2. Samenvloeiing

Ergens op een onbekende plaats in een andere levenssfeer, merkt Sorane dat de witte gloed om haar heen langzaam verandert en plots kan ze rechts van haar de omgeving grijzer en grijzer zien worden. Even blijft ze staan om te kijken waarom, maar ze kan er niets uit opmaken. Heel de omgeving is haar vreemd, als ze om zich heen kijkt. Links is het perfect wit, maar rechts wordt het donkerder. Beide kanten trekken haar aan en lijken oneindig groot, in de verte kan ze maar vage gedaanten onderscheiden. Het pad waarlangs ze kwam ziet ze niet meer. Dus terug naar haar leven kan ze niet meer. Dan beseft ze dat ze naakt is.
‘Gelukkig ben ik hier alleen. Want hier kleding vinden, lijkt mij niet zo eenvoudig te zijn,’ denkt ze.
Maar als ze naar die gedaanten toestapt, lijkt de afstand even groot te blijven. Van tijd heeft ze geen enkel besef meer. Naar haar eigen gevoel is ze hier enkele uren, maar in werkelijkheid is het nog maar iets meer dan een kwartier. Ze moet echter moeite doen om niet naar het donkere gedeelte getrokken te worden. Pas een tijdje later beseft ze dat ze, ondanks haar poging, geen stapt dichter komt bij de gedaanten die ze in het verre witte gedeelte lijkt te zien. Radeloos blijft ze staan. Ze kijkt om zich heen, maar ze weet niet wat te doen. Nog steeds trekt zowel het witte gedeelte als het zwarte gedeelte haar aan. Ergens voelt ze dat het donkere gedeelte haar iets meer aantrekt dan het lichte gedeelte.
Verschrikt kijkt ze op, als ze een galmende stem hoort zeggen:
‘Sorane Cobanon, wil je nog zeer lang blijven pogen om vooruit te komen of word je het moe? Het wordt tijd om te beseffen dat je alleen kan verder als je zelf je leven en daden beoordeelt en een weg kiest.’
‘Wie ben je?’
Maar niemand antwoordt.
‘Zou ik het mij inbeeld hebben of wil iemand mij verder helpen,’ denkt ze.
Even kijkt ze om zich heen, maar er is niet verandert. Beide zijden zijn wazig, of nee toch. Plots ziet ze beelden van haar leven in het donkere gedeelte voorbijtrekken. Als snel beseft ze dat het allemaal negatieve beelden zijn. Ze beleeft opnieuw het doden van de mensen die ze gedood heeft. En dan de ruzie met haar zus en broer. Als ze haar hoofd draait naar het lichter wordend gedeelte ziet ze meer beelden van wat haar in haar leven blij gemaakt heeft. Gespreken met haar pleegouders en opnieuw beleeft ze de liefde voor Alon.
‘Hoe moet ik hieruit kiezen? Wat is belangrijk voor mij om hier weg te kunnen?’ vraagt ze zich af.
‘Verdien je dat je gestraft moet worden of dat je het recht hebt om je evolutie naar je volgend leven verder te zetten. Daar moet jij een keuze uit maken,’ hoort ze weer die galmende stem zeggen.
‘Vertoon je of wil je mij kwaad maken, vreemde,’ roept Sorane luidt.
Terwijl om zich heen kijkt, merkt ze een onduidelijke gedaante op, omringt door een lichtblauw licht, die haar lijkt te naderen. Ze komt snel dichterbij en blijft op een paar passen voor haar zweven. 
Na een paar minuten zakt de gedaante tot op de witte bodem en neemt langzaam de figuur aan van een jonge vrouw volwassen vrouw rond de achtentwintig jaar. Ze heeft lange bruine haren. Ze is gekleed in een lang nauwsluitend wit kleed met een diepe uitsnijding. Ze is een schoonheid, die elke man in haar ban zou kunnen brengen. Haar bruine huid steekt fel af tegen de witte omgeving en ook uit haar kleed, waarvan de randen maar nauwelijks te zien is op het witte deel van de omgeving. Zelfs Sorane, die een voorkeur heeft voor mannen, voelt haar aantrekkingskracht.
‘Tegen wie had je het, Sorane Cobanon?’
‘Die stem? Was u dat niet?’
‘Nee, welke stem bedoel je? Ik heb niets gehoord.’
‘Ik wel. Een vreemde stem zei dat ik hier moest kiezen hoe ik verder wilde gaan met mijn evolutie.’
‘Dat was ik zeker niet. Maar ik hoorde ook geen stem. Alleen wat jij riep was te horen.’
‘Ik hoorde het luid en duidelijk. Ik kan me dat toch niet ingebeeld hebben.’
De vrouw glimlacht even als ze merkt dat Sorane haar onderlichaam met haar handen probeert te verbergen.
‘Dat is niet nodig. We zijn toch allebei vrouwen. En als je wil kan je aan kleding denken en je draagt ze. Je hypsoon kon dat toch ook.’
‘Bedoel je, Anya? Die hielp me soms als ze het wilde volgens haar programma, maar meer ook niet.’
‘Als je daar niet zo wil blijven staan, denk dan maar snel aan de kleding die je wil dragen.’
Aarzelend denkt Sorane aan haar kleding die ze als huurmoordenares droeg en tot haar verbazing is ze plots in het zwart gekleed.
‘Weet u waar we hier ergens zijn?’ vraagt Sorane, terwijl ze zich lichtjes ontspant.
Deze kijkt haar even aan en zegt:
‘Waar we zijn is in de eerste sfeer na je lichamelijke dood. Hier moet je beslissen op welke weg je verder gaan, geloof ik.’
‘Zoiets zei die stem ook tegen mij.’
‘Welke weg hebt u gekozen?’
‘Ik ben niet zoals jij Sorane. Jij werd nog maar pas gedood. Ik ben hier al lange tijd.’
‘Wat moet ik doen om hier weg te komen?’
‘Niet zo ongeduldig, Sorane Cobanon. Buiten mijn wil krijg ik deze gedaante, telkens ik me niet concentreer op een ander uiterlijk. Zelfs ik weet de naam niet die bij dit uiterlijk past. Toen jij daareven materialiseerde had jij ook heel even die gedaante, maar dat duurde maar een paar seconden.’
 ‘Dus je hebt geen echte naam, onbekende.’
De vrouw glimlacht even en zegt:
‘Nog even geduld, ik verwacht nog een samengevloeid deel van mij zoals jij. Daarna kan ik jullie samen een paar dingen verduidelijken,’ antwoordt ze.
‘Zoals ik. Wat bedoelt u?’
‘Later zal je veel duidelijk worden.’
Even kijkt Sorane de vrouw, die een grote aantrekkingskracht op haar heeft, aan. Ze komt haar ergens bekend van voor. Het lijkt wel of ze haar kent.
‘Waarom kan ik Deno de waarheid niet laten weten? Nu lijkt het wel als ik hen allen bedrogen heb,’ zegt ze.
‘Dat kon niet meer, Sorane. Als geestelijke identiteit kan je niet tegen levenden spreken, behalve in extreme gevallen.’
‘Ik ben er toch gedeeltelijk in geslaagd, vreemde. Ik heb Seana, de zus van Deno het belangrijkste kunnen laten voelen van wat er gebeurd is.’
Even kijkt de vrouw haar aan. 
‘Dan moet je een zeer krachtige esper zijn Sorane. Minstens zo sterk als ik.’
‘Daar weet ik niets van. Wat is een Esper?’
‘Dat word je over enkele minuten wel duidelijk, Sorane.’
‘Ben jij een machtige of een soort engel?’
‘Nee, toch niet zoals jij het bedoelt, Sorane. Ik of jij. Wij zijn geen godinnen en we doen ook niet of we er een zijn, zoals sommingen.’
‘Wij? Wat bedoelt u?’
‘Ze bedoelt dat wij deel uitmaken van dezelfde identiteit, Sorane. En ik weet dat je een nieuwe kans zal krijgen om het je vrienden uit te leggen,’ zegt een stem achter haar.
Langzaam draait Sorane zich om en staart naar de licht gebruinde blondine. Even kijkt ze van de ene naar de andere. De blonde lijkt ze ergens van te kennen, maar ze moet zich diep concentreren om het zich te herinneren. 
‘Jij bent die Jakira, die ze de meesteres noemen.’
‘Ja en nee, mijn naam is wel Jakira en jaren was ik een levend wezen, zoals jij nog steeds bent, Sorane. Alleen hebben ze mij nooit de meesteres genoemd. Maar ik zou graag weten wie jullie allen zijn?’
Even staart Sorane de blonde aan.
‘Mijn naam is Sorane Cobanon, maar wie zij daar is, weet ik nog steeds niet.
De derde vrouw glimlacht even en verandert haar uiterlijk in een blanke vrouw met vuurrode haren. Dan zegt ze:
‘Mijn naam is Megan. Ik, jij, Jakira daar en nog enkele anderen zien in onze werkelijk gedaante hetzelfde uit. Alle negen tezamen vormen wij onze ware identiteit.’
‘Je vertelt fabeltjes. Ik ben of was Sorane Cobanon. Jullie moeten…’
De twee vrouwen kijken Sorane glimlachend aan, want beiden zijn telepathisch begaafd, terwijl Sorane zich niet meer bewust is van deze krachten. Zowel diegene die zich Jakira noemt, als de andere weten alles van elkaar. Verbaasd en met grote ogen kijkt Sorane naar de twee. Dan schrikt ze als de blondine op haar toestapt.
Maar op dat moment materialiseert een tweede bloedmooie blondine. Maar zij is als enige van hen gekleed in een strak blauwkleurig broekpak met een diep decolleté. 
 ‘Blijf staan, Jakira. Dat kan ik niet dulden, Sorane Cobanon werd gedood en zij moet haar weg naar een nieuw leven aanvatten,’ zegt deze.
‘En ga jij dat willen voorkomen, Aveyana?’
‘Zeker. Ga of ik zal jou ook naar het dodenrijk sturen om je klaar te maken om een nieuw leven te vormen.’
Op dat moment zweeft een andere vrouw, met geel blauwe haren naderbij.
‘Mijn naam is Tanocha,’ zegt de vrouw terwijl ze Aveyana doordringend aankijkt.
‘Nog eentje? Met hoeveel zijn jullie.’
‘Vier identiteiten, Aveyana.’
‘Vier… Wat? Toch niet vier van de negen.’
‘Goed geraden, omhooggevallen godin. Jij, die ooit een trouwe volgelinge van onze identiteit was.’
‘Van jullie identiteit?’
‘Ja, ooit lang geleden was ik in een vorig leven Aona, jullie leidster. En Sorane leidde voor ze geboren werd, haar leven als Te-van. En nog veel later was je zelfs Megans trouwe bondgenote toen zij als Achnac over het nieuwe rijk heerste,’ zegt de vrouw.
‘Dus jij zou de machtige Aona en jij, Megan, een reïncarnatie van de machtige Achnac, zijn. Dat kan niet. Geen van beiden was bruinhuidige, maar een godin met blanke huid. En in je ware gedaante zie je er niet als een blanke uit.’
 ‘Dat is de gedaante van diegene die wij werkelijk zijn, Aveyana.’
