13. De man van Teira

De roodharige heeft intussen een klein hotel bereikt waar ze een kamer neemt. Daar kijkt ze nog even naar de wonde in haar zijde en legt een beter verband aan. Dan kijkt ze naar het schampschot aan haar been, maar ziet niets. Zelfs geen gat in haar broek. 
‘Ik heb toch iets gevoeld of heb ik het ingebeeld,’ denkt ze verbaasd.
Nadenkend gaat ze op het bed liggen en staart naar het plafond.
‘Ben je er nog, Anya?’ denkt ze lachend, maar krijgt nog steeds geen antwoordt.
De volgende morgen voelt ze zich al beter en richt zich op. Toch voelt ze de pijn van de wonde.
‘Dat was een stommiteit, een fout als dat mag ik nooit meer maken,’ denkt ze.
Heel haar rechterzijde is stijf en pijnlijk. Ze verbijt de pijn en wandelt naar buiten de gang in. Aan de lobby geeft ze de vrouw nog een fooi.
‘Ik heb heerlijk geslapen, dame,’ zegt ze even met een glimlach, als de vrouw haar verbaasd aankijkt.
Die vrouw staart de roodharige na als ze door de deur de straat opstapt en om zich heen kijkt naar een taxi. 
‘Sorane, mag ik erop wijzen dat ik een bekende man opgemerkt heb,’ zegt de stem van Anya in haar hoofd plots.
‘Wie dan? Ik ken hier niemand.’
‘Misschien weet u het niet? Maar we bevinden ons nabij het adres dat op de achterzijde van het portret stond. Die man verliet zojuist een zwever op de parking, aan de overkant.’
Even denk Sorane na en trekt haar schouders op. 
‘Ik kan mij er misschien niet verder meer mee bemoeien,’ denkt ze, maar dan wordt ze toch nieuwsgierig.
‘Kan je mij de weg naar dat adres wijzen?’
Dadelijk verschijnt een 3d kaart door haar ogen. Op dat stratenplan zijn twee stippen te zien. De stip het dichtstbij is dat stelt de man en de jonge vrouw voor. Sorane haast zich om hen in te halen. Juist als de twee een appartementsgebouw willen ingaan, nadert ze hem.
‘Mag ik u iets vragen, Ono?’
De man kijkt verbaasd naar de mooie roodharige.
‘Ken ik u, Ona?’
‘Nee, maar ik was een paar dagen geleden bij de famillie Monnaan en daar zag ik uw portret.’
‘Dat moeten de ouders van mijn vroegere vrouw geweest zijn. In dat geval moet u die Sorane Cobanon, waar mijn schoonouders het over hadden, zijn. Of is uw naam Sorane Nador.’
‘Cobanon, Ono. Dat was de naam van mijn echte moeder.’
‘Ik heb tegen haar al gezegd dat ik over een week wel zou komen om te praten. Ik hoop alleen niet dat ze het werkelijk over mijn vorige vrouw willen hebben. Ik kan haar nooit vergeven wat ze gedaan heeft.’
Even kijkt Sorane hem streng aan.
‘Pap, wie is deze vrouw?’ vraagt een negentienjarige vrouw op dat moment.
De man kijkt om en glimlacht.
‘Deze vrouw is bij de ouders van je moeder geweest, Liese. Ze wil me spreken.’
‘Je doet maar, vader. Ik ga naar binnen. Als het over mijn moeder gaat, die bestaat voor mij niet meer. Maar maak het niet te lang, Worena wacht op ons.’
‘Liese, blijf even. Je lijkt fel op je moeder.’
‘Ben jij die veroordeelde, die mijn moeder was, ontmoet, roodkop?’
Liese merkt dat de ogen van de roodharige lijken te bliksemen en kan haar niet langer aankijken. Dan glimlacht Sorane even en kijkt de man aan.
‘Ja, ik heb Teira ontmoet. Ik wil jullie allen spreken, maar niet hier.’
‘Mijn naam is Kieve Goren. Mag u ik dan even binnen uitnodigen, Ona Cobanon?’
Sorane knikt even en zegt met een glimlach:
‘Ik moet jullie allen dringend spreken. Noem me maar Sorane.’
Terwijl ze de vroegere man van Teira volgt, vangt ze de woedende blik van de blondine op, maar volgt hen toch naar binnen. Even later stappen beiden uit de lift op de zesde verdieping en lopen naar een appartement toe. Als ze binnen stappen kijkt een groenhuidige vrouw, die haar ergens bekend van voorkomt, hen verbaasd aan.
‘Bezoek meegebracht, schat,’ zegt ze vragend.
‘Ja, dit is Sorane Cobanon.’
Worena schrikt als ze Sorane een beetje beter bekijkt en wijkt een stap achteruit. Sorane beseft dat die vrouw haar herkend heeft.
‘Kieve, je bracht een huurmoordenares mee.’
De man kijkt Sorane verschrikt aan.
‘Is dat waar?’
‘Ja, dat ben ik, mijnheer Goren. Nador is de familienaam van mijn pleegouders,’ antwoordt ze, terwijl ze de vrouw aandachtiger bekijkt.
Dan herkent ze haar pas. Worena Tergon. Zij werd op Enuron jaren geleden door de mensen van Aqunok als een verraadster beschouwt. Maar ze slaagde erin om te verdwijnen. En nu vindt ze haar hier.’
‘Ga maar even zitten, mevrouw Goren. Ik ben hier niet voor jullie. Ik heb jullie iets zeer belangrijks te zeggen.’
Beiden kijken haar afwachtend aan.
‘Ik ben de dochter van Elian en Gono Cobanon. Voor de dood van mijn ouders werd uw vrouw veroordeelt.’
‘Jullie hebben mij niet nodig, vader. Ik ga naar mijn kamer,’ zegt Liese, maar schrikt als ze de blik van Sorane opmerkt.
‘Liese, ik wil dat je blijft. Dit is ook voor jou bestemd.’ zegt Sorane streng.
Kieve kijkt verschrikt naar de roodharige en wil woedend uitvallen, want dit is zijn appartement. Maar Sorane heeft alleen oog voor zijn dochter, die haar blonde lokken in een paardenstaart draagt.
‘Het gaat over je moeder, Liese. Ik wilde wraak voor de dood van mijn ouders.’
‘Ben je daarom hier? Je zoekt mijn veroordeelde moeder. Heb je haar dan niet bij mijn oom gevonden.’
Kieve kijkt zijn dochter even aan en wendt zich dan tot Sorane.
‘Wij weten niet waar ze is.’
‘En ik wil niets meer van haar weten,’ zegt Liese opstandig, maar keert zich halsstarrig naar de lift.
‘Ben jij het waardig om jezelf later een amazone te noemen?’
Met bliksemende ogen keert de jonge vrouw zich naar Sorane.
‘Dat ben ik zeker, roodkop,’ siste ze, maar merkt de verbaasd de droevige blik waar Sorane haar mee aankijkt.
‘Niet in mijn ogen. Ik heb jullie hulp niet nodig om je moeder te vinden. Ik weet waar Teira, je moeder is. Ze kijkt er verlangend naar uit om jullie allen te zien.’
‘Wat mijn vader doet, moet hij weten, maar ik wil haar niet meer zien,’ zegt Liese vol woede.
Sorane kijkt haar in de ogen en al wil de jonge vrouw weg gaan. Iets houdt in die blik houdt haar op haar plaats.
‘Ik vond je moeder bij haar broer Riso. Ik drong het huis binnen zonder dat iemand het merkte. Je moeder keek me verschrikt aan, toen ze besefte dat wie ik was en waarom ik voor haar stond. Ze keek de dood in de ogen, want ik wraak voor de dood van mijn ouders.’
Het is doodstil in de kamer, Iedereen staart de roodharige die even niets zegt aan.
‘Ik hield mijn wapen op het hoofd van je moeder gericht, Liese, maar ik schoot niet. Want ik kon in haar ogen zien dat ze onschuldig is. Je moeder heeft niets met de dood van mijn ouders te maken. De bewijzen, waardoor ze haar veroordeelden, moeten vervalst zijn. Daar ben ik van overtuigd.’
Liese wankelt even op en kijkt haar vader met verschrikte ogen aan. Worena reageert dadelijk en ondersteunt haar stiefdochter.
‘Is dat werkelijk waar?’ fluistert Kieve ontsteld, terwijl hij op de kast steunt. 
Hij voelt zich plots zo zwak. Dan zegt hij:
‘Mijn vrouw had mij de eerste jaren na haar arrestatie gezworen dat ze onschuldig was. We bleven elkaar trouw, maar ongeveer een jaar na de geboorte van Liese, werd Teira veroordeeld. Door de bewijzen die ze tijdens het proces tegen haar gebruikten. Toch hielt ze haar onschuld staande, maar hij geloofde haar haar niet meer. En toen ze vijftien jaar later uit de gevangenis kwam, had hun op dat ogenblik zestienjarige dochter Liese een aanvaring met haar moeder.’
‘Dat spijt me, mijnheer Goren. Maar ik ben ervan overtuigd dat je vroegere vrouw onschuldig is. Intussen heb ik de echte daders gevonden, maar hun tijd is nog niet gekomen.’
‘Worena, schat. Ik moet gaan…’
De groenhuidige kijkt haar man in de ogen en knikt plots.
‘Ga maar, Kieve. Ik vertrouw je.’
‘Jullie moeten allen gaan, Worena. Jij hoort nu bij dit gezin. Dat zie ik.’
Worena knikt even, want ze moet Liese troosten. Die heeft haar moeder nooit kunnen vergeven voor haar misdaad en nu blijkt ze ineens onschuldig te zijn. Ze geloven Sorane allemaal, want als zij er niet van overtuigd was, dan zou niet van haar plan afgezien hebben.
Sorane kijkt hen even aan.
‘Liese, kom hier,’ zegt ze.
De jonge vrouw kijkt met tranende ogen om, maar schud haar hoofd.
‘Ben jij dan toch te laf om je voor je daden op te komen, Liese? Ik dacht jij een echte amazone wilde worden. Of heb ik het verkeerd voor. Ik hoop dat jij je moeder geen oneer wil aandoen, zoals de amazones dat zeggen.’
‘Ona Cobanon,’ zegt de vrouw van Kieve met trillende stem.
Maar Sorane heeft alleen oog voor de dochter van Kieve en Teira.
Liese verstijft en maakt zich met gebalde vuisten los van Worena. Dan stapt ze met bliksemende ogen naar Sorane toe.
‘Wil jij mij uitdagen, roodkop?’ zegt ze dreigend, terwijl haar hand naar het mes gaat, dat ze aan haar riem draagt.
‘Blijf staan,’ klinkt de stem van de roodharige weer.
Liese schrikt en blijft op een pas van Sorane staan. Ze ziet Sorane glimlachen en laat het mes in haar riem steken. Dan legt de roodharige haar handen op de schouder van de jonge vrouw en kijkt recht in haar tranende ogen.
‘Meisje. Ik haatte je moeder, om wat ik dacht dat ze gedaan had. Jij bent alleen maar woedend omdat ze niet meer bij jullie was. Maar daar kon Teira niets aan doen, de bewijzen waren overweldigend. Diegene die het leven van je moeder afgenomen heeft, zal ik zelf ter verantwoording roepen. Ga alstublieft naar je moeder en praat met haar.’
Even aarzelt Liese nog, maar dan knikt ze en zegt met trillende stem.
‘Zal ze mij vergeven?’
‘Jij bent haar dochter, Liese en ik weet zeker dat ze nog steeds van jou houdt. Het zal een tijdje moeilijk zijn, dat moet je beseffen, maar het zal wel goed komen.’
‘Dan gaan we allen,’ zegt Worena.
‘Misschien kunnen jullie een vakantie nemen en met je grootouders naar Enuron reizen, waar Teira behandeld kan worden.’
Kieve kijkt even naar zijn huidige vrouw, die glimlacht en toestemmend knikt. Want ook zij wil eindelijk de ouders van Kieve eens ontmoeten. Maar toch heeft ze plots twijfels over haarzelf en Kieve. Samen naar Enuron. Nee, dat kan ze niet. Maar hoe moet ze dat aan Kieve uitleggen, want hij weet niets van haar verleden.
‘Dan gaan we met ons vijven,’ zegt ze.
Sorane kijkt haar verbaasd aan.
‘We hebben nog een kleine zoon en dochter, Ona Nador. Novo en Eyna.’
De roodharige knikt begrijpend en kijkt Kieve aan.
‘Ik ga maar weer, Ono Goren. Teira en de familie van haar broer vertrekken op het einde van de week. Misschien gaan Liese’s grootouders ook mee, maar dat zal van Teira afhangen.
‘Dank u, Ona Nador.’
‘Ik heb nooit onschuldigen gedood, Ono Goren. Ik heb twee namen. Cobanon, de familienaam van mijn ouders en Nador, die van mijn stiefouders.’
Kieve kijkt haar even verbaasd aan.
‘Zoals jullie weten zijn mijn echte ouders jaren geleden gedood, mijnheer Monnaan,’ zegt ze als verklaring.
Sorane geeft met haar linkerhand een teken aan de vrouw van Kieve.
‘Ik laat onze gaste even uit,’ zegt Worena, nadat ze knikte.
Kieve kijkt hen na, als ze naar de deur toelopen. Als de deur openschuift, zegt Sorane:
‘Je geheim is veilig, maar breng je man op hoogte, want hoe langer je wacht hoe moeilijker het wordt.’
Even verstart Worena, maar ze beseft ook dat Sorane gelijk heeft.
‘Ik dank u, Sorane,’ zegt ze en geeft haar een hand.
Sorane knikt en drukt haar hand stevig. Dan geeft ze haar een kaartje.
‘Ik kan niet naar Enuron, Sorane.’
‘De zoektocht naar u is al lang opgegeven, Worena. En je hebt je naam verandert, dus zo snel zullen je niet herkennen.’
‘Ik weet het niet.’
‘Maar vermijd toch de hoofdstad om zeker te zijn, Worena. Ga dadelijk naar het adres op dit kaartje, daar zullen ze je helpen met een voorlopig onderkomen.’
‘Gaat u niet mee, Sorane?’ zegt Liese, die naar hen toe komt, bijna fluisterend.
‘Nee, Liese. Ik weet welke amazone de dood van mijn ouders bevolen heeft, want ze waren beiden een gevaar voor haar macht. Maar ik moet het ook kunnen bewijzen, omdat ik haar en enkele anderen voor het gerecht dagen.’
