2. Sung

Enkele maanden later in Naikon, een klein dorp, ligt de eenentwintigjarige Nikita naast haar man te slapen, maar plots schrikt ze wakker. Als ze om zich heen kijkt schrikt ze. Ze is niet meer in hun huis, maar in een witte omgeving. Ze ligt op iets zachts. Ze beseft dat ze op iets ligt dat ondersteunt wordt door een harde ondergrond dat in de muur verdwijnt. Als ze onder de plaat kijkt, die ongeveer de dikte heeft van de lengte van de palm van haar hand, ziet ze echter geen poten. Voorzichtig tast ze over de gladde onderzijde.

‘Waar ben ik hier? Is dit een droom,’ denkt ze verbaasd.

Dan richt ze zich langzaam op en kijkt om zich heen. Ze ziet nog vele andere bedden die uit de wand steken. Op sommigen ervan liggen andere vrouwen. Allemaal zijn ze tussen de eenentwintig en achtentwintig jaar oud. Helemaal achteraan ziet ze een zestal vrouwen rond een tafel zitten. Voorzichtig staat ze op en na enkele wankele stappen loopt ze op de pratende vrouwen toe. Enkelen van hen verstaat ze niet omdat ze een voor haar vreemde taal spreken.

Als ze haar opmerken zeggen ze iets, maar ze begrijpt het niet.

‘Ik ben Nikita,’ zegt ze en wijst op zichzelf.

‘Jij komt van Naikon, hoor ik,’ glimlacht een vrouw met kort zwart haar.

Nikita knikt.

‘Mijn naam is Olane. Ik woon in Jorgank, een grote stad, ver in het zuiden van Naikon.’

‘Weet iemand waar we hier zijn?’

‘Nee, Nikita. Zelfs niet waarom.’

Nikita kijkt even naar de anderen, die allemaal in een dubbele doek, die hun lichaam voor een deel bedekt, gekleed zijn. Een van hen is groenhuidige en twee anderen hebben een geel kleurige huid. De vierde heeft een donkerbruine huidskleur, maar die zegt niet veel.

Olane die haar blik opgemerkt heeft, zegt:

‘Lon-tara, spreekt onze taal niet. Al heeft ze al wel een paar woorden geleerd.’

Op dat moment komen nog twee vrouwen op hen toe. Eén met zwarte huid en een blanke zoals Nikita en Olane.

Meer dan drie uur zitten het groepje bij elkaar te praten. Tot een vreemde vrouw plots binnenkomt. Zij is gekleed met een ijsgroen kleurig kleed, dat heel haar lichaam tot op de vloer bedekt.

‘Nikita en Keryan blijven hier nog even. De anderen moeten mij volgen,’ zegt zij.

‘Waarom, vreemde?’ vraagt Olane opstandig.

‘Er is geen gevaar hier in dit complex, vrouw. Ik heb de opdracht om jullie naar jullie dorpen en steden terug te laten keren.’

‘En Nikita en Keryan. Wat gebeurt er met hen?’

De man lijkt Morina aan te kijken.

‘Nikita en Keryan keren ook weer naar hun gezin, maar zij zijn later dan jullie aangekomen. Volg mij.’

‘Ik blijf hier,’ zegt Morina echter, hopend dat de anderen ook haar voorbeeld zullen volgen.

De vrouw knikt echter en gaat naar buiten. Olane en de zes anderen volgen hem snel.

‘Ga ook maar, Morina.’

‘Nee, ik wil weten wat u van ons wil,’ zegt de groenhuidige Morina.

De geelhuidige Keryan kijkt haar verbaasd aan, maar zegt niets. Als ze om zich heen kijken merken ze dadelijk dat alle ‘bedden’ weg zijn. Ook de laatste vrouwen die nog in hun bedden lagen, zijn er niet meer. Ze staan in een grote rechthoekige lege witte ruimte.

‘Wat nu?’ vraagt Nikita zich luidop af.

