12. Oran II

Sorane staart verbijsterd naar het notaboek en het gegevenskristal. Meer dan een minuut zit ze daar woedend en gespannen naar te kijken. Dan valt haar blik opnieuw op het kristal en bekijkt bepaalde delen de volgende dagen meerdere malen opnieuw. Ze komt tot het besef komt dat de schuldigen nog steeds niet geboet hebben. Als het gerecht de schuldige niet straft, dan moet ze het tot haar taak maken om de moordenares van haar ouders en als het kan haar opdrachtgevers, hun verdiende loon te geven. Sorane is in tweestrijd, want er is ook de moord op haar pleegouders. 
‘Mijn ouders komen op de eerste plaats. Het spijt me, Runa. Ik hou van jullie allebei, maar ik wil dat de schuldigen aan de moord op mijn ouders boeten voor hun daden. Die Teira Monnaan heeft een veel te lichte straf gekregen. Haar dood door mijn hand staat zo goed als vast. Maar eerst, al moet ik haar halfdood slaan, zal ze mij de naam van haar opdrachtgever moeten geven.’
Even kijkt ze op de klok.
‘Het is al te laat. Maar morgen boek ik een reis naar Trafar,’ denkt ze.
Als ze in haar bed ligt, kan ze maar moeilijk slapen. De volgende morgen staat ze een beetje moe op, maar haar besluit heeft ze al genomen. Ze heeft nog iets meer dan drie maanden verlof, voor ze zich weer moet melden. Dus is er nog tijd om naar Trafar te vliegen en terug te keren. Maar ze heeft nog iets belooft aan Gerin, die ze pas kent, die afspraak wil ze nakomen.
‘Ik moet toch nog een paar dingen in Mogwan in orde brengen, Straks nog even naar de bank en daarna een ticket bestellen.’ denkt ze.
Maar als ze in de namiddag in de bank aankomt, merkt ze niet dat Zuyana en ook haar zus Reysa in een rij wachtenden staan. Beiden zijn verbaasd als ze Sorane zien binnenkomen. Ze stapt echter naar een bureau van een bediende die haar lijkt te kennen. Hij staat dadelijk op als hij haar ziet. Ze begroeten elkaar glimlachend. Dan leidt hij haar door de doorgang naar achter waar belangrijke zaken behandeld worden.
‘Ze komt hier zeker haar bloedgeld op de bank zetten,’ fluistert Reysa.
‘Bloedgeld? Wat bedoel je’ vraagt Zuyana, terwijl ze naar de bediende staart die Sorane doorlaat.
Weer merkt ze die vreemde blik van respect in zijn ogen op
‘Die vrouw, dat was mijn stiefzuster. Zij verdient haar geld met het doden van mensen en sommigen ook nog te bestelen.’
‘Ach zo, daarom bloedgeld,’ zegt Zuyana, die doet alsof ze Sorane nog nooit gezien heeft.
‘Juist. Maar ik beschouw haar niet meer als mijn zus.’
Zuyana weet niet goed wat te denken. Het lijkt wel of Reysa haar zus Sorane haat. Toch is ze wel even benieuwd waarom Sorane hier in de bank dat bloedgeld, als het dat is, beheert. Dat kan ze toch ook in de hoofdstad. En dan die vreemde blikken van verschillende dorpsbewoners. 
‘Dat is toch wel vreemd,’ fluistert ze iets te luid.
‘Wat is vreemd, Zuyana?’
‘Je zus. Waarom beheert ze hier haar geld?’
‘Ze doet maar, Zuyana. Misschien omdat ze niet mogen weten hoeveel bloedgeld ze in werkelijkheid verdient.’
‘Dat kan het verklaren. Maar toch?’
‘Laat ons erover zwijgen. Je kent haar niet, dus je weet ook niet wat voor een serpent Sorane is.’
Zuyana knikt even, terwijl ze Reysa volgt als die een plaats naar voor opschuift.
‘Reysa, wil jij even mijn plaats vrijhouden? Ik moet naar de lady’s room.’
Sorane’s stiefzus knikt even.
‘Maar niet te lang wegblijven, want er zijn nog maar drie mensen voor ons.’
Zuyana knikt en haast zich weg. In de gang die naar de wc leidt is ze uit het zicht en ze haast zich naar en klein kantoortje toe, waar iemand zit die ze kent uit haar jeugd.
Verbaasd kijkt de jongeman naar zijn vroegere jeugdliefde.
‘Wat doe jij hier, Zuyana?’
‘Mag ik iets vragen, Damon?’
‘Dat mag altijd.’
‘Die roodharige vrouw, wie is dat? Ik ken haar ergens van.’
‘O, dat is Sorane Cobanon. Zij regelt hier meestal geldzaken voor steundoeleinden.’
‘Steundoeleinden?’
‘Mevrouw Cobanon steunt met haar geld vele projecten, zonder die steun zou dit dorp geen groeiende kleine stad zijn. Het spijt me, maar meer mag ik echter niet zeggen.’
‘Dat is een streep door mijn rekening, Damon, Ik dacht dat ze een misdadiger was.’
‘Die roodharige, een misdadiger. Je maakt grapjes, Zuyana. Ze is een weldoenster. Als zij er niet geweest was, dan was dit nog steeds arm dorp, waar velen zonder werk zouden zitten.’
Even staart Zuyana de man verbaasd aan. Ze weet niet wat te denken. Weldoenster? Wat bedoelt deze man daarmee? Maar dan valt haar iets te binnen. Gerin heeft het soms over het feit dat hij een zekere mevrouw Cobanon dankbaar is voor haar steun aan enkele projecten op zijn werk. 
‘Ik zie je nog wel, Damon…’
Dan maakt ze zich snel uit de voeten en haast zich naar de rij wachtenden.
Ze beseft nu pas wat Sorane doet. Sorane is die geheimzinnig vrouw, die Gerin altijd bewondert, want zij financiert zijn onderzoek en ook anderen. Zelfs vele anderen. Als Reysa dat zou weten, misschien zou ze Sorane dan wel willen zien.
‘Spijtig dat ik beloofd heb om niets te zeggen. En ik wil haar niet kwaad maken.’
Dan merkt ze Reysa op. Snel kijkt ze even om zich heen. Ze zucht opgelucht als ze Sorane nergens opmerkt. De zus van Sorane loopt juist naar het loket toe.
Intussen heeft Sorane haar zaken afgehandeld en haast zich naar buiten langs de zijuitgang. Zonder dat ze Reysa en Zuyana opgemerkt heeft, haast ze zich naar een reisbureau en boekt haar vlucht naar Trafar. Die avond zit ze alleen naar de tv te kijken, maar is niets belangrijks op het nieuws en de film interesseert haar ook niet zo veel, dus leest ze het notieboek nog eens na. Als ze de volgende morgen opstaat volgt een lange dag, want Sorane is ongeduldig voor vanavond als ze bij haar twee vrienden op bezoek gaat. In de dag heeft haar reis naar Trafar geboekt nog een paar dingen geregeld. Ook heeft ze een geschenkje gekocht voor Zuyana.
Stipt om zeven uur belt ze aan bij het Café. Een verbaasde Zuyana doet open en staart de roodharige aan.
‘Hallo, Zuyana. Een gelukkige achtentwintigste verjaardag.’
Even weet Zuyana niet wat te zeggen. 
‘Kom binnen, Sorane.’
‘Dank je, Zuyana. Je man wilde jou verrassen en nodigde me uit om met jullie je verjaardag te vieren.’
‘Heeft Gerin je uitgenodigd, dat is weleens iets anders dan zijn gewoon geschenk.’
‘Je bent ver van je vrienden in je thuisstad, Zuyana. Omdat je hier bijna niemand kent, zal hij mij wel uitgenodigd hebben, denk ik.’
 ‘Dat is zeer attent van hem, maar ik ken hier wel al een paar mensen, zoals je zus, die intussen een goede vriendin geworden is. Maar op mijn verjaardag blijf ik liever alleen bij hem om hem samen te vieren.’
‘O, dat wist ik niet.’
‘Dat is niets, Sorane. Maar je kan wel blijven. Misschien zorg je voor een kleine verandering in onze gewoonten.’
Sorane glimlacht. 
‘Als jullie altijd alleen zijn om jullie verjaardagen te vieren, dan is er wel iets verandert,’ glimlacht de roodharige en geeft haar een geschenk.
‘Ik zal het open maken als Gerin aankomt, want hij is vandaag veel later dan anders om een presentatie te geven van zijn onderzoek.’
‘Wat onderzoek hij?’
‘Dat is geheim, zegt hij altijd.’
‘Laat ons snel drankje nuttigen, Sorane.’
Sorane knikt:
‘Dank je, Zuyana. Een koffietje zou ik wel willen.’
‘Ik dacht... Nee, laat maar. Zet je maar lekker. Ik zal twee tassen inschenken.’
Sorane knikt en neemt plaats in de salon. Nadenkend kijkt ze om zich heen, tot ze Zuyana opmerkt die met en dienblad terugkomt. De jonge vrouw gaat tegenover haar gaste zitten.
‘Intussen kunnen we gezellig praten, want ik ben benieuwd naar jou famillie.’
Ze praten lachen en vertellen elkaar geheimpjes. Plots zegt Zuyana:
 ‘Gerin heeft me deze keer wel verrast door jou uit te nodigen, Sorane.’
‘Het is al ongeveer elf uur. Je man zal zo wel gaan komen.’
‘Mag ik je iets vragen?’
‘Doe maar, Zuyana.’
‘Ben jij die geheimzinnige geldschietster, waar Gerin het altijd over heeft?’
Sorane kijkt de vrouw verbaasd aan. Even speelt ze met de gedachte om nee te zeggen.
‘Nee, ik wil geen leugens uit mijn duim gaan zuigen,’ denkt ze.
‘Hoe ben je dat te weten gekomen?’
‘Ik zag je vandaag in de bank. Maar je werd achteraan binnengelaten, alsof je een belangrijke klant bent.’
Even zegt Sorane niets.
‘Dit is alleen tussen jullie twee en mij, Zuyana. Dat moet je me beloven. Ik wil niet dat Reysa en Jenan mij uit dankbaarheid vergeven. 
‘In orde, het zal iets tussen ons blijven, Sorane. Maar is het niet beter om hen hier ook bij te betrekken.’
‘Misschien wel, maar ik kan het niet. Nog niet. Ik ben van plan om te stoppen, maar ik wacht op het geschikte ogenblik.’
Zuyana knikt begrijpend.
‘Er is nog iets dat je niet weet, Zuyana. Zowel Jenan als Reysa wonen zonder dat ze het weten, in een villa die mijn eigendom is.’
‘Wat?’