‘Als Achnac zag ik er zo uit,’ zegt Megan, terwijl ze haar uiterlijk aanpast.
Aveyana staart de man verbaasd aan, want nu kijkt ze naar een andere. Hij heeft een licht gebruinde huid en lange zwarte haren. Ze herkent hem dadelijk.
‘Her Achnac?’
‘Dat was mijn naam, godin, lang geleden.’
‘Her Achnac, kende ik, Megan. Ik diende ooit onder zijn bewind. Maar hij werd samen met vele anderen van zijn famillie vermoord.’
‘Dat weet ik, Aveyana. En ik keerde in het lichaam van Megan weer.’
Dan verandert Tanocha in een de gedaante van een jonge vrouw met lange witte haren. Haar huid is nu bruin, maar lichter dan die van Sorane. Aveyana schrikt als ze haar herkent.
‘Was jij ooit Hera Aona?’
‘Zeker, Aveyana. En je hebt ook Jakira hier in een van haar vorige levens gekend als Aryane en later Siathy. Maar dat is zeer lang geleden.’
Aveyana staart Jakira aan, die in Aryane en dan in Siathy verandert. Zij zegt:
‘En ook Sorane heeft verschillende levens achter de rug. Ik kan er velen noemen, maar van Serin en Te-van moet al ooit gehoord hebben, denk ik.’
‘Serin herinner ik me ergens van. Maar Te-van niet echt.’
‘He, wat is?’ zegt Sorane schrikkend, terwijl ze van gedaante verandert.
De twee anderen kijken Sorane, die er nu anders uitziet, aan. Ze is nu een blanke, witharige jonge vrouw.
‘Dit was Sorane toen ze nog als Te-van lang geleden in leven was.’
‘Ben je daar zeker van, Achnac?’
‘Ja, Aveyana. Te-van stond aan de wieg van de bouw van dan ruimte arken, die een deel van haar volk van de ondergang redde.’
‘Achnac of moet ik Megan zeggen. Je kan mij beter weer mijn eigen uiterlijk teruggeven.’
‘Dus je wil weer dat mooie rode kopje terug,’ zegt de man glimlachend en ziet Te-van knikken.’
Langzaam laat ze Te-van weer in het uiterlijk van Sorane. Die kijkt Achnac/Megan verbaasd aan.
‘Toch heb ik ooit van jou gehoord, Achnac. Was je geen machtige?’ fluistert Aveyana, maar dan klaart haar gezicht op.
‘Jullie kunnen ook van gedaante veranderen zoals ik, Her. Dus dat zegt me niets,’ zegt Aveyana terwijl ze even in Aona en daarna in Megan verandert.
‘In dat leven was ik je vriend en bondgenoot, Aveyana. Dus waag het niet om me Hera te noemen en zeker niet om in mijn gedaante te verschijnen.’
Aveyana staart de man verbaasd aan, ze weet niet dat ze ervan moet denken. 
‘Zou zij werkelijk Achnac geweest kunnen zijn?’ denkt ze.
 Sorane kijkt even naar de god, want ze heeft al van hem gehoord. Ze is een machtige en nu staat die hier zo voor haar, niet wetend wat te doen.
‘Geen van ons is ooit een god of godin geweest, maar een gelijke onder jullie. Na mijn dood lieten jullie, mijn werk uiteenvallen,’ hoort ze Tanocha zeggen, die er nu terug als een blanke met Geel-blauwe haren uitziet.
‘U bedoelt de leer van Aona, die later door Achnac overgenomen werd. Dat was jaren later, toen we de strijd begonnen te verliezen. Toen moesten we kiezen. Overleven of ten onder gaan.’
‘En jullie kozen om te overleven en mijn leer, die jullie allen trouw gezworen hadden, te verraden.’
‘Dat was de enige manier om toch nog iets van die leer over te houden. Deze leer bestaat nu nog in de door ons beheerste sectoren. Maar ik geloof niet dat jij Achnac bent.’ 
‘Nee, Aveyana, dat voel ik. Maar ik weet nog meer. Jullie denken alleen aan jullie eigen leven en macht. Want jullie dienden mij allen als toen ik als Achnac onder jullie was. Maar dan maakte Locni een eind aan mijn leven. Het enige wat jullie deden is jullie eigen leven te redden. De famillie en de volgelingen van Achnac lieten jullie gewoon aan hun lot over.’
‘Dat was een grote fout, Megan. Maar we zagen geen andere uitweg om onze sector van het geweld te vrijwaren, Her.’
 ‘Waarom zo beleeft, Aveyana? Je zegt dat je twijfelt aan mijn bewering van wie ik ooit geweest ben en toch spreekt je mij met Her aan. Vrees je misschien ergens dat ik je zou kunnen straffen,’ zegt de blanke, terwijl ze verandert in de man met lange zwarte haren.
‘Verander zoveel je wil, vrouwe. Je zal me toch niet overtuigen. En vrezen doe ik je ook niet’
Tanocha/Aona glimlacht.
‘Dus je twijfelt nog steeds. Scan mij, ingebeelde godin. Je hebt mijn toestemming,’ hoort ze Megan met trillende stem zeggen.
Aveyana balt haar vuisten. Toch concentreert ze zich diep, want ze wil zeker zijn. Sorane kijkt van de ene naar de andere en ziet de geklede blonde godin schrikken.
‘U bent het werkelijk, Her Achnac. Vergeef me.’
 ‘Hoe word je in deze tijd genoemd, Aveyana? Want jij hebt al verschillende namen gehad in de rijke geschiedenis van verschillende samenlevingen. Als ik me goed herinner werd je ooit Dandezy, Oq-rin en Modreise, genoemd en in de toekomst krijg ook verschillende namen, zoals Aphrodite, Qetesh, Xochiquetzal, Lakshmi of Freyja. En misschien nog wel veel meer namen op andere planeten.’
Even kijkt Aveyana naar Jakira en dan naar Sorane, maar dan richt ze zich tot de vrouw die er als Aona uitziet.
‘Dat kan moeilijk anders, Achnac, als je al zo oud bent als ik, dan geven ze je soms een naam die beter bij de taal en gebruiken van de inboorlingen past.’
‘Dat zou weleens kunnen, Aveyana. Maar jij genoot van die bewondering als een godin, terwijl jij ook maar een gewone mens bent.’
‘Zo gewoon ben ik niet. Ooit was je als Achnac een machtige, maar nu kan jij zelfs geen aanspraak meer maken om mijn assistent of zoiets te worden. Dat zouden mijn collega goden, niet toestaan.’
Raadselachtig glimlachend kijkt Achnac de ‘godin’ aan.
‘Misschien heb je gelijk, Aveyana. Maar de kracht van zowel Achnac als Megan is nog steeds in mij aanwezig.’
‘Dat is mogelijk, Achnac. Maar u bent maar alleen. Onze macht kan jij zelfs niet weerstaan.’
‘Mag ik ook eens iets vragen?” vraagt Sorane plots.
De godin en de twee andere identiteiten kijken Sorane verbaasd aan.
‘O, even waren we jou vergeten, Sorane. Vraag maar?’
‘Dat u de namen uit het verleden van de godin Aveyana weet kan ik begrijpen. Maar hoe kan je de namen weten die ze in de toekomst zal dragen?’
‘Als je, zoals ik, al enige tijd in deze sferen na de lichamelijke dood doorbrengt, dan zal je merken dat hier het verleden en de toekomst vaak door elkaar stromen. Zo kom je soms dingen te weten die nog moeten gebeuren. Maar zodra je deze sferen verlaat, vergeet je dat alles.’
‘Kan ik dat ook?’
‘Als je lang genoeg blijft wel, Sorane. Maar dan zal je lichaam werkelijk dood zijn. En ik denk dat je dat niet echt wil?’
‘Nee, dat niet.’
De gedaante die zich Megan noemt, knikt even en wendt zich dan tot Aveyana:
‘Ooit zal jij weten wie jij in werkelijkheid bent, godin. Maar die tijd is nog niet gekomen. Maar ik ken je geheim, dat je al miljoenen jaren met je meedraagt.’
‘Mijn geheim. Dat kan niet.’
‘Nee, Aveyana. Ik weet dat jij uit een ander universum komt. Je bent op zoek naar iets dat Delos genoemd wordt. Maar je besefte niet, dat Delos in elk universums aanwezig is.’
‘Wat? Ken jij het geheim van Delos?’
‘Niet echt. Maar het bestaat dat weet ik zeker. Maar zelfs ik heb de oorsprong van deze geheimzinnige legende nog niet kunnen vinden. Maar mijn weg leidt naar Delos, dat is wel iets dat ik weet. Zoals ook de jouwe in de toekomst zal zijn.’
‘Dat zal niet gebeuren, Achnac. Ik ben de enige die recht op Delos heeft.’
‘Je moest eens weten hoe juist je het hebt, Aveyana. Alleen niet als de persoon die je nu bent, maar de persoon die jij later zult worden.’
‘Je raadseltjes zullen mij niet kunnen tegenhouden, man.’
‘Op dit ogenblik ben jij niet meer bij machte om dat te voorkomen, godin. Sorane bezit de sleutel tot Delos. Daarom moeten Jakira en ik met haar samensmelten. Want wij behoren tot dezelfde identiteit.’
‘Wat bedoel je met dezelfde identiteit?’ 
‘Ooit zal jij het weten, Aveyana. Want ook jij weet niet wie of wat je werkelijk bent.’
‘Leg dat uit, Megan. Of moet ik je anders noemen?’
‘Nee, ooit kende jij me als Achnac. Noem mij maar zo,’ zegt Achnac en wendt zich dan tot de roodharige.
‘Sorane, jij herinnert je dat Pentagon vormig voorwerp toch nog wel.’
‘J..ja. Anya heeft mij verschillende malen geholpen, tot zij me in de steek liet,’ antwoordt ze.
‘Zie je wel, Aveyana. Haar lichaam draagt het Pentagon uit al lang vervlogen tijden, alleen was zijn eigenares, die ooit de naam Serin droeg, niet bewust aanwezig.’
‘Je wil toch niet zeggen, dat jullie...’
‘Jawel, godin. Wij zijn diegene op wie de oeroude Hypsoon wacht. Alleen wij bezitten de kracht om hem volledig te activeren.’
Ontsteld kijkt Aveyana Achnac, terwijl die weer in Megan verandert.
‘Waarom ben ik daarvan niet op de hoogte, want ik was ooit toch een van jouw trouwste bondgenoten.’
‘In die tijd wist ik nog niets van het bestaan van Delos af. Pas toen ik een paar minuten geleden met Jakira hier telepathisch contact had, bezat ik plots die kennis. Op dat moment besefte ik pas waarom Sorane, Jakira en ik hier samen zijn. Als Sorane, kunnen onze delen Delos bereiken en echt een geheel vormen.’
Aveyana kijkt Megan verbaasd aan. Sorane verbreekt plots de stilte die er heerst.
‘Moet ik mij nu Aona, Serin, Tanocha of Sorane noemen, Megan.’
Megan kijkt Sorane aan en glimlacht even.
‘Sorane, denk ik. Want jij bezit nu haar uiterlijk tot bij je hergeboorte.’
‘En daarna?’
‘Dat weten de goden zelfs niet, Sorane. Maar jouw leven als Sorane is nog niet voorbij.’