‘Voor het gerecht, ben je zeker, Sorane Nador. Als het een machtige amazone is, zoals je zegt, koopt die rechter en de jury gewoon?’
Sorane kijkt Worena met strenge blik aan.
‘Dat is mogelijk, misschien maak ik dan nog een uitzondering. Alleen ben ik het doden moe. Ergens zegt een klein stemmetje in mij, dat de dood geen straf is. Daarom wil ik hen in de gevangenis zien.’
Dan draait de roodharige zich om en verlaat het appartement. Worena kijkt haar na als ze over het voetpad naar het kruispunt toe stapt. Een paar uur later stapt Sorane aan het restaurant waar ze iets wilde gaan eten. Zodra de serveerster haar opmerkt komt ze naar Sorane toe.
‘U was een paar dagen geleden zo snel weg en daarstraks verdween je ook zo ineens, Ona.’
‘Ik was iets dringends vergeten en daarstraks zag ik een kennis voorbijstappen. Maar het verbaast mij dat u nog herinnert,’ glimlacht Sorane.
‘Je rode haren, Ona. Die zie je hier niet zo vaak.’
Sorane glimlacht even.
‘Kan ik iets te eten krijgen?’ vraagt ze.
‘Dan kan u beter mee naar achter komen, Ona. We sluiten over een paar minuten.’
Sorane kijkt even om zich heen en merkt nu pas dat ze hier alleen aan een tafel zit.
‘Dat had ik nog niet gemerkt.’
‘Mijn naam is Sorane Cobanon. Noem me maar, Sorane.’
‘Ik ben Elira Longeno. Ik zal even zorgen voor een maaltijd.’
‘Dank u, Elira.’ 
Een tijdje later brengt Elira het eten en gaat tegenover Sorane aan de tafel zitten.
‘Je kijkt zo dikwijls naar buiten, Sorane.’
‘Heb je het gemerkt. Ja, ik wacht op de politiekapitein. Ze is een oude kennis van mij. Ik moet haar spreken, maar dan alleen, want het gaat het gaat om iets tussen ons beiden.’
‘Bedoel je Kapitein Vorent, ze komt hier soms ook iets eten tijdens de dag, Ona. Ze is een harde tante, die alleen voor haar werk lijkt te leven.’
‘Ja, ik heb haar een tijdje geleden gesproken, maar ik heb nu belangrijk nieuws voor haar.’
De vrouw kijkt Sorane even nieuwsgierig aan.
‘En jij. Heb jij geen gezin, Elira?’
‘O, jawel. Deiran, mijn man werkt bij de administratie van de stad. Kareya, mijn dochter is nu drieëntwintig jaar oud. Ze is op studiereis naar Enuron. Mijn twee zonen zijn allebei getrouwd. Gerie, de oudste twee jaar geleden. Herin, mijn jongste zoon, die ligt met een zware ziekte in een speciale afdeling van het ziekenhuis in het oosten van de hoofdstad. Veyane, zijn vrouw waarmee hij zonder onze toestemming getrouwd, zal nu wel bij hem op bezoek zijn.’
‘Zonder uw toestemming?’
‘Ja, Herin was naar Trafar voor zijn werk. Op Trafar ontmoette hij een Enuroonse en wilde onze toestemming om met haar te trouwen. Ik weigerde, maar hij trok er niets van aan. Een paar maanden later werd hij echter plots erg ziek en de dokters raden hem om terug naar zijn famillie te keren. Toen hij hier aankwam, bleek hij met die Enuroonse getrouwd te zijn. Omdat hij zwaar ziek is, kon ik hen de toegang niet weigeren.’
Even kijkt Sorane de vrouw verbaasd aan.
‘Dat is slecht nieuws, Elira. Kunnen de dokters uw zoon niet helpen?’
Op dat moment gaat de achterdeur open en een ongeveer vijftigjarige man blijft verrast staan.
‘Een vriendin op bezoek, schat?’ vraagt hij, terwijl hij de deur achter zich sluit.
‘Nee, Sorane is een klant, die juist voor het sluitingsuur iets kwam eten. We raakten in gesprek en ik nodigde haar uit.’
De man geeft Sorane, die opgestaan is, een hand en staart haar even aan.
‘Mijn naam is Deiran. Welkom, Ona,’ zegt hij en loopt naar de tv in de salon toe.
‘Schat, we hebben bezoek?’
‘Dat weet ik, Elira, maar er is iets belangrijks gebeurt. Ik wil zien of het waar is.’
‘Belangrijks?’
‘Ja, een aanslag of een ongeluk. Ai, het nieuws is al bezig. Hopelijk is het nog niet uitgezonden.’
Elira kijkt Sorane even aan en trekt haar schouders op.
‘Het moet wel belangrijk zijn, want mijn man kijkt niet veel tv.
Op dat moment worden de beelden van de ontploffing van de villa van Eravna uitgezonden. Ze heeft het echter overleefd, maar is gewond naar een privéziekenhuis gebracht. Sorane luistert aandachtig naar het nieuws verslag. Ze hoorde de woorden van Elira maar half.
‘We hadden het over onze zoon? Zijn ziekte is terminaal, Ona. En de dokters in het ziekenhuis zijn de grootste specialisten op dat gebied.’
Even schrikt de roodharige op en kijkt de achtenveertige jarige vrouw aan. Haar man komt juist binnen en fluistert:
‘Al dat geweld. Komt daar dan nooit een eind aan?’
‘Is het zo erg, lieveling?’
‘Hera Eravna is een belangrijke klant van de afdeling waar ik werk. Gelukkig heeft ze het overleefd.’
‘Laat ons erover zwijgen, Deiran. Ik en Sorane hier hebben het over onze zoon Herin’
‘Wat? Is er iets met hem?’
‘Nee, dat niet.’
‘Ik hoop dat je zoon niet te veel pijn heeft.’
‘Hij krijgt zware verdovende middelen, Ona Sorane.’
‘Is er nog hoop?’
‘Niet veel. De ziekte is zeer ver gevorderd. Zijn v..vrouw is bij hem.’
‘Waarom aarzelde je, toen je het over haar had?’
‘Ik en mijn vrouw vinden Veyane en niet zo geschikte vrouw voor onze zoon.’
‘Wat is er dan met haar?’
‘Ze is geen amazone, Ona.’
‘Ik ook niet echt, Ono. Mijn ouders wel, maar ik werd op Enuron opgevoed. Veyane moet wel van jullie zoon houden, want anders zou zij niet bij hem in het ziekenhuis blijven.’
‘Ik weet het niet, Ona. Maar laat ons erover zwijgen. Ik denk dat het eten klaar is,’ zegt Elira, terwijl ze met koffie binnenkomt.
‘Ik ga de rest wel halen,’ zegt haar man.
‘Misschien heb ik Veyane wel verkeerd beoordeeld.’
Terwijl Sorane door het venster de gebouwen aan de overkant ik het oog houd, eet ze samen met het koppel, waarbij ze te gast is.
Plots zegt Elira.
‘Ik denk dat je vriendin naar buiten komt.’
Sorane wendt haar hoofd en herkent de kapitein. Die heeft juist het voetpad bereikt en steekt schuin de straat over. 
‘Ja, dat is ze,’ fluistert ze, maar merkt niet dat Elira even van de ijskoude klank van haar stem schrikt.
 ‘Hoeveel moet ik voor het lekker ontbijt?’ vraagt Sorane.
‘Je bent mijn gaste, Sorane. Ik reken niets aan mijn gasten.’
‘Dank u, Elira. Ik zal doen wat ik beloofd heb. Maar ik kom zeker terug voor ik naar Enuron weerkeer,’ zegt ze nog en haast zich naar de deur toe. 
Elira knikt met een glimlach.
‘Denk er eens over na, vrienden. Misschien kunnen jullie je dochter op Enuron eens verrassen.’
Deiran kijkt zijn vrouwtje even vragend aan.
‘Sorane heeft ons een reis naar Enuron aangeboden in de hoop dat onze zoon daar kunnen helpen.’
Intussen is Sorane langs de achterzijde van het restaurant op de straat aangekomen en loopt snel naar de hoek toe. Ongeveer veertig meter voor haar ziet ze Dina Vorent in haar zwever stappen. Als de kapitein haar zwever start, opent Sorane de rechterdeur achteraan en stapt snel in. Voor de vrouw achter het stuur kan reageren, merkt ze dat de roodharige een wapen op haar gericht houdt. Sorane kijkt haar met een koele blik aan.
‘Ik ben de dochter van Elian en Gono.’
De kapitein schrikt echter niet, want ze weet al wie Sorane in werkelijkheid is.
‘Eravna had dus toch gelijk. Die twee undercoveragenten hadden nog een dochter. En nu zit die hier achter haar,’ denkt de kapitein.
‘Wat heb ik daarmee te maken, dame?’
‘Ik weet dat Teira onschuldig is, Dina Vorent. Jij hebt meegewerkt aan de dood van mijn ouders. Ik weet zelfs wie de opdracht gegeven heeft,’ hoort ze haar zeggen.
Ontsteld kijkt ze de jonge vrouw aan.
‘Denk jij iets daartegen te kunnen doen, meid. Je beseft toch waar je bent.’
‘Zeker, Kapitein. Dat weet ik. Ik heb Teira Monnaan gesproken,’ zegt Sorane, terwijl ze haar wapen laat zakken.
‘Ach zo. Dan heeft ze je een mooi verhaaltje vertelt, meid. Ze was honderd procent schuldig.’
‘Met valse bewijzen die jij en Evo voorzien hebben, kapitein. Ik weet de waarheid, want jij draagt sinds onze laatste ontmoeting een zendertje. Ik heb alles gehoord wat er bij Eravna besproken werd.’
Even schrikt de Kapitein, maar dan grijnst ze spottend.
‘En dan, Sorane. Denk jij werkelijk dat je mij kan doden. Weet je wel dat ik het bevel voer over de politie in deze sector.’
‘Dat heb ik niet vergeten. Maar voor die hier zijn, blijft er van jou niet veel meer over. Eravna had een getrainde lijfwacht en die heeft ook niet kunnen voorkomen, dat ze maar nippertje aan de dood ontsnapte.’
‘Was jij dat?’
‘Ja, het was niet de bedoeling, want ik wilde in haar ogen kijken als ik haar leven beëindig. Maar iets moet onder de villa ontploft zijn door de brand die mijn bommen veroorzaakte.
‘Verdomme, ze weet alles?’ denkt de kapitein, terwijl ze even naar haar rechterhand kijkt.
Kapitein Vorent kijkt Sorane even spottend aan. 
‘Ook de volgende maal, zal je mislukken, moordenares. Want ze verwachten je nu.’
‘Dat weet ik, maar zullen mij ook niet zien komen, kapitein. En komen zal ik zeker.’
Sorane heeft het niet gemerkt, maar ze heeft haar wapen stevig in handen. Een gedachte is voldoende om haar wapen omhoog te brengen en te richten. Het eerste lukt, maar het richten kan ze niet meer. Sorane was veel sneller en vuurde maar een maal. Getroffen door een elektrische schoklading, verstijven de spieren van de kapitein. Het wapen kan ze niet meer vasthouden en valt. Sorane vangt het snel op in haar hand en legt het naast zich op de zetel.
‘Ik wil je levend, Vorent. Verder en snel,’ sist de roodharige spottend.
Moeizaam neemt de vrouw het stuurvast en probeert zich weer onder controle de krijgen. 
‘Hoe denk jij hier weg te raken, Sorane? Je krijgt iedereen achter je aan, tenzij je mij vrijlaat en de planeet verlaat.’
De roodharige glimlacht even.
‘Alles is voorbereid, Vorent. Jij bent mijn onderpand. Vertrekken, of wil je nog een lading, maar die zal veel meer pijn doen.’
De kapitein trekt haar schouders op en start de motor. Dan stijgt het toestel op en verlaat de parking en even later vliegen ze in de richting van de snelweg. Innerlijk grijnst de kapitein echter, want Sorane heeft niet gemerkt dat zij een zendertje onder het stuur activeerde. Dat zendt een signaal uit naar een ontvanger in het gebouw van de fractie waardoor zij voor haar gunsten dik betaald wordt. Ze horen daar alles wat er gezegd wordt.
Uit een ondergrondse garage zweven een tiental toestellen met zwaarbewapende mannen en vrouwen weg. Als ze op de snelweg een afrit nemen, weten de achtervolgers dadelijk dat ze op weg zijn naar een kleine luchthaven. Negen zwevers veranderen van koers en haasten zich door de lucht naar hun nieuwe doel. De tiende blijft in de buurt van de zwever die ze volgen. Als Sorane de luchthaven nadert, is alles voor haar ontvangst al voorbereid. De bewakers, aan beide ingangen, zijn vervangen door gewapende mannen en vrouwen. Als de zwever van Sorane neerdaalt aan de oostelijke ingang, valt haar dadelijk iets op. De bewakers hebben normaal schoenen aan, maar een paar van hen dragen gevechtslaarzen zoals soldaten. 
Een vrouw vraagt hun paspoort en knipoogt naar de kapitein. Even bekijkt ze wat erop staat.
‘Kapitein Vorent, bent u hier voor politiezaken?’
‘Ja, er is een melding binnen gekomen van een paar onregelmatigheden met een vracht.’
De vrouw geeft de paspoorten terug en knikt.’
‘U mag door, Kapitein.’
Als de zwever zich in beweging zet, merkt Sorane dat de bewaakster haar wapen met beide handen vastneemt en hen nakijkt. Ze vergeten echter allemaal dat ze een huurmoordenares is. Ze bekijkt de omliggende gebouwen nauwkeurig, waar ze voorbijrijden. Even glimlacht ze als ze enkele gedaanten op de omliggende gebouwen opmerkt.
‘Mijn ouders werkten voor de politie, Kapitein. Maar jij vergeet dat ik een ander beroep heb. Die idioten, denken dat ik in de val zit, maar ze hebben het goed mis.’
‘Grootpraat, Sorane. Doe wat ik gezegd heb, dat is de enige mogelijkheid om hier levend weg te raken.’
‘Stop voor het hoofdgebouw, kapitein.’
Als de zwever op de parking voor het gebouw neerdaalt, zegt Sorane bevelend.
‘Stap uit.’
De Kapitein aarzelt even, maar stapt dan toch uit. De roodharige opent de deur achter haar en blijft tussen de zwever en de kapitein staan.