‘Wilt u mij volgen, dames,’ zegt een stem achter hen.

Langzaam draait Nikita zich om en vraagt:

‘Wat zijn we hier ergens en waarom?’

‘Waar zijn de andere vrouwen?’, vraagt Keryan.

‘Mijn programma gebied mij om mensen te testen op hun kwaliteiten. Zodra er voldoende testobjecten beschikbaar zijn, zal een keuze gemaakt worden. Daarna kan de volgende fase intreden.’

‘Kan dat niet duidelijker, Hera.’

‘Ik vrees van niet. Het is zeer moeilijk om dit in uw taal uit te leggen.’

‘Mogen we nu eindelijk weten waar de vrouwen, de die hier nog lagen, naartoe zijn.’

De vrouw kijkt de groenhuidige vrouw aan en zegt:

‘Ze zijn allen terug naar hun dorp gebracht. Jij zou ook terug bij je man en drie kinderen zijn, Morina, was je met hen meegegaan.’

Morina slikt even.

‘Wie zegt dat u de waarheid spreekt?’

‘Mijn programma staat met niet toe te liegen. Na elke test worden de kandidaten terug naar de plaats van herkomst gebracht. Voor ieder van hen lijkt dit nadien als een soort droom. Ook voor jullie zal dat zo zijn.’

‘Ga je nu eens zwijgen, Doriaanse.’

Morina draait langzaam haar hoofd naar Keryan.

‘Ik ben een prinses van mijn volk, Nuroonse. Niet een van jullie slaven.’

‘Stop allebei. Hier zijn we allen gelijken.’

Keryan kijkt naar Nikita.

‘Je kan maar beter zwijgen, Taraanse. Als het nodig is vraag ik je mening wel.’

‘Ook ik ben geen van jullie slavinnen, Keryan. Ik ben een vrije Enaarse.’

‘Misschien nu nog wel, Nikita. Maar ooit zullen wij uw continent bezetten.’

‘Dank u, Keryan. U vergemakkelijkt mijn keuze. Uw dorp wacht op u.’

‘Wat?’

‘Je woorden duiden op de wens om anderen te overheersen. Mijn programma staat alleen gelijken toe. Jij, Keryan, wordt terug gestraald naar je leven.’

‘Hera, vergeef haar. Haar denkwijze is het gevolg van haar opvoeding en het leven dat daarop volgde. Ik weet niet wat onze bestemming is, maar Keryan verdient een kans om zich te bewijzen.’

Even kijkt de vrouw de geelhuidige Nuroonse aan.

‘Nieuwe gegevens toegevoegd aan programma. Keryan kan blijven als ze wil, maar met een andere bestemming.’

Keryan kijkt Nikita aan.

‘Waarom doe je dit, Nikita?’

‘Omdat ik je vertrouw als een echte vriendin.’

‘Hoe kan dat. Je kent me nog maar een paar uur.’

‘Ik voel zoiets aan, Keryan. En meestal klopt dit gevoel.’

‘Weet wel als je kiest om te blijven. Dan wordt je een gelijke onder gelijken. Ook Morina heeft die keuze.’

Keryan kijkt even naar de Doriaanse.

‘Het zal moeilijk worden, Hera. Maar ik zal mijn best doen.’

‘Volg mij.’

De drie vrouwen volgen de brunette door de gangen tot hij bij een grote deur halt houdt.

‘Wie naar binnen gaat, heeft gekozen,’ zegt het halogram, terwijl de deur geruisloos openschuift.

Ze zien alleen vele mannen en vrouwen die opgesteld staan in acht rijen achter elkaar. Allen voeren bliksemsnel de enige gevechtsbeweging na de anderen na elkaar uit. Zelfs Keryan, die een getraind vechtster is, schrikt van de snelheid en de precisie van deze mensen.