‘Dat heb je al gezegd, Megan. En Anya, die mij soms eens bijstond ook.’
‘Wie is Anya?’
‘Onze Hypsoon, Aveyana.’
‘Megan, u vermelde het woord Delos. Toen ik een nog zeer jong meisje was, had ik soms vreemde dromen waarin ik steeds dezelfde woorden en beelden zag. Deze beelden van een planeet omgeven door licht, zijn me altijd bijgebleven, maar ik heb nooit geweten wat dat betekende. Een fluisterende stem noemde die planeet Delos. Ik zag ook flarden van een tempel, een schrijn en de planeet Yharven in mijn droom. Toen ik ouder werd verdwenen de dromen, maar Delos bleef ik onthouden. Later zocht ik naar de betekenis ervan en stootte op die legende, waarvan niemand wist dat die ook maar een beetje waarheid in schuilde. Toch waren er rapporten van mensen en schepen die ernaar zochten, maar nooit meer terugkeerden.’
Zowel diegene die zich Megan noemt als Aveyana kijken Sorane verbaasd aan.
‘Die dromen zijn in werkelijkheid een soort opdracht voor jou, Sorane. Alleen daar zal onze identiteit pas volledig met het lichaam van Sorane verweven worden.’
‘Als niemand Delos ooit gevonden heeft, hoe kan ik die dan vinden?’
‘Dat weet ik niet, Sorane. Maar als we niet slagen, dan hebben wij als Sorane maar een zeer korte tijd te leven, nadat we haar weer tot leven wekken. Vergeet dit dus niet.’
‘Dat mag niet gebeuren, Megan. Ik zal alles doen om dat te voorkomen. Volgens de legende bezit de gebieder van Delos een ongekende macht. Als die macht in verkeerde handen valt, wie weet wat de toekomst dan brengt.’
‘Heb jij je nooit afgevraagd wie Sorane die dromen bezorgde. Want dat die een toeval zijn geloof ik niet. Misschien bestaan er wel machtiger wezens dan jullie, die denken ‘goden’ te zijn.’
Even kijkt Aveyana Megan sprakeloos aan. Want ze beseft dat die weleens gelijk zou kunnen hebben. Maar van wie zouden die dan komen en wat zijn de plannen van dat wezen of wezens. Is het een vriend of vijand. Als van ver hoort ze Megan vragen:
‘Waarom zou jij iets tegen ons doel kunnen hebben, Aveyana? Jij weet wie ik was en toen volgde jij mij. Waarom zou je dat nu niet doen?’
‘Onze groep werkt al zeer lang in het geheim, Tanocha. Wij willen de laatste resten van de witte weg vrijwaren en het zwarte niets terugdrijven.’
‘Denk jij werkelijk dat als een van jullie gebieder van Delos zou worden, De anderen hem of haar zullen aanvaarden als de machtigste onder jullie.’
Even schrikt de blonde schone, want ze beseft dat deze Tanocha misschien weleens gelijk zou kunnen hebben. Het zou tot een oorlog tussen de bondgenoten kunnen uitdraaien en dat zou alles op het spel kunnen zetten dat ze al vele jaren gingen koesteren.
‘Ik denk dat je je vroegere vrienden beter kunnen helpen, door mij te steunen. Want ik vrees dat zij mijn hulp nodig zullen hebben. T’naka is haar macht sterk aan het uitbreiden, met de hulp van die valse Jakira. Al heeft die ook eigen plannen om meer macht voor zichzelf te veroveren.’
‘Je laat me dus geen keuze.’
‘Ik wel, Aveyana. Maar je moet niet aan jezelf denken.’
‘Jullie vergeten een ding. Mijn lichaam ligt ergens op Enuron met twee capsules in de borst. Ze zullen mijn lichaam al wel dood verklaard hebben. Hoe kan ik als Sorane verder leven?’
‘Er zijn maar enkelen die dit kunnen en wij zijn er een van, Sorane. Jouw lichaam is nog steeds in het ziekenhuis opgebaard. Anya houdt je lichaam voor lange tijd stabiel.’
‘Kan zij dat?’
‘Ja, maar we hebben wel een klein probleem. Toen je lichaam opgebaard lag, heeft een dokteres in opleiding iets verdachts gemerkt. Je huidskleur lijkt wel iets bleker dan ze zich herinnert, maar het is nog steeds op de normale lichaamstemperatuur. Hopelijk valt het niemand anders op, want dat zou wel voor problemen kunnen zorgen.’
‘En als die vrouw iemand op de hoogte brengt.’
‘Ik denk niet dat ze dat zal doen. Dat kan ik uit haar gedachten. En ze heeft nog meer gezien.’
‘Wat bedoel je?’
‘Toen ze je lichaam wilde wegbergen, raakte ze het even aan. Je lichaam was nog warm, maar ze zag ons hier praten. Het was maar heel even, maar ze ving het woord Delos op.’
‘Hoe is dat mogelijk?’
‘Ze is wat wij een esper noemen. Alleen, denk ik, dat ze zich niet van haar gaven bewust is.’
‘Is dat niet gevaarlijk?’
‘Ja en nee. Maar ze moet geholpen worden. Want als ze onbewust een andere gave aanspreekt dan kan dat wel voor problemen zorgen. Daarom moeten we je lichaam weer opwekken.’
Even kijkt Sorane, Megan en dan Aveyana aan.
‘Dus als jij het wil, kan ik of liever we mijn lichaam weer gezond maken.’
‘Dat is juist, Sorane. Maar dat kunnen wij alleen, omdat jij nog niet bewust bent van je krachten.’
‘Ben ik dat waart, Megan? Ik heb vele mensen gedood voor geld. Ook al waren het misdadigers. De agenten hadden gelijk toen ze mij een moordenares noemden. Ik gaf mijn tegenstanders geen enkele kans, ze wisten zelfs niet dat de dood toekeek, tot mijn schoten hun levenslicht uitbliezen,’ zegt Sorane.
Megan kijkt de jonge misdadigster even aan, dan stapt ze naar Sorane toe. Even verwacht ze dat Aveyana iets zou ondernemen, maar die zegt:
‘Je hebt gelijk, Megan. Om een oorlog tussen bondgenoten te voorkomen, steun ik jullie. Ik hoop alleen dat jullie Delos bereiken. Maar of ze jou dan zullen herkennen als leider durf ik te betwijfelen. Maar zelfs als ze het niet doen, dan zal het bondgenootschap blijven bestaan, waardoor een catastrofe zal vermeden worden.’
‘Dan is vandaag is de dag gekomen om mijn en ons deel van onze gezamenlijke identiteit op te geven.’
Aarzelend knikt Aveyana, terwijl ze Megan Sorane en Tanocha even aankijkt. Zonder dat ze iets hoort, zendt Megan even een telepathisch bericht naar Tanocha en Jakira, die intussen zwijgend toekeek en luisterde. 
Jakira knikt haar toe en stapt op de roodharige toe. Even wil Aveyana ingrijpen, maar laat het, als ze weer aan de woorden van Megan terugdenkt. De blondine grijpt de hand van Sorane vast. Voor de verbaasde ogen van Aveyana versmelten beiden tot een gedaante. Even veranderen ze afwisselend in Jakira en dan weer in het uiterlijk van Sorane. Tot de gedaante dan stabiliseert als Sorane, omdat Jakira beseft dat ze als Jakira niet meer verder kan bestaan. Voor Sorane gaat plots een nieuwe wereld open als ze de gegevens van Jakira en alle anderen in zich opneemt. Even wankelt ze achteruit.
Als ze zich herpakt kijkt ze Aveyana aan.
‘Maar dan vervagen de gegevens. Alleen voelt ze zich veel krachtiger. Ook Aveyana voelt het.’
‘Even wist ik wie Jakira was, maar het lijkt of ze verdwijnt.’
‘Dat heeft een oorzaak waar ik niets over weet? Sorane. Maar ik denk dat jij je doel moet nastreven.’
‘Welk doel?’
‘De weg naar Delos vinden. Dat moet je hoofddoel zijn.’
‘Daarnet wist ik nog waarom, maar het vervaagt steeds meer. Straks weet ik zelfs niet meer wie Jakira was.’
‘Ik vrees dat dat zal gebeuren, Sorane. Maar het komt wel terug, als je alles meer verwerkt hebt. Meer uitleg kan en mag ik je niet geven,’ zegt Megan glimlachend.
Dan kijkt ze Aveyana aan.
‘En jij vermeende godin. Blijft je hier of keer je terug naar je gebied. Want jij bent de enige stoffelijke identiteit die hier aanwezig is.’
‘Nee, ik keer beter terug. Nu ik hier toch van geen nut ben. Want ik denk nu ook dat jullie weg de juiste is. Maar ik zal de taak op mij nemen om Taxala en de anderen te overtuigen en al zal dat niet zo eenvoudig zijn.’
‘Het beste. Ik kan altijd bondgenoten gebruiken, vriendin. Hopelijk slagen we in de door onszelf opgelegde opdracht.’
‘Ik hoop het, Megan. Veel geluk jullie alle drie,’ zegt Aveyana bijna fluisterend, maar glimlachend.
Dan is ze plots verdwenen.
‘Op het zuidelijk continent is een zeer oude basis op de coördinaten L55-B243. Veel geluk,’ hoort Sorane haar telepathische gedachten nog.
Dan kijkt ze Megan en Tanocha aan, terwijl die op haar toekomen. Megan kijkt toe als Tanocha zich met Sorane samenvoegt. Ze wankelt als de herinneringen van Tanocha’s identiteit met de hare samenvloeien. ‘
‘Nu jij ook nog zeker?’
‘Ja, maar eerst moeten we je een beetje laten wennen aan je nieuwe gaven en kennis.’
Even kijkt Sorane om zich heen.
‘Veel meer is er in deze witte omgeving niet te zien, Megan.
‘We zijn hier min of meer alleen. Er zijn anderen, maar we zien hen niet omdat ze zich op of in andere realiteiten bevinden. Deze witte omgeving hebben Jakira en ik gevormd om je te ontmoeten.’
‘En Tanocha. Hoe kwam zij dan hier bij ons?’
‘Ze kon ons peilen, Sorane. Waardoor ze mij of Jakira kon volgen.’
Even knikt Sorane en vraagt dan:
‘Wat moet er nu gebeuren?’
Megan glimlacht even.
‘Nu moet ik jou een beetje leren omgaan met je nieuwe gaven. Want als ik met jou samensmelt, zal jouw bewustzijn de overhand hebben, zoals ook met Jakira gebeurd is. Jullie zijn nu beiden een.’
‘Leg me dat eens uit, Megan.’
‘Dat kan ik niet, Sorane. Ook ik weet niet wat er ooit gebeurd is en hoe het komt dat er negen delen van dezelfde identiteit bestaan. Maar ik weet wel dat al deze delen doorheen vele levens, universums en dimensies naar elkaar op zoek zijn. Ooit zullen wij door een van de vele doorgangen onze bestemming bereiken. Daar kan ik niets aan veranderen. Maar dat alles verandert niets aan het nu. Op dit moment hebben we een nieuwe taak. 
‘En Aveyana en de andere goden.’