‘Jenan zal kwaad zijn als hij het te weten komt, maar ik denk dat hij wel zal bijdraaien. Maar hoe Reysa zal reageren weet ik niet. Vermoedelijk zal ze in de villa niet meer willen verblijven. Misschien verlaat ze deze streek wel.’
‘Dat zou erg zijn.’
‘Ik verdien veel geld met elke huurmoord en de soms daarbij horende diefstallen, meisje. Maar al van na de eerste opdrachten wilde ik dat geld niet. Dus hielt ik wat ik nodig had om te leven en het noodzakelijke te kopen om het beroep uit te oefenen. Met de rest richtte ik in dit dorp, dat mij opgevangen heeft, een fonds op om de mensen hier een beter leven te bezorgen.’ 
‘Dat is je gelukt. Maar word je dan zo goed betaald.’
‘Voor een deel wel, Zuyana. Maar wat ik soms wat voor mezelf steel, brengt nog veel meer op de zwarte markten.’
‘Zo te horen moet dat veel opbrengen. Want als ik mijn man en de bediende in de bank mag geloven is deze streek helemaal opgebloeid op een paar jaar tijd.’
Plots horen ze een zwever stoppen en even later komt Gerin binnen. Even schrikt hij, want hij herinnert de woorden van zijn vrouw, toen ze zei welk beroep Sorane had. Dan herpakt hij zich, terwijl hij de glimlach van Sorane waarneemt.
‘Ik zie dat je op mijn uitnodiging ingegaan bent, mevrouw Cobanon.’
Sorane knikt.
‘Zeg maar Sorane, Gerin.’
‘Ik mag Sorane wel, lieveling. Dank je om haar uit te nodigen.’
Even kijkt Gerin naar zijn vrouw en glimlacht dan even.
‘Je hebt toch niet te veel geplant vandaag, lieve man van me.’
‘Niet echt. Maar jullie kunnen je beiden beter gaan klaarmaken. Ik heb een etentje besteld bij de concurrentie.’
‘Wauw. Die zullen wel even verbaasd geweest zijn.’
‘Dat is juist, Zuyana. Maar ik heb eens met de eigenaars overlegd en we besloten om van nu af samen te werken.’
‘Wat? Is dat waar, Gerin?’
Haar man knikt en kijkt Sorane aan.
‘U komt toch ook, Sorane.’
‘Als jullie beiden mij uitnodigen kan ik het niet afslaan,’ zegt Sorane en neemt haar jas van de kapstok.
In de vroege morgen komt Sorane terug in haar villa en kleed zich uit. Even later staat ze onder het lauwe water te genieten. 
Een paar dagen later stapt ze aan boord van een passagiersmodule. Heel even twijfelt ze, want voor de eerste maal in haar leven is ze van plan om deze planeet te verlaten. Even kijkt ze op haar ticket en naar de nummers op het paneel. Aarzelend gaat ze verder en even later drukt ze haar hand tegen een paneel naast een deur. Zuchtend staat het haar woonruimte voor de reis binnen. Even kijkt ze om zich heen. Dan stapt ze naar een van de schermen toe, die als ramen dienst doen en neemt plaats in een van de zetels. Als de passagiersmodule, zich een paar minuten later, samen met acht andere langzaam van bodem verheft, kijkt Sorane naar de kleiner wordende gebouwen. 
Als ze een hoogte van 80.000 meter bereikt hebben, worden beveiligingsschermen ingeschakeld, waardoor de capsule door een witte gloed omgeven wordt. Buiten de dampkring wordt dat witte scherm weer uitgeschakeld, terwijl de capsule, automatisch bestuurd, in de richting van het wachtende module schip vliegt. Een voor een worden de capsule in hun aanlegplaats verankerd. Dan duurt het nog 2 uur voor het schip zijn koers verandert en koers zet naar de rand van het stelsel.
Na een reis van tien dagen bereikt ze de planeet Trafar IV. Een dag verblijft ze in een woonruimte van een hotel, want pas morgen moet ze inschepen op een ander schip met bestemming Oran II. Zodra ze haar eerste stappen op deze planeet gezet heeft, beseft ze dat ze op het punt staat om een andere samenleving te betreden. Een amazonewereld waar vrouwen de belangrijkste posten bekleden. En dat merkt ze al snel aan de omgeving, die helemaal anders gestructureerd is, dan op Enuron. Dadelijk valt op dat de meeste gebouwen, zoals ook op Enuron, een piramidevorm hebben. Maar overal zijn er tussen de gebouwen, parken en zeer veel groen. De mensen verplaatsen zich te voet of zwevende voertuigen, die ongeveer twintig meter boven de oppervlakte vliegen. Op Enuron zijn er ook piramides, maar dat zijn alleen zeer belangrijke gebouwen, zoals regeringsgebouwen en tempels. Het is wel vreemd als de mannen niet naar haar kijken, zoals op Enuron. Gelukkig schijnt de zon, alleen is het hier veel warmer dan op Enuron. Ongeveer vierendertig graden in de schaduw. Ook is de zwaartekracht lichtjes minder dan ze gewoon is.
Trafar is een planeet waar vele rassen samenleven om handel te drijven tussen verschillende sterrenrijken. Hierdoor valt ze niet zoveel op, met haar Enuroonse kledij. Tijdens de dag praat ze met verschillende voorbijgangers en bezoekers van kleine openlucht bars. Het zijn meestal vrouwen, want mannen mogen haar niet aanspreken, zonder dat ze hen uitnodigt. Zo komt ze enkele belangrijke dingen te weten over deze samenleving van vrouwen. 
De derde dag, na haar aankomst, vertrekt haar schip precies op tijd. Tijdens deze reis komt Sorane alleen om iets te gaan eten uit haar woonruimte. Gedurende de uren aan boord bestudeert ze de papieren uit het pakje van Runa. Ze wil zoveel mogelijke gegevens in zich opnemen. Plots voelt ze, twee weken later, dat het schip afremt en beseft dat ze haar doel bereikt heeft. Toch duurt het nog vier uur voor Sorane haar eerste stappen op de bodem van Oran II doet. Ook hier overheerst de piramidevorm, al valt haar direct op haar er veel minder parken aanwezig zijn.
Ze moet naar het dorp Nikan in de bergen. Daar leeft de famillie Monnaan. Volgens het verslag van Runa moet die agente daar ergens zijn.
‘Hopelijk zijn ze niet verhuisd,’ denkt ze.
De volgende dag huurt Sorane een zwever en verlaat een half uurtje later de stad. Voor het huis van de famillie stapt ze uit en stapt om zich heen kijkend naar de voordeur toe. Als een oudere man de deur opent, kijkt ze haar verwachtend aan.
‘Ben ik bij de famillie Monnaan?’
‘Jazeker, Ona.’
‘Ik ben op zoek naar uw dochter Teira.’
Eerst keek de man haar vriendelijk aan, maar nu verandert zijn stemming. Hij roept zijn vrouw, die naar de deur toekomt. 
‘Mag ik uw naam? 
‘Sorane Cobanon, Ona.’
‘Ona Cobanon. Mijn dochter hebben we het huis uitgezet. Ze werd betaald om te moorden, maar werd betrapt. Spijtig genoeg, nadat ze haar taak uitgevoerd had. Twee undercover agenten werden door haar met een bom, die onze gewezen dochter plaatste, in hun auto gedood. Haar eigen partner moest haar neerschieten, toen ze er vanonder wilde muizen. Spijtig genoeg overleefde ze haar wonden, haar partner niet.’
Even slikt Sorane, want in de stem van de vrouw ligt heel veel woede.
‘Ze moet diep teleurgesteld zijn in haar dochter,’ denkt ze en kijkt de man even aan.
Maar die laat het woord aan zijn vrouw over, maar Sorane kan in zijn blik zien dat hij de gevoelens van zijn vrouw deelt.
‘Waarom zoekt u haar, Ona?’
‘Die twee agenten, Elian en Gono Cobanon, waren mijn echte ouders, Ona Monnaan.’
‘Jij bent dus de dochter van beide agenten, Ona,’ zegt de man met trillende stem.
Sorane knikt.
‘Weet u waar ze nu is?’ 
‘Nee. En dat kan ons niet schelen ook.’
Even kijkt Sorane de man en de vrouw aan.
‘Het spijt me, dat ik jullie lastig val, maar ik moet jullie dochter spreken.’
‘Ben jij een agente?’ vraagt de man, terwijl hij zich naar binnen haast.
‘Nee, dat niet. Maar ik wil een paar dingen opklaren.’
‘Wat is erop te klaren, Ona Cobanon? Onze dochter was schuldig, dat is bewezen.’
‘Mijn stiefouders hebben een paar opzoekingen gedaan, mijnheer Monnaan. In hun noties zijn een paar dingen onduidelijk. Die dingen kan uw dochter misschien invullen.’
‘Het spijt me dat we u niet kunnen helpen. Misschien Riso, onze zoon, want bij hem heeft die moordenares een tijdje gewoond.’
Sorane kijkt de man vragend aan.
‘Het spijt me, dat ik me liet gaan, Ona Cobanon,’ zegt de vrouw die weer naast haar man komt staan.
Voor haar man nog iets kan zeggen, zegt de moeder van Teira, terwijl ze naar het oosten wijst:
‘Onze zoon, Riso, woont iets buiten het stadje Nikan, Ona. Hij heeft haar geholpen, omdat hij het als zijn plicht beschouwde, al verdient ze het niet.’
Sorane kijkt even in die richting.
‘Dank u, allebei. Hopelijk vind ik wat ik zoek.’
‘Ik hoop het ook, Ona.’
Sorane stapt naar haar zwever en stapt snel in. Dan zweeft ze de weg op. Op de voetpadden ziet Sorane hier en daar enkele mensen wandelen. Aan de rand van het dorp stopt ze de zwever nabij twee wandelende mensen en vraagt:
‘Weet u soms waar Riso Monnaan woont?’
‘Niet echt, Ona. Maar ik denk dat ik hem een paar keer gezien heb, toen hij een rolstoel, waarin een vrouw zat, over de zandweg duwde.’
‘Waar was dat?’ 
‘Op de weg aan de achterzijde van het derde huis in de richting van het volgende dorp Geonro.’
‘Dank u,’ zegt Sorane en verandert de zwever van richting.
De volgende straat slaat ze af en draait een paar minuten later af, aan het huis op die weg. Langzaam stapt ze uit en kijkt even om zich heen. Op dat moment gaat de deur van het huis dat een tiental meter van haar af staat, open. Een man van ongeveer veertig jaar verschijnt in de deuropening.
‘Wie ben u?’ vraagt hij.
‘Mijn naam is Sorane Cobanon. Ik ben op zoek naar Teira Monnaan.’
