er niemand anders is.’
‘Hoe moeten wij je noemen, Commander of mevrouw Cobanon?’
‘Wil je een straf, Serdon?’
‘Niet echt.’
‘Noem me dan, Sorane,’ zegt ze nadenkend na een korte blik op de jongere zus van Serdon.
Dan zucht Sorane, als ze merkt dat Kaeka zich moeilijk kan concentreren op de training van bezorgdheid. Haar evenbeeld raakt haar zo gemakkelijk, dat ze telkens wankelt.
 ‘Stop maar, allebei. Jullie concentratie is niet wat het moet zijn om jullie evenbeeld zelfs maar te raken. Dus moet er iets aan gedaan worden.’
‘Het spijt me, Sorane. Maar ik.,’ zegt Kaeka.
‘Ik heb een opdracht voor jou, Kaeka. Volg me.’
Aarzelend kijkt Kaeka naar de roodharige.
‘Eindelijk iets te doen om mijn gedachten te verzetten, want de wil om te trainen kan ik op die moment niet opbrengen’ denkt ze en zegt:
‘Dat zal me goed doen, broer. Anders ga ik er kapot van de zorgen. Ik kan mijn gezin toch niet meer helpen. Ze zijn ofwel ontkomen of wel gegrepen. Als ik later de kans krijg, moet ik wel op weg om te weten wat er van hen geworden is.’
Serdon slaat zijn arm om de schouders van zijn zus. 
‘Ik zal je helpen, zus. Want ik heb nog iets goed te maken.’
Even kijkt hij naar Sorane en ziet haar glimlachen. Maar die geeft hem een teken, zonder iets te zeggen. 
‘Kom ook maar mee, Serdon. Ik vrees dat je zus je bij deze opdracht nodig zal hebben.’
Even kijkt hij Sorane aan, zich afvragend wat die nu weer bedoelt. 
‘Kaeka is bijna evengoed als ik. Dus ze kan zeker elke opdracht die Sorane haar zou kunnen geven aan.’
De trekt hij zijn schouders op en een paar passen achter zijn zus volgt de roodharige door de gangen en liften. Serdon kijkt verbaasd naar Sorane en vraagt zich af, waarom ze zover stapt. Ze kan toch teleporteren.
Hij weet niet dat ze telepathisch een gesprek voert met een man. Plots blijft ze voor een deur staan en richt zich met hard klinkende stem tot Kaeka.
‘Als je voor deze opdracht mislukt, dan breng ik je terug naar de gevangenis, Kaeka.’
Serdon ziet zijn zus schrikken, maar merkt ook dat Sorane opnieuw glimlacht. 
‘Wat is er daarbinnen?’ denkt Serdon verbaasd.
Dan geeft ze een teken met haar hand. Kaeka kijkt haar aarzelend aan, voor ze naar binnenstapt.
‘Serdon. Jouw woonruimte is hiernaast. Deze is aan Kaeka toegewezen. Maar ik denk dat je zus je steun nodig heeft. Dus ga ook maar naar binnen.’
Serdon volgt zijn zus dan maar en kijkt om zich heen. Ze staan in een mooie woonruimte. 
‘Wauw,’ zegt hij.
‘Waar zijn we?’
‘Deze ruimte is voor jou, zus. Sorane zei dat ik hiernaast mijn intrek mag nemen.’
‘Het is mooi ingericht, Serdon. Maar…’ 
Dan kijkt ze naar Sorane.
‘Je wilde mij een opdracht geven, Sorane. Is dit alles wat ik moet doen, een flat onderhouden?’
‘Nee, Kaeka. Je opdracht is om de vrouw te zijn die je altijd wilde zijn. Niet de misdadigster die je geworden was.’
‘Zonder mijn gezin zal ik nooit die vrouw zijn, Sorane. Hier ga ik me nog meer zorgen maken.’
‘Dat denk ik niet, zusje,’ zegt Serdon, die over haar schouder de man van zijn zus ziet staan.
‘Lieveling, heeft Sorane je eindelijk laten komen, zoals ze me beloofde,’ hoort Kaeka achter haar zeggen.
De vrouw verstijft en voelt zich zwak worden in haar benen, als ze de stem van haar man herkent. Dan merkt ze dat Sorane even met haar hand wuift, voor ze in het niets oplost. Plots voelt ze twee handen op haar schouders, die haar omdraaien. Voor ze iets kan zeggen, voelt ze de lippen van haar man op de hare. Even beantwoordt ze zijn kus, maar dan duwt ze hem zachtjes weg.
‘Hoe ben je erin geslaagd om te ontkomen?’
‘Alleen Lison kon zich verbergen, Kaeka. Ik en onze dochter werden weggevoerd en gescheiden.’
‘Hoe?’
‘Dat hebben we aan Sorane te danken. Zij bevrijde eerst onze dochter en daarna mij. Je had haar moeten zien toen ze van gedaante veranderde. Mijn bewakers deden in hun broek van angst.’
‘Was ze dan zo lelijk?’
‘Als een monster van drie meter hoogte voor jou staat, dan zul je ook wel van angst wegkruipen, denk ik.’
Even kijkt Kaeka eerst haar man niet begrijpend aan en dan haar broer, maar ook die weet niet wat Morso bedoelt.
‘Zijn Leina en Lison hier ook,’ vraagt ze dan maar met trillende stem.
‘Ja, schat,’ zet Morso en laat zijn vrouw los.
Dan merkt ze haar zoon, die op haar toerent op. Snel knielt ze en slaat met tranen in de ogen haar armen om hem heen. Ook Leina knielt naast hen en kust haar moeder op haar wang.
‘Jullie zijn veilig. Hoe komen jullie hier?’
‘Sorane heeft ons allen uit de handen van enkele misdadigers gered, terwijl jij in de gevangenis zat.’
Even kijkt Kaeka naar haar broer.
‘Was jij ervan op de hoogte?’ vraagt ze, maar merkt aan zijn blik dat hij ook verbaasd is.
Dan merkt ze nog iemand op en kijkt naar Morso.
‘Voorlopig hebben we nog een tweede dochter erbij. Haar naam is Tayra. Ze heeft Leina geholpen en gesteund, toen ze haar verkocht hadden.’
