3. De zus van Serdon

Dan krijgt ze een ingeving.
‘Even proberen,’ denkt ze en concentreert zich.
Ze stelt opgelucht vast, dat haar huid hard wordt.
‘Oef, dat lukt ook,’ denkt ze in gedachten met een glimlach.
 De vier vreemden naderen met getrokken wapens de kamer, terwijl Sorane hun gedachten leest. Op dat moment vliegt de deur met een ruk open en een van de vier stapt op zijn hoede naar binnen. Hij schrikt als hij de jonge vrouw opmerkt.
‘Hoe... Wie b..’ sist hij verbaasd.
‘Dat is die verraadster. Jij!!! Levend, maar dat is onmogelijk,’ roept de tweede man uit.
 Verschrikt staren ze de ‘dode’ aan.
Sorane herkent de tweede man die binnenkwam en fluistert:
‘Aqunok.’
Die kijkt haar verschrikt aan.
‘Hoe kan dat? Jij kan niet in leven zijn. Ben jij een geest of zoiets?’
‘Nee, Aqunok. Of moet ik zeggen Rechter Sodinor. Ik ben echt van vlees en bloed. Maar ik ben niet meer de Sorane die jij zo verraderlijk neerschoot.’
‘Steek je handen op, vrouwtje of….,’ roept de derde, die even verbaasd naar zijn baas loerde, bevelend.
‘Of wat, man,’ vraagt Sorane met een spottende toon.
Maar de man merkt het niet op.
‘Doe het of...’
‘Ik weet als enige die weet dat er drie memorykristallen zijn, man. Als je mij neerschiet zal je die niet zo snel vinden.’
 Als Sorane haar handen tot op schouderhoogte brengt, kijkt ze recht in de ogen van Aqunok. Die is nog steeds met zijn gedachten bij het moment dat hij Sorane voor zijn ogen in elkaar zag zakken.
 Niemand merkt de vrouw op die achter hen gewapend binnenkomt.
‘Serdon, hoe komt die meid hier? Ik heb deze kamer toch doorzocht.’
‘Denk jij dat ik het weet, zusje. Daarstraks was hier niemand.’
‘Dat is toch niet mogelijk. Je kan toch niet meer in leven zijn. Hoe is dat mogelijk? Ben je werkelijk een dub…. Je lijkt als een tweelingszus op Sorane Nador.’ stamelt Aqunok verbaasd.
‘Ze i...s niet gewapend,’ zegt de eerste man, terwijl hij zijn wapen laat zakken.
‘Je hebt gelijk, Serdon. Haar vrouwelijke wapens kunnen haar deze maal niet meer helpen,’ zegt de zus van Serdon knikkend.
‘Mogen we ons eerst even met deze verraadster of wat ze ook mag zijn, amuseren, voor we haar...’ zegt Serdon, terwijl hij met zijn vinger een beweging langs zijn nek maakt.
 Sorane die intussen de gedachten van Serdon, weet dat hij helemaal iets anders bedoelt dan wat hij zegt. Hij wil haar helpen, alleen kan ze niet uitvinden waarom of wat hij kan doen. Dan kijkt ze naar de vrouw. Zij is wel niet totaal verdorven. Maar uit haar gedachten kan Sorane opmaken, dat haar naam Kaeka is en ze is de zus van Serdon. Ze ontdekt echter ook dat zij haar broer, Serdon, niet zal steunen. Zij heeft te veel angst voor de gevolgen. Even kijkt de vrouw naar Aqunok, maar die denkt ontstelt:
 ‘Ik heb die roodkop zelf gedood en nu staat ze in levenden lijve voor ons. Dat kan toch niet. Misschien zijn de geruchten van een dubbelgangster toch waar.’
‘Jullie hebben het verkeerd, ik ben geen verraadster. Ik verhuurde mijn capaciteiten als scherpschutter,’ zegt Sorane.
Aqunok zucht op dat moment even en zegt:
‘Waarom werkte je dan met agenten samen?’
‘Ik werd gepakt en kon weer vrijkomen als ik hen hielp om jullie bazen voor het gerecht te brengen? Ik denk dat jij dat ook wel weet, rechtertje,’ zegt Sorane met een glimlach.
‘Hoe zit het met die dode, Nador? Tijdens de nieuwsberichten was er van een soort dubbelgangster, waar jij mee samenwerkte, sprake. Klopt dat?’
‘Misschien wel, Aqunok. Want ik lijk nergens een litteken te hebben. 
‘Dat weet ik. Je dubbel werkte voor mij, Sorane. Of hoe je ook mag heten. Eerst wil ik de gekopieerde gegevens hebben.’
‘Spijtig genoeg kwam ik dat te laat te weten. Zijn die gekopieerde gegevens al wat je wil, valse rechter?’
 Even kijkt Aqunok, die zich een beetje herpakt heeft, haar aan en zegt dan:
‘Je bent niet zo snugger, als je lijkt te denken, Nador of is het Cobanon.’
‘Dat maakt niet uit, man. Ik ben beide.’
Aqunok glimlacht:
‘Denk jij werkelijk dat ze jou met een schone lei opnieuw zouden laten beginnen. Je hebt te veel op je kerfstok. Maar goed. Het zij zo. Nador, wil je dan zo vriendelijk zijn om al wat je over onze organisatie bezit aan ons af te staan. Of wil je naast je dubbelgangster begraven worden.’
‘En wat gebeurt er als ik weiger.’
‘Dan nemen zij je onder handen, roodkop. Daarna zal wat er van je overblijft, mij die memory kristallen moeten geven.’
Sorane merkt dat de zus van Serdon even schrikt. Serdon zelf is van plaats verandert en heeft zijn hand op zijn wapen gelegd.
‘En wie zegt dat ik weet waar mijn vermeende dubbelgangster het verborg.’
‘Ik hoop voor jou dat je het niet weet, Sorane. Want ik verlang ernaar om je mooie gezichtje een beetje te laten bijwerken voor je praat.’
Even tovert ze een glimlach op haar gezicht, maar haar ogen staren recht in de ogen van Aqunok.
‘Als je er zelfs maar durft denken om dat bevel te geven, zal je ondervinden hoe goed ik nu werkelijk ben, Aqunok. Een maal heb je mij kunnen verrassen, maar dat lukt je geen tweede maal,’ zegt ze sissend.
Even merkt ze, terwijl Aqunok hevig schrikt, de verbaasde blik van Serdon en zijn zus Kaeka op.
