15. Jakira

Maar de man hoort een gerucht achter zich en draait zich bliksemsnel om. Maar voor hij zijn wapen kan richten, wordt hij door een energiebol geraakt. Als zijn baas naar hem kijkt, ziet hij hem voor zijn ogen in stof uit elkaar vallen.
‘Gelukkig heb ik je nodig, Vlandor. Anders was je, je ondergeschikte gevolgd in de dood,’ zegt een stem.
De man kijkt naar de onbekende blondine, die op een dertigtal passen van hem staat.
‘Mijn naam is Jakira. Misschien ken je hem al ergens van.’
De man moet dadelijk aan de meesteres denken en glimlacht.
‘Nee, die ben ik niet. Ik ben de echte Jakira, niet die bedriegster die mijn naam en gedaante gebruikt,’ zegt ze, terwijl ze naar hem toeloopt.
Zonder hem aan te kijken, knielt de blondine naast Raya en kijkt haar aan.
‘Ik haal het niet. Maar laat die misdadiger niet ontkomen,’ stamelt Raya zwak, terwijl een dun stroompje bloed uit haar mondhoeken loopt.
‘Denk jij dat je zo snel je straf ontloopt, agente. Weet jij wel wat een esper kan doen?’ zegt Jakira lachend.
‘Een esper... Wat is dat voor iets?’ vraagt de agente zwak.
‘Jullie noemen het paranormale krachten, telepathie, telekinese, enz, Raya,’ glimlacht Jakira raadselachtig.
‘O, dat. Sommigen beweren dat die krachten bestaan, maar...’
Jakira antwoordt echter niet, op de krakende woorden van de gewonde Raya. Ze glimlacht alleen maar. Ze heft haar handen omhoog en houdt ze vlak boven het bovenlichaam van de agente. Plots vloeit er een lichtgroen licht naar Raya’s wonde toe. Langzaam groeit de wonde terug dicht en even later is er niets meer van te zien. Vlandor de baas van deze sector kijkt ontsteld toe.
‘Dat kan toch niet,’ stamelt hij, terwijl Jakira, Raya helpt recht staan.
‘Hoe doe je dat, Jakira?’
‘Ik zei het al. Ik ben van geboorte een esper, agente.’
‘Je naam. Ben je zeker dat Jakira je echte naam is? Je bent toch geen nakomeling van de Jakira uit de manuscripten die een paar honderd jaar geleden ontdekt werden.’
‘Nikita, mijn moeder gaf mij deze naam bij mijn geboorte. Maar dat is al zeer veel duizenden jaren geleden,’ zegt Jakira en kijkt plots naar Vlandor.
‘Duizenden jar…. Dat kan niet waar zijn,’ stamelt Raya, terwijl ze met grote ogen, naar Jakira staart.
De blondine kijkt de agente met een glimlach aan, terwijl ze zich de woorden van haar vader herinnert. Die vertelde een aantal jaren geleden een verhaal over een blondine, met de naam Jakira, die samen met enkele anderen in vele geschriften uit het verleden opduikt. Maar Jakira richt zich tot Vlandor, ze haar hypnotische krachten van hem terugtrekt.
‘Nu ben jij aan de beurt.’ 
Bevrijdt van Jakira’s suggestieve krachten, kijkt de man haar verschrikt aan.
‘Wat heb je gedaan, vrouw?’ vraagt hij met trillende stem.
‘Ik heb je een beetje beïnvloed, zodat je niet ging vluchten, terwijl ik Raya er weer bovenop hielp.
‘Beïnvloed? Wat bedoel je?’
‘Een soort hypnose, man,’ zegt ze ruw en concentreert zich.
Haar telepathische krachten dringen zijn gedachten binnen. Hij wil zich verzetten, maar hij heeft de kracht er niet voor. Toch wankelt hij langzaam achteruit. Als Jakira haar telepathische gedachten terugtrekt, glimlacht ze.
‘Bedankt, Vlandor. Ik weet wat ik wilde weten. Nu komen je vrienden aan de beurt. Geen van jullie zal mij ontkomen.’
De man kijkt haar met verbijstering aan.
‘Jij bent een telepate en een duivelin,’ roept hij uit.
‘Dat klopt, Vlandor. Maar alleen voor de ergste misdadigers zoals jij. Jullie soort heeft geen geweten.’
‘Raya, wil jij hem naar het politiebureau brengen?’
‘En jij dan.’
‘Ik ga zijn maten een beetje lastigvallen. Misschien breng ik er nog een paar naar cel. Maar met zekerheid kan ik het niet zeggen.’
‘Aan onze meesteres ontkom je niet, jij die je zelf Jakira waagt te noemen.’
‘Nee, Vlandor. Hopelijk kom ik haar tegen, dan kan ze weer op de vlucht slaan, zoals de vorige keer,’ spot Jakira en is op hetzelfde moment verdwenen.
Raya richt haar wapen op de misdadiger. 
‘Vooruit naar je zwever,’ beveelt ze.
‘Je vriendin is goed gek, agente.’
‘Ze is mijn vriendin niet, maar als ik het juist heb, dan staat je meesteres op de rand van een afgrond te wankelen.’
‘Je bent al even gek als die blonde. Mijn meesteres is een godin.’
‘Een godin. Dat zal voor de echte Jakira geen probleem zijn, Vlandor. Ze heeft al verschillende goden hun verdiende straf gegeven. Je hebt toch geschiedenislessen gekregen op school.’
‘Blijf je nieuwe weg volgen, Raya Verodin. Dan zal je ooit aan de zijde, van diegene die ik geworden ben, strijden,’ hoort ze een stem in haar hoofd.
‘Wie ben je geworden? Wat bedoelt u met naast jou strijden?’ denkt Raya.
‘Ik gaf ik jou een Hypsoon, Raya. Misschien begrijp je de hint of misschien ook niet.’
‘U gaf me die… Die kreeg ik van Sorane. Maar dat kan u niet zijn. U bent een blondine en zij heeft rood haar.’
‘En dan, agente. Ooit was ik Jakira, nu ben ik als iemand anders onder de levenden. In de gevangenis zoeken ze me niet echt en daar ben ik als iemand mij daar wil opzoeken.’
‘Ik snap niet wat u bedoelt?’
‘Dat komt wel, Raya. Als je eens goed nadenkt over mijn woorden.’
Raya schudt haar hoofd en kijkt dan naar haar gevangene. Die kijkt haar nog steeds aan, terwijl merkte dat de agente met een bewonderende klank over die Jakira sprak. Hij trekt dan maar zijn schouders op en loopt naar de uitgang toe. Maar hij kiest voor een andere weg, misschien kan hij daar een kans hebben om te ontkomen en zijn maten te waarschuwen. Raya volgt hem op een meter of twee afstand. 
Iets zegt haar om hem niet te vertrouwen, maar ze merkt niets verdachts. Als ze de uitgang naderen lopen door rijen opgestapelde blokken, werpt Vlandor zich opzij en duwt een steunbalk weg. De blokken beginnen dadelijk te kantelen. Raya ziet het gevaar een springt vooruit. Maar ze is te laat. Ze ziet de zware blokken op haar toekomen. Op hetzelfde moment ziet ze een licht groene kring voor haar opdoemen.
‘Spring erdoor, Raya,’ hoort ze een bevelende stem in haar hoofd.
Zonder na te denken volgt ze het bevel op en een seconde later staat ze in de openlucht. Verbaasd kijkt ze om zich heen.
‘Hoe?’ fluistert ze.
‘Een overbrengerveld, Raya.’
‘Een overbrengerveld?’ herhaalt ze vragend.
Voor de Hypsoon kan antwoorden, merkt ze Vlandor op die uit het gebouw stapt. Ze ziet hem grijnzen en denkt:
‘Wat gaat die schrikken als hij mij ziet.’
Dan roept ze.
‘Vlandor. Schrik niet te veel, want ik zou niet graag dode afleveren.’
De man verstijft even en kijkt haar met opengesperde ogen om.
‘Jij... hoe?’
‘Ik heb een beetje geluk gehad, man. Naar je zwever en geen truckjes meer. De volgende keer schiet ik door je benen.’
Vlandor blijft haar aanstaren, terwijl zijn gedachten door elkaar dwarrelen.
‘Ga je nu nog verder, of……’
‘Nee, ik ga al.’
Raya volgt de man opgelucht en een paar minuten later duwt ze hem de zwever in. Dan gaat ze naast hem op de bestuurders plaats zitten. Als ze voor het bureau uitstappen, kijken de andere agenten hen verbaasd aan. 
‘Breng hem naar een cel en sluit hem op,’ zegt ze.
Enkele agenten grijpen Vlandor vast en brengen hem weg. Raya haast zich intussen naar haar bureau, maar dan hoort ze de stem van de kapitein.
‘Agente Verodin. Sorane Cobanon, die jij en je partner moesten bewaken, waar is die?’
‘Veilig, Kapitein. Mijn partner bewaakt haar.’
‘Waarom ben jij dan hier? Want als ze ontkomt, hou ik jullie beiden verantwoordelijk.’
Raya vertelt ongeveer wat er gebeurd is, maar verzwijgt wel een paar dingen, zoals de tussenkomst van Jakira. Dan kijkt ze de kapitein afwachtend aan.
‘In orde. Dan heb je geluk gehad. Haast je nu naar je partner toe.’
‘En Sorane?’
‘Dat je hier bent is een gelukkig toeval, denk ik. Want nu moet ik niemand meer sturen. Ik kreeg een uurtje geleden een bericht dat Cobanon naar de staatsgevangenis gebracht moet worden. De, aan haar toegewezen, advocaten komen morgenvroeg om haar verdediging voor te bereiden.’
‘In orde, kapitein. Maar mijn zwever staat ergens in de stad, kan ik een nieuwe krijgen.’
‘Een nieuwe. Ben je wel goed bij je hoofd? Pak maar een van de, in beslag genomen zwevers, in de garage.’
Raya glimlacht en zegt:
‘Dank u. Zoiets bedoelde ik.’
De kapitein kijkt haar na, als ze tussen de bureaus door stapt. Dan neemt hij de telefoon in zijn hand en tikt een nummer in. Een tijdje later raast Raya in een blauwe zwever uit de garage de weg op. Als ze aan de deur van het schuilhuis aanbelt, doet Malon voorzichtig open.