‘Die bezitten een grote macht, Sorane. Maar toch reikt hun macht alleen maar tot aan de doorgangen. Als wij en Aveyana door de poort zouden stappen, dan zijn wij gelijken, vermoed ik.’
 Megan concentreert zich en plots staan beiden in een heel mooie tuin met bloemen en planten. 
‘Je kijkt zo verbaasd, Sorane. Hier is alles maar schijn. Als je de concentratie kan opbrengen dan kan je hier eender welke omgeving vormen. Sommigen, die plots de dood vonden, vormen zich onbewust hun gekende omgeving, waarin ze hun leven verder zetten tot ze de waarheid onder ogen zien. Ook anderen die aan hun vorig leven gehecht zijn, komen in een eigen omgeving terecht.’
‘Is da zo voor iedereen?’
‘Nee, niet voor iedereen. Sommigen kunnen hun dood niet verwerken en proberen terug te keren naar het leven. Voor diegenen die daarin slagen is hun nieuwe geboorte een zekere hel tot ze hun nieuwe leven aanvaarden.’
‘Wat bedoel je?’
‘Als je je leven niet verwerkt hebt, dan blijft je innerlijk wie je bent. Zo kan je als man in een baby van het vrouwelijk geslacht terechtkomen en omgekeerd.’
‘Was dat ook zo met Achnac?’
‘Nee, toen had je jouw leven verwerkt en beslist om als man geboren te worden. Die keuze maakt iedereen voor hij of zij herboren wordt.’
‘En…’
‘Genoeg vragen Sorane. Nu wordt het tijd dat ik je de beginselen van met je nieuwe krachten aanleer, want hoe sneller je hun technieken meester wordt hoe sneller kan je weer als een levende Sorane opstaan. Ik weet dat je dat wil, want je wil je vrienden helpen en je naam zuiveren. En dan wil je je vriend, Deno, die de levensgezel is van onze gezamenlijk identiteit, alles uitleggen.’
‘Je hebt gelijk, Megan. Dat is wat ik wil. Maar wat bedoel je met levensgezel.’
‘Je vermoedde het al veel eerder, Sorane. Je voelde je aangetrokken tot Deno Vergan, al kon je dat niet verklaren, omdat je je hart aan Alon Gesio verloor.’
‘Dat is juist, Megan. Ik hield van Alon, maar hij werd vermoord.’
‘Als je opnieuw opstaat, dan kan je zowel Alon’s dood bestraffen als je vrienden alles uitleggen.’
‘Ik wil geen wraak meer, Megan. Ik wil de daders straffen, maar al een zeer lange tijd geleden kwam ik tot de conclusie dat de dood geen straf is, maar het verlenen van genade.’
‘Dat was ooit ook mijn weg en die van Jakira, die nu deel van jou uitmaakt. Maar dat is voor later. Je lichaam blijft niet eeuwig levensvatbaar en als ik het niet mis heb, ben je al een paar organen kwijt.’
‘Organen. Wat bedoel je?’
‘Je lichaam is dood, maar heeft zeer goede organen, zoals longen, nieren, enz..’
‘Wat? Je wil toch niet zeggen…’
‘Ja, dat bedoel ik juist. Maar dat kan hersteld worden met onze gezamenlijke krachten.’
‘Oef, gelukkig. Want leven zonder longen, bevalt met niet zo erg.’
‘Dat zou ook niet gaan, roodje. Kom, als je klaar bent dan kunnen we beginnen.’
‘Geen probleem, ik voel mij fit genoeg.’
‘Dat is toch normaal, Sorane. Je geestelijke identiteit wordt nooit moe, in tegenstelling tot je lichaam.’
‘Wat moet ik doen, Megan.’
‘Neem plaats op de vloer naast mij.’
Sorane kijkt toe, terwijl Megan op de vloer gaat liggen en neemt dan naast haar plaats. Gedurende vele uren leert Megan, Sorane, de weg om haar diepste concentratie te bereiken en hier krachten uit te putten die ze nog nooit gekend heeft. Een deel van deze krachten moet ze gebruiken om haar lichaam op vaste tijdstippen te regeneren, waardoor ze er zal in slagen om een zekere vorm van onsterfelijkheid te bereiken. Maar toch is ze nog steeds kwetsbaar en sterfelijk, alleen kan ze nu de veroudering stopzetten en altijd even jong blijven. 
Maar geen van beiden beseft dat dit laatste maar schijn is, want pas als Sorane, Megan en Jakira Delos bereiken kunnen ze pas definitief samensmelten tot een identiteit. Als een eenheid zullen we ooit op weg gaan om onze oorsprong te zoeken. Sorane begint langzaam maar zeker de nodige concentratie op te brengen. Megan is tevreden en na ongeveer negentig uren trainen, laat ze Sorane stoppen.
‘Je leert snel, Sorane.’
‘Dat is het deel van Jakira in mij, Megan. Zij steunt mijn pogingen en leidt ze in goede banen. Want zij bezit al een grote ervaring. Maar er is iets dat jij nog niet weet. Jakira was al samengesteld met vier andere identiteiten.’ 
‘Wat, dat is nieuws. Dus als ik met jou samensmelt, dan bestaan wij samen uit zeven delen van de oorspronkelijke identiteit.’
‘Zeven, Megan? Vier plus ik zelf en jij is toch zes.’
‘Nee, want ik besta uit twee delen.’
‘Het wordt steeds ingewikkelder, Megan.’
‘Dat klopt, maar pas als wij de andere twee delen vinden dan zullen we weten, wat nodig is.
‘Dus ooit waren deze delen samen een wezen of een bewustzijn. En je weet ook niet waarom we ooit in negen delen gesplitst zijn?’
‘Nee. Maar ik hoop dat we dat op Delos te weten kunnen komen. Op voorwaarde dat we erin slagen om Delos te bereiken.’
‘En wat gebeurt er dan?’
‘Daarover weet ik evenveel als jij. Maar ooit zullen we onze evenbeelden moeten zoeken en met hen samensmelten. En wel zo snel mogelijk, vermoed ik, want iets in mij waarschuwt me voor de zwarte heerser die zich Morduno noemt. Hij zou de tegenpool zijn van een zekere identiteit die Jinga genoemd wordt. Maar of die Jinga bestaat en een machtige is, weet ik niet. Niemand heeft haar ooit gezien, terwijl Morduno in verschillende gedaanten opgemerkt werd.’
‘Misschien vinden we haar op Delos, Megan.’
‘Hopelijk, maar niet waarschijnlijk. Maar ik denk wel dat we daarna moeten proberen om die Jinga op te sporen, want ik voel dat Morduno, zelfs als we allen samengesmolten zijn, machtiger is dan wij.’
‘En als we haar niet vinden. Dan staan we alleen voor Morduno, de machtige.’
‘Zeer machtig is hij, Sorane. Maar dan moeten wij gewoon slimmer zijn.’
Even kijkt Sorane naar de andere roodharige, dan knikt ze glimlachend. Megan knikt met een glimlach terug en stapt op Sorane toe. Megan neemt beide handen van Sorane vast.
‘Niet schrikken, Sorane,’ zegt ze nog voor haar lichaam doorzichtiger wordt en in het lichaam van Sorane opgaat.
Enkele ogenblikken later is alleen Sorane over. Als ze om zich heen kijkt is alles weer wit zoals het was toen ze hier terecht kwam. Plots merkt ze dat ze langzaam door de witte ‘vloer’ zakt. Ze schrikt hevig als het lijkt alsof ze naar beneden duikelt. Even later voelt zich weer in een vertrouwde omgeving. Even aarzelt ze nog, maar dringt de waarheid tot haar door. Ze bevindt zich weer op Enuron en in het lichaam van Sorane. 
Naast haar lichaam staan twee mensen, een drieëntwintigjarige verpleegster en een iets jongere jongeman. 
‘Spijtig, Sorane. Je was een mooie vrouw, maar je werd een verachtelijke huurmoordenares. En dan besloot je om je eigen opdrachtgever, die je weer een eerlijk bestaan kon geven, te vermoorden. Waarom besloot je toch om dat leven te verwerpen?’ hoort ze de verpleegster fluisteren.
Nog even blijft de jonge vrouw aarzelen naar het licht bruine gelaat van de dode staren. Dan kijkt ze de man, die zoals zijn collega in een lange witte jas gekleed is, aan.
‘Laat ons maar beginnen,’ zegt de verpleegster en trekt het laken naar beneden.
Als de jonge student naar het geopende lichaam kijkt, slikt hij even.’
‘Je zal dat wel gewoon worden, Kion. Zeker als je je studies wil volbrengen. Een tweetal jaar geleden voelde ik mij er ook niet zo lekker bij.’
‘En wordt dat beter.’
‘Je wordt het gewoon, Kion, maar of ik mij er lekker bij voel. Nee, niet echt, maar het maakt deel uit van ons toekomstig beroep.’
De student knikt.
‘En nu.’
‘De laatste hand leggen om deze misdadigster weer toonbaar te maken voor iedereen die haar lichaam nog wil zien.’
‘Dus eerst wat ontbreekt opvullen met…’
‘Dit hier,’ zegt de verpleegster en neemt een kleine spuitbuis van een tafel op.
‘Lukt het daarmee?’ vraagt de student.
‘Voor een groot deel, de rest wordt met kleurstof en pasta bijgewerkt,’ legt de verpleegster uit, terwijl ze een spuitbus opneemt.
‘Daarom heb je het lichaam met de cleaner van alle vreemde stoffen ontdaan.’
‘Dat klopt, anders zouden er verkleuringen kunnen optreden.’
Intussen heeft Sorane zich al geconcentreerd en haar bewustzijn langzaam in de hersenen van haar ‘dode’ lichaam verspreidt. Zeer traag dringen de levenspulsen door langs bloed, spieren en zenuwen doorheen haar hele lichaam. Eerst is er niet veel van te merken. Maar dan beginnen de spieren lichtjes te trillen. Het duurt een paar minuten voor ze het lichaam de bloedstromen voldoende beheert. Dan concentreert ze zich dieper en begint haar verwijderde organen op nieuw te vormen.
Als de verpleegster zich vooroverbuigt om de vulpasta op de plaats van de lever te spuiten, schrikt ze hevig. Voor haar ogen ziet ze een nieuwe lever opgebouwd worden.
‘Dat kan toch niet,’ denkt ze verschrikt en staart naar de spiertjes en vlees dat opnieuw gevormd tot de lever en de omgeving ervan opnieuw is zoals het was. 
Snel staart ze naar het grote scherm dat met de scanner verbonden aan de linker muur hangt. Ook daar ziet ze wat er in het lichaam gaande is.
Dan schrikt ze nog meer. Ook de longen van de ‘dode’ ontstaan opnieuw uit het niets en worden langzaam maar zeker gevormd.
‘Onmogelijk,’ fluistert ze en schakelt het scherm snel uit, want ze wil niet dat Kion ziet wat zij ziet.
‘Is er iets mis?’
‘Ja en nee. Ik zag iets vreemds. Haal snel professor Lodrins.’
‘Is het ernstig?’
‘Ja, hij moet zo snel mogelijk komen.’
‘Is er iets met de dode….?’
‘Ja, een vreemde verkleuring.’
Even staart hij haar niet begrijpend aan.