‘Mijn zus is hier al lang niet meer, Ona. Ze heeft hier gewoond tot haar toestand verergerde. Teira bevindt zich vermoedelijk in de stad Helinsen.’
‘Kent u haar adres?’
‘Niet echt. Het opvanghuis, waar ik haar naar toe bracht, heeft een paar maanden laten weten dat ze haar naar een andere inrichting gebracht hebben, om haar een betere verzorging te kunnen verlenen.’
‘Weet u waarheen?’
‘Nee, Ona. Dat niet. Ze zouden het laten weten, maar ik heb nog geen bericht ontvangen.’
Sorane kijkt hem even verbaasd aan. Van hun ouders weet ze dat deze man zijn zus alle hulpverleende die hij kon opbrengen, omdat hij niet in haar schuld kon geloven. Ze knikt echter.
‘Dat moet ik haar in Helinsen gaan zoeken.’
‘Het spijt me dat ik u niet kan helpen, Ona Cobanon. Maar ik hoop dat u haar vindt.’
Sorane loopt in gedachten naar haar zwever en stapt om zich heen kijkend in.
‘Ergens klopt zijn houding niet echt. Ze is hier, daar ben ik zeker van. Als het toch niet zo zou zijn, dan moet haar broer zeker weten waar ze echt is of minstens haar nieuwe adres kennen,’ denkt ze.
Even later verandert haar zwever van richting en keert terug naar het dorp. Daar parkeert ze haar zwever op de parking van een hotel en neemt er een kamer. Die avond verlaat ze rond acht uur het dorp en loopt langs de weg achter de losstaande huizen tot bij het huis van de broer van Teira. Zonder dat ze opgemerkt wordt, sluipt ze naderbij en kijkt door het venster van de woonkamer. Ze glimlacht als ze de gehandicapte vrouw in een zetel ziet zitten. 
‘Dus toch. Zo snel misleid je mij niet, mijnheer Monnaan,’ denkt ze.
Teira zit met haar broer te praten. Geen van beiden merkt dat Sorane langs de achterdeur naar binnen sluipt. Langzaam vordert ze geruisloos in de richting van de woonkamer.
‘Je weet toch wie die Sorane Cobanon vermoedelijk is, Riso.’
‘Dat zou kunnen, zus. Ze lijkt wel veel op die huurmoordenares die een paar keer in het nieuws geweest is. Maar of zij deze vrouw is. Dat denk ik niet. Waarom zou zij hier zijn?’
‘Om mij. Je weet toch wat er gebeurd is ongeveer achttien jaar geleden.’
‘Hoe zou ik dat kunnen vergeten, zus. Door die vervloekte collega van jou werd je meer dood dan levend naar het ziekenhuis gebracht. Die vuurde zo maar drie capsules in je.’
Even ziet ze dat Teira haar ogen sluit en even in elkaar lijkt te zakken.
‘Dat ben ik niet vergeten, broer. Ik draag de littekens nog steeds op mijn lichaam. Maar waarom zou iemand mij daarom nu nog opzoeken.’
‘Als ik dat wist, dan…’
Sorane heeft intussen haar wapen getrokken en een geluidsdemper erop bevestigd. Kalm stapt ze de kamer en zegt:
‘Weet geen van jullie beiden waarom? Teira Monnaan, jij die de bom heeft geplaatst die mijn ouders dode, zou dat toch moeten weten.’
Teira kijkt verschrikt op en staart naar Sorane. Haar broer wil recht springen, maar kijkt meteen recht in het dreigend gaatje van de loop van Sorane’s pistool.
‘Je ouders??? Bent u de dochter van Elian en Gono, Ona?’
‘Jij hebt het recht niet om hun naam uit te spreken, moordenares. Jij hebt hun verraden en zelfs gedood.’
‘Nee, Sorane. Ik verraadde mijn vrienden niet,’ fluistert Teira, met steeds vastere stem.
Sorane richt haar wapen op Teira, terwijl ze recht in haar ogen kijkt. 
‘Jouw vrienden, moet ik dat geloven…’
Tot haar verbazing blijft de gehandicapte vrouw haar met vaste blik aankijken. Ze kan zelfs tranen in haar oogranden waarnemen.
‘Ik heb je ouders niet gedood, Sorane. En ja, ze werden mijn vrienden in de korte tijd dat ik hen kende.’
‘Je moet niet liegen, nu je de dood in de ogen kijkt, Teira Monnaan. De bewijzen waren voldoende, dat wees het onderzoek uit.’
‘Dat weet ik, Sorane. Daarom werd ik na mijn genezing en tien jaar later, toen ik uit de gevangenis kwam, ook verstoten door mijn ouders. Alleen mijn broer hier bleef in mijn onschuld geloven en nam mij op in zijn huis en zijn gezin. Als ik nog kon lopen, dan zou ik mijn onschuld misschien kunnen bewijzen, maar ik kan alleen maar in deze rolstoel zitten, door de pijn in mijn rug.’
Sorane aarzelt. Een schot en het is voorbij. De roodharige kijkt in de ogen van de gewezen agente en beseft dat ze het niet kan. Voor het eerst kan ze een schuldige niet doden, of gelooft ze haar. ‘
‘Deze vrouw liegt niet,’ denkt ze.
Ergens meent ze een stem te horen fluisteren.
‘Je gedachten zijn juist, Sorane. Deze vrouw spreekt de waarheid.’
 Even schrikt ze, want ze heeft de stem van Anya weer gehoord. Waren het haar eigen gedachten of iets anders? Want wat die stem zegt, denk ze zelf ook.
Sorane kijkt nog steeds in de ogen van de vroegere agente alsof ze niet kan wegkijken. Even zakt haar wapen naar beneden, in een reflex richt ze het dadelijk weer omhoog. Even buigt haar vinger nauwer om de trekker. Maar ze kan het niet, niet meer nu ze ervan overtuigd is dat deze vrouw niet liegt.
Langzaam laat ze haar wapen zakken tot het naar de grond wijst. Riso denkt zijn kans te zien en wil op de roodharige af duiken, maar op dat moment hoort hij haar zeggen.
‘Je broer is niet meer de enige die je gelooft, Teira. Jij bent geen genadeloze moordenares, dat weet ik nu zeker. Ik kwam om je te doden, maar je heb geen schuld aan de dood van mijn ouders. Jij zou nooit iemand kunnen doden, zoals ik dat kan.’
Riso kijkt Sorane verbaasd aan en laat zijn handen zakken. 
‘Dus ben je toch die moordenares die dood voor geld.’
‘Ja, mijnheer Monnaan. Die ben ik.’
‘Niet zo afwijzend, broer. Sorane is niet zo genadeloos als ze zelf denkt. Volgens de berichten dood ze alleen mensen die misdaden op hun geweten hebben.’
‘Dat klopt, maar toch dood ik hen zonder dat ze zich kunnen verdedigen.’
‘Ik denk dat zij beter kan gaan, zus. Ze hoort hier niet.’
‘Laat haar blijven, Riso. Sorane hier, is de dochter van mijn omgekomen vrienden. Ik wil met haar praten.’
Even kijkt Riso zijn zus verbaasd aan.
‘Je doet maar, zus. Ik wacht buiten wel.’
Sorane duwt de rolstoel naar de salon en gaat tegenover mevrouw Monnaan in een zetel zitten.
Afwachtend kijkt Sorane de vrouw aan. Die begint te vertellen wat er gebeurd is, toen ze de ouders van Sorane wegbracht.
___
Na een rit van ongeveer een uur zei ik, terwijl ik de zwever tot stilstand bracht.
‘We zijn er, Elian.’
Gevolgd door haar man, stapt Elian uit de zwever op de oprit van een kleine villa. Elian merkt verschillende min of meer verborgen en gewapende agenten op. Als de agente na hen uitgestapt is, gaat ze hen voor naar de hoofduitgang van de villa.
‘Kleiner dan we gewoon zijn, schat, maar wel mooi.’ glimlacht Gono.
Ik drukte een geheime code in en verleende hun toegang.
‘Hoelang moeten we hier blijven?’
‘Een dag of vijf, denk ik. Ik blijf hier ook, want jullie leven is nu mijn verantwoordelijkheid,’ antwoordt Teira.
‘En de agenten buiten.’
‘Heb je die opgemerkt.’
Gono knikt ook.
‘Dat moet ik hen op de vingers tikken. Want het was de bedoeling dat ze praktisch onzichtbaar zouden zijn.’
‘Vergeef het hun maar, Teira. We merken zoiets al zeer snel op. We moesten wel als we in leven willen blijven tussen de fracties. Elk teken van gevaar moesten we tijdig weten.’
‘Dat is geen leven voor mij, denk ik.’
‘Niet zoveel mensen kunnen die stress, van misleiding en bedrog voor langere tijd aan, Teira. Daarom werden wij uitgekozen voor deze opdracht. Alleen was niet voorzien dat we elkaar zouden trouw beloven en ook nog een kindje zouden krijgen.’
Twee agenten brengen op dat moment de beide koffers binnen. Teira wijst op een salontafel, waar beide mannen ze neerzetten.
‘Hebben jullie nog iets nodig,’ vraagt Teira.
‘Nee, ik denk het niet,’ antwoordt Elian.
Dan wendt Teira zicht tot haar collega’s.
‘Neem jullie posten in. Ik kom straks wel.’
Beide agenten knikken en haasten zich naar buiten. Teira kijkt Gono en Elian even aan.
‘Als jullie iets te eten willen, kijk dan in de koelkast boven en of beneden in de kelder. Er zou voldoende moeten zijn.’
 ‘Dank u, Teira. En bedank de kapitein ook, van ons.’
Teira knikt glimlachend.
‘Het zal wel goedkomen. Want over enkele weken landen jullie op Trafar.’
‘Ik kijk ernaar uit, Teira. Ik verlang ernaar om Sorane weer in mijn armen te houden en te zien spelen.’
‘Kinderen zijn zo onschuldig, Elian. Misschien wordt zij ook een agente zoals jullie.’
‘Ik hoop van niet,’ merkt Gono op.
‘Ik ook niet, want ik wens haar zo geen leven toe. Een gezin stichten in het belangrijkste.’
‘Dat lijkt mij ook, Elian. Maar dat is niet voor iedereen weggelegd.’
‘En jij, Ona Teira, wil jij geen gezin?’
‘Heb ik, Gono. Maar mijn ouders werden gewond en twee van mijn broers kwamen om het leven bij een overal in een supermarkt, acht jaar geleden. Van dan af ben ik op zoek naar de daders, maar tot nu zonder succes. Ik en Riso zijn de enige kinderen die mijn ouders nog hebben.’