‘We moeten opbreken, Malon. Ze verwachten Sorane in de staatsgevangenis.’
‘Wat? Hadden ze ons daar niet dadelijk naar toe kunnen sturen?’
‘Ja, misschien wel. Malon, maar wij beslissen zoiets niet.’
‘Je hebt gelijk, Raya. Ik zal Sorane...’
‘Dat doe ik wel, Malon. Ik wil met eigen ogen zien dat ze er nog steeds is,’ zegt de agente en haast zich naar de kamer.
Als ze de deur opent, ziet ze Sorane op haar rug op het bed liggen.
‘Hee, Sorane. Wordt wakker. We moeten je...’
Sorane opent haar ogen en kijkt de agente aan.
‘Hai, Raya. Je hebt er geen last meer van, zie ik.’
Verbaasd kijkt de agente de gevangene aan.
‘Wat bedoel je?’
‘Ik voelde je pijn toen je in elkaar zakte, agente. Gelukkig was daar een zeer oude blondine, anders zou je hier niet meer zijn.’
‘Hoe weet…’
‘Ik ben minstens een telepate, Raya Verodin. Het wordt tijd dat jij je leven betert. Ooit was een verre voorvader een medestrijder van die Jakira.’
‘Bedoel je die Gonlo Verodin, waar jij van sprak?’
‘Zeker, die bedoel ik.’
‘Die kan jij niet gekend hebben, Sorane.’
‘Nee, maar die blondine wel.’
‘Hoe weet je dat allemaal?’
Even glimlacht Sorane en zegt dan:
‘Ik doe elke dag concentratieoefeningen om mijn gaven aan te scherpen. Moet je ook eens doen, want het kan je helpen om je innerlijk evenwicht te bewaren. En ik zou je aanraden om eens goed over de woorden van die blondine na te denken,’ zegt ze, terwijl ze op de rand van het bed gaat zitten.
Raya kijkt haar nadenkend aan, terwijl ze de handboeien van haar riem losmaakt. Nadat ze Sorane’s handboeien om haar polsen gesloten geeft, duwt ze Sorane voor zich uit naar buiten.
‘Ik zal ze deze maal niet afdoen, Raya.’
Even kijkt de agente haar gevangene in de ogen.
‘Je kan het beter niet wagen, roodkop.’
‘Ik wil dat jij aan mijn zijde strijd, zoals je voorvader aan de zijde van Jakira vocht, Raya.’
‘Dat zal nooit gebeuren, roodkop. Ik ben een agente en jij….’
‘Je hebt gelijk, Raya. Maar vergeet niet dat, als je je niet stopt met jezelf te verrijken met steekpenningen aan te nemen, dat ik je nooit, zoals je voorvader, aan mijn zijde zal dulden,’ hoort ze de stem van Sorane in haar hoofd zeggen.
‘Hoe weet jij het toch van die voorvader, Sorane?’
‘Als je goed over mijn en de woorden van die blondine nadenkt zal je het wel beseffen.
‘Als ik tijd heb, zal ik dat eens doen, gevangene,’ zegt ze met een trillende stem.
Met moeite slikt ze haar woede in, want ze wil niet dat Malon iets van haar misdaad te weten.
‘Jij zal het hem moeten zeggen, Raya. Van mij komt hij niets te weten, zolang het niet echt nodig is.’
Opnieuw knikt Raya en kijkt naar haar collega, die hen al ongeduldig staat op te wachten.
‘In de zwever, Sorane.’
De roodharige kijkt Malon even aan.
‘Wil je me zo snel in de cel, Agent Garent?’
‘Zo snel maar kan, huurmoordenares. En deze maal geraakt je er zo snel niet uit.’
Sorane glimlacht spottend.
‘Zeker van, agent. Deze boeien houden mij ook niet tegen als ik niet wil. Ik hoef er maar aan te denken en ik ben ergens anders. Soms zelfs in een andere gedaante.’
‘Sorane merkt dat Raya een verbaasde blik op haar werpt.
‘Zoals ik al zei, denk eens goed na, Raya,’ hoort Raya haar telepathisch stem zeggen.
Terwijl ze instapt, kijkt Raya naar Malon. Die trekt zijn schouders op en geeft een teken om in te stappen. Een uur later bereiken ze hun doel en stoppen voor de gevangenisdeuren. Maar als ze uitstappen, geeft Sorane Raya plots een duw en werpt zich opzij. Een straal boort een gat in de deur van de zwever. Sorane rolt over de grond en richt het wapen dat ze uit Raya’s holster trok, naar omhoog. 
Terwijl een tweede straal vlak naast haar inslaat, vuurt ze zelf eenmaal en iets daarna een tweede maal. Haar eerste capsule slaat vlak onder de dakrand in de muur. De schutter schrikt hevig en richt zich, terwijl hij opzij wil duiken, een beetje op. De tweede capsule is raak. Terwijl zijn wapen uit zijn hand valt, stort de man achterover. Raya kijkt naar Sorane, die om zich heen kijkt. 
‘Er zijn er meer, agente. Ik verdedig mij alleen.’
Even kijkt Raya hun gevangene aan en knikt dan maar. Dan grijpt ze haar reserve wapen. Terwijl Malon zijn wapen op de huurmoordenares richt, duikt die opzij en rent gebukt naar een stilstaande zwever.
‘Stop, Sorane. Of ik schiet,’ roept hij, maar Sorane duikt op dat moment achter de zwever weg.
Malon schrikt als hij twee stralen in de zijkant van de zwever hoort slaan. Even kijkt hij om zich heen, maar kan niets verdachts opmerken. Sorane weet echter telepathisch waar de schutter zit en blijft hem scannen. Zo komt ze te weten dat er op het dak twee schutters zijn en nog een aantal in het gebouw zelf. De ene zit langs de overkant op het dak van het gebouw, terwijl de andere op weg is om haar langs een andere kant onder vuur te nemen. Even kijkt ze naar beide agenten, die in een redelijk veilige dekking liggen. 
‘Die twee daarboven zullen vandaag hun dagje niet hebben,’ denkt ze.
Even concentreert ze zich en materialiseert in het gebouw achter haar. Ze staat achter een dikke steunpilaar en scant haar omgeving. Niemand heeft haar opgemerkt, maar Sorane ontdekt zeven mensen die, niet wetend wat te doen, angstig naar buiten staren. Ze loopt op een van hen toe. De man schrikt als hij haar opmerkt. Zij denken dat ze wil ontsnappen, als ze het wapen en haar handboeien zien. Met een snelle beweging is ze los en legt de boeien op de tafel:
‘Er zitten een paar sluipschutters op het dak, mensen. Ik wil alleen mijn leven verdedigen. Als die schutters verdwijnen, leg ik mijn wapens neer.’
De mensen kijken haar verbaasd en angstig aan. Ze kan niet genoeg capsules in dat wapen hebben om hen allemaal neer te schieten, maar geen van hen wil sterven. Of toch. Een man, met zijn hand op zijn wapen aan zijn rechter heup, stapt op de roodharige toe. Traag trekt hij het en richt hij het op haar.
‘Dat wapen is niet nodig,’ zegt Sorane.
‘Je zal niet vluchten, Sorane Cobanon. Ik ben ooit bij de commando’s geweest. Dus ik sta mijn mannetje.’
Sorane glimlacht even, want ze heeft al gemerkt, dat de man al een tijdje niet meer getraind heeft.
‘Dat wil ik ook niet. Die agenten daarbuiten hebben hulp nodig,’ zegt ze.
De man schrikt even als hij de snelle beweging ziet, als Sorane haar wapen achter haar riem steekt.
Even slikt hij, maar nu voelt hij zich plots zekerder.
‘Ja en! Jij wil hen die geven zeker, huurmoordenares.’
‘Dat klopt,’ fluistert Sorane en springt op de man toe.
Voor die kan reageren, ligt hij al op de vloer en het wapen heeft Sorane in haar hand.
‘Dood me maar, vrouw. Anders kom ik achter je aan.’
‘Waarom zou ik je doden? Je bent geen misdadiger, Koson,’ hoort hij haar tot zijn verbazing zeggen.
De andere aanwezigen hebben enkele agenten achter de zwevers in dekking zien zitten. 
‘Daar wordt hevig geschoten,’ zegt een vrouw.
Enkele capsules slaan op dat moment in op de zwever, waarachter Sorane zou moeten zitten. Sorane die nog steeds haar omgeving scant, weet dat de andere schutter langs de trap naar beneden komt.
‘Verberg jullie snel. Er komt er een de trap af,’ zegt ze en draait het wapen van Koson om haar vinger, voor ze het aanreikt.
Verbaasd neemt de man het aan en knikt.
‘Ik geloof je,’ fluistert hij.
‘Bekommer jij je om die mensen. Ik neem die wel voor mijn rekening.
Dan wijst ze naar een hoek waar verschillende kasttafels staan. 
Koson kijkt Sorane in de ogen en plots beseft hij, waarom weet hij niet, dat ze de waarheid spreekt.
‘Doe wat deze vrouw zegt, mensen. Ik weet niet waarom, maar ik denk dat we haar kunnen vertrouwen,’ zegt hij licht bevelend.
De mensen haasten zich om erachter te knielen, terwijl Sorane naar de zijkant van de trap loopt. Ze drukt zich tegen de muur, terwijl de man, die nu zijn scherpschutters geweer op de rug gehangen heeft, bijna beneden is. In zijn handen heeft hij twee snelvuurwapens. Maar twee anderen volgen hem op de voet.
Voorzichtig kijkt hij om de hoek in de richting van de vensters. Hij kan Sorane in haar dekking niet zien zitten en neemt contact op met zijn maat op het dak. Die meldt hem, dat het doelwit zich nog steeds achter de zwever moet bevinden. Op zijn hoede sluipt de man naar het venster toe. Beide anderen lopen naar de geknielde mensen toe en grijnzen.
‘We kunnen geen getuigen in leven laten,’ zegt een van hen.
Zeven mensen kijken angstig naar de wapens die langzaam op hen gericht worden. Maar dan verstijven beiden, als zij een stem horen vragen:
‘Jullie zijn toch niet naar mij op zoek, huurlingen?’