Ze beseft ook dat er vele rassen voor hen aan het trainen zijn. Ze kan Zaranen, Dorianen, Eranen, Nuronen, zelfs blauw huidige Karanen en nog vele andere volkeren, die ze nog nooit gezien heeft onderscheiden. Maar allen bewegen ze alsof ze een geheel zijn.

‘Wie binnen gaat, hoort bij hen? Vergeet het niet. Een weg terug is er niet.’

Keryan kijkt de vrouw nadenkend aan.

‘En mijn gezin.’

‘Jullie beiden blijven een dag bij deze groep. Leer hen kennen. Daarna keer je terug naar je gezin en familie. Eén maand later zal je mij je keuze meedelen. Als je kiest om toe te treden, dan kan je je gezin meebrengen. Voor ieder van jullie zal er een taak voorzien worden.’

Keryan aarzelt even, maar Morina stapt naar voor. Nikita volgt haar met een lichte aarzeling.’

‘Jij niet, Nikita. Uw bestemming volgt een ander pad.’

Verbaasd kijkt de Enaarse naar het halogram.

‘Waarom?’

‘U bent in verwachting.’

‘Wat? Dat kan niet.’

‘Waarom niet? Je hebt de liefde met je man bedreven, zoals jullie mensen, dat noemen in beleefde termen. Twee weken geleden werd je bevrucht en ontstonden twee levende wezens in je lichaam. Twee dochters.’

‘Is dat waar, Hera.’

‘Mijn gegevens wijzen het uit. Daarom keert u terug naar uw dorp.’

Nikita neemt dan maar Afscheid van Keryan en Morina.

‘Het ga jullie goed.’

Morina omarmt Nikita even, maar Keryan geeft haar alleen een hand.

‘Je weet wat onze geheimzinnige vriend hier gezegd heeft, Keryan. Iedereen is gelijk.’

Keryan hoort de woorden van Morina en kijkt Nikita diep in de ogen. Dan stapt ze op de Enaarse toe en omarmt haar.

‘Dank je voor je vertrouwen, Nikita,’ fluistert ze.

Even later schuift de deur achter Keryan en Morina dicht en Nikita volgt de vrouw door de gang. Maar plots verdwijnt haar omgeving. Op hetzelfde ogenblik opent ze haar ogen en beseft dat ze in haar bed, naast Loran in het dorp ligt.

Ongeveer negen maanden later ligt Nikita uitgeput van de bevalling in hetzelfde bed, maar nu heeft ze twee pasgeboren meisjes in haar armen. Een van de twee heeft ze naar een innerlijke stem Jakira gedoopt. De tweede draagt de naam van de moeder van Loran, Unka.

De tijd vliegt voorbij en beide meisjes groeien met hun oudere broer, Junzo, op. Heel het dorp is in bloei en zo gaan twaalf jaar voorbij.

Het dorp is intussen gegroeid tot een nederzetting, waar ongeveer tweehonderd mannen met hun gezinnen leven Loron heeft zich in de voorbije jaren tot een handige bouwmeester opgewerkt. Onder zijn leiding worden grote hutten gebouwd. Hij is op dit moment zessendertig jaar oud en ook een goede jager. Nikita is drie jaar jonger en een zeer mooie vrouw. Ook hun zeventien jarige zoon Junzo neemt al aan deze jachtpartijen deel. Maar hij moet nog veel leren. Zijn zusjes Jakira en Unka zijn intussen twee maanden geleden twaalf geworden. Jakira heeft echter meer aanleg voor sport en training dan voor een leven als een boerin en huisvrouw. Ze rent sneller dan haar andere leeftijdgenoten van het dorp, springt hoger, kortom ze houdt van sport. Zijn tweede zus, Unka, is een vlijtige leerlinge en studeert in haar vrije uren.

Juist als Loron en zijn groep van de jacht terugkeren, zien ze acht gewapende ruiters en vier huifkarren naar het dorp toe rijden. Het blijken handelaars uit een ver land te zijn. In het dorp kopen en verkopen deze handelaars verschillende goederen. Twee dagen later worden tegen de avond enkelen van de handelaars als gasten op het grote plein uitgenodigd.