Snel scant ze hem weer. Tot haar verbazing is de man vastbesloten om zich aan haar zijde te scharen. Die beslissing nam hij al een tijdje geleden, toen hij als sluipschutter aan de overzijde van haar flat, op haar loerde. Even zucht ze.
‘Ik gun je dat plezier echter niet, valse rechter. De memorymodules heb ik niet meer nodig, want ik kan je gemakkelijk zelf doden. En als dode kan ik wettelijk niet meer daarvoor gestraft worden,’ zegt ze koel, terwijl ze hen lachend aankijkt. 
Aqunok slikt, want ze heeft wel gelijk. Als ze werkelijk geen dubbelgangster is. Dan glimlacht hij. 
‘En toch is de pers ervan overtuigd dat er wel eentje moet zijn, dus als ze niet kan bewijzen dat ze de echte is, dan…,’ denkt hij.
‘Jullie hebben in het plafond vergeten te kijken,’ hoort hij haar spottend zeggen.
Dan merkt hij dat ze naar de lamp, die aan het plafond bevestigd is, wijst.’
Even kijkt Aqunok naar Serdon en stapt op het bed toe. Serdon volgt zijn baas, tot hij naast hem op het bed staat. Maar ze zien niet wat Sorane bedoeld.
‘Druk op de knop aan de linkerkant van de lamp, Aqunok,’ spot Sorane, terwijl ze verschillende concentratieoefeningen onopgemerkt uitvoert.
 Dan merkt de man het kleine knopje op en drukt erop. De lamp schuift opzij en een kleine kluis wordt zichtbaar. Even twijfelt Sorane, maar ze wil Serdon sparen. Uit zijn gedachten weet ze dat hij een van de drie was, die haar moesten doden. Maar hij bewonderde haar omdat zij zich voor die agente inzette. Hij was de enige die ongedeerd weg geraakte. Met gevaar voor zijn eigen leven voerde hij de opdracht niet uit. Als de bom ontploft dan wordt Aqunok aan stukken gereten, maar Serdon ook. Daarom zegt ze:
‘Tip de code, C O B A N O N. Maar maakt geen fout, anders kunnen ze jullie allen van de muur schrapen,’ zegt Sorane koel.
 Even kijkt Aqunok naar de roodharige. Zou ze wel de waarheid spreken? Als de code verkeerd is, dan zou het weleens hun laatste minuten kunnen zijn. 
‘En jij ook, roodkop.’
‘Dat heb je mis, Aqunok. Als ik uit de dood kan opstaan zoals ik, dan lijken de goden mij nog niet te willen. Daarom voel ik me heel veilig is deze kamer.’
Aqunok staart haar verschrikt aan.
‘Als wat ze zegt waar is, dan moet Jakira dat zo snel mogelijk weten,’ denkt hij.
‘Waarom ga je het haar niet snel vertellen, rechtertje, Dat is toch veel belangrijker dan de memory-kristallen,’ zegt Sorane spottend.
‘Is ze nu ook al een telepate, zoals ik?’ schiet het door de gedachten van Aqunok.
Serdon merkt zijn aarzeling en doet het dan maar zelf. Als het afsluitdeurtje wegdraait, grijpt Serdon dadelijk de data modules. Even bekijkt hij de kristalen en geeft ze dan aan zijn baas. Aqunok rukt de data modules bijna uit zijn hand en stapt van het bed.
‘Zonder deze modules, de andere heb ik al vernietigd, kan niemand voorlopig nog iets tegen ons ondernemen en over enkele maanden is het te laat,’ zegt Aqunok triomfantelijk.
‘Alleen moeten we haar nog uit de weg ruimen,’ zegt de vrouw, die voor de eerste maal iets zegt, terwijl kijkt ze Sorane even van boven tot onder aankijkt.
‘Dat klopt. Ze mag hier niet levend wegkomen. Maar eerst is ze van ons.... Kom hier schatje,’ zegt de derde man dan.
‘Maar Sorane blijft op haar plaats staan.
‘Serdon, jij was erbij toen je maat Deanor wilde mij neerschieten. Jij moet dus weten hoe goed ik ben.’
‘Dus jij was dat toch echt. Misschien heeft die andere haar dood wel verdiend.’ 
‘Jij waagde het niet om te schieten, maar jullie vergissen jullie allen. Maar ik ben werkelijk de enige Sorane die bestaat. Er is geen dode dubbel van mij.’
Serdon kijkt haar verbaasd aan, terwijl zijn baas schrikt.
‘Aqunok, jij hebt de oude Sorane Nador werkelijk gedood. Ik, Sorane Cobanon, ben nu een met mijn innerlijke delen Jakira en Megan. Ik raad jullie aan om je wapens weg te bergen en zo snel mogelijk te verdwijnen.’
Aqunok schrikt even. De naam Megan kent hij niet, maar de andere is dezelfde als die van zijn bondgenote. Maar dan herpakt hij zich. Vermoedelijk heeft Sorane die naam ergens opgevangen, toen ze nog zijn vertrouwen genoot.
‘Aha, moordenares. Al heb je mijn poging om je te doden overleefd. Hoe dat is mij een raadsel, maar grapjes kunnen je nu niet meer redden. En voor een ongewapende vrouw onze wapens neerleggen. Jij bent niet goed snik, zeker. Dood haar dadelijk. Wat mij niet gelukt is, moet jullie wel lukken. Schiet haar desnoods in stukken,’ sist Aqunok, die zich terugtrekt.
Zelf heeft hij zo zijn twijfels. Heeft hij haar gedood of niet? Hij is er zeker van dat hij haar twee capsules door haar borst joeg. En ze lag in haar bloed op de vloer. Daar is hij zeker van. En toch staat ze hier levend en wel voor hun ogen.
‘Hoe kan zoiets? Of zou ik een dubbelgangster neergeschoten hebben. Maar het vreemde is dat ze zegt dat een deel van haar Jakira is. Dat is de naam van onze meesteres. Wat zou daarachter kunnen zitten. Ik moet zo snel mogelijk contact met haar opnemen. Misschien weet zij de verklaring,’ denkt hij en maakt zich snel uit de voeten.
 Zijn lijfwachten, De derde man, Serdon, en zijn zus, trekken hun wapens.
‘Ik heb geen bewijzen nodig, vriendjes. Ik waarschuw maar eenmaal. Wapens neer of de dood komt jullie halen,’ zegt Sorane spottend.