‘Verkocht. Als wat… Een slavin…’
‘Zoiets ongeveer, lieveling.’
‘Toch niet als sekssl…,’ zegt ze.
Maar aan de blik van haar man merkt ze dat ze het juist heeft. Kaeka kijkt naar Tayra met een dankbare blik.
‘Ze is alleen op de wereld, Kaeka. Haar ouders zijn jaren geleden omgekomen. Ze bezat niets meer. Hierdoor kwam ze in de misdaad terecht,’ hoort ze haar man zeggen.
Dan stapt ze op het meisje toe en omarmt haar zacht.
‘Welkom, Tayra. Het zal wel even wennen zijn, maar we zullen het wel met elkaar kunnen vinden.’
‘Dank u, mevrouw,’ fluistert ze onwennig.
‘Noem me maar Kaeka, meisje.’
Als ze het meisje loslaat, vraagt ze:
‘En je werk, Morso. Je deed dat zo graag.’
‘Dat is juist, Kaeka. Maar hier is zoveel meer te beleven. Ik ben opnieuw aan het studeren, want in de groep van Sorane zijn er veel dingen waar we ons allemaal nuttig kunnen maken.’
‘Met Sorane heb ik nog een appeltje te schillen. Ze had me moeten zeggen dat ze jullie hier gebracht heeft.’
‘Dat ligt niet in haar aart, lieveling. Was ze niet gekomen, dan had je ons nooit teruggevonden, denk ik. Ze waren er zo snel, dat we zelfs de tijd niet kregen om het nieuws van je arrestatie te verwerken. Zelfs het alarm dat je activeerde, kwam een paar minuten te laat.’
‘Wat is dan gebeurd?’ Ik wil alles weten.’
‘Je kan beter gaan zitten, schat. En jij ook Serdon.’
Even later luisteren broer en zus naar wat Morso te vertellen heeft. 
‘Mag ik erbij komen zitten vraagt Tayra?’
‘Zeker meisje, misschien kan nadien ook iets over jou vertellen.’
Het meisje knikt en kijkt Serdon even aan, waarna ze naast hem plaatsneemt. Ze voelt dat de broer van Kaeka soms even naar haar kijkt. Eerst voelt ze zich onwennig, maar dan begrijpt ze dat het geen blik van afkeur is van wat zij vertelt.
Een uurtje later zegt Serdon.
‘Mag ik, Tayra en jullie kinderen even een rondleiding in de trainingsruimte gaan geven?’
‘Wil je dat?’ vraagt Kaeka veel te snel.
Tayra knikt even. Maar als Serdon haar aankijkt, wordt ze rood tot achter haar oren.
‘Dan heb ik tot het avond is, nog iets te doen,’ zegt Serdon met een glimlach, terwijl hij even naar Morso knipoogt.
De man knikt met een glimlach terug.
Kaeka kijkt hem na, als haar broer met Tayra en haar beide kinderen naar buiten gaat. Als de deur achter hen dichtgeschoven is, kijken Kaeka en haar man elkaar aan.
‘Serdon lijkt een oogje op Tayra te hebben,’ zegt Kaeka.
‘Heb je het gemerkt, schat?’
‘Al van het eerste ogenblik. Maar is ze niet te jong voor hem.’
‘Ze is eenentwintig, geloof ik. Dat is toch oud genoeg.’
‘Misschien wel, maar Serdon is er drieënvijftig. Zijn jongste dochter, Srina,  moet nu ongeveer achttien zijn. En je weet toch wel dat hij vijf dochters heeft.’
‘Drieënvijftig is toch nog jong in deze tijd. Jij ziet er toch ook nog verleidelijk uit, al ben je zessenveertig. En vijf dochters. En wij maar een eentje’
Kaeka glimlacht en stapt op haar man toe. 
‘Is eentje niet genoeg, schat?’ fluistert ze vragend.
‘We zijn op weg om mijn misdadig leven achter ons te laten. Wordt het geen tijd om…’
‘Nog eentje of twee… Bedoel je dat, lieveling?’
Nog voor hij kan antwoorden, slaat ze haar armen om zijn hals en kust hem.
Intussen heeft Serdon zijn gezelschap, met de hulp van Anya, rondgeleid in een deel van de basis, waarbij ze veel nieuws ontdekken en een paar nieuwe vrienden maakten. Een van hen is Gayna en zij nam beide kinderen op sleeptouw, terwijl Serdon met Tayra iets ging drinken in de kantine. Al snel raakten zij in gesprek over haar leven en wat de jonge vrouw vanaf nu eigenlijk zou willen doen. Meer dan twee uur praten ze over hun leven dat ze geleid hebben. Dan staan beiden op en kijken elkaar aan.
‘Dank je voor ons gezellig gesprek, Serdon.’
Even slikt Serdon, want ze trekt zo een verleidelijke blik.
‘Ik zal je naar mijn zusje begeleiden, Tayra.’
De jonge vrouw knikt en volgt Serdon. 
‘Kom maar, naast mij lopen, meisje.’
‘Beval ik je, Serdon?’
De plotse vraag verrast hem. Aarzelend kijkt hij aan.
‘Je bent een mooi vrouwtje, Tayra.’
‘Maar niet voor jou.’
‘Dat zeg ik niet, maar ik ben drieënvijftig en jij… En ik heb ook nog vijf dochters en twee zonen. Ze zullen nu ongeveer jouw leeftijd zijn.’
‘Weet je dat niet?’
‘Niet echt. Ze spreken al verschillende jaren niet meer met me.’
‘Ik mag je, Serdon. Je bent lief en…’
‘Zo lief ben ik niet, meisje. Ik ben een misdadiger en heb mensen gedood.’
‘Dat weet ik, maar ik ben ook geen engel. Jij en ik willen een andere weg inslaan. Je bevalt me. Dus waarom niet samen.’
‘Misschien wil ik dat wel, Tayra. Maar laat ons voorlopig vrienden zijn. Later als je meerdere normale mensen ontmoet hebt en we willen beiden nog steeds, dan kan er misschien iets groeien.’
Tayra knikt nadenkend. 
‘Dan kan ik alleen maar hopen, Serdon,’ fluistert ze.