De man bij het venster reageert het snelst en draait zich om. Maar afdrukken kan hij niet meer. Sorane vuurde tweemaal en zijn beide schouders worden doorboort. Krachteloos zakken zijn armen naar beneden, terwijl hij de roodharige aanstaart. 
Zijn twee maten, duiken zich omdraaiend opzij en richten hun wapens op de roodharige. Maar die heeft zich op de vloer laten vallen en vuurt een derde en vierde maal. De linkse voelt de capsule doorheen zijn schouder raast. De tweede zakt op dat moment in klaar. Hij werd door Sorane(s vierder schot geraakt en ook door een schot van de veteraan. Met een luidde klap stort hij op de vloer.
Even kijkt ze naar de dode en keert zich dan naar de gewonde. 
‘Jij hebt gelijk gehad,’ zegt ze.
‘Het spijt me, Sorane. Ik had niet gedacht dat je ze allebei zou aankunnen.’
‘Het is niets, Koson. Hij wilde doden, dus het was zijn keuze. Alleen ontloopt hij nu zijn menselijke straf.’
‘En die daar.’
‘Die zal een lange tijd in de gevangenis moeten doorbrengen.’
‘Denk je dat, moordenares. Geen rechter die zijn leven lief is zal mij veroordelen.’
Kalm draait Sorane zich om.
‘Dan zal je ooit weer voor mij staan, man. En dan richt ik niet op je schouders, maar op je handen. Daarna zal je nooit meer een wapen kunnen vasthouden.’
Ze merkt dat de man schrikt en probeert te slikken.
‘Bekommer jij je om die twee, Koson,’ zegt ze.
De veteraan knikt en komt op haar toe, terwijl ze hij de gewonde naar de andere toeduwt.
‘Dit wapen is van een agente daarbuiten. Ik bevat nog vijf capsules, dat moet genoeg zijn,’ zegt ze dan, terwijl ze het wapen van Raya achter de riem op haar rug steekt. 
Als Koson knikt, loopt Sorane naar de gewonden toe. Terwijl de zeven mensen zich oprichten en haar horen ze haarzeggen.
‘Nu jullie maat nog, mannetje.’
‘Die maakt je af, voor je tot bij hem kan komen, moordenares.’
‘Daar ben ik niet zo zeker van, man.’
Machteloos moet de moordenaar toezien hoe Sorane de riem van het scherpschutters wapen los maakt van zijn schouder. Even weegt ze het wapen in haar hand.
‘Een goed wapen, man,’ zegt ze en geeft hem een duw tegen zijn rug.
‘Deze is ook eentje voor jou, Koson,’ zegt ze nog, terwijl ze een teken geeft.
De veteraan knikt even en ziet de roodharige langzaam gebukt naar de deur stappen. Als ze er bijna is schuift die deur open. In de inkomhal drukt ze zich dadelijk tegen de muur.
Raya is de enige die haar opmerkt. Ze stelt vast dat hun gevangene opnieuw geen boeien om haar polsen heeft.
‘Verdomme, ze heeft een scherpschutterswapen gevonden. Daar kunnen we niets tegenover brengen. Ik moet snel zijn,’ denkt ze verschrikt en richt haar wapen op de roodharige. 
Maar ze schiet niet, omdat Sorane knielt en haar wapen op een dak aan de overzijde van de straat richt. Dan ziet de agente een lange straal uit de loop schieten en laat verbaasd haar wapen zakken. Met een ruk kijkt ze in de richting waarin Sorane vuurde. Op de rand van het dak merkt ze plots een beweging, maar dan niets meer. Als ze naar Sorane kijkt, ziet ze dat de vrouw haar wapen op de grond legt en haar handen omhoogsteekt. 
Verbaasd staart Raya hun gevangene aan. Ze raakt niet wijs uit haar gedrag. In haar plaats zou ze er al lang vandoor zijn gegaan, want ze moet in het gebouw geweest zijn. Vandaar uit kon ze toch onopgemerkt verdwijnen. Waarom deed ze het niet? Dan ziet ze haar langzaam naar haar en Malon toestappen.
‘Binnen zijn er nog twee en derde ligt dood op de vloer,’ zegt Sorane.
Malon kijkt naar zijn gevangene aan. Ook hij geraakt er niet wijs uit.
‘Kom, we moeten gaan,’ zegt hij en kijkt naar een agent, die enkele mensen op afstand houdt. 
De man merkt zijn blik op en wijst naar een blauwe zwever.
‘Neem die zwever maar, agent Malon.’ 
Malon knikt even en merkt dan de verbaasde blik van Raya op. Hij glimlacht even, want ze moet gemerkt hebben dat hij Sorane geen nieuwe handboeien omdeed.
‘Ze had kunnen ontsnappen, Raya. En ze deed het niet, dus ik vertrouw haar als ze zegt dat ze niet zal gaan lopen. En daarbij, ze slaagt er toch altijd ze op de ene of andere manier los te maken.’
‘Ik vertrouw haar niet, Malon. Misschien behoort dit tot haar plan om levend weg te komen’ fluistert Raya.
Even aarzelt de agent. Maar trekt dan zijn schouders op als hij merkt dat Sorane naar de nieuwe zwever stapt, die hun toegewezen is.
Intussen zijn de zeven mensen in het gebouw aarzelend naar buiten gekomen. 
Terwijl enkele agenten de man die Koson onder schot hielt, boeien, stapt hij zelf op de zwever toe waar Sorane wil instappen en zegt:
‘Ik heb je verkeerd beoordeeld, mevrouw Cobanon.’
‘Het is niets, Koson. Ik wil opnieuw kunnen beginnen en een ander leven gaan leiden. Daarom doe ik dit.’
‘Hopelijk krijg je geen te zware straf, mevrouw.’
‘Je staat je mannetje, Koson.’
‘Dat wel, mevrouw. Ik train nog veel, maar op mijn leeftijd vind ik niet zo snel iets. Ze vinden me oud en nutteloos.’
Sorane glimlacht even.
‘Die mening deel ik niet. Als je je nog nuttig wil maken, dan kan je best eens in Mogwan proberen. In het ziekenhuis zoeken nog bewakingspersoneel. Vraag naar dokter-assistent Jouna Vaneron en zeg maar dat ik je gezonden heb.’
Even vangt Sorane de verbaasde blik op van Raya.
‘Ken jij die ontslagen verpleegster?’
‘Waarom niet? Ik heb haar nieuw werk bezorgd.’
‘Als dokter-assistent. Voor zover ik weet is ze ontslagen en zal ze nooit een aanbeveling krijgen om voor dokter te studeren.’
‘Dat heeft ze in Mogwan niet nodig, Raya. Mijn steun is daar voldoende, zoals jij mijn steun hebt om ooit aan mijn zijde te strijden.’
Raya kijkt haar even verbaasd aan voor ze haar schouders optrekt.
‘Aan jouw zijde zal ik nooit staan. Stap maar snel in, Sorane.’
Met een glimlach knikt Sorane en stapt in.
‘Of je rijdt zonder mij weg, bedoel je?’ zegt ze, als de agente naast haar instapt op de achterbank van de zwever.
‘Nee, dat niet. Maar ik kan je wel een paar dagen zonder eten laten zetten.’
‘O, dat bedoel je?’
Raya knikt met een grijns.
‘Maar zo te horen zijn er mensen die je bewonderen. Zelfs tot in Mogwan. Maar ik hoor daar niet bij, roodkop.’
‘Moet ik dan zelf handboeien aandoen, agente?’
‘Als Malon je vertrouwt dan ik ook, roodkop.’
‘En als ik in een cel zit, dan denken die opdrachtgevers dat ze veilig voor mij zijn. Maar ik vrees dat ze het mis hebben. Als blondine kennen ze me niet en de kloon van mij, wordt er ook niet beter van. Haar gezag wordt erdoor ondermijnt.’
‘Je zou beter zeggen. In een cel zit jij veilig voor hen, roodkop.’
Met een glimlach knikt Sorane nadenkend.
‘Mogelijk, Raya. Ik merkt dat je me dus niet gelooft, maar dat komt nog wel. Ik weet dat je die blondine ontmoet hebt.’
Raya kijkt haar met een vreemde blik aan en denkt:
‘Die verzinsels van die echte Jakira en de misdaad bestrijden geloof ik niet zo snel, roodkop. Vermoedelijk heeft ze een halo-opwekker of zoiets gebruikt. Maar snap ik niet hoe die blondine er in haar echte gedaante uitziet.’
‘Nog een hintje, Raya. Ze heeft rode haren. Als agente zou jij toch de verbanden moeten kunnen onderscheiden,’ hoort ze een stem in haar hoofd zeggen.
Even kijkt ze naar Sorane, die haar glimlachend aankijkt.
Intussen lopen enkele agenten naar de gebouwen toe, waar de schutters zaten. Enkele anderen bekommeren zich om hun twee gewonde kameraden. Ze werden neergeschoten, toen ze het vuur beantwoorden, maar zijn niet levensgevaarlijk gewond.
‘Raya, ik heb je wapen nog steeds bij me. Er zitten nog twee capsules in.’
De agente schrikt en tast dadelijk naar haar enkel, waar haar reserve wapen bevestigd is. Maar verstart, want ze kent de snelheid waarmee Sorane reageert als het nodig is. Malon die achter het stuur zit, kijkt plots om en vraagt:
‘En jij durft hier zomaar gewapend instappen? Waar heb je het verborgen?’
‘Op mijn rug, Malon. Achter mijn riem. Ik kon het toch niet in mijn hand nemen, want je collega’s zouden dat verkeerd kunnen opvatten,’ zegt ze met lichte spot.
Malon wil iets zeggen, maar Raya is hem voor.
‘Geef het aan mij, Sorane.’
‘Neem het maar, Raya. Dan kan je mijn beweging tenminste niet verkeerd opvatten, want je ziet er nogal gespannen uit.’
Raya tast voorzichtig achter de rug van Sorane en trekt het wapen uit haar riem. Even kijkt ze ernaar, maar merkt dadelijk het wapen op veilig staat.
‘Je moet de mensen meer gaan vertrouwen Raya,’ hoort ze Sorane zeggen.
Dan steekt ze het wapen nadenkend in haar riemholster.
‘Je zal wel een paar capsules moeten vervangen, Raya. Want ik heb er een paar moeten gebruiken,’ fluistert Sorane met lichte spot.