Maar de volgende morgen slaat een wachter op de zuidertoren alarm. Gewapende strijders naderen vanuit het zuiden. Loran en enkele anderen haasten zich naar de zuidermuur toe en klimmen de laders op. Tot hun schrik ziet meer dan duizend in leren pakken geklede mannen naderen.

‘Dat zijn rovers onder leiding van Dirak,’ zegt een van de dorpelingen, die het banier van die roverhoofdman herkent.

Ze beseffen allen dat ze voor hun leven zullen moeten vechten, want deze roverhoofdman kent geen genade. Hij laat alleen doden achter. Overal wordt hij gevreesd en gehaat. Niemand ziet de vreemde man bovenop de heuvel ver achter het dorp.

De rovers stormen omheen het ommuurde dorp en schieten met pijlen naar de verdedigers. Sommigen worden geraakt. Als ze de oost muur doorbreken, stormen de eerste ruiters het dorp in. Maar over de heuvel waar de man stond komen andere ruiters gereden. Ze zijn maar met een tachtigtal maar de rovers deinzen dadelijk terug als ze met hen in aanraking. Dit lijken duivels.

In het dorp strijden de dorpelingen, naast de mensen van de karavaan. Een van bewakers van de karavaan vecht in voor de bers die geslagen werd in de omheining. Het is een oude man, maar hij vecht als de beste. Verschillende rovers liggen dood om hem heen. Als een derde aanvaller plots naast hem neerstort met een lange pijl in de borst. Kijkt de man even naar de plaats waar de pijl vandaan moet zijn gekomen. Op het dak ziet hij een jong meisje staan, terwijl haar lange haren wapperen in de wind. Ze schiet de ene na de andere pijl af. Zo snel heeft hij nog nooit zien schieten. Maar in de buurt van de doorgang treft elke pijl doel. Meer dan twintig ruiters liggen dood of gewond in het zand, terwijl hun paarden van angst wegstormen en de anderen de toegang blokkeren.

Plots duikt ze opzij en drie pijlen schieten over haar heen. Als ze zich weer opricht, schieten drie pijlen kort na elkaar in verschillende richtingen weg. Meer dan honderdmeter van haar storten twee mannen en een vrouw met een pijl in het borst van hun paard. Dan valt haar blik op hem en knikt glimlachend. Dan buk ze zich snel en verwisselt haar lege pijlenkoker met een gevulde, die voor haar op het dak ligt. Op dat moment wordt Sung door de kreten weer naar de werkelijkheid getrokken en kijkt om zich heen.

Dan merkt hij de vreemde ruiters op die tussen de rovers doorrijden. Hun zwaarden maaien elke tegenstand uit de weg. Maar dan breken meer dan vijftig rovers door in een ander plaats. Vier van hen raken niet verder dan de bers, voor ze door een pijl doorboort worden. Maar de anderen keren hun paarden naar de eerste huizen toe. De oude strijder staat alleen tegenover hen. Het jonge blonde meisje heeft het echter bemerkt en richt haar pijlen op deze aanvallers. Ze kan echter niet voorkomen dat de man gewond neerstort. Toch heeft hij nog een tiental aanvallers met zijn zwaard zwaar geraakt. De overblijven stappen langzaam op hem toe.

Het meisje merkt het gevaar en grijpt een touw. Met een zwaai komt ze tussen de rovers en de gevallen oude man terecht. Moedig richt ze haar laatste pijl op de rovers. Even verstarren die, maar dan grijnzen ze. Deze jonge meid zal hen niet kunnen tegenhouden. Dan schrikken ze als ze twee ruiters naar hen zien stormen. Beiden springen naast het meisje op de grond. Beiden zijn vrouwen, de ene is geelhuidig de andere heeft een licht groene huidskleur.