‘Haast je.’
De student knikt snel en haast zich naar buiten. Even staart de verpleegster hem na en kijkt dan naar het naakte lichaam. Ze ziet nog juist de laatste stukjes huid tegen elkaar buigen en aan elkaar groeien. Met grote ogen kijkt ze toe hoe de bleke kleur geleidelijk wegtrekt. Op de scanner kan ze zien dat de lichaamstemperatuur van het lichaam langzaam stijgt tot de normale hoogte van ongeveer 36°C. 
Dan pas valt haar iets op.
‘Dat kan toch niet echt waar zijn. En nu lijkt haar huid ook nog normaal, niet de huid van een dode,’ denkt ze.
Opnieuw schrikt ze als een schok het dode lichaam doorheen lijkt te schudden. Maar dan hoort ze het piepen van de scanner.
‘Ze heeft een stijgende hartslag, dat is niet mogelijk. Is het toestel kapot?’ fluistert de verpleegster.
Aarzelend drukt ze haar hand tegen de wang.
‘Haar huid is nog steeds warm. Alleen veel warmer dan een uurtje geleden,’ schrikt ze.
Dan glijdt ze met haar vingers naar beneden en tast naar de hals van de dode.
‘Ik moet dromen. Een dode kan zichzelf toch niet genezen en plots weer een sterker wordende polsslag hebben?’
Verschrikt trekt ze haar hand terug en haar naar het mooie gezicht van de roodharige op de tafel.
Met een ruk draait ze zich plots om en haast zich naar een toestel op een roltafel. Even aarzelt ze, maar dan rolt ze het tafeltje naar de ‘dode’ toe. Ze klikt de draden boven het hoofd van Sorane vast en schakelt het apparaat in. Dadelijk schrikt ze van de gegevens die ook op dit apparaat afgebeeld worden. Het lichaam van de dode heeft temperatuur van ongeveer 36°c.
Dan valt haar blik op het naakte bovenlichaam van de ‘dode’.
‘Wat i… haar wonden… Dat kan toch niet? Zelfs haar wonden zijn weg,’ stamelt ze verschrikt en staart naar het naakte lichaam van de roodharige.
Trillend van spanning loopt ze naar de zijkant van de tafel toe. Dan tast ze opnieuw naar de nek van de jonge ‘dode’ vrouw.
‘Ook de scanner wijst aan dat ze leeft en haar hartslag lijkt zo goed als normaal. Ze lijkt wel te ademen. Als ik nu niet aan het dromen ben, dan…. Het is toch onmogelijk,’ stamelt de verpleegster.
Dan merkt ze dat de oogleden van de ‘dode’ trillen en plots opent Sorane haar ogen. Van schrik wijkt ze achteruit.
‘Je leeft werkelijk… Hoe is dat…?’ fluistert de assistente schrikkend, terwijl ze achteruit wijkt.
Langzaam richt de ‘dode’ zich met schokjes op en kijkt de vrouw in witte jas indringend aan, maar dan zakt ze terug achterover.
‘Help me, Jouna,’ fluistert Sorane zwak, terwijl ze de vrouw scant.
Even kijkt de assistente besluiteloos naar Sorane. 
‘Hoe weet jij mijn naam?’
‘Ik ben ook een telepate, Jouna,’ fluistert Sorane met trillende stem.
Even aarzelt Jouna, maar dan stapt ze op de ligtafel toe. Met haar hulp slaagt Sorane erin om recht op te gaan zitten.
‘Deed jij dat werkelijk. Je lichaam herstelde zich op een paar minuten. Alleen goden kunnen verwijderde lichaamsdelen weer vormen en hun lichaam genezen. En jij kan zeker geen godin. Je lag hier al een paar dagen dood, met twee gaten in je borst en nu… Hoe is dat toch mogelijk?’
‘Je droomt niet, Jouna. Maar ik ben zeker geen godin. Je moet kalm blijven, ik heb tijd nodig om weer op krachten te komen. Mijn organen en wonden heb ik kunnen herstellen, maar ik heb ook bloed verloren. En dat kan ik niet in een twee drie aanvullen.’
Steunend op Jouna wankelt Sorane naar een stoel en gaat zitten. Verbaasd kijkt Jouna naar de naakte Sorane, want ze kan het nog steeds niet geloven. Maar ze ziet het met eigen ogen. Maar ze beseft dadelijk dat Sorane een harde tijd tegemoet gaat, want de dokters zullen haar willen onderzoeken.
‘Ben jij werkelijk de Sorane die als huurmoordenares haar smerig geld verdiende?’ vraagt ze, terwijl ze een laken van een tafel trekt.
‘Dat ben ik zeker, Jouna. Maar nu ben ik niet echt meer dezelfde. Iets zegt me dat mijn oude ik, niet zo slecht was.’
‘O, nee. Ze werd dik betaald om te moorden.’
‘Daar was zij of liever ik voor opgeleid, Jouna. Maar ik besloot om te stoppen en ging voor de politie werken,’ antwoordt de roodharige, terwijl ze het laken dat de verpleegster haar aanreikt, aanneemt.
‘Dat weet ik, maar toen wilde je de rechter ombrengen.’
‘Toch niet, verpleegster. Ik wilde een nieuw leven, maar de rechter…. Nee, dat is niets voor jou.’
‘Wat is niets voor mij?’
‘Misschien kom je dat later wel op het nieuws te weten, Jouna. Maar ik lijk een beetje honger te hebben,’ fluistert Sorane.
‘Dat kan moeilijk anders. Je ligt hier bijna een week geloof ik. Blijf even zitten, ik zal snel iets te eten gaan halen,’ zegt de assistente en laat Sorane alleen.
Terwijl ze zich naar buiten haast, vraagt ze zich af:
‘Waar blijft Kion, met de professor?’
 Ze ziet echter niet dat Sorane lacht.
‘Ik weet wat je denkt, Jouna. Je bent eerlijk, maar je bent zoals de anderen. Je ziet een kans om hogerop te raken. Toch is er maar een ding dat je echt wil, dokteres worden, zodat je mensen kan helpen om weer gezond te worden. Ik denk dat je mij later misschien kan helpen. Maar ik kan hier niet op je blijven wachten, de dokters zullen te veel willen weten en dat kan ik op dit moment niet aan.’
 Snel probeert Sorane op te staan, maar zakt dadelijk terug. Na een paar mislukte pogingen lukt het haar toch wel. Wankelend, nadat ze het laken om haar naakte lichaam wikkelde, stapt ze naar de muur toe. Ertegen aanleunend schuift ze naar de deur toe. Voorzichtig kijkt ze de gang in, maar beseft dadelijk dat ze hier niet onopgemerkt kan wegkomen. Er zijn veel te veel mensen. Telepathisch scant ze de omgeving. 
‘Dat lukt me nooit, toch niet met dit laken als enige kledij,’ denkt ze.
 Plots ziet ze Jouna en een paar anderen naderen. Snel sluit ze de deur en denkt na.
‘Gelukkig bezit ik nu ook een groot deel van de kennis van Jakira en Megan. Ik kan maar een ding doen. Teleporteren. Ik hoop alleen dat het lukt.’
Maar hoe hard ze zich ook concentreert, het lukt echter niet.
‘Ik kan je helpen, Sorane.’
‘Ben je er nog steeds, Anya?’
‘Zeker. Je bent nu pas echt zo goed als mijn gebieder.’
‘Ik ben nog steeds dezelfde.’
‘Uiterlijk wel, Sorane. Maar innerlijk ben je veel meer dan vroeger.’
‘Hoe kan je me helpen?’
‘Met een overbrengersveld.’
‘Een overbrengersveld. Kan je dat opbouwen?’
‘Waarom niet? Ik heb dat al een paar maal gevormd. Jij zou dat toch nog moeten weten.’
Even lijkt alsof de stem een spottende klank had, maar Sorane weet niet of dat echt was.
‘Ergens herinner ik me dat nog vaag, Anya.’
Sorane, die intussen de gang scant, beseft, dat het tijd wordt om te verdwijnen. Jouna en haar gezelschap van drie mannen in doktersjas zijn bijna bij de deur. Ze praten over haar, maar ze lijken Jouna niet te geloven.
‘We moeten hier dadelijk weg, Anya?’
‘Waarheen?’ vraagt de stem.
‘Mijn woonplaats, of liever die van Sorane. Of nee, Anya. Naar mijn villa in Mogwan.’
Een seconde later wordt een licht blauw ovalen veld gevormd. Met twee stappen is ze voor het veld en stapt erin. Zodra ze onstoffelijk wordt verdwijnt het veld. Een paar ogenblikken later gaat de deur open. Jouna en de dokters kijken verbaasd naar de plaats waar de ‘dode’ Sorane lag. Maar ze zien haar nergens meer. 
‘Ik denk dat jij je zal moeten verantwoorden, leerling-verpleegster. Het lichaam van Sorane stond onder jouw toezicht en nu is het verdwenen. Dat ziet er niet goed voor je uit.’
Jouna slikt even en stapt zoekend rond tot achter kasten en bedden, maar hoe ze ook haar best doet. Sorane is nergens meer te zien.
Intussen is Sorane in Mogwan gematerialiseerd. Ze kan zich bijna niet staande houden en staat te trillen op haar benen. Sorane beseft dat ze te veel van haar krachten gevergd heeft. 
‘Gelukkig heb ik niet geprobeerd om te teleporteren,’ denkt ze.
Wankelend botst ze tegen een kast en slaakt een kreet. Op dat moment hoort ze stemmen en beseft dat ze hier niet alleen is. Ze is echter te zwak om zich te verbergen.
Ze hoort naderende stappen. 
‘Ik ben zeker dat ik iets gehoord heb, Heneva,’ hoort ze een stem, die haar bekend voorkomt, zeggen.
Dan ziet Sorane een jonge vrouw de gang inkomen en verschrikt naar haar kijken.
‘So..Sorane.. Wat? Jij… Dat is niet mogelijk.’
‘Liese, jij hier,’ fluistert Sorane.
‘Sorane, dat kan toch niet waar zijn,’ stamelt Liese, terwijl Sorane dreigt te vallen.
‘Wil je me helpen, Liese?’
‘Heneva, kom snel. Ik heb je hulp nodig,’ roept Liese, terwijl ze zich naar, de in een wit laken gewikkelde, Sorane toe haast. 
Als Heneva opdaagt, blijft die verschrikt staan zodra ze Sorane opmerkt.
‘Is dat echt wie ik denk…. Sorane, ben jij dat werkelijk?’
Maar Sorane zegt niets. Ze knikt alleen maar.
‘Ja, ik denk het wel. Ze herkende mij dadelijk. Kom, help me om haar naar de salon te brengen,’ antwoordt Liese.
Beide vrouwen ondersteunen de roodharige en even later ligt Sorane in een zetel. Ze heeft haar ogen gesloten, want ze is moe van de inspanning.
‘Hoe kan dit? We zagen toch allen op teevee dat ze dood was. Hoe komt ze dan hier en nog in leven?’
‘Ik weet het niet, Liese. Ik ga iets klaarmaken om te eten, want ze kan bijna niet op haar benen staan.’