‘Tayra, je moet begrijpen wat ik wil zeggen. Ik wil dat jij meerdere mensen die in de ze nieuwe wereld, voor ons beiden, leert kennen. Daardoor heb je verschillende keuzes, maar ik zou liegen, als ik zei dat ik niet wilde dat je voor mij koos. Maar dat zal de tijd uitwijzen.’
Plots verandert Tayra van onderwerp.
‘Blijf je bij de mensen van Sorane?’
Serdon slikt even, want nu heeft ze het plots over iets geheel anders.
‘Voorlopig wel, meisje. Ik weet nog niet waar haar weg ons zal voeren, maar ik moet ook nog boete doen.’
Tayra knikt.
‘Ik blijf ook. Hier heb ik jou en je zus en haar famillie. En misschien kan ik hier iemand worden waar ik trots op kan zijn. In de buitenwereld zou ik misschien weer terecht komen waaruit ik ontsnapt lijk te zijn.’
‘Laten we het voorlopig daarbij houden. Kom we gaan verder.’
Tayra knikt even en slaat haar linkerarm om de heupen van Serdon. Glimlachend legt hij zijn rechterarm over haar schouders en zo stappen ze verder de gang in.
Die avond ligt Sorane op haar rustbed na te denken en plots valt haar een naam in. Jouna. Die is ze vergeten.
Met een ruk gaat ze rechtop zitten en staat op. Dadelijk vormt ze haar kleding en concentreert zich even. Een gedachte is genoeg en ze materialiseert in een tuin, van een woonwijk aan de rand van de stad. Even scant ze haar omgeving en glimlacht, als ze weet dat ze zich dicht bij de villa van Jouna’s ouders bevindt. Als snel heeft ze telepathisch de assistente gevonden. Jouna is huilend haar koffers aan het pakken. Ze heeft al van haar thuiskomt na haar ontslag ruzie met haar vader en moeder, maar twee dagen geleden zijn er zware woorden gevallen. Alleen door de tussenkomst van haar moeder heeft Jouna tijd genomen om haar koffers te pakken. Maar de hoop van Jouna’s moeder valt ik duigen, als er weer harde woorden vallen.
‘Ik kon niet anders, vader. Ik wilde niet meer liegen. Dus de waarheid….’
‘De waarheid, Jouna? Dat Sorane zichzelf kan genezen, kan ik moeilijk geloven. Je droomt met je ogen open. Dat konden alleen de goden, die ons al lang in de steek gelaten hebben.’
‘Ik zag het, papa.’
‘Zwijg, Jouna. Ik wil niets meer horen.’
‘Dan ga ik.’
‘Jouna, kindje…’
‘Nee, moeder. Ik zal nooit dokter kunnen worden. Maar ik deed wat ik moest. En daar ben ik trots op.’
‘Trots. Zeg je. Je moest je schamen. Je bent een nietsnut. Mijn huis uit en snel.’
‘Laat haar tenminste blijven tot Jouna een andere flat gevonden heeft,’ smeekt haar moeder.
‘Nee, Dane. Ik wil dat ze onder mijn ogen verdwijnt. En waag het niet om die nietsnut te helpen.’
Helemaal alleen sleurt de jonge vrouw, met tranen in de ogen, de zware koffer de trap af. Maar als ze halverwege is, lijkt de koffer plots minder zwaar. Ook Dane merkt het, maar zoekt er niets achter. Geen van beiden beseft dat telekinetische krachten de koffer ondersteunen, waardoor ze zo licht als een veertje wordt. In de hall plaatst Jouna de koffer op de vloer en neemt haar jas van de hanger.
Sorane die geconcentreerd voor de deur staat, glimlacht even. Even wil ze naar Jouna teleporteren, maar besluit het niet te doen. Kalm loopt ze op de voordeur toe en belt aan.
Binnen kijkt Dane in de richting van het geluid en stapt dan licht mankend naar de deur. Even moet Sorane wachten voor een achtenveertigjarige vrouw de deur opent. Ze kijkt Sorane vragend aan.
‘Mijn naam is Sorane Cobanon. Ik ben naar Jouna Vaneron op zoek.’
‘Dat is mijn dochter, mevrouw. Mijn dochter is… Maar u lijkt zeer fel op die huurmoordenares die neergeschoten werd.’
‘Ja, dat weet ik, mevrouw. Jouna heeft me een paar dagen geleden geholpen en daarom ben ik haar iets verschuldigd.’
‘Ze zeiden dat u dood was.’
‘Ook dokters kunnen zich vergissen, mevrouw,’ zegt Sorane met een glimlach.
‘Vergissen? Met twee gat…’
‘Ik kom voor uw dochter, mevrouw Vaneron. Kan ik haar zien?’
Even probeert de vrouw dit te verwerken en fluistert dan:
‘Jouna is niet hier, ik denk dat je beter naar haar flat in de stad kan gaan kijken.’
‘Ik weet dat ze hier is, want Jouna is door het bestuur van het ziekenhuis uit haar flat gezet. Maar ik ben ook hier om met u en uw man te spreken.’
‘Wie is daar, vrouw?’ roept een stem binnen.
‘Iemand voor Jouna. Ze wil…’
‘Verdomme, ze is hier niet meer,’ zegt de man en die zich met luidde stappen naar de voordeur haast.
Even werpt hij een woedende blik op zijn dochter die op de trap staat.
‘Blijf hier, of…’ zegt hij en heft zijn hand op.
Jouna schrikt, maar voor ze iets kan zeggen, staat hij al in de deuropening.
Als haar vader Sorane opmerkt, zegt hij ruw:
‘Jij bent toch die dame, waar die gedode misdadigster mee samenwerkte. Wat wil je, vrouw?’
‘Mijnheer Vaneron. Ik kan begrijpen dat het bericht van het ontslag van je dochter hard aankomt. Maar ik heb een nieuwe baan voor haar. Om haar droom waar te maken zal ze jullie steun volledig nodig hebben.’
De vader kijkt Sorane woedend, maar verbaasd aan.
‘Wat bedoel je? Jij hebt een baan voor Jouna. Nee, dat kan je niet menen.’ zegt hij bijna fluisterend.