 Maar de zus van Serdon en de derde man richten als op commando hun wapens en openen dadelijk het vuur. Sorane wordt vol geraakt, maar de capsules ketsen af. Serdon wordt in zijn linkerarm getroffen door een weg ketsende capsule en wankelt achteruit. Sorane voelt plots een hevige pijn aan haar rechterschouder en een capsule haar een schampschot bezorgde. Snel duikt ze opzij en wordt nog tweemaal getroffen. Maar als ze achter het bed rolt, merkt ze dat maar een deel van haar lichaam van materie veranderd is. De vrouw loopt om het bed heen en richt haar wapen op Sorane.
‘Voorbij, Sorane. Ik zie dat je bescherming het laat afweten,’ sist ze en buigt haar vinger om de trekker van zijn pistool.
‘Zus, doe het niet. Sorane is ongewapend.’
Even aarzelt de vrouw en staart naar de roodharige. Haar broer heeft gelijk. Sorane heeft geen wapens.
‘Idiote, geef haar geen kans. Pomp haar vol lood,’ roept de derde man uit, terwijl hij de vrouw opzij duwt. 
Dan richt hij zijn wapen en richt het op zijn slachtoffer. Maar het lukt hem niet om de trekker over te halen. Iets houdt zijn vinger vast. Verbaasd kijkt hij naar Sorane en merkt schrikkend dat de roodharige lacht.
‘Te laat, moordenaar,’ spot Sorane.
Op dat moment voelt de misdadiger de verandering in zijn lichaam. Zijn hart lijkt wel samengeperst te worden en hij heeft een te kort aan lucht.
‘Dood haar snel,’ roept hij hees en probeert opnieuw te schieten. Deze maal lukt het omdat Sorane haar telekinetische krachten op de vrouw moest richten. Maar Sorane raakt hij niet meer, ze is onder het bed door gerold en met haar krachten smijt ze de vrouw tot tegen de muur. 
Dan richt ze zich weer naar de man, die zijn wapen intussen van richting veranderd heeft. Maar voor hij kan vuren, grijpt ze hem telekinetisch vast, tot hij het bewustzijn verliest en in elkaar zakt. De vrouw ziet haar kans en richt opnieuw haar wapen en is vastbesloten om te vuren.
‘Nee, Kaeka. Stop of...’
Maar ze wil Sorane doden, want ze kan niet anders. Haar leven zou niets meer waard zijn. En ook haar man en twee kinderen zouden het ook moeten bekopen. Haar broer schiet naar haar wapen, maar ze beweegt zich, zodat hij zijn capsule maar heel even het wapen raakt. Daardoor verandert zijn baan en schiet doorheen de buik en zijde van zijn zus.
Serdon valt op zijn knieën, maar blijft zijn wapen naar zijn zus gericht houden. Sorane beseft dat hij niet op haar schoot maar op het wapen van zijn zus. Ze ziet de vrouw, die getroffen is, achteruit wankelen tot ze tegen de muur botst. Serdon schrikt, als hij zijn zus steun ziet zoeken tegen de muur, terwijl ze haar linkerhand tegen de wonde drukt. Woedend en maar ook ontsteld kijkt ze Serdon aan, ze snapt niet waarom hij op haar schoot en een wapen op haar gericht houdt. Haar eigen wapen ligt buiten haar bereik op de vloer en is nog kapot ook.
‘Het spijt me, zus. Ik wilde je alleen ontwapenen,’ zegt Serdon, terwijl hij naar de vrouw toestapt.
‘Raak me niet aan, Serdon. Jij schoot op mij. Dat vergeef ik je nooit,’ zegt ze kreunend van de pijn in haar buik.
‘Ik kon je haar niet laten doden, Kaeka, Maar ik wilde je niet verwonden,’ fluistert Serdon hees.
‘Je kon mij een vreemde vrouw niet laten doden, Maar op mij, je zus, schieten kon je wel, Serdon.’
‘Ik richtte op je wapen, niet op jou, Kaeka.’
Ondanks de hevige pijn in haar buik, probeert de vrouw weg te komen en wankelt naar de deur toe. Serdon laat zijn wapen vallen en wil haar gaan helpen. 
‘Als je dichterbij komt, steek ik je ogen eruit,’ sist ze.
Ze doet nog een stap en grijpt zich aan de deuromlijsting vast. Maar ze beseft dat ze hier niet wegraakt. Ze bloedt hevig. Dan ziet ze Sorane naar haar toestappen.
‘Wie ben jij?’ fluistert ze met een van pijn vertrokken gezicht.
‘Sorane, zoals ik al zei,’ lacht de roodharige, terwijl ze de omgeving telepathisch scant.
‘Ver geraak je niet, Kaeka. Je bloed te hevig. Ik kan je helpen, maar laat je andere wapen vallen.’
‘Dat is de schuld van die daar,’ fluistert Kaeka, terwijl ze tegen de muur naast de deur leunt, om niet te vallen.
Serdon schrikt van het bloed, dat uit de wonde van zijn zus over haar kleding naar beneden loopt. Hij moet haar zwaar verwond hebben. Dan ziet hij Sorane naar zijn zus toe stappen, terwijl Kaeka probeert om haar tweede wapen te heffen, maar ze krijgt het niet omhoog.
‘Serdon, bekommer je om mijn man en kinderen, als ik er niet meer ben.’
‘Nee, zus. Nee.. Dat niet. Heb ik je zo erg….’
‘Ik besef dat je het niet wilde broer, maar je capsule heeft mijn buik in stukken gescheurd. Maar ik vergeef je, al begrijp ik het niet nog steeds niet.’
‘Kaeka, kijk me aan. Jij denk toch niet dat jij je straf kan ontlopen.’
‘Daar is het te laat voor, Sorane of wie je ook mag zijn.’
‘Dat denk ik niet,’ zegt de roodharige glimlachend houdt haar linkerhand tegen de wonde van de vrouw. Intussen hebben haar aportatiekrachten de capsule opgespoord en weg geapporteerd.
Serdon staart naar de capsule die plots in de lucht boven het bed verschijnt en op de lakens valt. Dan kijkt hij naar Sorane en zijn zus.
‘Over een paar minuten ben je weer de oude,’ zegt de roodharige, terwijl ze Kaeka’s gedachten scant.
Dan concentreert ze zich diep. Verbaasd kijkt Kaeka naar het groenkleurig licht, dat haar buik en zijde omgeeft. Als het licht weer verdwijnt, is ook de wonde verdwenen.
Verbaasd en ontstelt tast ze naar haar buik en zijde, maar de huid is weer gezond. Ook voelt ze geen pijn meer.