Liese knikt en staart naar het naakte lichaam van de roodharige. Ze kan echter geen enkel spoor van een wonde zien. Dan gaat ze het laken halen dat op de vloer gevallen is. Nadenkend legt ze het laken weer over de uitgeputte roodharige.
‘Hoe kan dit toch? Is ze nu dood of toch niet?’ denkt ze, ‘Anders kan ze onze namen toch niet weten.’
Dan richt ze zich op en haast zich naar de keuken om Heneva te helpen. Een paar minuten later komt Heneva met een dampende soep terug. Sorane zit alweer rechtop, met het laken opnieuw om haar naakte lichaam. Dankbaar neemt ze de soep aan. Als ook Liese nieuwsgierig komt kijken hoe het met haar vriendin gaat, zegt deze:
‘Dank je, allebei. Maar ik denk dat ik jullie een verklaring schuldig ben.’
‘Dat zeker, Sorane. Hoe is dit mogelijk? Of is het waar dat jij een dubbelgangster van Sorane Nador bent.’
Maar Sorane zegt niets meer. Ze drinkt langzaam van de soep en voelt de warmte door haar lichaam trekken. Als ze de kom op de tafel zet, kijkt ze beide jonge vrouwen, die haar aanstaren, aan.
‘Er is maar een Sorane. Nador is de naam van mijn stiefouders en Cobanon van mijn echte ouders.’
‘Maar je leeft nog, terwijl op het nieuws gezegd werd dat jij neergeschoten was. We hebben zelfs beelden gezien van je lichaam dat opgebaard lag in het ziekenhuis.’
‘Dat is ook zo, Liese. Ik was dood, maar ik heb een bestemming waardoor ik kon terugkeren en mijn lichaam regeneren. Ik ben niet echt de Sorane meer die ik was voor ik neergeschoten werd. Nu ben ik bewust van krachten die ik bezat, maar niet kende. Alleen het bloedverlies kan ik niet compenseren.’
‘Daarom ben je zo zwak.’
‘Ja, maar je lekkere soep heeft deugt gedaan, Heneva. Een paar dagen rust zal me goed doen.’
‘Deze villa is van u, Sorane.’
‘Voor mijn dood wel, Liese,’ zegt Sorane met een glimlach. Dan vraagt ze:
’Hoe komen jullie hier?’
‘Je weet misschien nog dat Conney zwanger is, maar er zijn complicaties. Dus heeft je zus heeft ons na het nieuws van je dood de villa ter beschikking gesteld. Wij, Sina, en Noyane hebben hier onze intrek genomen om Conney te helpen.’
‘Wat is er met Conney?’
‘Ze is twee weken geleden bevallen, maar haar kindje is te vroeg geboren. Ze hebben haar zoontje in een speciale couveuse met ondersteuning moeten leggen. De dokters hopen dat ze Conney’s kindje kunnen stabiliseren.’
‘En Conney?’
‘Niet zo best. Het was een zeer moeilijke bevalling. Ze hebben, omdat ze zo jong is, een keizersnede moeten uitvoeren. Nu vrezen ze voor haar leven. Mijn broer en haar vriend, Vano wijkt echter niet van haar bed.’
Sorane knikt even en fluistert:
‘Niemand mag wete…..’
Dan zakt ze opzij en blijft doodstil liggen. Liese springt op en knielt naast haar.
‘Wat heeft ze? Ze is toch niet opnieuw….’
‘Nee, Heneva. Ze lijkt te slapen.’
‘Dat is beter, Liese. Morgen zal ze zich beter voelen. Ze was zeer zwak, toen ze hier verscheen.’
‘Alleen weet ik niet hoe ze binnengeraakt is. Ik weet wel dat dit haar huis is, maar we waren allen beneden. Ik heb haar niet zien binnenkomen, jij wel?’
‘Nee, Liese. Ik niet en ik heb deze morgen nog alle kamers opgeruimd.’
Maar Sorane slaapt niet echt. Ze concentreert zich dieper en dieper en plots is ze ergens anders. Haar innerlijk is in het ziekenhuis en scant haar omgeving. Ze is maar vaag zichtbaar. Uit de gedachten van het verplegend personeel weet ze waar Conney zich bevindt. 
‘Als Sorane kan ik mij niet buiten de villa begeven, Anya. Ik zou dadelijk herkend worden. Misschien kan ik de gedaante van iemand anders vormen.’
‘Het uiterlijk van een agente, met licht blauwe huid, die mij een paar maanden gedragen heeft, is mogelijk. Concentreer je op haar uiterlijk dat ik je toon.’
 ‘Wie was die agente, Ayna? Je zei dat ze jou gedragen heeft. Was ze dan, wat jij noemt, een gebieder.’
‘Nee, ze zat achter jou aan, want je had een van haar contacten, die een belangrijk misdadiger was, gedood. Daar maakte ik van gebruik om dichter in jou buurt te komen. Maar dan kwam ze plots aan haar einde. Ze werd gedood in de hoofdstad, bij een gevecht met drugdelers.’
‘Had je haar dan niet kunnen beschermen, Anya?’
‘Dat stond mijn programma niet toe. Dat moet je toch al wel duidelijk zijn. Jij bent mijn enige gebieder, die mij opdrachten kan geven.’
Sorane vormt haar lichaam langzaam maar zeker, naar het beeld van deze licht blauwhuidige Koraanse agente, terwijl Anya een kenteken van een speciale eenheid van de politie vormt.
‘Welke naam moet ik nemen? Haar naam?’ vraagt ze, terwijl ze even naar haar blauwe handen kijkt.
‘Nee, dat is beter van niet. Als haar naam ergens opduikt, zouden er vragen gesteld kunnen worden. Misschien het omgekeerde van je voornaam, Sorane. Je identiteit van Jakira deed dat soms ook.’
‘Enaros. Dat klinkt toch niet. Misschien kan ik het splitsen. Ena Ros. Ja, dat lijkt me beter.’
Even kijkt Sorane om zich heen, maar in de ruimte is er geen spiegel. 
‘Je kan beter een verpleegster kledij vormen Anya,’ denkt ze.
Dadelijk verandert de kledij van de Koraanse. Dan stapt Ena/Sorane rustig door de gangen. In de kamer van de jonge vrouw kijkt ze even op haar neer. Intussen scant ze haar en stelt vast dat ze volledig gezond is. Maar uitgeput en vol zorgen. Daarom eet ze niet voldoende.
Vano kijkt op.
‘Hoe gaat het met haar?’ vraagt Ena.
‘Niet zo best, mevrouw. Conney heeft de wil om te leven verloren. Haar lichaam lijkt zich maar zeer traag te herstellen van de bevalling. Ze heeft al verschillende malen een kleine bloeding gehad.’
‘Mijn naam is Ena,’ zegt ze, terwijl ze naar het bed toestapt.
Naast het bed blijft ze staan en doet alsof ze haar polsslag controleert. Vano kijkt naar het gezichtje van het meisje waar hij van houdt. Hij is nog maar zeventien, maar dolverliefd. Hij merkt het groene licht niet op dat over de hand van arm van Conney onder het laken glijdt. De jonge vrouw voelt het echter wel en als de tintelingen over haar lichaam verspreiden. Plots opent ze haar ogen en kijkt Vano aan.
Die schrikt als hij haar aankijkt.
‘Vano, ik…’
‘Hai, lieveling. Voel je je beter?’
‘Ja, ik…weet.,’ stamelt ze en richt haar blik op Ena.
‘Heb je lekker geslapen?’ vraagt de jongeman. 
Ena heeft intussen de hand van Conney weer losgelaten.
‘Haar polsslag is in orde, jongeman. Ze wordt wel beter.’
‘Als ze maar wilde eten, dan zou het misschien goedkomen, maar Ergon, ons zoontje, is er niet al te best aan toe. Conney maakt zich zorgen om haar.’
Ena kijkt Conney in de ogen.
‘Conney, als je wil zal ik naar je zoontje gaan kijken. Maar jij moet eten om sterk te zijn om hem groot te brengen. Ik vrees dat dat een harde tijd zal worden, want jullie zijn beiden nog jong.’
‘Dank u. maar ik wil niet meer leven als Ergon zou sterven. Zijn toestand is niet goed,’ fluistert de jonge vrouw.
Ena kijkt haar met een strenge blik aan.
‘Ben jij het werkelijk waart om je een amazone te noemen, Conney,’ zegt Ena streng.
Verschrikt kijken beiden de Koraanse aan.
‘Een amazone geeft nooit de hoop op, dat moet je weten om een amazone te zijn, Conney. Als je niet eet, verdien jij het niet om jezelf een amazone te noemen. En je hebt een zoontje op te voeden.’
Er gaat een schok doorheen de jonge vrouw. Ze kijkt Vano aan en fluistert:
‘Deze verpleegster heeft gelijk, Vano. Ik moet sterk zijn voor Ergon en voor jou.’
Vano kijkt verbaasd naar de verpleegster, maar die heeft de kamer alweer verlaten.
‘Hoe weet zij dat wij amazones zijn?’ vraagt hij zich af.
Snel staat hij op en stapt naar de deur toe. Hij ziet haar iets verder aan de overzijde van de gang. Ze stapt juist de afdeling binnen waar de kinderen de nodige zorgen krijgen. 
‘Vano,’ fluistert Conney.
Bezorgt gaat hij weer naast het bed zitten en kijkt de jonge vrouw aan.
‘Wordt alstublieft beter, lieveling,’ fluistert hij.
‘Die vrouw heeft iets met me gedaan, Vano. Mijn pijn is helemaal weg.’
‘Je pijn is weg. Dat is mogelijk, maar dat is dankzij de pijnstillers.’
‘Nee, Vano. Die verpleegster heeft iets met me gedaan. Ik voel met veel beter alsof ik plots genezen ben. Wie is zij?’
‘Haar naam is Ena Ros, schat.’
‘Dat weet ik, maar ze is geen gewone vrouw. Wil je haar gaan halen, Vano? Ik moet weten wie ze echt is.’
Vano staat op en kijkt door de verschillende vensters, maar ziet de verpleegster nergens in de gang. Hij vergeet echter naar de zaal met kindjes, die aan hun kamer grenst, te kijken. Daar staat Ena/Sorane de naamplaatjes van de, te zwak geboren, kinderen te lezen. Plots zucht ze als ze de naam van het zoontje van haar jonge vrienden afleest. Met een glimlach stapt ze op het bedje toe. Ergon is met smalle draden aan verschillende apparaatjes verbonden, die hem genezende en voedende stoffen toedienen. 
Ena steekt haar onstoffelijke hand doorheen het glas en raakt het blote beentje van het kindje aan. Gedurende een minuut licht een groene gloed op omheen het zwakke lichaampje. De apparaten die zijn levensfuncties meten plots hogere waarden en die worden zichtbaar op het scherm. Even kijkt ze naar de andere kindjes, die in deze ruimte liggen. Allen zijn te zwak om op eigen kracht te overleven.
Ena glimlacht even en concentreert zich sterk. Langs de verbindingsdraadjes vloeit het groene licht naar de bedjes toe. De zes baby’tjes, worden ook even in een groene gloed gehuld en ook bij hen beginnen de geregistreerde waarden op de meters te verhogen. Dan trekt Ena haar hand terug en kijkt even om zich heen. Ze moet al haar krachten die ze nog heeft gebruiken om haar gedaante niet te laten vervagen. Snel draait ze zich om en haast zich licht wankelend naar buiten de gang in. Hier leunt ze even tegen de muur om zich te concentreren.