 ‘Ik heb in mijn organisatie verschillende mensen nodig. Een dokter is er een van. En mijn keuze is op jullie dochter gevallen. Ze is een eerlijke vrouw’
‘Op onze dochter, mevrouw. Dat kan je niet menen.’
‘Waarom niet, mevrouw. Jouna heeft er de kwaliteiten voor, dat weet ik zeker. En ik denk dat ze een van de beste in haar vak zal worden.’
‘De medisch raad zal nooit toestaan dat ze haar studies verderzet. Zeker niet na het rapport van de dokters.’
‘Mevrouw, ze stelden Jouna voor de keuze, liegen of de waarheid vertellen. Jullie dochter bleef echter eerlijk en weigerde te liegen, al koste het haar baan en toekomst. Dat is iets om trots op te zijn.’
Even kijkt Ven naar zijn vrouw.
‘En daardoor is ze ook ontslagen. Al onze inspanningen om haar een beter leven te geven, heeft ze gewoon weggesmeten. Ze verdenken haar ervan om geholpen te hebben om een dood lichaam te laten verdwijnen.’
‘Dat heeft ze in zekere, zin, mijnheer Vaneron, anders had ik hier niet gestaan.’
‘Je lijkt op haar, mevrouw, maar een dode staat niet meer op.’
‘Ik weet niet waarom je ons zoiets wil wijsmaken, mevrouw Cobanon. Maar jij bent vermoedelijk die dubbelgangster, die ze in het nieuws vermelden. Laat onze dochter met rust,’ roept de moeder uit, terwijl ze mankend voor haar man gaat staan.
Sorane kijkt de vrouw aan en scant haar. Daardoor ontdekt ze dat Dane ziek is. De beenderen van haar heup zijn zwaar aangetast door een aftakelende ziekte. Haar man weet het, maar Jouna is er niet van op de hoogte.
‘Dat ben ik niet, mevrouw. Jouna sprak de waarheid en werd daarom ontslagen. Ik ben uw dochter iets verschuldigd, daarom zal ik al het mogelijke doen om haar wens te laten uitkomen. Ik ben geen huurmoordenares meer.’
‘Het kan mij niet schelen, wat Jouna doet. Als ze maar ophoepelt.’
Sorane kijkt de man aan. Hij kan haar echter niet in de ogen kijken.
‘Ik begrijp je woede, Ven Vaneron. Maar je richt die op de verkeerde. Je dochter verdient dit niet.’
‘Laat maar, Sorane. Ik blijf hier niet meer. Ik ga met je mee, waarheen je maar wil. Als het moet, schiet ik over een paar maanden de halve stad overhoop,’ zegt Jouna, die naar buitenkomt met twee koffers, die ze moeizaam meesleurt.
Sorane loopt op haar toe en neemt een koffer van haar over. Jouna’s moeder kijkt haar verschrikt aan.
‘Blijf, kindje. Loop je ongeluk toch niet tegemoet.’
‘Nee, moeder. Vader heeft me het huis uitgezet. Ik kan hier niet meer blijven. Als Sorane werk voor mij heeft, dan neem ik het met plezier aan.’
‘Werk, Jouna. Op het moment niet. Een assistente kan ik niet gebruiken. Maar je zult hard moeten studeren en dan als je dokter bent, dan pas kan je, je nuttig maken,’ merkt Sorane glimlachend op.
Jouna kijkt haar verbaasd aan.
‘Je hebt al zoiets gezegd, Sorane. Maar ik begrijp nog steeds niet wat je bedoelt. Als de medische raad van het ziekenhuis mij geen toestemming geeft, dan kan ik nergens in het land verder studeren.’
‘Je hebt hun toestemming niet nodig, assistentje. Die van mij wel en die heb je, omdat ik je volledig vertrouw. Maar ik vrees dat ook jij voor een verrassing zult staan, als je beseft welke baan je op jou genomen hebt.’
Jouna slikt even, maar knikt dan.
‘Als ik hier maar weg kan.’
‘Neem dan maar afscheid van je ouders. Misschien kan ik hen vragen om ons te vergezellen.’
‘Nee, Sorane. Ze hebben me het huis uitgezet, ik wil hen de eerste tijd niet meer zien, zeker mijn vader niet.’
‘Jouna.. ik…’
‘Nee, vader. Je hebt genoeg gezegd. Ik ga.’
‘Ga dan maar met die huurmoordenares mee, je ongeluk tegemoet. Je bent niet goed bij je hoofd zeker?’
‘Zoals ik al zei, mijnheer Vaneron. Dat is verleden tijd.’
Op dat moment staat Jouna voor haar moeder en omarmt haar even. 
‘Het spijt me, mama. Maar ik kan niet blijven,’ fluistert ze.
Als ze naar haar vader wil toegaan, draait die zich om en haast zich naar het huis.
‘Verdwijn maar.’
‘Mijnheer Vaneron. Ik weet dat je ontgoocheld bent, maar het is verkeerd om geen afscheid van je dochter te nemen.
‘Vertrek, misdadigster. En neem haar maar mee. Ze is mijn dochter niet meer.’
Jouna krijgt een schok en kijkt Sorane met tranen in de ogen aan.
‘Breng me hier weg en zo snel mogelijk. Maar ik moet eerst mijn koffer nog…..’
‘Is daar iets belangrijks in?’
‘Niet echt, Sorane. Een paar kleren en een klein popje, dat ooit belangrijk was, maar nu geen waarde meer heeft.’
Sorane merkt dat Dane schrikt als haar dochter het over het popje had, maar wendt zich naar de jonge verpleegster. De moeder van Jouna heft haar hand en wil nog iets zeggen, maar kan geen woord over haar lippen krijgen.
Sorane grijpt haar hand echter plots vast en schudt ze. Dane kijkt Sorane aan, want ze houdt haar hand in een stevige greep.
‘Dane, waarom heb je je dochter niet op de hoogte gebracht van je ziekte?’ vraagt ze fluisterend.
‘Ik kon niet, mevrouw. Maar hoe weet u dat….’
‘U had het Jouna moeten zeggen, Dane Ressan.’
‘Jouna deed haar best, maar nu… Waarom laat je haar niet hier bij ons?’