‘Vooruit,’ zegt ze en beiden zetten ze zich in beweging. 
‘Je denkt toch niet dat ik onvoorbereid aan een actie begin, Kapitein. Een maal heb een week geleden een fout gemaakt, maar dat zal niet meer gebeuren. Zeg Eravna dat ik haar niet zal vergeten,’ fluistert Sorane plots.
Als ze echter vlak voor de ingangspoort zijn, dan richt Sorane haar arm naar boven en een seconde later schiet ze aan een lichtend touw naar omhoog. Het gaat zo snel, dat de kapitein zelfs niet beseft, dat de roodharige niet meer achter haar loopt en de schutters te laat reageren. Terwijl ze omhoog raast heeft ze haar wapen getrokken en tweemaal geschoten. Twee schutters op het gebouw achter haar zijn zwaar getroffen en storten neer. Met een zwaai beland ze op het dak van het hoofdgebouw en komt op haar voeten terecht. Een snelle beweging en ze heeft plots haar twee wapens in beide handen en loert om zich heen.
Ze merkt drie schaduwen op die van plaats veranderen en knielt achter een dekking. Maar een energiestraal slaat naast haar in. Dat schot kwam van een ander gebouw. Snel sluipt ze tussen de obstakels door naar de achterkant. Plots staat een man voor haar. Voor hij echter kan schieten, vuurt Sorane en treft hem tussen de ogen. Als een blok stort hij neer, maar een straal schampt de schouder van de roodharige, die zich dadelijk laat vallen. Nog voor de schutter kan wegduiken, heeft Sorane haar gezien en schiet verschillende capsules op haar toe. 
Ze raakt echter niets. Maar de vrouw ziet haar niet meer, als ze het waagt om zich op te richten. Onopgemerkt heeft Sorane de controletoren boven op het hoofdgebouw bereikt. Van daar raast ze hangend aan haar energie touw naar het dak toe. Op het platte dak is er niemand aanwezig. Even ziet ze beneden vier gedaanten rondsluipen. Snel neemt ze een zendertje en activeert het. Hoog in de lucht zweeft een gevechtszwever, die dadelijk na haar signaal naar beneden duikt en het vuur opent op de omliggende gebouwen, terwijl hij boven de controletoren blijft hangen. 
Hierdoor worden de schutters in dekking gedwongen. Enkelen die denken een kans te zien, bekopen dit met hun leven. Sorane richt haar arm omhoog en even is er een lichtbaan te zien. Dan zien ze Sorane over licht baan omhoog razen en dan aan boord van de zwever klimmen. Dan pas schakelt ze de zender uit. De elektronische piloot weet hierdoor dat ze aan boord is en raast met hoge snelheid weg.
De kapitein vloekt hevig, nu Sorane ontkomen is. Maar ze hebben geen snelle zwevers, dus volgen kunnen ze hun prooi niet.
Sorane besluit om haar plan voorlopig te laten voor wat het is en terug te keren naar Enuron. Daar verandert ze van koers in de richting van de ruimtehaven, Maar plots herinnert ze zich haar belofte, aan Elira, die ze nog niet ingelost heeft. Maar haar vijanden zullen de beschrijving van haar zwever wel doorgegeven hebben, dus moet ze op eigen kracht naar het ziekenhuis. Want ze mogen haar niet opmerken. Dus moet ze over de daken gaan.
‘Niet nodig, Sorane. Ik kan je helpen.’
‘Anya? Hoe?’
‘Een overbrengersveld.’
‘Kan dat ook op deze planeet?’
‘Dat kan, overal waar ik energie kan aftappen.’
‘Gelukkig goed nieuws dus voor mij. Maar je mocht toch alleen helpen in geval van gevaar.’
‘Ja, maar mijn toekomstige gebieder moet ook haar beloften nakomen.’
‘Ben ik nu ineens weer je gebieder? Wil dat dan zeggen dat ik je bevelen kan geven?’
‘Nee, Sorane. Maar je zal het worden, als de tijd gekomen is.’
‘Weer raadseltjes, Anya als dat je echte naam is.’
‘Dat is mijn echte naam, Sorane. Wil je weten hoe ik eruitzie.’
‘Een knappe man, hoop ik. Maar ik zal het aan je naam te zien wel mis hebben.’ glimlacht Sorane, maar schrikt als een gedaante voor haar zichtbaar wordt.
Het is een mooie vrouw, gekleed in een strak pak. Ze heeft lange blonde haren, die tot op haar heupen reiken.
‘Zie jij er zo uit in het echt?’
‘Niet meer, Sorane. Deze vrouw is al duizenden jaren geleden gestorven, maar zij had de leiding van het deelproject dat mij liet ontstaan. Om haar te eren heb ik voor mezelf haar gedaante gekozen. Haar naam was Anya. Daarom noem ik mij zo.’
‘Dat heb je mij eerder al laten weten, maar ik dacht toen dat ik een wensstemmetje in mijn hoofd had. Maar dat wil dus zeggen dat jij niet echt een levend wezen bent.’
‘Niet zoals jij een levend wezen omschrijft.’
‘Even de zwever programmeren, want ik zou niet willen dat hij neerstort.’
‘Is al gebeurd, Sorane.’
‘Ik zal maar weer niet vragen, hoe?’
Even hoort ze gegiechel in haar hoofd en dan verdwijnt ze in een groene gloed, die om haar heen opgebouwd werd. Diep onder grond materialiseert ze in een gang. Er is niemand.
‘Ga rechtdoor en dan linksaf, Sorane. Daar is een lift naar de gelijkvloers. En je moet niet spreken. Denken aan wat je wil zeggen is genoeg,’ hoort ze Anya zeggen.
Even later stapt ze uit de lift en komt in een grote hal terecht. Er is veel volk, maar ze bekijken haar maar vluchtig.
‘Heb je een idee waar ik moet zijn, Anya?’
‘Een ogenblik.’
Een paar seconden later verschijnt een 3D-beeld van haar omgeving voor haar ogen.
‘Volg de blauwe stip, Sorane.’
‘Valt dit niet op?’
‘Nee, alleen een drager van een Hypsoon, zoals jij, kan deze 3D projectie zien.’
‘Oké, dan. Wijs me de weg maar,’ zucht Sorane.
Na een tijdje merkt ze plots Elira op, die in de gang staat. Ze haast zich naar haar toe, maar als die haar opmerkt, zegt zij met trillende stem.
‘We willen je hulp niet, Ona Nador.’
Even kijkt ze naar Deiran die een paar meter verder op een bank zit. Ook hij kijkt haar vijandig aan.
‘Wat is er gaande, Elira?’
‘Jij bent die huurmoordenares, die verantwoordelijk is voor de ontploffing in de villa. Ze hebben je herkent op de beelden. Op het moment word je opgespoord door de politie.’
‘Deiran. Wat er gebeurd is weet ik niet. Ik was daar aanwezig, dat wel, maar die ontploffing was niet voorzien.’
‘Dat kan ons niets schelen, Ona. Verdwijn of...’
Als Sorane haar wapen uit haar schouderholster trekt, schrikt de amazone hevig. Maar de roodharige richt het met de kolf naar haar toe en zegt:
‘Neem dit, Elira. Lever mij dan maar uit aan de politie. Maar dan kan ik je zoon, Herin, niet ontmoeten.’
‘Elira, wat is er? Wie is die vrouw?’
Even weet Elira niet wat te doen. Zij weet niet waarom, maar zij vertrouwt haar ergens wel. Zij knikt Sorane toe en wijst naar haar schouder, waar ze het wapen vandaan haalde en zegt:
‘Een lieve vrouw die ons wil helpen, Veyane.’
Sorane begrijpt Elira en met een snelle beweging is haar wapen weer verdwenen. Deiran kijkt zijn vrouw wel verbaasd aan, maar zegt niets.
‘Dank u, dat u mij vertrouwt, Elira.’
Dan zet Sorane zich in beweging en stapt na Veyane de kamer van de zieke Herin binnen. Veyane gaat naast het bed zitten en neemt de hand van de man in de hare. Sorane observeert haar. 
‘Kom je voor mij of mijn man, Ona?’ vraagt de Enuroonse plots.
‘Ik kom mijn gevoel bevestigen, Veyane.’
‘Je gevoel?’
‘Ja, ik wilde weten dat jij werkelijk van Herin houdt.’
Verbaasd kijkt de vrouw Sorane aan.
‘Met heel mijn hart, roodkop.’
Sorane glimlacht heel even.
‘Wat zeggen de dokters?’
Met tranen in de ogen kijkt ze Sorane aan.
‘Dat hij terminaal is. Ze vermoeden dat hij dit bed nooit meer zal verlaten.’
‘Wat erg voor jou.’
‘En ik zal hem volgen in de dood. Dat heb ik van de dokters geëist.’
‘Hebben ze daarmee ingestemd?’
‘Eerst niet, maar later wel. Ik kan niet zonder Herin leven. Hij is de enige die ik heb.’
‘Weten zijn ouders dat?’
‘Nee, nog niet, denk ik.’
‘Dan moet je dat zeggen, Veyane. Anders zullen ze nooit instemmen dat jullie samen begraven worden.’
Verschrikt kijkt Veyane Sorane aan en staat op.
‘Daar had ik nog niet gedacht, Ona Sorane. Maar ik kan het niet. Ze zullen nooit toestaan dat de dokters mijn wens uitvoeren.’
Verbaasd zien Elira en haar man dat Veyane in huilen uitbarst, terwijl Sorane haar ondersteunt. Na een paar minuten komt Veyane naar buiten en stapt op de ouders van Herin toe.
‘Ona Elira. Ik moet wat ik tegen Sorane zei, van haar, aan jullie ook meedelen.’
‘Wat dan, Veyane. Je weet toch waarom we jou niet aanvaarden.’
Veyane krijgt tranen in de ogen en kijkt even naar Sorane, die knikt.
‘Wat wil je zeggen, Veyane?’ vraagt Deiran, die medelijden krijgt met de huilende Enuroonse.
‘Elira, ben je niet te hard voor haar.’
‘Ik heb besloten om Herin te volgen in de dood. De dokters hebben ingestemd. Maar ik wil jullie toestemming om naast hem begraven te worden.’
Elira kan niets zeggen een staart de vrouw schrikkend aan.
‘Da…t. Nee, i..k…’ stamelt Elira, als ze beseft dat deze vrouw zeer veel van Herin moet houden.
‘Dat mag je niet doen. Je hebt nog een heel leven voor jou.’
‘Jullie zoon is mijn leven. Als het kon zou ik mijn eigen leven geven om het zijne te sparen, maar dat zou Herin niet willen. Hij zou mij ook in de dood volgen.’
Plots schrikt Veyane, als Elira haar omarmt.
‘Dan verlies ik een zoon en dochter, Veyane. En dat wil ik niet.’
‘Dat is mijn wens, m..moeder,’ fluistert Veyane, als ze beseft dat Elira haar aanvaart heeft.
De vader van Herin slaat zijn armen omheen beide vrouwen. Zo blijven ze een tijdje staan.
Intussen is Sorane naast Herin gaan zitten en neemt zijn hand in haar beide handen. Ze hoopt dat die vreemde groene gloed weer tevoorschijn zal komen, maar hoe hard ze het ook wenst. De gloed verschijnt niet.
Ontmoedigd laat ze zijn hand los en staat op.
‘Het spijt me, Herin. Misschien zou ik je kunnen helpen, maar mijn krachten willen mij niet gehoorzamen.’
Dan merkt ze dat Veyane en zijn ouders naar de kamer toekomen. Als Elira Veyane wil volgen, zegt Sorane:
‘Ik ben jullie een uitleg verschuldigd.’
De vrouw van Deiran knikt even en geeft een teken aan haar man.
‘Veyane, blijf jij hier bij Herin. Wij moeten met deze mooie dame een paar dingen regelen.’
‘Zeker, Elira.’
Deiran komt verbaasd dichterbij en kijkt haar met een argwanende blik aan.
‘Kom, jij ook Elira. Ik wil jullie iets uitleggen, maar het zal een tijdje duren, dus kunnen we het beste naar de eetzaal gaan.’
Aarzelend volgt de man Sorane en zijn vrouw. Hij begrijpt haar houding niet meer. Daarstraks wilde zij niets meer met die moordenares te maken hebben en nu. Dan schrikt hij. Zou ze haar bedreigen, waardoor zij moet doen wat ze wil. Als hij zijn Amazone beter bekijkt, twijfelt hij weer, want ze loopt daar ontspannen alsof er niets aan de hand is.
Dan gaan ze aan een tafeltje zitten. Elira besteld als eerste iets te drinken, dan Sorane. Dus Deiran doet het dan ook maar. Als ze het drankje gebracht hebben, begint Sorane te vertellen wat er gebeurd is. Aandachtig luisteren ze beiden, terwijl ze soms een vraag stellen als iets niet duidelijk is. Na een tijdje stopt Sorane met praten. Even zegt niemand iets, maar dan zegt Deiran.
‘Ik begrijp je, Sorane, maar laat het aan het gerecht over.’
‘Als dat zou kunnen, zou ik het doen. Maar het gerecht op Oran II en zeker in deze streken, is zo corrupt, dat er geen andere mogelijkheid is.’
Sorane merkt de blikken van de omstaanders plots op. Dan ziet ze ook enkele agenten aan de andere kant van de eetzaal opdagen.
‘Vrienden, niet schrikken. Ik moet dit doen om jullie te beschermen. Ik zie jullie op Enuron,’ fluistert ze, terwijl ze haar wapen trekt en op Elira richt.
‘Nog een woord en ik knal jullie allebei neer,’ roept ze uit.
Dan zwaait ze dreigend haar pistool heen en weer naar de omstaanders, die snel achteruit wijken. 
‘Heeft een van jullie er iets tegen,’ zegt ze dreigend.
Plots lijkt ze te schrikken. Maar ze doet alsof ze nu pas de gewapende agenten opmerkt. Even kijkt ze achter haar en dan rent ze naar de trap toe. Er is niemand in de traphal. Als de agenten de trap bereiken, zien ze haar niet meer. Ze horen ook geen stappen op de trappen. Enkelen lopen naar beneden, anderen naar boven en nog anderen blijven besluiteloos staan. Sorane is verdwenen.
Beneden merkt Deiran plots een in een mantelkap geklede vrouw op, die even naar hem lijkt te wuiven. Hij glimlacht even en fluistert tegen Elira.