‘Voel je je niet goed?’ vraagt een andere verpleegster, terwijl ze denkt:
‘Ik wist niet dat hier een Koreaanse werkte.’
Ena kijkt haar aan.
‘Even moment van zwakte,’ fluistert ze.
‘Werk je niet te veel?’ zegt de verpleegster en wil Ena ondersteunen.
Snel trekt ze haar hand opzij en schudt haar hoofd.
‘Nee, ik heb geen hulp nodig. ‘Ik vervang vandaag een collega van u, die in een andere afdeling werkt. Alleen raakte ik verdwaald. En toen merkte ik iets vreemds bij de baby’s daar en ging kijken.’
‘Wat was er zo vreemd?’
‘De monitors begonnen plots alarmgeluiden te maken. Ik zag geen verpleegster in de buurt, dus ging ik zelf kijken. En toen stopt het alarm, maar de monitors wezen plots hogere waarde aan. Ik wilde juist gaan onderzoeken waarom, maar ik..’
‘Wat zeg je? Hogere waarden. Dat kan niet,’ zegt de verpleegster en stormt naar binnen.
Ena glimlacht even en maakt zich uit de voeten. Ze kijkt Vano die opnieuw aan de deur staat te kijken even aan en knikt hem toe.
‘Ik moet u nog bedanken voor je woorden, mevrouw. Conney voelt zich er veel beter door. Als u tijd heeft dan zou mijn vriendin u graag nog even spreken,’ zegt hij en wil haar een hand geven.
Hij schrikt hevig als zijn hand door die van de verpleegster gaat, alsof ze er niet is. 
‘Ik kan niet, jongeman. Ik heb hier ook taken te volbrengen. Misschien kom ik straks nog wel even langs,’ zegt de Koraanse bijna fluisterend.
Voor hij reageert, gaat Ena/Sorane verder, terwijl ze al haar concentratie moet oproepen om de deur naar de trap te openen zonder er doorheen te gaan. Zodra de deur achter haar automatisch dicht klikt, lost haar gedaante op in het niets. In de villa, zit Liese bezorgd naar Sorane te kijken. Op haar hoofd zijn zweefdruppels verschenen.
Als Heneva komt kijken, zegt ze vragend:
‘Zou ze koorts hebben?’
‘Ik hoop van niet, Liese, want een dokter halen bij iemand die als dood geregistreerd is zou opvallen.’
‘Misschien een natte doek.’
Maar Sorane opent haar ogen en kijkt Liese glimlachend aan.
‘Het is niets, Liese.  Ik ben in orde. Laat me maar slapen nu. Morgen zal ik me iets beter voelen. Mensen helpen is in mijn toestand vermoeiender dan ik dacht.’
Liese kijkt verbaasd naar Sorane, maar die heeft haar ogen alweer gesloten.
‘Wat bedoelt ze nu weer met mensen helpen is vermoeiend?’
‘Dat zullen we morgen pas weten, Liese. Nu ze lijkt te slapen worden we toch niets wijzer.’
‘We kunnen best ook gaan eten, Heneva. We moeten je broer gaan aflossen. Die zal al wel aan het wachten zijn.’
De zus van Vano kijkt naar de wandklok.
‘Noyane en Sina zullen al wel bij hem zijn. Dus we hebben nog even de tijd om iets te eten.’
‘We kunnen Sorane toch niet alleen laten in haar toestand?’
Even kijkt Heneva naar Sorane.
‘We eten samen iets, Liese. Daarna ga ik naar het ziekenhuis en stuur Noyane naar hier. Dan kan jij even Conney even komen bezoeken, als je wil.’
Liese knikt even en haast zich naar de keuken om iets klaar te maken.
‘We kunnen dadelijk eten, Liese. Er is nog soep,’ zegt Heneva snel, terwijl ze na Liese in de lift afdaalt. 
Terwijl beiden aan tafel zitten, staat Sorane op en vormt een gepaste kledij om haar naakte lichaam. Even glimlacht ze als ze in de spiegel kijkt. Dan haast ze zich naar de lift toe. Beide jonge vrouwen kijken haar verbaasd aan als ze licht wankelend naar de tafel toekomt.
‘Alweer ter been, Sorane.’
‘Een beetje. Die soep van daarstraks heeft goed gedaan. Maar het zal nog wel een paar dagen duren voor ik echt beter ben. Is er nog genoeg soep voor ons allen?’
‘Voor ons drieën wel, Sorane. Als de anderen komen, dan zullen zij wel iets te eten moeten klaar maken,’ zegt Liese met een warme glimlach.
‘Wat is er met je mooie lange blonde lokken gebeurd, Liese?’
‘Die heb ik laten verkorten, nadat ik voor het eerst, sinds lang met mijn moeder durfde praten.’
‘Dus is het goed gekomen met jullie beiden.’
‘Ja, ze heeft me vergeven.’
Sorane knikt even.
‘Waar hebt u die kleding vandaan? Je ziet eruit als iemand die van het strand terugkomt.’
‘In de kast boven, Heneva. Ik kwam hier soms eens om uit te rusten. Maar ik heb niets kunnen meebrengen. Dus dit shortje en T-shirt moet voorlopig volstaan. Als ik geweten had, dat jullie hier waren, dan had ik meer dan een laken aangetrokken. Gelukkig waren jullie hier alleen. Want je broer zou nogal geschrokken zijn.’
 ‘Dat kan ik me voorstellen. Maar wij hebben ook wel een pak vragen te stellen.’
‘Later zal ik dat wel uitleggen, Liese. Nu zou het te veel van jullie tijd vergen. Ga maar allebei naar Conney en Vano toe, want ik denk dat zij wel zeer gelukkig zullen zijn om jullie te zien. Ik red me hier wel alleen. Eerst een lekker bad en dan een goede nachtrust.’
Beide vrouwen kijken Sorane verbaasd aan. 
‘Ik hoop het, Sorane, want het gaat niet zo goed met Conney en Ergon, haar zoontje, is nogal zwak geboren.’
Vragend kijkt de roodharige Heneva aan.
‘Het komt door de moeilijke bevalling. Ergon ligt aan machines gekoppeld tot hij sterk genoeg is om zelfstandig te overleven.’
‘Dat komt wel goed, Heneva,’ zegt Sorane, terwijl ze even de vreemde blik van Liese opvangt.
‘Er is iets dat jullie moeten weten, vrienden. Toen ik in het dodenhuisje mijn ogen opende, stelde ik plots vast dat ik gedachten van de verpleegster kon lezen. 
‘Ben je een telepate?’
Sorane knikt lichtjes naar Liese en gaat verder:
‘Als ik mij concentreer kan ik zelfs de gedachten van Conney opvangen. Maar het is op het moment zeer vermoeiend. Daarom was ik daarstraks zo hevig aan het zweten in de zetel, Liese.’
Even kijkt Liese naar Heneva.
‘Het zoontje van Vano en Conney is al veel beter, Heneva. En Conney mag op dit moment al uit haar bed,’ zegt Sorane.
Even slikt Heneva.
‘Dat is nogal een gave, Sorane. Als je dat werkelijk kan, dan moeten we allen oppassen met wat we denken.’
Sorane glimlacht even.
‘Alleen vraag ik mij nog altijd af hoe jij als dode hier aanwezig kan zijn.’
‘Dat leg ik een van volgende dagen wel uit, Liese. Ik moet eerst proberen om op krachten te komen.’
Liese knikt even nadenkend en schept even een kommetje vol met soep. Dat reikt ze aan de roodharige aan.
‘Dank je, Liese,’ zegt Sorane.
 Stilzwijgend eten ze.
Als Heneva en Liese een kwartier later hun jas aan trekken, zegt Sorane:
‘Maak je maar geen zorgen ik voel me al een beetje beter. Ik zie jullie straks wel. Maar laat niemand weten dat ik hier ben. Ook jullie ouders niet.’
Heneva knikt even.
‘Tot straks, Sorane. Ik hoop allen dat we het niet gedroomd hebben en je hier nog aantreffen.’
Sorane glimlacht even naar Liese, die de deur achter zich dichttrekt. Langzaam gaat ze naar boven en kleed zich uit. Dan stapt ze onder het stromend water van de douche. Ze voelt zich dadelijk iets beter.
Als Liese, Sina, Heneva en Vano een uurtje of twee later weer binnenkomen, zien ze Sorane nergens. Noyane is in het ziekenhuis bij haar zus, die zich beter voelt, gebleven.
 ‘Jullie zullen wel iets gedroomd hebben, want Sorane is dood. En spoken bestaan niet, denk ik.’
‘Waarom staan hier dan drie gebruikte kopjes? En ook nog eentje in de salon,’ merkt Sina lachend op, terwijl ze zich naar boven haast.
‘Is dat misschien een grapje van jullie meiden, zus?’
‘Daar maak ik geen grapjes over, broertje.’
‘Je kan me beter geen verhaaltjes vertellen, zusje. Anders krijg….’
‘Stop, Vano. Je bent nu geen kind meer. Want je bent zelf een vader van een jongen.’
Even slikt de jongeman en knikt dan.
‘Je hebt gelijk. Ik moet me leren als een man te gedragen, al ben ik dat nog niet echt.’
Op dat moment stapt Sina weer uit de lift.
‘Je zus heeft gelijk, Vano. Ik heb Sorane maar eenmaal gezien. De vrouw die boven in het bed ligt, te slapen, lijkt als twee druppels water op haar.’
‘Wat zeg je, Sina?’
Vano staart het meisje verschrikt aan en zegt:
‘Ze maakten geen grapjes, Vano. Ga zelf maar kijken als je me niet geloofd.’
Liese en Heneva zuchten opgelucht. Ook zij dachten even dat ze het toch gedroomd hadden.
‘We zullen haar maar laten slapen.’
‘Toch geloof ik jullie niet. Ze zeiden dat ze dood was,’ zegt Vano en stapt de lift in.
‘Wek haar maar niet, want ze bijt misschien, Vano,’ zegt Liese grappend.
Als Vano in een van de twee achterkamers kijkt, ziet de roodharige vrouw onder de lakens liggen. Even blijft hij naar haar staren. Dan haast hij zich naar beneden.
‘En ligt ze er.’
Even glimlacht hij knikkend, maar zegt niets.
‘Wat gaan we doen?’
‘Ik en Heneva nemen een kleine kamer, Liese en Sina de andere. Vano moet voor een keer maar op de zetel slapen. Morgen kunnen we misschien iets anders regelen.’
‘Ik kan toch ook op de tweede grote kamer slapen.’
‘Dat zou ik je niet aanraden, Vano. Je weet dat de kamers langs wasruimte door verbonden zijn.’
‘Liese, laat Vano maar het andere bed gebruiken. Ik zal de deuren naar de badruimte wel deactiveren,’ zegt een stem die ze allen kennen.
Liese kijkt als eerste naar de roodharige.
‘Hai, Sorane. Al iets beter?’
‘Een beetje wel, Heneva. Maar ik hoorde stemmen en scande een nieuwsgierige jongeman, toen hij even kwam kijken of ik wel echt was. Gelukkig gedroeg hij zich als een heer.’