‘Hoe… Hoe doe je dat?’ zegt Kaeka ontsteld.
‘Ik heb een paar nieuwe gaven, die soms zeer nuttig zijn.’
 De vrouw kijkt Sorane aan.
‘Het spijt me dat ik u wilde doden, Sorane. Maar…’
‘Ik weet het, Kaeka Dovorn. Wie eenmaal in dat wereldje verzeild raakt, geraakt er nooit meer uit. Zelfs als je dat zou willen. Maar daarom ben je nog je nog steeds verantwoordelijk voor je daden.’
‘Dat is juist, Sorane. Ik heb verschrikkelijke dingen gedaan. U doodde alleen mensen die het verdienden, maar ik… Nee ik wil er niet meer aan denken.’
‘Ik kan je niet helpen. Maar als je, je best doet, dan kan je misschien een normaal leven gaan leiden, na je opgelegde straf. En vergeef je broer. Hij is op de goede weg. Laat hem je helpen om een nieuwe weg in te slaan.’
‘Mijn broer. Hij is even erg als ik, roodkop. De doden die we beiden op ons geweten hebben, kunnen we zelfs niet meer tellen.’
‘Dat weet ik, Kaeka. Maar iets heeft je broer doen veranderen en dat zal hem, als hij deze weg volhoudt, op een ander pad brengen. Een pad dat ook het jouwe zou kunnen worden.’
‘Misschien, maar ik denk niet dat ik daar sterk genoeg voor ben en de gevangenis is geen lachertje. Daar komen meer misdadigers uit, dan mensen die een normaal leven willen leiden. En als ik het toch waag, dan zal mijn gezin ervoor moeten boeten.’
Sorane kijkt de vrouw diep in de ogen en weet dat ze gelijk heeft. Dan merkt ze de blik van Serdon op en beseft dat ze nog steeds in haar losse zomerkledij rondloopt. Dan voelt ze weer de pijn in haar schouder, die nog steeds lichtjes bloed.
Even concentreert ze zich en heel haar schouder wordt in een groen licht gehuld, waardoor de wonde langzaam voor de ogen van Kaeka dichtgroeit. Die staart er verschrikt naar en beseft nu pas dat de vrouw die ze wilde doden, haar leven gered heeft.
‘Sorane, dank je voor…’
‘Bedank me door een nieuwe weg in te slaan, Kaeka.’
Sorane merkt intussen dat Serdon nog steeds in de deuropening naar haar te kijken. Het lijkt wel alsof hij verstijfd is van schrik.
‘Heb je genoeg gezien, Serdon?’
‘Tja, Sorane. Ik ben ook maar een man. Jij bent een zeer mooie vrouw en jij loopt daar ook nog bijna halfnaakt rond.’
‘Waar wacht je nog op om ervandoor te gaan, Serdon? Je zus kan ik echter niet laten gaan. Maar jij kunt beter maken dat je wegkomt. Maar kruis nooit meer als misdadiger mijn pad.’
‘Ik vlucht niet meer, Sorane. Ik en mijn zus, horen bij elkaar. En ik ben haar nog iets schuldig. Ik blijf hier als zij hier blijft. Ik was zoals zij een huurling en moordenaar in dienst van Aqunok en zijn meesteres.’
‘Ken jij zijn meesteres?’ vraagt Sorane.
‘Niet persoonlijk. Je hebt toch al van haar horen spreken, denk ik. Wie ze is weet ik niet, alleen dat ze een blondine is.’
‘Dat weet ik ook. Ik heb haar eenmaal gezien, nadat moordenaars, zoals jullie, Alon neergeschoten hadden.’
‘Die is veel gevaarlijker dan Aqunok. Zij zou volgens de geruchten een godin zijn, die over deze sector heerst. Ze zijn iets van plan, maar ik weet niet wat,’ fluistert Kaeka.
‘Dan moet ik zelf uitzoeken wie ze is, Kaeka.’
Dan wendt ze zich tot Serdon:
‘Zo te zien heb jij ook een beetje hulp nodig. Je hebt een wonde aan je schouder.’
‘Dat is niet erg, Sorane. Het is maar een schampschot. Laat mij maar, Ik besef dat je Aqunok wil grijpen, want hij heeft de data module.’
‘Dat klopt. Maar die blijven niet lang bestaan. De echte zijn al in veiligheid bij de federale agente die ik redde,’ luidt het antwoordt van de roodharige, terwijl ze de omgeving scant.
Steeds verder dringen haar gedachten de stad in en plots ontdekt ze Seana opnieuw. Even glimlacht ze en concentreert zich dieper. De federale agente schrikt als ze plots drie data kristallen voor haar op de tafel ziet vormen.
‘Erine, kom snel.’
De agente die boven is, hoort haar roepen en haast zich naar beneden. Ze ziet Seana iets op de tafel wijzen.
‘Kristallen, toch die van So…,’ fluistert ze en hoort Seana zeggen:
‘Ze verschenen plots zomaar uit het niets.’
‘Het zijn er drie. Zouden die de data van Sorane bevatten?’
‘Als dat zo is. Hoe komen die dan zo plots hier bij ons?’
‘Ben je zeker dat hier niemand geweest is, Seana? Misschien heeft een onbekende ze daar gelegd.’
‘Geloof je me niet, Erine. Ik zag ze eerst maar vaag, maar dan lagen ze echt voor mij.’
Intussen aan de andere kant van de stad. Even glimlacht Sorane en trekt haar gedachten terug naar haar appartement. Langzaam scant ze haar omgeving op zoek naar haar nieuwe doel, Aqunok. Als snel heeft ze hem gevonden en volgt zijn gedachten. Daaruit vormt ze een beeld van een jonge vrouw die hij vreest, maar ook bewondert als een goddelijk wezen. Uit zijn herinneringen van die machtige vrouw dringt het tot haar door op wie die vrouw als twee druppels lijkt. Jakira.
‘Jakira moet een kloon zijn. Zij zit hier dus achter. Daarom leidt Aqunok dus aan grootheidswaanzin,’ denkt ze verbaasd.
Sorane kijkt even om zich heen en ziet een handdoek op de vloer liggen. Als ze zich wil bukken, wankelt ze. Serdon grijpt haar bij de arm vast om haar te ondersteunen. Ze werpt hem een dankbare blik toe. Maar ziet hem in haar diepe decolleté kijken.
‘Ik beheers mijn lichaam nog niet genoeg. Samen hebben we nog een lange weg voor de boeg voor we klaar zijn.’ denkt ze.
 Langzaam kijkt ze de man even aan. 