‘Moeten we haar nu bedanken of naar de gevangenis brengen, partner. Die roodkop hier heeft in haar eentje vier moordenaars uitgeschakeld. Maar ik zou graag weten waarom ze niet gevlucht is.’
Sorane kijkt de agente even nadenkend aan.
‘Raya, je weet wat ik gedaan heb in het verleden. Dit is mijn kans om opnieuw met een schone lei te beginnen. Ze zullen mij moeten vrijspreken. Dus daar doe ik alles voor. Als ik vlucht, dan is deze kans verkeken en dan zal ik voor altijd op de vlucht zijn. Ik ben mijn vorig bestaan moe.’
‘En de moordpoging van je zus of dubbelgangster, die als twee druppels water op jou leek, op rechter Sodinor, waarbij die veiligheidsagente door jou neergeschoten werd,’ zegt Malon.
‘Dat is al opgeklaard door je vroegere partner, Erine Rand. Die rechter was Aqunok. Als ik het nieuws op de teevee goed begrepen heb, dan is mijn naam in dat geval gezuiverd.’
‘Jouw naam, je bedoelt de naam van je dubbelgangster die gedood werd.’
‘Nee, mijn naam, agent.’
‘Ze heeft een beetje gelijk, ze gebruikten allebei dezelfde namen. Alleen zou ik haar echte naam weleens willen weten.’
‘Die ken je toch, agente Verodin. Sorane Cobanon. Dat is de naam van mijn ouders die, , als undercoveragenten gedood werden.’
Raya kijkt haar even aan en grijnst dan.
‘Is dat waar of weer een verhaaltje, roodkop?’ vraagt Malon.
Maar Sorane kijkt even naar de rug van de agent.
‘Hun namen waren Elian Cobanon en Gono Veron, Agent. Ooit zal ik opnieuw voor die corrupte amazone agenten staan die hen afgemaakt hebben.’
‘Amazone agenten?’
‘Ja, op de planeet Oran II.’
‘En dan. Ze gewoon afmaken.’
‘Nee, deze maal niet. Zij zullen boeten voor hun daden en volgens de witte weg is de dood genade verlenen.’
‘Alleen moet je daarvoor wel hier uit de cel geraken, moordenares.’
‘Als ik jou was zou ik maar oppassen, anders zou ik wel eens spijt kunnen hebben, dat ik je ik opdaagde om jou te helpen.’
‘Mij helpen, Sorane?’
‘Je was zwaargewond toen ik je vond, Agente. Of ben je dat nu al vergeten.’
Verschrikt kijkt Raya om en staart Sorane met grote ogen aan.
‘Vergeten niet, Maar dat jij daar was kan ik me niet herinneren.’
Maar Sorane zegt niets meer, maar kijkt haar met een vaste raadselachtige blik aan.
‘Raya, luister je nog. Ik zei dat niet zo moeilijk is. Want als ze haar vingerafdrukken van de dode dubbelgangster vergelijken, dan heeft ze met een beetje geluk niet veel te vrezen.’
‘Nogmaals, Agent Garent. Er is geen dubbelgangster.’
‘Ja, ja… verhaaltjes, Sorane. Wij allen hebben het dode lichaam gezien.’
‘Ja, en…’
‘Nu zit dat lichaam hier in de zwever, wil je zeggen, fabeltjes’ zegt Malon spottend.
Even lacht Raya luid.
‘Doden staan niet meer op, Sorane. Dat moet jij weten, want je bent minstens medeplichtig aan vele moorden.’
‘Laat maar, Raya. Ze komen wel te weten wie ze in werkelijk is, als ze haar vinger afdrukken nemen. En dan zal ze wel anders praten.’
‘Hopelijk krijgen die collega’s van jou geen hartstilstand, Raya. Als ze mijn vingerafdrukken met die van mijn zogenaamde dubbel vergelijken. Want die zijn namelijk de mijne.’
‘Genoeg, verhaaltjes, roodkop. We komen wel achter de waarheid. Maar eerst moet je terecht staan voor de misdaden die jullie beiden gepleegd hebben.’
Sorane glimlacht even spottend, maar zegt niets meer. Malon kijkt haar nog steeds wrevelig aan en steekt zijn wapen weer in zijn holster.
‘Kom, we gaan. Voor ze nieuwe schutters sturen,’ zegt hij, met een licht grijns.
‘Dat kunnen we hun niet aandoen. Als Sorane haar vroegere collega’s nog meer uitdunt, dan blijven er geen meer over.’
‘Misschien zo slecht nog niet. Dan ben ik voor een tijdje de enige die als huurmoordenaar gevraagd wordt. Dan ben ik in een paar jaar zo rijk dat ik een eigen land kan kopen.’
Raya en Malon kijken Sorane verschrikt aan, maar zien haar lachen. Ze beseffen dat het een grapje was. De gevangenisbewakers kijken naar het drietal. Maar Sorane merkt dat ze alleen oog hebben voor haar. Hun gedachten verraden, dat ze haar een beetje bewonderen. Maar ook zij snappen niet waarom ze zich niet uit de voeten maakte. Toch zijn er andere gedachten. Sommige bewakers zijn haar vijandig gezind.
Als Sorane naast Raya staat, fluistert ze snel:
‘Agente, mag ik u een goede raad geven?’
‘Raad?’
‘Leg Malon uit wat je gedaan hebt en waarom. Misschien zal hij je een tijdje niet meer aanspreken, maar hij zal je vergeven, dat weet ik zeker.’
‘Dat kan ik ni…’
‘Doe het, Raya. Want als hij het ontdekt, dan vermoed ik zeker dat hij je nooit meer wil zien. Als je tegen hem liegt, dan zal hij je nooit meer vertrouwen.’
‘Wat staan jullie daar te fluisteren?’ horen ze Malon plots zeggen.
Raya schrikt op en duwt Sorane naar enkele bewakers toe. Die nemen de roodharige over en brengen haar weg naar de cellen.
Als Malon en Raya naar buiten stappen, zegt hij:
‘Je bent zo stil.’
Maar Raya stapt gewoon verder tot bij hun zwever. Dan kijkt ze hem aan.
‘Is er iets, Raya?’
‘Ik heb die blondine waar de politie naar zoek ontmoet.’
‘Jij hebt…?’
‘Ja, maar ze is anders. Ze leek niet op diegene die Erine toegetakeld heeft en wat ze deed, zou ik niet vernietigen noemen.’
‘Wat deed ze dan buiten mensen pijn doen?’
‘Mij genezen.’
‘Je genezen, van wat dan?’
‘Ik werd neergeschoten en was zwaar gewond.’
‘En dat moet ik geloven, Raya. Wanneer was dat dan?’
‘Een paar dagen geleden.’
‘Haha, je ziet er anders wel gezond uit.'
‘Je hebt niet geluisterd, Malon. De kogel ging door mijn rechterlong en een slagader of zo, denk ik. Zonder die blondine was ik ter plaatse doodgebloed.’
‘Dus ze heeft je wonde verbonden.’
‘Ze deed meer dan verbinden, Malon. Ze herstelde mijn lichaamsstructuur en genas de wonde gewoon door eraan te denken.’
‘Door eraan te denken. Zoiets is niet mogelijk, Raya. Dat moet je ook weten. En zelfs als je wonde genezen is, dan moet er een litteken te zien zijn.’
Even slikt de agente.
‘Genezen, Raya. Ik zal dat pas geloven als ik je litteken zie.’
Even kijkt ze om zich heen, maar er is niemand, buiten hun beiden, te zien. Raya trekt haar vestje uit, maar als ze haar hemd wil losmaken, beseft ze dat ze later in de spiegel keek. Ze stond verbaasd naar haar naakte lichaam te kijken, maar ze zag er gezond uit. Niets, zelfs geen litteken, fluisterde ze toen. Ze dacht toen heel even dat ze het inbeeldt had, maar ze had van Sorane dat pentagon gekregen, waardoor nieuwe kleren gevormd waren. Ze had haar kleding die met bloedvlekken niet meer bruikbaar waren in de vuilbak geworpen. Even had ze geaarzeld, maar toen ze haar hemd eruit haalde, bleek dat haar hemd en ook haar vest vol met bloedvlekken zat. 
‘Bewijs het, Raya. Doe verder. Ik heb je toch een paar maal in je blootje gezien,’ zegt Malon met lichte spot.
Even staat ze daar besluiteloos en fluistert dan:
‘Er is niets meer van te zien.’
‘Ach zo. Dat is zo goed als onmogelijk. Een wonde laat altijd een litteken na.’
‘Geloof me alstublieft, Malon.’
‘Dat kan ik moeilijk, Raya. Je zou bijna dood geweest zijn, maar je kan niet laten zien waar?’
‘Waar is geen probleem, Malon. Maar is niets meer van te zien?’
‘Ben je nu wel ernstig, Raya? Of ben je gek aan het worden en zie je van alles dat niet echt is.’
‘Nee, Malon.’
‘We zien elkaar morgen wel?’
‘Malon, wat bedoel je?’
‘Ik bedoelde dat ik je morgen kom ophalen, want we hebben beide onze taak te vervullen.’
‘O, blijf je niet?’
‘Nee, ik moet over wat je zei eens ernstig nadenken.’
‘Malon, er is nog iets belangrijks waarvan ik je op de hoogte wil brengen,’ zegt ze.
‘Als het maar weer zo geen verhaaltje is, Raya.’
Raya slikt even stapt naar een kaal gedeelte van de straat toe. Dan leunt ze tegen de muur. Ze kan zien dat Malon niet goed weet dat te doen en nu wil ze hem nog meer laten twijfelen, maar ze kan niet anders. Misschien heeft ze later de moed niet meer toe.
Verbaasd kijkt hij zijn collega aan. Aarzelend slikt ze nog een maal en staart hem even aan. Dan begint ze te vertellen over haar misdaad. Met stijgende ontstelling luistert hij naar haar verhaal. Terwijl haar laatste woorden naklinken, staart hij haar met grote afwijzende ogen aan.
‘Ik geef om je, daarom moest ik het je vertellen. Maar ik ben ergens, dankzij de woorden van Sorane, een andere weg ingeslagen. Ik wil weer de agente worden die ik ooit was.’