‘Wat bedoelt u? Scande?’
‘Ik ben een telepate, Vano. Pas maar op wat je denkt, want ik weet als ik het wil al wat je in gedachten hebt.’
Vano slikt even.
‘Verdwaal maar niet, broertje, zo in je eentje in een groot bed,’ zegt Heneva lachend.
‘Zo groot is dat bed ook weer niet, zus. Ik kan er in ieder geval niet zo snel uitvallen.’
‘Op het einde van de week lig je er niet meer alleen in, Vano.’
Verbaasd kijkt de jongeman haar aan, Dan glimacht hij.
‘Dus je weet dat Conney en onze baby op het einde van de week naar huis mogen, Sorane.’
‘Hoe kan ze dat nu weten?’ fluistert Sina.
‘Je mag er niet aan denken, meid. Sorane kan die gedachten opvangen. Ik zou ook wel willen dat ik dat kon.’
‘Och,’ schrikt Sina en werpt even een schuchtere blik op Sorane.
‘Het is nuttig, Vano. Maar het heeft ook zijn nadelen. Vooral als je iets te weten komt, dat je beter niet kan weten. En nu wil ik wel even weten wat wie die Ena Ros is, waar jij zo vreemd aan denkt?’
Even kijkt Vano haar aan.
‘Een verpleegster of een engel. Want toen ik haar een hand gaf, ging de mijne er gewoon doorheen.’
‘Ach zo. Dat zal wel inbeelding geweest zijn, jongeman,’ zegt Sorane, terwijl ze opstaat.
‘Daar ben ik nog niet zo zeker van. Ik zag het toch met eigen ogen.’
De roodharige glimlacht en stapt naar de keuken.
‘Ik ga iets te eten klaarmaken. Heeft nog iemand van jullie honger?’ vraagt Sorane en stapt naar de keuken toe.
Liese merkt dat de roodharige vaster stapt, maar nog steeds een beetje aarzelend.
‘Ik help je wel, Sorane.’
Terwijl beiden iets klaarmaken, komt Heneva naar hen toe en zegt:
‘Ik ben iets vergeten. Ik heb, Noyane, belooft dat ik haar zou ophalen met de zwever.’
‘Mag ik mee terug, Heneva? Dan kan ik Conney en onze baby nog eens zien.’
‘Als je dat wil. Oké, Vano.’
Wij letten wel even op onze gaste hier,’ merkt Liese op.
Even later nemen, Liese, Sina en Sorane weer plaats rond de eettafel. Als snel hebben ze elk hun kommetje soep naar binnen gewerkt.
‘Ik ga even een badje nemen,’ zegt Sina.
‘Doe maar, meisje. Je kan me bij de tv vinden, als je me nodig hebt. Ik wil eens weten wat er intussen allemaal gaande is,’ zegt Sorane.
‘Ik ook,’ zegt Liese glimlachend.
Beiden kijken Sina na als ze naar de lift toeloopt en omhoog zweeft. Sorane kijkt even naar Liese en gaat dan naar de salon toe. Liese neemt plaats op en kleine zetel, terwijl Sorane in de driepersoonszetel gaat zitten.
Maar een paar minuten later zegt Sorane, die de vreemde blikken van het meisje opgemerkt heeft:
‘Kom maar naast mij zitten, Liese. Dat voelt gezelliger.’
Als Liese naast haar plaatsneemt, slaat de roodharige haar rechterarm om de schouders van de blondine. Die zegt echter niets en vlijt zich tegen haar oudere vriendin aan en staart naar de beelden.
‘Hoe is het met je moeder en vader?’
‘Goed, Worena heeft zich erbij neergelegd dat mijn moeder onze steun nodig heeft.’
‘Wat zeggen de dokters?’
‘Het onderzoek lijkt gunstig te verlopen. Ze denken dat een operatie mijn moeder kan helpen om haar weer te laten stappen,’ zegt Liese, terwijl ze haar hoofd naar Sorane draait.
‘Dat is goed nieuws, Liese.’
‘Mijn moeder is opgelucht. Als ze weer kan lopen, kan ze weer een eigen leven gaan leiden en zelfs een job zoeken.’
‘Zoals je weet kunnen jullie altijd op mijn hulp rekenen, Liese.’
‘Weet ik, Sorane.’
‘Als ze weer gezond zal Teira hard moeten gaan trainen om weer zo goed te worden als ze vroeger was. Maar vergeet niet te zeggen dat ze het in het begin rustig aan moet doen.’
‘Dat zal ik zeker, Sorane,’ fluistert Liese.
Even is het stil en beiden kijken naar een licht romantische film.
‘Liese, heb jij nog geen liefje?’
‘Spijtig genoeg niet, Sorane. Want ik verlang naar iemand om van te houden.’
‘Dat begrijp ik, meisje.’
‘Maar je weet dat ik op meisjes val.’
Sorane knikt even.
‘Toch zal je ooit iemand vinden, Liese.’
‘Weet ik, maar op Enuron ben ik een amazone. En dat is nu juist het probleem, Als ik iemand ontmoet, dan moet ik kiezen. Hier blijven of terugkeren naar de Amazone sectoren.’
‘Misschien gaat je liefje dan wel mee.’
‘Daar ben ik niet zo zeker van, Sorane.’
‘Je zal zien dat het wel goedkomt, meisje. Maar nu kunnen we beter gaan slapen.’
Even zegt Liese niets.
‘Misschien wel, Sorane. Deze film maakt me nog droeviger.’
‘Oké, ik ga nog iets drinken. Wil jij ook wat?’
‘Nee, liever niet.’
‘Kruip dan maar lekker in je bed. Een goede nachtrust zal je goed doen. Morgen kijk je er wel weer anders tegenaan.’
‘Je hebt gelijk,’ zegt Liese. 
Sorane volgt haar voorbeeld en kijkt haar na als ze naar de lift stapt. Zelf gaat ze naar de keuken en neemt een koel drankje uit de koelkast. Als ze aan paar minuten later naar boven zweeft, merkt ze dat Sina juist haar kamer ingaat.
‘Slaap wel, Sorane,’ hoort ze haar zeggen.
‘Jij ook, Sina.’
‘Toch eerst maar een badje nemen,’ denkt Sorane.
Nadat ze haar kleren uitgetrokken kijkt ze even nadenkend in de spiegel. Dan glimlacht ze en stapt het stortbad in, Even later voelt ze het koele water over haar huid naar beneden glijden.
Drie dagen later neemt Sorane tegen valavond afscheid van haar vrienden. Rond de middag is Conney aangekomen met haar baby, die zoals alle andere baby’s in het zaaltje, plots een grote verbetering ondergingen.
De brunette kijkt verbaasd naar Sorane. Maar die kijkt even naar Ergon, haar baby.
‘Dat zal een knappe jongeman worden, Conney,’ zegt ze, terwijl ze hem met haar krachten even onderzoekt.
‘Hij is gelukkig gezond en wel, Sorane. De dokters wisten een paar dagen nog niet of hij het zou halen. Maar zijn toestand en die van de andere baby’s verbeterde in enkele uren tijd. Ze zijn nu op zoek naar een verpleegster, die die zich Ena noemt. Misschien weet die wat er gebeurt kan zijn. Ze is echter spoorloos.’
‘Dat is ook zo, Conney. Ena Ros is een agente. Geen verpleegster.’
‘Is dat haar naam?’
‘Ja.’
‘Weet je waar ze is?’
‘Dat is iets voor later, Conney. Als ik meer tijd heb en bekomen ben van het bloedverlies.’
‘Is het dan toch waar, dat jij gedood werd en weer tot leven gekomen bent?’
Sorane knikt.
‘Ik leg dat later wel uit, Conney. Jullie kunnen hier voorlopig wel blijven, ik kan wel een beetje gezelschap gebruiken.’
‘Dank je, Sorane. Maar zou je niet op bezoek gaan bij je famillie. Die denken nog steeds dat je dood bent,’ zegt Liese, die komt kijken waar Conney blijft.
‘Voorlopig moet dat zo blijven, Liese. Later zal ik hen wel voorzichtig iets laten weten. Het zal een schok voor hen zijn.’
Een paar uur later staat Sorane op en stapt de tuin in waar Liese en Noyane aan het zwemmen zijn. 
‘Ik moet even gaan, meisjes. Maar ik kom terug, zodra ik een pak kleren gepakt heb. Want zoals ik hier nu gekleed bijloop kan ik de stad niet in.’
‘Je zou anders wel opvallen, Sorane. Je ziet er mooi uit.’
Sorane knikt even.
‘En jij, Liese. Vergeet niet wat ik gezegd heb. Aarzel niet als je een meisje ontmoet die je bevalt. Misschien valt ze wel voor een amazone?’
‘Dat zal ik moeten afwachten. Maar mijn moeder vindt dat ik er nog te jong voor ben.’
‘O, te jong? Misschien heeft ze wel gelijk. Ik was jonger toen een jongen ontmoete die ik als vriend wilde, maar het mocht niet zijn.’
‘En jongen, Sorane. Nee, je vergeet toch niet dat ik meer op meisjes, zoals Heneva, val.’
‘Ach zo. Zij jullie samen?’
‘Ik en Heneva. Nee, dat niet. Maar ik heb een week of twee geleden een meisje ontmoet, die me bevalt, maar of zij iets met een amazone wil, weet ik niet echt.’
‘En jij Noyane. Hoe is het met jou?’
‘Heel goed. Ik wil nog een tijdje alleen van het leven genieten. Mijn zus is veel te jong, maar ze heeft al een baby. Dat wil ik nog lang niet.’
‘Ja, Conney is jong, maar ik denk wel dat ze een goede moeder zal worden.’
‘Dat denk ik ook, maar ik ben graag op mezelf aangewezen en aan baby’s begin ik nog liever nog niet.’ 
Sorane glimlacht even en fluistert dan:
‘Schrik maar niet te veel. Ik ga even naar mijn oude flat in de hoofdstad.’
Beiden schrikken echter wel als Sorane in het niets oplost. In haar slaapkamer materialiseert ze. Even kijkt ze om zich heen en opent dat de kledingkast. Snel trekt ze haar T-shirt en short uit. Plots blijft ze verbaasd staan. Ze hoort stemmen en stappen. Snel grijpt ze een grote handdoek en slaat het om haar lichaam. Maar door de bruuske beweging, wankelt ze even en stoot tegen de deur van de kast.
‘We moeten die copy van de memorykristalen vinden,’ zegt iemand fluisterend.
‘Zeker, Serdon. Maar waar kan ze het verborgen hebben. Het kantoor van haar politievriendje hebben we al overhoopgehaald en niets gevon....’
‘He, ik dacht dat ik iets hoorde,’ zegt een andere stem.
‘Ja, ik ook. Het was in de slaapkamer, denk ik.’
‘Dat kan niet. Die hebben we een paar minuten geleden doorzocht.’ zegt de derde man.
‘Er was niemand meer toen ik als laatste de kamer verliet,’ zegt een vrouwelijk klinkende stem.
 Sorane kijkt intussen snel om zich heen, maar ze kan geen enkele schuilplaats vinden.

Plaats een reactie