‘Omdat ik haar wil helpen, zoals ik ook jou wil helpen.’
‘Mij helpen?’
Maar Sorane zegt niets en kijkt haar alleen maar recht aan. Dane voelt haar hele lichaam tintelen, maar beseft niet wat er gebeurt. Dan laat de roodharige haar hand los en glimlacht:
‘Denk aan me als Sorane, Dane Ressan of wilt u liever met de naam van uw man, Vaneron, aangesproken. En noem me nooit Hera of zoiets.’
Verbaasd staart Dane naar de roodharige, die zich naar haar dochter omdraait. Dan hoort ze haar zeggen:
‘Kom dan maar, Jouna.’
Even kijkt Jouna naar haar moeder met een droevige blik. Dan wendt ze haar hoofd en kijkt nog even naar de deur van het huis, maar haar vader komt niet meer terug. 
Dane ziet dat ze naar Sorane knikt. Jouna geeft Sorane een hand, terwijl ze haar moeder hoort zeggen:
‘Jouna, ik smeek je. Doe het niet.’
Maar ze kijkt niet meer om, als ze Sorane volgt. Maar Sorane kijkt wel om en richt haar blik op de moeder van Jouna. De vrouw kijkt Sorane verbaasd aan, als ze een vreemde stem in haar gedachten hoort.
‘Ik ben die Sorane niet meer, Dane. Ik volg de witte weg naar de toekomst en zal jullie dochter begeleiden op haar nieuw pad. Vergeet niet om morgen je eens te laten onderzoeken, om te laten bevestigen over wat je over enkele minuten zult beseffen.’
Dan merkt ze dat de roodharige de hand van haar dochter vastneemt en op hetzelfde moment zijn beiden verdwenen. Ze schrikt hevig, want ze zijn zo plots in het niets opgelost, dat het lijkt alsof ze er niet waren. Verschillende minuten blijft Dane naar de plaats staren. Plots komt haar man naar buiten en roept haar toe.
‘Kom binnen, Dane. Jouna is weg en als het aan mij ligt, komt ze hier nooit meer binnen.’
Aarzelend stapt Dane naar haar man toe.
‘Ze verdwenen zomaar ineens, schat. Hoe is dat mogelijk? En ik hoorde een stem die sprak van de witte weg, die ze volgen.’
‘Sla geen onzin uit, vrouw. De witte weg? Wat is dat nu weer voor een fantasietje,’ zegt Ven, terwijl hij de deur achter hen sluit. 
‘En nu laat ze haar koffer hier ook nog zo maar staan,’ roept haar man uit en bukt zich.
Zijn vrouw kijkt hem aan als hij met de koffer die hij met moeite kan dragen de salon instapt en hem tegen de muur plaatst.
‘Is die zo zwaar, Ven?’
Haar man knikt.
‘Hoe heeft Jouna die de trap afgekregen?’
‘Ze had er moeite mee, maar plots leek die koffer lichter, waarna ze haar verder naar beneden droeg. Nog voor ze beneden was, ging de bel.’
‘Dat moet je je ingebeeld hebben. Ze is zo zwaar alsof ze boordevol is.’
‘We kunnen ze best hier laten staan, Ven. Misschien komt Jouna toch nog tot inkeer.’
Ven knikt even.
‘Het maakt niet uit, Dane. Onze dochter is weg en komt toch niet zo snel terug.’
‘Toch vraag ik mij af, want die Sorane bedoelde met hard studeren. Wat zou ze moeten studeren en waar. Nergens zullen ze haar zonder aanbeveling van de medische raad in een ziekenhuis een opleiding laten volgen,’ denkt Dane, terwijl ze in de salon gaat zitten en haar man aankijkt.
Die ziet er echter niet zo best uit. Nu Jouna weg is, lijkt hij pas te beseffen, wat er gebeurd is.
‘Jouna komt wel weer, Ven,’ fluistert ze.
‘As ze iets van mij weg heeft, dan zal ze te trots zijn om hier nog ooit naar binnen te komen.’
‘Toch zal ze komen, Ven. Al zal het wel een hele tijd duren.’
‘En dan die moordenares. Wat is die met onze dochter van plan. Straks dood Jouna mensen en dan is ze voor altijd verloren.’
Dane knielt voor de koffer en legt ze met moeite plat. Als ze die opent ziet ze als eerste het popje, waar haar dochter het buiten over had. Toen ze jong was betekende dat popje alles voor haar, want ze kreeg het van haar vader toen ze ziek was. Aarzelend neemt ze het op en gaat naar de zetel toe. Maar dan blijft ze staan en laat het popje vallen. Ze merkt plots dat ze, van sinds ze buiten was, geen pijn meer in haar heup heeft. En ze mankte ook niet.
Dan fluistert ze hees:
‘Ven, er is iets met me.’
‘Is het je ziekte? Voel je je niet goed?’
‘Ja en nee. Ik voel geen pijn als ik stap en ik mank ook niet meer.’
‘Dat kan niet, vrouw. De dokters….’
‘Die roodharige. Ze heeft iets met me gedaan, toen ze mijn hand vasthad.’
‘Ik denk dat je ziekte op je hoofd overgegaan is, Dane.’
‘Nee, ik ben zeker dat…’
‘Dane!’
‘Ze zei dat ik haar nooit Hera of zoiets mocht noemen.’
‘Daar heeft ze dan gelijk in. Ze is een verachtelijke moordenares en die noem je zeker niet zo.
Aarzelend bukt Dane zich en raapt het popje weer op. De pijn die ze verwachte blijft ook deze maal uit.
‘Ik voel me opperbest, Ven. Bijna alsof ik niet meer ziek ben.’
Haar man let niet op haar worden Maar hij rukt het popje uit haar hand. Even kijkt hij ernaar en slikt even. Dan hoort zijn vrouw fluisteren, terwijl ze hem aankijkt:
‘Wat hebben we gedaan. Jouna zei dat dit niet meer belangrijk voor haar was.’
Haar man wendt zijn hoofd en staart zijn vrouw. Zijn keel wordt kurkdroog, waardoor verschillende malen moet slikken.
‘Kom, naast me zitten, Ven.’