Maar Malon staart met trillende handen aan. Zonder iets te zeggen stapt hij naar de zwever toe en stapt in
Dan zegt hij met koele gevoelloze stem.
‘Stap in, agente Verodin. Je mag van geluk spreken dat ik je niet zal rapporteren.’
Met tranen in de ogen stapt ze in en kijkt hem aan. Maar als hij de zwever start, zegt hij niets meer. Het is alsof ze niet bestaat. Als ze bijna bij het bureau zijn, zegt hij:
‘Je blijft mijn partner, omdat men anders te veel vragen zouden stellen. Maar ik leid mijn leven jij het jouwe.’
‘Maar onze tijd samen.’
‘Dat is voorgoed voorbij, agente.’
Als ze de zwever op de parking verlaten, blijft Raya droevig in gedachten verzonken, tegen de zwever leunen, terwijl ze Malon nastaart, als hij naar het gebouw toestapt.
‘Had ik maar niet naar die huurmoordenares geluisterd,’ denkt ze.
De volgende dag wordt Sorane uit haar cel gehaald en naar een kantoor gebracht. Even is ze alleen, maar dan komt een vrouw en twee mannen binnen. Sorane kijkt hen aan, terwijl ze haar telepathische scan beëindigt. De vrouw en een man, gaan tegenover de gevangene zitten. Ze kijken Sorane aan, zonder iets te zeggen. De tweede man stapt naar de muur links van hen toe en leunt ertegen.
‘Sorane Nador. Wij zijn door...’ zegt de vrouw, maar wordt door Sorane onderbroken.
‘Mijn naam is Sorane Cobanon, advocate. Ik wil zo genoemd worden. Mijn vorig leven heb ik achter mij gelaten.’
De advocate kijkt even naar haar collega’s en trekt haar schouders op.
‘Dat is mij gelijk, gevangene, Als je alles in de schoenen van je dubbelgangster wil schuiven, zal dat je niet veel helpen.’ zeg ze, terwijl de jonge vrouw iets aan de tekst op haar papieren aanpast.
‘Beginnen jullie ook al, advocate. Er is maar een Sorane Cobanon of Nador zoals ik me op dat moment noemde. Je weet toch dat mijn lichaam verdwenen is.’
‘Ja, wie dat gestolen heeft, zal er wel een bedoeling mee hebben. Maar dat heeft voor jouw proces geen enkel belang,’ zegt de man links van de advocate.
Die kijkt Sorane met een vreemde blik aan, maar dan kijkt ze even in haar papieren en richt zich tot Sorane.
‘Mijn naam is Anaya Rand. Dit is Heyan Gerison. Wij werden u als advocaten toegewezen. Ook Rouso Gosaro is aan jouw verdediging toegewezen. Hij is onze detective, maar hij kon vandaag niet komen.’
‘Jullie moeten mij verdedigen, terwijl jij mij lijkt te haten?’
Even staart de advocate Sorane aan, dan zegt ze nogal ruw:
‘Het is tegen mijn wil, maar ik verdedig je of ik word ontslagen. Dus we moeten met elkaar aan je verdediging werken. Ik moet je eerlijk zeggen, dat ik je liever veroordeeld wil zien. Maar ik ben advocate, dus moet ik mijn plicht doen.’
‘Wat heb ik je dan misdaan?’ vraagt Sorane, hoewel ze het antwoordt telepathisch al kent.
‘Erine Rand is mijn zus. Door jou toedoen heeft ze nog maar een paar dagen te leven. En alsof dat nog niet genoeg was, wilde je haar ook nog eens in het ziekenhuis kwellen, waardoor haar toestand zorgwekkend veranderd is.’
‘Hebben ze je dat wijsgemaakt, advocate? Erine is gezond en wel, alleen wordt ze op dit moment aan vele vermoeiende test onderworpen. De dokters willen weten waarom ze genezen is, al staan die nog steeds voor een raadsel.’
‘Je bent gek, Sorane. Mijn zus haalt misschien het einde van de week niet, als ik haar woorden mag geloven.’
‘Schrik niet te veel als je haar ziet, Anaya,’ zegt Sorane nog.
Maar wat de advocate ook doet, ze zegt niets meer over de agente.
‘Jullie zijn hier om over mijn zaak te praten, advocate. Niet over uw zus. Kom ter zake, anders verspeel je mijn kostbare tijd,’ zegt Sorane streng.
Anaya kijkt Sorane woedend aan. Haar ogen lijken wel vuur te spuwen, maar ze houdt zich in, omdat ze weet dat de gevangene gelijk heeft en begint vragen te stellen. Als ze afscheid nemen, zegt Sorane nog.
‘Ga eens bij je zus of bij haar nieuwste verovering, Seana Vergan, op bezoek. Dan ben je volgende maal misschien een beetje vriendelijker.’
‘Kom ik zo over, Sorane?’
‘Je laat duidelijk blijken, dat je me niet als klante wil, maar je kan er niet onderuit, wil je je vergunning niet verliezen.’
Even slikt Anaya.
‘Dat is mijn bedoeling niet, Sorane. Maar…’
‘Ik weet het, Advocate Rand. Je zus was zwaar ziek, maar het gaat beter met haar.’
‘Dat zal ik pas morgen weten, roodkop. Dan pas kan ik bij haar op bezoek gaan. En we moeten ook jouw antwoorden nog controleren.’
Sorane knikt.
De advocate staat met een ruk.
‘We praten later nog wel eens, Na..d…Cobanon.’
‘Gaan jullie nu al weg?’
De advocate zegt echter niets meer, maar stapt naar de deur toe.
‘We komen op het einde van de week terug, Sorane Cobanon,’ zegt haar collega.
Maar op het begin van de volgende week wordt Sorane weer naar het ontmoetingslokaal gebracht. Als ze het vertrek instapt, ziet ze beide advocaten aan een tafel zitten. Maar deze maal is er nog een derde persoon bij hen.
‘Dit is onze collega, advocaat-detective Rouso Gosaro.’
Sorane knikt de man toe en vraagt, terwijl ze de advocaat scant:
‘Hoe is het met je zus, Anaya? Er is toch al maar een week voorbij?’
Met vlammende ogen kijkt Anaya haar aan.
‘Ik weet het niet. Ze zou dood moeten zijn, maar ze zeggen dat ze nog steeds in leven is. Ze is naar een gespecialiseerd ziekenhuis gebracht. Ze moeten daar iets gevonden hebben, want haar toestand lijkt verbeterd te zijn.’
De roodharige glimlacht even.
‘Gelukkig voor haar, Anaya.’
‘Ik ben Advocate Rand voor jou, Sorane. Alleen vrienden hebben het recht om mijn met mijn voornaam aan te spreken.’
‘Ooit zal ik dat zijn, Advocate Rand,’ fluistert Sorane.
‘Dat zal nooit gebeuren, mevrouw Cobanon.’
Dan neemt Anaya haar papieren en weer stellen beide advocaten haar verschillende vragen.
‘Gelukkig geef je telkens eerlijke antwoorden, Mevrouw Cobanon,’ zegt Rouso, de collega van Anaya, ten afscheid.
Anaya vindt haar geen blik meer waardig en is met Heyan al naar buiten gestapt.
In de twee weken die volgen, komen de drie advocaten soms afzonderlijk een paar keer terug. Aan het begin van de derde week, merkt Sorane dadelijk dat er iets scheelt. Anaya is helemaal uit haar doen.
‘Ze hebben je bedreigd, als ik het niet mis hebt.’
De advocate kijkt Sorane verschrikt aan.
‘Hoe weet...’
‘Het is een vermoeden, Anaya. Wil je mij vertellen wat er gebeurd is?’
Even kijkt Anaya haar met een kwade blik aan, want ze noemde haar weer bij haar voornaam.
‘Waarom, gevangene? Jij kan toch niets doen.’
Sorane weet echter uit haar gedachten wat er gaande is. Heyan, haar vriend, een van de twee andere advocaten, is ook bedreigd. Hij heeft een zoontje, Enon. Als ze niet doen wat er gezegd wordt, dan is hij er geweest. 
‘Misschien kan ik je toch helpen, Advocate.’
‘Nee, dat kan je niet. Toch niet zolang je hier gevangen zit.’
‘Ik heb nog vrienden buiten deze cellen.’
‘Moei je niet, Sorane. Ik wil geen hulp van een misdadigster.’
‘Dat is uw beslissing, maar ik denk dat je...’
‘Nee, Sorane. Waag het niet,’ zegt Anaya kwaad en staat op.
‘Het spijt me. Maar vandaag kan ik niet over je zaak praten.’
Sorane kijkt de jonge vrouw na, als ze de ruimte verlaat. Enkele ogenblikken later komen ze haar weer halen en brengen haar naar de cel. Maar ze is er nog niet aangekomen of ze brengen haar weer naar de bezoekersruimte terug. Nog voor ze kan gaan zitten, gaat de deur open en een ‘jonge’ vrouw komt binnen.
‘Het lijkt wel een clubje van roodharigen,’ hoort ze een bewaker spottend zeggen.
Dan herkent ze Tena. Haar ogen gloeien van de haat. Dit is haar vriendin niet meer. Ze lijkt eerder haar vijand. Ze kijken haar zwijgend aan tot de deur weer gesloten is.
‘Sorane, eindelijk heb ik je teruggevonden,’ zegt Tena, terwijl ze haar stem probeert te beheersen.
‘Hier kan je echter niets doen, Tena,’ antwoordt Sorane.
Maar telepathisch denkt ze:
‘Tena, richt je alstublieft weer op de witte weg. Ik ben Jakira, alleen heb ik een ander lichaam. Maar pas op, er is hier afluisterapparatuur aanwezig.’
Tena kijkt even om zich heen en glimlacht:
‘Je hebt het ver geschopt, zo te zien. En dan vertel je ook nog van die verhaaltjes over onze dode vriendin Jakira. Nee, Sorane. Dat je een telepate geworden bent, zal je niet helpen.’
‘Goed opgemerkt, Tena. Ik ben een esper, zoals zeer lang geleden. Maar ik had mijn leven wel iets anders voorgesteld.’
‘Waarom blijf je hier zitten, als je een esper bent? Of probeer je met je verhaaltjes over onschuld aan een straf te ontsnappen. Je weet toch wel dat Jakira in de stad rondzwerft. Ze heeft het tot ieders verbazing op het moment wel gemunt op misdadigers van de lagere klassen.’