‘Je kan beter aan iets anders gaan denken, Serdon.’
Met een rood hoofd kijkt de man even naar Sorane en dan naar zijn zus.
‘Vergeef hem, Sorane. Mijn broer is maar ook maar een man, die denken maar aan een ding als ze mooie dames tegenkomen.’
De roodharige glimlacht even, maar voelt uit zijn gedachten dat hij het meent met een nieuw leven beginnen. Hij hoopt dat zijn zus hem volgt. Dan maakt Sorane zich van hem los en wendt zich tot Kaeka.
‘Kaeka, je broer wil een andere weg inslaan. Jij staat nog voor de keuze. De weg die tot nu de jouwe was of een nieuw leven opbouwen.’
‘Ik denk niet dat ik dat zal aankunnen, Sorane. Ontkomen aan mijn lot kan ik niet. Vandaag was ik bijna van dit misdadig leven verlost. Moet ik jou daarvoor dankbaar zijn? Nee, dat kan ik niet.’
‘Moest ik je dan laten sterven, Kaeka? Je gezin wacht op een levende moeder. Niet op een dode.’
‘Mijn gezin, Sorane. Als mijn man niet geslaagd is, in wat we afgesproken hebben, dan zal geen van hen op dit moment nog in leven zijn, dat weet ik zeker.’
Even kijkt Sorane naar Serdon. Die knikt lichtjes.
‘Mijn zus heeft gelijk, Sorane. Aqunok en die vrouw staan geen mislukkingen toe. En die vrouw geniet van pijn van anderen.’
‘Heb jij geen gezin?’
‘Nee, niet meer. Ik was tot voor een paar jaar getrouwd. Maar Menana werd gedood toen ze enkele jaren geleden een overval pleegde in dienst van de opklimmende Aqunok. We hadden wel een paar dochters en twee zonen? De oudste moet nu 28 zijn geloof ik.’
‘Hoezo, je gelooft het?’
‘Omdat ik mijn leven niet wilde veranderen, spreken ze geen van allen meer met me. Ik weet zelfs niet waar ze wonen. Alleen van Edriana weet ik dat ze ergens in de havenstad Redron woont. Maar dat is een zeer grote stad.’
‘Dat kan misschien veranderen, Serdon.’
‘Ik kan het alleen maar hopen.’ 
Op dat moment richt Kaeka zich op en zegt bijna fluisterend:
‘Toch wil ik weten of je echt Sorane Cobanon bent. Alleen goden hebben de krachten, die jij ook lijkt te bezitten.’
‘Ik ben werkelijk Sorane Cobanon, Kaeka. Maar na mijn ‘dood’ werd ik mij bewust van mijn werkelijke ik. Zo werd ik opnieuw als Sorane wakker en nu sta ik hier met alleen een licht zomer setje om mijn lichaam.
‘Misschien ben jij een goddelijk wezen. Want zoals mijn zus zei. Je bezit krachten die de goden bezitten volgens de legenden.’
‘Goden, Serdon. Als die zouden bestaan, zou de wereld er misschien anders uitzien. Ik ken wel levende wezens die zich goden wanen, omdat zij krachten bezitten, die pas na een lange evolutie tot ontwikkeling komen.’
‘Daar snap ik niets van. Welke kracht…’ zegt Serdon, maar een handbeweging van Sorane doet hem zwijgen.
Sorane heeft telepathisch mensen opgemerkt, die het huis naderen. 
‘Pas op er naderen agenten. Serdon, jullie kunnen je beter uit de voeten maken.’
‘Nee, Sorane. Waarheen zou ik moeten gaan. In de gevangenis is het nog veiliger dan daarbuiten. Ik heb vandaag besloten om te veranderen, dus ik blijf,’ zegt Serdon.
‘Ik kan niet weg, Sorane. Zelfs als ik levend al tot bij mijn gezin geraak, dan zal het te laat zijn.’
Even glimlacht Sorane.
‘Misschien heb jij gelijk, Kaeka. Aqunok zal hen niet sparen,’ zegt de roodharige.
Serdon schrikt even van haar gevoelloze stem en staart haar aan.
‘Gelukkig ben ik niet echt meer diegene die ik was,’ hoort Serdon een vreemde stem in zijn hoofd zeggen.
Schrikkend kijkt hij Sorane aan en ziet haar warme glimlach.
‘Maar het is jullie keuze,’ zegt Sorane koel en opent een kledingkast.
Snel neemt ze een lange broek van de lade en trekt hem aan. Dan bukt ze zich en grijpt een paar hemden. Ze kijkt om zich heen en merkt een paar turnpantoffels op. 
‘En jij Kaeka. Ze zijn bijna bij het appartement? Nu kan je nog door het venster weg, maar over een paar ogenblikken niet meer.’ zegt Sorane.
Maar dan ziet ze dat de vrouw haar hoofd schudden.
‘Ik zie geen uitweg, meer Sorane. Of ik nu hier blijf of vlucht. Mijn leven is toch al voorbij. Ik heb alleen spijt dat in geen afscheid van mijn man kan nemen. Ik hoop alleen dat hij doet wat we afgesproken hebben als ik niet op tijd thuis ben,’ fluistert Kaeka ontmoedigd.
 Snel staat Sorane op en kijkt even in de spiegel. Verbaasd staart ze naar haar spiegelbeeld.
Even vangt ze een gedachten van haar identiteit Jakira op.
‘Sorane heeft nu rode haren, iets donkerder dan mijn vroegere vriendin, Quana.’
Dan kijkt ze naar Keaka en haar broer.
‘Misschien kom ik jullie in de gevangenis wel eens bezoeken, vrienden,’ zegt Sorane nog, terwijl ze haar schouders optrekt. 
Dan teleporteert ze naar de straat achter het huis. Serdon merkte het niet op, omdat hij even naar de deur loerde. Maar als hij terug naar Sorane kijkt, schrikt hij hevig. Ze is verdwenen. Zijn zus staat verstijfd naar de plaats te staren waar Sorane plots onstoffelijk werd.
‘Ze verdween zomaar in het niets,’ hoort hij zijn zus fluisteren.
Op dat moment vliegt de buitendeur op en horen ze een stem zeggen:
‘Wat is hier gebeurd?’
Verschrikt kijkt Serdon om en ziet enkele agenten op die de hal inkomen. Ze houden hun wapens op hem gericht. Snel laat hij zijn wapen vallen en steekt zijn handen omhoog.
‘Ik geef me over,’ zegt hij.
‘En jij.’