‘Sorane is veilig naar buiten, Elira.’
De vrouw kijkt haar man verbaasd aan en kijkt dan ook in de richting dat hij kijkt. Ook zij ziet de vreemde vrouw door de deur lopen.
‘Is ze dat, Deiran?’
Haar man knikt even. 
‘Laat ons naar Herin en onze nieuwe dochter gaan kijken.’
Tegen de avond bereikt Sorane haar hotel en merkt dat ook de bedienden haar vreemd aankijken. Toch haast ze zich verder naar haar kamer en lost snel een speciale poederpasta op in de voor de helft met water gevulde bad. Deze pasta is bedoeld om haar huid bleker te maken. Even kijkt ze naar het witte goedje dat zich in het bad gevormd heeft. Ze aarzelt even, maar ze weet dat het noodzakelijk is. Als ze maar een klein deel van haar lichaam verkleurt, dan zou dat wel eens gevaar kunnen opleveren. 
De veiligheidsagenten pikken zo nu en dan iemand uit en die moet zich in een speciale ruimte uitkleden. Als ze pech heeft dan pikken ze haar eruit. Dus om zeker te zijn moet haar huid zo goed als helemaal hetzelfde zijn. Dan kleedt ze zich uit en stapt voorzichtig het bad in. Verschillende malen dompelt ze zich helemaal onder in het vloeiende witte licht doorzichtige brij. 
Een uurtje later stapt ze voorzichtig uit het bad en ze sluit even later de deur achter zich van de droogcabine. Terwijl ze haar lichaam droogt, bekijkt ze zichzelf in de spiegel. Ze glimlacht als ze haar zeker vijf tinten blekere huid bekijkt en schrikt even van de stem van Anya in haar hoofd:
‘Niet slecht, Sorane. Maar ik had zoiets ook wel kunnen vormen en nog veel meer.’
‘Zwijg al maar, Anya. Je had dat wel een beetje eerder kunnen melden. Nu heb ik je hulp niet meer nodig.’
‘Je ziet er wel goed in deze huidskleur, Sorane. Dank je. Nu heb ik minder energie nodig,’ hoort ze de stem weer, maar reageert er niet op.
‘Nu mijn haar nog,’ denkt ze.
Dan schrikt ze als haar haar plots een zwarte kleur krijgt. Gedurende een minuut staart ze naar haar spiegelbeeld, voor ze haar gedachten weer op orde heeft.
‘Kan jij dat zomaar, Anya?’
Maar die Anya antwoordt niet meer. Dus trekt ze opnieuw haar schouders op.
‘Als ik in Mogwan ben moet ik mij toch eens laten onderzoeken, want als ik stemmen en gedaante van vrouwen begin te horen, te zien en zelfs met hen lijkt te praten. Moet ik wel gek aan het worden zijn? Of is ze echt, zoals ze zei zou ik ergens een Hypsoon dragen.’ denkt ze.
Dan denkt ze plots aan een voorwerp, waartoe ze zich een tijd geleden aangetrokken voelde.
‘Of zou het dat Pentagon zijn,’ denkt ze, ‘zou ik dat nog steeds dragen,’ denkt ze terwijl naar haar hals tast, maar ze voelt niets.
Even lijkt het alsof iemand in haar hoofd giechelt, maar verder hoort ze niets. De volgende morgen verlaat ze langs de achterdeur het hotel zonder dat iemand het merkt. Ze heeft nu zwarte haren. Op haar kamer heeft ze voldoende geld achtergelaten om haar verblijf te vergoeden. Twee dagen later verlaat ze aan boord van een passagierstoestel de planneet. Niemand herkent haar op de ruimtehaven, al merkt ze wel verschillende gewapende mannen op die niet bij de beveiliging horen. Een rechtstreekse vlucht naar Enuron is er niet. Die vertrek pas over twee dagen.
‘Misschien neemt de famillie van Teira die vlucht hopelijk ook,’ denkt ze even vluchtig. 
Dan kijkt ze weer naar het elektronisch gestuurd bord boven de balies. Er is wel eentje naar Yharven IV, een luxueuze vakantie planeet. Vandaaruit kan ze over ongeveer veertien dagen en vlucht naar Enuron boeken. 
Aan boord van het schip zit Sorane twee dagen later in de bar van een drankje te genieten en kijkt naar de dansende paartjes. Plots schrikt ze. Ze heeft Heneva, de dochter van Riso en Damin Monnaan, opgemerkt. Ze is met een ander meisje aan het dansen.
‘Hoe komt die hier aan boord? Dan moet Teira en haar famillie hier ook zijn,’ denkt ze.
Plots merkt ook Heneva haar op en trekt haar vriendin met haar mee.
‘Hallo, Ona Cobanon. Bent u ook aan boord?’
‘Zoals je ziet, Heneva. Ik moet een omweg maken naar Yharven IV. Maar jullie had ik hier niet verwacht.’
‘We misten onze vorige vlucht, Ona.’
‘Is Ona Monnaan ook aan boord?’
‘Nee, haar famillie was op tijd. Zij zullen Enuron al bijna bereikt hebben,’ antwoordt Heneva en merkt dat dat Sorane naar haar gezellin kijkt.
‘Dit is Noyane, de tweelingszus van Conney, de vriendin van mijn broertje, Dan.’
‘Hai, Noyane. Ga zitten,’ glimlacht Sorane en geeft het meisje een hand.
Beide jonge vrouwen nemen aan de tafel van Sorane plaats.
‘Hoe is het met je moeder?’
‘Nog een beetje stroef, Ona, maar het begint te wennen.’
‘Heneva. Mijn naam is Sorane. Laat dat Ona gedoe maar tussen ons.’
‘We dachten het na onze aankomst te vragen, maar nu we je hier ontmoeten, kan het nu al. Mag Conney ook behandeld worden in Mogwan, Sorane? Haar ouders weten niet dat ze in verwachting is.’
Even kijkt Sorane nadenkend voor zich.
‘Dat kan, denk ik wel, Heneva. Haar ouders moeten het wel weten. Niet alle amazones
zijn zo streng, maar het zal wel geen gemakkelijk gesprek zijn, dat kan ik je verzekeren.’
Na een tijdje praten, staat Sorane op. 
‘Ik ga me even verfrissen, meiden,’ zegt ze glimlachend.
Heneva glimlacht knikkend en volgt met haar blik de roodharige.
‘Spijtig dat je geen interesse hebt, Sorane,’ fluistert ze.
Als Sorane terugkomt zijn beiden weg. 
‘Waar zijn ze nu naar toe? Maar misschien is het beter. Ik zal hen maar laten en mezelf niet al te veel vertonen tot we aankomen.’
Ongeveer drie dagen later landt het passagiersschip op de planeet Yharven IV. De volgende vlucht naar Enuron is pas over tien dagen, dus kan Sorane een beetje vakantie nemen. 
Sorane is een van de eerste die uitstappen. Ze haast zich over de betonnen ondergrond naar het centrale gebouw. Van daaruit kijkt ze toe hoe haar vrienden het schip verlaten. Even glimlacht ze en haast zich naar buiten. Als ze in de stad rondloopt valt, haar wel op dat er veel vreemde mannen rondlopen, die duidelijk geen amazonemannen zijn. En ze zijn nog gewapend ook. Er heerst ook een vreemde angstige sfeer om haar heen.
Plots wordt ze door gewapende mannen tegengehouden.
‘Je pasje, amazone.’
Sorane kijkt de twee mannen en de vrouw verbaasd aan. Ze hebben beschermde gevechtskledij aan en zijn zwaar bewapend. Maar ze zijn duidelijk niet uit het amazonerijk afkomstig. Het zijn eerder huurlingen of iets anders.
‘Ik heb geen pasje, maar ik ben ook geen amazone?’ zegt ze en reikt haar paspoort van Sorane Nador aan.
Een van de mannen neemt het aan.
‘Sorane Nador. Toch niet die…’
‘Juist geraden, man. Ik ben hier een beetje undercover om toezicht te houden zonder dat iemand het merkt.’
‘Ach zo. In orde. Ga maar. Als je iets ziet, meldt het dan in de oost sector, daar is ons coördinatiecentrum.’
Even later mengt Sorane zich tussen de burgers, die aan het winkelen zijn. Maar ze voelt duidelijk hun angst. Hier is iets gaande, maar dat zijn haar zaken niet. Ze moet naar de tempel. Waar volgens de nota’s van Jov iets vreemds met haar moeder gebeurd is. Maar de naam van de tempel staat er niet bij. Ze gaat op zoek en betreed er verschillende, maar in geen van allen staat er een schrijn zoals haar stiefvader beschrijft. Als ze op het einde van een lange straat uitkomt, ziet ze plots een kleine tempel. Aan de toegang staan twee vrouwen. Iets trekt haar naar die tempel toe. 
De twee vrouwen kijken haar na als ze binnenstapt, want in deze tempel, die aan de verhevene gewijd is, komt bijna niemand meer. De verhevene is al jaren dood. Dan merkt ze een priesteres op die uit een lift stapt. Ook de jonge vrouw merkt haar op.
‘Mag ik u iets vragen?’ zegt Sorane.
De vrouw knikt even.
Mijn moeder is ooit hier geweest, maar dat is al vele jaren geleden. Ik was toen nog een baby. Ze heeft mijn stiefmoeder later enkele vreemde dingen vertelt. En zij vertelde het dan vele jaren later weer aan mij.’
‘Dat is van voor mijn tijd, Ona. Je kan dat beter aan Onis Beya Nogran vragen. Zij vertelt altijd een vreemd verhaal dat in die tijd zou gebeurd zijn. Het heeft iets met de verhevene en het schrijn daar te maken geloof ik.’
Sorane aarzelt en besluit om toch deze jonge priesteres verder uit te horen.
‘Bent u dan geen priesteres?’
‘Nee, Ona. Nog lang niet. Ik ben een leerlinge. Een van de laatste denk ik, want ons geloof heeft veel van haar volgelingen verloren. Zeker nu de verhevene een andere richting lijkt ingeslagen te zijn.’
‘Wie is de verhevene?’
‘Een van de amazone godinnen. Haar naam is Jakira. Maar ze overtreedt nu haar eigen leer.’
‘Hoezo?’
‘Dat is iets dat Ona Nogran beter kan uitleggen.’
Sorane knikt even.
‘Je had het daareven over een verhaaltje? Wil je mij daar iets meer over vertellen?’
‘Misschien dat Onis(Hoofdpriesteres) Bey…’
‘Vertel maar wat je weet. Ik zie daarna wel of het belangrijk genoeg is om eens met Onis Nogran te praten. Is dat niet het geval, dan heb ik haar niet voor niets lastiggevallen.’
De vrouw knikt even.
‘Vele jaren geleden was er een vrouw met een baby op bezoek in de tempel. Volgens Onis Nogran lichte het schrijn even op, als ze in de buurt stond. Nadien is dat nooit meer gebeurt, maar de vrouw is ook niet meer teruggekeerd. Volgens de Onis moet die vrouw een uitverkorene geweest zijn. Maar niemand van onze priesteressen wist haar naam.’
‘Weten jullie de naam van die vrouw?’
‘Nee. Ze was wel een amazone, dat weet ik nog. Misschien dat Onis Nogran het weet.’
‘Dan lijkt het me toch beter om eens met Ona Nogran te praten.’
Sorane kijkt binnen om zich heen en glimlacht als ze het schrijn opmerkt. Ergens komt het haar bekend voor. Aarzelend loopt ze naar het schrijn toe. Plots licht het op.
‘Welkom, gebieder,’ klinkt een stem.
‘Wat bedoel je?’ vraagt Sorane.
Maar de stem antwoordt niet.
‘Waarom zeg je gebieder tegen mij?’
‘Omdat u een deel van de gebieder bent.’
‘Een deel? Wat bedoel je nu weer?’
‘U weet nog niet wie u bent, dan kan en mag ik niet meer gegevens geven.’
‘Maar…’
‘Ga, Sorane Cobanon. Keer pas terug als u diegene bent die u zou moeten zijn.’
‘Wat bedoel je?’
‘De centrale tempel kan u naar Delos leiden, gebieder. Maar u bent nog niet echt diegene die verwacht wordt.’
Sorane snapt er niets van en kijkt naar het schrijn, maar het licht gaat uit. Ze moet in de centrale tempel zijn, dat beseft ze, maar waar is die ergens. Ook op Yharven of op een andere amazone planeet.
‘U zal dat weten zodra u bent wie u moet zijn, gebieder.’
‘Anya, begin jij nu ook al, met dat gebieder gedoe,’ antwoordt Sorane in gedachten.
Als ze zich omdraait, ziet ze de jonge leerlinge en enkele priesteressen ontsteld naar haar kijken.
‘Weten jullie hier soms meer over?’
De leerlinge slikt even en zegt:
‘Nee, Ona. O, u heeft geluk. Daar komt Onis Nogran juist aan.’
Sorane kijkt in de richting dat de priesteres wijst en ziet een slanke blonde vrouw naderen.
‘Ona Cobanon wil u spreken, Onis.’
De vrouw kijkt even naar haar leerlinge en dan naar Sorane.
‘U zocht mij, Ona.’
‘Twee van uw priesteressen zeiden dan u meer wist over wat er gebeurd was, toen mijn moeder met mij als baby het schrijn liet oplichten.’
‘Dat klopt, maar het is al vele jaren geleden.’
‘Vandaag lichte het scherm plots op, toen ik ervoor stond.’
Even kijkt de Onis naar haar leerlingen en dan naar het schrijn. Sorane merkt dat ze zich probeert te herpakken. Dan wendt de priesteres zich naar Sorane.
‘Dan moet u zijn die het schrijn deed oplichten. Alleen uitverkorenen kunnen dat, Ona. Wij dachten toen allemaal dat uw moeder de uitverkorene was. Maar het was u, de baby die ze in haar armen had, toen ze in de nabijheid het schrijn kwam. U deed toen het schrijn oplichten, zoals u ook vandaag deed.’
‘Leg dat eens uit, want ik begrijp er steeds minder van. Ik hoorde een stem die het had over een of andere gebieder.’
‘Dat kunnen wij niet. Niemand van de priesteressen weet iets over het schrijn. Maar het oplichten ervan moet zeer belangrijk zijn. We hoorden allen de woorden uit het niets en uw antwoordt. Waar de stem vandaan kwam weten we niet.’
‘Wist ik maar wat het betekent. Wie is die gebieder?’