‘Dat is die kloon niet, Tena. Maar dat ben ik. Terwijl ik hier zit, ga ik soms in mijn oude gedaante op onderzoek uit. Ik wil de juiste daders die hierachter zitten opsporen. Een aantal ken ik al van naam en ik weet zelfs waar ik ze ongeveer moet zoeken.’
‘Ach zo. Dat is niet zo dom. In de gevangenis en toch vrij om de jacht verder te zetten. Maar je gebruik de gedaante van mijn vriendin om je daden te verbergen. Dat duld ik niet,’ denkt Tena terug.
‘Tena, luister nog toch even…’
‘Ik luister niet meer, moordenares. Maar genoeg nu. Ik heb je gevonden. Als je een van deze dagen hierbuiten ronddwaalt, wees dan op je hoede.’
Sorane schrikt plots van de verandering die Tena heeft ondergaan. Haar uitstraling lonkt naar de zwarte weg. Ze is bezeten van haat. Kalm, maar met trillende stem, fluistert ze:
‘Geloof je nog steeds dat ik mijn vrienden zou kunnen doden, Tena?’
‘Ik heb je zo goed als betrapt, Sorane. Hoe je er ook uitziet, als ik je ontmoet, zal ik je doden, zoals jij Dargo en Arjina gedood hebt.’
‘Tena, luister toch even naar mij. Dat waren klonen van onze vrienden…. Ik…’
‘Klonen, zeg je. En wie zou die gekloond hebben. Jij, een laffe sluipmoordenares, toch niet…’
‘Tena luister naar me….,’ zegt Sorane en wil de hand van Tena vastgrijpen.
Maar Tena staat op en stapt met klinkende stappen naar buiten. Sorane kijkt haar met droevige ogen na. 
‘Was ik maar iets sneller geweest, dan had ik met haar kunnen teleporteren. Waarom was je er zo snel vandoor Tena?’ denkt ze.
Op dat moment komen drie bewakers binnen.
‘Je vriendin ging er nogal snel vandoor. Hebben jullie ruzie gehad?’
‘Waarom denk je dat, man? Ze was gewoon vergeten dat ze nog iets moest doen.’
‘Zo zag het er niet naar uit, vrouw.’
‘IK denk hetzelfde als, Nodro hier. Vergeet niet dat je nog minder dan een week hebt voor je  voor je rechters staat. Al is de doodstraf nog niet uitgesproken, toch staat ze al vast.’
‘Misschien wel, Vernan. Maar zo snel krijgen jullie mij niet dood. Je kunt je beter uit de voeten maken.’
‘Sta op en volgt ons kalm, vrouwtje,’ zegt de man die Nodro genoemd werd.
Sorane kijkt hem aan en knikt. Dan staat ze op en wordt door de drie bewakers weer naar haar cel gebracht.
Een van de bewakers duwt haar  ruw naar binnen. Sorane valt echter niet, maar kijkt hem met een vreemde blik aan. Even wil hij woedend uitvallen, maar dan trekt hij zijn schouders op.
‘Stoute praat kan je niet meer helpen, gevangene. Misschien is er zelfs geen rechtszaak nodig. Als iemand een premie op je hoofd zou zetten, dan maakt je de rest van je proces niet meer mee.’
‘Er zijn er genoeg die me haten, dus ergens zal iemand zijn die er veel geld voor wil betalen. Waarom probeer je het niet, Vernan. Dan kan ik ervan genieten,’ fluistert Sorane, zodat alleen Vernan het kan horen.
Even kijkt de man haar koel aan, maar dan schudt hij zijn hoofd.
‘Je bent nog gekker dan ik dacht, moordenares. Maar zolang Aqunok geen ander bevel geeft, sta je voor de rechter die je zo snel mogelijk ter dood zal veroordelen. Dan ben je terug samen met je dubbelgangster die nu al wel in het hiernamaals al op je komst aan het wachten is.’
Sorane glimlacht alleen maar. Dan stapt ze haar cel, die achter haar gesloten wordt, in. In haar cel moet ze denken aan Anaya en het zoontje van haar vriend, Heyan. En ook Siney, aan het dochtertje van Rouso, hun collega.
‘Waar ben ik toch mee bezig, straks is heel de planeet nog lid van mijn groepje. Nog deze twee, misschien alle drie, maar dan is het voorlopig genoeg. Eerst orde op zaken stellen en daarna zien we wel,’ denkt ze. 
Plots moet ze aan Teira denken, die een andere villa woont.
‘Wat moet ik met hen doen? De oude Sorane heeft beloofd haar famillie te zullen helpen. En dan is er ook de famillie van Elira nog. Die hebben zelfs geen geld om terug te keren. Daar moet ik toch eens goed over nadenken. Maar dat zal ik moeten uitstellen, want eerst moet ik me om de gegijzelden bekommeren, want die lopen gevaar.’
Nu ze haar besluit genomen heeft, gaat ze op het bed liggen. Een paar seconden later wordt ze even doorzichtig en kilometers daar vandaan wordt ze als Jakira terug stoffelijk. Ze bevindt zich nabij een van de grote rijke villa’s, die door de grote bazen bewoond worden. Een gedachte en ze staat in de slaapkamer van de baas. Zoals ze telepathisch vaststelde is er niemand aanwezig.
Glimlachend gaat ze op het bed liggen in een half doorschijnend nachtgewaad. Ongeveer een uur later komt Duno Cornod, de baas, met zijn vrouw in de arm naar hun vertrekken toe. Als ze beiden de slaapkamer binnenkomen, kijken ze verschrikt naar Jakira. De blondine richt zich op.
‘He, wat. Schat, je bent onze afspraak toch niet vergeten. Dan heb ik mij voor niets zo opgemaakt,’ zegt Jakira.
Even is het doodstil in het vertrek.
‘Verdomme, jij vuile...’ roept de vrouw uit en wil haar man een klap geven, maar die is sneller.
Hij grijpt haar hand stevig vast.
‘Ik ken die vrouw niet. Dit moet een vergissing zijn,’ roept hij uit.
‘Duno, lieveling. Een vergissing, wat zeg je nu?’
De vrouw van Duno kijkt Jakira met vuurschietende ogen aan en rukt zich los. Dan rent ze de kamer uit. Ze horen de deur achter haar dichtslaan.
‘Ik hoop voor jou dat dit een grap is van een van mijn vrienden, want anders kom je hier niet levend weg,’ zegt de misdadiger met ingehouden woede.
‘Het is geen grap, Duno. Ik ben hier voor jou,’ zegt Jakira spottend, terwijl ze hem scant.
‘Dank je, man. Ik weet nu waar Siney is. Dat is wat ik wilde weten,’ fluistert Jakira.
‘Hoe weet…’
Dan veranderen haar kleren in het ijsblauwe uniform van de basis. 
‘Wat is dat? Hoe... Blijf daar of ik...’
‘Of wat, Duno,’ zegt Jakira, terwijl ze zijn arm vastgrijpt.
Op hetzelfde moment zijn ze verdwenen.
Als zijn lijfwachten en zijn vrouw terug binnen stormen vinden ze niemand meer. Beiden zijn intussen recht in een cel van de gevangenis gematerialiseerd. Verschrikt kijkt de misdadiger om zich heen. 
‘Hoe komen we hier?’ stamelt hij.
‘Teleportatie, Duno. Kijk maar eens naar je vrienden. Zij zitten hier al een tijdje, volledig afgezonderd.’
De man kijkt nu pas naar de andere cellen en ziet een zestal andere leiders, elk in een afzonderlijke cel staan.
‘Zij heeft ons hier gebracht, Duno. Maar zonder haar raken we hier nooit weg,’ zegt een van hen.
‘Wie geeft haar dat recht?’
‘Niemand, Duno. Jullie mogen blij zijn, dat ik jullie levend hier gebracht heb. Moordenaars stel ik meestal zelf terecht, maar deze maal maak ik een uitzondering. Jullie komen voor de rechtbank, maar pas wel op. Het is de bedoeling dat jullie zwaar gestraft worden voor jullie misdaden. Wie vrijgesproken wordt, geraakt juist tot aan de uitgang van de rechtszaal en dan sta ik voor hem. Als rechter en als voltrekker van het doodsvonnis, dat ik uitgesproken heb.’
‘Jij plaatst jezelf boven de wet,’ roept Duno uit.
‘Boven de wet, Duno. Nee, jullie staan boven de wet, dankzij jullie misdaadgeld. Maar ik pas de wet toe, alleen ben ik het enige jurylid en vergeet niet ik kan tot diep in je binnenste kijken. Tussen haakjes, geld interesseert mij niet.’
‘Laat me niet lachen, Jakira. Geld betekent macht. Niemand laat zoiets onverschillig.’
‘Mij wel, bandiet,’ zegt Jakira, maar op dat moment schrikt ze.
Iemand raakt Sorane’s lichaam aan. Ze moet dadelijk terug.
‘Ik moet weg, tot over een paar dagen. Dan breng ik nieuwe collega’s. Roep maar zoveel jullie willen, niemand kan jullie hier horen,’ zegt Jakira lachend en is op hetzelfde moment verdwenen.
Raya die intussen naast Sorane knielde en even lichtjes tegen de wangen van de roodharige vrouw sloeg, ziet Sorane even doorzichtig worden. Ze schrikt ervan, maar dan is het alweer normaal. Sorane opent haar ogen en kijkt haar verbaasd aan, want ze merkte iets vreemd op. Heel even meent Raya een half doorzichtige blondine in Sorane te zien wegzinken. Dan krijgt de huid van Sorane weer haar normale kleur terug.
‘He... Wat.’ stamelt ze.
‘Je leekt wel dood, Sorane,’ antwoordt Raya met trillende stem.
‘Dat is altijd als ik mij in een diepe concentratie bevind. Wat doen jullie hier?’
‘We hebben de opdracht op je naar de rechtbank te brengen,’ zegt Malon.
‘Geen probleem, Agent. Als ik wil vrijkomen, moet ik doen wat jullie zeggen,’ glimlacht de roodharige.
‘Vrijkomen, Sorane. Daar zou ik maar niet op hopen.’