‘Dat spijt me, Teira. Ik hoop dat je de daders vindt.’
‘Ik denk dat het hopeloos geworden is, Elian. Het is ook al zo lang geleden. En door mijn verbeten zoektocht verwaarloosde ik mijn gezin.’
‘Dat…’
‘Het wordt tijd dat ik mijn gezinnetje eens ga opzoeken.’
‘Dat moet je zeker doen, agente,’ zegt Gono, terwijl hij naar Elian kijkt.
Teira knikt even en staat op.
‘Als jullie veilig vertrokken zijn en dan kan ik even Kieve, mijn man gezelschap houden.’
‘Dat moet je zeker doen, Teira. Zij zijn belangrijker dan je werk.’
‘Ik laat jullie maar. Als je me nodig hebt, typ dan nummer 03 op de intercom in.’
‘Dank u, luitenant.’
Elian en Gono kijken de agente na, als ze naar de deur toestapt. Dan zegt Gono:
‘Als we terug zijn, wil ik samen met jou je familie eens bezoeken, want ik wil beide oudere zusjes van Sorane eens in mijn armen nemen.’
‘Pas maar op, schat. Cora is nu ongeveer tien jaar oud en Sovane acht.’
‘Wat vliegt de tijd toch snel.’
‘Ik ga eten klaarmaken, schat,’ zegt Elian knikkend, met een glimlach.
‘Ik zal wel de borden op tafel zetten.’
De tijd lijkt nu ze hier zijn, maar traag voorbij te gaan. Op de derde dag komt, Teira plots binnen. Elian en Gono die in de zetel naar het teevee nieuws zitten te kijken, merken haar niet op. Er zijn beelden te zien van nieuwe schietpartijen tussen de fracties. Teira verstard even, want Gono heeft een arm om Elian gelegd, terwijl zij haar hoofd op zijn schouder laat rusten. Gono heeft een blauwkleurige zwembroek aan, terwijl Elian alleen gekleed is in een knalrood bikinislipje.
Elian glimlacht even.
‘Nog nooit halfnaakte mensen gezien, Luitenante.’
‘Jawel, maar…’
‘Kom er maar bij zitten, Teira. In deze vier dagen ben je al een goede vriendin geworden,’ zegt Gono.
Aarzelend neemt de luitenante plaats in een van de zetel links van Elian. Even zegt ze niets.
 ‘Begin volgende week vertrekken jullie. Over een uurtje wordt een zwever voor jullie gebracht. Alle papieren zijn in orde. Alleen de kapitein en ik weten echter dat er onder deze kleine villa een garage is waar nog vier dezelfde zwevers staan te wachten. In een van deze vijf nemen jullie plaats, waarna ze allen wegvliegen in verschillende richtingen, maar allen met bestemming ruimtehaven.’
‘Is er iets op til, Teira?’
‘Niet dat we weten, maar we kunnen beter voorzorgen nemen. Zelf als iemand iets plant, dan zullen ze echter niet weten in welke zwever jullie zitten.’
Gono knikt.
‘Een goed idee.’
‘Als je wil kan je mee eten, Teira.’
Even denkt de luitenant na en knikt dan. Een tijdje later zitten ze gedrieën in de salon te praten over van alles en nog wat. Ook is Teira nieuwsgierig naar hun dochtertje Sorane.
‘Ik zou haar graag eens ontmoeten, Elian.
‘Misschien kan je ons later op Trafar komen bezoeken, Teira,’ merkt Gono op.
‘Ja, dat lijkt me ook een goed idee,’ beaamt zijn vrouw.
Teira kijkt beiden even aan en knikt dan.
‘Dat zal ik zeker doen, zodra ik verlof heb, vrienden. Hier neem mijn kaartje, met mijn gegevens.’
Elian neemt het aan.
‘Dank je, Teira. Zodra we op Trafar als we daar blijven een nieuwe woonst hebben, zullen we zeker contact opnemen.’
‘Het wordt tijd om te gaan slapen, morgen wordt het een zware dag met voorbereidingen voor jullie vertrek.’	
Terwijl Teira opstaat en naar de deur loopt, vraagt Gono:
‘Misschien kan je morgenavond nog eens iets komen eten, Teira. Breng voor een keer je man mee, want ik wil die gelukzak ook weleens ontmoeten.’
De agente kijkt Gono verbaasd aan.
‘Ik zal het proberen, Gono. Mijn man heeft het zeer druk. Ik weet niet of hij kan. En ik moet ook nog een oppas vinden voor mijn dochtertje Liese.’
‘Breng haar ook mee, Teira. Spijtig dat onze dochter Sorane hier niet is, want dan had je dochter even gezelschap.’
Teira knikt.
‘Dank u voor de uitnodiging, vrienden. We zullen vermoedelijk rond 19 uur komen,’ denk ik.
‘Dan verwachten wij jullie, Teira,’ zegt Elian en geeft haar een hand.
Gono sluit achter de agente de deur en kijkt Elian aan. 
In de late namiddag twee dagen later, stappen beide met vier andere koppels in de vijf zwevers.
‘Veel geluk, vrienden,’ zegt Teira, als ze Gono als laatste een hand geeft.
Even later rijden de zwevers een voor een naar buiten. Teira volgt hen te voet tot in de garagepoort. Op dat moment komt de Kapitein naast haar staan.
‘Je bent erbij, Luitenant. Wie had gedacht dat jij je eigen vrienden en collega’s zou ombrengen.’
‘Wat??? Hoe ???’
‘Hoe ik dat weet?’
‘Een klein foutje Teira. Maar met grote gevolgen. Steek je handen op.’
‘Nee, dat kan niet waar zijn,’ roept ze uit en duikt opzij.
Terwijl ze haar wapen trekt, kijkt ze in het mondingsvuur van haar overste. Maar die straal mist haar, omdat ze bliksemsnel opzij rolt.
Dena vuurt verschillende malen, maar Teira rolt tot achter een dekking. De kapitein vloekt hevig en vuurt op de plaats waarachter haar ondergeschikte verdween. Maar Teira duikt een paar meter rechts ervan, op en beantwoordt het vuur. Als Dena een ruk aan haar linkerarm voelt, beseft ze het gevaar. Met een sprong brengt ze zichzelf achter een muurtje in dekking. Maar op het laatste moment, schiet een straal doorheen haar been. Wankelend bereikt ze haar doel. Als ze zich opricht om op Teira te vuren, wordt haar wapen uit haar hand geslagen, door een schot van de Luitenante.
Even later kijkt ze in het dreigende gaatje van het wapen van Teira.
‘Sta op, Kapitein. Jouw tijd is voorbij.’
Langzaam en wankelend staat Dena op en kijkt de agente spottend aan.
‘Waarom dood je me niet, Luitenant. We hebben de bewijzen. Die liegen niet. Jij zult veroordeeld worden. Als je snel bent kan je misschien nog vluchten.’
Even kijkt Teira om zich heen, maar schud haar hoofd.
‘Dat zien we nog wel. Vooruit, naar buiten.’
De kapitein wankelt moeizaam vooruit en grijpt zich aan de rand van het gebouw vast.
‘Ik kan niet verder. Je hebt mijn been doorboort, Teira.’
‘En dan. Ga verder of wil je…’
‘Teira, wat doe je?’
Teira kijkt even naar haar partner Evo Gernon, die ze nu pas opmerkt.
‘Hou de kapitein in de gaten, partner. Onze vrienden van Trafar. Ik moet hen...’
‘We weten wat je gedaan hebt, Teira. Steek je handen omhoog en snel.’
‘Wat gedaan…. Evo?’
Evo knikt en trekt zijn wapen, dat hij kalm op de luitenante, die zich van hem afwendt, richt. Teira haast zich weg, tot Evo achter haar zegt:
‘Luitenant, die kans krijg je niet. Je zal niet ontkomen!’
Even blijft ze staan en draait zich dan om.
‘Wat is…’ zegt ze nog, maar dan merkt ze het wapen op, dat haar partner op haar gericht houdt.
Ontsteld laat ze haar wapen vallen, want verzet is nutteloos beseft ze. Hij heeft haar volledig verrast. Met een luidde bons raakt het wapen de straatstenen.
‘Het spijt me, Teira. Je had dat niet mogen doen,’ hoort ze de man zeggen.
‘Wat doen?’ vraagt ze met trillende stem
Maar Evo zegt niets meer. Hij haalt alleen driemaal kort na elkaar de trekker over. De luitenante ziet de drie lichtflitsen op zich toeschieten en voelt de inslagen. Ze wankelt nog een stap achteruit, maar dan zakt ze langzaam in elkaar. Evo stapt naar haar toe en schopt haar wapen opzij. Maar dan zucht hij echter, als hij het bloed onder haar lichaam ziet uitvloeien. 
‘Zo, die is er geweest,’ fluistert hij.
Maar als hij zich wil omdraaien, hoort hij haar nog met zwakke stem fluisteren.
‘W..aa..r..om, Evo?’
Evo kan echter niets zeggen. Zijn keel is droog. Het was zijn opdracht om zijn partner te doden, maar ze is ook al lange tijd zijn partner. Dan valt haar hoofd opzij. Aarzelend bukt hij zich en kijkt nog even naar haar bleke gezicht en tast naar haar pols. Haar polsslag is zeer zwak, beseft hij.
Langzaam kijkt hij om naar zijn overste, die naar haar wapen toe wankelt. 
‘Bent u in orde, kapitein? Luitenant Monnaan leeft nog, maar ze…’ vraagt hij.
De kapitein heeft haar wapen bemachtigd en kijkt hem trillend van woede aan, terwijl ze zich opricht.
‘Waarom heb je drie maal geschoten, agent Gernon. We wilden haar levend. Er moest een proces en een vonnis zijn,’ roept ze tot Evo’s verbazing uit.
Verschrikt kijkt Evo naar zijn meerdere en ziet haar wapen omhoog komen. Snel richt hij zijn wapen, maar de kapitein is ietsje sneller. Ze vuurt maar een maal en treft de agent recht in het hart. Met grote ogen kijkt hij haar aan, terwijl zijn hemd rood kleurt. Nog even lijkt zijn wapen omhoog te komen, maar dan valt het uit zijn machteloze hand.
‘Waa…’, zegt hij nog, voor hij in elkaar zakt. 
Even staart Kapitein Vorent naar beide lichamen. Dan zet ze zich in beweging en wankelt op beiden toe. Even kijkt ze in de dode ogen van Evo. 
‘Verdomme, Evo. Waarom schoot jij om te doden?’ zegt ze.
Dan richt ze haar blik op Teira. Even schrikt ze, want er blijkt nog een restje leven in haar ondergeschikte te zitten.