Deze twee zijn veel gevaarlijker dan het jonge meisje en dat ondervinden ze als ze hen aanvallen. Als de anderen rovers zich terugtrekken, dagen de dorpelingen ook nog op. De veertien rovers werpen hun wapens neer en geven zich over. Beide vrouwen steken zwaarden in de schede op hun rug en kijken de dorpelingen aan. Maar de dorpelingen kijken hen vijandig aan. Het jonge blonde meisje stapt echter tussen beiden door.

‘Stop. Deze zijn vrienden,’ zegt ze.

De mannen kijken de blonde meid, die haar boog in haar rechterhand houdt, aan.

‘Jakira, wat doe jij met dat wapen hier?’

“Vader, i…iik…’

‘Je kan trots zijn op je dochter. Ze is moedig. Zij heeft verschillende rovers uitgeschakeld met haar snelle pijlen.’

‘Wie ben u?’ vraagt Loran, nadat hij even streng naar Jakira keek.

‘Keryan,’ klinkt een stamelende stem plots.

De geelhuidige vrouw kijkt om zich heen en ziet een bekende naar haar toekomen.

Nikita glimlacht, terwijl ze op deze oude bekende toestapt.

‘Hai, Nikita. Blij je terug te zien. Hoe is het met je dochters?’

‘Ze maken het goed. Een van hen staat naast jou.’

‘Is deze meid jou dochter?’

Nikita knikt.

‘Ze vecht goed. Maar ze heeft nog veel training nodig. Misschien kan ze later tot onze groep toetreden.’

Voor Nikita iets kan zeggen, stapt haar blonde dochter naderbij.

‘Mijn naam is Jakira, Hera. Ik wil leren vechten zoals jullie.’

Keryan kijkt de twaalf jarige Jakira nadenkend aan.

‘Je kan zeer goed met die pijl en boog omgaan, meisje. Maar ik vrees dat je een ander pad zult volgen.’

‘Dat wil ik niet, Hera. Mijn pad bepaal ikzelf.’

Even glimlacht Keryan.

‘Ze heeft moed, je dochter, Nikita. Maar ik vrees dat mijn meesteres andere plannen heeft.’

Op dat moment hoort Jakira iets achter zich en haast zich naar de gewonde oude man toe. Even kijkt ze naar de wonde en kijkt dan om.

‘Moeder, deze man heeft hulp nodig.’

Enkele dorpelingen bekommeren zich om de oude man en brengen hem naar een hut, waar ze de gewonden verzorgen. De dorpelingen tellen een vijftigtal doden, die op een rij naast elkaar gelegd worden. Loran staat naast Okran, de dorp overste en enkele anderen naar hun vrienden en kennissen te kijken, die daar dood naast elkaar liggen. Intussen zijn enkele branden geblust. Loran herpakt zich en geeft enkele bevelen. Zijn mannen dragen de dode rovers tot buiten het dorp. De volgende dag zullen ze met enkele wagens weggebracht worden om in een grote put begraven te worden. De gesneuvelde dorpsbewoners en de paar gedode karavaanmensen, worden in de nabijheid van het dorp begraven.

De volgende dag kan het leven min of meer zijn gewone gang gaan. De rust is weergekeerd en de doden worden in gedolven graven gelegd. Hun dierbaren treuren om hen, maar het harde leven in deze wereld gaat verder. Morina en enkele anderen, die gewond werden, worden door hun medestrijders verzorgd. De groenhuidige loopt al wankelend, naast Jakira, die bij de oude man op bezoek was door het dorp, waar de bewoners aan de wederopbouw van de omheining bezig zijn.

Ongeveer een week blijven de strijders van Keryan in een kamp in de buurt van het dorp. Als de strijders vertrekken, wil Jakira met hen mee, maar Nikita zegt streng:

‘Stopt, Jakira. Jij blijft hier in het dorp. Zoals mijn vriendin al zei. Je hebt nog veel te leren.’