Even kijkt Sorane Raya diep in de ogen en glimlacht even. Dan verandert de blik van Raya, die zegt:
‘Als het waar is wat jij tegen je advocaten gezegd hebt, dan staat je lot al een tijdje vast, Sorane.’
‘Tenzij ik er een stokje voor gestoken heb, agente. Misschien kan je liefje daar er iets meer over vertellen.’
‘Malon, wat weet die dan meer dan ik?’
‘Niet alles, Raya. Maar wel een beetje meer dan jij. En ik werk samen met een agente en een federaal agente.’
‘Spijtig dat ik niets aan hem kan vragen, want hij wil niet meer met me spreken. Hopelijk maak jij me niets wijs, roodkop?’
‘Vraag het dan aan Erine, Seana en Deno, de broer van Seana. Zij strijden aan mijn zijde. Iets dat jij misschien ooit ook zal doen.’
‘Weer raadseltjes, Sorane Cobanon. Als je Erine Rand bedoelt, dan moet ik je teleurstellen. Zij ligt nog steeds ergens gewond in het ziekenhuis. Zonder handen en doodziek kan ze moeilijk aan je zijde staan.’
Toch heeft ze bedenkingen.
‘De echte Jakira, die haar keven redde, zei ook zoiets over agente Rand. En misschien had de agente het ook mis, toen ze zei dat ze nog maar een week te leven had,’ denkt ze.
Sorane trekt haar schouders op, maar fluistert nog even:
‘Zoals ik al zei, vraag het aan je partner. Hij zal je wel op andere gedachten brengen.’
‘Vooruit, gevangene. Ze wachten in de rechtszaal op je,’ zegt Raya, die even een blik op haar collega werpt.
Twee uur later loopt Sorane samen met haar drie advocaten de rechtszaal binnen. Malon en Raya nemen plaats tussen het publiek, terwijl Sorane op de bank voor beschuldigden gaat zitten. Sorane merkt dadelijk op dat beide agenten heel koel met elkaar omgaan. Uit Raya’s gedachten kan ze dadelijk opmaken wat er gebeurd is.
‘Er is moed voor nodig om je fouten te bekennen, Raya Verodin. En daardoor ben je in mijn achting gestegen,’ hoort Raya een stem plots zeggen en kijkt om zich heen tot haar blik op Sorane valt, die naar haar kijkt.
Weer ziet ze heel even de halfdoorzichtige gedaante van Jakira opdoemen, voor die in Sorane wegzakt. Dan ziet ze Sorane verbaasd knipogen, terwijl haar advocaten links en rechts van haar plaatsnemen. 
‘Hier kan ik niet veel meer doen,’ denkt Raya en kijkt om zich heen.
Maar ze ziet Malon nergens meer.
‘O, ja. Ging hij niet naar buiten.’
Snel haast ze zich naar de uitgang en komt juist tijd. Malon nadert het gebouw met zijn zwever op weg naar de uitgang van het complex. Dan zwaait ze met haar beide armen. Even lijkt het alsof Malon niet gaat stoppen, maar dan vermindert de zwever vaart en komt tot stilstand op een paar meter voorbij Raya. Snel haast ze zich er naartoe. Als ze instapt vraagt Malon ontstemd.
‘Hebben ze in het gebouw niet meer nodig?’
‘Nee, in tegenstelling tot jou herinnerde ik mij dat we partners zijn. Dus daarom ben ik hier. Waar gaan we heen?’
‘Mogwan? Ik wil uitzoeken waar mijn echte partner Erine Rand nu is. Ik wil haar spreken als dat kan.’
Raya slikt even en knikt aarzelend.
‘Dan ga ik met je mee.’
‘En als ik weiger?’
‘Ik blijf. Je zult me uit de zwever moeten zetten als je me niet meer aan jouw zijde wil.’
‘Jij moet het weten, agente. Als je maar zwijgt kan je meekomen.’
Raya knikt alleen maar. Dan verhoogt Malon de snelheid en voegt zich even later in het drukke verkeer.
Op dat moment komen de juryleden de rechtszaal binnen, scant Sorane hun gedachten en beseft dadelijk dat Raya gelijk heeft. Ze zal niet vrijkomen. Van elk jurylid is een kind of een vrouw of man ontvoerd. Als ze hen levend willen terugzien, moeten ze Sorane ter dood veroordelen. De aanklager kijkt spottend naar Sorane, maar de roodharige kijkt hem koel aan, terwijl haar telepathische gedachten diep in zijn binnenste dringen. 
Zo komt ze te weten wie erachter zitten. Enkelen stonden al op haar lijst, maar nu komen die op de eerste plaats. Zodra ze in de cel zit, is het de beurt aan Jakira. Terwijl het proces verder zijn verloop kent en de ene bewezen aanklacht de andere opvolgt. Het interesseert Sorane niet zoveel, haar gedachten scannen haar omgeving op zoek naar iedere aanwezige die met de ontvoering van de familieleden van de juryleden te maken. Ze merkt wel dat Anaya haar soms verbaasd aankijkt, maar als ze de gedachten van de advocate opvangt, vertoont haar mond een lichte glimlach.
Dan merkt ze een bekende op. Noran Teogon. Hij staat naast de deur, maar durft haar niet aan te kijken. Ook zijn zus, Ruslyna, is aan aanwezig. Zij staat aan de andere zijde naast een deur op haar post. Even scant ze haar, maar dan richt zij haar blik op Noran. Uit zijn gedachten kan ze opmaken wat er gaande is. Hij en zijn vrouw hebben ruzie en spreken al enkele dagen niet met elkaar, omdat ze hem niet gelooft. Al twee dagen, slaapt hij alleen in de sofa.
Sorane glimlacht even als ze de gedachten van Ruslyna observeert. Die denk aan de vorige nacht, toen ze met Kinen, haar vriendje in bed lag.
Snel trekt Sorane haar gedachten terug en concentreert zich op Noran. Even later heeft ze een Pentagon in haar hand. Een seconde later is het weer verdwenen. 
Enkele kilometers daarvandaan in en wijk met kleine villa’s. In een van die villa’s zit een jonge vrouw met tranen in de ogen aan haar man te denken. Ze houdt van hem, maar hij vertelt de laatste dagen over een vreemde vrouw die hij ontmoette. Als hij over haar spreekt, lijkt het alsof hij haar bewondert. Wat hij vertelt kan ze niet geloven. En dan is er nog een zekere Anya die hij schijnt te zien. Zelfs als zich ze zelf ook in de dezelfde ruimte bevindt. Houdt Noran nog wel van haar. Of is hij op die Anya verliefd.
Plots staat ze op en kijkt even in de spiegel. Ze beseft dat ze niet kan blijven. Als ze naar de keuken toestapt, blijft ze plots verrast staan. Op de tafel ligt een pentagon vormig voorwerp, zoals haar man er een heeft.
‘Noran heeft het zeker vergeten mee te nemen,’ denkt ze.
Aarzelend neemt ze het op en bekijkt het langs alle kanten.
‘Wat is daar nu voor zo bijzonders aan?’
Plots schrikt ze als een jonge vrouw uit het niets opgebouwd wordt. Het pentagon valt uit haar hand op de grond. De jonge vrouw is er echter niet meer. Aarzelend neemt ze het op en dadelijk ziet ze de vrouw opnieuw.
‘Wie ben jij?’ Hoe kom je hier?’
‘Mijn naam is Anya, Meysane. Deze gedaante gebruik ik om met mensen te communiceren,’ hoort ze de stem van de vrouw in haar hoofd.
‘Ben jij die Anya die mijn man al een paar dagen lijkt te ontmoeten?’
‘In zekere zin wel. Maar ik behoor jou toe, niet je man. Alleen als je het pentagon draagt kan je mij zien en kunnen we communiceren.’
‘Jij behoort mij toe, dat begrijp ik niet.’
‘Mijn gebieder geeft mij in de vorm van een pentagon aan mensen, die ze vertrouwt en die ze wil helpen.’
‘Wie is je gebieder?’
‘Haar naam is Sorane Cobanon.’
‘Is het dan toch waar wat mijn man vertelt?’
‘Wat dan?’
‘Een of andere basis ergens nabij de bergen Daar gaat hij soms naartoe om, zoals hij het noemt, te trainen.’
‘Het schip van mijn gebieder bevindt zich in een baan om de zon. Noran, je man, werd door de gebieder geselecteerd om daar later dienst te doen. Maar Sorane heeft geëist dat jij toestemt, anders kan hij geen deel uitmaken van de bemanning.’
‘Dat kan niet waar zijn, Anya. Ik geloofde hem niet, toen hij het mij vertelde.’
‘Plaats mij achteraan in je hals, Meysane.’
Aarzelend doet de jonge moeder het en voelt het voorwerp dadelijk van vorm veranderen. Daarna voelt ze er zelfs niets meer van.
‘Niet schrikken, Meysane.’ 
Op hetzelfde moment is ze in een groen veld gehuld en als de gloed verdwijnt staat ze plots in een kleine centrale.
Een jonge vrouw komt op haar toe en glimlacht even:
‘Mijn naam is Veanya. Heeft Sorane jou ook uitgenodigd, Meysane?’
‘Hoe weet u wie ik ben?’ stamelt ze verbaasd en kijkt om zich heen.
Anya heeft het mij laten weten nog voor je in het overbrengersveld stapte.
‘Waar ben ik hier?’
‘In een basis. Je man is al een paar maal hier geweest om te studeren, want hij wil zo snel mogelijk bijleren.’
Meysane slikt even.
‘Niet zo droevig kijken, meid. Je man houdt van jou, hij zal je wel vergeven. Maar ik heb van hem gehoord dat je in de ruimteacademie wilde, maar geweigerd werd.’
‘Dat is juist. Het was mijn grote droom, die ik niet meer zal kunnen waarmaken.’
‘Ik geloof dat je je man en ook Anya niet goed begrepen hebt, Meysane. Je bent hier niet op vakantie. Het enige wat de Tiren, waar we allen naartoe gaan, mist is een bemanning. Je man wil daar deel van uitmaken en doet er alles voor om te slagen. Sorane heeft je een hypsoon gegeven, daardoor sta jij voor dezelfde keuze. Dus als je je droom toch wil waarmaken, dan zal je moeten studeren om deel uit te maken van de bemanning.’