‘Daar moeten wij het antwoordt op schuldig blijven, Ona Cobanon.’
‘De stem sprak van de centrale tempel, weten jullie waar die is?’
‘In de hoofdstad, maar ik denk niet dat u daar toegang hebt. Want dan zou u het niet moeten vragen.’
‘Laat maar, Ona. Ik ga! Maar misschien kom ik ooit terug om dit op te lossen. Ik hoop dat jullie dan meer antwoorden hebben.’
Even knikt ze de jonge leerlinge nog toe.
‘Mag ik uw naam weten, meisje?’
‘Dat is mijn zusje, Reyane. Over enkele maanden wordt ze priesters, als ze slaagt voor de proeven.’
‘En u. Wie bent u?’
‘Tyrina, Ona.’
‘Je zus heeft me goed geholpen, Tyrina. Ik denk dat ze een goede priesteres zal woorden. Dat voel ik.’
De priesteressen kijken Sorane verbaasd na, als ze zich naar buiten haast.
‘Zou die vrouw werkelijk de gebieder kunnen zijn, Mysana?’
Tyrina kijkt haar collega aan.
‘Ze zei iets van… Waarom noem je mij de gebieder?’
‘Vreemd,’ zegt de andere, ‘Moeten we het niet melden?’
‘Nog niet, ik wil dit even onderzoeken, want als we het verkeerd hebben, dan zijn de gevolgen niet te overzien.’
‘Je hebt gelijk. We moeten voorzichtig zijn, want koningin Phisha is ons niet meer gunstig gezind. En de vreemden die ze landingsrechten gegeven heeft, die zou nog gevaarlijker.’
Tyrina kijkt haar zusje aan.
‘Ga jij maar trainen, Reyane. Als je wil dat deze vreemde roodharige geen ongelijk krijgt.’
‘Ik zal haar niet teleurstellen, zus. Want ik voel dat ze zeer belangrijk is voor de verhevene.’
Tyrina kijkt haar zus na als ze opnieuw naar de lift toeloopt. Verschillende dagen later stapt Sorane uit de zwever die haar naar de ruimtehaven bracht. Ze kijkt om zich heen, want hier lijkt alles rustig. In tegenstelling van sommige mensen die ze onderweg opmerkte. Die waren niet als amazones gekleed. De mannen waren in een strakke kleding gekleed. De meesten waren vergezeld door een of meerdere mensen van wie ze het uiterlijk niet kon zien.
Sorane is een van de eersten die inscheept. Vanuit het passagiersschip neemt ze contact op met de centrale computer van de ruimtehaven en vindt al snel de gegevens die ze zoekt. 
Teira en haar famillie zijn al twee dagen eerder vertrokken met een speciale vlucht naar Enuron.
‘Stom. Had ik dat geweten, dan was ik nu al bijna op Enuron,’ denkt ze met spijt.
Maar toch is ze opgelucht nu ze dit weet. Nog vier uur duurt het voor het vertreksignaal gegeven wordt. Sorane zucht als het passagiersschip zich een paar uur later van de grond verheft. Pas twee uur na het vertrek gaat ze naar de eetzaal om iets te eten. Maar ze merkt als snel enkele mannen op die haar lijken te observeren. Op de terugweg wordt ze door een van hen gevolgd. Deze man onder vindt al snel hoe hard Sorane kan zijn. 
Ze drukt op bepaalde zenuwen, waardoor hij in elkaar krimpt van de pijn. Meer dan twintig minuten houdt hij het vol, maar als ze plots een paar lange naalden uit haar tasje neemt, Kijkt hij haar met een blik vol angst aan.
‘Angst van naalden, man.’
De man knikt lichtjes.
‘Dan zal je na deze behandeling er nog meer angst hebben, denk ik. Of wil je mijn vragen beantwoorden.’
De man schrikt maar schudt zijn hoofd. Sorane glimlacht even en steekt een naald terug.
‘Eerst deze,’ fluistert ze.
Dan gaat ze achter de man staan en drukt de punt tegen zijn vlees, naast zijn ruggengraad. Zodra ze begint te duwen, roept de man het uit van de pijn.
‘Stop, ik zal spreken,’ fluistert hij.
Dan trekt Sorane de naald terug en begint hem vragen te stellen. Met trillende stem beantwoordt hij haar vragen. Zo komt ze te weten dat er nog vier aan boord zijn. Ze hebben de opdracht, van Hera Eravna, om haar te doden. Ze besluit om ze een voor een uit te schakelen en begint een zoektocht. Toch loopt ze nog bijna in hun val. Een kan ze uitschakelen, maar achter haar staan twee anderen die hun wapen op haar gericht houden. Maar ze kunnen niet schieten. Twee stralen hebben hun hart doorboort. 
Als Sorane een kreun achter zich hoort, draait ze zich bliksemsnel om, terwijl ze zich opzij werpt. Maar ze vuurt niet, omdat de twee in elkaar zakken. Ze onderzoekt de twee doden en stelt vast dat ze langs achter neergeschoten werden. Ze kijkt op haar hoede om zich heen, maar ziet niets verdachts.
‘Iemand heeft hen gedood. Om mij te redden? Maar waarom?’ denkt ze, terwijl ze haar wapen verbergt.
Nog even kijkt ze naar de man die zij zelf dode, maar ze kent hem niet. Dan maakt ze zich snel uit de voeten, want ze wil lastige vragen ontwijken. Maar dan verandert ze van gedachten.
Een uurtje later wordt ze bij de kapitein toegelaten en brengt verslag uit van het gebeurde. De kapitein gelooft haar omdat ze hem zelf op de hoogte kwam brengen. Hij laat de lichamen weghalen en noteert het in het boordverslag. Er moet er nog een zijn, maar de bemanning is nu ook op de hoogte en die hebben scanners om elk type wapen te registreren. Dus volgen er veel controles, waardoor de laatste geen kans krijgt om Sorane te belagen.
Als het toestel eindelijk op Enuron land, is Sorane opgelucht, maar neemt zich voor om terug te keren, want de dood van haar ouders moet bestraft worden. En Teira is ervoor in de gevangenis beland. Dat die amazone onschuldig is daar is ze zeker van. Haar gevoel heeft haar nog nooit misleid. Maar ook hier wacht haar nog een taak. De moordenaars van haar pleegouders, nog twee van hen leven nog. En die twee willen haar dood
Sorane besluit echter om eerst haar gedachten op orde te stellen en neemt een paar weken verlof. Als je het verlof kan noemen. Met een zweefbus begeeft ze zich naar haar villa in Mogwan. Enkele mannelijke passagiers kijken haar met steelse blikken aan. Maar ze lijkt het niet te zien. Toch observeert ze hen wel zonder dat ze het merken. Een paar minuten later worden haar gedachten afgeleid, als ze aan haar stiefzusje, Reysa, moet denken. Binnenkort wordt die 21 jaar, want ze is zeven jaar jonger dan ik.’
‘Dat is niet meer juist Sorane,’
‘Wat bedoel je, Anya? Niet meer juist?’
‘Toen je zessentwintig werd, activeerde ik een van mijn mogelijkheden. Hierdoor regenereerde ik je cellen, waardoor je lichaam vanaf dan in de toestand van een zessentwintigjarige bleef.’
‘Wat?!? En dat zonder mijn toestemming?’
‘Het was mijn beslissing Sorane. Maar die beslissing was nodig…’
‘Leg me dat later meer eens uit, Anya. Maar wil je soms zeggen dat ik tot mijn dood een zessentwintig jarige zal blijven.’
‘Zoiets, maar je blijft leven zolang ik je cellen regenereer.’
‘Bedoel dat ik zoals de goden vele duizenden jaren kan leven. Dus moet je zoiets zijn als een Yomoon die allen goden mogen dragen.’
‘Ik ben veel meer dan een Yomoon, Sorane. Maar zoals je zei, zal ik dat wel later uitleggen.’
‘Sorane slikt even, want die nieuws heeft haar wel getroffen. 
‘Nu zijn Jenan en Reysa nog jonger dan ik, maar over vijf jaar zal ze even oud en dan ouder worden. Hoe zullen die dat opvatten?’ denkt ze.
Twee jaar geleden heeft ze haar stiefzus zelf werk bezorgd in de streek van Mogwan. De laatste keer dat ze haar en haar broer, Jenan, zag, was bij de begrafenis van haar pleegouders. Hopelijk woont Jenan nog in Mogwan, want ze zou hem weleens willen terugzien. Misschien is hij al met zijn vriendin getrouwd.
Plots begint de zweefbus te dalen en komt naverend op de grond terecht voor het station van Mogwan. Sorane merkt dat vier van de mannen achter haar uitstappen. Eentje gaat rechts en verlaat het perron. De andere drie blijven staan praten. Ze trekt lichtjes haar schouders op en haast zich naar de linker uitgang toe. Op straat blijft ze even staan en kijkt naar het drukke verkeer en enkele voorbijgangers. 
Weer merkt ze die drie mannen op. Ze doet echter of ze niets merkt. Alleen vraagt ze zich af waar de vierde is gebleven. Ze ziet hem nergens, maar haar gevoel zegt dat hij in de buurt is. Het is bijna te laat als ze hem plots opmerkt.
‘Je bent eraan, Sorane,’ zegt hij en vuurt zijn beide wapens verscheidene malen na elkaar af.
Maar Sorane reageerde dadelijk toen ze hem zag. Vanop de harde stenen, vuurt ze tweemaal. Twee harde klappen slaan beide wapens uit zijn handen. Even staart hij naar zijn gebroken vingers, dan richt hij zijn verbaasde blik op de roodharige, die langzaam rechtstaat. Op hetzelfde moment klinken drie schoten, die de man in de rug treffen. 
Sorane kijkt de drie mannen verbaasd aan.
‘Hij was onze beste moordenaar, Sorane. Maar jij bewees daarjuist dat jij beter bent. Daarom leef je nog. Wij moesten je doden, maar ooit dienden wij Hera Alinsa. Zij werd gewoon afgemaakt. Nu worden we gedwongen om diegene te dienen, die de opdracht gaf. Wij hopen door jou leven te sparen, dat jij ooit Hera Eravna haar verdiende loon geeft.’
‘Allemaal goed wel man. Maar ik had hem liever in leven gehad.’
‘Dan was je dood geweest, Sorane Nador. Hij had een bomgordel om, die hij op het punt stond te activeren.’
De roodharige bukt zich en opent het vest van de dode. Even staart ze naar de verschillende staafjes met springstof. Langzaam staat ze op en kijkt naar de drie.
‘Zij zal boeten, dat weet ik. En mijn naam is niet Nador, maar Cobanon.’ 
Heel even zeggen de drie niets, dan stamelt een van hen.
‘Cobanon…. Jij bent… de dochter van die…’
‘Verraders, wil je zeggen, man.’
‘Zoiets,’ fluistert een andere.
‘Ze werkten voor het gerecht om bandieten en moordenaars, zoals ik en jullie, te bestrijden. Dus ik zou hen geen verraders noemen, als ik jullie was.’
Als de drie zwijgen, zegt Sorane koel:
‘Ik zal Hera Eravna aanpakken, maar alleen omdat ze mijn ouders liet doden. Voor ik haar echter haar verdiende straf geef, zal eerst diegene die de zender in de zwever plaatste boeten. En ik hoop voor jullie, dat ik jullie daar niet aantref, want voor wie haar dient zal ik geen genade kennen.’
De drie kijken haar nadenkend aan voor ze knikken.
‘Dat is onze wens en doel, Sorane. Zolang je die Eravna maar afmaakt.’
‘Waarom zou ik haar afmaken, man? Ik ben van plan om haar in de gevangenis te laten rotten.’
Even heffen de drie hun wapen, maar een van hen zegt:
‘Misschien is dat ook wel beter, vrienden. Dan kan ze voor haar dood nog nadenken over haar slachtoffers.’
‘Ze heeft geld, Kotan. Eravna kan zich met gemak vrijkopen.’
‘Jullie hebben gelijk. Dat kan ze. Maar dan wacht een leven van angst, want vroeg of laat zal ik haar doden.’
De drie kijken elkaar even aan.
‘Daar kunnen wij met leven, Sorane. Maar je woorden zijn voor ons een belofte, die jij moet nakomen. Doe je het niet, dan zal een van ons je doden.’
Dan draaien ze zich om en stappen kalm weg, nagestaard door de roodharige.
‘Die zijn geen haar beter dan dat uitschot van moordenaars. Misschien is het veiliger om hen nu neer te leggen. Maar omdat ze mijn leven tweemaal gered hebben, kan ik dat niet,’ denkt ze, terwijl naar haar zijde tast.
Daar voelde ze twee inslagen, maar ze kan geen wonde ontdekken. Even denkt ze na, maar vind maar een verklaring. Anya moet haar beschermd hebben. Even meent ze een gegiechel te horen, maar dat kan haar inbeelding zijn. Ze trek haar schouders en kijkt nog even naar de dode op grond. Voorzichtig knielt ze opnieuw en verbreekt de verbinding met de springstoffen, na een kort onderzoek van de configuratie.
Dan zet ze zich in beweging en haast zich naar een van de verhuurbedrijven waar ze een zwever huurt. Zeven uur later bereikt ze Mogwan. Terwijl ze door de straten vliegt, kijkt ze even naar het leven dat zijn gewone gang gaat. Als ze mensen met elkaar ziet praten, komt plots de wens op, om haar zus nog eens te zien. 
Even twijfelt ze nog, maar dan slaat ze aan het kruispunt linksaf in plaats van rechts. Een paar minuten later ziet ze de kleine villa en parkeert de zwever op de oprit. Even blijft ze voor zich uitstarend zitten. Zou ze het durven of weer weggaan? 
‘Nee, ik moet doorzetten. Iemand moet de eerste stap doen.’
Als ze uitstapt, komt een jonge vrouw naar buiten.
‘Sorane, jij bent het dus toch.’
‘Hallo Reysa. Ik heb een tijdje rust nodig om mijn gedachten op orde te brengen.’
‘Kom binnen, Het is jouw huis. Ik wil je geschenk niet.’
‘Nee, Reysa. Dit is een van de twee villa’s dat ik aan jou en Jenan gegeven heb. Het staat op jullie naam.’
‘Dacht je dat ik niet zou ontdekken, dat je deze villa gekocht hebt met jouw geld, Sorane. Geld dat je verdiend hebt met het doden van mensen. Je weet dat ik dat verafschuw.’