Droevig en kwaad stapt Jakira weg en rent plots naar het huis van haar ouders toe.

‘Laat haar, Nikita. Ze zal wel bijdraaien. Mijn meester waakt over haar.’

Nikita begrijpt niet goed wat haar vriendin bedoelt, maar knikt toch. Ook Loran komt naderbij om afscheid te nemen. Hij en zijn vrouw Nikita bedanken Keryan en Morina voor de hulp. Dan rijden de ruiters weg in de richting waarin de overgebleven rovers gevlucht zijn.

Jakira kijkt hen na tot ze over de heuvel uit het zicht verdwijnen. Dan wil ze weerkeren naar het huis van haar ouders, maar ze besluit naar de zieke man te gaan kijken. Ook de mensen van de kleine handelskaravaan hebben zich klaargemaakt en zetten hun weg verder.

De volgende dagen zit Jakira dikwijls in de hut waar de gewonden liggen, bij de oude man. Zijn naam is Sung en hij was een beschermer in dienst van de karavaan. Maar nu is hij alleen. Jakira is nieuwsgierig, want deze man heeft een licht gele huid en stamt dus van een ander volk af. Sung vertelt haar over zijn leven en de samenleving van zijn volk. Dit volk leeft op een ander continent, ten oosten van dat waar op Jakira geboren werd. Jakira die nog nooit de zee gezien heeft, kan het zich maar moeilijk voorstellen. Naarmate Sung gezonder wordt begint hij te vertellen over zijn thuis en het leven daar. Jakira blijkt een vlijtige leerlinge te zijn. Meer dan zestien dagen later verlaat hij voor het eerst op eigen benen de hut en kijkt steunend op een houten stok om zicht heen.

Plots dagen ruiters met een wagen op. Het zijn een twintigtal gewapende dorpelingen die van een tocht naar een naburig dorp weerkeren. Ze hebben nieuw gekochte handelswaar bij zich. Nikita en Loran begroeten hun zoon en andere dochter, die samen met drie anderen jongeren met de karavaan mee mochten. Enkelen van hen hebben familie verloren tijdens de aanval op het dorp en deze gaan de graven bezoeken.

Na het werk is Jakira met enkele meisjes en jongens aan het trainen met een stok. Ze zijn allen al zeer bedreven, maar hun techniek laat echter veel te wensen over. Een paar minuten kijkt Sung aandachtig toe. Hij merkt al snel dat Jakira minder goed vecht dan de anderen, maar ze is wel veel sterker dan een meisje van haar leeftijd zou kunnen zijn. Hij begint haar te observeren en merkt ook enkele verschillen op met de anderen dorpsbewoners. Zij hoort hier, dat weet hij, maar toch lijkt ze anders te zijn. Zelfs bij Nikita, haar moeder en haar zus, die van haar houden, merkt hij deze verschillen. Unka lijkt op Nikita, maar Jakira lijkt veel minder op haar moeder en haar vader. Die blondine begint hem te boeien. Hij wil meer van haar weten en besluit hier te blijven.

De volgende dag zijn de dorpsbewoners met hun normaal dagtaken bezig. Enkele gaan op jacht anderen doen hun werk in het dorp. Ook Jakira loopt samen met enkele meisjes en vrouwen, met wasgoed naar de rivier toe. Deze rivier snijdt een klein stuk van het dorp van de rest af.

Die avond is Jakira met enkele anderen weer aan het trainen, als Sung besluit om hen enkele technieken bij te brengen. In de namiddag heeft hij met de dorpsoverste en de ouders van Jakira en andere kinderen gepraat. Zij stemden toch toe, nadat ze er eerst weigerachtig tegenover stonden, om hen te trainen. Hoofdzakelijk, omdat het dorp krijgers nodig had om zich te verdedigen tegen rondtrekkende roversbenden. Al vanaf het eerste ogenblikken blijken zijn nieuwe leerlingen ijverig hun best te doen.

Plaats een reactie