Met tranende ogen neemt hij naast zijn vrouw plaats en legt het popje als een kostbaar iets op zijn dijen. Dane slaat aarzelend een arm om zijn schouders.
‘Onze dochter zal je wel vergeven, lieveling.’
‘Ik wil haar vergiffenis niet, Dane. Ze heeft gekregen wat ze zelf gewild heeft. Steek dat ding maar weer weg in de koffer. Als ze wil mag ze die komen halen en dan kan ze gaan.’
‘Ven, dat kan je niet zeggen. Dit heeft ze altijd gekoesterd en nu.’
‘En nu wat. Doe wat ik zei. Ik wil het niet meer zien.’
Aarzelend trekt Dane haar arm weg en staat op. Als ze het popje in de koffer wil leggen, schrikt ze van een telepathische stem die zegt:
‘Als je man bedaard is, probeer hem er dan van te overtuigen om eens een paar dagen vrijaf te nemen en maar Mogwan te komen, Dane Vaneron.’ 
Even kijkt ze nog om zich heen, maar ze is niemand te zien. Dan trekt ze haar schouders op. 
‘Wie is…? Mogwan, waar ligt dat nu weer?’ denkt ze.
‘Ven.’
‘Ja.’
‘Ik wil me morgen eens laten onderzoeken in het ziekenhuis. Er is iets met me.’
‘Dat zei je straks ook al. Misschien beeld je je dat in. Alleen een kunstmatige heup kan je leven redden, dat weet je. De dokters zeiden dat het je beenderen aangetast zijn, door dat gezwel’
‘Ja, maar toch. Ik voel me veel beter dan een tweetal uur geleden.’
‘In orde, we zien wel. Ik zal je morgen wel, voor ik naar mijn werk ga, naar de dokter brengen.
Aan de rand van het klein stadje in de bergen materialiseerde Sorane samen met Jouna een paar seconden geleden, in de tuin voor haar villa. Jouna staat nog te trillen van woede, maar ook tranen wellen in haar ogen op. Ergens heeft ze spijt van haar woorden. Ze kan ze echter niets terugnemen, want haar vader heeft ongelijk. Met moeite kan ze haar gedachten op iets anders zetten en kijkt verbaasd om zich heen. 
‘Is deze villa van jou, Sorane?’
‘Ja, voorlopig kan jij hier intrekken. Dan ben je niet alleen, want er wonen nog een paar anderen hier.’
‘Vrienden van jou, Sorane.’
‘Ja, mensen die ik voor mijn dood geholpen heb.’
‘En jij dan.’
‘Ik blijf niet zo lang, Jouna. Voorlopig kan ik nog in mijn appartement in de stad slapen. Maar eerst wil ik je in het ziekenhuis aanbevelen.’
‘Ben je dan zo rijk geworden, dat ze naar jou zullen luisteren?’
‘Ik heb een beetje verdiend en een pak misdaadgeld gestolen, Jouna. En een deel heb ik hier aan de gemeenschap geschonken. Dus als ik je bekwaam vind, zullen ze je accepteren. De mensen zijn mij er zeer dankbaar voor.’
‘Was dat dan zoveel, Sorane?’
De roodharige glimlacht, maar gaat er niet op in.
‘Kom, nu gaan we de omgeving een beetje verkennen. Als je wil kunnen we ook even naar je toekomstige werkplek gaan kijken. Daarna eens goed uitrusten.’
Jouna kijkt Sorane verbaasd aan.
‘Meen je dat nu ernstig. Je weet dat ik zonder goed verslag geen studies meer kan volgen. Daarom was mijn vader ook zo woedend.’
‘Niet in, Mogwan. Mijn oordeel over jou zal vele deuren openen, Jouna. Ik ken je wensen en zal je steunen om die te bereiken.’
Jouna slikt even.
‘Maar waarom doe je dit? Is dat omdat ik dan zoals mijn vader zei, een financiële schuld moet terugbetalen?’
‘Je hoeft me niets terug te betalen, Jouna. Ik heb jouw gaven als dokter nodig en jouw als vriendin.’
‘Vriendin? Ik…’
‘Ik bedoel gewoon een goede vriendin. Niets meer, Jouna. Ik heb een oogje op Deno Vergan laten vallen, maar dat is ingewikkeld,’ antwoordt Sorane en concentreert zich even.
Naast de deur wordt de deurbel ingedrukt, door haar telekinetische krachten. Als de deur geopend wordt kijkt Liese naar buiten en lacht even als ze Sorane herkent.
‘Hai, Sorane en ook nog een nieuwe vriendin, zie ik. Kom maar snel binnen.’
‘Liese, Jouna,’ stelt Sorane beiden aan elkaar voor.
Jouna geeft Liese een hand.
‘Jouna blijft een tijdje hier wonen, Liese.’
‘Plaats genoeg, Sorane. Conney en Vano zijn naar de villa van mijn moeder verhuisd, want Vano heeft werk gevonden. Teira, mijn moeder, past soms op hun kindje.’
‘Is je moeder nog hier?’
‘Ja, zij en haar famillie wonen ook in een van je villa’s. Ze heeft, samen met Worena, mijn stiefmoeder, een goede job gevonden als beveiligingsagente in een onderzoekingsbedrijf aan de rand van Mogwan in de nieuwe wijken.’
‘Dan zal ik haar later eens moeten bezoeken. En je vader?’
‘Het zal je verbazen, maar hij werkt in hetzelfde bedrijf als onderzoeker en ontwerpeer van nieuwe apparatuur voor de geneeskunde. Hij heeft van zijn hobby op Oran II in Mogwan zijn beroep gemaakt.’
Dan maken ze het allen goed, hoor ik.’
Liese knikt met een glimlach.
‘Ik zou ook wel een job willen, Sorane. Maar ik hou ook van uitgaan.’
‘Misschien zal ik morgen, dat bedrijf eens een bezoekje brengen.’
‘Kan ik meegaan, Sorane? Dan kan ik aan mijn moeder laten zien dat ik niet droom.’
‘Van mij mag je meegaan, Liese, maar je moeder zal aan het werk zijn. Ik wil eens met de leiding praten. Zoals je weet wordt mijn geld besteed om het leven in deze streken te verbeteren.