‘Ik, aan boord van een schip in de ruimte. Dat meen je niet.’
‘Nee, misschien meen ik dat niet. Maar…,’ zegt Veanya, terwijl ze Anya een overbrengersveld laat vormen.
Meysane merkt dat ze plots door een groen licht omgeven wordt en als het verdwijnt zijn ze beiden ergens anders.
‘Al terug, Veanya,’ hoort ze een stem zeggen.
‘Maar even, Aron. Deze dame gelooft met niet zo. Dus bracht ik haar maar hier.’
‘Waar zijn we nu weer?’
‘Mag ik je aanraden om eens naar buiten te kijken.’
Aarzelt wendt Meysane haar hoofd en schrikt. Ze zijn door water omgeven. Ze kan ook enkele vreemde diepzee dieren zien zwemmen.
‘Vergeet echter niet dat het een harde leerschool zal worden. Wie blijft, zal hard moeten studeren nen trainen om klaar te zijn op het moment dat de Tiren naar het Amazonegebied vertrekt,’ hoort ze de vrouw zeggen.
Verbaasd kijkt Meysane Veanya aan.
‘Kom, we gaan terug naar de basis. Lo-arna zal al op ons aan het wachten zijn.’
Terwijl ze een overbrengersveld vormt, wendt ze zich tot Aron.
‘Ik zie jullie later wel, Aron.’
Even later materialiseert ze met Meysane in de centrale van de basis.
‘Je bedoelde daareven toch het grote amazone rijk niet?’
‘Juist, dat bedoelde ik. Als je blijft zal je misschien voor het eerst in je leven amazones ontmoeten. Maar het duurt nog wel een tijdje voor we vertrekken.’
Even zegt Meysane niets.
‘Als mijn man blijft dan ik ook,’ fluistert ze dan.
‘Grappig, je man zei juist hetzelfde,’ zegt een vrouw die juist binnenkomt.
Meysane kijkt om.
‘Welkom, Meysane. Mijn naam is Lo-arna.’
Meysane knikt even, maar vraagt:
‘Kent u mijn naam ook al, mevrouw?’
‘We staan allen in verbinding met Anya, Meysane. En je man heeft mij ook een beschrijving gegeven. En hij heeft dat zeer goed gedaan, want ik herkende u dadelijk.’
‘Mag ik werkelijk blijven, mevrouw?’
‘Zeg maar Lo-arna, zoals iedereen. Ik ben pas de commandante van de Tiren, als we eindelijk aan boord van dat schip zijn. En Sorane, die hier de grote baas is, spreken we allen met haar voornaam aan.’
‘Sorane?’
‘Je zal haar nog wel ontmoeten, want zij heeft je dat Pentagon gegeven. En dat geeft ze alleen aan diegenen die ze vertrouwt.’
‘Wat moet ik hier doen? Op mijn man en kinderen passen zoals een gewone vrouw.’
‘Dat denk ik niet, Meysane. Tenzij je dat wil. Als je een plaats aan boord van dat schip wil bemachtigen, dan zal je wel een zware leerstof moeten verwerken. Maar volgens de gegevens die ik over u heb, hebt u altijd al de wens gehad om de ruimte te verkennen.’
‘Al vanaf ik voor het eerst in de luchtmacht dienst nam. Ik bracht het tot Luitenant, maar toen ik geweigerd werd voor de ruimtevloot, raakte ik aan lagerwal. Als mijn man mij toen niet geholpen had, dan was ik er zeker aan ten onder gegaan. Het is altijd mijn doel geweest om te ruimte te verkennen. Maar ik werd afgekeurd.’
‘Bij het Enuroonse ruimteonderzoek wel, Meysane. Maar dat jij de toestemming hebt van Sorane, zoals ik al zei, om hier voor mij te staan, wil zeggen dat je aanvaard bent.’
Een slikt Meysane, maar knikt dan maar.
‘Is dat werkelijk waar, Lo-arna?’
‘Mag ik haar naar hun woonruimte brengen, Commandante?’
‘Doe maar, Veanya. Leg haar ook een paar noodzakelijke dingen uit.’
‘Zal ik doen. Kom, Meysane, volg me maar.’
De vrouw van Noran volgt de jonge vrouw aarzelend. 
‘Waarom noemde die andere vrouw commandante?’
‘Omdat Sorane haar, gesteund door Tara, die post gegeven heeft. En Lo-arna is een gewezen Volkor.’
Als ze de centrale willen verlaten, schrikt Veanya even. Arjina en Dargo komen juist binnen.
‘Waarom schrik je, Veanya? We bijten niet hoor.’
Veanya kijkt Arjina in de ogen.
‘Ik heb je bijna echt gedood, Arjina. Daarom schrok ik zo.’
‘Dat gevecht is voorbij. Jij bent geen volkor meer. Dus kunnen we net zo goed vriendin zijn,’ zegt Arjina en reikt haar rechterhand aan.
Veanya kijkt er even naar, dan herinnert ze zich een hand geven de gewoonte is op Enuron. Ze drukt de hand stevig, maar schrikt weer als Arjina haar omarmt.
‘Zo, dat is ook alweer voorbij, vriendin en medestrijdster.’
Veanya ziet Dargo glimlachen en knikken.
‘Ik moet verder. Meysane hier wil naar haar woonruimte.’
‘We zien elkaar nog wel. Tot later dan,’ zegt Dargo.
Veanya geeft Meysane een teken en beiden gaan verder de gang in.
‘Wat bedoelde je daareven dat Sorane hier de grote baas is? Mijn man sprak soms van Sorane Cobanon. Als dat de Sorane is die u bedoelt, moet die toch in de gevangenis zitten:’
‘Dat is de Sorane die ik bedoel. En zij is de grote baas omdat deze basis, de kruiser op de zeebodem en de Tiren van haar zijn.’
‘En ze zit toch in de gevangenis. Als ze haar veroordelen, dan…’
‘Sorane is zo vrij als een vogel, Meysane. Het behoort tot haar plan.’
‘Dat snap ik niet?’
‘Ik kan u ook niet meer uitleg geven. Alleen Sorane kan dat.’
Plots blijft Veanya echter staan.
‘Wil je te voet gaan of nemen we de overbrenger, Meysane?’
‘Is het dan zo ver?’
‘In deze basis zijn de afstanden nog niet zo groot, maar als we naar de Tiren gaan, dan kom je pas in een echt schip. Dat schip is ongeveer half zo groot als het schip waar jij op dienst wilde nemen bij de Enuroonse vloot. Dus je begrijpt, dat wie daar even wil wandelen te voet kan gaan, maar meestal wel de overbrenger neemt.’
‘Misschien kunnen we nu ook beter de overbrenger nemen, Veanya. Ik wil tijdig terug zijn om mijn man om vergeving te vragen.’
‘Misschien kan je hem hier wel verrassen, want hij heeft deze avond een training te volgen. Hij heeft het in zijn hoofd gezet om een officier aan boord van een kruiser te worden.’
‘Zijn hier andere kruisers in deze basis?’
‘Niet hier. Maar aan boord van de Tiren wel. Zelfs verschillende eskadrons. Maar we hebben niet genoeg mensen om alle toestellen te bemannen,’ zegt Veanya, terwijl ze een overbrengersveld vormt. 
Beiden stappen erdoor en belanden in de woonruimte van Noran. Met stijgende verbazing loopt Meysane door de ruimte. Deze heeft de grote van een kleine flat, alles wat nodig is, lijkt aanwezig. Tijdens haar aspirantenopleiding aan boord van een Teraans schip kreeg ze een kleine cabine toegewezen en die moest ze dan ook nog delen met een andere vrouw. Die vrouw Irena Kosolov werd later een goede vriendin van haar. Maar zij is echter wel tot de academie toegelaten. 
‘Waar zou die nu zijn?’ vraagt ze zich in stilte af.
Plots schuift de toegangsdeur open en de jonge vrouw die binnenkomt, blijft verrast staan.
‘Ruslyna, ben jij hier ook?’ vraagt Meysane schrikkend.
‘J..ja, ik hoopte dat je ooit zou komen, maar…’
‘Sorane heeft haar goedgekeurd, Ruslyna,’ hoort ze de stem Anya zeggen.
Even kijkt Ruslyna naar het halogram en dan weer naar schoonzus.
‘Wauw, wat zal mijn broer opgelucht zijn. Hij denkt je hem verlaten hebt.’
Meysane trekt een droevig gezicht.
‘Dat spijt me, ik dacht hij vreemdging.’
‘Tja, Anya is een zeer mooie vrouw en dan heb je Tara nog niet ontmoet. Zelfs ik zou op haar verliefd kunnen worden. Maar geen van beiden zijn echt.’
‘Tara, wie is….’
‘Iemand zoals, Anya. Die ken je toch al?’
Meysane glimlacht even.
‘O, zo iemand bedoel je. Maar jij had toch een vriendje. Is die hier ook?’
‘Kinen, bedoel je?’
Meysane knikt.
‘Die is nog in de stad een paar dingen in orde brengen, maar hij komt ook over een paar dagen,’ zegt Ruslyna en gaat naast Veanya in de zetel zitten.
De drie vrouwen beginnen elkaar hun wedervaren te vertellen. Meysane raakt meer en meer in de ban van deze nieuwe wereld, waar zij en haar man in terecht gekomen zijn. Al snel begint ze, met groeiende interesse, vragen te stellen. De tijd vliegt echter snel voorbij.
Intussen doet de jonge advocate op Enuron haar best om haar cliënte te verdedigen, hoewel ze Sorane niet kan vergeven voor wat ze haar zus aangedaan heeft. Maar ook Erine zou het niet goedkeuren als ze haar gevoelens boven haar werk zou plaatsen. Daarom doet ze zoveel mogelijk haar best, maar de tegenstanders beginnen haar meer en meer als een gevaar te zien, want ze willen dat Sorane de doodstraf krijgt. Plots schrikt Sorane. Aqunok zit tussen de toeschouwers en hij heeft telefonisch juist het adres van Anaya doorgegeven. Hij beseft, terwijl hij zijn telefoon neerlegt, niet dat Sorane op de hoogte van zijn plannen. Nog deze avond moet haar advocate eens goed aangepakt worden en ze krijgen ook nog de vrije hand.

Plaats een reactie