‘Ww…aaa…rrrooo…mmm miijjj?’
De kapitein kijkt recht in de ogen van Teira.
‘Het spijt me, luitenant. Ik moest je partner doden. Maar niemand mag dat weten, zelfs een moordenares zoals jij niet,’ zijn de laatste woorden die Luitenant Teira Monnaan in dit leven zou moeten horen. 
Even wil de Kapitein haar wapen op de stervende vrouw richten, maar ze schrikt als ze enkele andere agenten opmerkt. Ze haasten zich naderbij en een van hen knielt naast Teira. 
‘De luitenant is nog in leven, al is het maar zwak, kapitein.’
Die schrikt hevig en kijkt naar Teira om. Dan kijkt ze naar Evo’s lichaam.
‘Verdomme. Die idioot daar. Ik wilde haar levend om de namen van haar opdrachtgevers. Verdomme Evo, waarom moest jij haar dadelijk neerschieten. En dan moest ik er ook nog aan. Waarom toch? Ze liet haar wapen toch vallen.’
‘Misschien was hij haar medeplichtige en wist ze te veel.’
Even kijkt de kapitein de man aan en knikt lichtjes.
‘Dat zou kunnen..,’ fluistert ze.
De agent denkt dat de kapitein nog in schok verkeerd en roept:
‘Verwittig de hulpdiensten. Ik wil haar voor het amazonegerecht brengen.’
Een van de vrouwelijke agenten grijpt haar communicator en zegt:
‘Zend een verzorgingszwever. We hebben een zwaargewonde agente.’
Even later ontvangt ze de bevestiging en zegt:
‘Ze komen dadelijk, Kapitein.’
‘Hopelijk komen ze op tijd, want die corrupte agente mag niet sterven. We moeten de naam van haar opdrachtgever kennen,’ fluistert de kapitein.
Terwijl de kapitein met gemengde gevoelens toekijkt, knielen twee amazone agenten naast de gewonde luitenant en verzorgen haar.
Plots schrikt de kapitein op.
‘Breng het hoofdbureau op hoogte. Die agenten van Trafar, Elian en Gono Cobanon, moeten tegengehouden worden. Zij rijden recht in een hinderlaag,’ horen de andere agenten haar zeggen.
Iedereen schrikt. Maar een paar ogenblikken later, worden vele berichten naar verschillende delen van de stad gezonden en weer ontvangen. Maar niemand weet echter welke weg ze genomen hebben. Verschillende zwevers stijgen op en razen weg in de richting van de wegen naar de ruimtehaven. De kapitein kijkt hen nadenkend na. Alleen Teira Monnaan is een probleem, want als ze spreekt, dan zou er weleens een bijkomend onderzoek kunnen komen. Ze wil haar carrière niet op het spel zetten voor de dood van Evo. Maar ze merkt dat enkele ziekenzwevers al stoppen en verplegers lopen op hen toe.
‘Probeer haar in leven te houden,’ fluistert ze, terwijl een man en een vrouw zich om haar been bekommeren.

___

‘Hoe wist u wat er gebeurd is nadat mij ouders met hun zwever vertrokken, mevrouw Monnaan?’
‘Noem mij maar Teira, Sorane. Ik was de vriendin van je ouders, maar ik ben nu blij dat ik hun dochter mijn vriendin kan noemen. Of twijfel je nog steeds.’
Sorane knikt even en kijkt haar afwachtend aan.
‘Nee, Teira. Ik twijfel niet meer. Ik weet dat jij onschuldig bent.’
‘We hebben beelden van verschillende camera’s die in hun voertuig, zoals ik elk politievoertuig, aanwezig waren. Uit de opnames konden we zien wat er gebeurd was.’
Meer dan twee uur zitten beide vrouwen te praten over het verleden en het heden, tot Sorane plots vraagt:
‘Weet je waar ik die opnames kan vinden?’
Even aarzelt Teira.
‘Ik weet niet of het aan te raden om die te bekijken.’
‘Toch moet ik ze zien, Teira.’
‘Ik weet het niet, Sorane. Het zijn vreselijk beelden om te zien.’
‘Toch wil ik ze zien.’
Nog aarzelt Teira, maar dan wijst ze naar een bureau.
‘Daar in de onderste lade ligt een geheugenkristal. Mijn advocaat heeft, op mijn vraag van de originele, een kopie gemaakt.’
Sorane staat op en opent de lade van het bureau. Als ze de modules naast een paar boeken ziet liggen. Aarzelt ze toch wel even. Toch neemt ze het kristal op.
‘Op mijn bureau zijn verschillende aansluitingen. Het beeldscherm wordt automatisch opgebouwd,’ hoort ze Teira zeggen.
Even kijkt Sorane naar het bureaublad en ziet de aansluiting al snel aan de linkerkant. Weer aarzelt ze, maar dan steekt ze het kristal in de houder. Na een paar seconden ziet ze in het midden van het bureaublad een scherm opgebouwd worden. Slikkend stapt ze weer op de zetel toe en gaat zitten, terwijl Teira haar rolstoel opzij draait, om ook te kijken.
‘Ben je zeker dat je het wil zien?’
Sorane knikt alleen maar, terwijl ze beseft, dat ze haar ouders voor het eerst in haar leven zal zien.
Dan licht het beeldscherm, nadat Teira op een knop van haar rolstoel gedrukt heeft, op.
__

Ze zien beiden dat de zwever van Gono en Elian de grote snelweg, nadert en naar links afdraait. Hier worden grotere snelheden gereden dan op de kleinere wegen. Met een snelheid van 150 kilometer per uur volgt hij het verkeer naar het noorden en hun doel, de ruimtehaven nabij de stad Arson.
‘Niet te snel, Gono. We hebben nog tijd genoeg om ons schip niet te missen.’
‘Je hebt gelijk, schat. Tijd is er genoeg,’ knikt Gono en vertraagd de snelheid.
Elian kijkt glimlachend naar haar man, maar nog voor ze hem aankijkt, voelt ze plots een hevige pijn in haar linkerschouder. Verschrikt tast ze ernaar en merkt dat haar hand vol bloed is. Opnieuw gaat er een schok door haar lichaam, als ze een tweede maal, zonder het te beseffen, getroffen wordt. Deze maal gaat de capsule doorheen haar buik. Dan merkt ze de twee capsulegaten in het raam op.
‘Gono, We worde…. Ik ben ge….’, fluistert ze ontsteld.
Maar op dat moment ziet ze het lichaam van haar man verschillende malen na elkaar schokken. Dan zakt hij in elkaar, terwijl hij het stuur loslaat. Haar man merkt er niets meer van, hij was op slag dood, toen de eerste capsule door zijn hoofd raasde. Als de stuurloze zwever met een klap tegen een andere aanbotst, wordt Elian tegen de rechterdeur geworpen. Ze hoorde haar arm kraken, terwijl ze plots geen enkel gevoel meer heeft in haar linkerzijde. 
Ze kijkt moeizaam naar haar man, maar voelt haar maag van afgrijzen in elkaar krimpen. De zwever schiet intussen stuurloos over de weg en botste verschillende malen tegen de berm voor hij brandend tot stilstand komt. De bewusteloze Elian komt door de pijn terug bij haar positieven. Met moeite kan ze haar linkerarm bewegen en opent de deur. Op dat moment wordt ze opnieuw geraakt. Deze maal boort de capsule zich door haar rechterlong. Door de schokken valt ze opzij en raakt de grond naast de zwever. 
Even blijft ze roerloos op de harde grond liggen. Haar gedachten dwarrelden door elkaar. Ze hoort verschillende zwevers afremmen. En dan stemmen. Maar ze begrijpt niet wat er gezegd wordt. Maar met de pijn die ze aan de rechterkant van haar lichaam voelt, komt ook de herinnering terug. Opnieuw ziet ze de inslagen, toen ze naar haar man keek.
‘Gono!!! Nee, dat mag toch niet. We…’ kreunt ze, terwijl ze beseft dat haar man dood is.
Ze probeert te bewegen, maar de pijn in haar rechterborst en onderlichaam is vreselijk. Ze probeert haar hoofd te draaien, maar het bezorgt haar helse pijnen. Als ze naar de helblauwe lucht kijkt, merkt ze ook de groter wordende vuurgloed op. Ze beseft dat de zwever helemaal in brand staat. 
‘Ik moet hier weg,’ denkt ze in paniek.
Haar linkerarm gehoorzaamt haar niet meer en de rechter is gebroken, dat weet ze. Ze kan alleen maar naar de groter wordende vlammen staren en wachten op de dood, die onherroepelijk zal komen als de zwever ontploft. Plots denkt ze aan hun dochters Sorane, Sovane en Cora. Een stem diep in haar binnenste leek te schreeuwen:
‘Sorane! Ik…. Cora….. Sovane… Nee, verhevene! Laat mij nog niet sterven! Ik moet voor…’
Maar is het ijdele hoop, die ze koestert. Ze beseft dat ze haar dochters nooit meer zal terugzien. Het lijkt oneindig lang te duren, maar ongeveer twintig seconden later hoort ze een sissend geluid. Vlak daarna voelt ze zich door de lucht vliegen, terwijl een verschrikkelijke pijn doorheen haar lichaam raast. Elian voelt al niets meer, als haar zwartgeblakerde lichaam een tiental meter verder op het betonnen wegoppervlak neerkomt en een paar meter verder rolt.
Enkele uren later wemelde het van de politie en hulpdiensten, maar voor Gono en Elian konden ze niets meer doen. 
___

Als Teira naar Sorane kijkt, zit die daar doodstil, met gebalde vuisten.
‘Ze kregen zelfs geen kleine kans,’ fluistert ze, terwijl ze met haar hand een paar tranen uit haar ogen wrijft.’
‘Het spijt me, Sorane,’ fluistert ze, terwijl de roodharige aankijkt.
Als haar broer de salon inkomt, blijft hij verrast staan. Want zijn zus heeft haar rolstoel tot naast de zetel waarin Sorane zit, gedraaid. Sorane leunt tegen de schouder van de vrouw en laat haar tranen de vrije loop.
‘Ze wilde de gegevens op het kristal zien.’
‘Heb je die aan….?’
Teira knikt.
‘Dat had je beter niet gedaan.’
‘Ze komt het wel te boven, Riso.’
‘Ik ga iets te drinken halen,’ zegt haar broer.
‘Een glas water zal wel voldoende zijn.’
Riso knikt even en haast zich naar de keuken. Als hij terugkomt, zit Sorane alweer rechtop en droogt haar tranen met een zakdoek, die Teira aanreikt.
‘Maar wie zou die zender dan geplaatst kunnen hebben. Je collega Evo Gernon, of misschien zelfs kapitein Vorent.’