‘Dat weet ik. Maar ik vind het spijtig. Mijn moeder zou verheugd zijn om je te zien. Ze geloofde ons niet, toen we zeiden dat jij in leven bent.’
‘Ik zou wel willen, Liese. Maar de politie zoekt mij, dus ik moet me een beetje gedeisd houden. Als ik gearresteerd word, dan kan ik minder mensen helpen.’
‘Zelfs je dood heeft je nog niet verandert, hoor ik,’ zegt Liese met een glimlach.
Sorane knikt even.
‘Ik, Sina en Heneva passen nog wel een tijdje op je villa. En nu Jouna er ook nog bij gekomen is wordt het nog een beetje eenvoudiger.’
Jouna glimlacht opgelucht. Sorane zegt:
‘Kom, we gaan je nieuwe kamer eens bekijken.’
Jouna volgt Sorane de lift binnen en zweeft achter haar naar omhoog. In de gang op de eerste verdieping, kijkt Jouna even om zich heen.
‘Er zijn twee grote kamers en twee kleinere. In de rechtse achteraan, slaap ik als ik in Mogwan ben. De meiden hebben de tweede grote kamers. Jij kan kiezen welke van de twee kleinere kamers je neemt. Later moeten we zien dat we voor jou ook een woning of appartement vinden,’ zegt Sorane, die even in de gedachten van Liese gesnuffeld heeft waardoor ze weet in welke kamers de jonge vrouwen slapen.
‘Ik zal de linkse nemen. Maar op voorwaarde dat het maar tijdelijk is, Sorane. Tot ik een beetje mijn weg gevonden heb.’
‘We zien wel, Jouna. Voorlopig zal je hard moeten werken om te bereiken wat je diepste wens is. Maar om tot mijn groep te behoren zal je nog harder moeten trainen.’
‘Wat bedoel je toch steeds met jouw groep? Ik weet niet of ik daar wel wil bij horen.’
‘Jouna, je moet begrijpen dat ik niet meer diegene ben die ik ooit was. Ik ben geen huurmoordenares meer, al zal ik die last nog wel een tijdje moeten dragen. Er wacht ons een zware opgave,’ zegt Sorane terwijl ze de koffer op het bed neerzet.
Jouna plaatst de tweede moeizaam naast de andere.
‘Kom, we gaan er even op uit. Maar eerst moet je iets anders aantrekken.’
‘Oei, ik had misschien toch beter die laatste koffer ook meegenomen.’
‘Dat denk ik niet, Jouna. Ik heb een klein geschenkje voor u.’
Jouna kijkt Sorane verbaasd aan en merkt dan pas het pentagon op dat de roodharige haar aanreikt.
‘Wat is dat?’
‘Een hypsoon. Plaats hem achteraan tegen je hals.’
Aarzelend doet Jouna het en voelt het vreemde pentagon van vorm veranderen.
‘Tot over een paar minuten. Anya zal je wel helpen om nieuwe kleren aan te trekken,’ zegt Sorane lachend, terwijl ze de kamer verlaat.
‘Anya, wie is da…,’ hoort ze Jouna nog vragen, voor ze de deur achter zich sluit.
Jouna staart intussen de vrouw aan die uit het niets gevormd werd.
‘Ik ben Anya, je hypsoon.’
‘Een halogram? Ben jij dat voorwerp dat Sorane mij gaf?’
‘Ongeveer, Jouna. Sorane wil dat jij een training aantrekt om haar te vergezellen.’
‘Wil Sorane dat? En heeft ze ook gezegd waar ik die kan vinden.’
‘Eerste vereiste is om stoffelijke kleding te verwijderen.’
‘Zo is dat de eerste vereiste, Anya. Dus jij wil mij in mijn blootje zien.’
‘Als je het zo wil noemen, Jouna. Maar ik ben maar een halogram gevormd naar het uiterlijk van een lange geleden overleden vrouw.’
Aarzelend doet Jouna haar bloeze uit en staart Anya wantrouwend aan. Die staat daar alleen maar naar haar te kijken.
‘Wil je alstublieft niet zo naar mij staren, Anya?’
‘Als je je ongemakkelijk voelt dan….’
Op dat moment is Anya verdwenen.
Meer op haar gemak kleed Jouna zich verder uit en kijkt even naar zichzelf in de spiegel. Dan schrikt ze als ze een vreemde stof over haar lichaam ziet vormen. Tot haar verbazing staart ze naar zichzelf gekleed in een blauwe training.
‘Je bent mooi in je blootje, Jouna. Je vergeet dat ik zie wat jij ziet. Dus als je niet wil dat ik je zie, dan kan je best niet in een spiegel kijken,’ hoort ze de stem van Anya in haar gedachten, gevolgd door een gegiechel.
‘Dan zal ik daar wel moeten aan wennen, Anya. Of moet ik je telkens verwijderen als ik in mijn blootje in een spiegel wil kijken.’
‘Daar beslis jij over, Jouna. Ik niet, want ik ben maar een kunstmatige intelligentie.’
Als Jouna even later beneden komt, wil ze zich tot Sorane wenden, maar hoort Liese vragen:
‘Heeft Anya je ook laten schrikken?’
Even glimlacht ze en knikt.
‘Draag jij ook zo’n dingetje in je hals?’
Liese knikt.
‘Pas maar op. Anya houdt er niet van als je haar een dingetje noemt.’
Jouna draait zich naar Sorane en trekt een kwaad gezicht:
‘Dat had je weleens mogen zeggen, Sorane.’
‘En de pret bederven, Jouna. Nee, dat doe ik liever niet. Kom, we gaan, want ik heb nog meer verrassingen voor jou.’
Dan kijkt ze Liese aan.
‘En jij, kom niet mee een beetje lichaamsbeweging zal je goed doen, Liese.’
‘Gaan jullie maar, Sorane. Ik wacht op Heneva en Sina. Ze komen over een uurtje of zo.’
‘Tot straks dan, Liese.’