‘Ja, dat weet ik. Maar die villa’s hier werden mij geschonden, door de mensen van deze stad.’
‘Geschonken… Laat me niet lachen, waarom moet jij toch altijd leugens verkopen.’
‘Ik lieg niet, zusje.’
Reysa kijkt haar woedend, met trillende handen aan. Maar Sorane gaat er niet op in.
‘Hoe weet je dat deze villa op jouw naam staat?’ vraagt ze.
‘Reysa slikt even, alsof ze haar woorden wil inslikken.
‘Van mijn vriendin, Zuyana. Ze heeft haar mond voorbijgepraat. Ik was eerst woedend, maar toen ze vertelde dat je er mee wou stoppen, was ik opgelucht. Daarom wil ik nu even met jouw praten, maar meer ook niet.’ 
‘Dat had Zuyana beter niet gedaan, zus.’
‘Gelukkig heeft ze het wel gedaan, Sorane. Want er werd me ook iets duidelijk, toen ze van Verin vertelde. Jij moet door een hel gegaan zijn. Iets dat nog veel erger is dan onze ruzie.’
‘Het heeft me diep getroffen, Reysa. Maar ik moet verder met mijn leven, al zal ik hem niet zo snel vergeten, denk ik.’
‘Je zal wel opnieuw een knappe man tegenkomen, zus,’ zegt Reysa knikkend, terwijl ze moeite doet om haar stem vriendelijker te laten klinken.
Sorane merkt het echter wel. 
‘En jij, hoe is het met je vriend, Ferino.’
‘Zeer goed, hij woont sinds kort bij mij in.’
‘Misschien kom ik nog weleens op bezoek, zus. Dan kan je me aan je vriend voorstellen.’
Maar Reysa verstard dadelijk. De roodharige merkt het en zegt snel:
‘Waarom heb je mij dan niet opgebeld, nadat je met Zuyana over mij gepraat hebt. Ik had je dolgraag willen spreken?’
‘Nee, Sorane. Ik belde je niet op omdat je in verband gebracht werd met een viertal moorden,’ zegt Reysa met trillende stem. 
‘Verdomme, Sorane. Maak nu eens dat je hier wegkomt en blijft weg,’ denkt ze, maar laat niets blijken.
‘Dat was ik ook, zus. Maar die behoorden tot de groep opdrachtgevers van de moordenaars van onze ouders.’
‘Zie je wel. Ik had zo gehoopt van niet, maar je bekent het zelf. Je zei dat je wilde stoppen, maar je kon het niet. Dat is jouw leven van doden, waar jij voor koos. Een leven in luxe verdiend met bloedgeld. Zelfs het huis waar ik in woon is met dat geld betaald. Ik kan niet weg voor ik genoeg gespaard heb. Maar ik verbied je de toegang tot mijn huis dat van jou is en blijft. Ik wil het niet,’ vliegt Reysa uit, want het wordt haar te veel.
Sorane die even opgelucht was, toen ze haar zus zag, beseft dat Zuyana niet alles gezegd heeft.
‘Reysa, zus. Wacht… Je weet nog niet alles.’
‘Ik hoef niet meer te weten, Sorane. Jij bent mijn lief zusje niet meer, maar een moordenares zonder geweten. Jenan gelooft nog in jou, maar ik niet. Als je niet uit mijn leven wil wegblijven, dan verlaat ik Mogwan, of ik nu geld genoeg heb of niet.’
‘Zusje, ik smeek je om te blijven. Je had gelijk, want sinds ik die moordenaar, van wie ik hield dode ben ik alleen gebleven. Ik vertrouwde niemand meer.’
Reysa blijft staan voor haar zwever en draait zich langzaam om. Op een paar passen van haar staat haar zus, met tranen in de ogen. Ze weet niet wat te doen.
‘Dat bloedgeld, zoals jij dat noemt, heb ik nuttig gebruikt om de bewoners van dit dorp te helpen. Ze hadden geen werk en nu is hier overal werk.’
‘Ik moet geloven dat ze dat aan jou te danken hebben.’
‘Dat laat ik aan jou over, Reysa. Vroeger waren we als broer en zussen. Ik verlang naar die tijd terug.’
‘Dat was voor jij begon...’
‘Het was het enige waar ik voor opgeleid werd.’
‘Zeg maar niets meer, Sorane.’
‘Laat ons erover zwijgen, Sorane. Wat gebeurd is, is gebeurd. Je bent mijn zus, maar ik was diegene die geen vertrouwen in jou had.’ 
‘Ik weet dat het hun wens zou zijn, maar ik kan dat niet zomaar van me afzetten.’
Sorane knikt.
‘Ik ben hier om mijn famillie terug te zien, Reysa. Niet om ruzie te maken en jij, of je wil of niet, bent mijn zus waar ik van hou.’
Reysa schrikt even. Want diep in haar wil ze dat ook wel, maar Sorane verhuurt zichzelf om mensen te doden. En wordt er zeer dik voor betaald. Ook haar broer Jenan heeft Sorane nooit kunnen vergeven. Als ze hem meedeelt dat Sorane bij haar, woont, zal hij komen en doen waar zij niet sterk genoeg voor is. Maar ergens diep in haar binnenste twijfelt ze er toch aan, want haar broer is veranderd als het om Sorane gaat.
Als Sorane zich omdraait en zich van haar verwijdert. Ze merkt dadelijk dat het moeizaam gaat. Ze beseft dat Sorane haar trots opzijzette om met haar te komen praten. 
‘Nee, ik kan haar niet wegsturen. Ze is mijn zus. Al kan ik haar niet vergeven,’ denkt ze.
Dan keert ze zich naar de roodharige en zegt bijna fluisterend:
‘Sorane…. Het spijt me, zus.’
Sorane blijft staan en kijkt om. Ze ziet Reysa staan, die niet goed meer weet welke houding ze met aannemen. Maar dan hoort ze haar zeggen:
‘Kom toch binnen. Je kan in de logeerkamer logeren. Ik kan je mijn hulp niet weigeren, Sorane. Al ben ik nog steeds kwaad op jou. Zoals je daareven zei, je bent en blijft mijn zus.’
‘Dank je, Reysa. Ik verzeker je dat ik wil stoppen met mijn beroep. Maar ik moet mijn weg beëindigen, anders zal ik nooit echt een nieuw leven kunnen leven.’
 Reysa knikt alleen maar en volgt haar stiefzus naar binnen. Als haar zus haar wil voorgaan, zegt de roodharige glimlachend.
‘Ik weet de weg, zusje. Al mijn villa’s zien er vanbinnen hetzelfde uit.’
Reysa knikt even.
‘Ik ga eten klaarmaken. Als je wil kan je mee eten.’
‘Dat zou me goed doen. Voor een keer met iemand samen aan een tafel zitten.’
‘Heb je geen andere vrienden, zus?’
‘In mijn beroep maak je niet zo snel vrienden, Reysa. Wel collega’s, die je argwanend bekijken. Of opdrachtgevers die je liever zien gaan dan komen, tenzij ze een opdracht hebben. Sommigen vrezen je zelfs, omdat je misschien door een andere meer zou betaald kunnen worden om hen een kopje kleiner te maken.’ 
‘Is het zo erg, Sorane?’
De roodharige knikt even en stapt de lift in. Even kijkt Reysa naar de energiewand voor haar. Dan trekt ze haar schouders op en gaat naar de keuken. Even kijkt ze op de klok, terwijl ze aan Sorane denkt:
‘Wat gaat Ferino zeggen, als hij Sorane ziet. Hij weet dat ik haar niet wil zien en nu heb ik haar nog uitgenodigd ook.’
Als Sorane een uurtje later naar beneden komt, ziet ze haar stiefzus en een jongeman aan de tafel zitten.
‘Hallo, zus. Wie is deze knappe jongeman?’
Reysa kijkt Sorane wrevelig aan.
‘Dit is mijn vriend Ferino. Ferino, dit is mijn stiefzus Sorane Cobanon, zoals ze zich sinds enige tijd noemt.’
De jongeman, die al van Reysa weet dat Sorane er is, kijkt haar aan. Het is een zeer mooie vrouw, beseft hij. Het is toch moeilijk te geloven, dat ze zo een harde genadeloze meid is. Hij merkt dadelijk dat Reysa moeite moet doen om haar zus te dulden. Voorzichtig staat hij op en geeft Sorane een hand.
‘Hai, Ferino. Ik vermoed dat je meer bent, dan een vriend van Reysa.’
‘Ja, mevrouw Cobanon. Ik hou van Reysa.’
‘Zeg maar Sorane, Ferino. Mijn zusje, mag me niet zo omdat ik mensen dood die het verdienen en daar ook nog voor betaald wordt.’
Even kijkt de jongeman naar Reysa, maar Sorane zegt snel:
‘Maar dat is iets tussen haar en mij, ik wil jullie vriendschap niet op het spel zetten.’
Ferino slikt even, want aan de blik van zijn vriendin kan hij zien, dat ze het meent. Dus zwijgt hij, maar hij houdt zich voor om als ze alleen zijn, even met haar te praten.
Sorane zet zich aan de tafel en neemt een paar boterhammen. Iets meer dan een uur later stopt een tweede zwever op de oprit. Sorane, die zich op haar kamer bevindt, herkent door het raam, Jenan die uitstapt. Ze besluit op haar kamer te blijven en gaat op het bed liggen.
Jenan neemt zijn huilende zus in de armen.
‘Wat is er, zusje?’
‘Sorane is hier, Jenan. Ook jij wil niets met haar te maken hebben, maar ik heb de kracht niet om haar weg te sturen.’
‘En jij wil dat ik dat doe. Nee, zusje, dat kan ik niet. Sorane is en blijft onze oudere zus, ook al ga ik niet akkoord met de manier dat ze geld verdient.’
‘Je wil dat ik haar in ons leven toelaat, terwijl we beiden juist weggingen omdat ze haar beroep niet wou opgeven.’
‘Dat was een paar jaar geleden, Reysa. Maar weet jij wel wat onze zus met haar geld hier voor de mensen hier betekend heeft en nog steeds betekend.’
Reysa kijkt hem verbaasd, want Sorane heeft daarstraks ook al iets in die zin gezegd. Maar ze geloofde haar toen niet.
‘Sorane houdt maar een zeer klein deel van het geld voor zichzelf. Negentig percent van haar verdiende geld wordt hier gebruikt om de mensen werk te geven en onderzoek te doen op vele gebieden. Het enige dat ze hiervoor terugkreeg zijn drie huizen in deze streek. Dit huis, het mijne en een villa waar ze alleen zou kunnen zijn. Ik heb al met haar gesproken, maar ze kwam naar hier omdat zij jou wilde terugzien.’
Reysa staart haar broer met grote ogen aan.
‘Dus je bedoelt dat ze daarstraks de waarheid zei en dus de mensen hier met haar geld helpt. En nu verdient ze eraan.’
‘Nee, zus. Ze gaf geld, maar alleen deze drie villa’s wilde ze aannemen. De winsten van het geld worden opnieuw besteed om deze streek en omliggend gebieden meer welvaart te brengen. Sorane wil van dat geld niets hebben. Ze houdt alleen genoeg over om normaal te kunnen leven.’
Reysa kijkt even naar Ferino. Ze weet niet wat te doen. Als dit waar is, dan is ze de vriendschap van Sorane niet meer waart. Ze had haar moeten geloven en ze deed het niet.
Ferino voelt wat er in zijn meisje omgaat, als hij haar ontredderde blik ziet. Ze weet niet wat te doen. Gelukkig heeft ze Sorane de deur niet gewezen, want dan zou het nog erger zijn. Haar handen trillen als ze weer naar Jenan kijkt. Haar broer merkt dat ze tranen in de ogen heeft.
‘Lieveling. Ga met je stiefzus praten. Wat je broer vertelde, daar waren wij beiden niet van op de hoogte. Ik heb Sorane maar even gezien, maar ik weet zeker dat ze je zal vergeven.’
Reysa richt haar aandacht weer naar haar vriend en fluistert:
‘Dat durf ik betwijfelen, Ferino. Jaren geleden lieten wij, mijn zus, na een ruzie hierover alleen achter. En vandaag ontving ik haar bijna als een vijand. Nee, ik kan haar niet onder de ogen komen.’
Ferino staat op en neemt de hand van Reysa vast. 
‘Kom, we gaan naar Sorane om je verontschuldiging aan te bieden.’
Even wil Reysa weigeren, maar als ze in zijn ogen kijkt, schrikt ze van zijn strenge blik. Langzaam staat ze op en blijft even tegen hem aanleunen. Ferino slaat een arm om haar schouders en drukt haar even tegen zich aan, terwijl hij op haar voorhoofd kust.
Reysa kijkt haar broer even aan.
‘Hoelang wist je het al, Jenan?’
‘Een maand of twee, denk ik. Je weet dat ik lid van het gemeentebestuur geworden ben. Daar vond ik de financiële gegevens. Eerst kon ik het niet geloven, maar met de hulp van je vriendin Zuyana en mijn nieuwe vriendin, Deriva, ontdekte ik langzaam meer en meer van de herkomsten van de beschikbare fondsen en waarvoor ze gebruikt werden. Hierdoor veranderde mijn beeld van onze stiefzus helemaal.’
Zowel Reysa als Ferino kijken hem verbaasd aan, terwijl hij verder gaat:
‘Jullie weten dat Geevy mij bedroog,’ zegt Jenan.
‘Daar heeft Geevy mij niets van gezegd.’
‘Is ze bij jou geweest, zus?’
‘Ja, ongeveer een dag. Als ik terug van mijn werk kwam was ze weg.’
‘Pas een week later hebben we van Zuyana over jullie ruzie gehoord, Jenan,’ zegt Reysa, waarna haar broer even slikt en dan verder spreekt.
‘Daarom heb ik haar aan de deur gezet. Een paar weken later ontmoette ik Deriva, een jonge vrouw die twee jaar geleden nog verlamd was. Haar behandeling in het onderzoekcentrum was succesvol, waardoor ze weer kon lopen. Zij aanbad Sorane, wat mij verbaasde. Want ik wist toen nog niet hoe ze Sorane kende. Bij onze tweede afspraak bleek dat ze Sorane nog nooit ontmoet had, maar ze kende haar naam door werk dat haar ouders deden. Zij wisten waar het geld voor het onderzoek, dat haar weer liet lopen, vandaan kwam. Haar behandeling bleek alleen mogelijk te zijn met dat geld van een fonds met uitsluitend geld dat door Sorane werd geschonken. Sorane’s geld maakt vele onderzoeken mogelijk.’