 Zijn zus knikt ook en heft haar handen omhoog, nadat ze heel even op een zendertje in haar riem drukte.
Dat zendt een signaal naar een ontvanger in haar woning om haar man te verwittigen, dat ze moeten maken dat ze wegkomen. En snel. 
Even kijkt de agent haar aan en vraagt dan:
‘Je broek is helemaal vol bloed. Ben je gewond?’
‘Nee, agent. Dat is van iemand die geraakt werd, maar ze namen hem me. Waarom weet ik niet.’
Even kijken de agenten haar wantrouwend aan, maar als ze op het bed gaat zitten, wenden ze zich tot Serdon.
‘Wat is hier gebeurt?’
‘Ze lagen hier al zo, toen we hierbinnen kwamen. Ik zag nog juist Aqunok, die zich als laatste uit de voeten maakte.’
‘Aqunok. Ben je gek, man?’
‘Nee, agent. Hij was het wel degelijk. Ik hoorde hem iets fluisteren over Sorane. En dan vervloekte hij haar.’
 Even kijken de drie agenten hem aan.
‘En denk jij dat je mij iets kunnen wijsmaken. Ik wil een verklaring waarom jullie allebei bloed op jullie kleren hebben. En jij, vrouwtje. Je ziet eruit alsof je leeggebloed bent. Ben je zeker dat je ongedeerd bent?’
‘Nu wel, agent.’
De agent kijkt haar even kwaad aan.
‘Speel maar rustig met mijn voeten, meid. Jullie gaan beiden mee naar het bureau. Ze zullen je daar wel even aan de tand voelen. Want ergens komen jullie gezichten mij bekend voor.’
 Terwijl enkele andere agenten Serdon en Kaeka naar buiten brengen, slaan twee anderen de bewusteloze man in de boeien. Een paar minuten later worden zij ter ondervraging naar het hoofdbureau van de politie gebracht. Intussen doen andere agenten hun werk in het appartement van Sorane.
 In een donker steegje is Sorane gematerialiseerd en kijkt even de straat in. Langs een kant ziet ze niemand, maar aan de andere kant staan vier jongemannen te drinken. Snel trekt ze haar pantoffels aan en bekijkt dan de hemden die ze meenam. Veel kan ze niet zien in het schemerdonker, maar op de drie hemden zitten allemaal bloedvlekken. Gelukkig merkt ze dat er twee shirts, zonder bloed erop, bij zijn. 
‘Sorane, het wordt tijd dat u eens mijn mogelijkheden onder de loep neemt. Vormen van allerhande kledij en wapens behoort tot mijn mogelijkheden.’
Even staart Sorane voor zich uit. Dan merkt ze de gedaante van Anya op, die op een paar passen van haar zichtbaar geworden is.
‘Had je dat niet eerder kunnen meedelen, Anya? Die Serdon heeft intussen wel even van mijn laag uitgesneden shirt kunnen genieten.’
Maar Anya zegt niets.
‘Wat moet ik doen om iets te vormen?’
‘Eerst je kleding verwijderen en dan de kledij die u wil dragen in gedachten nemen.’
‘Alles uitrekken, bedoel je dat? Dat kan toch niet hier.’
‘Er is niemand die je kan zien, Sorane. Het vormen van de bedoelde kledij duurt niet langer van een tiental seconden, tenzij je te lang nadenkt.’
‘Ik wil de kledij die Sorane altijd droeg als ze als huurlinge haar werk uitoefende.’
‘Dat is geen probleem.’
Snel trekt Sorane haar bloeze over haar hoofd en dan laat ze haar short langs haar benen naar beneden glijden. Toch schrikt ze als er een vreemde stof over haar naakte lichaam glijdt.
‘Dat is beter, Anya,’ fluistert ze.
Even kijkt ze naar de jongemannen die zakjes met wit poeder uitwisselen. 
‘Drugs,’ fluistert ze, terwijl haar gedachten telepathisch naar Aqunok speuren, die net in zijn zwever gestapt is. 
In de zwever wil hij de geheugenkristallen weg bergen, maar die verdwijnen plots in zijn hand. Als Sorane’s gedachten hem vinden is hij nog steeds wezenloos naar zijn hand aan het staren. Plots kijkt hij op en staart paniekerig om zich heen. Maar nergens ziet hij een levende ziel in het halfdonker. 
Even glimlacht ze. Snel start Aqunok zijn zwever en raast de steeg uit. Intussen loopt Sorane de straat op in de richting waar ze niemand zag. Op dat moment hoort ze een van de jongemannen roepen:
‘He, schat. Heb je geen zin in een pleziertje? Wij hebben een zakje voor jou, waar je zal van genieten.’
 Sorane kijkt om en lacht:
‘Nee, vandaag niet.’
‘Wij wel, mooi schatje. Kom eens hier,’ roept een tweede, terwijl hij en de drie anderen dichterbij komen.
 Sorane draait zich naar hen om en maakt enkele gevechtsbewegingen en kijkt de vier uitdagend aan. Ze beseft echter dat haar krachten nog steeds niet optimaal zijn.
‘Oef, ik was een goed getrainde atlete, maar ja dat had ik nodig met lijn oude beroep. Als ik nog enkele weken oefen, ben ik weer in mijn oude conditie,’ denkt ze.
 De vier beseffen niet dat ze gevaarlijker is, dan ze eruitziet en gaan rond haar staan. Als een van hen naar haar wil grijpen, slaat ze toe en twee van hen liggen op de grond voor ze het door hebben, maar de derde raakt haar tweemaal hard. Sorane wankelt en de vierde schopt snel haar been onder haar uit. Sorane valt op de grond en rolt snel opzij. De man volgt haar echter en als ze wil recht, staan slaat de man tegen de zijkant van haar hoofd. De twee eersten zijn intussen recht gekropen en lopen op hun maten toe. Sorane geeft zich echter niet gewonnen en slaagt erin om een van de twee ten val te brengen.
 Haar tegenstander geeft haar een stamp tussen haar ribben en Sorane valt opnieuw. Op dat moment daagt hulp op. Een haveloos geklede man van rond de vijfendertig trekt plots twee van de vier achteruit en slaat ze met hun koppen tegen elkaar. Half bewusteloos vallen ze op de grond. Dan richten de twee anderen zich tegen hem. Hij staat zijn mannetje, maar schrikt als een van hen zegt:
‘Jij bent die Teron uit de Resinstraat. Deze maal ben je te ver gegaan. Als de baas het hoort, dan zullen jij en je gezin het moeten bekopen.’