Als ze enkele minuten later door de straten lopen, merkt ze dadelijk dat de voorbijgangers Sorane groeten. Ze is er wel verbaasd over, maar besluit om dat later eens te onderzoeken. Sorane vertelt haar vele dingen die ze over de stad weet. Plots verlaten ze echter het voetpad en lopen op een groot gebouw met vele grote glazen ramen. Het ziekenhuis van de stad. De bewaker die van verschillende mensen hun paspoort vraagt, knikt Sorane alleen maar toe.
‘Hallo, mevrouw Cobanon. Weer eens op bezoek? Wie is je mooie begeleidster?’
Even kijkt de roodharige om.
‘Dit is Jouna Vaneron, Elion. Ze is een verpleegster, maar met de ambitie om dokteres te worden. Ik wil haar hier verder laten studeren.’
De bewaker knikt.
‘Dat zal wel goed nieuws zijn, denk ik. Ze hebben hier, sinds de laatste uitbreidingen, handen te kort.’
‘Dan gaan we maar eens naar het hoofd van de afdeling.’
‘Biedt u aan bij de balie links van de hall. Zij zullen wel weten waar mijnheer Dirvan is.’
Sorane knikt even en zet haar weg verder. Jouna geeft de bewaker even een hand.
‘Hopelijk zie ik u later nog weleens.’
‘Dat is zeker en vast het geval, juffrouw Vaneron. Als mevrouw Cobanon iemand aanbeveelt dan stellen ze verder niet te veel vragen. Ze zullen u wel aannemen, want het is hier zeer druk en er is personeel te kort, zeker van mensen die dokter willen worden. Mijn naam is Elion Dochin.’
‘Dank u. mijnheer Dochin.’
Dan volgt ze Sorane naar binnen. In de hal zegt Sorane:
‘Wacht hier even, Jouna. Ik moet even een beetje over jou gaan opscheppen.’
Jouna kijkt Sorane verbaasd aan en ziet haar glimlachen voor ze in het kantoor van de directeur binnenstapt. Ze verwacht dat Sorane een tijdje binnen zal blijven en kijkt om zich heen. Aan de muur in de gang heeft ze al toen ze binnenkwam enkele mooie tekeningen zien hangen. Even kijkt ze naar de deur van de directeur voor ze naar een van de tekeningen toestapt. Ze vindt het niet echt mooi, maar ze stelt wel vast de tekenaar een goede technische kennis bezit. Als ze zich naar de tweede wil omwenden, staat Sorane alweer in de gang.
‘Nu is het jou beurt, om je te bewijzen, Jouna. Directeur Dirvan verwacht je?’
‘En ik sta hier in een trainingspak.’
‘Ik toch ook, Jouna. Hier gaat het om wie je bent en wat je kan betekenen voor dit ziekenhuis. Aarzelend gaat Jouna naar binnen en geeft de man die haar opwacht een hand.
‘Ik denk dat mevrouw Cobanon je goed beoordeeld heeft, miss Vaneron. Er wacht je een harde tijd hier in het ziekenhuis. Een job als hoofdverpleegster en assistente is zwaar en daarbij je opleiding.
Jouna staart de vrouw en mijnheer Dirvan verbaasd aan.
‘Dit is mijn assistente Miva Mooren. Mijn naam is mijnheer Edo Dirvan. Mevrouw Cobanon heeft ons al verschillende dingen over u verteld. Maar wij willen weten wat je drijft. Dus je zal enkele vragen moeten beantwoorden en daarna gaan we eens gezellig praten over wat je doel is.’
Jouna knikt en gaat gespannen voor hen aan het bureau zitten. Een uurtje of twee later is het onderhoud voorbij.
‘We verwachten u vanaf maandag over acht dagen, Jouna. Verken intussen rustig onze mooie groeiende stad,’ zegt mevrouw Mooren, die Jouna nog een hand geeft.
‘Dank u voor deze kans, mevrouw,’ zegt Jouna ten afscheid.
‘Volg de blauwe pijlen, Juffrouw, dan kom je zo aan de uitgang en zorg dat Sorane je niet te hard laat sporten.’
Jouna glimlacht en knikt even. Dan volgt ze de pijlen en al snel merkt ze de uitgang op, waar Sorane staat te wachten.
 ‘Dank je, Sorane. Zonder jou hadden ze me misschien niet aangenomen.’
‘Daar ben ik nog zo zeker niet, Jouna. Jij bezit de kwaliteiten om een goede dokteres en misschien zelfs een specialiste te worden. Alleen moet je iets zelf zekerder worden. Maar daar zal je bijkomende training wel voor zorgen.’
‘Training?’
‘Ja, zelfs een dokteres moet haar mannetje kunnen staan in gevaarlijke situaties.’
‘Leren vechten, bedoel je? Dat zal wel geen probleem zijn, Sorane. Ik heb al jarenlang gevechtssport als een soort hobby gehad. Ik trainde tot een paar weken geleden nog elke avond.’
‘Mogelijk, maar ik denk dat eerst zult moeten bewijzen dat jij jezelf kan verslaan.’
‘Wat bedoel je?’
‘Je hebt de villa al een beetje leren kennen, maar sinds ik terug onder de levenden ben, is die ondergronds een beetje uitgebreid.’
‘Dan meen je niet en heeft niemand dat gemerkt.’
‘Niet dat ik weet. Het is op zeer korte tijd en in het geheim gebeurd.’
‘Ik vraag al af wat jij nog allemaal van plan bent, roodkopje.’
Sorane glimlacht even.
‘Kom, we lopen terug naar de villa.’
Glimlachend en tevreden rent Jouna opnieuw achter Sorane aan. Maar deze maal kan ze haar maar moeilijk bijhouden. Sorane rent in een rustig maar snel tempo voor haar uit.
‘Je moet wel een beetje meer trainen, Jouna. Want je lijkt wel een slak achter mij,’ hoort ze de telepathische stem van Sorane.
‘Jaja. Jij traint al je hele leven, roodkop. Maar ik geraak wel tot bij de villa.’
Als Jouna de villa nadert ziet ze dat Sorane haar aan het opwachten is. Maar dan ziet ze een andere vrouw naar Sorane staan kijken en hoort haar verbijsterde stem zeggen:
‘Nee, dat kan niet waar zijn. U kan Sorane niet zijn. Maar u lijkt als twee druppels water op mijn dode stiefzus.’

Plaats een reactie