‘Geld van Sorane, ben je zeker?’
‘Eerst wilde ik het niet geloven, maar later kwam ik erachter dat het werkelijk waar was. Ik kwam tot de conclusie dat onze zus hier in deze streken vele dankbare mensen had. Maar alleen de oorspronkelijke bewoners van het vroegere stadje, wisten aan wie ze het te danken hadden. Ik besloot om daar verandering in te brengen. Deriva stond hierin dadelijk achter mij, of liever naast mij. Deriva en ik voelden beiden iets voor elkaar. ’
‘Dus je hebt een nieuwe vriendin, broer. Dat wist ik nog niet. En Geevy, je hield toch zeer  veel van haar?’
‘Ja, zus. Deriva komt straks ook naar hier. Over Geevy wil ik het niet meer hebben. Ze deed het met meerdere mannen. We hadden een zware ruzie daarover en dan ging ze ervandoor. Ze was nog de ruzie even bij jou. Maar waar ze nu is weet ik niet.’
Hij knikt even naar Jenan en neemt Reysa mee naar boven. Voor de deur van de kamer van Sorane blijven ze staan. Ferino klopt op de deur. Sorane schrikt en richt zich op. 
‘Kom binnen,’ zegt ze.
Ferino opent de deur en duwt Reysa naar binnen, maar zelf blijft hij buiten. Reysa beseft dat ze alleen voor haar stiefzus staat en weet niet goed hoe te beginnen.
Sorane merkt dadelijk dat Reysa om iets moet gehuild hebben. Zij geeft een teken, om naast haar op het bed plaats te nemen. Maar haar zus blijft staan, nadat ze een aarzelende stap naar het bed toe gezet heeft.
‘Kan je je mijn houding van daarstraks vergeven, Sorane? Wat ik deed, verdiende je niet.’
‘Zet je, Reysa. Alstublieft. Ik ben niet kwaad op jou en Jenan. Die ruzie was jaren geleden en daar heb ik nog steeds spijt van.’
‘Jenan heeft mijn ogen geopend en heeft me alles vertelt. Ik weet nu dat je daarstraks niet loog, toen je het had over je projecten hier in Mogwan. Ik ben er trots op dat jij mijn zus bent.’
‘Is Jenan hier?’
‘Ja, Sorane. Hij heeft me alles vertelt over wat jij hier in deze streek betekend. Hij is blij dat hij je weer kan zien.’
‘En jij.’
‘Ik wil je vergiffenis vragen voor de koele ontvangst. Als ik het geweten had, dan…’
Sorane slaat een arm om de schouders van Reysa.
‘Laat ons opnieuw beginnen, zusje en opnieuw zussen zijn zoals we waren.’
‘Wil dat zeggen, dat je mij vergeeft?’
‘Zeker, al is er niets te vergeven. Na de ruzie was ik woedend op jullie. Maar later besefte ik dat ik jullie beiden had moeten inwijden in mijn leven. Ik was te trots om naar jullie toe te komen. Hoe Jenan ontdekt heeft, wat ik doe, weet ik niet. Maar het is een zwaar pak dat van mijn schouders gevallen is. Want ik weet niet of ik ook nu niet te trots zou geweest zijn om alles uit te leggen.’ 
‘Laat ons erover zwijgen, Sorane. Wat gebeurd is gebeurd. Je bent mijn zus, maar ik was diegene die geen vertrouwen in jou had.’
‘Kom, Reysa, Laat ons naar beneden gaan. Ik wil Jenan samen met jou begroeten. Ik beloof je dat ik jullie vanaf nu in vertrouwen zal nemen.’
‘Dank je, zus. En Jenan heeft ook een nieuwe vriendin. Haar naam is Deriva.’
‘Ken je haar?’
‘Nee, ik weet het nog maar pas van een uurtje geleden. Het is dankzij haar dat Jenan alles over jou te weten kwam, want de ouders van Deriva werken voor de financiële dienst in Grison, de stad waar ze vandaan komt.’
‘En Geevy. Wat is er met haar gaande? Ik weet dat ons broertje gek op haar was.’
‘En zij op hem, maar volgens Jenan dook ze met anderen het bed in. Toen hij erachter kwam heeft hij haar aan de deur gezet.’
‘En dan duikt Deriva plots op. Vreemd, Reysa.’
Even later stappen beiden, terwijl ze elkaars hand vasthouden naar beneden. Ze merken dadelijk dat er iemand bijgekomen is. Deriva en die staart verbaasd naar Sorane. 
‘Kom er gezellig bijzitten, Sorane.’
Glimlachend voldoet Sorane aan haar verzoek. Sorane voelt zich thuis en gelukkig bij haar zus en broer, tot ze een paar dagen later met Deriva in de zetel zit te praten, terwijl de Tv aanstaat. Plots schrikt Sorane en kijkt naar het scherm. Er is een schietpartij geweest in het gedeelte van de stad waar Joe Mardon met harde hand zijn bende leidt. 
‘Het wordt tijd dat ik weer in actie kom,’ denkt ze.
Even ziet ze een interview met die Mardon, die zegt dat elke aanslag op een van zijn zaken, met harde hand zal beantwoord worden. Sorane balt haar vuisten, terwijl ze naar de beelden staart. Er zijn daar zeker zes doden en een twintigtal gewonden gevallen. Sorane slaakt een verwensing, want als ze dadelijk in actie gekomen was, dan was dit misschien niet gebeurd.
‘Wat is er, Sorane? Je ziet zo bleek.’ vraagt Deriva.
Maar Sorane is te zeer in gedachten bezig om haar te horen.
‘Mijn noties. Die moet ik terug inkijken.’
Even kijkt ze naar haar reistas die in de hoek staat. Met een ruk richt ze zich op en stapt op de tas toe.
‘Die Joe Mardon had ik al opgespoord, maar van de laatste ken ik de naam nog niet. Hopelijk vind ik hem snel, want ik ben dit leven zo moe,’ denkt ze, terwijl ze een boekje uit haar tas neemt.
Even bladert ze erin, maar kijkt plots naar het portret van Runa en Jov, dat op de kast staat. Ze herinnert zich enkele gelukkige momenten, die ze met het koppel beleefde.
‘Nee, stoppen kan ik niet. Nog die twee, en dan Eravna en die kapitein opnieuw aan de tand voelen. Pas daarna zal ik vrij zijn en een eigen leven kunnen gaan leiden. Tenminste dat het gerecht mij niet in de cel laat rotten,’ fluistert ze in gedachten.
‘Oppassen, Sorane. Die Deriva is niet diegene voor wie ze zich uitgeeft. Ze is minstens een telepate. Ze probeerde daareven je gedachten te scannen. Maar ik heb haar poging geblokkeerd.’
‘Een telepate dus. Ik had al twijfels, want ze stelde te veel vragen, Anya.’
‘Sorane, wat is er gaande?’
Nu hoort ze de stem van Deriva wel en ze kijkt haar aan.
‘Het spijt me, Deriva. Ik moet gaan. Misschien was dat niet gebeurd als ik mijn taak dadelijk opnieuw opgenomen had. Ik heb voor een deel schuld aan de dood van die mensen.’
‘Ga je weg.’
‘Ja, meisje. Ik moet.’
Even slikt de jonge vrouw, maar ze beseft dat ze Sorane niet kan tegenhouden. 
‘Kon ik haar gedachten maar lezen? Iets houdt mijn telepathische scan tegen. Ze zal toch ook geen telepate zijn, want dan moet ik oppassen,’ denkt ze verbaasd.
Dan merkt ze dat Sorane naar een kast toeloopt en die draait plots opzij. Ze schrikt als ze de wapens ziet die daar verborgen zijn.
Ook Jenan, op dat moment die de salon binnenkomt, schrikt.
‘Sorane, wat doe je? Die wapens. Hoe komen…’
‘Het spijt me, broer. Ik heb vele bergplaatsen zoals deze. Je weet dat ik een gevaarlijk leven leid.’
‘Dat wel, Sorane. Maar hier in de villa dat je aan onze zus gegeven hebt, had ik dat niet verwacht.’
Even weet Sorane niet wat te zeggen, maar ze kan er niets aan veranderen.
‘Is een bergplaats, zoals deze, ook bij mij ergens verborgen?’ vraagt hij, maar hij kent het antwoordt al.
Sorane knikt lichtjes, want in al haar huizen zijn bergplaatsen zoals deze en zelfs nog op andere plaatsen. 
‘Ik ben de enige die ze kan openen, Jenan. Ze werden toen ik, ongeveer twee jaar, als huurmoordenares werkte, geplaatst. Zelfs Verin wist niets van mijn plannen af.’
Even denkt Jenan aan de man waar Sorane ooit zielsveel van hielt. Maar die door zijn zus gedood werd, toen hij haar in opdracht wou doden.
‘Het spijt me van Verin, Sorane.’
‘Je moet geen spijt hebben voor die moordenaar, Jenan. Hij wilde mij doden, maar trof me niet goed genoeg.’
‘Wat zeg je, Sorane. Heeft Verin jou…. Hij hielt toch zielsveel van jou.’
Sorane kijkt Reysa, die juist binnenkomt aan.
‘Maar niet genoeg, zus. Hij wilde zijn opdracht uitvoeren om te bewijzen dat hij hard genoeg was.’
 Dan reikt ze naar haar schouderholsters en trekt het aan. Even werpt ze een blik op Deriva, maar die is met Reysa aan het praten.
‘Je had toch iets met Geevy, broer.’
‘Dat is al voorbij. Een paar dagen nadat je vertrok, ontdekte ik dat er nog andere mannen waren waar ze mee omging. Toen ik haar daarmee confronteerde, is zij er vandoor gegaan. Ze had het over iemand uit haar verleden tegengekomen waar ze nog steeds veel om gaf. Ze liet alleen een briefje achter om zich te verontschuldigen.’
‘Dat spijt me, Jenan.’
‘Toch wel vreemd, want die meid hielt van Jenan, dat weet ze zeker. En die Deriva die zo ineens opdaagde? En dan werd ze ook nog verliefd op haar broertje.’
‘Even was ik van de kaart, Sorane. Maar ik besefte al snel dat het niet mijn ware liefde kon zijn, want anders was ik haar wel achternagegaan. En toen kwam ik Deriva tegen. Zij heeft begrip voor mijn oude liefde voor Geevy, die nog steeds in mijn hart aanwezig is,’ hoort ze Jenan antwoorden.
‘Weet je het zeker?’
‘Ja, zus. Deriva is de juiste voor mij.’
‘Dan wens ik jullie beiden veel geluk, Jenan,’ zegt de roodharige.
Dan kijkt Sorane naar Reysa en beseft dat ze nog niet weg kan. 
‘Ik blijf nog even, zus. Maar morgen moet ik gaan,’ zegt ze, terwijl ze naar haar zus toestapt.
Naast Reysa neemt ze plaats in de zetel. Als ook Jenan en Deriva binnen komen, zegt Jenin:
‘Deriva moet naar haar werk, zusje’s.’
Reysa zegt:
‘Jij ook, broer.’
‘Nee, ik blijf nog even als ik mag, want ik heb Sorane nog een paar dingen te vragen.’
Reysa staat op en omarmt Deriva heel even.
‘Kom met Jenan nog eens terug, Ona.’
Deriva knikt en kijkt even naar Sorane, maar die knikt haar even toe.
Als de vrouw met haar broer naar de deur toestapt, voelt Deriva dat Sorane haar nakijkt.
‘Ik moet voor haar op mijn hoede zijn,’ denkt ze.
Jenan kust haar nog even.
‘Tot straks, schat.’
Deriva beantwoordt zijn kus. 
‘Ik neem de bus wel, lieveling.’
Jenan kijkt haar even na als ze naar de straat toestapt en dan naar rechts verdergaat naar een bushalte toe.
Dan gaat hij weer naar binnen en neemt tegen over zijn zussen plaats in de salon. Sorane kijkt hem even aan, dan zegt ze:
‘Ik moet nog een paar dingen uitleggen. Jullie weten dat ik drie villa’s in deze omgeving bezit.’
Haar broer en zus knikken.
‘Er zijn er nog twee. En al deze villa’s zijn onder de grond met elkaar verbonden.’
‘Waarom?’
‘Als een vluchtweg, Reysa. Daarom is er in elke villa een bergplaats met wapens.’
‘Is dat dan nodig?’
‘Ik dacht van wel, al heb ik deze wapens nog niet moeten gebruiken. Maar ik hielt rekening dat mijn verblijf hier zou ontdekt kunnen worden. In mijn beroep kan je niet voorzichtig genoeg zijn.’
‘Waar is die verbinding dan, zus?’
Sorane kijkt Jenan aan en glimlacht. 
‘Niet in de villa zelf, broer, maar in het diepe zwembad.’
‘Wat? Moeten we dan al zwemmend naar de andere villa’s gaan.’
‘Nee, Reysa. Er is een sluis, waardoor je in een droge verlichte gang uitkomt.’
Reysa kijkt Jenan even aan.
‘Dat wil ik eens zien. Jullie toch ook.’
‘Dat kan, zus. Maar een van de twee andere villa’s is bewoond met de famillie Monnaan afkomstig van Oran II en de andere nog leeg. Ze weten echter niets van het bestaan van deze gangen af.’ 
Ik zal jullie de adressen van de twee andere villa’s bezorgen. Maar vraag eerst toestemming voor jullie bij hen op bezoek gaan. Er is nog een tweede amazonefamilie die op het moment onderweg is. Ik heb hen de laatste villa als onderkomen beloofd.’
‘Waarom help jij hen, Sorane? Het lijkt mij een nutteloos tijdverdrijf. En je doet dat ook nog kosteloos denk ik.’
Sorane glimlacht even.
‘Daar heb je gelijk, Reysa. Als ik stop met mijn huidig beroep, dan zal ik een nieuwe job moeten gaan zoeken.’
‘Dat zal niet zo eenvoudig zijn, zusje. Zelfs in deze streek niet. Gelukkig brengt jouw geld genoeg op om de streek te blijven ondersteunen.’
‘Dat weet ik, Jenan. Daar maak ik me geen zorgen over.’
‘Sorane, mogen we nu eindelijk die doorgangen eens zien.’
‘Ongeduldig, zusje,’ zegt Jenan lachend.