De man die Sorane te hulp kwam, schrikt en blijft staan.
‘Je hebt nu een zieke dochter en je vrouw is er ook niet veel beter aan toe. Maar over een paar dagen, voelen ze er niets meer van. Dan zijn ze er geweest.’
Op dat moment staan de twee anderen wankelend op, maar Sorane is ook terug op de been en twee klappen vellen hen dadelijk. Een van de twee die overblijven, draait zich verbaasd om. Maar Sorane is al bij hem. Een klap en hij stort bewusteloos neer. De laatste grijpt snel een wapen onder zijn jas uit, maar plots kan hij zich niet meer bewegen. Dan is Sorane bij hem en grijpt hem bij zijn nek en dreigt:
‘Jullie zijn op het verkeerde pad, jongetje. Als ik jullie de volgende maal tegenkom, dan kun je beter een beetje vriendelijker zijn. En waag het niet om het gezin van Teron ook maar een haar te krenken, of je zal me dan pas goed leren kennen.’
Ze geeft hem een duw zodat hij naast zijn maten op de grond valt. Dan geeft ze Teron een teken om haar te volgen. Verbaasd kijken ze haar na als ze verder stapt. Teron volgt haar aarzelend.
‘Mijn naam is Sorane Cobanon, Teron. Als ik het goed begrepen heb, dan zijn je vrouw en dochter ziek.’
‘Ja, maar niemand kan hen helpen. Ze leiden beiden aan een zeldzame ziekte. Ook de ouders van mijn vrouw zijn eraan gestorven.’
‘En jij, vrees jij niet dat je zelf ook ziek wordt.’
‘Jawel, Sorane. Maar ik houd van hen beiden. Als ik hen niet verzorg, dan zal niemand zich om hen bekommeren. Zelfs in een ziekenhuis zouden ze in een afgezonderde afdeling liggen.’
 Sorane kijkt de man diep in de ogen en weet dat hij de waarheid spreekt.
‘Wil je me bij hen brengen, Teron. Jij kwam mij te hulp, dus misschien kan ik die schuld terugbetalen.’
 Teron kijkt de roodharige verbaasd aan alsof ze niet goed weet wat ze zegt en ziet haar glimlachen. Dan trekt hij zijn schouders op.
‘Volg me maar.’
 Sorane volgt de man door verschillende donkere straatjes en plots blijft hij staan.
‘Hier woon ik, Sorane. Maar blijf niet te lang, ik zou niet willen dat u deze vreemde ziekte overneemt. De dokter heeft me verboden om bezoek te ontvangen,’ merkt Teron op, maar ziet de vreemde vrouw alleen maar raadselachtig glimlachen, terwijl ze de deur opent.
 Hij volgt haar naar binnen en ziet haar naar het bed van zijn vrouw toestappen, nadat ze even een blik wierp op zijn dochter. Het is alsof ze weet dat de toestand van Gayna minder erg is dan die van zijn vrouw. Hij schrikt als de roodharige de pols van de vrouw vastneemt. Als hij haar wil tegenhouden, schrikt hij nog meer. Een vreemde groene gloed lijkt uit haar hand in de arm van zijn vrouw te vloeien. De gloed verspreidt zich langzaam over heel het lichaam van zijn vrouw.
‘Hera, wat doe je?’ fluistert Teron en wil de roodharige vastgrijpen, maar plots merkt hij dat zijn vrouw haar ogen opent en hem gelukkig aankijkt. 
 Het is alsof haar pijn verdwenen is. Hij begrijpt het echter verkeerd.
‘Nee, ik smeek je. Doe het niet, zonder haar kan ik niet leven,’ smeekt hij, maar het vreemde groene licht verdwijnt alweer.
 Ontsteld staart hij naar Sorane en ziet haar op zijn dochter toestappen.
‘Nee, raak haar niet aan, alstublieft.’
‘Teron, bekommer jij je om je vrouw. Ik heb de ziekte verdreven, ze heeft je hulp nodig heeft om weer op krachten te komen.’
 Verschrikt kijkt Teron naar zijn vrouw, die hem met een blik vol van geluk, ligt aan te kijken.
‘Sorane, wat heb je…’ stamelt hij. 
 De roodharige voelt zich echter plots zo moe en wankelt naar een stoel toe. Gayna heeft intussen haar ogen geopend en richt zich op.
‘Paps, wie is deze vrouw. Ik voel me plots veel beter.’
‘Ik weet het niet, dochter. Haar naam is Sorane Nador of Cobanon,’ antwoordt Teron.
‘Sorane… Misschien, maar Jakira, Megan en een paar anderen maken deel uit van haar innerlijke,’ zegt Gayna.
‘Dat mag je niet doen, meisje. Niemand mag dat weten.’
‘Dat je dochter een telepate is, Teron. Dat wist ik al toe ik in dit vertrek instapte. Gayna is een Esper zoals ik. Haar krachten moeten zich nog ontwikkelen,’ zegt Sorane op dat moment.
‘Haar krachten.’
‘Ja, Teron. Jullie dochter heeft leiding nodig om haar krachten te beheersen. Als ze wil en jullie stemmen toe, kan ik haar wel helpen om deze gaven onder controle te krijgen.’
 Iedereen kijkt haar verbaasd aan, dus glimlacht ze even. 
‘Wie bent u, Hera?’
Sorane kijkt de vrouw van Teron in de ogen en zegt glimlachend.
‘Ik ben een vrouw zoals u en zeker geen godin, zoals u schijnt te denken.’
‘Maar die krachten….’
Sorane wendt zich echter tot Teron en zegt:
‘Ik moet gaan, vrienden, want ik ben moet nog veel trainen, voor ik weer mijn oude peil terug ben.’
‘Sorane, kan ik je helpen?’ vraagt Teron dankbaar.
‘Nee, dit moet ik alleen doen. Geef je vrouw en dochter lekker eten en laat hen veel rusten, dan zijn ze over een week of twee weer de oude.’
 Even strijkt ze over het hoofd van Gayna.
‘Denk aan mij als je me nodig hebt, als ik kan zal ik dadelijk komen,’ hoort het meisje een stem in haar hoofd zeggen.
 Ze staren de roodharige alle drie na, als ze naar buiten stapt.
‘Ik moet toch oppassen, om mijn krachten te gebruiken. Eerst moet ik mijn lichaam opnieuw leren beheersen. Ik voel mij zo misselijk,’ denkt ze.
 Even concentreert ze zich en voelt haar misselijkheid al snel verminderen. Maar het helemaal doen verdwijnen, lukt haar niet.