‘Ik weet het niet zeker, Sorane. Mijn kapitein zei iets van, ik of liever jij hebt daarvoor gezorgd.’
‘En daarna nog iets van iedereen zal dat denken, want de bewijzen duiden allemaal in jou richting.’
Even zegt Sorane niets.
‘Dan zal ik haar eerst onder handen nemen, want ik wil weten wie het bevel gegeven heeft.’
‘Wees voorzichtig, Sorane. Zij schoot mijn collega genadeloos neer. Niet ik, zoals tijdens het proces gezegd werd.’
Sorane kijkt Teira nadenkend aan.
‘Waarom heb je daar niets van gezegd, tijdens je verhoor?’
‘Om mijn famillie, Sorane. Kapitein Vorent kwam op bezoek in het ziekenhuis en dreigde ermee dat ze mijn man en dochter zou ombrengen.’
Even denkt Sorane na.
‘Als u bewijzen vindt, Ona. Dan kan mijn zus misschien een nieuw leven beginnen en alles vergeten.’
‘Vergeten zal ik het niet, Riso. Maar ik hoop alleen dat Liese weer met mij wil praten.’
Even kijkt Sorane beiden aan
‘Ik zal die kapitein eens onder handen moeten nemen. Misschien weet zij meer van de echte daders, want ik wil die en de opdrachtgever aanpakken. Ze moeten boeten en als het kan zal ik bewijzen dat jij niet schuldig bent, Teira.’
Even kijkt Teira de roodharige aan.
‘En daarna.’
‘Als er nog een daarna is, Teira. Dan keer ik terug naar Enuron.’ 
‘Kan je er niet beter mee ophouden, Sorane? Een leven als moordenares is toch geen leven voor een mooie vrouw als jij.’
‘Dat klopt, Teira. Ik ben dit leven moe, maar eerst moet ik nog een aantal zaken afwerken. Ik heb besloten om mij daarna aan te geven. Na mijn straf wil ik een ander leven beginnen.’
‘Als je slaagt in je voornemen, dan zullen je mijn dode vrienden wel trots op hun dochter zijn, Sorane.’
Even slikt de roodharige en knikt dan.
‘Misschien kan je eens naar het groeiend dorp Mogwan, op Enuron, gaan, Teira. Daar besteed ik mijn geld aan nuttige zakken, die de bevolking daar ten goede komen. Misschien kunnen ze je daar helpen, zodat ooit je wel weer kan lopen.’
Even staart de veroordeelde agente de dochter van haar vroegere vrienden aan.
‘Zie je wel dat je niet zo genadeloos bent dan je denkt, Sorane.’
‘Ik denk dat diegenen die ik gedood heb, daar anders over denken.’
‘Misschien, maar zij waren misdadigers, als ik het goed gehoord heb.’
Dan valt haar blik op een foto, die op de kast staat.
‘Is dat je man, Teira?’
De vrouw kijkt even naar de foto en knikt met een droevige blik.’
‘Ja, dat is Kieve. Zijn liefde was niet groot genoeg om mij te geloven, Sorane. Kieve is intussen hertrouwd, geloof ik. En mijn dochter die daar naast hem staat, die wil niets met mij te maken hebben.’
Sorane neemt de foto in haar hand en zegt:
‘Een knappe man.’
‘Ik hielt van hem, Sorane. Maar hij liet me zoals mijn ouders in de steek.’
Sorane plaatst de foto terug op de kast, maar merkt nog juist dat er een adres aan de achterzijde gekrabbeld is. Snel leest ze wat er staat.
‘Het spijt me, Teira. Ik vrees dat ik je daarmee niet veel kan helpen.’
‘Misschien willen ze, als je de echte daders en opdrachtgevers moest vinden, weer met mij praten.’
‘Ik hoop het ook, Teira.’
‘En je ouders?’
‘Die wil ik zelf niet meer zien, Sorane. Ze hebben me verstoten.’
‘Teira, vergeef hen alstublieft. De bewijzen waren zo overweldigend, dat zelfs mijn stiefouders ervan overtuigd waren dat jij de schuldige moest zijn. En je famillie is het belangrijkste wat je hebt in dit leven.’
Even glimlacht Teira.
‘Ik weet niet of ik het kan, Sorane. Maar ik zal je raad opvolgen en het proberen. Misschien kan ik daarna vergeten en weer in het echte leven stappen, in plaats van hier in deze stoel mijn dagen te slijten.’
‘Doe dat, Teira en je zal zien dat het leven nog mooi kan zijn, ook al zit je in een rolstoel.’
‘Dank je, Sorane.’
Sorane glimlacht even en steekt nog even haar hand op. Dan opent ze de deur en loopt de gang in. Daar hoort ze stemmen. Als ze buiten komt merkt, ze een oudere vrouw en een drieëntwintigjarige op. Ze lijken veel op elkaar.
‘Vermoedelijk moeder en dochter,’ denkt ze, terwijl ze even naar Riso kijkt.
‘Het spijt me van mijn woorden daarstraks, Ona Cobanon.
‘Noem mij maar Sorane, zoals vrienden doen, Riso. Ik heb besloten Teira te helpen. Zijn dat je vrouw en dochter?’
‘Ja, dit is Damin, mijn vrouw en dat is onze dochter Heneva. U had het daar straks wel even mis. Met u erbij zijn we zijn nu met vier, die ervan overtuigd zijn dat mijn zus onschuldig is.’
‘Voor een huurmoordenares ben je wel zeer mooi en aantrekkelijk, Ona Cobanon.’
De roodharige glimlacht even en kijkt even naar Heneva, die haar vreemde blikken toewerpt.
‘Jij ook, meid. I…Ik.’
‘Vergeef mijn dochter, Sorane, ze valt echter op vrouwen. Ik denk dat ze hoopt dat jij ook…,’ glimlacht Damin, die de aarzeling van Sorane dadelijk opmerkte.
‘Dat is pech hebben, Heneva. Ik val meer op mannen.’
‘Je hebt gelijk, pech voor mij, mevrouw.’
Sorane knikt even naar de jonge vrouw, dan wendt ze zich naar de vader en moeder.
‘Ik ga op onderzoek uit, want ik wil de moordenaar en opdrachtgevers, indien mogelijk, nog steeds vinden. Je zuster heeft genoeg geleden. Het wordt tijd dat haar onschuld bewezen wordt.’
Riso knikt. 
‘Dat is juist. Maar als de echte dader erachter komt, dan kan dat weleens gevaarlijk worden.’
‘Je hebt gelijk, Riso. Daarom wil ik dat jullie eens een vakantie nemen.’
‘Wil je werkelijk dat we ons uit de voeten maken?’
‘In zekere zin. Ik ben gevaar gewoon en het is mijn beroep zoals je weet. Ik wil Teira en jullie allen veilig weten. Ik kan jullie een vakantie in het groeiend dorp Mogwan op Enuron aanbieden. De inwoners zullen jullie helpen en in het ziekenhuis kunnen ze je zus eens onderzoeken. Met de technieken die ze daar hebben kunnen ze Teira misschien helpen om een meer mobiel leven te leiden.’
‘We zullen erover denken, Sorane.’
Terwijl Sorane te voet naar het dorp weerkeert, bespreekt het gezin van Riso het voorstel van Sorane met Teira. Die wil eerst niet, maar besluit dan toch maar te gaan. Alleen is Enuron geen amazonewereld maar een wereld waar de mannen de baas zijn.
Intussen loopt Sorane door de straten, terwijl ze met haar gedachten bij de aantekeningen van Jov zijn. Plots kijkt ze om zich heen en beseft dat ze in de buurt terecht gekomen is, waar de ouders van Teira en Riso wonen. Ze glimlacht even en verandert van richting. Even later belt ze opnieuw aan bij de deur van de famillie.
Deze maal opent de vader van Teira de deur en kijkt haar wrevelig aan.
‘Mijnheer Monnaan, ik moet iets bekennen.’
‘Bekennen, Hera?’
‘Ja, ik zocht je dochter, Teira. Niet alleen om haar te spreken…’
‘Dat kan ons niet schelen, vrouw. We weten intussen wie je bent. Sorane Nador, een verachtelijke huurmoordenares.’
‘Ik mag dan een huurmoordenares zijn. Maar jullie beiden zijn nog veel erger, want jullie hebben eigen dochter veroordeeld. Dat is iets dat ze niet verdiend.’
‘Als je Teira bedoeld en ik denk het wel. Die is onze dochter niet meer.’
‘Monnaan. Weet je waarom ik hier ben?’
‘Nog eens, dat gaat ons…’
‘Ik kwam om jullie dochter te doden voor de moord op mijn ouders ongeveer achttien geleden.’
‘Dus jij bent die kleine meid waar ze het toen in het nieuws over hadden. En heb je die moordenares, haar verdiende straf gegeven.’
‘Nee, ze is al genoeg gestraft. En dat terwijl ze onschuldig is. Daarvan ben ik nu volledig van overtuigd.
‘Onschuldig,’ stamelt de man ontsteld en moet zich aan de deur vasthouden, zo slap voelt hij zich plots.
‘Nu heb ik een nieuw doel, de ware schuldige opsporen, die dan zal boeten ofwel door het gerecht ofwel door mijn hand,’ hoort hij de roodharige als van ver zeggen.
De man slikt verschillende malen, terwijl hij haar haar verschrikt aanstaart. Dan stamelt hij:
‘I..is dat echt waar?’
‘Zo zeker als ik hier sta, mijnheer Monnaan. Ga naar jullie dochter en zoon toe en praat met hen. Als Teira jullie vergeeft, dan kan je hen vergezellen,’ zegt Sorane.
‘Vergezellen? Wat bedoel je?’
‘Ik heb je zoon, zijn gezin en Teira en soort vakantie op Enuron aangeboden. Daar zal jullie dochter geholpen worden om misschien weer de vrouw te worden die ze ooit was,’ hoort hij de stem van de roodharige nog.
Maar dan keert zij zich om. Dan stapt ze naar het voetpad toe en haast zich in de richting van het centrum van de stad. Verstijfd kijkt de man haar na. Als zijn vrouw komt kijken, schrikt ze van haar man, die zo bleek ziet. Angstig vraagt ze:
‘Schat, wat is er? Je ziet zo bleek.’
‘We hebben ons vergist, mama. Die moordenares kwam in werkelijkheid om onze dochter voor de moord op haar ouders te doden. Maar ze zegt dat ze dat niet kan doen, omdat onze dochter onschuldig is. En beseft ik dat ze de waarheid spreekt.’
Even is het stil. Ceri, de moeder van Teira wordt bleek en stamelt dan: 
‘Als dat waar is.s… Dann h..oop ik dat Teira ons vergeeft, Lodin.’