Sorane kijkt hen even aan en staat op. Kom dan, maar mee. Maar we hebben wel zwemkledij nodig.’
‘Dat is niet zo’n probleem, zus. Ik heb wel iets voor Deriva en jou. Jenan kan een zwembroek van Ferino wel even lenen.’
Een paar minuten later staan Sorane en de twee andere vrouwen naar elkaar te kijken. Sorane heeft een blauwkleurig diep uitgesneden badpak aan, Deriva een rode bikini en Reysa een groene met bloemetjes bedrukte.
Jenan komt kijken waar ze blijven.
‘Wauw, wat ben ik een geluksvogel. Omringt door drie supermooie vrouwen.’
‘Gaan we,’ zegt Reysa ongeduldig.
‘Kom dan maar.’
Reysa duikt als eerste het water in. Sorane en Jenan volgen haar. Reysa aarzelt. Ze is een beetje bang van water.
‘Ik kan niet zo goed meer zwemmen. Het is al een tijdje geleden,’ zegt Reysa fluistert.
‘Kom, Reysa. Spring er gewoon in,’ zegt Jenan met een glimlach. 
Voorzichtig laat Reysa zich van de kant zakken en zwemt dan, geholpen door Jenan, naar de anderen toe.
‘Iedereen klaar,’ zegt Sorane, terwijl ze Reysa aankijkt, maar met haar gedachten is ze bij die nieuwe vriendin van haar broer.
‘Ergens voel ik dat ze liegt. Die Deriva vertrouw ik niet zo.’
Ze knikken allen. Dan duikt Sorane als eerste naar onder. Ze zwemt dadelijk naar de achterzijde en drukt daar op een paneel. Dadelijk schuift een doorgang open en ze zwemt naar binnen. Daar drukt ze op een ander paneel, waardoor de doodgang terug afgesloten wordt en het water langzaam wegvloeit. Dan kruipen ze in een grotere gang waar ze kunnen staan. De lichten flitsen dadelijk aan, als Reysa als eerste haar voeten op de bodem laat zakken.
‘Het is wel een eind lopen,’ zegt Sorane lachend. 
‘Ga maar, zus. Zo snel ben ik nog niet moe.’
Dus leidt de roodharige hen door de gang en een paar minuten later bereiken ze een andere doorgangssluis. Zo komen opnieuw in een zwembad uit. Lachend hijst Sorane zich uit het water en stapt haar eigen villa binnen.
Haar broer en zus volgen haar.
‘Dat is handig, Sorane.’
‘Neem maar iets te drinken, er is genoeg in de ijskast,’ zegt ze.
Terwijl Sorane vooraan eens naar buiten kijkt, gaan de anderen terug naar de veranda en gaan in de ligzetels liggen om van de zon te genieten. 
‘Dat doet goed, deze koele drank,’ zegt Reysa.
‘Gelukkig heeft ons zusje eraan gedacht,’ zegst Jenan met een knipoog.
‘Zus, waar blijf je?’ roept Reysa naar binnen.
Sorane heeft echter in de straat iets gemerkt. Er staan twee vreemde zwevers. In eentje zitten twee mannen, in de andere meer dan twee, want ze ziet gedaanten achterin. 
‘Dat is iets voor straks als ik alleen ben. Als ze er dan nog staan, dan zal ik ze aan de tand moeten voelen,’ denkt ze.
‘Je wordt geobserveerd, Sorane. Die twee in de zwever die het dichtstbij is, hebben het over jou.’
‘Kan jij hen afluisteren, Anya?’
‘Als ze dicht genoeg bij zijn wel. De andere zwever staat echter te ver.’
‘Vang je nog iets op.’
Even zegt Anya nog niets, maar dan:
‘Die staan in dienst van die Hera Eravna.’
‘Haha... Dan zijn het zeker weer een groepje, die mij moeten omleggen. Maar ik zal ze voor zijn. Kan je hen in het oog houden, voor het geval dat ze naar hier komen. Ze kunnen niet weten dat ik hier ben.’
‘Voor eenmaal, Sorane. Want je weet dat…’
‘Dat weet ik al, Anya. Laat maar.’
‘Zwevers worden geobserveerd, Sorane.’
‘Dank je.’
Dan neemt ze een drankje uit de ijskast en haast zich naar de veranda. Van die zwevers zegt ze echter niets tegen haar broer of zus. Ze wil hen niet ongerust maken. Pratend en lachend genieten ze van de zon, tot Reysa plots zegt:
‘We moeten terug naar mijn huisje, Sorane. Ferino zal wel gaan thuiskomen, denk ik.’
Sorane knikt en richt zich op. Een paar minuten later haasten ze zich door de ondergrondse gang naar de andere villa. Sorane snelt naar boven om haar andere kleren aan te trekken. Als ze terugkomt, slikt Reysa even. Want in het zwart, zoals ze altijd gekleed gaat, ziet haar zus er veel gevaarlijker uit. Ze ziet naar een hoek lopen en op en knop drukken, waardoor een panel opzijschuift. Jenan die haar opmerkt, kijkt haar met een ernstige blik aan. Opnieuw ziet hij de vele wapens op hun smalle rekken, terwijl Sorane een klein handwapens die aan de wanden bevestigd zijn ib haar hand neemt. Een voor een steekt ze beide revolvers in haar schouderholsters. Ze merkt niet dar Reysa naar haar rug staart. Kalm neemt ze haar jasje, dat aan de achterzijde van de kast hangt en trekt het aan. Even aarzelt ze en kiest dan een wapen waarmee ze van grote afstanden raak kan schieten.
‘Eerst die twee zwevers en dan die Jov Mardon. Hij is mijn volgende doelwit,’ denkt ze, terwijl ze het portret van die man voor haar ogen ziet.
‘Sorane, wat is...?’
De roodharige schrikt even, want ze wilde in alle stilte vertrekken. Langzaam draait ze zich om en kijkt Reysa aan. Jenan, die de woorden van zijn zus hoorde, komt ook kijken en schrikt even.
‘Het spijt me, broer. Jov Mardon is een van de laatste twee die nog leven van diegenen die onze ouders gedood hebben. Ik moet dit doen.’
‘Wat, Sorane. Ga je weer…,’ zegt Reysa verschrikt als ze Sorane’s woorden hoort.
‘Ja, ik moet gaan, zus. Maar al ben ik het zo moe, toch moet ik de ingeslagen weg volbrengen.’
‘Waarom stop je niet nu het nog kan?’
‘Ik word gezocht, Reysa. Als ik de laatste twee hun straf gegeven heb, ben ik van plan om mij bij de politie aan te geven.’
‘En dan de gevangenis in, Sorane.’
Sorane kijkt even naar Jenan.
‘Dat is iets dat al zeker is van het moment dat ik voor geld begon te doden, broer. Maar als ik uit de gevangenis kom, dan kan ik een nieuw leven beginnen.’
‘Ik hoop het, zus. Want de gevangenis is geen pretje,’ mengt Reysa zich in het gesprek.
‘Dat zijn zorgen voor later,’ zegt de roodharige met een geforceerde glimlach, terwijl ze Reysa even omarmt.
‘Maak het goed, zusje.’
Reysa knikt droevig, want nu ze hun ruzie een beetje bijgelegd hebben, wilde ze een tijdje met haar doorbrengen. Maar ze weet dat ze Sorane niet kan tegenhouden. Jenan slaat zijn armen om beiden heen en fluistert:
‘Kom ongedeerd terug, zus, want ik wil dat je in deze stad komt wonen.’
Als ze elkaar loslaten, kijkt Sorane Deriva aan.
‘Zorg goed voor mijn broertje, meisje.’
Even glimlacht de jonge vrouw en knikt dan. Ze kijken hen allen na als ze met haar zwever de straat op zweeft. Ze merkt Ferino, die juist komt aangereden achter niet op. Ze is met haar gedachten bij die Jov Mardon en diegene die ze nog niet gevonden heeft. Ze zou graag weten wie dat is, maar alleen zijn naaste medewerkers hebben hem ooit gezien. 
Sorane stopt nabij een hoog piramidevormig gebouw en stapt naar de achterzijde toe. Langs een dun touw dat ze, vanuit haar onderarm, naar de top schoot klimt ze naar boven. Van daaruit observeert ze verschillende dagen met moeite haar doelwit, want ze zijn nu op hun hoede. Toch vindt ze twee weken later eindelijk een geschikte plaats.
De zessentwintig jaar oude Sorane heeft een kamer gehuurd in de bovenste verdieping van een appartementsgebouw. Met een kleine verrekijker kijkt ze door het venster naar beneden. Ze zucht opgelucht, als ze merkt dat de lijfwachten op hun vaste plaats staan. Ze zijn allen gewapend met snelvuurwapens, voorzien van een geluiddemper. Dit is een teken dat Jov Mardon zich nog steeds in het gebouw bevindt. Ze zucht even, want ze voelt dat het tijd wordt om in actie te komen. Het scherpschutterswapen, dat ze een paar minuten geleden gemonteerd heeft, ligt op het bed. Ze hangt het wapen over haar schouder en neemt een wapen met geluiddemper in haar rechterhand. 
Op haar hoede verlaat ze het appartement en loopt langs de trap naar het dak. Voorzichtig opent ze de deur en kijkt om zich heen. Er is niets verdachts te zien. Met gespannen zintuigen loopt ze in de richting van de dakrand. Plots hoort ze iets en duikt in elkaar. Twee gewapende mannen zien haar te laat. Sorane vuurt en raakt beiden in hun voorhoofd. Zonder naar hen te kijken loopt ze beide doden gebukt voorbij. Aan de rand van het dak knielt ze. Op hetzelfde moment hoort ze een klik. Dadelijk laat ze zich vallen, terwijl verschillende stralen in de dakrand inslaan. Driemaal vuurt ze en het is driemaal raak. De man links van haar laat zijn wapen vallen en zakt stervend in elkaar. 
Zonder nog een blik op de dode te werpen, knielt ze naast de omheinde dakrand. Ze neemt haar wapen stevig vast en richt het naar de driedubbele toegangsdeur van het gebouw aan de overzijde. Zonder haar aandacht te verslappen kijkt ze door het vizier. Ze glimlacht even als ze een grote luxueuze limo voor de ingang van het gebouw ziet stoppen. Twee mannen stappen uit en kijken om zich heen.
‘Lijfwachten,’ denkt ze, terwijl ze merkt dat de deur van het gebouw opendraait.
Snel richt ze haar wapen op de eerste man die buitenkomt. Die is het niet. De volgende is een jonge gewapende brunette. Geduldig wacht ze nog even. 
‘Ja, dat is Mardon,’ denkt ze.
Even concentreert ze zich, terwijl ze haar wapen op zijn borst richt. Tweemaal vlak na elkaar schiet een lange vlam uit de loop. Dodelijk getroffen wankelt de man achteruit. In een flits ziet ze ook enkele agenten reageren. Sorane trekt haar wapen terug en laat zich achter de omheining in dekking vallen. Maar de lijfwachten hebben contact met elkaar door middel van een oortelefoon. De drie, die Sorane gedood heeft, kunnen niet meer antwoorden. De lijfwachten weten hierdoor waar de schutter zich ongeveer bevindt. Een aantal van hen rennen naar de omliggende gebouwen toe. Anderen houden het dak onder vuur.
Sorane haast zich intussen naar de trap toe en bereikt enkele ogenblikken later haar appartement. Ze knielt naast het bed en stopt haar wapen eronder, maar dan hoort ze stemmen. Snel opent ze de deur op een kier en kijkt de gang in. Ze ziet niemand. Maar ze hoort een paar verdiepingen lager woedende en angstige stemmen zeggen:
‘Nee, we hebben niemand zien voorbijkomen.’
‘Kom, dan moet hij in een van de bovenste verdiepingen zitten. Het kan niet anders.’
Voorzichtig sluit ze de deur en kijkt even nadenkend naar de armband aan haar rechterpols.
‘Dat doe ik beter niet. Anders zal de energie al snel op zijn,’ denkt ze.
Dan wendt ze zich naar haar tas, dat op een stoel naast haar bed ligt en neemt er een vierkantig voorwerp uit. Ze plaatst het op de muur naast de deur en drukt de activatieknop in. Dadelijk gaat er een rood lampje flikkeren. Even later opent ze twee vensters naast elkaar en klimt op de vensterbank.
‘Wat wil je doen, Sorane? Toch niet springen?’
‘Ja, dat was ik van plan. Ik wil naar het gebouw hiertegenover.’
‘Dat is niet zo moeilijk, ben je vergeten….,’ hoort Sorane Anya zeggen.
Plots is ze in een groen veld gehuld en een seconde later staat ze ergens anders en hoort Anya verder gaan:
‘……dat ik een overbrengersveld kan vormen.’
Dan beseft dat ze door het venster het gebouw kan zien waar ze een paar ogenblikken geleden nog op de vensterbank stond. Op dat moment wordt de deur van haar appartement in dat gebouw ingetrapt. Ze merken het voorwerp naast de deur niet op. Het lampje begint op dat moment hevig te flikkeren en te fluiten. Een van de vier hoort de schelle fluittoon en kijkt om.
‘Pas op… een bom…’ roept hij uit.
Zijn waarschuwing komt te laat, een hevige ontploffing werpt hen achteruit. Een van hen botst tegen de muur, maar de drie anderen worden door de vensters geblazen en storten naar beneden. Sorane, die de overkant bereikt heeft, ziet hen vallen. Dan merkt er pas dat er twee verschrikte mensen in de ruimte aanwezig, die haar aanstaren. Voor de twee iets kunnen zeggen, is Sorane al bij de deur en verdwijnt in de gang. Maar ze voelt een stekende pijn aan haar linkerdij en beseft dat ze door iets geraakt werd. Gelukkig heeft het haar alleen geschampt. De man en de vrouw in de kamer, zijn echter agenten, die met een onderzoek bezig zijn. Beiden horen de berichten over hun telefoon en zetten de achtervolging in.
Sorane staat plots voor een gewapende, maar verraste jongeman. Deze staart ontsteld in de loop van Sorane’s wapen. Als Sorane, die denkt dat het een huurling is, wil afdrukken, merkt plots het politiekenteken aan zijn riem op. Misschien is hij omgekocht, maar ze weet het niet zeker, dus kan ze hem niet doden. Snel haalt ze uit en de agent valt achterover de kamer binnen. Maar dan klinkt een stem:
‘Wapen neer, vrouwtje.’

Plaats een reactie