 Als ze op straat staat, kijkt Sorane snel om zich heen en plots is ze echter verdwenen. Ze materialiseert op de plaats waar ze de dood vond. Ze volgt het spoor van Tena en haar andere vrienden naar de grot en plots merkt ze hun gedachten op. Ze zitten naast de afgesloten ingang.
 Even wil ze naar hen toestappen, maar ze stopt nog voor ze haar opmerken. Even denkt ze na en scant dan de piramide. Enkele mannen en vrouwen zijn erbinnen aanwezig. Uit hun gedachten komt ze te weten dat in de piramide onderzoek gedaan wordt naar vreemde voorwerpen uit verre vervlogen tijden. Al deze onderzoeken houden verband met het dode lichaam van een blondine? Zij ligt in een afgesloten sarcofaag op de top van de piramide.
Even glimlacht ze en met een gedachte wordt ze op de top weer stoffelijk. Ze staat vlak naast de sarcofaag met de dode. Even aarzelt ze. Get lichaam van een blondine, dat erin ligt lijkt nog te leven.
‘Hoe kan dat?’ vraagt ze zich af.
‘Mijn oude lichaam wordt kunstmatig in deze sarcofaag bewaart, Sorane,’ verklaart de identiteit van Jakira in haar gedachten.
Dan neemt ze de controle van Sorane’s lichaam over. Even kijkt ze naar haar ontzielde lichaam, dat ze doorheen het glas kan zien. Het lichaam van Jakira ziet er nog steeds uit alsof ze pas gestorven is. Op verschillende plaatsen zijn er purper en blauw verkleurde plekken op de huid.
‘Dat is het resultaat van dat gif genaamd Onvar,’ denkt ze.
Dan kijkt ze ook naar twaalf zo goed als ronde gaten in het lichaam. In elke schouder een. Ook in elke dij is een rond gat van ongeveer twee centimeter doorsnede. Hierdoor geraakte ze volledig in armen en benen verlamd. Even lijkt ze dat ze de pijn in haar lichaam kan voelen. Dan voelt ze de pijn onder haar linker en rechter rib als de punten haar huid doorboren. Dadelijk gevolgd door twee anderen ongeveer twintig centimeter hoger.
Even wankelt ze, door de pijn die ze zich herinnert van wat er toen, vele jaren geleden, gebeurd is. Ze weet al wat komen gaat als ze de pijn in haar buik lijkt te voelen, als twee punten links en rechts van haar navel haar buik doorboren. Dan heeft het wezen dat als een deken vermomd was en paar seconden genoten van de pijn van de hulpeloze Jakira. Even ziet ze een deel van de deken in een grijnzend gezicht veranderen. 
‘Jodroan, de gont,’ denkt ze plots bewust.
Dan vormde het wezen twee groeiende kegels die zich de borst van de blondine boorden. De kegels gingen doorheen het lichaam van Jakira in de matras waarop ze lag. Voor de ogen van Jakira vervaagd de omgeving als ze half bewusteloos achteruit wankelt. Met de grootste moeite slaagt Jakira erin om de controle van Sorane’s lichaam te krijgen en zoekt steun op de glazen kist toe. Met tranen in de ogen kijkt ze op de gedaante neer. Ze beseft dat ze haar dood als Jakira min of meer opnieuw beleefde. Dan concentreert ze zich en probeert haar oude lichaam te genezen, de huid herstelt zich maar langzaam. Maar het lukt niet, plots nemen haar krachten af en het lichaam vervalt snel in de oude staat. Even kijkt ze nog even naar haar oude lichaam, maar na een paar seconden wendt ze met een ruk haar hoofd opzij. 
‘Waar ben ik mee bezig? Zelfs als het lukt om haar lichaam te genezen, dan word ik als Jakira toch niet meer levend. Ik maakt nu deel van Sorane uit,’ denkt ze, terwijl ze om zich heen kijkt.
Dan stapt ze naar haar uitrusting toe, die boven haar hoofd op een nis ligt.  Ze neemt de Hypsoon in haar hand en dadelijk voelt ze dat ze niet herkend wordt. 
‘Verdomme, wat nu?’ sist ze.
 Dan schrikt ze.
‘Dat is uw Hypsoon niet. Ik vormde deze hypsoon om anderen te misleiden, Sorane. Ik was en ben nog steeds je dienaar.’
‘Wat... Wie? O, ja. Anya, de hypsoon van Sorane.’
‘Ik zocht en vond na een zoektocht van veel tientallen jaren, mijn gebieder. Maar ik besefte dat jij maar een deel was van de identiteit die ik lang geleden diende. Ik moest wachten op mijn oude meesteres, die mijn volle capaciteit zou herstellen.’
‘Je bedoelt het deel van mij dat zich Jakira noemt, Anya.’
‘Ja, Sorane. U bent nu opnieuw mijn gebieder. Het is mijn taak om u te dienen, zoals vroeger.’
 Op dat moment verstart ze. Ze heeft de gedachten van een ‘jonge’ vrouw, met de naam Arjina, opgevangen. De dochter van haar vriendin Quana, die al vele jaren geleden gedood werdt, komt recht op de piramide toe. Even twijfelt ze. Wat moet ze doen? Haar vroegere medestrijdster, die een even goede vriendin werd als haar moeder, tegemoet gaan, of maken dat ze wegkomt.
‘Nee, het is nog te vroeg. Ik ben nog niet klaar om mijn oude vrienden te woord te staan.’
Snel concentreert ze zich en maar schrikt als ze geen greep op haar oude energiezwaard kan krijgen.
‘Dat is niet nodig, Sorane.’
Sorane schrikt van de stem van Anya en verliest haar telekinetische greep op de cilinder die op de vloer valt. Verbaasd kijkt ze het wapen als het dat is.
‘Ben je zeker, Anya?’
Maar Anya antwoordt niet.
‘Ik ben nog te zwak,’ denkt ze en probeert de cilinder met telekinese opnieuw uit de sarcofaag te apporteren.
 Het lukt haar echter niet.
Intussen komt de andere  roodharige vrouw, die de piramide gescand heeft en een vreemde identiteit waarnam, naar de piramide toe. Een man volgt haar terwijl hij de omgeving telepathisch scant.
‘Zal ik een overbrengersveld opbouwen, Sorane,’ klinkt de stem van Anya.
‘Ja, doe het snel. Ik wil niet dat ze mij hier ontdekken,’ denkt ze telepathisch.

Plaats een reactie