‘Dat hoop ik ook, want we hebben haar beiden veroordeeld, zonder naar haar te luisteren.’
Beiden gaan stilzwijgend naar binnen en nemen plaats in de salon. Gedurende enige tijd blijven zonder iets te zeggen zitten in een poging om klaarheid te brengen in hun gedachten. Plots kijkt Ceri op en zegt:
‘Ik wil zo snel mogelijk naar haar en Riso toe. Ik wil hen eindelijk weleens terugzien.’
Lodin knikt.
‘Ik hoop dat ze ons willen ontvangen, schat.’
‘Moeten we haar vroegere man, Kieve, niet op de hoogte brengen?’
‘Ik weet het niet, Ceri. Hij is hertrouwd. Als ze hem niet meer wil zien dan…’
‘Liese, haar dochter zal ze toch wel willen zien, denk ik. Het is al verschillende jaren geleden.’
Even denkt Lodin na, dan knikt hij.
‘Ik zal naar hen toegaan. Wil jij een paar dingen in pakken? Zodra ik terugkom gaan we op weg.’
‘Hopelijk komt het nog goed tussen beiden.’
‘Dat denk ik niet, schat. Je weet dat, Kieve vier jaar een diepe depressie had. Tot hij Worena ontmoette. De laatste maal dat ik hen zag waren ze gelukkig. Liese heeft zijn nieuwe groenhuidige vrouw aanvaardt als haar vriendin, die haar raad geeft. Maar ik vind dat we hen hier moeten in betrekken.’
Ceri knikt, terwijl ze steun zoekend naar binnen wankelt. Want het heeft even hard getroffen als haar man. Met trillende handen neemt activeert ze de telefoon en krijgt Kieve aan de lijn.
‘Kan je met je gezin naar ons komen? We hebben iets zeer belangrijks te bespreken. Als het kan zo snel mogelijk.’
Als haar man de salon in komt, kijkt ze hem aan.
‘Kieve kan niet weg op het moment. Pas volgende week kan hij zich een dag vrijmaken. We hebben afgesproken dat hij volgende dinsdag komt. Onze kleindochter en Worena komen ook mee.’
‘Wat gaan we hen zeggen? Misschien willen zij Teira niet zien. Je weet dat Liese de laatste maal dat ze hier was, woedend naar haar kamer rende.’
‘Ja, dat weet ik. Ze haat haar moeder om wat we allen dachten dat ze gedaan heeft. We moeten haar en Kieve overtuigen om met Teira te praten. We moeten onze fouten durven bekennen. Ook Liese.’
‘Ik hoop dat ze instemmen, Lodin. Want ik weet niet wat we moeten doen als ze niet willen.’
‘Maar ik kan niet wachten, Ceri. Ik wil weten of ze ons wil vergeven.’
Even kijkt haar man haar aan.
‘Dat wil ik ook, maar ik vrees dat haar dat zeer moeilijk zal vallen. We hebben beiden harde woorden gezegd. Als onze zoon er niet geweest was, dan had ze zichzelf misschien om het leven gebracht.’
Ceri schrikt van zijn woorden, want ze ziet het gezicht van haar dochter opnieuw voor haar ogen. Nooit heeft ze die blik vergeten. Er stond wanhoop en diepe teleurstelling in haar verschrikt ogen vol tranen. Maar ze beseft nog iets anders, haar man heeft gelijk. Toen ze met een ruk haar rolstoel omdraaide en naar de straat toe rolde, moet haar besluit vastgestaan hebben. Dadelijk dringt het tot haar door, dat Teira toen besloot om er een eind aan te maken. Als Riso zijn zus niet zo hevig verdedigd had, dan hadden ze haar de dood ingejaagd.
‘Moge de verhevene mij vergeven,’ fluistert ze.
‘Misschien vergeeft de verhevene je wel, Ceri. Maar onze dochter zal dat niet zo snel doen.’
‘Dat besef ik ook, Lodin. Maar ik wil haar zien.’
‘Dan gaan we morgenvroeg op weg. En we keren ten laatste volgende maandag terug.’
Intussen is Sorane een paar straten verder en verdwijnt door de deur van het hotel. Op haar kamer leest ze opnieuw de papieren door en ontdekt verbanden, die zelfs voor Jov verborgen waren, omdat hij ervan uitging dat de bewijzen echt waren.
‘Ik wil toch eens weten waarom die agent Evo eraan moest. En waarom schoot die om Teira te doden? Wist zij te veel van hem of was dat zijn opdracht?’ denkt ze.
Met een zo goed als perfect namaak politiepasje stapt ze het politiebureau binnen en begeeft zich naar het kantoor van de Kapitein. 
‘Mijn naam is Sorane Cobanon, Kapitein. Ik werd met een oude zaak over een roofoverval met moord als resultaat, belast. Agent Varon heeft daar, volgens het dossier ooit met zijn collega Monnaan aan gewerkt.’
‘Het spijt me, agent Cobanon. Agent Varon is dood. Ik moest hem doden toen hij zijn partner, die ik achtervolgde, gewoon drie capsules door haar borst joeg. Waarom hij dat deed weet niemand? Mogelijk weet agente Monnaan waarom hij haar wilde doden.’ 
‘Leeft ze dan nog, Kapitein?’
Ja, ze overleefde haar wonden, maar is gedeeltelijk verlamd en slaat soms wartaal uit.’
‘Weet u waar ik haar kan vinden?’
‘Zeker, ze leeft in een dorp bij haar broer heb ik gehoord, nadat die moordenares haar veel te korte straf heeft uitgezeten, vermoedelijk omdat ze verlamd is. Ik heb het adres hier ergens. Als u wil, kan ik het je laten bezorgen.’
‘Als dat zou kunnen, want misschien herinnert ze zich nog een paar dingen over het dossier.’
De kapitein knikt.
‘Geef je verblijfplaats aan de balie af. Dan zal ik het zo snel mogelijk laten weten. Maar vergeet niet dat Ona Monnaan een corrupte agente was. Door haar schuld zijn twee goede agenten vermoord.’
Even kijkt Sorane de kapitein nadenkend aan en knikt dan.
‘Zal ik doen. Bedank voor uw hulp, Kapitein,’ zegt Sorane en doet alsof ze struikelt.
De kapitein grijpt haar tijdig vast, waardoor ze niet op de vloer terechtkomt. De agente weet echter niet dat Sorane niet echt viel, maar deed alsof. Ze plakte een bijna onzichtbare speciale klever aan de onderkant van de rechterpols van de kapitein. Die klever bevat een zeer kleine microfoon met een zender.
‘Jij bent van mij, Kapitein,’ denkt ze opgelucht, als ze weer stevig op haar benen staat.
‘Dank u, Kapitein. Ik heb de laatste tijd niet veel geslapen, daardoor sta ik nogal wankelend op mijn benen,’ zegt ze.
De agente knikt en staart haar na als de roodharige het kantoor verlaat. Als Sorane haar gedachten zou kunnen lezen, zou ze niet zo zelfzeker, naar buiten stappen. De vrouw staart nog naar de gesloten deur, terwijl ze spottend fluistert:
‘Je kan goed liegen, agente Cobanon, gelukkig maar dat ik mijn mensen Teira Monnaan laat observeren. Jij was al bij haar en bij haar ouders. Alleen zou ik weleens willen weten wat jullie beiden besproken hebben.’
Dan wendt ze haar hoofd naar haar bureau, maar komt dan op een gedachte, die haar niet meer loslaat. Ze zoekt snel tussen haar papieren en verstijfd als ze een foto van Sorane Nador opneemt.
‘Dus toch. Ze is geen agente, maar die huurmoordenares. Waarom heeft ze de moordenares van haar ouders dan niet gedood.’
‘Dat moet ik aan Hera Eravna melden. Hé, zou dat kunnen? Kan het zijn, dat Monnaan Sorane Nador naar hier gehaald heeft om ons te doden.’
Intussen laat Sorane haar adres achter en is de straat overgestoken. Hoe het komt weet ze niet, maar ze vertrouwt die kapitein niet. Haar ogen kijken haar onrustig aan, dat is meestal een teken men iets wil verbergen. Ze stapt een klein gezellig restaurantje binnen en gaat zitten. Een iets oudere vrouw komt op haar toe. 
‘Wilt u iets eten, Ona?’
Op dat moment ziet ze de kapitein uit het gebouw naar buiten stappen en naar de autoparking van het politie lopen. 
‘Mag ik straks terugkomen, Ona? De dame die ik wilde spreken, is juist uit het politiebureau gekomen.’
‘Daar bent u vrij in, Ona.’
‘Over een uurtje of zo ben ik terug. Hopelijk bent u dan nog open, Ona?’
Snel staat ze op en haast zich naar buiten, terwijl de vrouw haar verbaasd nakijkt. Een paar minuten later volgt ze met haar zwever door het drukke verkeer die van de kapitein. Tot haar verbazing draait de agente een oprit op van een zeer rijk uitziende villa. Volgens haar boordcomputer is dit een villa van een fractie barones. Zij en haar famillie heersen over een van de grootste en machtigste fracties van de planeet.
‘Wat heeft die hier te zoeken? Zo te zien kennen ze haar zeer goed.’
‘Sorane schakelt haar armband in en hoort, door de zender aan de mouw van de kapitein, wat er gezegd wordt.’
‘Heeft iemand van u Sorane Nador ontboden? Zij loopt hier onder de naam Sorane Cobanon haar neus in verschillende zaken te steken.’
‘Nee, Kapitein Vorent. Dat niet. Heeft u haar gezien?’
‘Ze is zelfs op mijn kantoor geweest met vragen over Teira Monnaan. Alleen weet ze niet dat ik de verblijfplaats van mijn vroegere luitenant met twee automatische drones laat observeren. Zo wist ik dat zij daar al geweest was en dat terwijl ze aan mij het adres vroeg.’
‘Dat is vreemd, maar misschien wilde ze alleen maar zien of u het ook zou weten.’
‘Dat kan, Hera. Maar dat denk ik niet. Ze heeft lang gepraat, maar we weten niet waarover. Ergens vermoed ik dat die moordenares door mijn vroegere luitenante naar hier gehaald is. Misschien wordt ze nu door haar betaald om ons te doden.’
Even is het stil.
‘We zullen haar even aan de tand laten voelen. Wij hebben haar in ieder geval niet geroepen, Als jouw vermoeden klopt, dan is ze er geweest. En misschien wordt het tijd dat Teira Monnaan ook een plaatsje onder grond krijgt. Maar ergens waar ze haar niet vinden.’
‘En als ze niet geroepen is, wat dan.’
‘Zelfde resultaat, Kapitein. Wie haar neus in onze zaken wil steken, wordt uitgeschakeld. Toch zit me iets dwars. Haar valse naam… Cobanon.’
‘U heeft gelijk, Hera. Die naam ken ik ook ergens van. Coban… Hoe heette die vrouwelijke agente, die we lieten doden, ook al weer. Ik denk dat ik het juist heb, Hera. Was haar naam niet Elian Cobanon. Een toeval als dat bestaat niet, denk ik. Dan is ze hier om wat ongeveer achttien jaar geleden gebeurd is.’
‘Dat zou wel eens kunnen kloppen, Vorent.’
‘Zou ze daarom die naam gebruiken, Hera? Ze mag zeker niet ontdekken dat wij de opdracht gegeven hebben.’
Even denkt Eravna na en komt plots op een gedachte.
‘Dat kan niet anders. Maar het zou ook wel een andere reden kunnen. Wraak!
‘Wraak, Hera?’
‘Die twee onderkruipers hadden toch een dochtertje. Hoe die heette weet ik niet, maar ze verdween samen met een koppel dat op haar paste. Als ik het juist heb, moet de dochter van dat koppel van achttien jaar geleden, nu ongeveer 23 jaar oud zijn.’
‘Zou die kleine moet Sorane zijn? Als dat klopt dan wil ze weten wie haar ouders gedood hebben.’
Even staart Eravna Kapitein Vorent aan.
‘Dus mijn contacten op Enuron hebben gefaald,’ denkt Eravna koel en vraagt dan:
‘Waarom gaat ze niet achter die luitenante die veroordeeld werd aan?’
‘Dat heeft ze, maar ze liet haar in leven. Verdomme, ze weet het. Dat kan niet anders. Er moet daar iets gebeurd zijn, waardoor ze weet Teira Monnaan onschuldig is.
De stilte die er dan optreedt, wordt door de stem van Eravna onderbroken, als ze zegt:
‘Je vermoeden moet juist zijn, Kapitein. We moeten haar voor zijn.’
De kapitein knikt even en reikt een papier aan.
‘Hier, Hera. Op dit adres verblijft ze.’
Eravna glimlacht als ze het adres leest.
‘Hoe kom je eraan?’
‘Er is niet veel dat ik niet weet als ik het kan gebruiken, Hera.’
‘Gelukkig is het nogal afgelegen, Kapitein. Dat maakt het gemakkelijker voor ons. Uw beloning zal op het einde van de week overgemaakt worden.’
‘Dank u, Hera Eravna. Ik ben uw trouwe dienares.’
‘Ga nu. Mijn mensen zullen zich om Ona Cobanon bekommeren. Iedereen in dat hotel moet eraan. We kunnen geen getuigen gebruiken.’
Een paar minuten later zweeft de Kapitein weer weg. Twee zwevers met een tiental inzittenden volgen haar. Zodra ze door de poort zijn, slaat de kapitein links af en de twee zwevers rechtsaf.
‘Die zullen wel even zoet zijn, denk ik. Ze weet het nog niet, maar die Hera Eravna heeft haar eigen doodvonnis uitgesproken. Maar deze maal wil ik dat ze weet, wie haar levenslicht uitblaast,’ glimlacht Sorane die met flitsende ogen de zwever van de kapitein nakijkt.
Onopgemerkt door de bewakers sluipt de roodharige door de tuinen van het landgoed en nadert steeds dichter het huis. Twee mannen merken haar plots op en proberen hun wapen te trekken. Nog voor ze het uit de holster getrokken hebben, zakken ze in elkaar met een gaatje tussen hun ogen. Snel trekt ze hun lichamen tussen de bomen. Dan kijkt ze even spiedend om zich heen, maar ziet niemand.
Een paar minuten later dringt ze het grootste huis binnen. Ze wordt niet, al is het soms op het nippertje, opgemerkt. Zo bereikt ze de garage en knielt even later naast een zwever. Uit haar zak, die ze aan haar linkerzijde heeft hangen, neemt ze een compacte bom en klikt ze vast aan de linker achterkant. Dan haast ze zich naar de volgende en plaatst de volgende bom. Zo gaat ze elke zwever af die er staat en heeft dan nog zes zeer kleine bommen over. 
Op dat moment laat haar geluk haar in de steek. Drie gewapende mannen hebben haar opgemerkt en verspreiden zich door de kelder. Plots openen ze het vuur. Sorane kan echter wegduiken en schiet terug. De schoten lokken echter anderen. Sorane trekt zich terug zover ze kan tot tegen de muur.
‘Ik haal het niet meer. Ik kan me beter uit de voeten maken,’ denkt ze als het alarm weerklinkt.
Op dat moment schuift een bijna onzichtbare deur open en drie mannen stappen zwaargewapend naar buiten. Sorane beseft nog meer dat ze in de problemen zit, maar ze geeft het niet op. Op de vloer liggend schiet ze een klein projectiel onder enkele zwevers door, naar een paar voorwerpen toe. Als die geraakt worden, vallen ze met veel lawaai om. De aandacht van de drie en enkele anderen is nu op die geluiden gericht.
Ze zien echter niets meer bewegen. Dus sluipen ze op hun hoede in die richting, terwijl ze zich verspreiden. Sorane fluistert een verwensing, als ze de deur weer ziet dichtschuiven. Langs daar kan ze dus niet weg. Even kijkt ze aandachtig naar de enige uitgang die ze nog heeft en dat is de weg die ze gekomen is. Maar dat is aan de andere zijde van de garage. Heel haar plan is volledig in duigen gevallen, beseft ze. Alleen hier levend wegraken telt nog. 
Ze krijgt een idee. De bommen. Maar die huurlingen moeten wel dicht genoeg zijn. Kalm wacht ze af en steekt kleine apparaatjes in haar oren. Intussen loert ze onder zwever door naar de benen van de mannen. In haar rechterhand houdt ze een afstandsbediening. 
‘Nu,’ denkt ze plots en drukt de knop in.
Een seconde later ontploffen de bommen onder zwevers. Verschillende mannen zijn op slag dood, als een zwever in hun nabijheid opgeblazen wordt. Anderen zijn gewond en nog anderen wankelen opzij, niet goed wetend wat er gebeurd is. Sorane haast zich gebukt langs de muur naar de uitgang. Enkelen merken haar echter op in het stof en de rookwolk, maar ze reageren te laat. De roodharige kan hen geen kans geven en vuurt dadelijk.
‘Zeer goed, Sorane,’ hoort ze plots zeggen.
Even kijkt ze angstig om zich heen, maar ziet niemand. Ergens beseft ze dat ze weer die Anya hoort. Ze is toch niet gek aan het worden.
‘Zeg nog eens iets, Anya,’ fluistert ze, maar de stem antwoordt niet.
Ze trekt dan maar haar schouders op.
‘Ook goed. Zwijg dan maar,’ glimlacht ze en zet zich opnieuw in beweging.
Maar als ze de trap oprent is het gevaar nog niet geweken. Er dagen anderen op. In een nis verbergt ze zich, terwijl enkelen haar voorbij lopen. Op haar hoede haast ze zich verder en bereikt de gelijkvloers. Ze ziet niemand en rent door de gang. Maar achter haar gaat een deur open.
‘Halt, wie ben jij?’ roept een stem. 
Dadelijk werpt ze zich opzij en schiet tweemaal in de richting van de stem. Maar iets later schieten de capsules haar voorbij. Eentje raakt haar been, ze voelt de schok, maar heeft niet de tijd om ernaar te kijken. Uit haar tas neemt ze een granaat en activeert die. Een seconde later rolt die naar de plaats toe vanwaar ze schieten. 
‘Pas op,’ roept iemand. 
Maar het is te laat de granaat ontploft een meter of twee van hen vandaan. Op hetzelfde moment veert Sorane op en rent naar de uitgang. Maar buiten zien ze haar rennen en zenden haar capsules achterna. Sorane zigzagt naar de bomen toe. Ze merkt niet dat enkele capsules haar raken, maar op iets onzichtbaars afketsen. Juist voor ze de bomen bereikt, voelt ze een slag in haar rechterzijde en stort neer. Kreunend richt ze zich op en tast naar de wonde. Haar hand is dadelijk vol bloed. 
Dan hoort ze stemmen naderen en richt zich op. Door de bladeren ziet ze twee mannen dichterbij sluipen.
‘Pas op, Ervon. Ze moet hier ergens liggen,’ zegt een van hen, maar dat zijn dan ook zijn laatste woorden.
Beiden storten zwaargewond neer. Sorane wankelt verder en bereikt even later de plaats langs waar ze op het terrein geraakt is. Tien minuten later laat ze zich in haar zwever zakken, terwijl ze kreunt van de pijn in haar zijde. Als ze de deur achter zich sluit, neemt ze snel haar verbandtas en spuit even later een genezende vloeistof over de wonde langs de voorkant. Aan de achterkant heeft ze iets meer moeite, maar het lukt haar. Hierdoor houdt het bloeden op. Dan schrikt ze echter. Weer hoort ze die vreemde stem van Anya, waarvan al besefte dat de stem in haar hoofd huist.
‘Het spijt me, Hera. Mijn energievoorraad is nog niet peil.’
‘Anya?’ vraagt ze nu, maar krijgt geen antwoordt.
Enkele gewapende mannen verschijnen aan de toegangspoort van het domein, een vijftigtal meter van haar vandaan. Ze kijken om zich heen, maar zien haar niet. Snel laat ze zich opzij vallen zodat ze niet te zien is.
Maar enkelen van hen komen in haar richting, terwijl anderen naar de andere zijde lopen. Een paar meter voorbij de zwever van Sorane blijven ze staan.
‘Bloedsporen. Ze moet hier ergens zijn,’ zegt een van de vier mannen.
‘Misschien in een van deze twee zwevers,’ fluistert een andere.
Sorane drukt snel op de startknop en hoort de motor aanslaan. Voor de mannen kunnen reageren, richt ze zich op en grijpt het stuur, terwijl ze op het gaspedaal duwt. Met piepende geluid schiet de zwever vooruit en stijgt snel op.
Achter haar weerklinken schoten en de verschillende stralen boren zich in de achterzijde van de zwever. Ook van de anderen zijde schieten ze, maar te laat. Sorane raast hen voorbij en draait de straat tegenover de poort in. Toch hoort ze nog enkele capsules inslaan. Enkelen springen in hun zwever. Maar Sorane is een paar straten verder in een steegje geland. Ze laat de zwever in het steegje achter. Als ze meer dan een uur later de zwever vinden, is hij leeg. Dadelijk beginnen ze de omgeving te doorzoeken. Maar al snel geven ze het op en keren terug om verslag uit te brengen.

Plaats een reactie